Welke verdiepende lesstof kan er in de klas aan hoogbegaafde leerlingen worden aangeboden op het gebied van spelling? 1. Welke kerndoelen heeft het vakgebied spelling voor groep 1 tot en met 8? Het vak ‘Nederlands’ is vastgesteld in 12 kerndoelen, verdeeld over drie domeinen (Tule, n.d.): Mondeling onderwijs 1. De leerlingen leren informatie te verwerven uit gesproken taal. Ze leren tevens die informatie, mondeling of schriftelijk, gestructureerd weer te geven. 2. De leerlingen leren zich naar vorm en inhoud uit te drukken bij het geven en vragen van informatie, het uitbrengen van verslag, het geven van uitleg, het instrueren en bij het discussiëren. 3. De leerlingen leren informatie te beoordelen in discussies en in een gesprek dat informatief of opiniërend van karakter is en leren met argumenten te reageren. Schriftelijk onderwijs 4. De leerlingen leren informatie te achterhalen in informatieve en instructieve teksten, waaronder schema's, tabellen en digitale bronnen. 5. De leerlingen leren naar inhoud en vorm teksten te schrijven met verschillende functies, zoals: informeren, instrueren, overtuigen of plezier verschaffen. 6. De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het lezen van school- en studieteksten en andere instructieve teksten, en bij systematisch geordende bronnen, waaronder digitale bronnen. 7. De leerlingen leren informatie en meningen te vergelijken en te beoordelen in verschillende teksten. 8. De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het schrijven van een brief, een verslag, een formulier of een werkstuk. Zij besteden daarbij aandacht aan zinsbouw, correcte spelling, een leesbaar handschrift, bladspiegel, eventueel beeldende elementen en kleur. 9. De leerlingen krijgen plezier in het lezen en schrijven van voor hen bestemde verhalen, gedichten en informatieve teksten. Taalbeschouwing, waaronder strategieën 10. De leerlingen leren bij de doelen onder mondeling taalonderwijs' en 'schriftelijk taalonderwijs' strategieën te herkennen, te verwoorden, te gebruiken en te beoordelen. 11. De leerlingen leren een aantal taalkundige principes en regels. Zij kunnen in een zin het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde en delen van dat gezegde onderscheiden. De leerlingen kennen: - regels voor het spellen van werkwoorden; - regels voor het spellen van andere woorden dan werkwoorden; - regels voor het gebruik van leestekens. 12. De leerlingen verwerven een adequate woordenschat en strategieën voor het begrijpen van voor hen onbekende woorden. Onder 'woordenschat' vallen ook begrippen die het leerlingen mogelijk maken over taal te denken en te spreken. Spelling is geen vast domein in de Nederlandse taal maar opgenomen in de domeinen Taalbeschouwing en Schriftelijk onderwijs. Het doel van het onderwijs in spelling is dat leerlingen foutloos de woorden van het Nederlands kunnen schrijven en de leestekens kunnen gebruiken. Spelling bestaat daarom uit kerndoel 8 van Schriftelijk Onderwijs en kerndoel 11 van Taalbeschouwing.
Voor de groepen 1 tot en met 8 ziet Spelling er als volgt uit: Schriftelijk onderwijs - Kerndoel 8 De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het schrijven van een brief, een verslag, een formulier of een werkstuk. Zij besteden daarbij aandacht aan zinsbouw, correcte spelling, een leesbaar handschrift, bladspiegel, eventueel beeldende elementen en kleur. Groep 1 en 2 Soorten teksten: informatief boekje of 'informatieposter'. Schrijfdoelen: schrijfdoelen hebben vooral betrekking op informeren. Vorm: Aanpak: het inzetten van schrijfstrategieën wordt begeleid door de leraar en richt zich vooral op het verkennen van het onderwerp en het 'verzamelen' van informatie. Groep 3 en 4 Soorten teksten: als groep 1/2 + verslagen. Schrijfdoelen: schrijfdoelen hebben vooral betrekking op informeren. Vorm: leesbaar handschrift; enkelvoudige zinnen; weinig spelfouten; correcte verzorgde vormgeving en lay-out (eventueel beeldende elementen en kleur). Aanpak: het inzetten van schrijfstrategieën wordt begeleid door de leraar en richt zich vooral op het oriënteren op het onderwerp, het verzamelen, selecteren en ordenen van informatie en op het reflecteren (vooral op de inhoud en in mindere mate op de vorm). Bij het verzorgen van de tekst gaat het vooral om de lay-out. Groep 5 en 6 Soorten teksten: als groep 3/4 +eenvoudige formulieren en verslagen, bij taalonderwijs en bij andere vakken. Schrijfdoelen: schrijfdoelen hebben betrekking op informeren en overtuigen/overreden. Vorm: als groep 3/4 + grammaticale en samengestelde zinnen; weinig fouten in aanduiding van zinsgrenzen en hoofdletters; weinig spelfouten. Aanpak: het inzetten van schrijfstrategieën wordt aangemoedigd door de leraar waar nodig door hem begeleid. Bij het oriënteren komt meer aandacht voor het doel en publiek. Bij het plannen maken de leerlingen ook een opzet voor hun tekst. Het reflecteren en reviseren heeft betrekking op inhoud (doel, publiek, opbouw van tekst) en vorm (opbouw van zinnen, spelling). Groep 7 en 8 Soorten teksten: als groep 5/6 + zakelijke brieven; formulieren; werkstukken, bij andere vakken (Oriëntatie op jezelf en de wereld). Schrijfdoelen: schrijfdoelen hebben betrekking op informeren en overtuigen/overreden. Vorm: als groep 5/6 + weinig tot geen fouten in aanduiding van zinsgrenzen en hoofdletters; weinig tot geen spelfouten; duidelijke structuur, weergegeven door de bladspiegel. Aanpak: als groep 5/6.
Taalbeschouwing, waaronder strategieën - Kerndoel 11 De leerlingen leren een aantal taalkundige principes en regels. Zij kunnen in een zin het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde en delen van dat gezegde onderscheiden. De leerlingen kennen: Groep 1 en 2 Taalbewust zijn: ontwikkelen van taalbewustzijn en van het ontdekken van alfabetisch principe. Reflectie op systeem van taal: ontwikkeling fonologisch bewustzijn (groep 1 en 2): - opdelen van zinnen in woorden; - opdelen van samengestelde woorden in afzonderlijke componenten; - opdelen van woorden in klankgroepen; - verbinden van klankgroepen tot woorden; - opzeggen van rijmpjes samen met iemand anders; - individueel opzeggen van rijmpjes; - herkennen van eindrijm; - toepassen van eindrijm: zelf ontdekken van rijm, produceren van rijm. Spelling: Groep 3 en 4 Taalbewust zijn: Reflectie op systeem van taal: ontwikkeling fonemisch bewustzijn (groep 2 en 3): - herkennen van beginrijm in langgerekte woorden; - herkennen van beginrijm in gewoon uitgesproken woorden; - toepassen van beginrijm; - klinker in een woord isoleren; - auditieve analyse op klankniveau; - auditieve synthese op klankniveau; - letters kunnen benoemen. Spelling: spellen van klankzuivere woorden op basis van de elementaire spelhandeling: - spelling van woorden met specifieke spellingpatronen, zoals woorden eindigend op -nk, - uw, eeuw, -ieuw, -aai, -ooi, -oei; - spelling van clusters van medeklinkers (bijv. schr-, -rnst, -cht); - spelling van woorden met homofonen (ei-ij, au-ou, c-k, g-ch); - spelling van woorden met de stomme e; - spelling van woorden met open en gesloten lettergrepen; - eenvoudige interpunctie: gebruik hoofdletters, punt, vraagteken en uitroepteken; - onderkennen en corrigeren van spelling- en interpunctiefouten. Groep 5 en 6 Taalbewust zijn: Reflectie op systeem van taal: syntactisch bewustzijn: - bewustzijn van de structuur van woorden en van zinnen; - inzicht in basale grammaticale principes, zoals het afleiden van de persoonsvorm en het onderwerp; - de grondvorm van werkwoorden bepalen . Spelling: als groep 3-4 + - gelijkvormigheidsregel (hond-honden, kast-kastje); - analogieregel (hij zoekt, hij vindt); - spelling van lange, gelede woorden en woordsamenstellingen (geleidelijk, ademhaling, voetbalwedstrijd); - regels van de werkwoordspelling (hij verwachtte, de verwachte brief); - complexe interpunctie: komma, puntkomma, dubbele punt, aanhalingstekens, haakjes; - zelfstandig onderkennen en corrigeren van spelling- en interpunctiefouten; - gebruik van hulpmiddelen bij het spellen zoals spellingkaarten, controleschema's. Groep 7 en 8 Taalbewust zijn: Reflectie op systeem van taal: als groep 5-6 Spelling: - spelling van woorden met apostrof (komma's, thema's): - spelling van woorden met deelteken (trema) en koppelteken (ideeën, Noord-Brabant); - attitude voor correct schriftelijk taalgebruik; - gebruik van hulpmiddelen bij het spellen zoals een woordenboek, spellingchecker of controleschema's.
2. Welke werkvormen kent het vak spelling binnen de Pastoor van Ars? Om de Pastoor van Ars een handwijzer aan te kunnen bieden waarin ook een aantal voorbeelden staan van werkvormen moet eerst uitgezocht worden welke werkvormen er gebruikt worden binnen het vak spelling van de methode Taal Actief. Voor groep 1 en 2 is het niet eenvoudig aan te geven welke werkvormen er worden gebruikt voor spelling. Er worden vooral bronnenboeken gebruikt, passend bij de thema’s naast de creativiteit van de leerkrachten zelf. Vaak wordt er spelenderwijs kennis gemaakt met letters en woorden. Echter is het in de kleutergroepen het belangrijkst dat er ruimschoots aandacht besteed wordt aan taal en spelling omdat de taalgevoelige periode bij kinderen tot ongeveer acht jarige leeftijd is. Tot en met die leeftijd kunnen de kinderen zonder zichtbare inspanning een taal automatisch leren verstaan en spreken. Vanzelfsprekend is dat dit na deze leeftijd moeite gaat kosten en of in het ergste geval niet vlekkeloos of zelfs helemaal niet meer gaat (Clement, 2006). In de kleutergroepen wordt nog geen aandacht besteed aan spelling zoals dat in de hogere groepen bekend is. Het vak taal wordt overkoepelend en spelenderwijs aangeboden. Echter moeten de kerndoelen wel behaald worden, deze staan uitgebreid beschreven in de vorige deelvraag (Tule, n.d.). Omdat de Pastoor van Ars gericht vraagt naar spelling wordt er nu niet verder ingegaan op de kleuters, in een later stadium kan gekeken worden naar verrijkingsmateriaal voor talige kinderen. In groep 3 wordt op de Pastoor van Ars ‘Veilig Leren Lezen’ gebruikt. Er wordt gewerkt vanuit de methode en leerlingen maken gebruik van de werkboekjes. Echter is deze methode niet compleet en de groepsleerkracht geeft aan de volgende werkvormen en materialen ook te gebruiken en/of in te zetten: een intermediair voor het ankerverhaal; woordenschatmaterialen; wandplaten; structureerstroken; letterlijn; klikklakboekje; instructiekalender; zoekplaat; werkboekje; reuzenwerkbladen; schrijfles; lezen; letterdoos; ringboekje; lettermuur; computerprogramma; stempeldoos en opdrachten; letterzetter en veilig en vlotboekjes. Voor groep 3 geldt net als voor de kleutergroepen dat het lastig is om aan te geven op welke vlakken de leerlingen daadwerkelijk het vak spelling nog onvoldoende beheersen. Het valt al wel op wanneer een kind uitvalt op een bepaald spellingsgebied, maar leerlingen zitten ook nog in de taalgevoelige periode waarbij de ‘des interesse’ ook een rol kan spelen. Om toch antwoord op deze deelvraag te kunnen geven is er binnen de bestaande methode op de school onderzoek gedaan naar de werkvormen en middelen die op dit moment gebruikt worden in groep 4 t/m 8. Voor het vak spelling wordt gebruikt gemaakt van (Taal Actief, 2004): woordpakketten oefenen op de computer; opdrachten in het werkboek; bakkaarten; denkstappenkaarten om de leerstrategieën aan te leren; weekinstructie; klaaropdrachten (na aangegeven te hebben in de teamvergadering dat dit nog niet gebruikt wordt); dictees; kopieerbladen; individueel werken. Taal Actief bestaat uit drie onderdelen waarvan spelling er één is. De leerlijnen zijn op elkaar afgestemd en ieder thema start met een ankerverhaal geschreven door een kinderboekenauteur. Binnen spelling worden er twee domeinen behandeld: spelling (onveranderlijke woorden) en werkwoordspelling. In groep 6 start de werkwoordspelling al. In totaal zijn er 38 categorieën waarvan er elke week één nieuwe categorie en twee bekende categorieën worden aangeboden in de groep. De Pastoor van Ars gebruikt de oude versie en is op dit moment op zoek naar de nieuwe versie of wellicht een compleet andere methode om te gaan gebruiken in de toekomst. Voor de leerlingen die meer aan kunnen is de school op zoek naar coöperatieve werkvormen aangezien alles nu individueel gaat.
3.
Wanneer is leerstof van spelling uitdagend en/of verdiepend volgens leerlingen die meer- of hoogbegaafd zijn?
Meer- of hoogbegaafde kinderen hebben een school nodig die hen leerstof biedt dat bij hen past. Dit is belangrijk voor het welbevinden van het kind. Ook ouders spelen hierin een belangrijke rol om het kind goed te laten ontwikkelen (Lammers, 2005). Daarnaast heeft een kind ook goede vrienden en een omgeving nodig waarin geleerd kan worden. Als een school er alles aan doet om een kind op het juiste niveau de lesstof aan te bieden, dan haalt een school grotendeels uit het kind wat er uitgehaald kan worden. Om te voorkomen dat leerlingen problemen krijgen in het reguliere onderwijs hebben meer- of hoogbegaafde kinderen zo snel mogelijk erkenning nodig. Ze zijn intelligent maar het komt er niet altijd uit, ze merken dat zij anders zijn dan andere kinderen en voelen zich daardoor vaak alleen. Dit kan resulteren in ‘vreemd gedrag’, een voorbeeld daarvan is onderpresteren. Kenmerken van onderpresteren zijn: kinderen zijn niet gewend moeite te hoeven doen om succesvol te zijn; kinderen hebben geen doorzettingsvermogen, zelfs wanneer ze iets goed willen doen; het is een chronisch probleem aan het worden het gebeurt vaak in meer dan één levensgebied; kinderen die onderpresteren gaan moeite krijgen met het normale werk. Voor een leerkracht is het daarom de taak om aan te sluiten op de onderwijsbehoeften van een kind en te zien wat zij nodig hebben om tot goed leren te komen, dit staat los van eventuele faalangst/perfectionisme van leerlingen zelf. Reguliere lesmethodes en lesmaterialen zijn met name ontwikkeld voor de gemiddelde leerling en bieden hierdoor onvoldoende uitdaging voor (zeer) intelligente en (hoog)begaafde leerlingen. Om tegemoet te komen aan de onderwijs behoefte van deze leerlingen (minder herhaling en aansluiting bij hun snellere leervermogen) kan onder andere gebruik gemaakt worden van richtlijnen voor het compacten van deze methodes. Dit creëert ruimte voor het bieden van uitdagend verrijkingsonderwijs. Van belang is dat de overige beschikbare leertijd zinvol benut wordt met verrijkende leeractiviteiten, die een beroep doen op de specifieke leerkenmerken van (hoog)begaafde leerlingen. Uit onderzoek blijkt dat verrijkingsmateriaal aan een aantal criteria moet voldoen (Bronkhorst e.a., 2001):
biedt meerwaarde ten opzichte van de reguliere leerstof;
bevat open opdrachten;
doet een beroep op het creatieve (denk)vermogen;
doet een beroep op metacognitieve vaardigheden;
doet een beroep op de zelfstandigheid van de leerling;
bevat een hoog abstractieniveau;
bevat een hoge mate van complexiteit;
stimuleert een onderzoekende houding;
lokt uit tot een reflectieve houding;
lokt uit tot interactie. Om voor het vakgebied spelling te beoordelen of de huidige lesstof van de methode ‘Taal Actief’ uitdagend en/of verdiepend genoeg is, is er intern een klein onderzoek afgenomen door de eerste en tweedejaars studenten van Iselinge: Thijs, Liza en Merel. Het onderzoek is afgenomen bij de leerlingen van groep 4 t/m 8 die behoren tot de aanpak 3, zij kunnen met de minimale inspanning de lesdoelen halen. De uitkomsten van dit mini onderzoek is weergegeven in een tabel:
Vraag/Stelling Wat vind je van het vak spelling en waarom?
Wat vind je van de methode + toelichting?
Hoe ervaar je als goede speller deze lessen (kost moeite of gaat makkelijk, hoe ervaren goede spellers dit?)
Hoe zou je een spellingsles willen maken (geen standaard methode les)?
Antwoord van de leerlingen Groep 4: De leerlingen van groep 4 vinden de stof vaak makkelijk en daarom saai. Ze hoeven geen andere opdrachten te doen dan de andere kinderen van de klas. Sommige opdrachten zijn leuk en sommige ook niet. Groep 5 (I., M., I., en Y.): De leerlingen van groep 5 vinden spelling leuk omdat het makkelijk is. Groep 6 (B., L. en I.): De leerlingen van groep 6 vinden spelling saai. Het is makkelijk en dat is niet altijd fijn. De meeste opdrachten bestaan uit overschrijven, iedere les hetzelfde. Groep 7a (A., S. en S. één van hen is hoogbegaafd): De leerlingen van groep 7a vinden spelling saai omdat ze vooral veel over moeten schrijven en niet na hoeven te denken over hoe woorden opgebouwd zijn. Dit vinden ze minder leuk, de leuke kant van spelling is dat ze af en toe een spelletje mogen doen met de woorden. Groep 7b (L., H. en R): De leerlingen van groep 7b vinden spelling niet direct saai maar wel erg makkelijk omdat ze er geen moeite voor hoeven te doen. Zij vinden het niet erg om een moeilijkere opdracht te krijgen waarbij ze moeten nadenken over de regels. Nu is het klakkeloos invullen en klaar zijn we met spelling. Groep 8: De leerlingen van groep 8 vinden spelling saai doordat het vooral veel overschrijven is. En dat overschrijven is te makkelijk want datgene wat ze in moeten vullen staat al in de opdracht beschreven, zelf nadenken is niet meer nodig. Groep 4: De leerlingen van groep 4 vinden de thema’s erg leuk omdat het thema’s zijn die betrekking kunnen hebben op hun dagelijkse leven. Groep 5 (I., M., I., en Y.): De leerlingen van groep 5 vinden de methode leuk, het ziet er leuk uit en de thema’s zijn ook leuk. Groep 6 (B., L. en I.): De leerlingen van groep 6 vinden de methode leuk maar de lessen zijn makkelijk, misschien kan er een extra boekje ontworpen worden… Groep 7a (A., S. en S. één van hen is hoogbegaafd): De leerlingen van groep 7a vinden de methode saai omdat de opdrachten altijd hetzelfde zijn. Iedere keer woorden sorteren in het juiste rijtje, schrijf de letters op onder de vlek, enzovoorts. Groep 7b (L., H. en R): De leerlingen van groep 7b vinden de thema’s best leuk maar de opdrachten zijn altijd hetzelfde. De leerlingen kunnen de opdrachten zo opdreunen. Ook vinden zij het jammer dat de lessen altijd per categorie zijn en niet door elkaar getest worden. Groep 8: De leerlingen van groep 8 vinden vooral de lay-out niet mooi, roze is geen jongenskleur… Groep 4: De leerlingen van groep 4 vinden het makkelijk en daarom niet altijd even leuk. Ze hoeven niet na te denken over de opdracht. Ondanks dat vinden ze de lessen wel leuk. Makkelijk vinden heeft twee kanten geen uitdaging dus saai en we hoeven niet te veel te doen dus leuk. Groep 5 (I., M., I., en Y.): De leerlingen van groep 5 vinden het te makkelijk omdat zij geen moeite hoeven te doen voor de oefeningen. Soms is dat fijn maar hierdoor krijgen zij geen uitdaging tijdens spelling. Groep 6 (B., L. en I.): De leerlingen van groep 6 vinden de lessen op dit moment makkelijk en dat wordt saai omdat het iedere dag zo gaat. Moeilijke woorden vinden ze moeilijker dus misschien kan dat vaker aangeboden worden. Groep 7a (A., S. en S. één van hen is hoogbegaafd): De leerlingen van groep 7a vinden de lessen goed te doen, de stof is makkelijk maar wanneer er een moeilijkere opdracht tussen zit ligt dat aan de woorden en niet aan de uitleg of aan de meester/juf. Groep 7b (L., H. en R): De leerlingen van groep 7b vinden spellinglessen ‘rot’. Je schrijft het steeds maar over, je denkt er niet over na omdat je geen moeite hoeft te doen. Deze leerlingen ervaren het als iets dat overgeschreven moet worden in plaats van dat ze regels leren en die later toe moeten blijven passen. Hier willen zij heel graag verandering in zien. Groep 8: De leerlingen van groep 8 vinden het jammer dat ze zelf niet na hoeven te denken over de in te vullen opdrachten. Ook geven ze aan dat de leerlingen die spelling best moeilijk vinden deze opdrachten moeiteloos in kunnen vullen omdat alles al is voorgekauwd. Groep 4: De leerlingen van groep 4 hebben bedacht dat ze een woord voor elkaar moeten spellen en de ander controleert dit, een tekening maken bij het thema maar ook naar buiten gaan: de één gaat een woord spellen, de ander schrijft dit met stoepkrijt op de grond. Maar ook voorwerpen aanwijzen van een bepaalde spellingscategorie. Groep 5 (I., M., I., en Y.): De leerlingen van groep 5 willen graag lessen waarbij er moeilijkere woorden worden aangeboden die ze niet meteen kennen en de betekenis op moeten zoeken, ook vinden ze extra werkbladen niet erg.
Heb je ideeën voor een uitdagende les en overige tips?
Groep 6 (B., L. en I.): De leerlingen van groep 6 worden blij van minder uitleg dus direct zelfstandig aan de slag gaan met de opdrachten die er zijn, daarnaast willen ze extra opdrachten met moeilijkere en langere woorden. Groep 7a (A., S. en S. één van hen is hoogbegaafd): De leerlingen van groep 7a zouden minder van dezelfde opdrachten maken waardoor en minder herhaling in zit. Eventueel een spelletje toevoegen als extra klaaropdracht. Groep 7b (L., H. en R): De leerlingen van groep 7b zouden zelf moeilijkere opdrachten maken en meer opdrachten die lijken op de opdrachten die in de C!TO toets zitten want die vinden ze wel leuk. Een voorbeeld daarvan is: welk woord is fout geschreven en welke regel hoort bij het woord? Groep 8: De leerlingen van groep 8 zouden graag moeilijkere woorden willen gebruiken en er mogen ook meer letters weg worden gelaten. De leerlingen geven ook aan graag een nulmeting te doen en na afloop weer een dictee om te zien waar je staat. In de eerste les van een blok mogen de woorden aangeboden worden maar in les 2, 3 en 4 mogen de woorden weggelaten worden zodat je moeite moet doen om na te denken. Groep 4: Compactere uitleg waardoor er meer van de leerlingen verwacht wordt, minder van hetzelfde maken, een tekening geven en daar moeten de leerlingen het woord bijschrijven, de methode moet meer kleuren hebben en er mogen moeilijke opdrachten in zoals bijvoorbeeld het weglaten van meerdere letters. Groep 5 (I., M., I., en Y.): De leerlingen van groep 5 willen wel graag woordzoekers oplossen maar ook zelf maken, een dictee afnemen bij elkaar en dit controleren, legpuzzels maken met woorden en zelfstandig uit het boek werken (routeboekje). Tips van deze leerlingen zijn: de opdrachten moeilijker maken door minder uitleg en moeilijkere woorden, huiswerk aanbieden en computeropdrachten. Groep 6 (B., L. en I.): De leerlingen van groep 6 willen meer uitdaging en zij denken dat de uitdaging zit in: spellingsquiz maken en afnemen bij elkaar, moeilijkere woorden, meer dictees, verhalen schrijven waar de woorden in terug komen en werken met andere thema’s. Groep 7a (A., S. en S. één van hen is hoogbegaafd): De leerlingen van groep 7a willen niet steeds overschrijven maar zelf bedenken en woorden maken. Ook lijkt het hen leuk om woorden te bedenken waarin de categorie terug is te vinden. Een tip van hen is het uitwerken in de werkboeken en niet het overschrijven van de woorden in een apart schrift. Dit maakt spelling juist heel saai en alleen maar overschrijf werk zonder er van te leren. Groep 7b (L., H. en R): De leerlingen van groep 7b willen graag puzzels maken met de woorden van die les of categorie, ook willen ze meer opdrachten vanuit de C!TO, in groepjes werken en zelf woorden bedenken: ‘Schrijf 10 woorden met ng en 10 woorden met nk’, ook willen ze de betekenis van deze woorden dan opzoeken in het woordenboek. Het lijkt de leerlingen ook handig en leuk om zelf categoriekaarten te maken en meer te oefenen met verschillende tijden (tegenwoordige tijd en verleden tijd). Groep 8: De leerlingen van groep 8 willen de nabespreking graag korter zien en zelf nakijken. Een idee voor een uitdagende les kan zijn dat de betekenis van het woord wordt opgeschreven of er wordt een omschrijving gedaan en een medeleerling moet raden welk woord er bedoeld wordt.
De leerlingen van de Pastoor van Ars geven aan dat de huidige spellingmethode niet echt uitdagend is. Opvallend is dat zij geen van allen de ‘Klaar?’ opdracht maken na afloop van de les. Dit is direct teruggekoppeld naar de leerkrachten en zij hebben dit ingevoerd in de weekplanning en groepsplannen. De leerlingen geven aan meer te willen differentiëren door woordpakketten door elkaar heen te gebruiken en niet altijd alles per categorie aangeboden te krijgen. Ook geven de leerlingen aan graag zelf na te willen denken over woorden in plaats van de standaard invuloefeningen maken. Een voorbeeld hiervan is: ‘Vul ng of nk in onder de vlek’. Deze opdracht vervangen zij graag door: ‘Bedenk 10 woorden met ‘ng’ en bedenk 10 woorden met ‘nk’. Ook zelfcontrole blijkt een belangrijke stap te zijn in het uitdagen. Zelfreflectie staat daarom ook in de criteria van uitdagend verrijkingsmateriaal. Vanuit de Pastoor van Ars is de vraag gekomen met welke vakken spelling geclusterd kan worden en doordat de leerlingen aangeven welke manier van werken zij prettig vinden kan er gerichter gekeken worden naar de aansluiting met andere vakken. Een clustering die de leerlingen zelf aangeven is spelling gecombineerd met taal (stellen): ‘Schrijf een zelfverzonnen verhaal waarin de spellingswoorden van een bepaalde categorie of de les van vandaag terug te lezen zijn, dit verhaal moet uitgewerkt zijn op de computer.’
4.
Met welke vakken kan spelling geclusterd worden om meer aan te sluiten op de onderwijsbehoefte van de meer- of hoogbegaafde leerling?
Uit het onderzoek dat is afgenomen door eerste- en tweedejaars studenten van Iselinge Hogeschool is gebleken dat leerlingen uitdaging zien in spelling wanneer dit onder andere ook geclusterd kan worden met andere vakken. Een idee waar de leerlingen zelf mee kwamen is: ‘Schrijf een zelfverzonnen verhaal waarin de spellingswoorden van een bepaalde categorie of de les van vandaag terug te lezen zijn, dit verhaal moet uitgewerkt zijn op de computer.’ Hierin wordt spelling geclusterd met taal en tevens worden er computervaardigheden beoefend door het uit te werken op de computer. De koppeling van spelling met taal is vrij gemakkelijk te maken doordat spelling een vast domein is van taalbeschouwing en schriftelijk onderwijs (Tule, n.d.). Als er gekeken wordt naar de onderwijsbehoeften van leerlingen is de vraag van hen groot om spelling te clusteren met andere schoolvakken. Dit komt doordat mensen op verschillende manieren leren. De een leert door doen, de ander wil het visueel maken en nog een ander moet de informatie eerst zelf ordenen voor hij het kan begrijpen. Als kinderen in het onderwijs willen leren, als zij alles moeten onthouden en begrijpen zal er rekening gehouden moeten worden met de verschillen tussen hen (Gardner, 2012). Onbewust maken veel leerkrachten gebruik van verschillende materialen en werkvormen. Bij het aanleren van leerstof worden ritmes geklapt voor de lettergrepen of een lied aangeleerd om de tafels te onthouden. Bij een rekenles wordt er MABmateriaal gepakt ter verduidelijking of wordt er gebruik gemaakt van beeldmateriaal tijdens de instructie. Door deze diverse aanpakken worden de verschillende intelligenties van leerlingen aangesproken om te kunnen leren. Wanneer een leerling sterk is in taal en specifiek in spelling. Dan kunnen de volgende koppelingen gemaakt worden voor de vakken: Geschiedenis Een les met als thema 2 keer oorlog gaat over de Tweede Wereldoorlog. Een speller kan bij deze les uitgedaagd worden door van een pagina uit het dagboek van Anne Frank moeilijke woorden te halen en hiervan de betekenis op te zoeken in het woordenboek (Anne Frank Stichting, 2010). Bij een les over de Romeinen kan de uitdaging voor een meer- of hoogbegaafde speller al zitten in bijvoorbeeld een beschrijving maken van uitvinding die door de Romeinen is gedaan. Deze beschrijving kan als eis hebben dat de woorden Galliërs, geld, mes, kalender en Julius Caesar er in voor moeten komen (WillemWever, 2008). Aardrijkskunde Bij een aardrijkskunde les over de zon kan een sterke speller uitgedaagd worden door bijvoorbeeld tien spreekwoorden op te lossen die over de zon gaan (Na regen komt zonneschijn, met de noorderzon vertrekken, etc.). Ook kan een sterke speller uitgedaagd worden door zelf spreekwoorden te maken voor een ander (Krieger, 2010). Laat een sterke speller tijdens een aardrijkskunde les over kaarten lezen en routebeschrijvingen maken de beschrijven van klasgenoten controleren. Door dit te doen wordt de eigen vaardigheid op de proef gesteld en is de leerling toch met het vak aardrijkskunde bezig (KlasseTV, 2013). Engels Het Engels in de basisschool is vrij summiere wat leerstof betreft. Een sterke speller kan daarom uitgedaagd worden door een eigen woordenlijst samen te stellen per unit. Deze woordenlijst bestaat uit Engelse en Nederlandse woorden. Ook zou een sterke speller zelf woordzoekers kunnen maken in het Engels voor klasgenoten om eigen kennis te controleren en uitgedaagd te worden of een proefdictee af te nemen in het Engels (Aduis, 2011). Natuur & Techniek Bij een les over de dierentuin kunnen sterke spellers worden uitgedaagd om naast het ontwerpen van een plattegrond voor de dierentuin, een informatiebord te schrijven dat bij het dier in het verblijf hoort. Hierbij moet het kind denken aan voedsel, leefomgeving, soortgenoten, etc. Nog een extra uitdaging kan
het uitwerken op de computer zijn waarbij de spelling direct wordt gecontroleerd door automatische spellingscontrole en de leerkracht (Man, Hoogenboom en Berg, 2003). Bij een thema les over de herfst kan en sterke speller extra uitgedaagd worden door hem/haar zeven woorden te laten kiezen die deze les aan bod zijn gekomen. Met deze woorden moet de speller een gedichtje maken van tien regels. Hier kunnen natuurlijk meer eisen aan gesteld worden. Een voorbeeld hiervan is (Boons, 2002): Als de zomer voorbij is begint de herfst. Dat merk je niet direct. Er verandert wel steeds meer. Het wordt kouder. Je kunt niet meer zonder jas naar buiten. Er komen herfstbuien. Het waait en regent dan hard. Het kan ook flink stormen. De wind loeit dan om het huis. Je regenjas heb je nu vaker nodig. Soms is het erg mistig. Mist is gevaarlijk voor het verkeer. Je ziet dan bijna niks. Als je naar school gaat is het nog niet helemaal licht. De lampen moeten nog aan. En als je uit school komt wordt het al snel donker. We zeggen dan de dagen worden korter. Ook ’s nachts wordt het kouder. Er komt nachtvorst. Dat betekent dat het ’s nachts zo nu en dan een beetje vriest.
Met de voorbeelden die hierboven zijn beschreven is te zien dat er binnen andere vakgebieden ook uitdaging bestaat voor sterke spellers. Echter is het wel zo dat de leerkracht dit toe moet passen binnen de bestaande lessen. Dit vraagt van een groepsleerkracht organisatorische vaardigheden zoals een coach zijn voor de leerling, de planning reguleren en ook het versnellen en verrijken van de onderwijstijd (Steenbergen-Penterman et al., 2011). Daarnaast moeten de opgaven een meerwaarde hebben voor de leerling en de leerlingen om een reflectieve houding vragen.
Welke verdiepende lesstof kan er in de klas aan hoogbegaafde leerlingen worden aangeboden op het gebied van spelling? Uit onderzoek is naar voren gekomen dat spelling geen vast domein is in de Nederlandse taal maar is opgenomen in de domeinen Taalbeschouwing en Schriftelijk onderwijs. Het doel van het onderwijs in spelling is dat leerlingen foutloos de woorden van het Nederlands kunnen schrijven en de leestekens op de juiste manier kunnen gebruiken. Dit betekent ook direct dat spelling altijd samen gaat met het schoolvak taal en woordenschat (tule, n.d.). Binnen de Pastoor van Ars wordt gebruik gemaakt van de methode Taal Actief, oude versie, dat de volgende werkvormen kent (Taal Actief, 2004): woordpakketten oefenen op de computer; opdrachten in het werkboek; bakkaarten; denkstappenkaarten om de leerstrategieën aan te leren; weekinstructie; klaar-opdrachten (na aangegeven te hebben in de teamvergadering dat dit nog niet gebruikt wordt); dictees; kopieerbladen en individueel werken. Meer- of hoogbegaafde kinderen hebben een school nodig die hen leerstof biedt dat bij hen past. Dit is belangrijk voor het welbevinden van het kind. Voor een leerkracht is het daarom de taak om aan te sluiten op de onderwijsbehoeften van een kind en te zien wat zij nodig hebben om tot goed leren te komen, dit staat los van eventuele faalangst/perfectionisme van leerlingen zelf (Lammers, 2005). Om tegemoet te komen aan de onderwijs behoefte van deze leerlingen (minder herhaling en aansluiting bij hun snellere leervermogen) kan onder andere gebruik gemaakt worden van richtlijnen voor het compacten van deze methodes. Dit creëert ruimte voor het bieden van uitdagend verrijkingsonderwijs. Van belang is dat de overige beschikbare leertijd zinvol benut wordt met verrijkende leeractiviteiten, die een beroep doen op de specifieke leerkenmerken van (hoog)begaafde leerlingen. Uit onderzoek blijkt dat verrijkingsmateriaal aan een aantal criteria moet voldoen (Bronkhorst e.a., 2001): o
biedt meerwaarde ten opzichte van de reguliere leerstof;
o
bevat open opdrachten;
o
doet een beroep op het creatieve (denk)vermogen;
o
doet een beroep op metacognitieve vaardigheden;
o
doet een beroep op de zelfstandigheid van de leerling;
o
bevat een hoog abstractieniveau;
o
bevat een hoge mate van complexiteit;
o
stimuleert een onderzoekende houding;
o
lokt uit tot een reflectieve houding;
o
lokt uit tot interactie.
Wat betekenen deze inzichten voor de leerkrachten in het basisonderwijs? Om een klas te draaien waarin diverse aanpakken zitten, waaronder de pluskinderen, vraagt dat organisatorisch vermogen van een leerkracht. Een leerkracht moet een coach zijn, moet een planning kunnen maken met leerlingen, belemmeringen weg kunnen nemen voor hen en ook de onderwijstijd kunnen versnellen of verrijken. Helaas gaat de Pastoor van Ars een andere taalmethode kiezen waardoor de student niet aan kon sluiten bij de huidige methode. Voor de leerkrachten van deze school is daarom een handwijzer ontworpen met daarbij een bijbehorende ‘leskist’. Deze materialen/werkvormen zijn uitdagend, van een hoog niveau en doen een beroep op de zelfstandigheid van de leerlingen. Een aantal voorbeelden zijn: rol een werkwoord, woordpakketspellen, ontwerp een krantenartikel, maak je eigen dictee en nog veel meer. Volgend schooljaar gaan de leerkrachten actief bezig met het in de praktijk brengen van de onderzochte resultaten, de school blijft daarom in ontwikkeling wat betreft hoogbegaafdheid. Ook wordt volgend schooljaar het beleid aangepast naar de methodes die er dan zullen zijn. In een later stadium kan spelling gekoppeld worden met andere vakken om zo aan te sluiten bij de onderwijsbehoeften van leerlingen. Iedere leerling heeft eigen talenten en als kinderen in het onderwijs willen leren, als zij alles moeten onthouden en begrijpen zal er rekening gehouden moeten worden met de verschillen tussen hen (Gardner, 2012). Zo heeft iedere leerling de kans om een kanjer te worden!
Literatuurlijst Aduis. (2011). Integrative Learning. Verkregen op 15 mei, 2013, van http://www.aduis.nl/werkbladen/engels/default.aspx?startId=147 Bastmeijer, M. & Nowee, J. (2012). Meervoudige Intelligenties. Verkregen op 18 mei, 2013, van http://www.webje-wijzer.nl Boons, B. (2002). Gedichtenbundel Seizoenen. Verkregen op 24 mei, 2013, van http://www.gedichtenhuisje.net/seasons/fall/ Bronkhorst, E., et al. (2001). Project leerstofontwikkeling voor Hoogbegaafde leerlingen op het gebied van Nederlandse Taal. Verkregen op 4 februari, 2013, van http://hoogbegaafdheid.slo.nl/onderwijs /aanpassingen/verrijken/ Clement, C. (2006). Vraagbaak Kindertaal en Meertaligheid. Verkregen op 4 februari, 2012, van http://www.ouders.nl/ltaal.htm Krieger, O. (2010). In de Zon. Verkregen op 10 mei, 2013, van http://arrangeren.wikiwijs.nl/25978 Lammers, W. (2005). Hoogbegaafd, nou en? Amsterdam: Samsara Uitgeverij B.V. Man, J., Hoogenboom, L., en Berg, E. (2003). Ontwerp je eigen Dierentuin. Verkregen op 19 mei, 2013, van http://www.webquests.nl/matrix/wq015/07lkr.htm SLO. (n.d.). Tule Leerlijnen Inhouden en Activiteiten. Verkregen op 19 november, 2012, van http://tule.slo.nl Steenbergen-Penterman, N., Houkema, D., Boers-Müller, A., Boekhorst-Reuver, J., Kuipers, L., Tank, M. klein & Ransing-Fakirmohamed, S. (2011). Informatiepunt Onderwijs, Hoogbegaafdheid en Excellentie. Verkregen op 14 november, 2012, van http://hoogbegaafdheid.slo.nl/begeleiding/profielen Stichting, Frank, A. (2010). Werkstukwijzer Anne Frank en de Tweede Wereldoorlog. Verkregen op 25 mei, 2013, van http://www.annefrank.org/nl/Metanavigation/Voor-docenten/ WillemWever. (2008). Wat hebben de Romeinen allemaal Uitgevonden? Verkregen op 8 april, 2013, van http://www.willemwever.nl/vraag_antwoord/geschiedenis/wat-hebben-de-romeinen-allemaal-uitgevonden Taal Actief (2004). Spelling. ’s Hertogenbosch: Malmberg.