A d v i s e u r s en Managers De M i l i e u k l u s , samen w e g m e t RWS 2 00+ R4.001
Adviseurs
en
Managers
De Milieuklus, samen op w e g met RWS 200+
BIBLIOTHEEK BIBLIOTHEEK BOUWDIENST RIJKSWATERSTAAT NR. J\%z^.3£>\J.
Bouwdienst Rijkswaterstaat Postbus 20.000 3502 LA Utrecht
R
Adviseurs
en
Managers
P)A N S
T
De Milieuklus, samen op w e g met RWS 200+
Verkenningen van opleidingsbehoeften van milieumedewerkers van Rijkswaterstaat
Ministerie van Verkeer en Waterstaat; Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat; Hoofddirectie van de Waterstaat; Onderafdeling Specialistisch Advies
Den Haag, 3 juni 1994
© 1994, Alons en Partners bv, Den Haag Dit rapport is een auteursrechtelijk beschermd werk in de zin van de Auteurswet. Verveelvoudiging is uitsluitend toegestaan door of namens de opdrachtgever(s). Verveelvoudiging door derden, niet zijnde de opdrachtgever, krachtens artikel 16B en 17 van de Auteurswet, is niet toegestaan.
L a n
e
S Voorhout 6 5 * 4 E D Den Haag Telefoon (070) 365 99 54 Telefax (070) 361 70 50
2
INHOUDSOPGAVE Samenvatting
1
Intentie, dilemma, dank en verantwoordelijkheid
1
De achtergrond en het onderwerp van het onderzoek
2
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
Rijkswaterstaat moet nog milieubewuster worden De opleidingswensen binnen R W S worden bekeken De wensen van praktisch uitvoerende R W S ers zijn nu verkend D e onderzoeksvragen waarmee we hebben gewerkt Verinnerlijking vraagt meer dan opleidingen alleen Wat kunt u vinden in het rapport?
De wijze waarop de verkenning is uitgevoerd 2.1 2.2 2.3
Voorbereidende interviews Twee groepsinterviews Enquete
3
E r zijn twee groepen uitvoerende RWS-medewerkers
4
Belemmeringen die milieumedewerkers van dienstkringen ervaren 4.1 4.2 4.3 4.4
Kenmerken van de werksituatie Belemmeringen in het contact met dienstkringmedewerkers Belemmeringen in het contact met medewerkers van het centraal apparaat Algemene belemmeringen: onlogische regel geving en een inflexibele organisatie
i 3 3 3 4 4 5 5 5 5 6
S 9 10
Belemmeringen die milieumedewerkers van centrale apparaten ervaren 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
Kenmerken van de werksituatie Belemmeringen in het contact met medewerkers van het centraal apparaat Belemmeringen in het contact met medewerkers van de dienstkring Belemmeringen i n het contact met de Hoofddirectie van Rijkswaterstaat Belemmeringen in het contact met specialistische diensten
Wat speelt beide groepen parten? 6.1 6.2
6.3
6.4
Draagvlak voor 'milieu' Persoonlijke houding en cultuur van de organisatie: probleemorientatie, oplossingsbereidheid en resultaatgerichtheid De definitie van de situatie en de definitie van de eigen rol : 'hoe kijkt men tegen de werksituatie aan en welke taak moet er worden uitgevoerd?' Evenwicht tussen kennis en kunde, tussen kunde en kennis
Succesvolle aanpakken die in de praktijk zijn ontwikkeld 7.1 7.2
Presentatie: concrete vragen, een goede timing en onderhouden van contact Houding: respect voor deskundigheid en traditie in werkwijze van anderen gekoppeld aan een dienstverlenende instelling
Wat is er nodig? 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5
8.6
Opleidingwensen dienstkringmedewerkers Opleidingswensen medewerkers centrale apparaten Versterking van informatie-uitwisseling Kwaliteit van informatie Het belang van ondersteuning van het management bij de uitvoering van de milieutaak Personeelsbeleid en het bestaand opleidingsbeleid
11 12 14 15 15 16 16
17
18 20 21
21
22 23 23 24 25 27
27 27
9
Profiel van de benodigde opleidingsonderdelen per doelgroep 9.1 9.2 9.3 9.4 9.5
10
Introductie Opleidingsprofiel voor dienstkringmedewerkers: kennis Opleidingsprofiel voor dienstkringmedewerkers: vaardigheden Opleidingsprofiel voor milieumedewerkers van centrale apparaten: kennis Opleidingsprofiel voor milieumedewerkers van centrale apparaten: vaardigheden
29 29 29 30 31 32
Potentiele doelgroep voor de beschreven cursussen
34
10.1 10.2
34
10.3 10.4
Introductie Potentieel aantal deelnemers aan opleiding voor dienstkringmedewerkers Potentieel aantal deelnemers aan opleiding voor milieuspecialisten van centrale apparaten Potentiele kwantiteit deelnemers aan cursus Bei'nvloedingsvaardigheden
34 35 36
Bijlage 1 Begeleidingscommissie
37
Bijlage 2 Geinterviewden
38
Bijlage 3 Deelnemers aan groepsinterviews
39
Bijlage 4 Opzet van het onderzoek
41
Bijlage 5 De gebruikte vragenlijst
43
Samenvatting
Samenvatting van de resultaten van een verkenning naar opleidingsbehoeften van milieumedewerkers van Rijkswaterstaat. 1
Aanleiding tot de verkenning: 'RWS 200+' en 'Milieuopleidingen, nu en straks' In alle sectoren van de samenleving wordt steeds meer aandacht besteed aan 'milieu'. D i t betekent dat gekeken wordt naar mogelijkheden om vervuiling, uitputting en aantasting van het milieu en de natuur die door allerlei activiteiten worden veroorzaakt te verminderen. Belangrijker nog wordt het gevonden om aantasting en vervuiling en uitputting te voorkomen. Rijkswaterstaat is een van de onderdelen van de overheid waar hard wordt gewerkt aan het versterken van de aandacht voor het milieu. Eigenlijk is dat te zwak uitgedrukt: binnen Rijkswaterstaat is al heel wat bereikt op dat gebied. E r wordt niet alleen meer gedacht over milieubeleid, er wordt ook veel aan gedaan. Het milieubeleid van de rijksoverheid ontwikkelt zich verder en organisaties als Rijkswaterstaat blijven meelopen in deze ontwikkeling. Rijkswaterstaat combineert deze ontwikkeling met andere gewenste ontwikkelingen. In "Koers R W S 200+, N u Verder" worden de kerntaken van Rijkswaterstaat belicht. Deze kerntaken zijn: bescherming tegen overstromingen; kwalitatief en kwantitatief waterbeheer; het mogelijk maken, beheersen en geleiden van mobiliteit, en de veiligheid van verkeer en vervoer. D e zorg voor het milieu wordt hierbij beschreven als cruciaal thema voor de taakuitoefening van Rijkswaterstaat ( R W S ) . Tevens worden in dit "Koers"-document de voornemens besproken voor wat betreft de andere werkwijze die R W S wil ontwikkelen. Deze werkwijze kenmerkt zich door een resultaatgerichte instelling, waarbij doelmatigheid en rechtmatigheid voorop staan. De gewenste verbeteringen binnen R W S betreffen een betere doorzichtiger bedrijfsvoering, een evenwichtige op de taken berekende personele bezetting en een, op het scheppen van extern draagvlak, gerichte aanpak.
Alle genoemde aspecten hebben consequenties voor het benodigde opleidingsbeleid. De milieukennis moet op peil zijn en de vaardigheden die vereist zijn voor de nieuwe werkwijze en aanpak moeten bij de medewerkers aanwezig zijn. De kwaliteit van het personeelsbestand wordt hierdoor mede bepaald. Opleidingen die door R W S worden aangeboden vormen een belangrijk instrument om deze kwaliteit te verhogen. De uitgevoerde verkenning van opleidingswensen van milieumedewerkers past in het kader van het project 'Milieu-opleidingen, nu en straks'. De geinventariseerde opleidingswensen spelen een rol bij het verder ontwikkelen van het opleidingsbeleid dat past bij R W S 200+ en bij het verdere milieuverinnerlijkingsproces. In deze samenvatting worden de resultaten slechts in zeer grote lijn besproken. Het rapport bevat gedetailleerde informatie over de onderwerpen die hierna aan de orde komen. Problematiek van milieumedewerkers De medewerkers die bij centrale apparaten en bij dienstkringen hun milieutaak uitvoeren hebben tal van positieve en negatieve ervaringen. D e positieve ervaringen betreffen de gegroeide bereidheid bij collega's om incidenteel en structured aandacht te besteden aan ecologische effecten van het RWS-werk. Positief is ook dat veel praktijkoplossingen zijn gegroeid om met de bestaande weerstand en onwennigheid omtrent milieubeleid om te gaan. Deze praktijkoplossingen zijn beschreven in het rapport. Ze kunnen door anderen worden overgenomen. Negatieve ervaringen voor milieumedewerkers hebben te maken met de nog steeds bestaande weerstand en onwennigheid om integrerend met milieuvraagstukken om te gaan bij het uitvoeren van de RWS-kerntaken. De uitingsvormen van de weerstand en onwennigheid zijn velerlei. Weerstand en onwennigheid veroorzaken communicatiestoornissen die zich afspelen op alle niveaus en tussen alle geledingen van de RWS-organisatie. O m hierop adequaat te kunnen reageren vergt van de medewerkers tal van vaardigheden en vraagt om kennis op verschillende terreinen. Er blijkt onduidelijkheid te zijn over de precieze plaats en betekenis van milieutaken in relatie tot de kerntaken. R W S 200+ biedt daartoe geen stevig houvast. D i t leidt hier en daar tot een gebrekkige ondersteuning door het management van het RWS-milieuwerk. De projectmatige werkwijze waarvoor R W S kiest heeft vele voordelen, maar blijkt ook wel eens nadelen te hebben voor milieumedewerkers. De relatie van de Hoofddirectie met de milieumensen bij de Directies wordt niet altijd als ondersteunend gezien. Ook (of beter nog: vooral) de houding en visie van medewerkers met een milieutaak verdienen aandacht. De 'zendings'drang die bij velen nog aanwezig is niet langer functioneel: de pionierstijd van het milieuwerk is voorbij. *
3
Ondersteuningswensen: drie categorieen In de verkenning zijn drie categorieen van wensen duidelijk geworden die voor de gewenste ondersteuning van de milieumedewerkers belangrijk zijn. Het betreft: de inhoud van de gewenste opleidingen; de vorm waarin cursussen worden aangeboden; andere vormen van ondersteuning van het milieuwerk die liggen buiten de opleidingssfeer. Wat betreft de inhoud van de gewenste opleidingen blijkt vooral aanscherping van (communicatie)vaardigheden gewenst. Kennisaanbod lijkt er in hoofdlijn voldoende te zijn. E r wordt op kennisterrein meer gevraagd om een verstevigde ondersteuning bij de toepassing van kennis. De wensen over de vormen van cursussen laten een grotere belangstelling zien voor maatwerk, individuele supervisie en coaching, het bespreken van eigen ervaringen en probleemsituaties en het streven naar de uitbreiding van ondersteunende netwerken. Ook buiten de sfeer van opleidingen is gevraagd om ondersteuning van de uitvoering van milieutaken. Deze andere ondersteuningsvormen betreffen de opstelling en houding van managementniveaus, de aanstelling van meer specifieke milieumedewerkers bij dienstkringen, flexibiliteit in de administratieve organisatie waardoor innovatief werk gelijkwaardig met routinewerk wordt behandeld door controllers en accountants. In het rapport (en dus ook in deze samenvatting) zijn alleen de opleidingswensen verder uitgewerkt.
4
Opleidingswensen van medewerkers met milieutaken
De opleidingswensen van
dienstknngmedewerkers
De opleidingswensen van dienstkringmedewerkers liggen wat kennis betreft op het terrein van: 'faunabeheer'; en 'onkruidbeheer'. De opleidingswensen voor deze groep medewerkers liggen wat betreft vaardigheden op het gebied van: 'informatie-overdracht'; 'presentatievaardigheden'; 'netwerken/netwerkvorming'; en 'overtuigend en doelgericht communiceren'. In het rapport is de inhoud van de gevraagde aanbod verder uitgewerkt.
De opleidingswensen van medewerkers van de centrale apparaten De wensen zijn wat betreft kennis en toepassing ervan gericht op de navolgende onderwerpen: geluidhinder; bodemvervuiling en -sanering; en A R B O - en veiligheidsvraagstukken. De opleidingswensen hebben wat de vaardigheden betreft betrekking op 'communicatievaardigheden'; 'overtuigend en doelgericht communiceren'; en 'kernachtig schrijven'. Ook voor deze wensen geldt dat deze in het rapport zijn uitgewerkt waarbij ook uitgebreid aandacht wordt besteed aan de vorm waarin de cursus wordt aangeboden. Zie hiervoor hoofdstuk 9. We verwijzen voor gedetailleerde informatie over alle genoemde onderwerpen voor de geinteresseerde lezer(es) naar het rapport.
Intentie, dilemma, dank en verantwoordelijkheid
Onderzoekers komen vaak voor problemen te staan. Logisch natuurlijk, want we verrichten geen routinewerk. Uitdagend ook want het vergt creatief denk- en doewerk. Bij het schrijven van dit rapport doet zich een speciaal probleem voor. Hoe schrijf je immers een rapport over een uitgebreid onderzoek zo dat het direct al voldoet aan communicatiewensen die we in het onderzoek vaak hebben gehoord: begrijpelijke zinnen, geen wollige taal en het liefst op 1 kantje A - 4 ? We waarschuwen vooraf: het is niet gelukt. We streven ernaar een begrijpelijk en voor iedereen leesbaar rapport te maken waarin geen wollige taal voorkomt. M a a r alles op 1 A-4? Niet gelukt! De verzamelde i n formatie is waardevol genoeg om daaraan meer bladzijden te wijden. De levendigheid van de tekst hebben we vergroot door karakteristieke uitspraken uit interviews en opmerkelijke antwoorden uit de ingevulde vragenlijsten op te nemen. We wensen de verschillende lezers en lezeressen van dit rapport dus afwisselend veel plezier en sterkte. In het rapport is voortdurend de manlijke vorm van 'medewerkster' gebruikt. Gelet op de samenstelling van het personeelsbestand van R W S is het vanzelfsprekend dat daarmee eveneens vrouwelijke medewerkers worden bedoeld. Vanwege de leesbaarheid is gekozen voor de kortste vorm. We danken alle deelnemers aan het onderzoek voor hun bijdragen. Deze waren vaak zeer concreet en veelal recht uit het hart. W i j bedanken ook de begeleidingscommissie. De begeleiding was kritisch opbouwend van aard. De kwaliteit van het eindprodukt is mede hierdoor positief beinvloed. De volledige inhoud van het rapport, alle waarnemingen en conclusies blijven echter voor 100% voor rekening van de onderzoekers.
1
De milieuklus. samen op weg met RWS 200+
De achtergrond en het onderwerp van het onderzoek
In dit eerste hoofdstuk beschrijven we de inhoud van het onderzoek dat we hebben uitgevoerd. We beschrijven ook waarom het onderzoek en het onderzoeksresultaat belangrijk is voor Rijkswaterstaat.
Rijkswaterstaat moet nog milieubewuster worden In alle sectoren van de samenleving wordt steeds meer aandacht besteed aan 'milieu'. D i t betekent dat gekeken wordt naar mogelijkheden om vervuiling, uitputting en aantasting van het milieu en de natuur die door allerlei activiteiten worden veroorzaakt te verminderen. Belangrijker nog wordt het gevonden om aantasting en vervuiling en uitputting te voorkomen. Rijkswaterstaat is een van de onderdelen van de overheid waar hard wordt gewerkt aan het versterken van de aandacht voor het milieu. Eigenlijk is dat te zwak uitgedrukt: binnen Rijkswaterstaat is al heel wat bereikt op dat gebied. E r wordt niet alleen meer gedacht over milieubeleid, er wordt ook veel aan gedaan. Het milieubeleid van de rijksoverheid ontwikkelt zich verder en organisaties als Rijkswaterstaat blijven meelopen in deze ontwikkeling. Rijkswaterstaat combineert deze ontwikkeling met andere gewenste ontwikkelingen. In "Koers R W S 200+, N u Verder" worden de kerntaken van Rijkswaterstaat belicht. Deze kerntaken zijn: bescherming tegen overstromingen; kwalitatief en kwantitatief waterbeheer; het mogelijk maken, beheersen en geleiden van mobiliteit, en de veiligheid van verkeer en vervoer. De zorg voor het milieu wordt hierbij beschreven als cruciaal thema voor de taakuitoefening van Rijkswaterstaat (RWS). Tevens worden in dit "Koers"-document de voornemens besproken voor wat betreft de andere werkwijze die R W S wil ontwikkelen. Deze werkwijze kenmerkt zich door een resultaatgerichte instelling, waarbij doelmatigheid en rechtmatigheid voorop staan. De gewenste verbeteringen binnen R W S betreffen een betere doorzichtiger bedrijfsvoering, een evenwichtige op de taken bere-
2
De milieuklus. samen op weg met RWS 200+
kende personele bezetting en een op het scheppen van extern draagvlak gerichte aanpak. Alle genoemde aspecten hebben effect op het benodigde opleidingsbeleid. De milieukennis moet op peil zijn en de vaardigheden die vereist zijn voor de nieuwe werkwijze en aanpak moeten bij de medewerkers aanwezig zijn. De kwaliteit van het personeelsbestand wordt hierdoor mede bepaald. Opleidingen die door R W S worden aangeboden vormen een belangrijk instrument om deze kwaliteit te verhogen. Het onderzoek, waarvan dit rapport het resultaat vormt, brengt nieuwe opleidingswensen in kaart. 1.2
De opleidingswensen binnen RWS worden bekeken Het project "Milieuopleidingen nu en straks", waarbinnen dit onderzoek past, is bedoeld om de voorwaarden te scheppen voor die verdere ontwikkeling van het milieudenken en het milieu 'doen' binnen Rijkswaterstaat. In het project wordt bekeken welke opleidingen wenselijk zijn voor de medewerkers van R W S die milieutaken hebben. Dat blijken inhoudelijke cursussen te zijn zoals de cursussen " M E R " en "Afval, het milieu en uw veiligheid ( A M V ) " . Daarnaast zijn er in toenemende mate geluiden te horen waaruit blijkt dat er ook behoefte bestaat aan cursussen en trainingen die bedoeld zijn om vaardigheden van medewerkers te vergroten. In dit verband is door de Hoofddirectie in het eerste kwartaal van 1994 een proeftraining "Beinvloedingsvaardigheden voor milieumedewerkers ( B V M ) " georganiseerd. Deze training is bedoeld voor RWS-medewerkers die een planningsfunctie of een strategische functie hebben.
1.3
De wensen van praktisch uitvoerende RWS-ers zijn nu verkend Van de medewerkers van Rijkswaterstaat die een praktisch uitvoerende taak hebben was nog niet helder welke wensen zij hadden voor nieuwe (extra) ondersteuning in hun milieuwerk. De Hoofddirectie heeft ons gevraagd die wensen te verkennen. In dit rapport hebben we de resultaten van die verkenning opgeschreven.
1.4
De onderzoeksvragen waarmee we hebben gewerkt De verkenning is gericht op de opleidingswensen van de medewerkers van Rijkswaterstaat die een praktisch uitvoerende taak hebben. De verkenning is gericht op: het beter in beeld brengen van deze groep medewerkers; het inventariseren van de problemen die zich bij deze medewerkers voordoen wat betreft communicatie en beinvloeding; het beschrijven van de opleidingswensen, en het geven van een indicatie van de hoeveelheid medewerkers die voor de nieuwe opleidingen in aanmerking komen. Het onderzoek is wat de groep betreft dus afgebakend. Dat geldt ook voor de activiteiten waarbij de medewerkers eventueel ondersteuning wensen. E r is alleen gekeken naar intern gerichte activiteiten waarbij persoonlijke
3
De milieuklus, samen op weg met RWS 200+
communicatie voorkomt. De doelstelling van het project "Milieuopleidingen nu en straks" op langere termijn (namelijk: verinnerlijking van milieu binnen R W S ) vormt de basis van deze afbakening. 1.5
Verinnerlijking vraagt meer dan opleidingen alleen D e onderzoeksvragen zijn beperkt tot opleidingswensen. Tijdens het onderzoekswerk werd duidelijk dat er ook andere ideeen leven bij RWS-ers als het gaat om het vergroten van milieubewustzijn en het versterken van verinnerlijking van milieu. Deze ideeen zijn vaak gericht op de organisatorische kant van het werk. We hebben de belangrijkste ervan beschreven: we denken dat Rijkswaterstaat er baat bij kan hebben, gezien de intenties rondom verinnerlijking en milieubewuster werken.
1.6
Wat kunt u vinden in het rapport? In hoofdstuk 2 lichten we toe op welke wijze het onderzoek is uitgevoerd. In hoofdstuk 3 wordt verduidelijkt dat de onderzochte groep 'uitvoerende medewerkers' uiteenvalt in twee hoofdgroepen. Deze verdeling is richtinggevend geweest voor het onderzoek. In de hoofdstukken 4 tot en met 6 worden de belemmeringen beschreven die de medewerkers ervaren bij de uitoefening van hun milieutaken. In hoofdstuk 7 worden de aanpakken weergegeven die verschillende medewerkers met succes in de praktijk hebben ontwikkeld (los van enige cursus) om hun taak zo effectief mogelijk (en zo plezierig mogelijk) uit te kunnen voeren. In hoofdstuk 8 worden op basis van de onderzoeksresultaten de voorstellen beschreven waarmee het uitvoeren van de milieutaken door de betrokken medewerkers effectiever en plezieriger kan verlopen. Hierbij komen voorstellen aan de orde die betrekking hebben op de verbetering en uitbreiding van persoonsgenchte ondersteuningsmogelijkheden (vaak opleidingswensen) en voorstellen die organisatorisch van aard zijn. In hoofdstuk 9 worden de belangrijkste aanbevelingen voor aanvullende cursussen in de vorm van opleidingsprofielen aangeboden. In hoofdstuk 10 wordt vermeld wat de potentiele doelgroep qua omvang is voor de verschillende opleidingen. In de bijlagen treft u de namen aan van personen die hebben meegewerkt aan het onderzoek en treft u ook de vragenlijst aan die in het onderzoek is gehanteerd.
4
De milieuklus, samen op weg met RWS 200+
r
2
De wijze waarop de verkenning is uitgevoerd
Het onderzoek is uitgevoerd in een aantal stappen. In dit hoofdstuk geven we in grote lijn de aanpak weer. In bijlage 4 van dit rapport wordt gedetailleerd weergegeven welke stappen zijn gezet in het onderzoek.
2.1
Voorbereidende interviews N a de schriftelijke voorbereiding van het onderzoek hebben we met een aantal medewerkers van Rijkswaterstaat gesprekken gevoerd. De gesprekspartners waren geselecteerd op hun inzicht in de werksituatie en ervaringen van uitvoerende milieumedewerkers van R W S . Z i j werken bij een specialistische dienst, een centraal apparaat of bij een dienstkring. De gesprekken met hen dienden als voorbereiding op twee groepsinterviews.
2.2
Twee groepsinterviews Deze groepsinterviews (waarvan er een is gehouden met medewerkers van het centrale apparaat van regionale directies en een met dienstkringmedewerkers) leverden veel informatie op over de werkervaringen als milieuspecialist of milieumedewerker. De deelnemers hebben ook informatie gegeven over hun ondersteuningsbehoeften bij het uitvoeren van hun milieutaak. De resultaten van de groepsinterviews zijn gebruikt om items voor een schriftelijke enquete te selecteren.
2.3
Enquete O m een onderzoeksresultaat te verkrijgen waarmee de Hoofddirectie haar opleidingsbeleid verder kan versterken is het noodzakelijk om een redelijk grote groep RWS-ers te raadplegen. We hebben daarom ruim honderd medewerkers van Rijkswaterstaat die betrokken zijn bij de uitvoering van milieutaken een uitgebreide vragenlijst gestuurd. Deze enquete is verstuurd naar medewerkers van dienstkringen, naar medewerkers van centrale apparaten van regionale directies en naar een beperkt aantal medewerkers van specialistische diensten.
5
De milieuklus, samen op weg met RWS 200+
Er zijn twee groepen uitvoerende RWS-medewerkers
De eerste onderzoeksvraag was gericht op het beter in beeld brengen van de groep uitvoerende medewerkers van wie de opleidingswensen worden onderzocht. In dit hoofdstuk wordt beschreven wat de uitkomst is van dit deel van de verkenning.
ist-
le uitwelke 'kers die m de
Bij de start van het onderzoek is uitgegaan van een driedeling in taken binnen Rijkswaterstaat: strategische taken; planningstaken en uitvoerende taken. . Voor de medewerkers die de eerste twee genoemde taken verrichtent is de eerder genoemde proeftraining ontwikkeld. D i t onderzoek is op de derde groep gericht. U i t de eerste interviewronde bleek al snel dat de groep 'praktisch uitvoerende medewerkers' een heterogene groep was. D e groep milieuspecialisten die bij de centrale apparaten van de regionale direcnes werken hebben andere ervanngen bij het uitvoeren van hun taak dan de medewerkers met milieutaken bij de dienstkringen. Het contactennetwerk. van de ene groep is anders dan van de andere, hun vooropleidingen verschillen en de behoeften aan ondersteuning leken (mede daardoor) ook anders te am. Dienstknngmedewerkers zijn gemiddeld al langer in dienst bij Rijkswaterstaat dan de medewerkers van het centraal apparaat. Medewerkers van dienstknngen zijn vooral op M B O - m v e a u opgeletd, terwijl, zo blijkt uit de enqueteresultaten, de overgrote meerderheid van de medewerkers van het centraal apparaat hoger is opgeleid. D e respondenten in het onderzoek hebben alien een of meerdere cursussen of bnschohngen gevolgd. Een en ander heeft geleid tot een aangepaste werkwijze. D e groepsinterviews hebben we gehouden met de beide groepen medewerkers afzonderlijk Hierdoor is meer specifieke informatie per groep vergaard. Vanzelfsprekend blijken er ook ervaringen en ideeen te zijn die voor betde groepen gelden.
6
De milieuklus, samen op weg met RWS 200+
d het rs van aakf-
% en
itaak het taken het oor der' van t nten-
Vanzelfsprekend is het voor het uitvoeren van de taken ook belangrijk om inhoudelijk op de hoogte te raken en te blijven: (veel) lezen dus. Het 'zendingswerk' (zoals het uitvoeren van milieutaken door meerdere personen wordt omschreven) vraagt voortdurend om het scheppen van draagvlak, het afstemmen van activiteiten op elkaar en het verzorgen van continuiteit bij het doorgeven van de 'milieuboodschap'. "Er is niet een schaap met 5 maar wel een met 7poten nodig voor dit werk" De communicatie is grotendeels mondeling van aard. Schriftelijke communicatie is er vaak louter ter ondersteuning van mondelinge communicatie die is gegeven en vaker bedoeld voor acties op langere termijn. De mondelinge communicatie is ook meer gericht op directe handelingen en taakuitvoering. De personen waarmee binnen R W S het meeste wordt gecommuniceerd zitten vaak bij de eigen dienstkring. Contacten daarbuiten zijn er met medewerkers van het centraal apparaat en soms met specialistische diensten als de D W W . Bij een aantal dienstkringen zijn inmiddels specifieke milieumedewerkers in dienst gekomen. Voor een deel zijn dit nieuwe medewerkers die instromen, voor een deel zijn het RWS-ers die een nieuwe taak erbij nemen. Het is nog onduidelijk wat het effect is van het aanstellen van deze milieumedewerkers, maar de reacties zijn positief. Belemmeringen in het contact met dienstkringmedewerkers De barrieres waarmee men wordt geconfronteerd hebben zowel met onwennigheid als met weerstand te maken. Dienstkringcollega's zien het nut van een aanpak met aandacht voor het milieu niet in. Het milieuwerkveld wordt onvoldoende erkend. "Vroeger gmg het toch ook goed?" Daarnaast wordt het extra werk (dat ook nog complex is) genoemd als uiting van weerstand. De extra inspanningen die nodig zijn vormen (zeker in het begin) geen uitdaging. Door de mensen die we hebben gesproken wordt daar aan toegevoegd dat het 'extra' werk na verloop van tijd zonder morren wordt uitgevoerd. Het ecologisch bermbeheer stuitte aanvankelijk op weerstand. N u is de nieuwe aanpak in veel gevallen al weer een vanzelfsprekendheid. Belangrijk element bij het uitvoeren van de taken is de wijze waarop de baas, het dienstkringhoofd zich opstelt. Als hij zich regelmatig positief uitlaat over de noodzaak om bij de uitvoering van werken rekening te houden met het milieu is dat voor de andere medewerkers van de dienstkring een duidelijk signaal.
8
De milieuklus, samen op weg met RWS 200+
"Als het dienstkringhoofd
erachter staat, dan gebeurt het"
Hierarchische autoriteit werkt op die manier in het voordeel van een milieubewuste aanpak. Het tegenovergestelde effect wordt ook wel gesignaleerd hoewel de uitingsvorm vaak subtieler is: het dienstkringhoofd zegt wel mee te willen werken aan een milieu-aanpak, maar laat in de praktijk weinig zien van die positieve bereidheid. Het is voor milieumedewerkers bijzonder lastig om te gaan met deze dubbele boodschap. Dienstkringmedewerkers noemen kantonniers en rayonopzichters als groepen waarbij het veel energie kost om de milieuboodschap over te brengen. Kantonniers worden echter evenals chefs/afdelingshoofden ook genoemd als personen waarbij het overbrengen van de boodschap juist wel gemakkelijk gaat. Bij nadere analyse blijkt dat er een groep respondenten is die de ene opvatting vertegenwoordigt en een andere groep die de andere mening heeft. Beide groepen zijn niet te relateren aan een ander variabele (leeftijd, opleidingsniveau, aantal jaren werkervaring). Geconcludeerd moet worden dat het andere, waarschijnlijk persoonsgebonden factoren zijn die leiden tot deze verdeling van beoordelingen en ervaringen. Deze factoren kunnen zowel zijn gebonden aan de ontvangers- als aan de zenderskant van de boodschap. D e medewerker die de milieutaak uitvoert geeft aan dat hij soms kennis en informatie tekort komt die nuttig zou kunnen zijn om de anderen te overtuigen. Het tekort ligt op het vlak van visie: wat zijn de redenen voor R W S om (meer) aandacht aan milieu-aspecten te besteden? Belemmeringen in het contact met medewerkers van het centraal apparaat Een kernachtige omschrijving die we aangereikt kregen van de belemmeringen in dit vlak is: "gebrekkige informatie zowel qua tijdstip als qua vormgeving". Gesproken wordt over veel papier met relatief onbegrijpelijke teksten die daarna nog vertaald moeten worden door de dienstkringmedewerker. Door een dienstkringmedewerker werd er onder andere opgemerkt: "Een notitie van het centraal apparaat wordt op de stapel gelegd, maar het reclameblaaJic van de slager wordt gespeld: dat zegt wel iets over de gewenste omvang en de vormgeving" D o o r een enkele dienstkringmedewerker wordt gezegd dat het lastig is om de juiste persoon bij het centraal apparaat te weten, te kennen en te pakken te krijgen. D i t is echter geen algemeen beeld. E r is vaak een vooringenomen houding gesignaleerd bij de medewerkers van het centrale apparaat ten opzichte van de dienstkringmedewerkers. Dat is overigens over en weer het geval. Dienstkringmedewerkers hebben het gevoel dat de centrale apparaatsmedewerkers een negatief beeld over dienstkringen hebben in de trant van:
9
De milieuklus. samen op weg met RWS 200+
"Bij de dienstkringen hebben ze geen enkele feeling voor milieubeleid. We moeten ze goede informatie geven zodat ze iets met milieu gaan doen " De dienstkringmedewerkers hebben het gevoel dat zij vaak niet als collega's worden gezien. De wereld is door medewerkers van het centraal apparaat in hun beleving verdeeld in 'wij' en 'zij'. Onderstaand citaat dat we hebben opgetekend uit de mond van een medewerker van een centraal apparaat bevestigt dit beeld: "Bij de regionale directie-intem raat)
4.4
" (bedoeld wordt: bij ons binnen het centraal
appa-
Algemene belemmeringen: onlogische regelgeving en een infJexibele organisatie Een algemene klacht die regelmatig terugkwam heeft betrekking op de, in de beleving van dienstkringmedewerkers, onlogische regelgeving. Die regelgeving maakt het lastig om anderen te overtuigen van het nut van een milieu-aanpak. Zo werd door een medewerker het volgende voorbeeld gegeven. "Toen we het zvater uit het bassin rond de brugpijler weer 20 cm wilden terugpompen naar de rivier waar het net uitkwam, werden we opeens verplicht hiervoor een vergunning aan te vragen. Dat is te gek, daarmee krijg je tegenstanders" Bij de omschrijving van de werksituatie gaven medewerkers van dienstkringen reeds aan dat het 'flexibiliseren van de cultuur' van Rijkswaterstaat als een taakonderdeel wordt beschouwd bij het uitvoeren van milieutaken. De organisatie wordt als log en star gezien, waardoor het uitvoeren van milieutaken wordt bemoeilijkt: het duurt soms lang voordat een voorstel tot een bepaalde aanpak wordt goedgekeurd en de milieumedewerker knjgt dat op zijn brood. Voor een effectief uitvoeren van de milieutaken en voor het verkrijgen en behouden van draagvlak bij de collega's is het belangriik om snelle wegen te kennen en te blijven vragen om een flexibele aanpak.
10
De milieuklus, samen op weg met RWS 200+
Belemmeringen die milieumedewerkers van centrale apparaten ervaren
In het vorige hoofdstuk is weergegeven welke belemmeringen dienstkringmedewerkers ervaren in het uitvoeren van hun milieutaken. In dit hoofdstuk wordt verteld welke belemmeringen medewerkers van de centrale apparaten van regionale directies tegenkomen in hun werk.
Kenmerken van de werksituatie Afgaande op de enqueteresultaten: besteedt circa 48% van de milieumedewerkers die werkzaam zijn bij de centrale apparaten, tussen de 0% en 25% van hun werktijd aan het uitdragen van de milieuboodschap; besteedt circa 22 % van de milieumedewerkers tussen de 25% en 50% van de werktijd aan het uitdragen van de milieuboodschap en besteedt ruim 30% van de milieumedewerkers de helft tot driekwart van hun werktijd aan het uitdragen van de milieuboodschap. De respondenten in het onderzoek hebben alle een of meerdere milieucursussen of bijscholingen gevolgd. De medewerkers ervaren het uitvoeren van hun taak als een gecompliceerde zaak: er zijn meerdere taakelementen en er zijn verschillende vaardigheden bij nodig ('schaap met zeven poten'). Z i j ervaren een grote werkdruk hetgeen ook blijkt uit een van de wensen die zij uiten: 'meer tijd'. De werksituatie van deze groep medewerkers kenmerkt zich door de schakelfunctie die deze groep heeft tussen het D T en de dienstkring(en). Deze groep medewerkers heeft met andere woorden buiten de 'eigen' geleding twee andere geledingen in de organisatie waarmee vooral wordt gecommuniceerd. M e t het D T vindt de uitwisseling plaats over beleidsmatige (langere termijn) onderwerpen. M e t de dienstkringen is de uitwisseling vooral operationeel (en korte termijn) van aard. De communicatie met het D T vindt hoofdzakelijk schriftelijk plaats. De communicatie met dienstkringen is een combinatie van mondelinge en schriftelijke communicatie. D e mondelinge communicatie gaat -in de samenwerkingsverbanden die positief worden genoemd- veelal vooraf aan de schriftelijke.
11
De milieuklus. samen op weg met RWS 200+
"Ik pleeg eerst altijd een telefoontje en daarin vertel ik wat ik ga opsturen en waar het voor bedoeld is. Daarmee neemt de kans af dat het 'over het hoofd' wordt gezien" De milieumedewerkers op de centrale apparaten hebben een uitgebreider contactennetwerk dan de medewerkers van de dienstkringen. Dat geldt voor de diversiteit aan contacten binnen het centrale apparaat, maar ook daarbuiten. De contacten met de specialistische diensten zijn veelvuldiger en de relatie met de hoofddirectie is nauwer. Dat laatste blijkt overigens een relatief begrip te zijn: de contacten met de Hoofddirectie vinden vaker op initiatief van de Hoofddirectie plaats dan op eigen initiatief. Belemmeringen in het contact met medewerkers van het centraal apparaat In het contact met collega's van het centrale apparaat (ontwerpers, hoofden van andere afdelingen, projectleiders) ondervinden de milieuspecialisten zowel onwennigheid als ook weerstand. De onwennigheid lijkt hier overigens minder aanwezig dan bij de dienstkringen. Deze onwennigheid wordt het meest gesignaleerd bij hoofden van andere afdelingen. Bij anderen treedt ook weerstand op. E r wordt regelmatig opgemerkt dat er al veel aandacht aan milieuzaken wordt besteed. "We doen al zoveel aan milieu; moet het op dit terrein nu ook nog?" Wat betreft de hoeveelheid van hun werkcontacten 'scoren' projectleiders (91,3%) en medewerkers van de afdeling nieuwe werken (82,6%) het hoogste. Veel contacten zijn er daarnaast ook met: afdelingshoofden en chefs van andere afdelingen (78,3%); dienstkringhoofden (73,9%) en milieumedewerkers van dienstkringen (69,9%). E r is relatief erg weinig contact met H I D en D T . Projectleiders zijn in de ogen van milieuspecialisten de gemakkelijkste groep om mee samen te werken. Medewerkers van andere dan de eigen afdeling staan vaak kritisch ten opzichte van milieu-activiteiten. D i t wordt niet hinderlijk gevonden. E r ontstaat voor de milieuspecialist pas een probleem als hij door het (noodgedwongen?) toepassen van regels ongeloofwaardig wordt bij de ander. Als regels voorrang (b)lijken te krijgen boven de milieu-effectiviteit van een bepaalde aanpak komt de milieu'boodschapper' soms in problemen. Hierbij speelt een specifieke taakopvatting van de betrokken medewerker een rol, waaraan later aandacht wordt besteed. M e t ontwerpers worden weinig problemen gemeld. Het contact verloopt vaak soepel. Projectleiders tonen vaak bereidheid milieu-aandacht te accepteren "als het project maar niet blokkeert". Afdelingshoofden stellen (zichzelf?) regelmatig de vraag hardop:
12
De milieuklus, samen op weg met RWS 200+
"Is dit wel een taak van
Rijkswaterstaat?"
E n ook: "Wat betekent dit voor de planning, voor de prioriteiten en de personele middelen?" Blijkbaar nemen zij regelmatig hun belangrijkste referentiepunten (waarop ze het gevoel hebben afgerekend te worden) erbij om een expliciete afweging te kunnen maken. De betrokken milieumedewerkers hebben begrip voor de afweging. Tegelijkertijd krijgen zij op dergelijke momenten het gevoel dat zij iets moeten verdedigen, moeten bewijzen wat de meerwaarde is. Daar hebben ze niet altijd de argumenten voor paraat. Het is niet zo vreemd dat afdelingshoofden deze afweging maken: ook over de contacten met het D T of met D T - l e d e n wordt gemeld dat deze zich afvragen of een milieutaak wel een RWS-taak is. De uitspraak in R W S 200+ dat milieu een cruciaal thema vormt voor het huidige en het toekomstige RWS-werk lijkt in dit opzicht niet voldoende positieve ondersteunende werking te hebben. Daarnaast wordt blijkbaar eveneens hardop verzucht: "Als het maar niet teveel personeel kost". Een dergelijke verzuchting is in een bezuinigende organisatie natuurlijk geen onverklaarbaar verschijnsel. Milieuspecialisten melden als belemmering ook: het uitblijven van een duidelijke ondersteunende houding van het D T . Sommigen stellen dat een duidelijke positieve opstelling van het D T het milieuwerk in het contact met anderen 50% gemakkelijker zou maken. Een opvallende belemmering die wordt genoemd heeft te maken met de verscherpte accountantseisen die worden gesteld. Deze eisen frustreren in de beleving van de medewerkers vooral milieuprojecten. De verklaring hiervoor kan zijn dat de huidige administatieve organisatie 'dwingt' tot het (jaren) vooruit plannen van activiteiten en het reserveren van budgetten. Routinewerkzaamheden van R W S zijn budgettair reeds een aantal jaren vooruit inplanbaar waardoor er in het administratief-organisatorisch systeem geen fricties optreden. M e t nieuwe en innovatieve werkzaamheden en activiteiten is dit anders. Hiervoor is vaak een verschuiving van middelen noodzakelijk. D i t levert problemen op waardoor het entameren van innovatieve RWS-activiteiten wordt belemmerd.. De verstarring die hierdoor kan ontstaan lijkt tegenstrijdig met de in R W S 200+ genoemde intenties: een hoogwaardiger en slagvaardige organisatie te ontwikkelen die inspeelt op maatschappelijke ontwikkelingen. Het projectmatig werken binnen R W S heeft vele voordelen. Enkele nadelen zijn in dit onderzoek naar voren gekomen. D i t geldt bijvoorbeeld voor het feit dat een projectmatige werkwijze de illusie met zich meebrengt dat alle variabelen, alle factoren beheersbaar zijn. In gevallen waarin er rondom milieu-aspecten afwegingen moeten worden gemaakt kan er enige ver-
13
De milieuklus, samen op weg met RWS 200+
traging optreden: er moet overleg worden gevoerd, informatie worden gezocht, e.d. In de beleving van medewerkers, van projectleiders en anderen zorgt 'milieu' dus voor verstoring van het geplande proces waarmee zij nu juist hebben leren werken. Het is daarbij in de beleving van betrokkenen ook nog zo dat, wanneer men eenmaal in de projecttrein meerijdt, men moet meerijden (soms meerennen) tot het eindpunt: 'Niet meer zeuren, niet meer aan de noodrem trekken.'
Belemmeringen in het contact met medewerkers van de dienstkring De milieuspecialisten van de centrale apparaten hebben contacten met verschillende medewerkers van dienstkringen. Zowel met het dienstkringhoofd, het hoofd van de technische dienst als met de rayonopzichter en de kantonnier zijn er van tijd tot tijd contacten. B i j de dienstkringen waar een milieumedewerker is aangesteld lijkt het contact tussen centraal en dienstkring apparaat zich steeds meer te richten op het het contact tussen milieuspecialist en milieumedewerker. In het contact met het dienstkringhoofd wordt soms een sterke allergie gevoeld voor het verlies aan autonomie. Het dienstkringhoofd is vaak al vele jaren eigen baas op het eigen terrein en heeft het gevoel dat hij dat kwijt kan raken door de bemoeienis van milieuspecialisten met zijn werk. De aanstelling van milieumedewerkers bij dienstkringen zal het gevoel van autonomie versterken. Weerstand is er in de beleving van de medewerkers zeker niet bij alle dienstkringhoofden. Als er wel weerstand is uit deze zich op verschillende manieren. Soms wordt regelrecht "neen" gezegd tegen een voorstel van een milieuspecialist. Soms wordt "ja" gezegd maar gebeurt er qua uitvoering helemaal niets. Tegen beide reacties voelen de 'milieuboodschappers 'zich behoorlijk machteloos. Bij hoofden van technische diensten worden soortgelijke reacties waargenomen. Het krijgen van een goede aansluiting bij rayonopzichters en (bovenal) met kantonniers vinden de meeste milieuspecialisten heel lastig. E r is bij hen snel (en soms heel begrijpelijk) onbegrip over nieuwe richtlijnen. Bijvoorbeeld als takken na het snoeien opeens moeten blijven liggen uit ecologische overwegingen terwijl het jarenlang gebruik is geweest alles "lekker op te ruimen". In het contact met deze dienstkringmedewerkers is soms een onduidelijke houding van het dienstkringhoofd ('kan er wel iets of niet; moet er wel iets of juist niet') extra belemmerend. De medewerkers van het centrale apparaat merken dat bij de ontvangers van de milieuboodschap de weerstand soms vergroot wordt door het taalgebruik dat door hen als 'zender' wordt gebruikt: het wordt vanuit de dienstkring abstract, moeilijk en vooral niet praktisch genoemd. Een andere belemmering aan de ontvangerskant is de vooringenomenheid die medewerkers van dienstkringen regelmatig blijken te hebben tegen
14
De milieuklus, samen op weg met RWS 200+
initiatieven van het centraal apparaat. Deze vooringenomenheid heeft niet specifiek te maken met milieu-activiteiten: zij is algemeen van aard. De beleving door de dienstkringmedewerkers wordt soms als volgt geuit. "De mensen van het centraal apparaat denken alles te weten, maar weten eigenlijk niets over ons werk " D e aansluiting met kantonniers is voor sommige milieuspecialisten echt een onmogelijke opgave. M e n krijgt geen aansluiting op de taal en op de -blijkbaar- favoriete onderwerpen van deze doelgroep. "Ik weet niets van voetbal, over mooie vrouwen en auto's en ik rook geen zware shag: het lukt me niet" (vrouwelijke milieuspecialist)
5.4
Belemmeringen in het contact met de Hoofddirectie van Rijkswaterstaat De belangrijkste belemmering die wordt gevoeld in de relatie met de Hoofddirectie is: het gebrek aan contact. Het zoeken van contact met de Hoofddirectie gebeurt vaak niet of mislukt omdat er geen herkenbare, aanspreekbare personen (meer) zijn. De contactactiviteiten waarvoor voorheen herkenbare, maar ook gekende, personen werkzaam waren bij de Hoofddirectie zijn nu ondergebracht in functies. E r is doorstroming op deze posten ("er zitten telkens weer andere mensen"), waardoor de drempel om contact op te nemen met de Hoofddirectie niet wordt verlaagd. De activiteiten vanuit de Hoofddirectie worden tevens getypeerd als ad hoc en ongecoordineerd. Deze worden zonder vooroverleg ondernomen. E r is, zo wordt gesteld, wederzijdse onbekendheid met elkaars werk.
5.5
Belemmeringen in het contact met specialistische diensten De specialistische diensten zoals Bouwdienst en D W W worden regelmatig geraadpleegd. Het wordt als een belemmering ervaren dat er. bijvoorbeeld bij technische DWW-adviezen, geen of een gebrekkige integratie plaatsvindt met milieuzaken. Door de D W W wordt momenteel door middel van een reorganisatie gewerkt aan de integratie van milieu in andere sectoren. Dit zou ook tot uitdrukking moeten gaan komen in de adviezen die worden verstrekt.
15
De milieuklus, samen op weg met RWS 200+
Wat speelt beide groepen parten?
6
In de vonge hoofdstukken zijn de belemmeringen behandeld die de dienstkringmedewerkers en de milieuspecialisten van het centraal apparaat afzonderlijk ervaren. Er zijn ook factoren die voor het uitvoeren van de milieutaak door beide groepen belemmerend werken. Deze worden beschreven in dit hoofdstuk
6.1
Draagvlak voor'milieu' Hoe stevig en hoe breed is het algemeen draagvlak binnen de RWS-organisatie voor het besteden van aandacht aan het milieu bij het uitvoeren van kerntaken? De vraag is belangrijk. E r kan immers van uit worden gegaan dat de ontvankelijkheid voor een milieuboodschap direct samenhangt met het draagvlak voor een milieuverantwoorde aanpak. Deze vraag is niet gemakkelijk te beantwoorden: uit de interviews, groepsinterviews en de enquete is een gemengd beeld te halen. De 'pionierstijd' van het binnendragen van 'milieu' als aandachtsveld binnen R W S is voorbij. Het is nauwelijks meer noodzakelijk om in het algemeen het belang van aandacht voor het milieu aan te geven of te verdedigen. D e discussie vindt nu vooral plaats op het concrete uitvoeringsvlak. Het nadenken over en het integreren van milieu-aspecten in kerntaken leven op korte termijn (en vaak alleen maar tijdelijk) extra werk op. E n daarmee vaak in de beleving van RWS-ers ook overlast en vertraging. In het uitvoeringsvlak is 'milieu' daarmee nog vaak een beladen onderwerp. Ook hier kan worden geconstateerd dat de uitspraken in R W S 200+ aangaande het aandachtsveld 'milieu' blijkbaar onduidelijk zijn dan wel onvoldoende positieve werking hebben om 'milieu' de acceptatiegraad te geven binnen R W S waarmee een soepele integratie en implementatie van milieutaken en andere taken mogelijk is. We constateren dat R W S wat betreft het leren omgaan met milieu-issues zich op het pad bevindt van het 'enkelslag leren' naar het 'drieslag leren' . In het 'enkelslag leren' worden regels veranderd (bijvoorbeeld over de toe7
]
J . Sivieretiga
cn A.P.M.
Icrende organisatie: organisaties.
Wicrdsma:
Op Keg naar een
over het leren en opleiden
van
1990
16
De milieuklus, samen op weg met RWS 200+
passing van materialen). In 'dubbelslag leren' (als tweede stap in een ontwikkelingstraject) vinden veranderingen plaats op het niveau van 'inzichten' waarmee wordt gewerkt. De werkwijze van de organisatie en van haar medewerkers wordt hierbij kritisch bekeken en in overeenstemming gebracht met de actuele behoeften en eisen die er zijn. Deze behoeften en eisen komen vaak uit de (turbulente) omgeving: nieuw beleid, andere wensen qua draagvlak en dus wat betreft de interactie met de omgeving. Drieslag leren betekent dat ook de identiteit van de organisatie in discussie komt. Het accepteren van de noodzaak om milieuverantwoord te werken als R W S past in dit leerproces. De gevolgen van dit fundamentele leerproces zijn velerlei: bestaande activiteiten van de organisatie worden afgebouwd of veranderd, nieuwe activiteiten worden opgepakt en de wijze waarop deze worden uitgevoerd is voor de organisatie nieuw. Voor management en medewerkers is het belangrijk om te weten dat milieuverantwoord werken niet alleen een verandering van regels en i n zichten behoeft, maar ook een fundamentele wijziging van werkwijze en houding. Persoonlijke houding en cultuur van de organisatie: probleemorientatie, oplossingsbereidheid en resultaatgerichtheid De verschuiving van de discussie van de pionierstijd ('we moeten aandacht gaan besteden aan milieu') naar de huidige situatie ('hoe kunnen we milieu het beste integreren in de uitvoering van huidige kerntaken?') is belangrijk voor de houding waarmee milieuspecialisten en milieumedewerkers hun werk doen. In de pionierstijd kon een 'zendelingen'-houding nog functioneel zijn: de 'boodschap' moest immers nog aan de man en de vrouw worden gebracht. Kenmerken van een zendingshouding zijn: het voortdurend herhalen van een boodschap en -vooral- het benadrukken van de problemen die er zijn (en die de anderen nog niet willen zien). Gekoppeld daaraan is vaak ook het voorspellen van grote ellende die zich kan voordoen (hetzij door wettelijke bedreigingen of door milieuhygienische catastrofes). E r wordt gevraagd om een heldere beleidsmatige aanpak. Een sterke probleemgerichtheid is het meest herkenbaar in deze opstelling. "Het probleem is gevjoon het uitgangspunt" Deze probleemgerichtheid en de nadrukkelijke vraag om beleidsmatige aandacht voor milieuzaken sluit niet altijd gemakkelijk aan bij de traditionele 'doe'-cultuur en oplossingsgerichtheid van R W S . Deze probleemorientatie is immers veelal gekoppeld aan de wens om een oplossing van het gehele probleem te bewerkstelligen, hetgeen met de huidige omvangrijke milieuproblemen een onmogelijke opgave lijkt. De oplossingsgerichtheid van R W S is tegelijkertijd gericht op het realiseren van partiele oplossingen of van tijdelijke oplossingen als daarmee de hanteerbaarheid ervan is gegarandeerd. In het kader van de gladheidsbestrijding is het werken met grote scheppen zout jarenlang traditie geweest. Milieu-overwegingen nopen tot het bedenken van een andere aanpak. Een zeer bescheiden laagje zout is voor een doorgewinterde gladheidsbestrijder reeds een trendbreuk met zijn
17
De milieuklus, samen op weg met RWS 200+
eerdere aanpak. Voor een collega die het milieubelang verdedigt is dit een aanpak die het probleem niet wezenlijk oplost en is daarom niet aanvaardbaar. Compromisvorming is dan lastig. De beschreven probleemgerichte houding is sterker bij de medewerkers van de centrale apparaten dan bij de dienstkringmedewerkers. Een mogelijk verklaring hiervoor is dat de milieuvooropleiding van de centrale apparaatsmensen aanzet tot deze probleemorientatie. Een ander aspect dat hierbij van belang is is dat de milieuspecialisten relatief k o n bij R W S werken en daarmee minder geintegreerd zijn in de 'doe'-cultuur van R W S dan de medewerkers bij dienstkringen. Deze laatsten zijn vanuit hun functie en taak bij R W S aandacht gaan besteden aan milieutaken, waardoor de aansluiting in werkwijze groter is. In de huidige omstandigheden wordt de milieudiscussie vooral gevoerd op het moment dat de uitvoering van werken aan de orde is. Belangrijk is nu 'hoe' milieu kan worden gecombineerd en geintegreerd in het RWS-werk van alledag. Dat geldt voor de koffiebekers in de kantines en bedrijfsrestaurants tot aan de materialen waarmee beschoeiingen worden gemaakt. D e opstelling, de houding van een milieuspecialist of milieumedewerker moet passen bij de de huidige vraagstelling. E e n zendingshouding is niet meer effectief. Een probleemgerichte (dogmatische) opstelling werkt afstand in de hand ten opzichte van collega's die oplossingen nastreven die op korte termijn realiseerbaar zijn en daarmee passen in de resultaatgenchte werkwijze die binnen R W S wordt bevorderd. Een gemeenschappelijk probleem is er dan niet. E n daarmee is er vaak geen gezamenlijke aanpak op basis van argumentatie en een open opstelling.
"\.7t>r meer: we moeten omdat
dit doen; punt uit. Maar meer: we kunnen dit en dat zo gaan doen,
" Pas als de milieuspecialist en/of de milieumedewerker zich buigt over de 'hoe'-vraag ontstaat er mogelijk weer gezamenlijkheid. M e t andere woorden: de probleemorientatie moet worden omgezet in een resultaatgerichtheid om de aansluiting met de heersende organisatiecultuur te behouden.
6.3
De definitie van de situatie en de definitie van de eigen rol : 'hoe kijkt men tegen de werksituatie aan en welke taak moet er worden uitgevoerd?' De houding van de 'milieuboodschapper' wordt zichtbaar (beter nog: voelbaar) in de wijze waarop hij de werksituatie definieert. E n ook welke rol hij voor zichzelf ziet weggelegd.
18
De milieuklus, samen op weg me: RWS 200+
De roldefinitie, die veel voorkomt, komt als volgt tot uitdrukking in de volgende citaten: "Ik ben iemand met een boodschap" en "Ik moet een aantal onwillige of in ieder geval onkundige collega's proberen te overtuigen van het nul en de noodzaak om milieu-overwegingen te betrekken bij het uitvoeren van de echte kerntaken" Het laatste citaat laat een ogenschijnlijk offensieve opstelling zien. In wezen weerspiegelt het citaat minstens even sterk een bedekt defensieve houding. E r wordt reeds geanticipeerd op onwilligheid en onkundigheid. De eigen taak wordt opgevat als een taak naast de echte kerntaken, te weten: bescherming tegen overstromingen; kwalitatief en kwantitatief waterbeheer; het mogelijk maken, beheersen en geleiden van mobiliteit, en de veiligheid van verkeer en vervoer (uit: Koers R W S 200+ N u verder). De zorg voor het milieu wordt echter in Koers R W S 200+ beschreven als cruciaal thema voor de taakuitoefening van Rijkswaterstaat. Een taakopvatting waarin milieu een ondergewaardeerde plaats krijgt strookt niet met de 'officiele' koers van de Waterstaat. Deze beleving heeft gevolgen voor de manier waarop de werksituatie wordt beleefd. 'Milieu' wordt bijvoorbeeld als een onderwerp gezien waarover niet onderhandeld kan worden. Door de normstellingen waarmee milieubeleid gepaard gaat is dat een verklaarbare opstelling. Maar niet in elke uitvoering van een milieutaak staat normering voorop. De beleving, de definitie van de werksituatie lijkt dan ook vaak eenzijdig te worden verbonden met nietonderhandelbare inbreng en inzet in werkrelaties. Een medewerker verwoordde dit als volgt: "Ik kom tn het ititoefenen van mijn milieutaak terecht in een strijdsituatie. Het is een stnjdrelatie waarin de ander minder geneigd is om te overleggen, maar meer geneigd is te onderhandelen. Ik heb echter toehtig te onderhandelen: milieuzorg is milieuzorg, normen zijn normen." Het is duidelijk dat deze weergave van de werksituatie een bijpassende houding in het contact met anderen tot gevolg heeft. U i t de gehouden interviews blijkt dat de 'boodschapper' vaak sterk gericht is op de barrieres en weerstanden die hij/zij verwacht bij de gesprekspartner. Hij/zij anticipeert, bereidt zich voor op een negatieve of op zijn minst een terughoudende reactie van de ontvanger van de boodschap. Hij/zij neemt daarmee vaak een defensieve houding aan, waardoor de overtuigingskracht geringer is dan deze zou kunnen zijn. De ontvanger van de boodschap registreert (veelal onbewust) op basis van de woorden en van de houding (dus uit verbale en nonverbale signalen) vanuit welke gedachte en verwachting de boodschapper werkt. De ontvanger reageert daarop negatief en dit be-
19
De milieuklus, samen op weg met RWS 200+
vestigt weer de vooronderstelling van de boodschapper. Gevolg: een nietproductieve werkrelatie. Het woordje 'ik' in de voorgaande drie citaten is niet toevallig. E r is sprake van een sterke persoonlijke missie op milieugebied. De effectiviteit van het individuele handelen wordt echter pas vergroot als er een besef is hoe met het eigen idealisme binnen de gegeven beperkingen van Rijkswaterstaat kan c.q. moet worden omgegaan. De bijpassende formule luidt: E = f [ 1,0MB] E= effectiviteit in uitvoeren van taak 1= idealisme OMB=omgaan met beperkingen. 6.4
Evenwicht tussen kennis en kunde, tussen kunde en kennis O m effectief (dus met resultaten) te kunnen communiceren over milieuzaken is een optimale combinatie van kennis en kunde, van deskundigheden en vaardigheden nodig. Deze combinatie is niet altijd aanwezig op een wijze die de betrokken medewerkers wensen. De sterk milieu-inhoudelijk geschoolde medewerkers (vaak werkzaam bij de centrale apparaten) vinden zich te weinig geschoold en getraind in vaardigheden om hun kennis op een goede manier 'te communiceren'. De mensen die langer in de praktijk van Rijkswaterstaat werken en zich daarin (en vooral ook in dienstkringen) gemakkelijk bewegen, scholen zich langzamerhand inhoudelijk maar voelen zich vaak nog te weinig inhoudelijk onderlegd en geinformeerd. In hoofdstuk 8 wordt concreet aangegeven hoe de wensen op het gebied van opleidingen bij de medewerkers van het centraal apparaat en van de dienstkring liggen.
20
De milieuklus, samen op weg met RWS 200+
Succesvolle aanpakken die in de praktijk zijn ont wikkeld
In de voorgaande hoofdstukken zijn de lastige kanten van het miiieuwerk binnen RWS beschreven. De werkelijkheid is natuurlijk veelzijdiger. Er zijn door medewerkers in de praktijk allerlei aanpakken ontwikkeld die succesvol zijn. In het onderzoek is regelmatig gezegd dat een uitwisseling met collega's over de wijze waarop zij hun werk doen heel prettig is. Het levert tips op en een gemeenschappelijk gevoel met 'lotgenoten'. In dit hoofdstuk beschrijven we de belangrijkste aanpakken. Waar dat nodig is geven we aan voor welke groep deze aanpak vooral nuttig is. Vaak is de aanpak voor beide groepen bruikbaar.
Presentatie: concrete vragen, een goede timing en onderhouden van contact Het blijkt in de praktijk heel belangrijk te zijn om in het contact met anderen die een uitvoerende taak hebben waarbij aandacht 'moet' worden besteed aan milieu-aspecten een goede presentatie te hebben. Daarbij wordt vooral gewezen op het nut: anderen te benaderen met concrete vragen in plaats van met algemene verhalen: het contact zodanig vroeg te leggen dat er door het stellen van een vraag als zodanig geen vertraging optreedt in een traject: de gesprekspartner heeft de mogelijkheid de vraag te beantwoorden, actie te nemen of zijn/haar programma bij te stellen. Geen 'mosterd-na-de maaltijd-interventies'; deze zijn dodelijk voor een goede verstandhouding; de contacten met de belangrijkste collega's (degenen die men het vaakst nodig heeft) regelmatig te onderhouden, ook als er geen f o r m e d moment is voor contact. "Ik drink geregeld een borreltjeleen kopje koffie (afhankelijk klets dan bij"
21
De milieuklus, samen op weg met RWS 200+
van behoefte en gewoonte) en
Houding: respect voor deskundigheid en traditie in werkwijze van anderen gekoppeld aan een dienstverlenende instelling De bijpassende succesvolle houding bij de presentatie die hierboven is beschreven is de houding waarbij er met respect voor de belevingswereld wordt gecommuniceerd en gehandeld. Het gaat daarbij om inlevingsvermogen in de denkwijze en werkwijze van de ander. D i t hoeft overigens geen volledige acceptatie van de opvattingen en handelswijze van de ander te betekenen. Het gaat vooral om het begrijpen en het begrip op kunnen brengen. D i t vormt de basis voor het krijgen van een communicatieve aansluiting. Het honoreren van de deskundigheid van de gesprekspartner is belangrijk daarbij. De meest voorkomende en succesvolle uitdrukking van dit respect blijkt uit het stellen van de vraag van de ene collega aan de andere: "Wat vindjij ervan; heb je een idee?" De gesprekspartner wordt als adviseur betrokken bij het oplossen van een gezamenlijk probleem. Eenzelfde aanpak wordt met succes toegepast als er een samenwerkingsrelatie moet ontstaan met een persoon die voorheen een geheel eigen territorium had (hetzij feitelijk, hetzij in zijn beleving). De betreffende persoon primair om advies vragen. Geen druk op de ketel zetten, maar gezamenlijkheid scheppen. Buitengewoon belangrijk is het snel en adequaat reageren op vragen van anderen. E r zijn voorbeelden genoemd van een sterk verbeterde relatie tussen een dienstkringhoofd en een milieuspecialist van een centrale vestiging doordat de laatste een bevredigende reactie had op de vraag van het dienstkringhoofd. De tevredenheid wordt daarbij meer gevoed door de snelheid van reageren en de dienstverlenende instelling die daarmee wordt gedemonstreerd dan door een 100% kwalitatief hoogstaand antwoord.
22
De milieuklus, samen op weg met RWS 200+
Wat is er nodig?
In dit hoofdstuk worden op basis van de onderzoeksresultaten de voorstellen beschreven waarmee het uitvoeren van de milieutaken door de betrokken medewerkers effectiever en plezieriger kan verlopen. Hierbij komen voorstellen aan de orde die betrekking hebben op de verbetering en uitbreiding van persoonsgerichte ondersteuningsmogelijkheden (vaak opleidingswensen) en voorstellen die orgamsatorisch van aard zijn. Bij de verwerking van de enqueteresultaten zijn de antwoorden van de medewerkers van de specialistische diensten gevoegd bij die van de medewerkers van centrale apparaten: de antwoorden van deze groepen lagen voortdurend in dezelfde richting hetgeen verklaarbaar is gelet op hun positie in de organisatie en het opleidingsniveau.
Opleidingwensen dienstkringmedewerkers Het onderzoek laat zien dat bij dienstkringmedewerkers de behoefte aan opleidingen op het vlak van vaardigheden beduidend kleiner is dan op het gebied van kennis. De vaardigheden die met name worden genoemd zijn: presentatie en spreken in het openbaar, vergadertechniek en het omgaan met en het overtuigen van mensen. De kennisbehoefte bestaat uit milieukundige kennis, wets- en rechtskennis en uit zaken die met vergunningverlening en andere formele afhandelingsprocedures van doen hebben. Gevraagd wordt ook om kennis en informatie op het gebied van alternatieve materialen, over faunabeheer en over onkruidbeheer. E r wordt door een van de respondenten (invullers van de vragenlijst) tevens de algemene vraag gesteld "hoe ga ik veilig om met milieu (grond, water en lucht)". De conclusie kan worden getrokken dat de ondersteuningswens wat betreft de vaardigheden met name ligt op het vlak van het overtuigend kunnen presenteren van de milieuboodschap. Wat betreft de ondersteuningsbehoefte op kennisgebied blijkt dat voor een aantal geuite wensen er reeds een cursusaanbod bestaat. M e n is hier te weinig van op de hoogte. Een versterkte voorlichting op het gebied van de bestaande cursusmogelijkheden aan dienstkringmedewerkers lijkt wat dit betreft wenselijk.
23
De milieuklus, samen op weg met RWS 200+
N a vergelijking van de 'kennis'wensen met het bestaande aanbod kan worden vastgesteld dat aan veel van deze wensen wordt tegemoet gekomen in de 'verdiepingscursus milieu' en de cursus Wet Chemisch Afval. E r bestaan lacunes in het aanbod op het terrein van faunabeheer en onkruidbeheer. De vragen met betrekking tot faunabeheer hebben betrekking op kennis en informatie over de effecten van RWS-werk voor vogels en zoogdieren en op de wijze waarop met de negatieve effecten rekening kan worden gehouden. De vragen met betrekking tot onkruidbeheer zijn gericht op: hoe voorkom ik onkruid op verhardingen en in beplanting op een milieuvriendelijke manier; hoe verwijder ik e.e.a. op een milieuverantwoorde wijze? E r blijkt belangstelling te zijn voor de cursussen Beheer Groenvoorziening en Praktische Vaardigheid Beplantingen. Vanuit de dienstkring is de wens over de aanpak en inhoud van de cursussen heel duidelijk: deze moet volledig afgestemd zijn op de (dienstkring)-werkpraktijk van Rijkswaterstaat. Als voorkeur voor de vorm van de cursus wordt aangeduid: een aantal korte bijeenkomsten gedurende een aantal maanden. Opleidingswensen medewerkers centrale apparaten U i t de enquete blijkt dat bij de medewerkers van het centraal apparaat de behoefte aan opleidingen op het gebied van vaardigheden en kennis nagenoeg even groot is. De ondersteuningsbehoeften op het vlak van vaardigheden liggen hier zeer sterk op beinvloedings- en communicatievaardigheden. Onderhandelen, conflictbeheersing en -hantering scoren hoog als wensen op het gebied van beinvloeding; presentatievaardigheden, notities en rapporten schrijven scoren hoog op het gebied van communicatie. Ondersteuning op leidinggeven en op management wordt eveneens als een van de hoogst scorende items genoemd. Dat geldt ook voor time-management. De gewenste ondersteuning op kenniseebied ligt bij de medewerkers van het centraal apparaat in de eerste plaats op wettelijke terreinen: Wet Milieubeheer, Wet Geluidhinder, A R B O en Veiligheid en M E R . In de tweede plaats wordt een aantal kennisgebieden genoemd waarop ondersteuning gewenst is: afval, bodemsanering. Bij nadere analyse blijkt dat de behoefte zich veeleer richt op de wijze van het toepassen van kennis en op de wijze waarop met een kennisterrein moet worden omgegaan. In zekere zin wordt hiermee eveneens op een vaardigheid gedoeld en minder op kennis sec. De wensen die zijn geuit op het vlak van 'kennis' hebben we gelegd naast het bestaande aanbod. Op basis van deze vergelijking concluderen we dat aan veel wensen tegemoet gekomen wordt in de Basiscursus M E R , in de cursus
24
De milieukius. samen op weg met RWS 200+
Afvalstoffen, het M i l i e u en uw Veiligheid ( A M V ) , de Verdiepingscursus M i l i e u en de cursus W C A . E r bestaan lacunes wat betreft: omgaan met geluidhinder en met de wettelijke regelingen terzake; vraagstukken van bodemvervuiling en bodemsanering, en A R B O en veiligheidsvraagstukken. Voor een beschrijving van de gedetailleerde wensen op deze terreinen, is een nadere inventarisatie noodzakelijk. Wellicht kan via regionale P-afdelingen deze inventarisatie worden verricht. De wensen wat betreft de kenmerken van de cursussen waaraan behoefte bestaat bij de milieuspecialisten van het centraal apparaat zijn de volgende: de inhoud moet zijn afgestemd op de RWS-werkpraktijk; de cursus moet bij voorkeur bestaan uit een aantal korte bijeenkomsten. U i t de antwoorden op de gestelde vragen blijkt dat er absoluut geen voorkeur bestaat voor een klassikale aanpak van cursussen. D i t spoon met i n formatie uit de interviewrondes: er is een grote behoefte aan maatwerk op opleidingengebied. Maatwerk betekent in dit geval dat een cursus: wat betreft de inhoud flexibel in moet kunnen spelen op eigen werkervaringen; ook een vorm van 'coaching' (als individuele ondersteuningscomponent) moet (kunnen) inhouden. Versterking van informatie-uitwisseling Beide onderzochte groepen geven nadrukkelijk te kennen dat zij behoefte hebben aan meer uitwisseling van ervaringen en kennis met andere R W S ers die dezelfde taak uitvoeren. Voor de dienstkringmedewerkers bestaat de behoefte met name uit het contact met medewerkers van andere dienstkringen van andere directies die dezelfde taken uitvoeren. De behoefte is hierbij het benutten van elkaars ervaringen. De ontwikkeling en benutting van netwerkcontacten vormen met andere woorden duidelijke wensen. De voorkeur van medewerkers van het centraal apparaat ligt, naast de uitwisseling met collega's van andere directies, vooral bij de versterking van de verticale uitwisseling tussen dienstkring, centraal apparaat en Hoofddirectie. Deze voorkeur wordt vooral gevoed door een functioneel motief: er moet meer terugkoppeling zijn tussen de verschillende geledingen over de resultaten die worden bereikt. Centrale apparaatsmedewerkers zijn ontevreden over de wijze waarop de informatie binnen de organisatie veracaal doorstroomt. Deze ontevredenheid lijkt nauw samen te hangen met de wens tot een versterkte uitwisseling tussen de verschillende RWS-geledingen. Het onderzoek is niet gedetailleerd gericht op dit onderwerp waardoor het moeilijk is om aan te geven welke oplossing deze ontevredenheid zou kunnen wegnemen of verminderen. Bekeken moet worden welke verticale interactiemogelijkheden er reeds zijn en als deze er zijn hoe deze functioneren.
25
De milieukius, samen op weg met RWS 200+
Opvallend is het te noemen dat de dienstkringmedewerkers vooral een behoefte hebben aan horizontale uitwisseling van informatie en ervaringen. Dit is veelzeggend als het gaat om de kwaliteit van de verticale informatieuitwisseling. Centrale apparaatsmedewerkers spreken zich uit voor een verbetenng van de verticale doorstroming van informatie. Dienstkringmedewerkers zijn vooral op zoek naar tips voor de praktische oplossing van problemen. De medewerkers van het centrale apparaat bevinden zich op het doorgeefpunt van beleid naar uitvoerende niveaus en van praktijkervaringen naar het beleidsniveau. Zonder de gewenste doorstroming van informatie wordt hun taak voor wat betreft het beleid en de uitvoering kennelijk zwaarder: het is aantrekkelijker om de niveaus onder hen en boven hen met elkaar in verbinding te brengen om een onaangenaam 'sandwich'gevoel te voorkomen.
Hoofddirectie
Dit impiiceert overigens niet dat de medewerkers van het centrale apparaat uit de informatiestroom zouden willen verdwijnen (als dat al mogelijk zou zijn). Zij pleiten veeleer voor een tweezijdige en kwalitatief hoogstaande informatiestroom tussen het beleidsniveau en henzelf en voor een tweezijdige, kwalitatief hoogstaande informatiestroom tussen de uitvoerende geledingen en henzelf. Het bevorderen van deze verticale 'stroom' kan ook een positief effect hebben op het inlevingsvermogen van de verschillende RWS-geiedingen in het werk van de ander. Het bevorderen van de horizontale uitwisseling leidt niet per se tot een grotere feeling voor het werk van andere RWS-ers: de uitwisseling (hoe nuttig ook) beperkt zich immers tot collega's in vergelijkbare functies en omstandigheden.
26
De milieuklus, samen op weg met RWS 200+
Geen van de ondervraagde dienstkringmedewerkers blijkt behoefte te hebben aan versterking van het contact met de Hoofddirectie. D e afstand tot de Hoofddirectie is groot, zoals ook reeds bleek uit de interviewrondes. De keuze moet worden gemaakt om deze ervaren afstand te accepteren en er vanuit te gaan dat het centrale apparaat van de desbetreffende directie het belangrijkste aanspreekpunt is en blijft voor de dienstkring dan wel om actief deze afstand te verkleinen. Het verkleinen van deze afstand dient echter geen doel op zich te zijn. Kwaliteit van informatie Medewerkers van het centraal apparaat blijken zeer kritisch te zijn op de kwaliteit van informatie en informatiestromen. Z i j blijken het eens te zijn met de kntiek die er van de zijde van dienstkringmedewerkers wordt gegeven op de leesbaarheid van de eigen stukken. De betrokken medewerkers geven aan dat de eigen informatie inderdaad korter, zakelijker en leesbaarder moet zijn. Het beleid moet door het centraal apparaat worden vertaald in praktisch hanteerbare teksten. Z i j zijn gebaat bij ondersteuning op dit gebied. Het belang van ondersteuning van het management bij de uitvoering van de milieutaak Voor de uitoefening van de milieutaken hebben de milieuspecialisten van de centrale apparaten een stevige behoefte aan heldere en eenduidige ondersteuning door het D T bij hun werk. De medewerkers blijken zich zeer sterk te identificeren met de doelen van de organisatie. Duidelijke uitspraken van deze geieding binnen R W S over het belang van milieuaandacht bij de uitvoering van kerntaken blijken daarom zeer welkom te zijn. Sterker nog: het zou een stimulans betekenen voor het milieuwerk als zo hoog mogelijk in de organisatie de uitspraak wordt herbevestigd dat de milieutaak (conform R W S 200+) een onlosmakelijk en cruciaal onderdeel vormt van het R W S takenpakket. M e t uitspraken op papier wordt echter slechts een deel van het gewenste effect bereikt. Door alle managementniveaus heen is de bij deze uitspraak horende uitstraling gewenst. Het is belangrijk na te gaan of de strakke administratieve organisatie (waaraan we aandacht hebben besteed in hoofdstuk 5.2) binnen R W S momenteel structured remmend werkt op de integratie en implementatie van milieutaken. Als dat het geval blijkt te zijn moet nagegaan worden op welke wijze het management daarin verandering kan aanbrengen. Personeelsbeleid en het bestaand opleidingsbeleid Op het terrein van het persooneelsbeleid en het opleidingsbeleid is een aantal maatregelen denkbaar dat een positief effect heeft op de uitvoering van de milieutaken en op het gewenste kwaliteitsniveau daarvan. Deze maatregelen betreffen:
27
De milieuklus, samen op weg met RWS 200+
het aanstellen van milieumedewerkers bij dienstkringen; het organiseren van (inwerk)stages; en het integreren van milieu-aandacht in managementopleidingen. Hierna besteden we kort aandacht aan deze mogelijkheden. Voor de milieuspecialisten van het centraal apparaat vormt het aanstellen van milieumedewerkers bij elke dienstkring een wens. De verwachting is sterk dat hiermee de uitvoering van milieutaken kan worden gestimuleerd. De suggestie om door middel van (inwerk)stages de afstand tussen dienstkring en centraal apparaat te verkleinen had bij de groepsinterviews een grotere ondersteuning dan bij de schriftelijke vragenronde. Desondanks blijft het -gedurende een aantal dagen- meelopen van een dienstkringmedewerker in het centraal apparaat en het meelopen van een milieuspecialist in een dienstkring een goede gelegenheid om de afstand tussen beide geledingen te verkleinen. Het accent in deze stages ligt primair op het leggen van contacten. Het leggen van telefonische relaties is immers gemakkelijker als men er niet alleen een naam, maar ook een gezicht voor kent. Zeer belangrijk is echter ook dat men van de inhoud van elkaars werk een beeld krijgt: de mogelijkheden ervan, de beperkingen er in, de vereiste kennis en het bijbehorende jargon c.q. de veelgebezigde terminologie. De ondersteuning door D T ' s en dienstkringhoofden voor het uitvoeren van milieutaken kan worden vergroot door hen (meer) vertrouwd te maken met milieu-aangelegenheden. D i t kan in de vorm van opleidingen. Deze groep medewerkers bezoekt echter niet automatisch milieucursussen. Het is dan ook een goede suggestie om in bestaande managementopleidingen, zowel voor managers van het centraal apparaat als voor managers van dienstkringen, aandacht te besteden aan milieuzaken. Dat kan onder andere door de praktijksituaties, de cases waarmee wordt gewerkt in deze trainingen een milieu-inhoud te geven.
28
De milieuklus, samen op weg met RWS 200+
9
Profiel van de benodigde opleidingsonderdelen per doelgroep
Op basis van alle voorgaande informatie wordt in dit hoofdstuk beschreven welke elementen in de gewenste aanvullende opleidingen aan bod zouden moeten komen. De suggesties in dit hoofdstuk zijn bedoeld als handreiking.
9.1
Introductie E r is bij het schrijven van dit hoofdstuk gebruik gemaakt van alle verzamelde informatie uit het onderzoek, maar de onderzoekers hebben in dit hoofdstuk de belangrijkste onderzoeksresultaten vertaald in een concreet cursusaanbod. U treft voorstellen aan over de gewenste inhoud van de opleiding en de vorm waarin de cursus (sen) kan (kunnen) worden aangeboden. Bij dit laatste facet is een belangrijk onderzoeksresultaat, te weten de wens tot versterking van netwerken, gehonoreerd. Het gaat in dit hoofdstuk nadrukkelijk om een profielbeschrijving en niet om een uitgewerkt cursusprogramma.
9.2
Opleidingsprofiel voor dienstkringmedewerkers: kennis Doelgroep: Milieumedewerkers van dienstkringen.
a
Items: Faunabeheer De vragen die aan de orde komen zijn: Welk effect heeft welke RWS-activiteit op vogels en zoogdieren? Op welke wijze kan in de uitoefening van kerntaken preventief rekening worden gehouden met de negatieve effecten op vogels en zoogdieren?
29
De milieukius, samen op weg met RWS 200+
b
Onkruidbeheer De vragen die hierbij aandacht krijgen zijn: Hoe voorkom ik op een milieuverantwoorde manier onkruid op verhardingen en in beplantingen? Hoe verwijder ik bestaand onkruid op een milieuverantwoorde wijze? Vorm:
Beide onderdelen worden gepresenteerd op een interactieve wijze. E r wordt niet alleen kennis overgedragen maar ook worden in de cursusgroep praktische aanpakken ingebracht die elders zijn ontwikkeld. E r moet ook ruimte zijn voor uitwisseling van praktijkervaringen tussen deelnemers. Opleidingsprofiel voor dienstkringmedewerkers: vaardigheden Doelgroep: Dienstkringmedewerkers die qua taakomschrijving de meest omvangrijke milieutaak hebben. In toenemende mate zijn dat de milieumedewerkers. Items: a
Informatie-overdracht De vragen die hierbij aan de orde komen: Hoe organiseer ik een effectieve informatiebijeenkomst binnen mijn dienstkring? Op welke wijze vervaardig ik effectief schriftelijk materiaal ter ondersteuning van mijn milieu-informatie?
b
Presentatievaardigheden De centrale vraag die hierbij aandacht verdient is: Op welke wijze presenteer ik zelf mijn mondelinge informatie zo effectief en (dus) plezierig mogelijk?
c
Netwerken Belangrijk aandachtspunt is in dit verband: Hoe kom ik aan de informatie die ik voor de uitoefening van mijn taak nodig heb: bij het centraal apparaat, bij andere dienstkringen?
30
De milieuklus, samen op weg met RWS 200+
d
Overtuigend en doelgericht communiceren Centrale vragen: Hoe ga ik om met weerstand van anderen die ik nodig heb bij de uitvoering van mijn taak (gebrek aan medewerking, onduidelijke houdingen)? Welke houdingsaspecten zijn functioneel en dysfunctioneel bij het uitvoeren van mijn taak? Vorm: Een startbijeenkomst waarop gelegenheid bestaat kennis te maken met andere RWS-ers met dezelfde taakinhoud en waarbij specifieke leerdoelen kunnen worden ingebracht. Vervolgens 6-8 bijeenkomsten van 2,5 - 3 uur waarin de bovenstaande onderwerpen aan de orde komen. De trainingsgroepen worden met het oog op beperking van reistijd en met het oog op netwerkvorming geografisch ingedeeld naar deelnemers en de bijeenkomsten worden geografisch gespreid gehouden. Elke deelnemer krijgt voor de looptijd van de cursus een vast 'maatje' uit een andere dienstkring waarmee ervaringen en informatie kunnen worden uitgewisseld. De begeleider/trainer bewaakt en stimuleert de onderlinge interactie.
Opleidingsprofiel voor milieumedewerkers van centrale apparaten: kennis Doelgroep: Milieuspecialisten van verschillende disciplines werkzaam bij centrale apparaten. Items: a
Geluidhinder Vraag is hierbij: Op welke wijze kunnen we in de (beleids)praktijk van R W S omgaan met geluidhinder en met de wettelijke regelingen die er betreffende dit onderwerp bestaan?
b
Bodemvervuiling en sanering Welke recente wettelijke ontwikkelingen zijn voor R W S van belang? Op welke wijze kunnen we in de praktijk effectiever omgaan met bodemvervuiling en -sanering?
31
De milieuklus, samen op weg met RWS 200+
c
A R B O en veiligheidsvraagstukken Hierbij zijn de volgende vragen van belang: Welke recente wettelijke ontwikkelingen op het terrein van arbeidsomstandigheden zijn voor R W S van belang? Welke stappen zijn noodzakelijk om een gestructureerd A R B O - b e l e i d te ontwikkelen? Idem voor veiligheidsvraagstukken. We merken op dat we wat dit onderwerp betreft geringe informatie hebben over de specifieke wensen van medewerkers. In contact met medewerkers van de doelgroep moeten de vraagstukken waarop in de cursus wordt ingegaan nader worden gedefinieerd. Vorm: Beide onderdelen worden gepresenteerd op een interactieve wijze. E r wordt niet alleen kennis overgedragen maar ook worden in de cursusgroep praktische aanpakken ingebracht die elders zijn ontwikkeld. E r moet ook ruimte zijn voor uitwisseling van praktijkervaringen tussen deelnemers.
Opleidingsprofiel voor milieumedewerkers van centrale apparaten: vaardigheden Doelgroep: Milieuspecialisten met een contactenveld dat zich uitstrekt tot andere geledingen van het centraal apparaat en tot een of meerdere dienstkringen. Items: a
Communicatievaardigheden Bij dit onderdeel is de vraag aan de orde: Op welke wijze kan ik aansluiting krijgen bij mijn interne doelgroepen? Elementen: aansluiting krijgen door middel van taal, deskundigheid en houding.
b
Overtuigend en doelgericht communiceren De volgende vraagstellingen zijn hierin belangrijk: Hoe kan ik mijn handelingsrepertoire in de omgang met anderen verbreden ten behoeve van een effectieve aansluiting en ten behoeve van het bereiken van mijn doelen? Op welke manier kan ik het zicht op mijn doelen, mijn visie op het milieu en andere RWS-taken bij het uitvoeren van mijn milieuwerk helder houden en waar nodig bijstellen (zelfreflectie en zelfmanagement)? Welke houdingselementen zijn functioneel en dysfunctioneel in het uitvoeren van mijn milieutaken?
32
De milieuklus. samen op weg met RWS 200+
Kernachtig schrijven De thematiek bij dit onderwerp is: Hoe kan ik mijn boodschap kernachtig en hanteerbaar voor mijn (verschillende) doelgroep schrijven? Vorm: Een startbijeenkomst van een dag waarop gelegenheid bestaat kennis te maken met andere RWS-ers met dezelfde taakinhoud en waarbij specifieke leerdoelen kunnen worden ingebracht. De cursus bestaat vervolgens uit 8-10 bijeenkomsten van een dagdeel waarin aan de genoemde onderwerpen aandacht wordt besteed. Voor het laatstgenoemde onderwerp ('kernachtig schrijven') worden bij de stan van dat onderdeel de milieumedewerkers van de dienstkring(en) uitgenodigd die een 'partner' van het centraal apparaat in de cursusgroep hebben. Bij deze gelegenheid wordt mede bepaald aan welke eisen de schriftelijke informatie van centraal apparaat naar dienstkring moet voldoen. Elke deelnemer heeft een aanspreekpunt in de cursusgroep: een collega van een andere directie. E r is in de cursus een 'intervisie'-mogelijkheid ingebouwd. De inten'isie is primair gericht op houdingsaspecten. Het is duidelijk dat hierbij een individuele benadering past: elke cursusdeelnemer krijgt een 'coach' of een intervisor. We hebben in het onderzoek gemerkt dat er ook anderzins, buiten cursusverband, behoefte bestaat aan vormen van intervisie en coaching. D e trend om minder klassikale werkvormen in cursussen te wensen ligt in het verlengde hien'an.
33
De milieuklus, samen op weg met RWS 200+
10
Potentiele doelgroep voor de beschreven cursussen
In dit laatste hoofdstuk wordt een indicatie gegeven van de mogelijke hoeveelheid deelnemers per cursusprofiel (zie hoofdstuk 9).
10.1
Introductie We geven in dit hoofdstuk een indicatie van de omvang van de potentiele doelgroep. Over het daadwerkelijke aantal deelnemers dat wordt toegelaten doen wij geen uitspraken. Dat is immers vooral een beleidskeuze waarmee een aantal vragen samenhangt als: hoeveel medewerkers wordt het op de verschillende niveaux toegestaan om tijd en budget te gebruiken voor het volgen van een van de cursussen; hoeveel cursisten kan men, bezien vanuit de aanbodzijde, per jaar 'aan'; wat is de belangstelling en de uiteindelijke keuze van RWS-ers voor het vernieuwd aanbod ? We merken daarover slechts op dat een evenwichtig verinnerlijkingsproces vergt dat het aantal medewerkers dat deelneemt aan deze (of andere opleidingen die ook ten dienste staan van RWS-milieutaken) proportioned zijn aan de kwantitatieve verdeling van de functies binnen de RWS-organisatie. Het is, met andere woorden, wenselijk noch een oververtegenwoordiging van dienstkringmedewerkers noch een oververtegenwoordigmg van milieuspecialisten van centrale vestigingen in de cursussen te tolereren. De aantallen die wij presenteren bevatten een kleine onzekerheidsmarge: de inventarisatie van het aantal RWS-medewerkers per taak blijkt soms lastig te zijn vanwege de combinatie van taken die medewerkers in een funcue verenigen.
10.2
Potentieel aantal deelnemers aan opleiding voor dienstkringmedewerkers D e deelnemers aan de kenniscursussen 'faunabeheer' en 'onkruidbeheer' zullen bestaan uit milieumedewerkers van de dienstkringen en de medewerkers waarmee de milieumedewerkers het meeste contact hebben: de rayonopzichters. Op basis van een telefonische inventarisatie ramen wij het aantal milieumedewerkers momenteel op ca. 45. D i t aantal zal toenemen bij voortgaande aanstelling van in ieder geval een milieumedewerker per
34
De milieuklus. samen op weg met RWS 200+
dienstkring. We gaan nu bij onze mschatting uit van 45 milieumedewerkers. Dit is de eerst aangewezen groep die in aanmerking komt voor de genoemde kennisopleidingen Het aantal rayonopzichters ramen wij op ca. 120 (ca. 60 dienstkringen met gemiddeld 2 rayons). De potentiele hoeveelheid deelnemers aan de genoemde opleidingen ramen wij derhalve op totaal ca. 165. Voor de cursussen die in hoofdstuk 9 zijn beschreven onder het kopje 'vaardigheden' (informatie-overdracht, presentatievaardigheden, netwerken, overruigend en doelgericht communiceren) zijn de milieumedewerkers de eerst aangewezen groep. Derhalve momenteel 45 potentiele deelnemers. 10.3
Potentieel aantal deelnemers aan opleiding voor milieuspecialisten van centrale apparaten De kennisopleidingen op het terrein van 'geluidhinder', 'bodemsanering'; en 'ARBO/veiligheid' zijn primair bestemd voor de medewerkers die reeds deskundigheid op dit terrein hebben. We herinneren hier aan de constatering dat de gesignaleerde behoefte vooral betrekking heeft op de manier van 'omgaan met' vraagsrukken op het terrein van geluidhinder e.d.. Dat wil zeggen dat de cursusopzet vooral aandacht zal besteden aan de toepassingsvraagstukken van kennis op de genoemde terreinen. Het aantal mogelijke deelnemers ramen wij op ca. 35 per onderwerp. Voor het aantal mogelijke deelnemers voor het onderwerp A R B O / v e i l i g heid moeten we een voorbehoud maken. H e t aantal medewerkers dat zich specifiek daarop toelegt is onbekend. Hoogstwaarschijnlijk is het aantal momenteel relatief laag. Het is echter wel een item waaraan in toenemende mate aandacht wordt besteed. Voor de 'vaardigheden'-cursus (communicatievaardigheden, overtuigend en doelgericht communiceren, kernachtig schrijven) hebben we het aantal potentiele deelnemers becijferd op 100. We hebben hiervoor geinventariseerd hoeveel op uitvoering gerichte milieumensen er bij de directies werken die regelmatig met andere collega's in contact zijn in projecten en ook regelmatig contact hebben met dienstkringen. Tevens hebben we de medewerkers met milieutaken bij specialistische diensten gei'nventariseerd die een regelmatig contact hebben met andere, op uitvoering gerichte, RWS-ers. Zoals aangegeven in hoofdstuk 8 lopen de wensen van medewerkers van centrale apparaten en specialistische diensten parallel. D e 100 potentiele deelnemers zijn onder te verdelen in 60 medewerkers van centrale apparaten en 40 van specialistische diensten. Voor een volgende ronde in het verinnerlijkingsproces zou een bredere groep kunnen worden gerecruteerd: ook medewerkers die minder contact(en) hebben met anderen en daarom i n het interne milieucommunicatieproces een minder primaire rol spelen zouden in aanmerking kunnen komen voor een cursusaanbod in de tweede ronde. D e omvang van deze groep is echter lastig aan te geven. We stellen voor bij de deel-
35
De milieuklus, samen op weg met RWS 200+
nemers uit de eerste ronde na te gaan aan welke categorieen collega's men ten behoeve van een verdergaand verinnerlijkingsproces aanbeveelt voor een soortgelijke cursus. 10.4
Potentiele kwantiteit deelnemers aan cursus Beinvloedingsvaardigheden De reeds uitgeprobeerde en geevalueerde cursus Beinvloedingsvaardigheden is gericht op de RWS-ers die op strategische of beleidsfuncties werkzaam zijn. A a n de hand van de beschikbare cijfers van de opbouw van het personeelsbestand van Rijkswaterstaat hebben we de potentiele doelgroep voor deze cursus berekend op ca. 50. Op basis van telefonische inventarisaties en schriftelijk materiaal hebben we de verhouding tussen planmatige en strategische milieufuncties aan de ene kant en milieubeleidinhoudelijke en op milieu-uitvoering gerichte functies berekend. Het verhouding is ca. 0,8 tot 1. Bij de telefonische inventarisaties en het onderzoek van schriftelijke stukken onstond echter ook n u weer onzekerheid omdat functies niet altijd eenduidig zijn omschreven bij de verschillende directies (dan wel bij onze telefonische gesprekspartners onduidelijk blijken te zijn) en er ook combinatiefuncties bestaan waarin verschillende taken zijn ondergebracht.
36
De milieuklus. samen op weg met RWS 200+
Begeleidingscommissie
De begeleidingscommissie bij het uitgevoerde onderzoek bestond uit:
mw. drs. C . J . M . Konsten
aanvankelijk werkzaam bij de Directie N o o r d Brabant, nu werkzaam bij de Bouwdienst / Hoofdafdeling Droge Infrastructuur
drs. M . Loenen
Directie Noord-Nederland/Afd. RFC*
mw. ir. C . E . Lourens
Hoofddirectie/Hoofdgroep Strategie en Facet
mw. M . Scholten
Hoofddirectie/Specialistisch Advies
Mevrouw Scholten trad op als voorzitter van de begeleidingscommissie.
37
De milieukius, samen op weg met RWS 200+
Geinterviewden
In de eerste fase van het onderzoek hebben we interviews gehouden met de volgende personen. ir. P. Aanen
D W W / H o o f d Milieu-adviezen
ing. W . J . Anemaat
Directie Zuid-Holland/Afd.Beheer en Onderhoud
ir. B . Busch
Directie Utrecht/Hoofd afdeling W X
ing. T . A . Faaij
Directie Limburg/Dienstkring West-Limburg
ing. D . A . Klaver
Directie Limburg/Dienstkring Nijmegen-Maas
ir. C J . Padmos
Hoofddirectie/Afdeling I W O
drs. R . A . M . Stevers
Directie Z u i d - H o l l a n d / H o o f d V I M
38
De milieuklus. samen op weg met RWS 200+
Deelnemers aan groepsinterviews
Deelnemers groepsinterview
Dienstkringmedewerkers
de heer P . G . M . Bartels
Directie L i m b u r g Dienstkring Roermond Maas
de heer H . van Beusekom
Directie Noord-Brabant Dienstkring Zuid-Willemsvaart
de heer E . R . A . de Haan
Directie Noord-Brabant Dienstkring Autosnelwegen D e n Bosch
de heer F. Hollander
Directie Gelderland Dienst Autosnelwegen
Noord-Gelderland
de heer N . P . J . Poland
Directie Noord-Brabant Dienstkring Wilhelminakanaal
mw. G . Ringeling
Directie Z u i d - H o l l a n d Dienstkring Leiden
de heer A . R . Romkema
Directie N o o r d Dienstkring Friesland Zuid
mw. A . van der Vet
Directie Zeeland Dienstkring Deltakus/Neeltje Jans
de heer W . Voorberg
Directie Z u i d - H o l l a n d Dienstkring Oude Maas
de heer J.A. Wetrik
Directie Overijssel Dienstkring Zwolle
39
De milieuklus, samen op weg met RWS 200+
Deelnemers groepsinterview medewerkers Centrale
Apparaten
de heer A . H . Beek
Bouwdienst Hoofdafdeling projectuitvoering
de heer C . Blanken
Directie Zeeland
mw. L . D . Groeneveld
Directie Z u i d - H o l l a n d Afdeling V I M
de heer J. Hylkema
Directie N o o r d Nederland
mw. M . Lichtendaal
Directie Utrecht Afdeling R F O
de heer P. van Lier
Directie Noord-Brabant Hoofdafd. Infrastructuur en Verkeer
mw. H . Moors
Directie Utrecht Afdeling R F O
de heer A . Nijhuis
Directie Z u i d - H o l l a n d Afdeling A P V
40
De milieuklus, samen op weg met RWS 200+
4
Opzet van het onderzoek
Het onderzoek heeft gefaseerd plaatsgevonden. De achtereenvolgende stappen waren: 1
voorbereidende
interviews
De gesprekspartners (medewerkers van R W S ) waren geselecteerd op hun inzicht in de werksituatie en ervaringen van uitvoerende milieumedewerkers van R W S . Zij werken bij een specialistische dienst, een centraal apparaat of bij een dienstkring. De gesprekken met hen dienden als voorbereiding op twee groepsnterviews. 2
twee groepsinterviews Deze groepsinterviews (waarvan er een is gehouden met medewerkers van het centrale apparaat van regionale" directies en een met dienstkringmedewerkers) waren gericht op het verzamelen van informatie over de respectievelijke werkervaringen als milieuspecialist of milieumedewerker. A a n de hand van een gestructureerde lijst met onderzoeksitems is op een interactieve wijze de gewenste informatie verzameld. De resultaten van de groepsinterviews zijn gebruikt om items voor een schriftelijke enquete te selecteren. De namen van de deelnemers aan de groepsinterviews treft u aan in bijlage 3 van dit rapport.
3
enquete O m een onderzoeksresultaat te verkrijgen waarmee de Hoofddirectie haar opleidingsbeleid verder kan versterken was het noodzakelijk een redelijk grote groep RWS-ers te raadplegen. We hebben 101 medewerkers van Rijkswaterstaat die betrokken zijn bij de uitvoering van milieutaken een uitgebreide vragenlijst gestuurd. De vragen hadden betrekking op de concrete werksituatie en hun eigen beoordeling daarvan, op de contacten die voor hen belangrijk zijn in hun werk, en de werkwijze die zij succesvol of niet succesvol vinden in hun milieuwerk met collega's. Vanzelfsprekend hebben we ook gevraagd naar de concrete eigen ondersteuningsbehoeften die zij hebben. In bijlage 5 van dit rapport treft u de tekst van de vragenlijst aan.
41
De milieuklus, samen op weg met RWS 200+
De enquete is verstuurd naar medewerkers van dienstkringen, naar medewerkers van centrale apparaten van regionale directies en naar een beperkt aantal medewerkers van specialistische diensten. D e respons bedroeg 65%. De ingevulde vragenformulieren waren evenredig verdeeld over de drie adressantengroepen.
42
De milieuklus, samen op weg met RWS 200+
Bijlage 5
De gebruikte vragenlijst
43
De milieuklus, samen op weg met RWS 200+
Vragenlij st cursusbehoeften RWS-medewerkers LEE ST U DIT A.U.B. G O E D DOOR V O O R D A T U D E VRAGENLIJST INVULT.
D p vrazenliist is als volet opgebouwd: Allereerst worden u enkele algemene vragen ge-
^
^
^
u
i
^
^
-
^
S
e
n
«UoL.
^
we u
naar u w wensen en ideeen.
De invulling van de vragenlijst zal ongeveer 20 minuten in beslag nemen.
Houdt bij de invulling van de vragen a.u.b. het volgende voor ogen:
ten behoeve v a n de anonimiteit op ons bureau m D e n H a a g plaats vmaen. u e
\
^
^
^
^
^
^
^
^
^
beleving. Een antwoord is dus N O O I T fout! Denk niet te lang na over antwoorden. Het gaat steeds o m u w c
Mocht u vragen hebben over de vragenlijst, dan kunt u bellen naar Alons & Partners: 070^659954 en vragen naar H a m ' Slegh, Piet Roodenburg of Paul Dassen.
GELIEVE D E VRAGENLIJST Z O SPOEDIG MOGELIJK, TTTTERLITK V O O R VRITDAG 15 APRIL TERUG TE ZENDEN.
Vooraf nog een korte instructie:
Deze vragenlijst bestaat uit een aantal open vragen, vragen met meerdere antwoordmogelijkheden, en stellingen. Een voorbeeld van een stelling is: Ik ga iedere morgen met plezier naar mijn werk. zeer mee oneens
1
2
3
4
5
6
7
zeer mee eens
De bedoeling is dat u het cijfer omcirkelt dat u het meest van toepassing vindt. Bijvoorbeeld: u bent het helemaal niet eens met deze uitspraak, dan omcirkelt u cijfer 1; bent u het oneens met de uitspraak, dan omcirkelt u cijfer 2; bent u het enigszins oneens, dan omcirkelt u 3; bent u het noch oneens, noch eens dan omcirkelt u 4; bent u het enigszins eens met de uitspraak, dan omcirkelt u 5; bent u het eens met de uitspraak, dan omcirkelt u 6; bent u het met de uitspraak helemaal eens, dan omcirkelt u cijfer 7.
Een voorbeeld van een vraag met meerdere antwoordmogelijkheden is: Welke vakantie lijkt u het leukst? O O O O
Een strand vakantie in Spanje. Bergbeklimmen in Zwitserland. Schatgraven in Griekenland. Spinkhaanvangen in A f r i k a .
LET OP! O M C I R K E L NOOIT MEER D A N 1 CIJFER PER V R A A G , TENZIJ D A A R UTTDRUKKELIJK O M W O R D T G E V R A A G D !
Een voorbeeld van een open vraag is: Wat vindt u van het cursusaanbod bij Rijkswaterstaat?
Succes bij het invullen van de vragenlijst!
Algemene gegevens O m precies te weten welke groep medewerkers welke wensen heeft, vragen we u onderstaande vragen in te vullen. 1
Ik werk bij: O O O O O
2
Vanuit mijn milieufunktie houd ik m i j voornamelijk bezig met: (Hierbij is de bedoeling dat u de drie belangrijkste zaken aangeeft met een cijfer 1 tot en met 3, waarbij 1 het belangrijkst is, 2 komt daarna enz.) O O O O O O O O
3
0 - 5 jaar 6 - 1 0 jaar 1 1 - 1 5 jaar 1 6 - 2 0 jaar 20 jaar of langer
Hoe lang bent u in een milieufunktie of een daarmee vergelijkbare funktie bij R W S in totaal werkzaam? O O O O
5
Bestekken maken en voorbereiden Beheer en onderhoud Beleid(svoorbereiding) Toezicht houden A d v i s e r i n g en kennisoverdracht Uitvoering van beleid Voorlichten Anders, n.L:
Hoe lang bent u in totaal in dienst bij Rijkswaterstaat? O O O O O
4
Hoofddirectie Centraal Apparaat van een regionale directie Dienstkring Specialistische dienst (o.a. D W W , Bouwdienst, e.d.) Anders, n.L:
0-1 1-2 2-4 meer
jaar jaar jaar dan 4 jaar
Tot welke leeftijdscategorie behoort u? O O O O O
jonger dan 25 jaar 26 - 35 jaar 36 - 45 jaar 46 - 55 jaar ouder dan 55 jaar
6
Wat is het niveau van u w vooropleiding? O O O
7
Was dit een opleiding met een milieukundig karakter? O O
8
nee, ga door naar vraag 10
O p welk niveau waren deze cursussen e n / o f bijscholing? O O O
10
nee
Heeft u cursussen en / o f bijscholing op milieugebied gevolgd? O O
9
WO/HBO-niveau MBOniveau LBO-niveau
WO/HBO-niveau MBO-niveau LBO-niveau
Welke cursus of bijscholing was daarbij het belangrijkst voor de uitoefening van u w huidige taak?
Toelichting:
Uw milieutaken en samenwerken met anderen Medewerkers met een milieutaak houden zich naast al h u n andere taken eveneens bezig met het uitleggen van milieuzaken aan andere RWS-medewerkers (niet-milieumedewerkers). Doel hiervan is te zorgen dat collega's voldoende aandacht aan het milieu besteden in de dagelijkse uitvoering van hun werk. De onderstaande vragen gaan over deze 'boodschapperstaak' van milieumedewerkers. 11
Wat wilt u bereiken met u w milieuboodschap? (Het is hierbij de bedoeling dat u de vijf voor u belangrijkste antwoorden belangrijkst, dan 2 , dan 3, etc.)
o o o o o o o
aangeeft. 1 is het
Dat mensen naar me luisteren. Dat het taakgebied milieu meer gewaardeerd wordt. Dat men zich aan de regels houdt. Dat men meer rekening houdt met het milieu in de dagelijkse uitvoering van hun werk. Dat milieu volledig geintegreerd wordt i n de andere RWS-taken. Dat het betrekken van milieu bij de taakuitvoering door Rijkswaterstaat iets vanzelfsprekends wordt. Dat mensen mij als milieumedewerker/milieuspecialist als volwaardig collega erkennen.
o 12
Hoeveel procent van u w werktijd besteedt u aan het overtuigen van anderen e n / o f de advisering aan andere Rijkswaterstaat-medewerkers i n het kader van u w 'boodschapperstaak'? O O O O
0 - 25% 25 - 50% 50 - 75% 75 - 100%
M e t wie moet u samenwerken? 13
Met welke mensen binnen Rijkswaterstaat komt u bij de uitoefening van u w boodschapperstaak vooral in aanraking ? (Hierbij kunt u meerdere antwoorden aankruisen).
o o o o o o o o o o o
medewerkers van de afdeling nieuwe werken projectleiders dienstkringhoofden chefs/afdelingshoofden kantonniers ontwerpers hoofden van de technische dienst rayonopzichters milieumedewerkers dienstkringen HID DT/MT
A l s U bij vraag 13 meerdere keuzes heeft aangekruist, kies dan n u die groep waarbij het overtuigen u momenteel veel energie vergt en waarbij u het gevoel heeft dat u u w taken beter z o u willen kunnen uitvoeren. Geef dit aan door deze groep te omcirkelen in het rijtje bij vraag 13. (Hierbij is het de bedoeling slechts een groep aan te geven). Neem de groep die u zojuist heeft gekozen in gedachten en beantwoordt de volgende vragen. 14
a. b. c. d. e. f. gh. i. jk. 1.
Hoe z o u u deze doelgroep karakteriseren? (Het is de bedoeling dat u op elke regel een getal
weerbarstig positief dom onsympathiek geduldig open aktief samenwerkend meegaand betrouwbaar meedenkend kennis van zaken
1 in hoge mate
2 nogal
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 t
3 in enige mate
3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3
omcirkelt)
4 5 noch in enihet een ge noch mate het ander
6 nogal
7 in hoge mate
4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4
6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6
7 7 7 7 7 7 7 7 7 7 7 7
5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5
meegaand negatief slim sympathiek ongeduldig gesloten passief niet samenwerkend overheersend onbetrouwbaar afhoudend geen kennis van zaken
15
Hoe denkt u dat de groep die u zojuist heeft gekozen U z o u karakteriseren?. (Het is de bedoeling dat u op elke regel een getal omcirkelt) 1 in hoge mate
a. b. c. d. e. f. gh. i. jk. 1.
2 n o
g" al
6 nogal
m
5 5 5 5 5 5 5 5 5
6 6 6 6 6 6 6 6 6
7 7 7 7 7 7 7 7 7
4
5
6
7
j
4
5
6
7
3
4
5
6
4 noch het een noch het ander
5 in eni-
J
4 4 4 4 4 4 4 4 4
3 -1
3 in enige mate
komt afspraken na dom theoretisch geduldig kent procedures openhartig aktief samenwerkend bazig
1 1 1 1 1 1 1 1 1
n
onzeker van zichzelf heeft kennis van zaken plezierig
1
2
1
i
1
2
2 2 2 2 2 2 2 2
3 3 3 3 3 3 3 3
ge mate
/
in hoge mate
•7 /
komt afspraken niet na slim praktisch ongeduldig kent procedures niet gesloten passief niet samenwerkend aan anderen ruimte gevend zeker van zichzelf heeft geen kennis van zaken onplezierig
U heeft zojuist een aantal vragen beantwoord over de groep waarbij het samenwerken momentee niet lekker loopt. Er is ongetwijfeld ook een groep waarbij dit juist heel goed gaat. 16
K u n t u in het onderstaande rijtje aangeven welke groep dat is? (Hierbij is het de bedoeling slechts een groep aan te geven).
o o o 0 o o o o o o o
medewerkers van de afdeling nieuwe werken projectleiders dienstkringhoofden chefs/afdelingshoofden kantonniers ontwerpers hoofden van de technische dienst rayonopzichters milieumedewerkers dienstkringen HID DT/MT
N e e m de groep die u zojuist heeft gekozen in gedachten en beantwoordt de volgende vragen. 17
a. b. c. d. e. f. gh. i. j. k. 1.
H o e z o u u deze doelgroep karakteriseren? (Het is wederom de bedoeling dat u op elke regel een getal
weerbarstig positief dom onsympathiek geduldig open aktief samenwerkend meegaand betrouwbaar meedenkend kennis van zaken
1 in hoge mate
2 nogal
!
2 2 2 2 2 2
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
3 in enige mate
->
2 2 •>
2
3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3
omcirkelt)
4 5 noch in enihet een ge noch mate het ander
6 nogal
7 in hoge mate
4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4
6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6
7 7 7 7 7 7 7 7 7 7 7 7
5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5
meegaand negatief slim sympathiek ongeduldig gesloten passief niet samenwerkend overheersend onbetrouwbaar afhoudend geen kennis van zaken
18
a. b. c. d. e. f. gh. i.
jk. 1.
Hoe denkt u dat de groep die u zojuist heeft gekozen U z o u karakteriseren? (Het is wederom de bedoeling dat u op elke regel een getal omcirkelt)
komt afspraken na dom theoretisch eeduldig kent procedures openhartig aktief samenwerkend bazig onzeker van zichzelf heeft kennis van zaken plezierig C?
CJ
Toelichting:
1 in hoge mate
2 nogal
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
2 2 2 2 2
1
1 1
6 nogal
4 noch het een noch het ander
5 in eni-
3
4 4 4 4 4 4 4 4 4 4
5 5 5 5 5 5 5 5 5 5
6 6 6 6 6 6 6 6 6 6
2
3
4
5
6
7
->
3
4
5
6
7
3 in enige mate
->
•j 2
3 3 3 3 3 3 3 3
T
ge mate
/
in hoge mate
m /
komt afspraken niet na
7
slim praktisch ongeduldig kent procedures niet gesloten passief niet samenwerkend geeft aan anderen ruimte zeker van zichzelf heeft geen kennis van zaken onplezierig
/
7 7/
7 7 7 7 7
Succesvolle aanpak In de praktijk heeft u waarschijnlijk op basis van u w eigen ervaringen en inzichten een manier gevonden om u w taak goed uit te voeren en u w doelgroep(en) te kunnen bereiken en te kunnen overtuigen met u w 'milieuboodschap'. De volgende vragen gaan over u w succesvolle aanpak. 19
H o e kenmerkt u w succesvolle aanpak zich? (De bedoeling hierbij is dat u de vijf belangrijkste zaken aangeeft. 1 is het belangrijkst, dan 2, etc.) O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O 0
20
Ik zorg dat ik mijn contacten zo vroeg mogelijk leg. Ik informeer via het personeelsblad. Ik geef concreet aan wat er moet gebeuren. Ik betrek anderen bij de uitoefening van mijn milieutaak. Ik dreig met rapportage aan het afdelingshoofd / dienstkringhoofd als men niet meewerkt. Ik vraag anderen om hun medewerking. Ik herhaal mijn boodschap regelmatig. Ik zorg voor begrijpelijke informatie. Ik doorbreek de hierarchie. Ik probeer anderen te overtuigen van het feit dat de eventuele extra kosten voor h milieu er op langere termijn weer uitkomen. Ik schakel altijd een meerdere in zodat ik gedekt ben als ik mijn milieu-eisen en wensen op tafel leg bij mijn doelgroep. Ik onderhoud regelmatig informeel contact met de mensen die ik bij de uitvoering van mijn milieutaak hard nodig heb. Ik omzeil procedures. Ik drink regelmatig koffie met mensen die ik nodig heb en ik voer veel korte gesprekjes met hen. Ik schrijf gedetailleerde rapporten met veel informatie. Ik zorg dat de ander op tijd krijgt wat h i j / z i j heeft gevraagd. Ik luister goed. Ik ga op mijn strepen staan als dat nodig is. Ik breng budget mee. Anders, n.L: Anders, n.L:
Welke aanpakken zijn bij het onder de aandacht brengen van het milieu bij anderen juist niet succesvol? (met andere woorden "Wat moet je vooral niet doen?") (Hierbij is het de bedoeling dat u er maximaal drie noemt. Nummer een is de belangmkste, dan tu en dan drie). 1
9
3
Toelichting:
Belemmeringen U heeft hierboven al een aantal vragen beantwoord over de relatie met u w doelgroep(en). We willen u nu een aantal stellingen voorleggen waarin we meer gedetailleerde informatie verzamelen over mogelijke problemen die u tegenkomt bij de uitvoering van u w taak. Persoonlijke ervaringen: (Hierbij is het de bedoeling dat u aangeeft in welke mate u het met een stelling eens of oneens bent. 1 betekent dat u het zeer oneens bent met de stelling, 2 dat u het oneens bent, 3 betekent enigszins oneens, 4 nocn oneens/noch eens, 5 enigszins eens, 6 betekent dat u het eens bent met de stelling en 7 betekent dat u het zeer eens bent met de stelling). 21
A l heb ik 1000 argumenten, men w i l gewoon niet aannemen dat het milieu ook bij de uitvoering van hun werk telt.
zeer mee oneens
22
5
6
7
zeer mee eens
1
2
3
4
5
6
7
zeer mee eens
1
2
3
4
5
6
4
5
b
7
zeer mee eens
1
2
3
zeer mee eens
Het milieu is altijd de sluitpost/underdog bij projecten.
zeer mee oneens
26
4
Ik ervaar een grote vverkdruk.
zeer mee oneens
25
3
Voor het overbrengen van een milieuboodschap is een schaap met zelfs zeven poten nodig. Dat is iets wat ik met ben.
zeer mee oneens
24
2
Ik heb nog een heleboel andere taken. O o k nog anderen bewuster maken van het milieu? Ik ben geen supermens!
zeer mee oneens
23
1
1
2
3
4
5
6
7
zeer mee eens
Het woord "milieu" komt niet alleen mijn doelgroep, maar ook mij zo langzamerhand de neus uit.
zeer mee oneens
1
2
3
4
5
6
7
zeer mee eens
27
Ik z o u mijn doelgroep graag willen overtuigen, maar ik weet niet hoe.
zeer mee oneens
28
3
4
5
6
7
zeer mee eens
1
2
3
4
5
6
7
zeer mee eens
Ik ben liever met een interessant milieu-onderwerp bezig dan met het milieubewust make van Rijkswaterstaat-medewerkers.
zeer mee oneens
30
2
Ik weet w e l hoe ik mijn doelgroep z o u kunnen overtuigen, maar het ontbreekt me aan de noodzakelijke (milieu-)kennis.
zeer mee oneens
29
1
1
2
3
4
5
6
7
zeer mee eens
Ik v i n d het moeilijk om contact te maken met mijn doelgroep.
zeer mee oneens
1
2
3
4
5
6
7
zeer mee eens
Ervaringen op organisatorisch vlak: 31
E r is te weinig overleg tussen werkvloer, centraal apparaat en landelijk niveau. Hierdoor er geen terugkoppeling over afspraken en resultaten.
zeer mee oneens
32
3
4
5
6
7
zeer mee eens
1
2
3
4
5
6
7
zeer mee eens
De informatie van het centraal apparaat zou korter, zakelijker en leesbaarder moeten zijn.
zeer mee oneens
34
2
Er is te weinig overleg tussen regionale directies op uitvoerend niveau,
zeer mee oneens
33
1
1
2
3
4
5
6
7
zeer mee eens
Doorstroming van informatie, zowel van boven naar beneden als andersom is onvoldoende.
zeer mee oneens
1
2
3
4
5
6
7
zeer mee eens
35
De informatievoorziening binnen mijn afdeling is te traag. Hierdoor heb ik het gevoel achter de kar aan te lopen.
zeer mee oneens
36
2
3
4
5
6
7
zeer mee eens
5
6
7
zeer mee eens
Ik word onvoldoende geinformeerd.
zeer mee 37
1
oneens
1
2
3
4
Het centraal apparaat schrijft onbegrijpelijke teksten, die dienstkringmedewerkers vervolgens moeten vertalen.
zeer mee oneens
38
5
6
7
zeer mee eens
1
2
3
4
5
6
zeer mee eens
1
2
3
4
5
6
7
zeer mee eens
1
2
3
4
5
6
7
zeer mee eens
Regelgeving moet flexibeler en uitwerking moet duidelijker op elkaar afgestemd zijn, anders ontstaat verwarring in de uitvoering.
zeer mee oneens
42
4
Voor milieu zou meer budget beschikbaar moeten zijn.
zeer mee oneens
41
3
Het milieu-taakveld verdient meer erkenning.
zeer mee oneens
40
2
Het centraal apparaat dient haar beleid te vertalen naar praktisch hanteerbare teksten.
zeer mee oneens
39
1
1
2
3
4
5
b
7
zeer mee eens
4
5
6
7
zeer mee eens
De milieuwetgeving is onlogisch.
zeer mee oneens
Toelichting:
1
2
3
Wensen In de bovenstaande vragen heeft u al een eerste aanwijzing gegeven van de behoefte die u heeft aan aanvullende ondersteuning. Nu volgen een aantal vragen waarin u meer specifiek uw wense kunt aangeven die u heeft ten behoeve van een betere uitvoering van uw milieutaak. 43
Ik heb voor het uitvoeren van mijn milieutaak vooral behoefte aan: (De bedoeling hierbij is dat u de vijf belangrijkste zaken aangeeft. 1 is het belangrijkst, dan 2, dan . etc.) O O O O O O O O O O O O O O 0
44
meer milieukundige scholing voor de mensen waarop ik mijn milieuboodschap richt. korte, leesbare informatie om medewerkers te informeren. beter gestructureerd overleg met de groep(en) waarop ik mijn milieuboodschap richt. regelmatig overleg met milieumedewerkers van andere directies. het volgen van een stage bij de andere afdelingen van mijn regionale directie tijden de inwerkperiode. milieumedewerkers bij elke dienstkring. heldere en eenduidige steun van mijn D T / M T . het overtuigend kunnen presenteren van mijn 'milieuboodschap' aan verschillende RWS-medewerkers. meer informatie. zelf meer oplossingsgericht werken. meer tijd. vaker contact met de Hoofddirectie. geld. betere ondersteuning door specialistische diensten, zoals onder andere DWW. anders, n.L:
Als ik morgen cursussen zou kunnen volgen, dan wil ik daarin het volgende leren: 1
3
4
5
6
7
45
Deze cursus z o u moeten voldoen aan de volgende kenmerken: (Hier zijn meerdere antwoorden mogelijk). O O O O O O O O
Klassikaal. Begeleiding bij Rijkswaterstaat intern (on the job). Oefenen met concrete situaties i n de vorm van rollenspelen. Starten van een netwerk met milieucollega's uit Rijkswaterstaat, waarmee je eens per twee maanden ervaringen uitwisselt. O p de praktijk van Rijkswaterstaat afgestemd. Een aantal korte bijeenkomsten, gedurende een paar maanden. Twee dagen achter elkaar. Anders, n.L:
46
Ik denk dat ongeveer .... personen i n mijn directe werkomgeving in aanmerking zouden moeten komen voor de cursus die ik juist heb beschreven.
47
Welke funktie hebben de collega's waar u aan denkt?
48
A l s ik het voor het zeggen had dan zou ik de groep waarop ik mijn milieuboodschap richt naar een cursus sturen, waarin ze leren: 1
5
3
4 D
6
Toelichting: