Welke type hoogbegaafde leerlingen zijn er, hoe leren zij en welke rol speelt faalangst daar bij? Welke type hoogbegaafde leerlingen zijn er en waaraan herken je deze verschillende type binnen een klas? Ieder kind is uniek met persoonlijke eigenschappen en een eigen manier. Zo ook leerlingen die hoogbegaafd zijn. Het ene hoogbegaafde kind hoeft geen problemen te ondervinden van zijn hoogbegaafdheid terwijl een ander hoogbegaafd kind wel extra hinder ondervindt. Hoogbegaafde kinderen zijn vaak wel gevoeliger en houden zich meer bezig met het begrijpen van de (grote mensen) wereld om zich heen. Hieronder volgt de beschrijving van de zes verschillende typen hoogbegaafde leerlingen (Eriksen, 2011; Kornet et al., 2012). Type I: de succesvolle Het succesvolle kind levert goede prestaties (maar niet naar eigen vermogen) en is erg perfectionistisch. Leerkrachten zijn erg positief over deze leerling en beschrijven dit kind als ‘heel intelligent’. Kenmerken van dit succesvolle kind zijn hoge schoolprestaties, de intelligentietests, de gemakkelijke acceptatie, afhankelijk zijn van de leerkracht, ijverigheid, actief en het gemakkelijk aanpassen binnen een groep. De meeste kinderen ronden de basisschool succesvol af en stromen vaak door naar havo/vwo. De middelbare school wordt ook zonder problemen doorlopen en aan het eind van deze loopbaan kunnen zij alle wegen gaan bewandelen omdat zij de leerlingen zijn ‘die alles kunnen gaan doen’. Er zijn leerlingen die hier goed mee om kunnen gaan maar er zijn ook succesvolle leerlingen die daardoor moeite hebben met kiezen en op latere leeftijd vaak van studiekeuze veranderen. Er is vrijwel één conclusie mogelijk: deze leerlingen kennen zichzelf helemaal niet en moeten op jonge leeftijd leren om meer moeite te doen voor een opdracht en dat fouten maken mag. Hierdoor leren zij zichzelf, hun interesses en hun echte kunnen kennen. Type II: de uitdager Het uitdagende kind is een leerling dat de leerkracht voortdurend verbetert, goed kan discussiëren, komt op voor eigen opvattingen en maakt eigen regels ter discussie. Leerkrachten zien dat deze leerlingen onregelmatige werkwijzen hebben en veel creativiteit bezitten. Kenmerken van ‘de uitdager’ zijn competitiegedrag, eerlijk en direct, stemmingswisselingen en een slechte controle. Een uitdagende hoogbegaafde leerling steekt veel tijd en energie in het steeds maar weer corrigeren van de leerkrachten. Een machtsstrijd en zaken in twijfel trekken zijn zaken waar de ‘uitdager’ zich mee bezig houdt. Leerkrachten die niet zo eenvoudig hun ongelijk zullen toegeven, kunnen bij de uitdagers voor enorme frustratie zorgen waarna er een hevige discussie kan ontstaan. Hierdoor kunnen de uitdagers nog wel eens arrogant of betweterig overkomen. Het zijn vaker jongens dan meisjes die ‘uitdagend hoogbegaafd’ zijn. Maar omdat meisjes verbaal sterker zijn, zijn uitdagende meisjes zo vaak nog erger dan uitdagende jongens. Een grote afrader is het onderschatten van verbale kwaliteiten van uitdagende hoogbegaafde leerlingen. Type III: de onderduiker Het onderduikende kind ontkent het feit dat hij begaafd is. Leerkrachten merken duidelijk dat deze leerlingen uitdagingen uit de weg gaan en niet deelnemen aan projecten voor meerbegaafde leerlingen. Kenmerken van ‘de onderduiker’ zijn het zoeken van sociale acceptatie (vriendschapswissel), de prestaties en aan het toekennen van de eer door ouders en medeleerlingen. Onderduikende hoogbegaafde kinderen doen erg hun best om niet op te vallen en dat lukt hen vaak. Enkelen slagen er ook goed in om altijd het gemiddelde van de toets te halen waardoor je als leerkracht deze leerlingen niet snel herkent. Ook zijn er duidelijke verschillen tussen de thuissituatie en school omdat het kind op school zo enorm zijn/haar best doet om niet boven de groepsmassa uit te stijgen. Type IV: de wegloper Het weglopende kind doet onregelmatig mee in de klas met het werken, maakt taken niet af en heeft een onregelmatige werkwijze. Leerkrachten herkennen deze leerlingen aan de prestaties die gemiddeld/minder zijn en de uitdaging die zij zoeken in buitenschoolse activiteiten. Kenmerken van ‘de wegloper’ zijn het feit dat hij kritisch is naar zichzelf en anderen, verdedigend is, de rust verstoort, de ongelijkmatigheid in prestaties en het verschil tussen deze prestaties en de intelligentiescore. Deze hoogbegaafde kinderen worden ook wel de zogenaamde ‘drop-out leerlingen’ genoemd die op de middelbare school afzakken naar een lager niveau en de rest van hun leven blijven aanmodderen. Echter zijn er ook ‘weglopers’ die op school matig/slecht presteren en lijken te slapen, maar buiten school enorme interesses bewaren en zelfs een website bouwen voor een bedrijf.
Type V: de dubbel geëtiketteerde Een dubbel geëtiketteerd kind presteert gemiddeld of eronder, verstoort de boel en reageert zich af op anderen. Leerkrachten herkennen deze kinderen aan uiteenlopende resultaten op onderdelen van testen en prestaties. Een hoogbegaafd kind kan net zo als andere kinderen ook leer- en gedragsproblematiek hebben zoals dyslexie, AD(H)D, Asperger, enzovoorts. Het lastige voor hoogbegaafde leerlingen die dubbel geëtiketteerd zijn is dat zij zelf beter kunnen nadenken over bijvoorbeeld dyslexie en dat daardoor de dyslexie erger wordt. Dit geldt ook voor autisme en dat maakt de groep hoogbegaafden soms moeilijk hanteerbaar. Kinderen die hoogbegaafd zijn en leer- en/of gedragsproblemen hebben voelen zich gefrustreerd. Als jij dat kind met ADHD bent, lijk je alleen nog maar heel druk en beweeglijk te zijn. Er wordt gefocust op je ‘storende gedrag’ en minder gekeken naar alle dingen waar je als hoogbegaafd kind wel bijzonder goed in bent. Type VI: de autonome Het autonome kind is een zelfstandig kind dat doelen voor zichzelf kan stellen, daar vol enthousiasme aan gaat werken en geen bevestiging nodig heeft. Leerkrachten herkennen deze leerlingen aan bereikte schoolresultaten, de goede prestaties, testen en producten die worden geleverd en de erkenning door leerkrachten en door ouders. Kenmerken van ‘de autonomen’ zijn het risico dat zij durven nemen, creativiteit bezitten, op komen voor eigen opvattingen, goede sociale vaardigheden hebben, goed meedoen in de groep en het bewandelen van hun eigen weg zonder dat dit moeite kost. Vaak gaat het de zelfstandige hoogbegaafde leerling het beste af. Zij zijn de mensen die je later in de media terughoort, goed in hun vel zitten, zich niet laten afremmen en ergens 200% voor gaan.
Hoe leren de verschillende type hoogbegaafde leerlingen en welke aanpak gebruiken zij? Hieronder staat een kort maar krachtig overzicht dat gemaakt is door Bakene (2012). Hij heeft voor het Landelijk Hoogbegaafdheids Centrum de verschillende aanpakken op een rijtje gezet. PROFIEL Succesvolle leerling
GEVOEL & HOUDING Verveeld, afhankelijk, positief zelfbeeld, bezorgd, schuld over falen, uitende motivatie, verantwoordelijkheidsgevoel voor anderen, weinig zelfgevoel en erg kritisch op eigen persoonlijkheid.
GEDRAGSKENMERKEN Perfectionistisch, goede prestaties, zoekt bevestiging en structuur bij de leerkracht, neemt geen risico, lijkt de ideale leerling, afhankelijk, accepterend en schikt zich naar de heersende mening.
BEHOEFTEN Tekorten onder ogen zien, uitdaging, assertiviteitstraining, hulp tegen verveling, passend leerplan en autonomie.
WAARNEMING Geliefd bij docenten, bewonderd door ‘peers’, geliefd en geaccepteerd door ouders.
HERKENNING Gemiddelde schoolprestaties, IQ test, nominatie door de leerkracht.
Uitdagende leerling
Verveeld, gefrustreerd, laag zelfbeeld, ongeduldig, verdedigend, sensitief, onzeker over sociale rollen.
Corrigeert de docent, stelt (gedrag)regels ter discussie, eerlijk en direct, stemmingswisselingen, vertoont wisselende werkwijze, onvoldoende zelfcontrole, creatief, trekt alles in twijfel en hyperactief, staat voor eigen overtuiging en competitief.
Aansluiting bij anderen, flexibiliteit, zelfbewustzijn, zelfcontrole, zelf acceptatie, ondersteuning van creativiteit en contracten.
Irritant, opstandig, bestrokken in machtsstrijd, creatief, disciplineprobleem , vermakend, iedereen wil hem veranderen, zien er niet uit als hoogbegaafden.
Aanbeveling door vrienden, nominatie door ouders, interviews, prestaties, creativiteitstest, begripvolle docent.
Onderzoekende leerling
Onzeker, gespannen, verward, snel schuldgevoel, onbetrouwbaar, weinig zelfwaardering, verdringen van eigen emoties.
Ontkent talent, ontloopt passende aandacht, vermijdt uitdaging, wil bij de groep horen, wisselt van vrienden.
Keuzevrijheid, bewustzijn van tegenstrijdigheden en gevoelens, steun, contact met ‘lotgenoten’, school en loopbaan oriëntatie, zelf acceptatie.
Een leider, niet herkend, gezien als doorsnee en succesvol, soepel, meegaand, rustig en verlegen, verzet zich en heeft geen zin in risico’s.
Genomineerd door lotgenoten en ouders, prestatietest, IQ tests, doen en laten, begripvolle docent.
ACTIE THUIS Onafhankelijkheid versterken, verantwoordelijkhei d geven, keuzevrijheid geven, tijd voor eigen interesse en risicovolle experimenten Acceptatie en begrip, ruimte om interesses te volgen, verdediging tegenover school, passend gedrag aanleren, gezinsprojecten.
Accepteert het onderzoeken, help bij planning thuis en op school, geef gelegenheid om met leeftijd & lotgenoten om te gaan, zoek HB-rolmodellen, geef vorm aan een lerende houding en geef keuzevrijheid.
ACTIE SCHOOL Versneld en verrijkt leerplan, ingedikte leerstof met pretest, eigen interesses, zelfstandig leren ontwikkelen, mentorschap.
Tolerantie, plaatsing bij een passende docent, ontwikkeling van cognitieve & sociale vaardigheden, directe & duidelijke communicatie, ruimte voor gevoelsuiting, mentorhulp bij de vorming van een positief zelfbeeld, gedragscontracten. Herkennen en goed plaatsen, toestaan om niet altijd optimaal te presteren, school en loopbaan oriëntatie doorzetten, sexe rolmodellen bieden.
PROFIEL Wegloper (Drop-Out leerling)
GEVOEL & HOUDING Boos, haat, neerslachtig, explosief, zwak zelfbeeld, verdedigend, geestelijke uitputting.
GEDRAGSKENMERKEN Is vaak absent, maakt werk niet af, zoekt uitdaging buiten school, plaatst zich buiten de klas, zorgt slecht voor zichzelf, isoleert zich, is creatief, bekritiseert zichzelf en anderen, stoort, reageert af, presteert gemiddeld of laag, werkt onsamenhangend en is verdedigend.
BEHOEFTEN Individueel programma, intensieve ondersteuning, nieuwe kansen (alternatieven), emotionele ondersteuning, extra aandacht bij vaardigheidsontwikkelingen.
WAARNEMING Afkeuring door volwassenen, leeftijdsgenoten zijn kritisch, gezien als eenlingen of uitvallers, worden afgewezen en uitgelachen, gezien als gevaarlijk.
Dubbel geëtiketteerd
Machteloos, gefrustreerd, laag zelfbeeld, wereldvreemd, boos.
Heeft leer- of gedragsproblemen, werkt onsamenhangend, presteert gemiddeld of minder, kan storend zijn of reageert af.
Benadrukken van de sterke punten, leren omgaan met …, begeleiding, emotie training en vaardigheidsontwikkeling.
Gezien als vreemd of als dombo, hulpeloos, vermeden door leeftijdsgenoten, capaciteiten ingeschat als (laag) gemiddeld, vraagt veel van omgeving (vindt omgeving), toont alleen de handicaps.
Zelfstandige leerling
Zelfvertrouwen, enthousiast, voelt zich geaccepteerd en gesteund, wil leren en durft fouten te maken, innerlijke motivatie, power en accepteert anderen.
Sociaal vaardig, onafhankelijk, ontwikkelt eigen doelen, doorzetter, heeft geen bevestiging nodig, volgt eigen interesse, is creatief, staat voor eigen overtuiging en neemt risico’s.
Voorspraak, feedback, steun bij het nemen van risico’s, goede kansen en faciliteiten verlenen.
Geaccepteerd door vrienden en ouders, bewonderd om talenten, gezien als bekwaam en verantwoordelijk door ouders, positieve invloed, succesvol, psychologisch sterk.
HERKENNING Analyse verzameld werk, informatie van vroegere leerkrachten, verschil tussen IQ-score en prestaties, onsamenhangende prestaties, creativiteitstest, tips van begaafde medeleerlingen, buitenschoolse prestaties. Sterk uiteenlopende resultaten op testen, interview, manier van doen, herkenning door speciale begeleider of begripvolle docent.
ACTIE THUIS Zoek begeleiding voor het gezin.
ACTIE SCHOOL Diagnostisch onderzoek, groepstherapie, niettraditionele studieaanpak, persoonlijke mentor, alternatieve leerervaringen buiten de klas.
Erken hoogbegaafdheid, daag hen uit, stimuleer het nemen van risico’s, verdedig het kind op school, gezinsprojecten, gezinsbegeleiding.
Schoolresultaten, manier van doen, producten, prestatietests, interviews, nominatie door de leerkracht/ouder of zichzelf, IQ test, creativiteit.
Verdedig het kind op school en in de buurt, schep voorzieningen om interesses uit te leven, betrek het kind bij interesses, neem beperkingen in plaats/tijd weg, sta vriendschap toe met alle leeftijdsgenoten, gezinsprojecten.
Plaatsing in het hoogbegaafdheids programma op school, hulpmiddelen, leerervaringen, start het doen van verkenning, onderzoek en ontdekking, zorg voor contact met leeftijdsgenoten of lotgenoten en geef individuele begeleiding. Studieplan opstellen, versnellen en verrijken, neem beperkingen van plaats en tijd weg, biedt leerstof met pretest, persoonlijke mentor, studietraining, dubbele opleiding mogelijk maken, soepel met schoolregels omgaan.
Welke rol speelt faalangst bij leerlingen die meer of hoogbegaafd zijn? ‘Ach, hoogbegaafden, die redden zich wel’ was jarenlang een veelgehoorde uitspraak in het onderwijs. Maar inmiddels zijn de meeste scholen zich er van bewust dat het juist een groep is die extra zorg nodig heeft. En dat is ook hard nodig, want door kinderen vroegtijdig te signaleren en een passend aanbod te geven, kan veel leed worden voorkomen (Van Zetten, 2012). Veel hoogbegaafden zijn perfectionistisch en daardoor valt het niet direct op dat zij ook te maken kunnen hebben met faalangst. Perfectionisten zijn erop gericht alles wat zij doen, ook perfect te doen terwijl faalangstigen bang zijn om iets fouts te doen. Perfectionisme en faalangst lijken in eerste opzicht behoorlijk op elkaar alleen is de denkwijze anders. Faalangst is namelijk de angst om te falen of te mislukken (De Deugd, 2011). Er zijn verschillende typen (negatieve) faalangst: cognitieve faalangst (‘En zojuist wist ik het allemaal nog…’); sociaal/emotionele faalangst (‘Wat zullen zij wel niet van mij denken…’) en motorische faalangst (‘Op zulke momenten ben ik als ‘verlamd…’). Daarnaast kan er ook sprake zijn van positieve faalangst. Leerlingen met positieve faalangst zijn voorafgaand aan het presteren erg negatief qua gedachten maar wanneer er gepresteerd moet worden gaat het ook gebeuren! De prestatie gaat beter dan verwacht omdat zij alles uit de kast halen op het juiste moment. Echter zijn faalangstigen achteraf wederom onzeker over eigen prestaties. Faalangst ontstaat niet zomaar, daarbij spelen enkele factoren een rol: 1. Falen; je moet een keer gefaald hebben (een negatieve ervaring op hebben gedaan) om faalangst te kunnen krijgen; 2. Reacties op prestaties; reacties van anderen kunnen de druk versterken en er voor zorgen dat de faalangst versterkt of verminderd wordt. Enkele voorbeelden zijn ‘Ach, de volgende keer gaat het je vast beter af’ of ‘Ik weet dat ik dit kan…’ 3. Gebrek aan zelfvertrouwen; een neerwaartse spiraal van faalangst kan gemakkelijk ontstaan wanneer iemand faalt en het zelfvertrouwen daardoor daalt. Dat gebrek aan zelfvertrouwen zorgt er de volgende keer voor dat deze persoon opnieuw faalt en het zelfvertrouwen nog verder afneemt. Naast de factoren zijn er ook diverse gedragstypen waar een faalangstig persoon zich achter kan verstoppen (Van Vliet, 2008); De geslotene: hij laat niet blijken hoe het gaat en is geremd om over zijn angst te praten, hierdoor kan de omgeving niet gemakkelijk herkennen dat deze persoon faalangst heeft; De brutale: door zich agressief op te stellen verbergt hij zijn angstige gezicht. Faalangst wordt overschreeuwd; De clown: sociale faalangst wordt verstopt achter clownesk gedrag; De gehandicapte: deze faalangstige heeft een laag zelfbeeld, toont een patroon van aangeleerde hulpeloosheid waardoor hij constant om hulp vraagt. Wanneer deze hulp niet geboden wordt vervalt de persoon in een lusteloze en verdrietige rol; Het superkind: het kind dat zichzelf helemaal wegcijfert, in de angst niet aardig gevonden te worden; Het spiegelbeeld: dit kind spiegelt gedrag van een ander persoon. In de ontwikkeling van hoogbegaafden missen deze kinderen vaak het stukje: ‘fouten maken mag’. Hoogbegaafde kinderen zijn bijna altijd gewend om alles direct goed te doen, mede door het stellen van hoge eisen aan zichzelf. School gaat gemakkelijk totdat deze leerlingen iets nieuws tegenkomen dat ze niet direct beheersen. Op zo’n moment ontstaat er een onprettig gevoel omdat deze leerlingen niet hebben geleerd om te gaan met een tegenslag. Alles wat zo’n gevoel kan veroorzaken, wordt uit de weg gegaan. Nieuwe dingen of extra werk wordt net zo lang vermeden totdat het verplicht wordt. Dan zijn er leerlingen die denken: ‘uitleg vragen hoefde eerder ook niet, waarom nu dan wel?’ of leerlingen die overal en bij alles om uitleg vragen. De creativiteit van hoogbegaafde leerlingen kan hen nu erg in de weg zitten. De faalangst wordt gevoed door alles wat er kan gebeuren of mis zou kunnen gaan. Hier kan een kind lang over na blijven denken. Dat de leerlingen op de basisschool vaak niet verder zijn uitgedaagd, betekent dat zij niet geleerd hebben fouten te mogen maken, maar ook dat ze niet geleerd hebben hoe je moet leren. Het gevolg hiervan is dat de leerlingen blokkeren wanneer zij leerstof niet direct op kunnen pikken en er daadwerkelijk geleerd moet worden. Een stuk onvermogen om te leren, een gebrek aan leerstrategie. Op dat moment voldoet een kind niet meer aan het beeld dat iedereen van hen heeft en voelen zij zich de mislukkeling. In ernstige mate durft een kind niets meer aan schoolwerk te doen en dat heeft effect op de sociale vaardigheden. Deze leerling heeft zich constant
bezig gehouden met zich aanpassen aan de groep, aansluiting zoeken met andere leerlingen en de behoefte aan sociale contacten maar door de spanning wordt dit allemaal moeilijker. Het grootste probleem van faalangst bij hoogbegaafden is het beeld dat de kinderen van zichzelf vormen. Dit kan op de basisschool voor een deel voorkomen worden door begeleiding te geven in het werk, werken aan leerstrategieën, helpen denken, concentreren op de taak, een mislukte taak analyseren en bespreken waardoor de fout wordt toegewijd aan gebrek aan informatie of niet goed gebruik van de methode in plaats van gebrek aan talent, realistische doelen stellen en ontspanning (Van Vliet, 2008). Ook hoogbegaafde leerlingen kunnen zich niet alleen over faalangst heen zetten, daar is intensieve begeleiding van leerkrachten en ouders voor nodig.
Welke pedagogische, didactische en organisatorische interventies zijn er nodig van de leerkracht om een hoogbegaafde leerling effectief en efficiënt te kunnen begeleiden tijdens een les in de reguliere klas? Van Gerven (2009) schrijft: “Een mager wit jochie met een scheef brilletje dat van klassieke muziek houdt en volwassenen steevast verslaat met schaken. Dat is het beeld dat de meeste mensen hebben van een hoogbegaafd kind. Ook in het onderwijs bestaat nog veel onwetendheid over hoe je hoogbegaafde kinderen moet opvangen.” (p. 3). Om meer- of hoogbegaafde leerlingen in de klas te begeleiden wordt er als leerkracht het een en ander van je gevraagd (Steenbergen-Penterman et al., 2011). Leerkrachten in opleiding werken iedere les gericht aan een competentie met daarbij de bijbehorende interventies die na afloop zorgvuldig worden besproken. Wanneer een student zijn/haar diploma behaalt en daarmee volwaardig basisschool leerkracht is, wordt verwacht dat de leerkracht deze competenties beheerst. In de praktijk is het zo dat oefening en daarmee dus ervaring een leerkracht nog een betere leerkracht maakt. In de onderwijstijd van nu komt er meer bij het lesgeven kijken dan 30 jaar geleden. Leerkrachten moeten zich continu verantwoorden en verslagleggen voor de overheid. Wanneer er ook nog rugzakleerlingen in de klas zitten die een specifieke aanpak nodig hebben, wordt er nog meer van de leerkracht gevraagd. Het lijkt erop dat iedere leerling een eigen behandelingsplan nodig heeft en lang niet alle lessen meer ‘standaard klassikaal’ gaan. Als er naast deze zorgleerlingen ook nog zorgleerlingen in de klas zitten op het gebied van meer of hoogbegaafdheid, dan wordt de meester of juffrouw helemaal druk. Zoals inmiddels bekend is zijn er zes typen hoogbegaafden en zij vragen allemaal een eigen instructie. Als leerkracht moet je daarom verschillende interventies goed in de gaten houden tijdens het begeleiden van deze leerlingen (Kieboom, 2009). Om duidelijk in beeld te brengen welke pedagogische, didactische en organisatorische interventies er gevraagd worden van een leerkracht, is er door de student zelf een mindmap gemaakt op de volgende bladzijde.
Conclusie Uit het theoretisch onderzoek komt naar voren dat er zes verschillende typen hoogbegaafde leerlingen zijn, namelijk (Eriksen, 2011): Type I: de succesvolle; Type II: de uitdager; Type III: de onderduiker; Type IV: de wegloper; Type V: de dubbel geëtiketteerde; Type VI: de autonome. Deze zes typen leren allemaal op hun eigen manier en toch ook weer verschillend van elkaar. Maar voor alle zes geldt wel dat zij leren van lessen die opgebouwd zijn vanuit de ‘Top Down’ visie in plaats van ‘Bottom Up’, sterke visuele en tactiele ondersteuning in plaats van auditieve ondersteuning, hoogbegaafden denken ‘te ver’ door en kijken gericht naar het nut van de les of de opdracht anders maken zij deze niet (Bakene, 2012). Doordat veel hoogbegaafden ook perfectionistisch zijn valt het niet altijd direct op dat zij te kampen hebben met faalangst. In eerste opzicht lijken perfectionisme en faalangst op elkaar alleen is de denkwijze anders. Faalangst is namelijk de angst om te falen of te mislukken (De Deugd, 2011). Bij faalangst spelen een aantal factoren, zoals gebrek aan zelfvertrouwen of geen succeservaringen, een grote rol want faalangst ontstaat niet uit het niets. Naast de factoren zijn er ook diverse gedragstypen waar een faalangstig persoon zich achter kan verstoppen zijn (Van Vliet, 2008); De geslotene: hij laat niet blijken hoe het gaat en is geremd om over zijn angst te praten, hierdoor kan de omgeving niet gemakkelijk herkennen dat deze persoon faalangst heeft; De brutale: door zich agressief op te stellen verbergt hij zijn angstige gezicht. Faalangst wordt overschreeuwd; De clown: sociale faalangst wordt verstopt achter clownesk gedrag; De gehandicapte: deze faalangstige heeft een laag zelfbeeld, toont een patroon van aangeleerde hulpeloosheid waardoor hij constant om hulp vraagt. Wanneer deze hulp niet geboden wordt vervalt de persoon in een lusteloze en verdrietige rol; Het superkind: het kind dat zichzelf helemaal wegcijfert, in de angst niet aardig gevonden te worden; Het spiegelbeeld: dit kind spiegelt gedrag van een ander persoon. Wat betekenen deze inzichten voor de leerkrachten in het basisonderwijs? In de ontwikkeling missen deze hoogbegaafde leerlingen vaak het stukje: ‘fouten maken mag’. Hoogbegaafde kinderen zijn bijna altijd gewend om alles direct goed te doen, mede door het stellen van hoge eisen aan zichzelf. School gaat gemakkelijk totdat deze leerlingen iets nieuws tegenkomen dat ze niet direct beheersen. Op zo’n moment ontstaat er een onprettig gevoel omdat deze leerlingen niet hebben geleerd om te gaan met een tegenslag. Het grootste probleem van faalangst bij hoogbegaafden is het beeld dat de kinderen van zichzelf vormen. Hier komt de rol van de leerkracht bij kijken want op de basisschool kan faalangst voor een deel voorkomen worden door begeleiding te krijgen in het werk, werken aan leerstrategieën, helpen denken, concentreren op de taak, een mislukte taak analyseren en bespreken waardoor de fout wordt toegewijd aan bijvoorbeeld gebrek aan informatie of niet goed gebruik van de methode in plaats van gebrek aan talent, realistische doelen stellen en ontspanning (Kieboom, 2009). Werken in een klas met hoogbegaafde leerlingen gaat niet vanzelf, daar komt veel achtergrond informatie en ervaring bij kijken want het loslaten van deze leerlingen is absoluut geen optie. Ook de leerlingen die ‘altijd alles al snappen’ moeten bij de hand genomen worden om te leren 'leren'.
Gebruikte bronnen Bakene, R. (2012). Landelijk Informatiecentrum Hoogbegaafdheid. Verkregen op 7 november, 2012, van http://www.lich.nl/info-typenhb.htm Deugd, R. de. (2011) Hoogbegaafdheid en Faalangst, verkregen op 10 oktober, 2012, van http://www.hobega.nl/index.php?page=faalangst Eriksen, M. (2011). Hoogbegaafdheid bij kinderen, verschillende vormen. Verkregen op 7 november, 2012, van http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/diversen/85217-hoogbegaafdheid-bij-kinderen-verschillende vormen.html Gerven, E., van. (2009). Handboek Hoogbegaafdheid. Assen: Gorcum. Kieboom, T. (2009). Alles over Hoogbegaafdheid. Psychologie Magazine, 17, 98-99. Kornet, A., Mol, A., Mol, R., Raaijmakers, F., Spronk, P. & Wijk, A. van. (2012). Types hoogbegaafde leerlingen. Verkregen op 12 november, 2012, van http://eureka.inos.nl/?q=node/121 Steenbergen-Penterman, N., Houkema, D., Boers-Müller, A., Boekhorst-Reuver, J., Kuipers, L., Tank, M. klein & Ransing-Fakirmohamed, S. (2011). Informatiepunt Onderwijs, Hoogbegaafdheid en Excellentie. Verkregen op 14 november, 2012, van http://hoogbegaafdheid.slo.nl/begeleiding/profielen Vliet, M. van. (2008). Faalangst. Verkregen op 12 november, 2012, van http://pharosnl.nl/menu/hoogbegaafd nieuws/hoogbegaafdheid-artikelen/faalangst/ Zetten, M. van. (2012). Expert in Talentbegeleiding. Verkregen op 9 november, 2012, van http://www.novilo.nl