I
Indcnthren
Blijf bij
Indanthren.
BIJBDT U HET BESTE OP FOTOGIEBIED
Wat betreft de kleurechtheid bestaat er niets beters. Onovertroffen wasch-, zon- en weerecht.
WERELDREPUTATIE - WERELDMERK
„*0
pvy*:
.i.
^ Cï
Wat dfek, hij ïingt maar één keer: ,,Tch Hebe illeh! Ik dacht dat het zes maal moest." „Welnee, dat Is alleen o|> onze gebarsten gramofoonnlaaU"
Is veel t« mager, hl] raakt haar nooit!"
GEPROLONGEERD:
Me ißviiß m w w simp feBEmaaaBi
„Liefdesgeschiedenis' (Una Storla p'Amore)
Alle leeftijden
Toegang 18 jaar
_. Il ■•BSKKXXal
9e WEEI
De Gouden Stad (Dia goldene Stadt) HA
GEPROLONGEERD:
„Tok Tok Tok alweer een ei'
GEPROLONGEERD:
N
ginnen al te lachen als ze hem zien," „Geen wonder, iedereen kent zijn grapjes!" (Teekening W. de Mooy)
Toegang 18 jaar
Een vracht van Baltimore (Eine Fracht von Baltimore)
Verantwoordelijk redacteur: Louis Thijssen, Voorburg (Z.H.); verantwoordelijk voor de advertenties: R. M. A. Ausems, Amsterdam. Uitgeefster: N.V. Ned. Uitgeverij „Opbouw", Amsterdam - Zuid. —r Adres van redactie en administratie: Paulus Potterstraat 4, Amsterdam - Zuid; telefoon 21511, 21424 98145; postgiro 78676. — Abonnementsprijs voor Nederland f7.80 per jaar, f3.90 per half jaar, f 1.95 per kwartaal bij -vooruitbetaling. Prijs per nummer 15 et. — Verschijnt 1 X per week des Vrijdags. — Druk van Drukkerij Elsevier, Amsterdam. — P 1083/4. CINEMA Sr* THEATER — 23ste Jaargang — 'tyo. 32 — 6 Augustus J943
. ...
,.._,.
.
._
xi
Alle leeftijden
•*•,„; »•..
Weenen en zijn Weenen heeft het voordeel gehad, dat de „lust aan het spel", die 's werelds mooiste en zonnigste barokstad kenmerkt, altijd van twee kanten werd gevoed: van onder en van boven. Voor het oerechte Weensche t/ö//tjtooneel, dat eens en voor altijd met de (ook ten onzent afdoende bekend geworden) namen van repertoireschrijvers als Ferdinand Raimund, Johann Nestroy en Ludwig Anrengruber verbonden blijft, zorgde destijds de ring van voorstadtheaters in deze zoo merkwaardig concentrisch vanuit den Stefansdom gebouwde stad. Door de rapide ontwikkeling onder Keizer Franz Josef zijn deze theaters weliswaar practisch gesproken weer in het groote centrum komen te liggen en daardoor langzamerhand juist „groot" en klassiek tooneel gaan spelen — wat vooral geldt voor de beide vermaarde schouwburgen „Theater in dv Josefstadt" en „Deutsches Volkstheater". Maar het Weensche volksamusement, vol eeuwenoude gebruiken en elders verloren gegane tooneeltradities, heeft het daardoor alleen maar wat verder aan de periferie, ja tot in de dorpen op de heuvels rondom gezocht. De nestor van het Weensche tooneelleven, prof. dr. Joseph Gregor, heeft in een zoojuist verschenen, breed-opgezet werk „Theater des Volkes in der Ostmark" dit Weensche volkstooneel een prachtig monument geschonken. Als een der vele voorbeelden van eeuwenlang zich doorzettende tooneeltradities onder het volk verhaalt hij daarin bv. hoe nog in >934 — het jaar van Weenen's diepste economische depressie en staatkundige onzekerheid — de menschen van de arbeidersvoorstad Floridsdorf te arm waren om zelfs de paar groschen voor de goedkoope bioscoop opzij te leggen en toen maar spontaan weer zoo'n volkstooneel stichtten, waarbij de held, tevens hansworst, op een geleende schimmel midden tusschen de toeschouwers op kwam en met de anderen een soort onvervalschte commedia dell'arte begon.... waarbij tusschen de coulissen voor alle zekerheid een papier opgeprikt hing hoe het stuk „ongeveer" af moest loopen I Anderzijds heeft Weenen „van bovenaf", door de kunstlievendheid der Habsburgers steeds een aan de allerstrengste en allerhoogste eischen beantwoordend, officieel tooneel gehad, dat toonaangevend voor heel Europa was : de pompeuze, bolwerk-achtige gebouwen van het Burgtheater en de Staatsoper, beiden met hun wereldnaam, hebben hun eigen tooneel-hofstaat gevoerd tot op vandaag den dag. Dezelfde prof. Gregor — en welke andere stad heeft zoo'n officieele geleerde, alleen voor de theaterwetenschap, en dan nog wel zoo'n terecht beroemde?1) — waakt als een vriendelijke, grijze Cerberus over dé kostelijkste collectie documenten, platen, souvenirs, afgezien van een unieke boekerij, welke
Werner Krauts al» Shylock mef het schuldheicijg in Shakespeare's „Koopman van Venetië" (Burgtheater, Weenen; regie Lothar Mathei). (Foto FellingalDietrich)
sinds eeuwen in de oude rococo.zalen als deel van de Hofburg boven de Spaansche Rijschool onder den naam van „Institut für Theaterwissenschaft" bijeengebracht is. Ook al moet ik zeggen, dat ik hem dit keer nogal onthutst aantrof, want ook in Weenen is men bezig om alles veiligheidshalve onder den grond te brengen, zooals ook Pestzuil en Prinz Eugen en vele andere standbeelden thans ineens in baksteenen kubussen zitten. Want Weenen 1943 toont, als elke andere Duitsche stad, het harde gelaat van den totalen oorlog, ook al houdt individueel de Weener er zich misschien toch nog een tikje charmanter en vooral gemoedelijker onder. Het is een nevenverschij ning van den oorlog, dat de schouwburgen overvol plegen te zijn en dat juist in de grootheid van het „zeitgemass"'klassieke repertoire het publiek als het ware analogieën zoekt voor wat het dagelijks bezighoudt. Ook In Weenen is thans normale kaartenverschaffing practisch uitgesloten, tenzij men tien of veertien dagen van te voren zeker van zijn plannen voor dien avond is, of tenzij meü met een hotelportier (en dan nog alleen van de allergrootste hotels) over een fabelachtig sleutelgeld wenscht te onderhandelen. Daar mij voor het eene de tijd, voor het andere de middelen ontbraken, was ik steeds afhankelijk van de vriende lijk he id der tooneelmenschen zelf voor een plaatsje in een artistenloge. Waarbij ik echter moet zeggen, dat ik de Weensche courtoisie, juist in dezen tgd. wel dubbel heb leeren waardeeren !
\
Het klassieke tooneel, dat men er voor zoover ik kon nagaan het thans afgeloopen seizoen vertoonde, verschilde over het algemeen weinig van
h
Vit de vroegere opvoering door Heinz Hilpert van Shaw's „Heilige Johanna", met Paula Wessely in de titel-
oneel die stukken, die thans om de een of andere -reden over het geheele Duitsche rijk een bijzondere „boodschap" op den toeschouwer hebben over te brenigen en dan ook in ons land door het Duitsche Theater vertoond werden: Schiller's „Ka- 4 bale und Liebe", Lessing's „Minna von Barnhelm". Zelfs in het lichtere genre het fleurige blijspel-met-muziek van den wederom in eere herstelden Ralph Benatzky,' „Meine Schwester und Ich". Het Burgtheater — waar net de oudste actrice, de ook in ons land welbekende Hedwig Bleibtreu „professor" geworden Vas (in Weenen huldigt men gaarne met, titels!) — sloot het voorjaar met twee voorstellingen: het nieuwe historische stuk „Maximilian von Mexiko", van Fritz Heike, met decors van den.. iameiueju}|gul Pirchan, dat ik nog graag had gezien, en met een geruchtmakende wederopvoering van Shakespeare's „Koopman van Venetië". Sinds zijn ontstaan is deze tragédie meer dan eenigc andere van Shakespeare omstreden. Reeds Iffland, de grootste tooneelleider der achttiende eeuw, was gedwongen om zijn voorstellingen ervan te staken. Devrient en Schroeder hebben in de XlXe eeuw den Shylock als een felle aanklacht gegeven. Later is een meer humanistische opvatting een tijdlang geldend geweest, maar het stuk rondom de Joodsche hoofdfiguur bleef desondanks velen een doorn in het oog. Thans, terwijl uit Amerika het bericht komt, dat iedere vertooning van den „Koopman van Venetië" kort en goed verboden is, brengt Lothar Müthel het met Werner Krauss in de rol van Shylock. Müthel is een te groot en te waarachtig Shakespeareregisseur (aan hem danken wij den „Hamlet" met Gustav Gründgens) om het stuk in eenig opzicht uit zijn verband te halen en er- meer tendenz in te leggen dan erin zit. Trouwens, .ook de groote, aristocratische traditie van het Burgtheater staat daar uiteraard borg voor. Maar de kervende, haast „gevaarlijke" opvatting van Werner Krauss. met een geheel andere, ontraditioneelé Shylock-grime, is zonder twijfel een der grootste speelsuccessen van het afgeloopen seizoen geweest. Elders — in het Akademie Theater — speelt de jongere af deeling van het Burgtheater gedurende de zomermaanden verder. Hier vierde de charmante Gusti Huber. van de film welbekend, triomfen in eeri leuk blijspel „Ich ' lièbe vier Frauen". Het is trouwens voor Weenen typeerend, dat alle bekende acteurs, de volksacteurs zeker, even bekend zijn van de planken als van het witte doek: men kan zich immers, ook in het buitenland, moeilijk iets „Weenscher" denken dan het spel van Hans Moser, Paul Hörbiger, Paula Wessely, Hubert Marischka of Hermann Thimig. Dit brengt mij trouwens allereerst naar een der merkwaardigste Weensche tooneelgezelschappen, de Exl Bühne, die niet zonder reden juist aan den overkant van het Donaukanaal op den Prater domicilie gekozen heeft. Veertig jaar geleden was de Exl Bühne een der eerste en van stonde af aan een der beste boerentooneelgezelschappeh, dat met voorstellingen in een voorstadje van Innsbruck begon. De Exls, een familie van natuurtalenten, waarvan thans nog enkele vrouwelijke leden den roemruchten stamnaam dragen, hebben echter eigen principes: zij wenschen geen kleederdracht-kijkspel te zijn voor 1) De nieuwe uitgave van prof. Gresror's groote Shakespeare-Studie, die als de beste en modernste op dit srebied beschouwd mag worden, werd uitvoerig besproken in „Cinema & Theater" No. 18 — Red.
CINEMA 6* THEATER — (nr. 33)
2
rolt
toeristen, mfar eenvoudig tooneel te geven voor het eigen volk, onverschillig waar het repertoire vandaan komt en of het nu in boerencostuum is of niet. Karl Schönherr, de onlangs gestorven Tiroolsche „Heimat'^schrijver, die ook veel voor het internationale tooneel geschreven heeft (dit seizoen vertoonde het Burgtheater bv. zijn magistrale stuk „Die Erde" als In Memoriam), is hun afgod gebleven. Maar zij kwamen ook vaak, op hun manier, aan het klassieke of aan het moderne, haast weer intellectueele repertoire toe. Een stuk als John Knittel's „Via Mala", dat in de •Zwitsersche bergen speelt en dat Knittel zelf naar zijn roman schreef, was een kolf je naar hun band en zij hebben het 't heelft seizoen door vertoond in een zeldzaam doorwerkte en doorleefde voorstelling. Tijdens mijn verblijf verhuisden zij juist voor een reeks voorstellingen van Kleist's „Zerbrochene Krug"-(dat naar men weet in Holland-speelt en ook ten onzent dit seizoen, evenals trouwens „Via Mala" ook, met veel succes vertoond is) naar München, waar zij van oudsher zoowel letterlijk als figuurlijk inderdaad wel een potje kunnen breken, en hadden hun theater afgestaan aan een verwant gezelschap dat met veel zwier het aloude Weensche volksstuk van Franz en Paul von Schöntan „De Sabijnsche
3
Maagdenroof" ten tooneele bracht, in ons land en ten onrechte naar ik meen sinds Royaards' dood niet meer vertoond. Het Deutsches Volkstheater — het „burgerlijke" theater van Weenen, maar met groote artistieke aspiraties — had langen tijd een zoo onbekend romantisch-klassiek stuk op stapel staan als Friedrich Hebbel's „Demetrius", het drama van den onechten zooït van Iwan den Verschrikkelijke, dat niet alleen Schiller's, maar ook Hebbel's tiende, namelijk onvoltooide Symphonie gebleven is. Tijdens mijn verblijf werd het stuk net niet meer gegeven, zeer tot mijn leedweien. Want door een of andere onnaspeurlijke aversie van ons tooneel jegens Hebbel, die toch zulke prachtige, bloedwarm-bewogen en dramatischtoegespitste drama's heeft geschreven, ziet men hier zijn naam practisch gesproken nimmer op de affiches. , .• / Wel was ik dank zij de vriendelijkheid van „Cunz" in staat om bij het Deutsches Volkstheater een deel van de generale repetitie van Shaw's „Saint Joan" bij te wonen, waarbij ik geloof ik niet hoef te vertellen wat het stuk, maar wel wie „Cunz" is. Cunz is nu eenmaal een der merkwaardigste verschijningen van het Weensche tooneelleven, dat hij sinds een jaar of vijftig
in al zijn geledingen meemaakt, al ware het slechts omdat hij op alle generale repetities de foto's neemt. „Foto Cunz" is nu eenmaal voor iedereen, die wel eens een blad over het Weensche kunstleven opslaat, een begrip geworden. Voor liefhebbers van echt Weensche romantiek moge hierbij verraden zijn, dat het officieele kaartje van dezen kenner van alle Weensche tooneelanecdoten voluit luidt; Majoor Vinzenz Reichsritter CunzKronheim. Wel, één rol meer en hij had zoo kunnen optreden in de prachtige, gebeeldhouwde koppenserie van Shaw's „dramatische Kronik". zooals die onder regisseur Haenel onder de schij nwerpers stond. Günther Haenel heeft tot voor kort altijd bij Heinz Hilpert in diens vlakbij gelegen Theater in der Josefstadt regie gevoerd en het is aan te nemen, dat ook bij deze wederopvoering de strakke, grootgeziene opvatting van Heinz Hilpert, die het daarvoor met Paula Wessely als de oprechte Maagd van Orleans ten tooneele bracht, zijn woordje meegesproken heeft. Grootsch was natuurlijk de politieke ^entscène tusschen de aartsvijanden van de dappere Maagd van Orleans, welke het geheele vierde tafereel vult en waardoor deze wederopvoering zoo actueel is (de titelrol werd daarbij zeer virginaal en ontroerend gespeeld door Inge Conradi, waarbij ik tot de ontdekking kwam dat er dus twee Inge Conradi's aan het Duitsche tooneel zijn, want de Maagd van Orleans in Weenen is niet identiek met de Koningin van Schotland, die bij ons in het Deutsches Theater dit jaar vele malen optrad). En een merkwaardige kant aan het rijke Weensche tooneelseizoen 1943 is wel, dat twee der geruchtmakende ensceneeringen gevormd werden door.... de in het Engelsch geschreven, majr volkomen in de Duitsche ideologie passende stof, die én Shakespeare èn Shaw voor het tooneel leverde! Maar daarmede heb ik bewust Weenen's edelste en gedurfdste, rein-Duitsche tooneeldaad, laat in dit seizoen, namelijk de opvoering — voor het eerst in de tooneelgeschiedenis — van Friedrich Hölderlin's onvoltooide en steeds onopvoerbaar geachte, op de grens van zijn waanzin nog zoo geniaal gedichte, tragische ode „Empedokles" uit deze kroniek afgezonderd, om aan dit werk èn aan de tooneeldaad van het Theater in der Josefstadt onder regie Van Heinz Hilpert een afzonderlijke bespreking te mogen wijden. HENRIK SCHÖLTE.
(nr. 33) — CINEMA & THEATER
>
■
(Foto Archief)
^
te Arnhem • en had in deze overigens toch, zeer nuttige betrekking met artisticiteit niets van doen. Hij was echter een jongeman met fantasie, maar wat heb je tenslotte aan fantasie alleen.... ? Enfin, in zijn O. & O.carrière rijpte in hem het verlangen om beroepsartist te worden en dat verlangen liet hem niet los, óók niet toen by den soldatenrok weer voor een net colbertje verwisseld had en Arnhem's burgerij van brandstoffen voorzag, zooals hij reeds jaren tevoren had gedaan. Dat ging echter niet zoo gemakkelijk meer als vroeger: kolenbonnen en -toewijzingen vormden besognes, die het leven van een bedrijfsleider van een • grooten kolen handel nu niet bepaald vergemakkelijkten . en Fred Fagel dacht met weemoed terug aan den gulden tijd van zijn O. & O.-triomphen. Intusschen ging hij ook voort als amateur aan plaatselij ke on tspannings-evenementen mee te werken. Op een dag zei men tegen hem: „Fagel, waarom word je eigenlijk geen beroepsartist?" en deze vraag ging vergezeld van het aanbod van een contract bij' een cabaretgezelschap, dat eerFOTO fMLLIH&A/voOiTei.flA.n daags zou worden begonnen. Fred Fagel accepteerde en schreef nog dien avond een aangeteekenden brief naar het hoofdkantoor van zijn maatschappij, waarin hij de directie verwittigde van het feit dat hij ontslag nam. Hij bracht den brief Het was tij dens de mobilisatie; op een dag in zelf naar de post en wandelde huiswaarts in het den aazomer van 1939. In een school „ergens in zalige besef voorgoed met „tweetjes" en „drieNederland" lag een onderdeel van bet tweede tjes" en brechcokes te hebben afgedaan. Hij was regiment genietroepen gelegerd en een der nog niet binnen toen de telefoon ging en een dienstplichtigen van dat wapen, milicien F. opgewonden stem aan den anderen kant hem Fagel, was bezig een corveetje op te knappen, dat vertelde dat... . de stichting van het cabaretnauw verband hield met de sanitaire outillage gezelschap niet door kon gaan, omdat er een van de behuizing van zijn onderdeel. Milicien financieele kink in den kabel gekomen was. Fagel was een goed soldaat, dies vervulde hij zijn mobilisatieplichten met opgewektheid, doch voor De goede stemming van onzen aspiranthet onderhavige corveetje kon nu eenmaal nieberoepsartist verdween als sneeuw voor de zon: mand ter wereld eenige ambitie koesteren. Dienst daar had hij juist zijn ontslagbrief gepost en nu is echter dienst, en dus voerde de corveeër zön ging de heele grap plotseling niet door en was opdracht uit. Hij was druk bezig met het karhii dus zijn solide betrekking kwijt,-zonder uitweitje, toen een wapenbroeder in de gang van de zicht op iets anders. Goede raad was duur.... school een plakkaat ophing, waarop in gloedvolle Er zat niets anders op dan te probeeren den bewoordingen een beroep werd gedaan op „hen ontslagbrief in handen te kragen voor deze de die iets kunnen voordragen of anderszins" om directie in Den Haag bereikte. medewerking te verleenen aan een grooten Fred Fagel zette dus z'n hoed weer op en toog O. & O.-avond. Milicien Fagel las dezen oproep, in galop naar het postkantoor Eilaas, de en herinnerde zich, dat hij ~wel eens medebrief was al weg — in een postzak voor Den gewerkt had aan amateuropvoeringen in zijn Haag — en de ambtenaar ried droogjes aan om woonplaats Arnhem. Uit dien hoofde èn omdat ook naar Den Haag te gaan en daar te probeeren alles hem beter leek dan zijn bezigheid van dat het fatale epistel te achterhalen. oogenblik spoedde hij zich naar den „luitenant, Een kwartier later zat Fred Fagel hijgend als belast met de O. & O." om zich aan te melden. een stoommachine in den sneltrein natar Den Zijn medewerking werd geaccepteerd en, op een Haag. In de residentie aangekomen zette hij zijn zeer geslaagden avond „door en voor gemobiliwilde jacht op den brief voort, die inderdaad met seerden" oogstte hij zijn eerste succes als consucces bekroond werd. Na een nacht in een ferencier, en werd van milicien F. Fagel tot Fred obscuur hotelletje? die hem neg lang zou heugen, Fagel, 'n getapten en gezienen artist in het heele reisde Fagel naar Arnhem terug in het gelukkige kantonnement. bezit van' zijn brief en. . , . zijn betrekking. Die De organiseerende „hooge oomes" waren best betrekking heeft hij nog een volle week in eer tevreden. Fred Fagel bleef voor de rest van de en deugd vervuld. Toen ging het plan toch door mobilisatie O. & O.-artist. Nu is O. & (X-artist en Fred stuurde denzelfden brief weer naar Den nog iets anders dan gewoon artist. Fred Fagel Haag, nu in het rustige besef dat hij hem niet was in de burgermaatschappij eerzaam bedrijfsmeer zou behoeven te achterhalen. leider van het filiaal der Oranje-Nassau-mijnen „Nou," zegt Fred Fagel, als hij zijn verhaal.
FRED FAGEL
dat met veel verve werd voorgedragen, beëindigd heeft, „een imposant begin van mijn loopbaan was het i.. elk geval niet. En toen begon de practijk. . . . Ik kon 'n liedje zingen, inderdaad, maar van acteeren wist ik niets. Alles heb ik moeten leeren en veel heb ik te danken aan hen, die me daarbij geholpen hebben. Bijvoorbeeld van Byleveld, die het met mij aandurfde in zijn kluchten en in stukken als „Mottige Janus" en „Spoorstraat 13". Ook bij de radio, waarvoor ik af en toe een liedje mocht zingen, heb ik veel geleerd en het is vooral Mr. den Daas geweest, die me daarbij op weg hielp. En dan vooral niet te vergeten de heer Strengholt, de directeur van het Royal-concern, die mij aanmoedigde om het niet bij liedjeszingen te laten, maar om ook te gaan acteeren." „U schrijft zelf ook liedjes, nietwaar?" . „Ja, ik heb er nu zoo'n veertig gemaakt, dus ik kan even voort. Aanvankelijk maakte ik ze niet voor mezelf, maar voor Daan Hooykaas. Eerst later ben ik ze zelf gaan zingen." Ja, zij die Fred Fagel hebben gehoord als hij zqn eigen liedjes voordraagt, zullen beamen, dat hij dat heusch niet aan collega's behoeft over te laten. Zqn scheppingen, vooral als zij eenigszins subtiel van onderwerp zijn, mogen gehoord worden. In tegenstelling tot de zoogenaamd gevoelige liedjes van sommige andere conferenciers zijn zij zuiver en vrif van valsch sentimeitt. En bovendien weet Fred Fagel zijn woordje te doen. dat kunnen de bezoekers van de Ben ter Hallrevue, die thans in Carré te Amsterdam wordt vertoond, constateeren. Zü zien daar een jeugdig conferencier aan het werk, die in de toekomst zonder twijfel tot Neêrland's grooten zal behooren. C.
GIRCUS ROYAL Zelfs als je er met je neus opstaat, blijft 't maar een tentje van anderhalve man en een paardenkop, wat ze daar voor deze maand in de» Haagschen Dierentuin opgeslagen hebben. Maar volledigheidshalve mag het in het thans nogal opbloeiende Nederlandse he circusleven niet onvermeld blijven, ook al kan het niet op tegen de grootere spullen van eigen bodem: Giezen, Saltarino, Bever, Mandera, Kenz. ■ • Dat ligt dan vooral aan het weinige paardenmateriaal, want de meeste dieren schijnen destijds te zijn gevorderd en kunnen pas langzamerhand door jong Friesch-Groningsch stamboek, dat sinds de laatste jaren terecht zulk een groote circus-renommé heeft, vervangen worden. Wat niet wegneemt, dat men misschien van de Groningsche tweejarige „Duveltje", die tot dusverre ten onrechte als voor het circus onhandelbaar en eigengereid gold, nog wel meer zal hooren — en dat ligt dan niet alleen aan het prachtige paardje, maar ook aan den goeden manege-meester. Voor de rest is het toch maar een tantaluskwelling: zooveel beesten in den Dierentuin rondom, die echter moeten gaan slapen als het Circus Royal opengaat! Nog leuker zou het zijn, wanneer men om de rijen in de tent te vullen, de levende have van den Dierentuin maar eens liet toekijken hoe de menschen het in den ring doen. Want de meeste nummers worden thans gevuld door tweebeenigï variété-artisten, maar zij zijn lang niet slecht. Zij werken eerlijk en hebben een paar minder bekende trucs, vooral de trapeze-artisten. Ook de clownsnummers zijn aardig, en daar mankeert het bij de collega's nogal eens aan. Zoodat wie er van houdt — en dat zal in dit geval wel vooral de jeugd zijn — in den Dierentuin z'n hart op kan halen aan een echt kermiscircusje, dat ietwat ondermaats in de groote stad staat, zonder dat men het echter „Texas Tex'' en de zijnen, die al hun veelzijdigheid moeten toonen om den bonten avond vol te maken, hoeft te misgunnen. H. S. CINEMA '& THEATER — (nr. 33)
^^JfÉrtWÉwVnlf!
r......
,.^;:. ■:,.....>■.
4
DE DORPSDOKTER ,;Filmisch" gezien: zeldzaam zooals de inzet —of, om in muziektermen te spreken, de „opmaat" voor dit verhaal gefotografeerd en gemonteerd is en met welk een zuiver inzicht de muziek verweven is door de keten van beelden, die groei en ontwikkeling van het dorpsmeisje beschrijven, dat de beroemde pianiste wordt; Tik-tak, tik-tak, hakt de metronoom op de piano-met-kaarsen den tijd in mooten, stuntelig en zielloos klinken de toonladders. Volgend beeld, uitstekend overglijdend uit het \ vorige — meisje is grooter; rijper, krachtiger zijn haar handen, sneller is het tempo van de gamma's, en in haar spel huist een ziel, een levende, gevoelige ziel. Uit de engheid van haar behuizing, uit het kleine wereldje, waarin haar eindelooze uren van studie geperst zijn, breekt zij naar buiten, een slanke figuur, het centrum van een tot berstens toe gevulde concertzaal, buigt en •"buigt, wat vermoeid, voor het geestdriftige publiek, haar oogen naar binnen gekeerd, verzadigd van de muziek, die zij zelf herschiep. Haar handen: hoe schoon zijn handen die over toetsen haar natuurlijk-gracieuze golvingen maken; haar oogen, die voor zich uit zien in een wereld, die zü alleen kent, omdat zij haar zelf geschapen heeft.... In deze misschien honderd meter film is een heel leven geteekend, louter en alleen door suggestie, door korte, bijna embryonale herinneringsbeelden en aanduidingen. In deze flits kennen wij dit leven, beter en vollediger dan een roman van driehonderd bladzijden het ons kan vertellen. Wederom »tellen wü vast, welk een geweldig groot se h medium de film kan zijn. Inderdaad kan zijn. Ook in deze film kan het peil niet gehandhaafd blijven, waarop het begin stond, maar doet het er wat toe? Zij zijn zoo zeldzaam deze parels van goed en geniaal gehanteerde filmbeelden, dat wij er lang op kunnen leven.... Twee levens staan in deze film tegenover elkaar. Het onrustige, jachtende, bijna onmenschelijke leVen van de pianiste Angelika Rink (Anna Dammann) en dat van haar jeugdvriend dokter Manfred Claudius (Paul Hartmann), wiens roeping ligt in het vriend-dokter zijn voor al zijn dorpsgenooten. Twee antipoden, twee uiteinden van een as, die elkaar nooit zullen kunnen vinden. Angelika keert naar ha« dorp terug om tenminste voor een paar weken de rust en de kracht te vinden haar roeping te kunnen blijven volgen. Hun jeugdliefde ontwaakt opnieuw. Nu komt het spel van aantrekken en afstooten;
Angelika wil haar vriend zijn roeping doen opgeven, opdat zü de hare kan blijven volgen. En omgekeerd, maar minder nerveus, innerlijker en stiller trekt hij haar naar zich toe. Eigenlijk zékerder van zijn overwinning in de beheersching van heel zijn wezen, dat alleen met een zekere dominantie immers boven het lijden en leven van zijn dorpsgenooten kan staan, wier biechtvader hij misschien nog meer dan wier dokter hij is. Op het tweede plan staat het verhaal van den bruut, den molenaar, wiens vrouw (Viktoria von Ballasko in een zuiver en stilgespeelde rol) misschien wel wat veel haar nooden klaagt bij den dokter; die een kindje wil verwachten en als het onderzoek negatief is, het water inloopt. Dit is het „bekeeringsmoment" voor Angelika als zü den alleen op de redding van dit leven geconcentreerden wil waarneemt bü haar jeugdvriend: urenlang is hü besig dit leven te redden, totdat hü in trotsche bescheidenheid opstaat van zün hardnekkig voortgezette kunstmatige ademhalingsactie, met den glans van de overwinning in zün oogen. Nu weet zü, dat het leven aan de zijde van dien man goud waard is, tegenover het zilver van haar eigen kunstenaarsleven. Ken speelsche vriend, die het gemakkelüker heeft in zün oppervlakkig liefdespel, wü«t zü van zich af, nu haar roeping haar duidelijk geworden is. Anna Dammann heeft als Angelika Rink uitstekend spel geleverd. De camera, in handen van Karl Hasselmann wist de inderdaad moeilük te fotografeeren mime van deze vrouw, telkens juist te treffen. Hartmann is een rustige dorpsdokter, zooals wü ons dien voorstellen, die beheerscht zün spel speelt en die tevoren al zeker is van zün overwinning, maar niettemin de onwerkelükheid van zijn nederlaag reeds verdisconteerd heeft in zün werk, dat dag en nacht doorgaat. De ruwe, ietwat gechargeerde bruut van een molenaar vindt een goede vertolking in Gustav Knuth. Mogen de na den prachtig geslaagden inzet volgende beelden de verwachtingen van het begin ook niet vervuld hebben — zelfs wat traag verloopt het filmverhaal in zün latere .fazen — en moge ook de herinnering aan films, die analoge gevallen tot onderwerp hadden (vrouw, die haar roeping opgeeft terwille van den man) de vergelüking met deze film te harer ongunste doen uitvallen, in ieder geval is „Gefährtin meines Sommers" een zeer geslaagd geheel geworden, dat vooral in zün tendenz volkomen aanvaardbaar en zelfs aanbevelenswaardig is. LOUIS THIJSSEN.
Rechtsboven: Langs kronkelende wegen vinden de dorpsdokter en de beroemde ■pianiste hun geluk (Paul Hartmann en Anna Dammann). — Daaronder: Anna Dammann als de wereldberoemde pianiste Angelika Rink. — Onder: Angelika Rink (Anna Dammann) dankt voor het stormachtig applaus. — Rechtsonder: Na uren zwoegen gelukt het den dorpsdokter 's molenaars vrouw va* den dood te redden. (Paul Hart mann, Viktoria von Ballasko en Guslar Knuth).
DE DORPSDOKTER (Gefährtin meines Sommers) Een BERLIK-Film. Draaiboek Thea von Harbou. — Muziek: Werner Bochman. Regie: FRITZ" PETER BUCH . Per so n e n ; Angelika Rink Anna Dammann . . Paul Hartmann Manfred Claudius Wolfgang Lukschy Jochem Binding . . . Josefine Dora Sabine .... Viktoria von Ballasko Hanna Potenz Gustav Knuth Molenaar Potenz
..■■-■''
PAUL CLAUDEL (foto A rek iff) „De beste auteurs rijn zij die het minst gelezen worden", een wpord van Paul Claudel, waaraan deze geniale met recht kon toevoegen: „En daarom word ik zoo weinig gelezen". Deze eenzame figuur in de Fransche litteratuur van onze eeuw, eenzaam, omdat zijn werken oprezen als de zuivere lijnen der gotische kathedralen, uit boven de verwordende smaak en appreciatie van de groote meerderheid, is een van de grootste dramaturgen en werkelijk lyrische dichters van dezen tijd. Hij werd geboren in het landschap van 1'Ile de France, het land van Racine en La Fontaine, en was een uitblinkend leerling op het Lycee Louisle-Grand. Zooais Paulus op den weg naar Damascus, zoo werd Claudel op Kerstmis van het jaar 1886 op 18-jarigen leeftijd door een „illumination soudaine" getroffen: „Vous m'avez appelé par mon nom", „Gij hebt .mij tij mijn naam geroepfft»'' zegt hij in zijn Magnificat, en deze plotselinge verlichtihg bepaalt en yexWaart heel ïJJIL litteraire loopbaan. En tegelijk is hij een man, die midden in het volle leven van de wereld staat. Na zijn studies bekleedt hij de post van consul te Boston, Hamburg en gedurende 14 jaar in CJiina, hij ondergaat den invloed en krijgt een omvattende, diepgaande kennis van het Verre Oosten en wordt na den eersten wereldoorlog ambassadeur van Frankrijk in Tokio, Washington en Brussel. Ondanks zijn verkeeren in diplomatieke kringen is hij geen salonmensch geworden, maar deze dichter-zwerver heeft zijn primitieve, natuurlijke oorspronkelijkheid behouden. Allesomvattend is zijn cultureele basis: de Bijbel, de Klassieke Grieken en Latijnen; ,.Er is niets verhevenere op de wereld dan de eerste zes boeken van Vergilius' Aeneis" roept hij uit in „l'Oiseau noir". Zijn universeele geest staat wijd open voor het weren der vreemde volkeren, wier landen hij doorkruiste. Bij alles wat hij ervaart en verzamelt gaat hij uit van een diep beleefd katholicisme: hij is de apostel van een opnieuw christelijk geworden Fransche litteratuur. Zijn lyriek is niet ,de egocentrische uitdrukking der „allerindividueelste indrukken", neen. hij heeft de schepping lief om haarzelfs schoonheid, direct, maar altijd gezien in het licht der oneindigheid.
CINEMA & THEATER — (nr. 33) '6
Vanaf de toppen zijner fantasie ri«t Claudel het altijd weer boeiende spel der menschen in de mengeling van hun heroïsche deugden, hun banale vlakheid en de boosheid hunner harten. En alles geeft hij weer in de meest uiteenloopende figuren en karakters van zijn drama's, die ons worden voorgesteld in het weldoende licht van een objectiviteit, die boven de dingen staat. Zijn theaterstukken zijn los van de werkelijkheid, en toch zijn de wegens, die zijn stukken bevolken, levend en geen vage symbolen, of het nu den eenvoudigen, ruwen boer betreft, de puurheid van een meisjesziel of den trivialen hartstocht van den boozen mensch. In zijn vier schoonste drama's — Tête d'Or, 1'Otage, 1'Annonce faite a Marie en Partage de Midi — is de kern steeds de strijd der daarin voorkomende personen, de strijd van iederen mensch: de uiteindelijke harmonie te vinden tusschen tijd-.«n eeuwigheid, tusschen mensch en God. Een dergelijke verhevenheid van gedachten, zooals Claudel- die uitwerkt in diepzinnige beelden en taal, te kunnen volgen is slechts aah weinigen gegeven. En Claudel besefte dat zelf zeer goed.Teekent h« het theater niet juist en vol menschenkennis: „Daar is het tooneel en de zaal. Als alles gesloten is, komen de menschen daar s avonds en ze zitten in bepaalde rangen achter elkaar, te kgken. Ze kijken naar het tooneelgordu'n. ' En naar wat daarachter is als het gordijn opengaat. En er gebeurt iets op het tooneel alsof het écht was. Ik sla hen gade en de zaal is niets als levend en aangekleed vleesch. Ze garneeren de muren als vliegen tot tegen het plafond. | Ik zie honderden witte gezichten. De mensch verveelt zich en de domheid is in hem sedert zijn geboorte. En hij weet niet hoe het begint en hoe het eindigt en daarom is hij naar den schouwburg gegaan. Hij kijkt naar zichzelf, de handen rustend op de knieën. Hij lacht en hij schreit en wil niet meer weggaan. Ik zie hen en ik weet dat daar de kassier zit, die er aan denkt, dat' morgen zijn boeken zul#- len JWjlen gecontrolee^^ laPar overspeligermoeder, wier kind juist ziek geworden is. En degene, die voor het eerst gestolen heeft, en hij, die den geheelen dag niets gedaan heeft. En zij kijken en luisteren alsof zij slapen"....
'
'■»'■';
■
'■
Praatje ^ em Viaafy,
PAUL CLAUDEL Bij zijn 75t,en verjaardag
.'
V
Bilde Krnhl, de hoofdroUpeehter in de nieuwe Berlin-film „Growtadtmetodie" maakt met haar regiê$eur Prof. Wolfgang Liebeneiner een wandeling door de Donautad. (Foto Berlin-Film)
Claudel wordt weinig gelezen en weinig opgevoerd. Maar hij is de geniale schrijver van de Fransche litteratuur der twintigste eeuw, die diep wortelt in de klassieke oudheid en wier werken doordrongen zqn van den violenten geest van een Augustinus, een dier geesten, die, hoe weidsch ook en daardoor misschien aan velen ontsnappend, het zoo noodzakelijke ferment zijn van een tijd, die maar al te zeer haar het gemakkelijke succes neigt.
Langs alle hemelsblauwe operette-meertjes van het Salzkammergut puft hoogst manhaftig het smalspoortreintje bergopwaarts. Ergens bij een weitje staat het stil om een van Sankt Wolfgang bergafwaarts bolderend treintje'door te laten. Op z'n tijd dan, want het is er nog niet. Daar de zon blakend aan den hemel staat, stappen de meeste passagiers uit en liggen te zonnebaden in het hooge gras. Zoo ontdek ik het achterste wagonnetje, waarop een net bordje: Reserviert Terra Film. Het is vol koffers en apparaten, benevens eenige lieden; Twee ervan spreken Hollandsch. Als ik merk, dat een van beiden mijn vroegere film-collega en brave kameraad Ch. (van „Charlie") A. Huguenot van der Linden is, ben ik natuurlijk de derde. „Hellow",
Boven: Gusti Huber bij de „Probe?' van «en scène, waarin tij een der inzittenden van een autobus moet herkennen. — Daaronder: Hoe sterker het licht van de eeuwige sneeuwvelden van Kühtei, des te contrastrijker ook de schaduwen. Regisseur Hans SUinhoff geeft bij „Gabriele Dambrone" 'aanwijzingen voor de ofstelling der zonneblenden. Aon de camera in het wit cameraman Richard Angst, geboren Zwitser, wiens specialiteit sneeuwofnamen zijn. Achter Steinhoff zijn Nederlandsche assistenten Ch. Huguenot van der Linden (met het regieboek onder den arm) en zittend, Elisabeth S f anjer. — Daaronder: Steinhoff (met hoed) midden in een regie-bespreking met Charlie van der Linden. Aan de camera Richard Angst. — Onder rechts: Ook Gusti Huber moet van Steinhoff leeren hoe zij aanstonds den ouden professor, bij wiens huis jsij aankomen, zal moeten begroeten. Fritz Kampers — tusschen beiden in — zal die oude professor zijn. Zijn huis is het oude, historische jachtslot van Kei zer Maximiliaan in de Tiroolsche bergen, dat men met zijn rijke houtsnijwerk en zijn schutkleuren der Habsburgers op de oude blinden op den achter groni ziet. — Onder links: Hans Steinhoff
LOUIS THIJSSEN.
ceU^R^nTT,UPT van.dejB*1*"]* -ccordeon-virtuonn Hubert Simpliue en Marcelle Burton, die than, in on, land optreden en o.a. reeds 60 het orke,t ran Fran, Wouter, voor den Nederlandsen Omroep gatteerden. (Foto d. G™*?™")
leert den manlijken hoofdrolspeler — Siegfried Breuer als schilder Paul Madina — hoe hij zich een omhelzing voorstelt (de sneeuwpop is een grapje van de arbeiders in hun vrijen tijd). Het is blijkbaar nog niet zoo slecht filmen bij een regisseur, wien de mooiste buitenopnamen nog niet mooi genoeg zijn I Er is althans langzamerhand geen plekje meer voor hem veilig gebleven! .(Foto's Terra)
zegt deze met zijn gebruikelijke lakonieke anticlimax, alsof we elkaar in het Vondelpark tegenkomen. „Hellow," zeg ik. Kan óók kort zijn. Maar dan hoor ik hoe hij, als een der weinige Nederlandsche assistent-regisseurs, die in de ■ Duitsche filmproductie werken, de laatste jaren een goed deel van Europa gezien heeft — voor zoo ver dat dan op het oogenblik te bezichtigen valt. Niemand minder dan Hans Steinhoff ontdekte den stillen en al te bescheiden filmman, die in Nederland o.m. reeds het frissche en bij al zijn gebreken toch wel echt Nederlandsche werk „Jonge Harten" op zijn naam had staan. En als rechterhand van Steinhoff was Charlie van der Linden van den aanvang af bij de opnamen van de groote ,,Rembrandt"-film, die immers grootendeels op Duivendrecht gedraaid werd. In Berlijn, waar de film voltooid werd, leerde hq het groote atelierwerk der Terra kennen. Toen volgde in den afgeloopen winter, in het Weensche Burgtheater en op de eeuwige ski-velden van Kühtei in het Tiroolsche Sellrain, Steinhoff's nieuwe, zoojuist gereedgekomen film „Gabriele Dambrone", die er met dien naam klassieker en in elk geval Italiaanscher uitziet dan zij is. Al dien tijd was trouwens ook Steinhoff's „scriptgirl" en ateliersecretaresse een blond, pienter, rasecht Hollandsch Friezinnetje, luisterende (of nog vaker niet lasterende) naar den naam van Elisabeth Spanjer. De combinatie Steinhoff—van der Linden schijnt wel te boteren, want thans begint deze Nederlander aan zijn derde opdracht als regieassistent. En met Steinhoff's voorliefde voor mooie buitenopnamen — Richard Angst, de man die „Rembrandt" in clair-obscur en de sneeuw van ..Gabriele Dambrone" om zoo te zeggen in alle tinten van den regenboog wist te fotografeeren, is als cameraman ook weer van de partij — zal het dezen zomer Salzkammergut zijn. Waarom men „Charlie", alsook om zijn werk, benijden kan. Maar in elk geval wordt hier een Nederlander in het moei-" lij kste film vak bekwaamd, dat in de eigen industrie nimmer te leeren was: in de regie. Het wachten is nu maar tot wij hem eens „thuis" aan het werk kunnen zien. Zelf thuis komend, vind ik nevenstaande plaatsjes van „Gabriele Damorone". Vandaar, bij deze ■»laatjes dit praatje. H. S.
Kä"
• - - ' > '1u^J»Vy^ii'W^W^^IlBlljlPBiP|i^W^^
!
Van de hierbij afgebeelde prominente Duitsche filmcomponisten is voor onze lezer« Peter Kreuder wellicht de bekendste, dank zij de filmschlager-prijsvraag, die Cinema en Theater eenige maanden geleden heeft uitgeschreven. Peter Kreuder heeft heel wat filmmuziek — en goede filmmuziek — geschreven, vooral voor de films, die Willy Forst regisseerde. Hij heeft zich een eigen stijl geschapen: uit zijn composities, of hij die nu voor het operette-tooneel, het concertpodium of voor de film schrijft, spreekt steeds de echte Peter Kreuder, de volbloed-musicus I
FILMCOMPONISTEN PASSEEREN DE REVUE
Rechtsboven: Franz Grothe. — Müden, van linkshoven naar rechtsonder: WUly Schmidt-Centner, Werner Eisbrenner en Friedrich Schröder. — Linksonder: Herbert Windt.
U bent een nieuwe film gaan zien en verlaat het theater boordevol indrukken. Op weg naar hui« loopt u nog 100 wat te droomen en opeens fluit of neuriet u zachtjes voor u heen een melodie. Eerst weet u misschien niet eens, welke melodie dat is. Maar dan denkt u: ja, dat was het liedje, dat Zarah Leander of Johan Heesters of wie dan ook zoo mooi zong. Den volgenden morgen fluit de melkboer, die u het dagelijksche rantsoen komt brengen, hetzelfde wijsje en op straat hoort u het weer van de loopjongens-op-de-fiets, het brutale bakvischje, dat naar school stapt, den jongsten bediende op kantoor. U hoort het de café-strijkjes en de radio-orkesten spelen en u hoort het uw muzikale overbuurman op de piano instudeeren. Dit is een filmschlager! De muziek kent u het eerst, de woorden reconstrueert u allengs uit uw herinnering en uit de fragmenten, die u van anderen opvangt. Maar de naam van den componist verneemt u vrqwel nooit. U hebt natuurlijk niet opgelet, toen bij het begin van de film de lange lijst van medewerkers - namen op het doek verscheen en als de radio-omroeper den componist noemde, moest u juist Jantje terechtwijzen, of een belangrijk bericht in de krant uitspellen of antwoorden op een vraag, welke suikerbon geldig was. En toch, de man wiens naam zoo op den achtergrond blijft, levert een heel belangrijk aan-
Theo Mackeben is een componist, die vooral bekendheid heeft verworven door de tallooze schlagers, die hij voor Zarah Leander heeft gecomponeerd. Voor meer dan veertig films leverde hy de muziek. Zijn „Bel ami" was bijvoorbeeld een succesnummer. Hij beschouwt de muziek al« de „derde dimensie" voor de film. Toch componeert Mackeben niet alleen voor de film. Op het oogenblik staat zelf« een. . . . opera van zqn hand voor de première I ' Öïv prèïtatie van Peter /gelhoff is de echte muziekfilm „Wir machen Musik". Hij heeft
in de film het best tot haar recht. Zijn jongste groote werk was de muziek voor „Die grosse Liebe". Hij Is een van de drukst werkende filmcomponisten, wiens roem nog stijgt. De symphonicus onder de filmcomponisten is Herbert Windt. De symphonische muziek bij den Marathonloop in de Olympische film is een goed voorbeeld van zijn werk. Hij heeft thans de muziek voor „Paracelsus" gecomponeerd. Opmerkelijk is vooal de actieve functie van kn filmmuziek, die zich niet slechts tot een ■bstratieve rol bepaalt. ^B'«//)' Schmidt-Centner is echt Weensch in zij* muziek. Hij werkt dan ook vooral samen met de voor Weenen typische regisseurs Gustav Ucicky en Willy Forst. Een aardig voorbeeld van zijn Weenschen stijl is het wat sentimenteele, doch zuivere „Ich bin heute ja so verliebt". Verder ligt zijn kracht in de muzikale verzorging van films, die de menschelijke gevoelens van liefde en hartstocht tot middelpunt hebben. Friedrich Schröder tenslotte is een meester van het lichte genre. De operettefilm „Immer nur du!" is een fraai staaltje van zijn muzikale capaciteiten.
deel in het slagen van een film. De muziek is immers een integreerend bestanddeel van de hedendaagsche film. De muziek is niet meer slechts een illustratie van het vertoonde betld. zooals in de tg den der ,,stomme" film, toen de pianist in den orkestbak het boottochtje op het snelvlietende riviertje met fraaie trillers en loopjes muzikaal weergaf, de violist de smeltendste wijzen aan zyn instrument ontlokte bij de liefdestafereelen op het witte doek en het voltallige orkest met veel la wijt van pauken en bekkens de vechtpartijen en de stormenop-zee opluisterde. Met de geluidsfilm werd de muziek onverbrekelijk in het geheel opgenomen, in den beginner tengevolge van de technische onvolkomenheden, nogal cacophonisch, allengs echter beter en zuiverder. De filmschlager ontstond; hetzij rijkelijk in een echte muziekfilm gestrooid, hetzij hier en daar als inlasch in het verhaal van een filmdrama of -comedie opgenomen. „Zij, die filmschlagers maken", de filmcomponisten zijn onmisbaar geworden bij de totstandkoming van een moderne film, ten minste even onmisbaar als de acteurs en actrices, wier publieke bekendheid echter onevenredig veel grooter is.
Hierboven: Michael /ary. - Recht* van boven naar beneden: Peter Igelhoff, Theo Mackeben en Peter Kreuder. (Foeo's Ufo)
daarin een serie zeer geslaagde schlagers verwerkt. Vooral het vipolijke genre ligt hem zeer goed. Hij schrijft pas sinds 1932 schlagermuziek, zoodat van hem nog veel te verwachten is! De voorliefde van Werner Eisbrenner gaat uit naar de dramatische muziek, wat niet wegneemt dat hij ook andere muzikale uitingen voortreffelijk beheerscht. Zijn meesterwerk op filmgebied was de muziek voor ds rolprent „Zwischen Hamburg und Haiti"'. Deze muziek bevatte in een symphonischen vorm alles van het volksliedje tot een carioca voor groot orkest. Pram Crothe kwam al heel jong in „het vak"': op zijn zesde jaar speelde hij viool, op zijn negende piano, en op zijn twaalfde schreef hij zijn eerste compositie. Grothe werkt, behalve voor de film, ook voor den Duitschen radio-omroep als leider van de afdeeling „betere amusementsmuziek". De composities van Michael Jary komen juist
CINEMA
&• THEATER — (nr. 33) :
8
9
(nr. 33) — CINEMA & THEATER
Het spreekt vanzelf, dat deze negen mannen niet de eenige filmcomponisten van naam _ zij n. De reeks van „hen, die filmschlagers maken" zou nog zeer zeker voor uitbreiding vatbaar zijn. Doch onze plaatsruimte is niet onbegrensd en wij willen den filmliefhebber, die de schrijvers van de filmmuziek eigenlijk niet kende, niet overladen. Hij heeft hier nu negen gezichten voor zich van kunstenaars, die voor het groote publiek slechts in de geheimzinnige schaduwen zweefden van al datgene wat aan het vervaardigen van een film vooraf gaat. Negen gezichten van musici, die zich in dienst van de film gesteld hebben en die het beeld niet slechts illustreeren, doch die meewerken aan het leven en inhoud geven van het geheele kunstwerk. Men onderschatte de beteekenis van de filmschlager-menschen niet. En zij, die belangstelling hebben voor de artisten en regisseurs, mogen toch zeker niet de componisten vergeten!
'
TfSIPf
ClISTI HIIBER
Ondanks haar jeugd en vrooiqkneid is er toch een ernstige kant aan Gusti Huber, dien men bij jonge meisjes niet veel aantreft. Als men zou vragen hoe zij daar aan komt, dan zal zij u vertellend dat vijf zware jaren aan het Stedelijk Theater in Zurich hieraan schuld hebben. In die vijf jaren heeft zij wel degelijk den ernstigen kant van het leven met al zijn moeilijkheden leeren kennen. Gusti Huber werd in Weenen geboren. Haar ouders stamden uit een Weensche koopmansfamilie en stuurden hun eenige dochter naar het Gymnasium. In de gehéele familie was geen artistenbloed aanwezig, en haar ouders vermoedden dan ook niet dat hun dochter wel eens tooneelneigingen zou kunnen krijgen. Op zekeren dag kwam Gusti thuis met de mededeeling, dat zij dokter wilde worden. Dit voorstel werd afgeslagen. De studie duurde veel te lang en kostte te veel geld. Toen deze droom niets kon worden,
legde zij haar ouders een tweede plan voor. ^Is ze geen dokter kon worden, dan wilde zij aan het tooneel. Ze Begreep zelf nifet, hoe dit plan eensklaps in haar brein opkwam ; het kwam plotseling en het nam steeds vastere vormen aan. Natuurlijk werd ook deze wensch niet vervuld. Nu moest Gusti andere middelen aanwenden om tot het doel te ■ geraken. Zij bleef van school weg, leerde slecht, net zoo lang tot het haar ouders ging vervelen en zij haar toestonden aan de Weensche Tooneelacademie te gaan studeeren. Na een jaar was de jonge tooneelspeelster klaar en ging naar Bern, waar zij optrad in ,,Alt-Heidelberg''. Daarna volgden de vijf jaren, waarover wij het reeds in het begin hadden. Zij verdiende heel weinig, maar had toch te veel trots .om naar huis terug te keeren. Boeken waren in dezen tijd haar prettigste gezellen, die haar door menig hongerig uurtje hebben heen geholpen. Maar ook aan deze vijf magere jaren kwam een einde. Zij belandde bij het Duitsche Volkstheater in Weenen en bleef daar. Hier kwamen de betere rollen en hier kwam ook de film. „Tanzmusik", „Buchhalter Schnabel" en „Walzer um den Stefansdom" waren de eerste Weensche films. Daarna volgde „Savoy-hotel 317" met Hans Albers. Gustav Ucicky, die deze film regisseerde, zocht een Partnerin voor Hans Albers. Zijn collega Hartl maakt
hem opmerkzaam op de Weensche tooneelspeelster Gusti Huber, die optrad in het tooneelstuk „Hochzeitsreise''. Haar spel beviel hem goed, haar uiterlijk minder. Toen hij echter na de voorstelling kennis met haar maakte, en zy hem zonder schmink en masker tegemoettrad, ontdekte hij, dat zij een zeer aantrekkelijk gezicht had. Proefopnamen werden gemaakt en bevredigden aller verwachtingen. Al haar film« op te noemen is te veel gevraagd, wel geven wij hierbij de titels van films van latere data, waarvan verschillende ons nog betrekkelijk versch in het geheugen liggen. Wij noemen o.a. Land ier Liebe, Het getrouwde se fioolmeisje. Zwischen ien Eltern, Het meisje van gisternacht. De bruidegom uit Brazilië en IVie konntest du, Veronika f Gusti Huber is het type van het sportieve jongemeisje, wars van uiterlijk vertoon en opschik. Haar originaliteit, haar levendigheid en haar charmante verschijning hebben er veel toe bijgedragen haar bij het publiek geliefd te maken. Haar ouders, met wie zij samenwoont,, zijn gelukkig, omdat hun dochter nu een beroep heeft, waar rq geheel in opgaat en waaraan zij dan ook haar beste krachten wijdt. Op stapel staat de Terra-film „Gabriele d'Ambrone", waarvan Hans Steinhoff de regie op zïch heeft genomen, en waarin Gusti Huber een belangrijke rol vervult.
Jbiefde zoekt list (sie ook Je foto's op Let omslag)
et komt niet vaak voor, dat een scenario drie maal in één land verfilmd wordt. Een filmidee, dat zoo goed, zoo waardevol blijkt te zqn, dat het met kortere of langere tusschenpoozen, meer dan een maal en door verschillende regisseurs op het celluloidlint kan worden vastgelegd, moet welhaast universeele kwaliteiten bezitten. Men denkt daarbij zeker niet aan een of andere boertige klucht, of comedie, doch veeleer aan een werk van groote dramatische en aesthetische waarden. Uit het feit, dat de Duitsche filmindustrie thans ten derde male een film presenteert, die den titel „Kohlhiesls Töchter" draagt, zou men dus kunnen afleiden dat het gegeven, dat aan deze rolprent ten grondslag ligt, inderdaad deze waarden bezit. Men komt dan echter bedrogen uit. want het verhaal van de „dubbele dochter" van boer Kohlhöfer, bijgenaamd Kohlhiesl, munt noch door aesthetica, noch door dramatische werking bijzonder uit. Toch is de versie van dit verhaal, die ons thans wordt voorgezet, reeds de derde in een en twintig jaar tijds. In 1932 verscheen er reeds een „Kohlhiesls Töchter''-film, waarin de hoofdrollen werden vertolkt door Henny Porten en Emil Jannings. De prille tijd van de „sprekende" film bracht een nieuwe versie, voorzien van geluid, en nu, in deze bewogen iagen kunnen wij Heli Finkenzeller zien in de vermakelijke dubbelrol — die eigenlijk toch geen
H
VAN VROUW TOT VROUW
Gusti Huber speelt de hoofdrol in Steinhoff's nieuwe film „Gabriele d'Ambrone", waarover Mr. Henrik Schölte op pagina 7 enkele anecdotische bijzonderheden vertelt. Boven links; Gusti, zooaU zij in het dagelijkse he leven is. — Boven: Een scène uil de film „Schandaal oni Veronika", waarin ivij haar sagen als tegenspeelster van Wolf Älhach-Retty. — Links: Gusti Huber als het getrouwde schoolmeisje in de gelijknamige film.
CINEMA
THEATER
(nr. 33) 10
(Foto's Cfa)
„Mogen wij naar het paardenspel?" kwam prompt de vraag aan tafel, gevolgd door een smeekend: „hè, toe. . . . 1" „Wat denk je er van, vader?" Er kwam een glimlach op mijn mans gezicht, wij keken elkaar met een blik van verstandhouding aan, waarop hij slag-om-den-armhouderig zeide: „Dat zullen we ftog eens zien, hoor!" „He, ja, we gaan, we gaan!" juichte het tweetal en de bezadigde ouders glimlachten. Heeft het tweetal al ontdekt, dat „vader" een bijzonder zwak plekje in zijn verstokt zakenmans gemoed heeft voor „het paardenspel"? Het woord wekt bij hem allerlei jeugdherinneringen, waarvan hij mij in een jongensachtige bui wel heeft verteld. In het kleine plaatsje waar hij geboren en getogen is, kwam ook wel eens een paardenspel, naar het hem voorkomt altijd in den winter. Dat gaf leven en beweging in het kleine stadje. Dan hielpen de jongens mee opbouwen en 's avonds trok alles, wat maar even kon, in dichte drommen naar de zeildoeken-tent met de smalle bankjes, die op den eersten rang met een dun lapje waren bedekt en een leuning hadden; de andere rangen hadden geen bekleeding. Aan alle kanten joegen wind en koude door 11 (nr. 33) — CINEMA & THEATER
niet het minst in het eenvoudige gemoed van dubbelrol is — van de Kohlhiesl, die zich niet bewust is, vader van vindingrijke Veronika meer dan een dochter te zijn. Vroni wordt nu (Vroni) Kohlhiesl. Wat onterfd en de fictieve Annamirl treedt in haar . dan wel de verdiensten rechten, waarop de dikke Jodok-Simerl onmidzqn van deze blijkbaar dellijk van tactiek verandert en Kohlhiesl om zoo populaire geschiehaar hand vraagt. Een dolle serie verwikkelingen denis? Wel, men zou is het gevolg van de verschijning van Annamirl, haar het best kunnen die inderdaad opzienbarend mag worden genoemd. kenschetsen als een Men krijgt onwillekeurig respect voor de prototype van een gegrimeerkunst, als men bedenkt dat het sproetige, moedelijk Beiersch sprietige, oerleelijke meisje identiek is aan Heli ..Lustspiel'', net even Finkenzeller. / te fijn om voor klucht Enfin, alles komt natuurlijk op zijn pootjes door te gaan en iets te terecht en zoo krijgt Vroni haar Kaspar, en grof om comedie te Jodok-Simerl zijn verdiende loon, terwijl de heeten. Maar die grofoude Kohlhiesl zijn figuur op jhet kantje af weet heid is van een gete redden. En zoo eindigt dan tot aller bevredimoedelijken, boertigen aard, die stellig door ieder ging ook weer deze derde versie van „Kohlhiesls geaccepteerd kan worden. Töchter", die in ons land wordt vertoond onder Vroni Kohlhiesl is een aantrekkelijk meisje, den toepasselijken titel „Liefde zoekt list". en de dochter van een vader, die er wat men LEO J. CAPIT. noemt „warmpjes inzit". Deze laatste omstandigheid vooral i» aanleiding, dat de dikke JodokSimerl (een amusante rol van Oskar Sima) zijn linksboven: Henny Porten als Vroni zinnen op haar gezet heeft en reeds van haar Kohlhiesl, in de film die in 1922 vervaarvader de toestemming heeft gekregen om haar te digd werd. C"'" V*«). trouwen. Vroni voelt er echter niets voor, de echtgenoote van den dikken geldschraper te worden. Zij y^ „LIEFDE ZOEKT LIST" -O^ („Koklkiesh Töchter") weet maar al te goed, dat het hem in de eerste Regie: KURT HOFFMANN plaats te doen is om de erfenis, die eens haar Draaiboek; Georg Zoch, naar een idee van Ham deel zal zijn en bovendien heeft zij haar hart Krily. — Camera: Robert Baberske. — Geluid: verpand aan den jongen, frisschen Kaspar PoinfGerhard Froboe«. — Montage: Use Voigt. Productiegroep: HERBERT ENGELSING ner, wiens avances tot haar op minder materieele R o l v e r d e e 1 i n g : overwegingen gebaseerd zijn. Mathias Kohlhöfer,_ bijgenaamd Kohlhiesl . . . Eduarrt Köck Dat zou nu allemaal niet zoo erg zijn, als Pa Veronika, aijn dochter . . . . Heli Finkenzeller Kohlhiesl maar wilde inzien, dat niet JodokSimon Moser, Simerl, maar Kaspar de juiste man voor zijn bijgenaamd Jodok-Simerl . . . . Oskar Sima Erika von Thellmann Theres, lijn huishoudster dochter was. Hij weigert echter een ander dan Sophie, huishoudster Jodok-Simerl als zijn schoonzoon te erkennen, en Margarete Haagen • bij Kohlhiesl Leo Peukert dus blijft er voor Vroni niets anders over dan Burgemeester ..... Kaspar Pointner ...'.... Sepp Rist haar .toevlucht te nemen tot een list. Zij creëert Thomas Altlechner Josef Eichheim een Halfzuster van haar, een zekere Annamirl, Bertl Paul Richter van wie niemand, ook haar vader niet, het bePaulus", veldwachter Klaus Pohl Smid Unterhuber Fritz Kampers staan vermoedt en die in werkelijkheid ook niet Frami, lijn vrouw Marta Salm bestaat. De verschijning van Annamirl brengt Een TOBIS-Film groote beroering in het rustige dorpje teweeg en het tentendóek fceen. De tent zou flink verwarmd zijn, was in alle aankondigingen beloofd en er stond dan ook een ijzeren geraamte op pooten waarin kolen gloeiden en rookten en een dichten damp verspreidden, waar je tranen van in je 00gen en kriebel in je keel kreeg. Maar zoo iets neem je op den koop toe'', als je paarden op hun achterpooten ziet staan en ziet walsen, en als er koorddansers kunnen worden bewonderd en de clowns je zóó laten lachen en. . . .als je niets gewoon bent en nooit iets te zien krijgt. Eigenlijk geloof ik, dat mijn man gelijk heeft en dat het circus in bedoeld plaatsje er altijd in den winter kwam. De menschen konden immers nooit uit. Was er een enkele maal iets „te doen", dan ging ieder er heen en de paardenspullenbaas, die elders, waar h»t publiek iets meer gewend is en dus andere eischen stelde, zijn tent bij koude dagen leeg had zien blijven, kon zich in dat stille stadje avond aan avond verheugen in een uitverkocht „huis" als dit woord niet te pompeus klinkt voor een klein circus. Wat moet mijn man van die eerste indrukken hebben genoten! En nu was er in onze goede veste een circus, een kiein paardenspel, kondigde de krant aan. met niet zoo heel veel paarden, maar er waren aardige staaltjes van dressuur te zien en de clowns boeiden de jeugd. . . . Wij zijn er met de heele familie naar toe ge-
gaan en ik geloof, dat mijn man er alles terugVond, wat lang geleden zijn jeugdig hart heeft gepakt: wilde, een beetje valsche boem-boemmuziek, galoppeerende paarden, luide kreten, clowns. ... mijn man genoot bijna even veel als de meisjes (ik wist niet, dat hij nog zóó jongensachtig kan zijn!), die zich in dolle opgewondenheid lieten gaan (een paardenspel werkt opwindend!) en af en toe schaterden van het lachen. Hoe heerlijk, als je nog alleen maar lachen kunt om de grollen en grappen van een paar clowns, als je daarbij niet hoeft te denken aan het „lied van Paljas", als je niet hoeft te bepiekeren, wat er in zoo'n witgekalkt hoofd omgaat. Neen, een clown speelt lang niet altijd zichzelf, clownerie is immers, in de piste en in het gewone leven, vaak het verbergen van jezelf. Dit bracht mij op de overdenking, dat voor velen onzer de clown de eerste tooneelspeler is met wien wij kennis maken. Lang voor wij waardig worden gekeurd mee naar den schouwburg te gaan, al is het maar naar een kindervoorstelling, mogen wij al eens naar het circus en maken daar kennis met den clown, die in zijn genre soms een groot tooneelspeler is. Tot welke overpeinzingen een circus-bezoek je al niet brengt. .... THEATERBEZOEKSTER.
MUZIEKSCHOOL A. ZWAAG
OPNAME IN HET DORP., DOOR
PETER VAN SANDEVOERDE „Wat trek jij een rare geiichten?" vroeg Tannie. „Ik krab achter m'n oor," zei ik. „Hier is een telegram van Citka. Ze komt logeeren. En ik vind 't noodzakelijk, dat we 't over een ding van te voren eens worden —" . » ' „De logeerkamer —" Maar dat bedoelde ik niet. „Ik heb 't niet over die ondingen, maar over 't doen en laten van Citka. Al« ze 't ditmaal weer In d'r hoofd haalt om hier in Zeedorp groote-stads-zeden-en-gewoonten in te voeren, dan verzeker ik je dat de logeer-kamer voor 't laatst in functie is geweest!" „Toegestemd," zei Tannie; en we gaven elkaar de band erop, dat als m'n schoonzuster gevaarlijke plannen zou hebben, wij haar meteen weer op de bus zouden zetten. Ze kwam al vroeg. „Hallo, doddekoppen 1" schetterde ze, toen de bus haar tusschen onze stokrozen had uitgeworpen. „En moeten jullie es hooren I" „Nu dadelijk al?" vroeg ik, niet bepaald welwillend. „Ik heb de belangen van Zeedorp bij eenige zeer invloedrijke mannen behartigd —" Ik vloekte tusschentands en rangeerde het gesprek af, door te zeggen dat de surrogaat bruin was; maar na de koffie begon ze weer. „Gisteravond," snaterde ze, „was ik op een fuifje in Amsterdam, en 't begon juist echt gezellig te worden toen ik bemerkte, dat ik ongalijk stond. Ik keek naar beneden en zag, dat het iemands gezicht was." „Nee toch!" smaalde ik. „En zoo maakte ik kennis met Reinhardt Oudenaerde I" „Wie 's dat nou weer I" geeuwde Tannie, ondanks het vroege uur. „Lievelingen toch I Jullie kennen Reinhardt Oudenaerde niet? Dat krijg je ervan als je je in zoo'n gat verstopt I Hij speelt niet alleen in films, hij is de Film zelf I Hij is zóó belangrijk, dat de producers zelfs hun sigaren uit hun mond nemen als ze met hem praten. Nu, uit z'n gesprek maakte ik op dat h^j een lief, onbedorven dorp zocht, om er eenige scènes te draaien voor z'n nieuwe succes-film „Dorps-romance". Een idee schoot door m'n hoofd. Ik tilde m'n voet van zijn gezicht en riep: „Zeedorp" I" „Maar is hij acteur, directeur, of —" „Hij is een eenvoudige, geweldige ster, nee, een planeet I" ratelde Ciska. „En al de anderen hebben slechts z'n orders uit te voeren! Toen ik hem dus overtuigd had dat Zeedorp waard was bekeken te worden en hem alles verteld had omtrent jullie typisch dorpsche karakters, vond hij ook dat jullie verdienden om gefilmd te worden; en het heele spul kunnen jullie vandaag of morgen trfgemoet zien, dus ik zou je aanraden je dorpsgenooten te gaan zeggen, dat ze zich gereed houden." Nu moet ik eerlijk zeggen dat dit plan yan Ciska aantrekkelijker was dan haar meeste voorstellen. ' Tot mijn verrassing verwekte het een storm van bijval bij de overige Zeedorpers. „Tilms?" vroeg Engel de Kouwe. „Wou je daermee zeggen asdat ze van plan zain ons te
Plotseling schreeuwde Wullum de Rijck, de herbergier: „Hei, Emmy!!" Een adembenemend visioen verscheen: een stralend peroxyde blondje, dat een doortrapt geraffineerd glimlachje in onze richting lanceerde, ronddraaide als een mannequin-met-maagkrampen, (welke manoeuvre Pier na den eersten schrik voor een buikdans versleet) den in-kroegverbandbijeenzittende aanstaande filmspelers, vrijelijk en onbevangen, haar ongetwijfeld vriendelijk gebouwd figuur toonend. Om dan met een kouwe-rillingen-verwekkenden glimlach te verdwijnen. „Proost!" sloot de mond van Durruk zich eindelijk. .„Een nieuwe badgaste," zette Wullum triomfantelijk uiteen. „Kwam vraege of. ik 'r niet een week kon 'ebruike. Vond ze lollig. Ik dacht zoo, die filmmenschen zain op knappe snuitjes gesteld — én jelui zalle motte toegeve, dat dit wichie 'r zain mag 1 Daerom heb ik 'r maer voor een wiek in dienst 'enome 1" „Proost!" zei ik, op m^jn beurt — en vroeg me af waar de grens van de onbedorven pracht van on« dorp lag. Prachtig was ze zeker, maar even zeker was ze niet landelijk en onbedorven.
filleme terwail we in de Dorpsstraet kuiere en de harrebarg hier in en uit loope ?" „Allien as we naer binne gaene. Engel," zei Wullum de Groot. „Ze zalle niet kunne wachte tot jai d'r weer oit komt. Taid is geld bai de fillem." , „Ik ook?" kwaakte Pier LouWerse, z'n oortrompet in stelling brengend. ..B.è jij gek," vond Wullum. „Het moet een dorpsdrèmè .worde, geejj Gehaimen van het Oerwoud I" Ik haastte me uiteen te zetten, dat Zeedorp en z\jn inwoners, zooals ik het begrepen had, meer als achtergrond voor dei romantische handelingen van Reinhardt Oudenaerde zouden moeten dienst Den volgenden morgen vond de invasie van het doen. „film-spul" plaat« met luxe bu«*flv; en vracht„Allemael goed en wel, meheer,'' verklaarde auto's vol apparaten., Dirk de Lange, „as u maer weet dat figereeren Ze pakten niet uit, maar parkeerden voor de goed betaeld wordt I Ik heb dat-eens in Cinema school, teneinde het dorp eerst een» te verkennen. en Theater 'elezel" „Ik zal je aan Reinhardt Oudenaerde voorstelEr klonk een waardeerend gemompel op. ■ len," kwekte Ciska, autoritair — alsof ze reeds „En 'wat nog meer zegt," ging hy voort, met 'm gevliegendehollanderd had. „iedere groote filmster moest ontdekt worden. Ik gaf Durruk een seintje, dat ie de „GekroonWie weet" — h^J haalde diep adeni — „ontdekde Garnael" film-klaar moest gaan maken. ken we hier wel geheel onverwachts, een.nieuwen „Aangenaam kennis met u te maken, mijnheer Bouwmeester I" Oudenaerde," beantwoordde ik het akelig «lappe Op dat oogenblik stond er iemand in een handje van het weekdier. „Ik hoop, dat u ons donkeren hoek van de gelagkamer op, rende langs dorp de eer wilt aandoen uw film te mogen opons heen en verdween in de schemering. luisteren. Zonder twqfel zult u in de eerste plaats „As de gesmeerde bliksem I" schreeuwde Pier; het bekoorlijke interieur van onze zeer oude dorpsherberg willen bekijken?" „Dat was een Duindorper. Zie 'm te pakken te krtfgenl" Hij volgde me. Ik gluurde in de gelagkamer, Maar we waren te laat. De rest van den avond om te zien of ze gereed waren. Ja, al onze meest was de stemming gedrukt. Ziet u. Duindorp — schilderachtige koppen waren aanwezig; en achter een naburig gehucht — is bevolkt mét louter de bar was „Emmy", vergezeld van een door piraten, die er dag en nacht op uit zijn om Zeemerg-en-been gaanden glimlach, met de flesschen bezig. dorp een loer te draaien. En Duindorp, beseften we, is ook heel schilderachtig en geschikt voor de „Komt u binnen, mijnheer Oudenaerde," noodfilm. de ik met het gebaar van een Spaanschen grande. „Let op mijn woorden," zei Dirk. „Ze zullen Hij trad binnen. Keek om zich heen. Zag niet rusten voor ze ons filmcontract gestolen hebEmmy. Gedurend een seconde stond hij aan" den ben, 't Is maar 't beste als we méteen beginnen te grond genageld. Dan, met een kreet van een repeteeren. Spirit en persoonlijkheid, dat is wal ^g«?iH-dood8ang»tr rende hij naar buiten; Hij we die filmkerels moeten laten zienl" vlóóg! Een flits, en hij was verdwenen. Nog een flits en ook Emmy was weg. Van dat oogenblik af was Zeedorp een dorp in Zóó zagen de meeste zeedorpers den gevierden onrust. Het was werkelijk tot-en-met een onbeReinhardt Oudenaerde voor de eerste en laatste dorven dorp — maar bij'het uur veranderde het maal: bardhollend doof de dorpsstraat met aspect. Emmy achter zich aan. Wat in de oogen van lederen vacantieganger een prachtig brok volksche kunst was en terecht We kwamen er te laat achter dat de Duineen zekere vermaardheid bezat — kwam den Zeedorpers er niet voor terugdeinzen om zelfs de dorpers plots hopeloos ouderwetsch en achterlijk meest vuige middelen te baat te nemen om Zeevoor. dorp schade te berokkenen. De schilderachtige kleederdracht maakte plaats Zoo wisten zij bijvoorbeeld van een belofte van voor afschuwelijk confectie-costuums. trouw, die Reinhardt Oudenaerde een zekere Schippersbaardjes, die als uitroepteekens op de Emma Konckel twee jaar geleden gegeven had verweerde, prachtige koppen der mannen stonden, en welke verloving tijdens een vacantie te Duinverdwenen in den „salon" van Klaes Keuning, dórp met een publiek schandaal eindigde, doorwaar het tot opgewonden tooneelen kwam door dat het allesbehalve reine hart van Reinhardt in ' de onderlinge rivaliteit der ïtdapirant-filmsterren. de aanwezigheid van genoemde, lang niet op-d'rDe oude Pier Louwerse dreef de zaak ten top mondje-gevallen Emma. in vuur en vlam voor een door met een reusachtigen pijl-en-boog en een andere schoone geraakte. . , . verfomfaaiden jachthoed in de „Gekroonde GarHetwelk geheel niet discreet geschiedde en een nael" te verschijnen. vechtpartij tusschen Reintje en Emma voor het ,,As dat niet schilderachtig is," zei-ie, trotsch front der aangetreden Duindorpers ten gevolge als een pauw. had. Maar de grootste verrassing moest nog komen. Waarmee ik maar zeggen wil, dat men bij de We vergaderden dien avond met het „filmfilm met vele mogelijkheden rekening moet comité" in de „Gekroonde Garnael". houden.
i)i:iiTS(iu:séTHi:ATi:R
Scholen te Amsterdam - Den Haag Haarlem - Alkmaar en Langendijlc
Seizoen 1943-1944
CLUBLESSEN voor alle muxiekinitrumeoten vanaf 1 2.50 per maand
ABONNEMENTENINSCHRIJVING
Schriftelijke lessen door hel «eheele Und i 3.00 p. maand.
• met 15 verschillende voorstellingen
OPERA - TOONEEL OPERETTE - DANS van Sept.-October 1943 tot April.Mei 1944
ARN HEM AMSTERDAM DEN HAAG HAARLEM UTRECHT inlichtingen over de uitgebreide agenda, de gunstige abonnementsvoorwaarden (prijsreductie, termijnbetaling, voorverkoopsrecht bij gastvoorstellingen enz.) en aanmelding
^fciisalBÉfe
de
BROCHURE, die kosteloos verkrijgbaar is aan de theaterkassa's en fle abonnementskassa's ARNHEM
: Bespreekbureau Bergman,
AMSTERDAM: Reisbureau LissoneLindeman, DEN HAAG
: Stadsschouwburg,
HAARLEM
: Reisbureau Lindeman,
UTRECHT
: Stadsschouwburg.
Verlenging van abonnementen 16-21 Aug. Aanvraag van nieuwe abonnementen 23-28 Aug.
CINEMA <S- THEATER — (nr. 33) 12
•
in
^
,
—
0000. «WIN H.CAINALT€8 V€CTALING LOOIS THIJSS6N
Heen, n AKKERTJE Do Ncdcrlandsche Pi,
Hurraad Friedrich von Gentz liep ongedulditc r.p en neer in de garderobe met kleine passen, van de deur naar de schminktafel en weer terug, al maar door en zonder moe te worden. Zijn armen hield hij over den rug gekruist, de vingers ineengesrengeld. Zijn hoofd met het krullige, altijd nog dichte haar hing diep over rijn borst, er waren rimpels in zijn voorhoofd en het was duidelijk te merken, dat de hof raad door een onaangename gedachte gekweld werd. De kleedster had zich uit angst voor zijn opgewonden en knorrig uiterlijk in het donkerste hoekje van de garderobe teruggetrokken, tot waar het flakkerende schijnsel van de kaarsen, die op de schminktafel brandden, ' niet meer doordrong. Roerloos zat zij op haar kruk en haar schuwe oogen volgden iedere schrede van den man, dien zij nu al zoo lang kende,'die bijna iederen avond in deze kleine kleedkamer verscheen en wiens luimen zoo wisselvallig waren. Hij kon zoo beminnelijk zijn, dat zelfs bij een oude vrouw, die van het leven niets meer verwachtte, het hart onder den gekruisten borstdoek sneller klopte; maar er waren ook uren — zooals nu, dat hq volkomen ongenaakbaar was, voor zich uit staarde met oogen, die niets schenen waar te nemen, en op geen vraag antwoord gaf. Het beste was dan wel om hem, als hg in zulk een stemming was, niet te storen en hem aan zich zelf over te laten. Maar de garderobière was een vrouw, die graag sprak en die ook graag hoorde spreken en daarom begon haar dit stilzwijgen te benauwen. Zij waagde het dan ook een paar woorden te uiten: „Het kan nu niet lang meer duren tot juffrouw Fanny komt. De voorstelling is dadelijk uit." Verward keek Gentz op, als moest hij zich eerst met moeite herinneren, dat er behalve hem nóg iemand in de kamer was. Vervolgens knikte hij vluchtig, bleef bij de schminktafel staan en nam het groote horloge uit zijn zak. „Bijna half elf," sprak hij halfluid voor zich uit. „Zoo lang duurt het nooit." Had men het halfduister, waarin de garderobière zat, kunnen doordringen, dan zou men hebben kunnen zien, hoe er over haar gezicht de warme gloed van bijna moederlijke trots liep. „Het wordt nu iederen dag later en dat komt alleen, omdat Demoiselle Fanny den menschen zoo goed bevalt. AU ze op het tooneel komt, beginnen de menschen al te klappen en „Hoera" en „Vivat" te roepen en als haar dans afgeloopen is, dan breekt het spektakel pas heelemaal goed los, zoodat je de muziek niet meer kunt hooren En zelfs voor het doek valt dringen de menschen al naar het podium, ze moet maar door blijven gaan met buigen en reverences maken " „Ja," kwam Gentz verstrooid tusschenbeide „maar van dat slotapplaus hoor ik nog niets." „Toch wel!" De garderobière sprong bijna loodrecht omhoog, stak bezwerend de vinger op: „Luistert u maar goed: daar begint het!" Een tikje voorovergebogen bleef de hofraad staan, iedere spier in zijn gezicht was gespannen, het was te zien, met hoeveel inspanning hij naar het geluid in de verte luisterde. Inderdaad was er nu een vaag geruisch te hooren, als van de branding van de zee. "Het geluid zwol aan, bleef lang op dezelfde sterkte, werk zwakker tot het eindelijk verstomde. „Nu is het doek definitief naar beneden," zei Gentz herademend, „de menschen gaan naar huis en Fanny is eindelijk vrij. Dadelijk zal ze hier zijn. Hij ging naar de deuropening, zwaaide de deurvleugels wijd open, als voor een feestelijke ontvangst en spiedde de gang af, waarop vele kleedkamerdeuren uitkwamen en die bij het tooneel eindigde. Een paar sombere, flakkerende lanCINEMA .6- THEATER — (nr. 33) 14
^;'7'-V.: ^ ■^:/'.C>;H •:/T *:;;/ ^■
:
taarns. wierpen een onzeker licht op vreemde gestalten in schrilgekleurde costuums en geschminkte gezichten. De oogen van den hofraad gleden vluchtig over dit gewriemel heen, en voor hij vond, wat hij zocht, stond Fanny voor hem. Op haar gezicht lag nog de naglans van haar triomf. Zij was als Spaansche gekleed, van haar heupen plooide zich een roode rok omlaag, om haar schouders was een roode doek geworpen en iiTheur haar bloeide een dieproode roos. Zij zag er «zoo vreemd uit, zoo weinig leek zij te passen in de grijze wereld van deze kleine kleedkamer en van de oude kleedster, dat men eerst in haar gezicht moest speuren, om achter het masker van de schmink en van den starren glimlach de kleine Fanny Elssler te ontdekken. Gentz wist, dat op dit oogenblik vele oogen op hem en Fanny gericht waren. Daarom boog hij conventioneel, met ietwat stijve hoffelijkheid, bracht de kleine, mooie hand aan zijn lippen en zeide: „Küss dié Hand, Fanny, ik ben blij, dat je weer bq me bent." En daarbij was hij er zich vaag van bewust, dat hfl, die geen Oostenrijker was en hier slechts gastrecht genoot, zichzelf altijd een beetje komiek voorkwam, wanneer hij het Weensche „Küss die Hand" gebruikte. Fanny gaf hem met haar waaier een lichten tik op den §chouder, gleed langs hem heen door de deuropening en liep naar de schminktafel. „Weg met de rommel en met de schmink," riep zij, „vandaag heb ik voor het laatst gedanst. Morgen moeten de Weeners zich maar aan een of andere Italiaanse he gans het hart ophalen. Ik ga naar Berlin." De garderobière kwam daar zacht verwijtend tegenop: „U mag niet ondankbaar zijn. Demoiselle Fanny. Er bestaat in Weenen geen Italiaansche danseres, die de Weeners zoo geestdriftig kan maken als u. Bij alles wat me lief is: U kunt van de menschen maken wat u wilt." Gentz had de deur gesloten en ging langzaam door het kleine vertrek naar Fanny. Hij stelde de vraag, die hij iederen avond meende te moeten stellen: „Mag ik blijven, Fanny?" „Als je het niet afschuwelijk vindt toe te zien, hoe de verf vingerdik van mijn gezicht gekrabd wordt," lachte zij. „Maar natuurlijk komt óók het oogenblik, dat de heer hofraad uit de kleedkamer weg moet." „De heer hofraad zal dan voor de deur van de kleedkamer wachten, zooals hij dat al zoo dikwijls gedaan heeft," zei hij glimlachend. In den spiegel maakte zij een kleine buiging: „Dat is zeer charmant van den heer hofraad en ik weet die eer op prijs te stellen.' De kleedster was met ijverige, sinds lang geoefende en habiele handgrepen bezig met Fanny. Het stoeltje, waarop ze straks gezeten had, was nu vrij en Gentz nam er plaats op. Daar zat hy in het halfduister, over zijn gezicht schoVen de flikkeringen van het kaarslicht. Hij keek onafgebroken naar Fanny, die snel van een vurige Spaansche in een Weensch voorstadmeisje veranderde. „Je gaat morgen naar Berlijn," zei hij langzaam en nadrukkelijk. Met een vragenden glimlach in den spiegel antwoordde zij: „Dat wist je toch." „Ik wist het," herhaalde hij, „maar ik moet het telkens weer opnieuw zeggen om het te kunnen gelooven." Hij voelde de onbedwingbare neiging verder te spreken; zijn hart was boordevol, zijn gevoel overmeesterde hem. en het liefst zou hij uitgesproken hebben, wat hij sinds geruimen tijd in slapelooze nachten te lijden had. De gedachte, dat Fanny hem ontglippen zou, dat hij van haar scheiden moest,' dat er dagen zouden komen, waarop hij haar niet zou ontmoeten en dat Kaar glimlach niet meer de zon op zijn weg zou tooveren, was ondraaglijk. Maar plotseling bedacht hij, dat de kleedster met haar steeds waakzame nieuwsgierigheid aanwezig was, en hij zweeg. Zoo opvallend zweeg hij, dat Fanny via den spiegel vroeg: „Ben je er nog Gentz? Ik hoorde je niet meer." (Wordt vervolgd)
15 (nr. 33) — CINEMA &• THEATER
led're dag is het géén Zondag, na de zon, komt steedn de maan! Nu de Zondagavond — Mééndug, dag, waarop we wasschen gaan! Volle tobbe» met warm water. zeepKcbuim vliegt dan in het rond! Schoon.- wa»ch, aan 't lijntje hangend, vuile wa»ch, nog op de grond! Maar het is niet altijd mak'lijk, om te wasschen! Was t maar waar! Want de vraag rijst tegenwoordig: Hoé speel ik het met zijde klaar? Ook d' Echta kwam 't |»robleem ter. oore, gif dra antwoord op die vraag! racht VIVALON! toen in den handel, de huisvrouw accepteerde 't graag!
Wanneer U in een café een kop thee wordt geserveerd en deze smaakt warempel als echt, tien tegen één dat het „Nettie" is.
wmiE lEDEREËFuZEGT:
wmicV
IET ECHTI
Uitsluitend verkrijgbaar - in beperkte hoeveelheid - voor hotels, cafe's, restaurants, pensions, ziekenhuizen, kloosters en andere groote instellingen.
C J. M. HILLING Heerengracht 435 - Amsterdam (C)
ä
lladitie en
^M
cX
Bbomltnonö ijaari samen met de öestfjledenlsr uan \stX luereldbekmdc merk
M%im DUITSCH of ENGELSCH leeren eek in Duitechlaiu! fi. 2.05 p. und. Nieuwste sehr, meth.,; bevoegde M.O.-leeraren,
Middenstandsdiploma (alg. ontw.) Ned. Taal en Corresp... fl. 1.50 p. mnd. Boekhouden .... fl. 1.—p.nnd. met correctie NEDERL. TALEN INST. - R'DAM (Zendt lessen ÓÓK naar Duitschland) (als brief zenden) — Gratis les van
(No. C)
Naam: Adres:
te
Zoo langzamerhand weet U a//es van mi/n persoon af. Laat ik U daarom eens aan m'n familie voorstellen. Dit is Opa. Hij is dol op pannekoeken, die ik voor hem bak. Laatst heb ik hem verteld, dat die zoo extra lekker worden, omdat ik PANKO gebruik!
MINA BAKGRAAG .SPREEKT:
i %
i
r^/
.■.^■■"'~'>-MI*W*V
KAMRAADSEL
RAADSEL-VARIËTË Oplossingen der onderstaande opgaven rende men — liefst op een briefkaart — uiterlijk a6 Aug. a.s. aan den „Raadsel-regisseur", Redactie „Cinema & Theater", Paulus Potterstraat 4, Amsterdam-Z. Op de adreszijde te vermelden: „Raadselvartété 26 Aug.''. Onder de inzenders van ten minste twee der drie opgaven worden verloot: een hoofdprijs van ƒ 3.50 en vijf troostprijzen van ƒ 1.-. zijde te vermelden: „Raadselvariété 19 Aug.".
Horizontaal: 1.
Naam van een bekenden filmacteur.
Verticaal:
r ■'
f.
k
3
7—
y
.1 ■-
1.
het leveren
2.
lusteloos
3.
voldaan
4.
rampzalig
5.
reptiel
6.
kade om een polder.
3„,
********
Van onderstaande woorden moet de eerste letter door een ander vervangen worden, zoodat nieuwe woorden ontstaan. De beginletters van deze woorden vormen den titel van een nieuwe film, die kortgeleden in ons blad i» geplaatst. De woorden zün: gal, ier, kalm, fit, gil, over, mist, edel, vracht, dom, dood, acht, leder, doos, roet, ander, piet, halen, immer, woest, werk, engel, lood.
Haf»»» "^
i
i
s:
OPLOSSINGEN van 6 Aug. (ito. 30)
Te sebruiken letters: a, —d <1 d d d, e e e "« -« e c e e e, ar
VERANDERRAADSEL
E
z, i i
i i i, k k k, 1 1 1 1 1,
Invnlraaistl: i. angina, a. knevel, 3. lengen, 4 geraas, 5. sponde, 6, raffia, 7. cinema, 8. kommer, 9. kracht, 10. onding, 11. natuur. — Anna Dammann.
^
Lettergreepraadsel: 1. Humeur, 3, aanvragen. 3. remise, 4, aanvuren, 5. lepelen, 6. diamant, 7. plechtstatig, 8. aderen, ?. uitermat«, 10 lartiltant. u. sgkitus,. 13. erfenis, 13. nabijgelegen. — Harald Paulsen — Ursula Herking. Letterraadtel: Joachim Brennecke.
nnnnnnn, 000, r r r.r r, s. t t, u, v v.
PRIJSWINNAARS FILMSTER iOGOGRYPHE 11—10—1»
U—M—3-
— =
koren stjjf
= voedsel 5—8 SE jongenanaam. Van 1 t/m 14 leest men den naam van een bekende filmactrice. (Inz. M. v. Rooy, Eindhoven)
Hoofdfrijs: mej. B. v, d. B. te 's-Gravenhage.
>.
Troostpnjzen: B. P. te Maastricht; K F te Amsterdam; J. P. te Rotterdam; W. W. te Naarden; J. P. te Rotterdam.
i
LlMVs
rf1'-"
„ ACTEUR TOT INSPE^IENT ; ^DAAP DE MUIDEN MAAR DE STOOMERIJ ZUN, MOETEN 'WIE HEEFT ER NOU IN HEMELSNAAM ftdUTE JENEVER IN WIJ D& LEEUWEN ZOO LATEN OPTREDEN' DEKARAFöeOAAN ?« (Teekeningen W. de Moov)
l *^
•% '«ElAAS 15 ONZE DERDE MAN ZlSK, MAA« ZOO f KgliflT U TO^ EEN INDRUK VAM ONS NUMMER first ":
rjiwi««:^
GEPROLONGEERD:
GEPROLONGEERD:
liieiiwste remie van SHIP CD SHIP
nLiefdesgeschiedenis'
„Tok Tok Tok alweer een ei'
(Una Steria p'Amera)
Alle leeftijden
Toegang 18 jaar
ÉtaiiiliilBiliii
De Gouden Stad (Dl* goldan« Stadt)
Toegang 18 jaar
(Quax, der Bruchpilot)
ü m**m:wx**m
■*
.,
^
-<*■,-
m, DE DROKKENntOQf
GEPROLONGEERD: 10e WEEK
■>i4:H:r.TJV
-*
Alle leeftijden
VerantwoordelUk redacteur: Louis ThUssen, Voorburg (Z.H.); verantwoordelijk voor de advertent es: K, M. A. Ausems, Amsterdam. UitgeefHtei. N.V. Ned. Uitgeverij „Opbouw", Amsterdam - Zuid. — Adres van redactie en administratie: Paulus Potterstraat 4, _ Amsterdam-Zum, telefoon 21511, 21424 98145; postgiro 78676. — Abonnementsprijs voor Nederland f7.S0 per Jaar, f 3.90 per half Jaar, f 1.9» per Kwartaal ou vooruitbetaling. Prijs per nummer 15 et. — Verschijnt 1 x per week des Vrijdags. — Druk der N.V. Ned. Rotogravure Mij. lernen, f lUt^/ CJAÜMA &• THEATER — IJtte Jaargang — No. .?.? — J3 Augustus 1943
■■•<
<
*,>:■
m
"fei
«
** «