Weerzien met Castellon Het was alweer bijna een jaar geleden dat ik met Yvonne, Franck en Theo dé trip naar het zonnige Spanje had ondernomen. Aangezien het broeikaseffect ons na jaren warme ballen ritten dit jaar nogal teleurstelde was het dus weer hoog tijd om die zon weer eens op te zoeken. Dit voorjaar leek het er nog op dat we met een mens of tien zouden beginnen. Waarschijnlijk omdat ik vorig jaar zo’n leuk en aanstekelijk verhaaltje had geschreven, toch leuk dat er in elk geval negen luitjes dat dan ook gelezen hebben. Maar.. het leken wel de tien kleine negertjes. Op maandag 3 september waren er nog maar twee over; Teus en ik. Nu begon ik aan die laatste ook nog te twijfelen toen ik bijna een uur na de afgesproken tijd nog geen Teus zag. Gelukkig was ik zelf ook 20 minuten later. Dat scheelt toch weer. Volgens mij besefte Teus dat als je met z’n tweeën opstap bent, je niet echt meer te laat kan komen, dus heeft hij aan het begin maar gelijk voor vier-vijf dagen opgenomen. Wat ook kan is dat Teus eigenlijk een zeer speciaal weerzintuig heeft. Want ondanks de zeer natte weersverwachting, reden we de hele dag één à twee uur achter de regen aan. Sterker de weg was net droog gereden van IJsselstein tot Orléans. Even voor negenen hadden we dus de gang, twee uurtjes later rijden we Gent voorbij, dat gaat lekker. Na de lunch door richting Parijs. Teus kan het goed vinden met een blauwe Renault Megane cabrio. Zeker een uur blijft het in de slipstream hangen. Dan verliezen we die Renault uit het zicht. Het lijkt wel brand, maar het blijkt een fransoos te zijn die de rook uit z’n uitlaat net zo zwart heeft als hij zelf is. Na Parijs is het hoesten wel over, dus duiken we de snelweg af de route national op. Één keer tol is wel genoeg en vijf honderd km snelweg ook. Ik wil net onder Orléans een hotelletje gaan zoeken. Om vijf uur zien we de stad, dus mooi op schema. Dat schema loopt echter rap uit de klauwen. Het lukt me niet om de RN20 in de stad te blijven volgen, we knetteren dwars door het centrum. Ook kost het veel tijd om die weg na de stad weer terug te vinden. Voordat we afstappen is het dus half acht en hebben we 705 km gereden. Een leuk
hotelletje langs de RN20, met buiten zwembad en aardige mensen, Franse mensen jaha! Die avond dus ook maar een flesje wijn geprobeerd. De volgende ochtend is het weer waar we voor gingen; een strak blauwe lucht. Ik kan Teus er nog net van weerhouden om te gaan zwemmen. Na een goed ontbijt, ja we zijn in Frankrijk echt, plan ik de exacte route voor vandaag. Eerste vervolgen we de RN20 tot Vierzon. Van dat moment alleen nog D-wegen. In het begin schiet het niet echt op door weg werkzaamheden. Om 12 uur zijn we pas 80 km verder. We komen wel langs en door leuke dorpjes met namen als Issoudun, Ambault, la Châtre, Bourganeuf en ga zo maar door. Rond enen is de hoofdweg afgesloten; markt. De omleiding is via kleine straatjes dwars door het dorp, niet echt logisch. De markt in die kleine straatjes lijkt ons makkelijker hadden we bedacht. Wel een goed moment om te lunchen. We rijden al de kaart van Noord-Frankrijk af het Centraal Massief in. Het begint al lekker sturen te worden, eindelijk dat platte midden stuk van de achterband af gummen. De wegen zijn ook verbazend rustig en het aantal dorpjes waar ze doorheen lopen valt ook mee. We schieten dus lekker op. In de buurt van Aurillac begint de weg ook soms steil te worden, 9% is geen uitzondering. Uiteindelijk eindigen we de dag in Villefranche-de-Rougergue. Hoe Frans wil je het hebben. Ondanks de trage start toch 820 km gereden, fuck de snelweg. Villefran che is een zeer oude stad. Het hotelletje wat we vinden is zeker net zo oud.
Net als de waardin trouwens, maar zeer commercieel ingesteld en ons buiten opwachtend. Ze vraagt nog net niet of ze een stukje achterop mag, maar het scheelt niet veel. Vrezend voor al te Frans voedsel gaan we de stad in om te eten. In het hotel krijgen we nog een paar biertjes (import gelukkig) onder het genot van de ene franse chanson na de andere. Slayer zit er niet tussen. Teus en ik bedenken tegelijk dat die deuntjes morgen niet door ons hoofd zullen spelen. Tijdens het ontbijt, onder genot van nog meer chansons, bestaande uit brood, een pot aardbeien jam met lepeltje en koffie, stort de oude waardin de halve VVV folder verzameling over ons uit. De hele regio blijkt vol met historie te staan. Ofwel overal ingestorte ouwe zooi. Dit moeten we Franck en Yvonne vertellen dan kunnen ze ook eens oude stenen kijken zonder de Engelse liquid sunshine. Maar daar zijn we hier niet voor; Spanje wacht. Er wordt weer veel op de zijkant van de bandjes gereden en ook de stijgingspercentages lopen op, lekker. We moeten Toulouse ronden, maar zo’n 30 km voor die stad raak ik de D922 kwijt en eindigen we op de snelweg, vlak voor de tol kunnen we er weer af en gaat het verder goed over de rondweg. We gaan weer een D-weg op de 634. Die is behoorlijk recht en schiet lekker op. Ondertussen is het rond tweeën en gaan de maagjes knorren. De pizzeria blijkt de keuken net gesloten te hebben, dat klinkt bekend. In het volgende dorp komen we via de super, bakker, tankstation in een kroeg terecht waar we een sandwich kunnen scoren, al wordt er eerst wat moeilijk gekeken. Ze waren nog druk met de siesta. We zitten inmiddels strak tegen de Pyreneeën aan en dus
vlak bij Spanje. Als we lekker omhoog kronkelen
staan er telkens borden dat de tunnel nu nog open is, maar over een maand een maand dicht gaat. We willen echter geen tunnel, we willen een pas. Als linksaf de tunnel staat aangegeven en het wegnummer naar rechts denk ik fuck die tunnel, we gaan omhoog. Het is ook echt omhoog, vaak smal en vol met haarspeld bochten. Het landschap wordt steeds ruiger en het uitzicht langzaam aan adembenemend. Af en toe komen we een auto tegen. Maar dan ineens schapen. Er lopen er drie voor me op de weg. Die springen over de rand en ik heb geen idee of ze al beneden zijn zo steil was het over dat randje. Dan liggen er koeien langs de weg te herkauwen, en staan er ineens twee ezels voor m’n motor. Het lijkt wel of die fransozen er gewoonte van maken om vee los in de bergen te laten lopen. Opeens is er een groot plateau waar flink wat auto’s en zelfs een touringcar staat, what the fuck !?! Het blijkt een uitkijkpunt te zijn over een stuwmeer en het dal. Je kunt kilometers zien, machtig mooi. Na wat rond wandelen en foto’s kijk ik hoe de pas verder loopt. Dat blijkt dus NIET te zijn. Er ligt een enorme berg stenen zo groot als huizen op de
weg, we kunnen dus niet verder. Dan maar weer via dezelfde route naar beneden, naar de tunnel. De touringcar blijkt net voor ons vertrokken te zijn. Die zit echter vast achter een koppel schapen en maakt stapvoets rijdend ruimte voor ons. Fijn volk die Fransen. Wij helpen hem weer door het koppel schapen over de rand te jagen. De Tunnel de Bielsa blijkt drie kilometer lang en behoorlijk koud en vochtig. Uit de tunnel zijn we in Spanje, is het lekker warm en scheuren we de berg af. De A-138 waar we nu opzitten slingert langs de bergen het dal in. Het asfalt is prima dus weer een lekker tempo door lekkere bochten en langs het weinige verkeer. In het dal liggen diverse meren en het uitzicht is grandioos. Het
gebied is behoorlijk leeg dus voor een hotel moet je op zoek naar de stad. Het word Barbastro. Het kost wat moeite om iets te vinden met garage, al zoekend komen we langs de stadsarena waar
reclame wordt gemaakt om een lans in een stier te steken. Yup, we zijn in Spanje. Met de ervaring van vorig jaar in het achterhoofd (geen warm eten, zelfs geen pizza) proberen we om acht uur te eten. In het restaurant wordt wat paniekerig gekeken, maar na wat overleg gaat toch het licht aan en krijgen we een tafel. Het biertje duurt wat lang, maar is heerlijk koud, een verademing na het Frans bier geklungel. Nadat we ons eten op hebben komen pas de volgende gasten. We waren dus niet laat, maar errug vroeg. In de stad is het feest en kermis en daar willen we wel wat van mee pikken. Op een terrasje bestellen we een biertje. Dat we alleen een biertje willen en niet willen eten om tien uur ’s avonds kan de serveerster eerst niet echt geloven; ‘echt niet eten?’, No! Om twaalf uur zitten we nog lekker naar het dweilorkest te luisteren, hoezo geluidsoverlast, het is toch gezellig. Er wonen vast geen Hollanders in de buurt om te klagen. Op dit voor ons toch wel late uur spelen de kinderen ook nog gewoon door. Zelfs baby´s hoeven nog niet naar bed. Sterker nog, ik denk dat de meeste tien jarigen later op bed lagen dan wij. Ja, wij moeten morgen nog kunnen sturen. Vandaag hebben we trouwens ruim 450 km afgelegd. Het is donderdag, dus vandaag willen we op de rally aankomen. Ik neem ook contact op met Phil. Zij zijn gisteren vroeg in Noord Frankrijk van de boot gekomen en misschien kunnen we samen op de rally aankomen. Ray blijkt echter panne te hebben gehad en ze zitten nog halverwege Frankrijk. Zij zullen pas vrijdag aankomen. Al rap komen we in wat de Spaanse graan (maïs) schuur moet zijn. De weg wordt ook alleen door
wat trekkers en vrachtwagens gebruikt en is nogal slecht. Ik ben maar wat blij met m’n niergordel. De ligging is ook apart; een kompleet rechte streep van 10 km, dan een dorpje en wat haarspeldbochten naar het volgende plateau en weer een rechte streep van 10 km. Na die twintig kilometer zoek ik een alternatief op. Die heeft goed asfalt en véél meer bochten. Bij Fraga gaan we de N-211 op. Dit blijkt de opmaat te zijn voor de mooiste drie uur sturen die ik ooit heb mogen mee maken. De natuur is overweldigend. Verre uitzichten door een woestijnachtig gebied, niet met zand maar rotsen die elke kleur tonen tussen rood en geel, het echte spaghettiwesternlandschap. Rivieren, meren, bosjes. Ruig, leeg, desolaat, dus geen plek om pech te krijgen als je zoals wij geen water bij je hebt. Ook gezien het weinige verkeer zal het lang wachten zijn op hulp. Door al dat natuurgeweld loopt ook nog een prachtige streep asfalt. Vol lange en korte bochten en elke bocht heeft een flinke verkanting zodat je er heerlijk doorheen kunt knallen. De laatste platte kantjes zijn nu echt wel van de achterband verdwenen! Onderweg nog een lunchstop in Caspe, een klein oud vestingstadje boven op een berg. Hier in een kroeg annex slagerij aan het pleintje een lekker broodje ham op. We komen in de buurt van Castello, wat alleen daar dus Castellon wordt genoemd. Van vorig jaar weet ik nog dat we het centrum moeten vermijden en de haven, porto, aan moeten houden. Er zijn echter geen borden met porto, dus dan maar de rondweg op en op goed geluk. Na een paar kilometer heeft Teus een H-D bordje gezien, maar ik zie ze nog niet. Ik zie wel Grau staan en weet dat we daar heen moeten. Dan zien we het verkeersbord met ‘Concentraction Harley-Davidson’ en weet ik dat het nog twee bochten is. Het is vier uur in de middag, we hebben 2026 km gereden sinds maandag, en we zijn bij de rally. We gaan op zoek naar onze vrienden van Big Twin of Franck en Yvonne. We zien geen van allen, effe Vonnetje bellen dus. Die blijken met veel van Big Twin direct van het vliegveld te zijn gaan lunchen. Dat ze daarbij de nodige drank hebben genuttigd hoeft Yvonne niet te zeggen. Dat is wel op te maken uit het gegiechel en gebabbel. Ze zijn bij iemand thuis en komen er zo aan. Al snel blijkt dat de historische relatie tussen Oudewater en Spanje sterker blijkt dan verwacht; op beide
plaatsen hebben ze moeite met klok kijken, dus zo duurt het een ruim kwartiertje langer. Teus en ik lopen een rondje en we staan verbaasd over de rust die er nog heerst. Behalve de bar staat er nog vrijwel niets, geen tenten, geen podium, amper een standje. Maar de bar dus wel dus nemen een biertje. Dan komen de anderen ook aan. Net als
vorig jaar is het welkom weer zeer hartelijk. We krijgen een stortvloed van Spaans over ons heen en knikken waarschijnlijk goed want daar is een biertje. Nu eerst de hut opzetten en dan vol feesten. ’s Avonds worden we meegenomen de stad in. Het is op loopafstand, maar op klompen valt het me toch niet mee. In de stad blijken meer motoren dan op de rally te staan. Het is er gezellig druk en één van de kroegjes heeft schijnbaar gratis bier. Er wordt ook eten klaar gemaakt. Een soort van schelpen soep of zo iets. Ondanks dat er meer schelp dan eetbaars spul in zit is het wel lekker. Het converseren met de Spanjaarden blijft lastig. Vooral Casper ratelt gewoon door ondanks het vele lento, lento (langzaam, langzaam). Teus en ik hebben wel elk een Hoe&Wat boekje en dat helpt wel. We worden ook nog op een paar promotie meisjes afgestuurd om maar eens te oefenen. Ons gestuntel zorgt voor de nodige hilariteit alom, maar we worden niet weggestuurd. Eres guapa, Vienes a menudo aqui? En vooral Qué risa tan bonita zorgt voor een nog grotere glimlach. Gelukkig zijn er genoeg die wel Engels spreken, dat maakt het toch een heel stuk eenvoudiger. Ik mis de wijnzak om mee te knoeien trouwens, scheelt wel vlekken. Vrijdag ochtend hobbelen we direct naar de supermarkt om ontbijt in te slaan. Franck ontdekt de grootste Amstel flessen die hij ooit heeft mogen aanzien. Met moeite krijgen we hem de
super weer uit. Vervolgens wandelen we langzaam naar het strand. De zee is weer mooi en vooral de zonaanbidsters maken het plaatje compleet. Ja hoor dit is uit te houden. Terug op de rally worden we naar de arena gestuurd. Nee geen stieren, maar een wet t-shirt contest is ons belooft. Het draait uit op een groot watergooi feest. Er staat wel een mokkel nat te wezen, maar een wedstrijd heeft meestal meer dan één deelneemster en blijft het publiek droog. Gelukkig heeft ze niet door dat je om ver te komen een slang wat dicht kunt knijpen i.p.v. er mee te wapperen. Om zes uur komt NoordIerland dan eindelijk binnen; onfortuinlijke Ray, Phil, Robert en Peter. Ze hebben verder geen pech gehad, maar het duurde dus wel langer dan ze hadden gehoopt. Dan is het weer tijd voor het cider-knoeien. Vorig jaar was dit alleen cider en blauwe kaas. Nu waren er lokale specialiteiten uit elke Spaanse provincie; kazen, harde worst, zachte worstjes, wijn en cider natuurlijk. Elk gerecht wordt bijna naar binnen geschoven vaak erg lekker, af te toe wat minder. Ook een soort black pudding in worstvorm met een zeer dubieuze kleur en geur maar de Noord-Ieren zijn er gek op. Dan moeten we ook nog een drankje proberen zodra het klaar is. Dat bereiden blijkt simpel; de fik er in en roeren maar. De vlammen staan tot een halve meter hoog in de ketel. Na anderhalf uur(!) is het uitgefikt en klaar voor consumptie zo word gezegd. Verdomd, het is wat warm maar erg lekker. Gelukkig was niet alle alcohol verbrand er zit nog zat in. Omdat we onze buikjes al vol hebben komt er van avondeten niets terecht. Moe van alle indrukken, yeah right, kruip ik voldaan m’n tentje in. Teus probeert natuurlijk weer het licht uit te doen. Maar die Spanjaarden blijven de hele nacht zuipen, motor rijden, zuipen, nog ergens heen rijden, en zo voort, dus dat lukt niet echt. Zaterdag begint net als vrijdag; naar de super, ontbijt en weer naar het strand. Helaas is het uitzicht niet zo smakelijk als gisteren, maar ach. Ik ben m’n taalboekje toch vergeten. ’s Middags is het lekker pimpelen met de Ierse en Spaanse vrienden, waarbij Robert en Casper met hun drukke gedrag voor het nodige vermaak zorgen. Dat Franck en ik op klompen rond lopen gaat niet ongemerkt voorbij. Zodra de Harley logo’s worden ontwaard komen de camera’s helemaal
rap tevoorschijn. We hebben met afstand het meest gefotografeerde stel voeten van het
weekend. De bike show gaat aan ons voorbij, zo ook de meeste bands. Wel moeten we weer lokale specialiteiten gaan eten. Wat het avond eten was weet ik ook nu weer niet. ’s Avonds komt ook Casper op de klompen die hij tijdens de Superrally van Yvonne heeft gekregen. Na een uurtje kan hij niet meer lopen en de schoenen gaan weer aan. Robert ziet klompen ook wel zitten, maar wil iets met een kek hakje. Yvonne staat voor niets dus die zouden er best wel eens kunnen komen. Ook vandaag komt er geen wijnzak voorbij, dus Theo had best wel weer mee gekund (mocht niet meer van Marian omdat er te veel rode vlekken in z’n T-shirts zaten). Zondag is het weer tijd om te gaan inpakken. We dachten ons te herinneren dat op zondag de super ook open was. Tip, vertrouw niet op het geheugen van Franck, Yvonne of mij. Dan maar een ontbijtbon stuk slaan op een muffin. Om een uurtje of twaalf gaan Teus en ik het maar weer proberen. Tegen opvallend veel mensen kunnen we zeggen; see you Friday in Maarssenveen, heeft wel wat. De eerste kilometers rijden we langs de kust, beetje jammer dat er een spoorbaan tussen het strand en de weg ligt, maar het heeft toch wel wat. Voor Barcelona komen we weer een peloton wielrenners tegen, lang niet zo veel als vorig jaar trouwens. Na Barcelona zien we in de verte een vette rookpluim. Dat blijk een fabriek te zijn. Nou ja, geweest. Er is niet veel meer van over als we er pal langs rijden. Het nablussen is nog in volle gang. Het doel voor vandaag is bij Lorett de Mar en ondanks dat we laat zijn begonnen en de toeristische route leggen we die 400 km lekker rap af. We zijn bij de
zelfde ‘parenclub’ als vorig jaar en ze hebben nog exact één kamer over. De eigenaar moedigt ons aan om een duik in het zwembad te nemen. Volgens Teus om zich te verlekkeren aan ons beider goddelijk lichaam, en stapt het zwembad
in. De douche is mij genoeg. Het eten is wat de pot schaft, maar net als vorig jaar weer een lekker en uitgebreid viergangen diner. De maandag morgen begint bewolkt. Eerst maar uitgebreid ontbijten en tegen de tijd dat we op de motor stappen schijnt de zon alweer volop. Rond Girona ligt de weg kilometers lang open en schiet het allemaal niet op. Terend op het ontbijt hoeven we pas om half drie te lunchen, maar hebben we pas 180 km gereden. We zijn inmiddels wel in Frankrijk en van zee komt een behoorlijk briesje. Het waait zo hard dat de sla letterlijk van ons bord waait. We gaan nu meer landinwaarts en de temperatuur loopt rap op. Het wordt zelfs behoorlijk warm. Gelukkig gaan we in rap tempo de hoogte in dus het blijft wel uit te houden. Dan begint de A75. Zoals je vorig jaar kon lezen de mooiste snelweg ooit gezien. Vol lange bochten, dan omhoog, dan weer omlaag, en na 100 km bij Millau die hele hoge brug. Natuurlijk stoppen we daar weer en waar het vorig jaar niet meer dan een parkeerplaats was, is het nu een volledige toeristische attractie. Wel lekker ijs trouwens. We hebben nog zo’n 300 km A75 om van te genieten. En behalve de harde tegenwind die de 130 km/u aan doet voelen als 180 en de nekspieren nog al aanspreekt, doen we dat dus ook. Ondanks de trage start hebben we in de laatste vijf uur toch nog bijna 400 km afgelegd, inclusief het ijsje bij de hoge brug. We zijn in Riom, net boven Clermont-Ferrand, de motoren kunnen we op de parkeerplaats van de apotheek naast het hotel zetten. Tenminste na achten en niet om kwart
voor, en als we ze morgen om acht uur maar weer weghalen. Ok, ok, rustig, we zijn ook maar simpele Hollanders. Het is hier ook weer eten wat de pot schaft. Het krijgt geen ster, maar is zeker te eten. Dinsdag is het slechts 15 graden en bewolkt; frisjes dus. Gelukkig warmt het later wel op. Wat niet meezit is het verkeer. De wegen die doorgaan voor route national lijken meer route convoi-exceptional. We worstelen ons van de een naar de volgende. Als er verder geen verkeer zou zijn dan was dat nog niet zo’n probleem. Maar telkens zit er een hele sliert auto’s en vrachtwagens achter, dus voordat je dat een keer voorbij bent is het zo een half uur later. Ook de aandacht voor de omgeving verslapt zo behoorlijk. Rijden ook nog langs het circuit van Magny-Cours, letterlijk in de middle of nowhere wat Olaf Mol ook altijd roept. In een ogenschijnlijk zeer oud stadje duiken we een restaurant in voor de lunch. We worden wat argwanend bekeken door het toch wel sjieke volk dat er zit. De tonijnfilet smaakt er niet minder om. Als we weer opstappen is het drie uur en staat de teller pas op 220 km, het begint een trend te worden. Na ons langs de nodige convoiexceptional combinaties te hebben geworsteld komen we in de Champagne streek terecht. In het noorden daarvan zien we veel militaire begraafplaatsen met WOI slachtoffers. Soms zijn het hele velden. Geen wonder dat die oorlog hier nog zo leeft. We vinden een hotelletje bij Megazan. 30km daarvoor is een groot monument en we besluiten dat morgen eerst eens van dichtbij te gaan bekijken. Het hotel is typisch Frans en voor het eerst komen we een Française tegen die de beruchte Franse mentaliteit lijkt te hebben, of d’r kat is net dood of zo, maar vrolijk is ze niet. Het menukaartje is het kleinste ooit gezien, 4x5 cm met vier voorgerechten en drie hoofd. Het voorgerecht smaakt best. Het hoofdgerecht blijkt echter ook tot het gevreesde Franse menu te horen. Ik dacht dat het wat van de gril was, maar het is een rolletje van (lees dit verder na het eten!!) pens. Als je dat ooit eens op je bord hebt gehad geef je dat nooit meer aan je hond. Gadverdamme wat een fuig spul is dat. De lucht doet een mesthoop lekker ruiken en de smaak is ook niet te harden. Zelfs alleseter Teus krijgt een klein testhapje met moeite weg, maar
had gelukkig wat anders besteld. Een Belgische chauffeur merkt op dat het spreken van Frans toch wel handig is als je in Frankrijk bent. Ik kan het alleen maar met hem eens zijn. Dan maar de smaak wegspoelen met veel bier. Onze vrolijke bediening vindt het om half tien echter wel genoeg en krijgen we met een zuur gezicht nog met moeite een biertje. Doorzakken is er dus niet bij, maar op de TV is een gratis stripkanaal. Nee geen Nickelodeon, het is gerommel met badpakken We zitten bijna 500 km van de rally als we de motor weer opzadelen. De motoren zijn nat van de dauw, maar de temperatuur is prima. Ik begin te vermoeden dat er een speciale convoiexceptional actie is om ons te neten want ze staan zelfs bij ons hotel. Het zijn nog Hollanders ook!
We gaan echter eerste 30 km terug om dat monument eens goed te bekijken. Er staat ook een bord met hoe de frontlijnen liepen in het gebied. Dan zie je pas dat er belachelijk veel doden zijn gevallen op een paar kilometer land. Het monument blijkt een soort graf te zijn.
Behalve twee Franse en een Amerikaanse generaal moeten de resten van ruim duizend soldaten er onder liggen. Een stukje verder aan het eind van een landweggetje bezoeken we een begraafplaats waar zowel geallieerde als Duitse soldaten liggen. In vergelijking met andere die we gisteren zagen is het een kleintje. Totdat je ziet dat er ruim 10.000 soldaten liggen. Hoeveel
moeten er op die grote dan wel niet liggen? Wat ook opvalt is dat bij de geallieerden de christelijke en moslim graven gewoon door elkaar staan en joodse bij de centralen (Duitsers).
zitten. Nog wat meer oefenen dus, volgend jaar misschien? Dan zet Teus er eerst een kleinere tank op, al snap ik niet waarom. Volgens mij ligt het aan z’n zadel. O, ik had het deze keer nog niet geschreven, maar ook dit jaar leek het wel vakantie! René
De route die we gereden hebben: Eigenlijk is het erg dat je zo iets opvalt, het zou ook nu nog iets gewoons moeten zijn. Na deze overpeinzing stappen we weer op en zetten het stuur weer naar het noorden. Al snel komen we dat Hollandse konvooi tegen. De knakker in het busje seint druk naar ons en is duidelijk boos dat we niet stoppen of zo. Hij lijkt niet te weten dat je met de motor zat hebt aan een halve weghelft en dat we al 800 kilometer ervaring hebben in het passeren van die weg slakken. Ik wilde eigenlijk via Nantes naar Brussel rijden, maar ik rijd fout. Dan maar via Charleroi al weet ik nog dat je dan wel nog al wat slecht asfalt tegen komt. Daarom wil ik zo lang als mogelijk binnendoor blijven rijden. De wegen worden wel weggetjes, maar het is wel leuk rijden. Vlak voor Charleroi pakken we lunch. Ze spreken daar zowaar Vlaams, dat maak je niet vaak mee in Wallonië. Op de rondweg van Charleroi gaat het weer fout, ik mis de afslag naar Brussel. Die blijkt verdeeld over twee borden in een onverlichte tunnel te staan. Toch weer vooroordeel bevestigend dit. De snelweg is tot aan Antwerpen niet veel beter dan een bergpas in Albanië, tering. Het lijkt erop dat ze de gaten opvullen en dat dan met de voet aanstampen of zo, maar een fatsoenlijke wals gaat er absoluut niet overheen. Bij Gorinchem, inmiddels 250 km na de lunch stop, doen we onze laatste tankstop. Na een bakje koffie en al wat napret doornemend, nemen we de laatste kilometers. Om even na zessen ben ik thuis. De terugrit was met 1950 km nauwelijks korter dat de heenrit en eigenlijk ook niet zo veel sneller. Zowel heen als terug zijn echter probleemloos verlopen: lang leve de Evo! Al was Teus z’n zitvlak ook aan het eind nog niet gewend om een uurtje of drie achter elkaar op een motorzadel te
Heen (zeer aan te raden); Parijs, RN20 Orléans, Vierzon, D918 Issodun, D918/D943 La Châtre, D940 Gûeret, Pontarion, N141 Bourganeuf, D940 Eymountiers, D979 Lacelle, Bugeat, Megmac, St-Angel, La Serre, Bort-les-Orgues, D922 Bassignac, Aurillac, N122 Maurs, Figeac, D922 Villefranche-de-Rougergue, Cordes, Toulouse, N214 I’lste Jourdon, D634 Lonbës, D632/D17 I’lste en Dodon, Rebirechiolet, Lamemezon, D929 Areau, A138 Bielsa, Ainsa, N123 Barbastro, A22 Monzon, A130 Pomar de Cinca, A131 Fraga, N211 Caspe (het mooiste stuk begint hier!), Alcaniz, N232 Morella, CV12 Ares del Mastrat, CV15 Sant Pau, Castello, CV10 Grau Terug; N340 Barcelona, C32/B11/N11 Mataro, C63 Lloret de Mar, N11 Girona, N11/N98 Perpignan, RN9 Narbone, Beziers, A75 Milau, Clermont-Ferrand, RN9 Riom, RN7 Moulins, Nevers, D977 Clamecy, N151 Auxerre, N77 Troyes, Chalons-en-Champagne, D977 Suippes, Sedan, A203 Charleroi, Brussel