ä^t-irK"^*^"'-
■ -■:rL::----v--—v
WEEKBLAD VOOR FILM. TOONEEL. DANS. OPERA OPERETTE. CONCERTEN. RADIO. REVUE. VARIÉTÉ EN CABARET
ßOERl op de planken en het witte doek Zijn ADAPTATIES te verdedigen ? De tooneeldirecteuren, die vóór alles werken met het doel, een mooie, kan het zijn, ächitterende'recette te maken, klagen in alle landen, dat er te weinig „goede" stukken — zij meenen: kasstukken -— worden gesohreven. En zij beweren, dat dit de reden is, waarom in normale tijden het publiek wèl naar den bioscoop en niet naar den schouwburg trekt. Zij zijn niet best te spreken over zoogenaamde nieuwe tooneelkunst, welke zich kenmerkt door kortzinnige dialogen, eenzijdige belichting, min of meer cubistische of futuristische decors en uiterste beperking van wat men tot voordien onder spel en actie verstond. In hun vermeende wanhoop grijpen zij, op het voorbeeld van .. . den bioscoop, naar stukken, die getrokken zijn uit bekende, beroemde en spannende romans, omdat deze stukken datgene bevatten, wat voor het tooneel zoo belangrijk is, namelijk handeling. Immers, alle revoluties op theatergebied hebben tot nog toe slechts gediend om de van oudsher vastgestelde grenzen der dramatische kunst te bevestigen. De vraag, waar het om gaat, is nu: is zoo'n omwerking, zoo'n „adaptatie" van een boek, uit een zuiver artistiek oogpunt bezien, toelaatbaar en verdedigbaar? De meeningen daarover zijn verdeeld. Tot de voorstanders van de adaptatie behoorde in Frankrijk onder meer de tooneelschrijver Pierre Frondaie, die ook romans het licht deed zien, waarvan l'Homme qui assasina het meest bekend geworden is (ook door het tooneel en de film). Hij trekt deze parallel: wanneer een romancier en vervolgens een dramaturg dezelfde geschiedenis behandelen, doen zij gelijk een schilder en een beeldhouwer, die beurtelings het gelaat van een en denzelfden persoon weergeven op hun eigen manier. De oorspronkelijkheid, het individueele talent van elk hunner blijft in het werk. Waarom zou hetzelfde onderwerp niet in al die verschillende kunstvormen kunnen en mogen gereproduceerd worden ?' Van het moment af, dat het scherm in den schouwburg opgaat, telt de roman niet meer mede, en geldt alleen het tooneelstuk, dat daaruit getrokken is. Er ligt een kern van juistheid in deze bewering, welke ik ook terugvind bij niemand minder dan Goethe, die in izijn Gesfrekken met Eckermann tooneelschrijvers zelfs aanraadt reeds behandelde onderwerpen te dramatiseeren. Hij haalt daarbij zijn eigen Ifhigenie aan, de figuur, die vóór hem door tal van schrijvers en dichters behandeld was, en na hem nog zou worden, onlangs nog door den bijna tachtig jar igen Gerhart Hauptmann, en nochtans door elk dier acteurs op verschillende wijze gezien en voorgesteld werd. Trouwens, wij weten, dat van de Ouden het dramatische werk uitsluitend uit een serie adaptaties bestaat. Euripides werkte bijvoorbeeld de tragedie Medea van Neophron
zoodanig om, dat hij er zonder gewetenswroeging zijn naam onder zetten kon: een drama dus naar een drama. De grootste schrijvers in alle landen hebben behalve geheel eigen werk, ook anderen „adaptatie"-arbeid geleverd, waarbij enkelen beneden, anderen boven hun modellen bleven. Voor wie een dieper gaande studie van het tooneel gemaakt heeft, is het geen geheim, dat l'Ecole des femmes, het meesterwerk van Molière, voor twee derden een adaptatie is van La frécaution inutile van Scarron en voor het overige deel van Cervantes' Jaloersch en Straparole's La quatrième nuit. De beste stukken van Corneille zijn omwerkingen van Spaansche drama's, en wat er van hemzelf in bleef, is lang niet altijd het schoonste .. . - Ook de Nederlandsche schrijvers waren niet wars van adaptaties, die voor eigen vinding doorgingen; P. C. Hooft (Granida en Warenar) is daarvan een klassiek voorbeeld. Er bestaat naast den roman Don Quichote van Cervantes een gelijknamig dichtwerk van Jean Richepin; naast den roman Manon Lescaut van den abt Prévost een gelijknamig tooneelstuk van Georges de Porte-Riche en dito opera's van Massenet en Puccini; naast het drama Adrienne Lecouvreur van Scribe en Legouvé een ander drama van dien naam van Sarah Bernhardt en een opera van Cilea; naast Prosper Mérimée's novelle Carmen het overbekende opera-libretto van Meilhac en Halévy; naast de novelle Cavaleria Rusücana van Verga een drama en een operatekst (de laatste van Mascagni). Faust is door alle eeuwen heen een geliefde tooneelfiguur geweest, die men zoowel in de poppenkast als in de tragedie ontmoet en ontelbaar zijn de adaptaties van de oorspronkelijk naar hem genoemde Faustlegende (1510). De oudst bekende muzikaal dramatische bewerking daarvan is de Engelsche pantomime Harlequin Faustus van J. C. Galliard (Londen 1715); Goethe schreef zijn twee Faust-drama's en Gounod's opera is nog altijd even geliefd. Ook Figaro, een door Beaumarchais geschapen type, is zoowel op de planken als op het witte doek herhaaldelijk gemetamorphoseerd. De omwerking van Flaubert's roman Madame Bovary tot een tooneelstuk door Gaston Baty gaf den "criticus Chr. de Graaff aanleiding haar in dit blad te noemen „een soort anticlimax in de tooneelkunst", terwijl het drama La Tosca van Sardou, verfilmd, aan, het publiek wordt voorgesteld als een adaptatie' van Puccini's opera, alleen maar omdat enkele aria's daaruit in de film zijn ingelascht. Er is echter onderling een markant verschil tusschen 'het tooneelstuk van Sardou, de opera van Puccini en de film van Carlo Koch! Volgens deze gegevens lijkt het dus geen zonde een roman te adapteeren voor een tooneelstuk, of een tooneelstuk voor een film, wanneer de bewerker er maar iets van zichzelf in legt. Daartegenover staat de opvatting van een andere groep (Sloi op bh. 25) CINEMA &• THEATER - (nr. 28)
2
%
FILM MET MUZIEK" en „MUZIEKFILM''
\
De muziek behoort tot die uitdrukkingsvormen der kunst, welke •— zooals de schilder- en beeldhouwkunst — overal over alle grenzen en door iedereen die er ontvankelijk voor is, begrepen en direct beleefd kunnen worden. Het is daarom niet te verwonderen, dat de film (beeld) en de muziek (klank) elkaar al spoedig gevonden hebben, natuurlijk onder andere voorwaarden en in andere uitvoering dan het woord (tooneelspel) in combinatie met muziek als opera. Immers, als film en muziek met elkaar verbonden worden, zal de film wel altijd de hoofdzaak blijven. Er kunnen slechts twee verschillende vormen ontstaan: de „film met fnuziek" en de „muziekfilm". De juiste vorm van de laatste is intusschen nog niet gevonden en daarover wordt veel gesproken en geschreven; maar ook de „film met muziek" is in dit opzicht —- hoewel (of omdat?) er bijna geen films zonder muziek meer bestaan — nog zeer problematisch. Wij willen thans
de vragen, die film en muziek betreffen, wat nader belichten, van ons standpunt als toeschouwer, zonder een theorie der klankfilm-productie op te stellen. De betrekkingen tusschen film en muziek ontwikkelden zich, hoewel indirect, al bij de stomme film. De muziek werd de eerste poging om de film tot zekere hoogte „sprekend" te maken; men probeerde de handeling in .muziek uit te drukken. Daarvoor werd eerst een piano gebruikt, vervolgens het veeleischender en meer tot uitdrukking brengende Drie scène« uit drie geheel verschillende films: Boven: Willi Fritsch en Heins Ohlsen in „Leichte Muse". — Onder: Imperia Argentina en Rossano Brazzi in „Tosca". — Rechts: Karl Schönböck in de titelrol van „Casanova getrouwd". (Foto's Terra, Sottora, M ajestic-T obis)
orgel en het strijkje, dat soms zelfs uitgroeide tot een volledig orkest. Het ging hier echter niet om echte filmmuziek, dat wil zeggen muziek, die speciaal voor een bepaalde film gecomponeerd werd. Het werd gewoonlijk aan de fantasie en het muzikale talent van pianist, organist of dirigent overgelaten om het gebeurde met scheppingen van klassieke of moderne componisten te illustreeren; later werd een partituur aan de kleinere theaters ter beschikking gesteld. Doch eerst bij de klankfilm kreeg iedere film .zijn eigen muziek. Er is tegenwoordig haast geen strookje film meer, of het nu een cultuurfilm is of een speelfilm of zelfs een journaal, dat niet door muziek ingeleid en geïllustreerd wordt; muziek, die dikwijls in wezen niets anders is dan een geluidsachtergrond, die soms storend kan werken als zij te veel in schrille dissonanten en syncopen vervalt. Nu en dan is zij slechts illusie, die via het oor de werking van het beeld versterken wil, als zij bijvoorbeeld bij een industriefilm het dreunen van de machines nadoet, dat in werkelijlkheid veel zwakker klinkt, of het lawaai van een slagveld weergeeft, dat bij de huidige manier van oorlogvoeren heelemaal niet weer te geven is! Maar afgezien van deze enkele overdrijvingen zouden wij de film zonder muziek in dubbelen zin een „stomme" film vinden. Zonder muzikale inleiding als het doek opengaat, zonder muzikale illustratie van een landschap of handeling is de film niet meer denkbaar;
zanger heengeschreven is en daaruit opgebouwd. De hoofdzaak is zijn stem, om welke reden dikwijls heele stukken opera of operette opgenomen worden. De muziekfilm is er dus voorloopig nog niet en wij wachten met belangstelling op het nieuwe seizoen, waarin aangekondigd zijn Mozart, Schrammebi en Maske in Blaue. Maar 'het is niet alleen nood ig om veel goede muziek in de film te brengen, de film moet een eigen muzikalen uitdrukkingsvorm ontwikkelen om een muziekfilm, een muzikaal kunstwerk te worden. Het komt ons voor, dat de be-
Een operette-scène uit Willi Forst's film „Operette", die allerminst een verfilmde operette was! (Foto's Tobis)
en tenslotte: zou de amusementsfilm eigenlijk nog wel film zijn als /A\ geen nieuwe schlagers bracht.. ? De filmmuziek is een heel speciale soort muziek, die niet geschikt is voor de concertzaal. Niet iedere componist kan filmmuziek schrijven, want niet iedereen kan zich onderwerpen aan de bijzondere wetten, welke er voor gelden. De filmcomponist is uiteindelijk aan handeling en stemming van de film gebonden, veel sterker dan de operacomponist aan zijn libretto, dat hij altijd nog naar zijn eigen inzichten kan omwerken (daarom is de eisch gerechtvaardigd, dat de componist van een muziek film reeds vóór de eigenlijke vervaardiging een woord mag meespreken.)
Ondanks dat is er een reeks componisten, die bijna uitsluitend en met groot succes voor de film geschreven hebben, als Franz Grothc, G'iuseffe Bccce, Werner Boehmann, Peter Krcudcr, Herbert Windt, Alois Melichar, Michael Jary, Norhert Schultze e.a. Geldt het zoojuist opgemerkte in de eerste plaats voor de ,,film met muziek", de eigenlijke „muziekfilm" stelt weer andere eischen. Hier mag de muziek niet slechts de begeleiding en illustratie zijn, maar dramatisch element, dat wil zeggen, zij moet een fundamenteele, dragende rol spelen. Zooals gezegd: de muziekfilm in den waren zin des woords bestaat nog niet. Wel zijn er pogingen ge-
daan, maar het is bij pogingen gebleven en er is nog geen uiteindelijk resultaat bereikt. De meest geslaagde probeersels zijn die, welke zich met de vroolijke muziek bezig houden en dat is volkomen begrijpelijk, want de operette is — als men dat zoo mag zeggen — „filmischer" dan de opera. Hield men zich vroeger nog aan de oorspronkelijike operettehandeling, tegenwoordig gaat men er toe over om de bestaande werken vrijer te behandelen, slechts het thema over te nemen, wat zoowel den muziek als den film ten goede komt. Wij herinneren in dit verband aan Nacht in Venetië, waar van de oude operette met de muziek van Strauss werkelijk niets is overgebleven. In Willi Forst's nieuwste film Wiener Blut en zijn vroegere werk Operette gaat het precies zoo. Dit laatste is ongetwijfeld een der meest geslaagde voorbeelden van de huidige muzikale film. Als tegenstelling zij nog de eenige jaren geleden vertoonde film Die Fledermaus genoemd, welke streng vasthield aan de handeling van de operette, doch overigens een geslaagde muziekfilm mocht heeten, te meer daar de zangstemmen nagesychroniseerd waren, wat overigens ook bij Die Nacht in Venedig gebeurde. Men vraagt zioh af of dit op den duur een ideale oplossing is. Ook Fran Luna en Leichte Muse waren succesvolle operettefilms.
Onder: Matte Harrei en Hans Holl in ,,De weg naar geluk". Rechts: hizzi Waldmiiller zingt den titelschlager in „Traninmusik". (Fotoi Tolns)
Lizzi Waldmiiller en Paul Henckels in den eindstrijd van den stoelendans in „Frau Luna". (Fa'0 Tobis) maar gezien in het licht van de echte muziekfilm, staan zij toch achter bij bovengenoemde werken. Op het gebied van de ernstiger film was Traummusik een interessant experiment, ook wat betreft het onderwerp, dat uitstekend geschikt was; het ging hier immers om het verschil tussohen schlager en operamuziek. Is het resultaat dan missdhien niet zoo gelukkig uitgevallen, in elk geval heeft deze film den weg aangeduid. Daarbij kunnen wij de veelbesproken film Tosca noemen, geen verfilmde opera of opera-achtige film, maar een op zich zelf staand kunstwerk, dat slechts het thema en een deel der muziek met Puccini's schepping gemeen heeft. Den laatsten tijd werden films als Br'üderlein fein. Der liebe Augustin en Friedemann Bach ons als muziekfilm voorgesteld, maar wij kunnen deze betiteling volgens de zooeven gegeven definitie niet heelemaal aanvaarden. Want het dragende, dramatische element is in alle drie gevallen het menschelijk lot, niet de muziek alleen. Natuurlijk speelt zij een groote rol — het gaat zelfs over componisten — maar zij is niet het essentieele van de film. Evenzoo gaat het met de Zarah Leander-films, waarin de muziek en de zang-stem van de actrice belangrijke elementen in de handeling vormen, maar niet in den zin, dien de muziekfilm eischt. Tenslotte is er nog een derde soort, namelijk de zangfibn. Deze is daarom nog minder een echte muziekiWm, omdat de handeling in den waren zin des woords om den (nr. 28) - CLXEMA
VIXF.MA cH THEATEK - (nr, 28)
4
rn i: A TER
langrijkste voorwaarde 'hiervoor is, dat de componist niet de voltooide filmstrook in de hand gedrukt krijgt, maar deel neemt aan de plannen en samenstelling, zoodat een werkelijk muzikale ontwikkeling verzekerd is; en zooals de muzikale schepper de techniek van de compositie leert, zal hij ook de filmtechniek leeren begrijpen en hiermede de mogelijkheid tot muziekfilm scheppen. Dat zal misschien niet vandaag of morgen zijn. maar ongetwijfeld zal het komen en vóór dien tijd zullen wij zeker nog vele ,,films met muziek" zien! H. 1'IRWITZ.
„DE SCHOUWSPELERS" In de huiskamer van Johan Boezer, waar de enkele antieke meubels en de kleurige schilderijen een rustige sfeer scheppen, waar het rumoer van de drukke, levendige straat slechts verwijderd doordringt als om de kalmte te markeeren, zaten wij recht gezellig en op ons gemak te praten over de vele dingen, die ons als tooneelmenschen belang inboezemen. Boezer is een tooneelspeler, wien vooral het klassieke repertoire ter harte gaat, die feitelijk alleen het stuk-in-grooten-stijl als de kunst van het tooneel beschouwt. In den achter ons liggenden tijd van boule-
r .u
vard-stuk en inhoudlooze geraffineerdheden, ondervond hij daarvan de gevolgen aan den lijve en hij kent al de ups en downs van het acteursbestaan. Hij weet, nu er zich zooveel betere vooruitzichten voor hem openen, met den glimlach van onverstoordheid en soms met een ietwat weemoedige herinnering daar van te verhalen. En dan verneemt men van een leven vol harden, schijnbaar hopeloozen strijd voor de hoogste cultuurwaarden, die moedwillig werden verwaarloosd en miskend; en die waarden niet alleen. Want de tooneelist was overgeleverd aan de theater-exploi-
ILen deel van het gezelschap „De Schoutvspelprs,, bij een lezing van „Don Quichot", waarmede het op 19 Juli a.s. optreedt in het Openluchttheater „Frankendael" te Amsterdam. Van links naar rechts, zittend: Co van Sprinkhuyzen, Ellen Durieux, Mien van der Lugt-Melsert, Johan Boezer, Tonny Venvey; staand: Hans van de Jagt, Albert van der Vegte en Adriaan Heerings. (/■'o/o II'. Corot)
tanten, die vaak hun zakken spekten met den uitputtenden arbeid en de dikwijls groote gaven van degenen, die hun roeping aan het tooneel volgden en den stoffelijken nood op den koop toe namen. Doch hierover wilde Boezer niet véél spreken; dit ligt achter ons. De moed om krachtig voorwaarts te gaan, wordt niet gestijfd door terugzien en jammeren over geleden zorg en leed. Die tijd is voorbij — en daardoor is ook voor „de Schouwspelers", het gezelschap, waarvan Boezer nu reeds eenige jaren de leider is, een betere toekomst aangebroken. HET BEPERTOIEE. ,.Maar dit", zoo merkte hij direct op, „brengt ook den plicht mede, dat wij alle krachten inspannen om het speelplan op hooger peil te brengen, en toch de grootste zuinigheid en voorzichtigheid te betrachten. Vóór alles moeten wij zorgen goede volksche, zooveel mogelijk Nederlandsohe stukken te spelen, zoowel in het komische als in het tragische genre, en daardoor aan te toonen, dat er nog voldoende eigenlandsche werken zijn, die aan de hoogste eischen voldoen". „Dit is natuurlijk zeer juist. Maar verwacht u genoeg bijval om dit te kunnen verwezenlijken?" „Zonder twijfel", was het prompte antwoord. „De trek naar het tooneel van het tegenwoordige publiek is een vaststaand feit. Doch uitdrukkelijk moet bij het samenstellen van het speelplan vermeden worden alleen en uitsluitend klassieke of groot-gemonteerde stukken op te nemen. Een gezelschap, dat zich wil handhaven, moet als het ware „voor elk wat wils" bieden om langzamerhand tot die werken te komen, welke van ongemeene cultureele waarde zijn. Slechts die stukken blijven onvoorwaardelijk uitgesloten, die onder de rubriek „Kitsch" gerangschikt moeten worden, en die, welke op niets anders dan op een ongezonde sensatielust zijn ingesteld. Dat ik hierin wel eenigszins geslaagd ben, blijkt hieruit!" — en Boezer hield mij een cahier voor met vele namen van gemeenten, data en titels van stukken, waar hij van September tot Kerstmis spelen zal. Een groot aantal van deze voorstellingen worden gegeven onder auspiciën van „Vreugde en Arbeid".
Den vierden September begint men in het Corso-theater in Den Haag met het knappe blijspel van Henk Bakker Betje regeert, met Ellen Durieux in de hoofdrol. Vervolgens komen aan de beurt In slecht vaarwater, tooneelspel van Graumans, de klucht Parels voor de zwijnen van Van Hemert en het Drentsche boerenstuk van Teis Grond. Voerman Henschel van Hauptman, met Co van Sprinkhuysen in de titelrol, gaat eind November in Scala te Den Haag; van De Stad van God, een werk in blank vers, waarin Boezer de rol van Savonarola vertolkt, wordt reeds einde September de eerste opvoering gegeven. Voor dit historische stuk is reeds in de verschillende hoofdsteden gecontracteerd. En ten slotte noemen wij nog Het rechtsgeding van onzen Heer, door Paul de Mont. OPENLUCHTOPVOERINGEN. Maar de zomer gaat evenmin in nietsdoen voorbij! Er moet nu eenmaal worden aangepakt, meent Boezer terecht. „Den igen Juli „openluchten" wij voor „Vreugde en Arbeid" in Frankendaal te Amsterdam; verder in Arnhem, Almelo, Boxtel en Maastricht. Wij geven daar voorstellingen van Langendijk's Don Quichot op de Bruiloft van Camacho, speciaal voor openluchtspel bewerkt en Molière's De schelmenstreken van Scapin. „Uw gezelschap weet dus wat het voor den boeg heeft!" ,,Dat zou ik meenen," antwoordde de leider der „Schomvspelers" en zijn gezicht straalde van genoegen, „en al mijn medewerkers en -werksters denken er net zoo over. Zij vinden een ruim arbeidsveld, dat ieder tot zijn recht laat komen, ieders bepaalde kunnen in het beste licht stelt. En wat kan een tooneelmensoh meer verlangen?" DE SPELERS. „Wie zijn zoo al bij u verbonden ?" „De dames Ellen Durieux, Jopie Koopman, Minny Caron-Erfmann, Mien van der Lugt-Melsert, en de beeren Co van Sprinkhuysen, Louis Poolman, Adriaan Herings, Albert van der Vegte, Tonny Verwey, Hans van der Jagt. Bovendien wordt het gezelschap nog met eenige eerste krachten uitgebreid, waarover de onderhandelingen nog gaande zijn."
„Dit betreft allemaal het artistieke gedeelte, maar de zakelijke regeling?" „Oök hiervoor is gezorgd, want deze mag evenmin verwaarloosd worden. Het is voor dengene, die zich hoofdzakelijk met de artistieke leiding moet bezig houden, niet mogelijk ten opzichte van het zakelijke anders dan controleerend op te treden, al is hij tenslotte alléén verantwoordelijk voor het geheel. Daarom is aan het gezelschap als administrateur verbonden de heer Jan Schoon, een man, die reeds jaren in het vak is, zelf met succes een schouwburg exploiteerde, kortom iemand, die het klappen van de zweep kent." Met groote voldoening kan dus worden vastgesteld, dat de toekomst er voor ,,de Schouwspelers" rooskleuriger is gaan uitzien, en dat de toewijding aan hun kunst, hun ijver voor de goede zaak de belooning gaat vinden, waarop zij een recht kunnen doen gelden. FRANS DE PREZ.
Gemengde LericLten HET AMSTERDAMSCH CONSER VA TORI UM Het bestuur van het Amsterdamsch Conservatorium heeft tot hoofdleeraar voor zang benoemd den heer L. van Tulder, te Den Haag, en tot hoofdleeraren voor piano de beeren C. Berkhout en W. Smalt, beiden te Amsterdam. DIRIGENT A.V.O. Tot tweeden dirigent van de Arnhemsche Orkestvereeniging is benoemd de heer Hein Jordan, directeur van de muziekschool te Eindhoven en dirigent van Philips' Symphonieorkest en van het Eindhovensch Mannenkoor. „NANTE" IN HET SCHILLER TH E A TER In het Schillertheater te Berlijn is in het kader van de „Kunstwochen" Brennert's „Nante" opgevoerd. Als tragische bijzonderheid geldt, dat de auteur de première van het stuk niet meer heeft mogen meemaken. Gedurende de voorbereidingen stierf hij op zeventigjarigen leeftijd. De opvoering van het stuk, die niet minder dan vier uur vergt, kwam in het Schillertheater uitstekend tot haar recht. Wolfgang Lukschy vertolkte de hoofdrol.
Komt U dit gezicht bekend voor? Natuurlijk! De groote karakterspeler Emil Jannings is immers, al dertig jaar lang, een goede bekende van eiken filmliefhebber. Op de volgende pagina's vertellen wij u meer over dezen opmerkelijken acteur. (Foto TobisIHaenchen)
CINEMA &■ THEATER - (nr. 28)
G
EMIL JANNINGS. DE NESTOR DER KARAKTERSPELERS. FILMT WEER!
VAN SCHEEPSKOK TOT FILMACTEUR liij besprekingen van hetgeen de Duitsche filmindustrie voor ons in petto heeft, komen wij den laatsten tijd herhaaldelijk den naam van Emil Jannings tegen, die hoofdrollen vervult in de thans in Duitschland draaiende film Oom Krüger en in de in productie genomen rolprent, waarin hij de Bismarck-figuur zal vertolken. Deze laatste film is een vervolg op Bismarck met Paul Hartmann in de hoofdrol. De figuur van Jannings, die uit de geschiedenis der film niet weg te denken is. is gedurende dertig jaar het onderwerp geweest van de fantasie van zóóvelen, dat hij langzamerhand door een geheimzinnig waas omgeven werd. iets, dat moeilijk met het karakter van dezen eenvoudigen en oprechten mensch te rijmen is. Kenvoudig . . . Inderdaad. Emil Jannings is eenvoudig! Hij kent het leven als weinigen het kennen; een lange weg vol strijd en hinderpalen ligt achter hem. Op 23 Juli 1886 werd hij te Rohrschacht in Zwitserland geboren en dus viert hij dezer dagen zijn zes-en-vij ftigsten verjaardag, op zijn landhuis te St. Wolfgang bij Gschwendt in Salzkammergut. Op achtjarigen leeftijd werd de kleine Emil eens
door zijn vader meegenomen naar een tooneelvoorstelling, welke gebeurtenis een onuitwisbaren indruk op hem maakte. Een jaar later stierf zijn vader plotseling tijdens een zakenreis in de Vereenigde Staten, en zijn moeder vestigde zich met haar vier kinderen in Goerlitz, waar Emil de school bezocht. Geschiedenis en dichtkunst waren de eenige vakken, waarvoor hij zich bijzonder interesseerde, maar in hem klonk de roepstem van het avontuur het sterkste. Na de school afgeloopen te hebben monsterde hij op een kleine schoener, waar hij de functie van koksmaat kreeg te vervullen. Het harde leven beviel hem echter allerminst en zoo zag zijn moeder hem tot haar blijdschap na een jaar terugkeeren. Haar gezicht betrok weer, toen zoonlief te kennen gaf dat ihij nu acteur wilde worden. Hiermede nam zijn eigenlijke kunst-loopbaan een aanvang. Hij kwam terecht bij het Stedelijk Theater te Goerlitz, waar hij eerst onder Anton Hartmann als volontair optrad. Vervolgens trad hij toe tot een reizend gezelschap, belandde in Berlijn en verzeilde daar bij de (toenmaals stomme) film. Daarna volgt zijn Amerikaansche periode ; Jannings vond de Nieuwe Wereld heel interessant, maar
Linksboven: Het echtpaar Jannings houdt van tuinieren'. — Daarnaast: Emil Jannings in „De Heerscher". — Linksonder: Tijdens de opnamen voor deze film. — Onder: Als kleuter en als jongeling. (Foto's Tobis)
was toch blij, toen hij in 1020 weer in Cuxhaven den Europeeschen bodem betrad. In Duitschland engageerde men hem dadelijk voor de sprekende film, en hij is de filmindustrie aldaar tot den huldigen dag trouw gebleven. Nog iets te vertellen over zijn spel? Och. goede wijn behoeft geen krans, zegt een oud-IIollandsch spreekwoord. Allen, die hem gezien en dus bewonderd hebben in de films; Anna Boleyn, Faust, Tartujje, Quo Vadis, Danton, Variété, De Patriot, De Blauwe Engel, De oude en de jonge koning. De Droomer, De Heerscher, De Dorfsrechter en Robert Koch, zijn er van overtuigd, dat hij een eenling onder de karakterspelers is, zoodat verder commentaar ons overbodig lijkt. Jannings geeft het zélf met elke nieuwe film!
Links hoven: De. familie Jannings voor haar landhuis in Salzkammergut. — Boten: In „De Dorpsrechter"; zijn natuurlijke haardos moest voor deze rol verdnijnen (regisseur Gustav von Ucicky kijkt toe). — Onder: Met de trouice chow-chows. —■ Daarnaast: Als Robert Koch in de film van dien naam. (foto's Tobis)
Charles, ISêerland's eerste en beste jongleur „op den kogel", tijdens een voorstelling in de open lucht.
■■^^■'-■■"""■"'^
VAN BOVENMAN TOT Als jongen van zestien jaar ontvluchtte hij de ouderlijke woning en door toeval kwam hij terecht bij een reizend circus. De directeur nam hem onder zijn hoede en leerde hem met meer slaag dan eten het vak van den reizenden „duizendkunstenaar". In korten tijd was hij acrobaat, koorddanser, slangenmensch, trapézewerker, vuurvreter, clown en evenwichtskunstenaar. In verloren oogenblikken voelde hij zich van iedereen verlaten en huilde verscholen onder een van de armzalige kermiswagens zijn leed uit. 's Avonds stond hij in de piste en leerde dat met niets te vergelijken gevoel kennen, dat de bijval van een opgetogen publiek kan geven. De illusie van het schoone, romantische circusleven was spoedig verbleekt door de harde werkelijkheid en toch . . . terug zou hij niet willen! De geur van zaagsel en zand en van de dieren in de stallen moet hij ruiken, wil hij ruim kunnen ademen ; het klapperen van het tentzeil tegen de steunbalken moet hij hooren, wil hij zich gelukkig voelen. Enkele jaren later verlaat hij het kleine boeren- en kermiscircus en evenveel jaren daarna is hij de sensatie van het internationale variété-tooneel. Eén voorbeeld uit vele andere . . . Zóó kwamen velen in „het vak". Slechts de omstandigheden verschilden. Van de andere artisten, die op andere wijze hun loopbaan begonnen, was driekwart reeds „van het vak" — vader, grootvader en overgrootvader, heel die onontwarbare kluwen van artistenfamilies,
waren reeds acrobaten, of sterke-mannen, of vuurvreters, of wat dies meer zij. Charles, de Nederlandsche jongleur „op den kogel", was niet van het vak. Zijn vader was machinist bij de spoorwegen en Charles moest ook „bij het spoor" komen. Maar de kleine Matla had zich in het hoofd gezet artist te worden. Het zwarte schaap in de familie, dat met alle geweld in dat zigeunersberoep wilde, was met zijn zestiende jaar niet meer te houden en . . . zie boven! Hij kwam terecht bij de Leyton-troep, evenwichtskunstenaars, equilibristen op den bal, een z.g. „kogelnummer". In veertien dagen tijd liep ook Charles zoo goed en zoo kwaad als dat ging op den gladden, steeds maar rollenden, onwilligen „kogel". Hij werd „bovenman" en maakte kopstand op de perche. De geheele stellage bestond uit den bal van een goeden halven meter doorsnede, daarop de „onderman" met op zijn schouders den tweeden acrobaat, op diens schouders de perche — een lange, metalen staaf — en daaraan, geheel boven, Charles. Met dit nummer reisde hij door Frankrijk, Spanje, Italië, meestal in het circus: Amar, Medrano, Cirque d'Hiver. Hij hielp de tent opbouwen, „placeerde" — de plaats aanwijzen aan het puhliek —, ^ moest „uniform staan" en dan 's avonds „werken". Naar buitenstaanders-opvatting is dat andere óók werken, maar het verschil zal u niet zijn ontgaan, De artist „werkt" slechts, als hij op de planken staat! Toen zijn vader een ongeluk kreeg, kwam hij terug naar Nederland en ging alléén een nummer maken. Hij hield zich bij zijn bal en werd Nêerland's eerste jongleur op den kogel.
En nóg doen de — thans échte — Aziaten opgeld, al bleven hun trucs steeds de zelfde: het werken met bordjes, parasols en houtjes. De nagemaakte Aziaten vonden nieuwe tricks, brachten variatie en steeds sterker doorgevoerde virtuositeit. Wie over jongleurs spreekt, mag Enrico Rastelli, den koning in dit vak, niet vergeten te noemen. Deze jonggestorven Italiaan was de grootmeester der jongleerkunst; niemand, die hem kon evenaren. De meesten werken met niet meer dan zes voorwerpen, Rastelli jongleerde met acht ballen of acht ringen! In het artistenvakblad las ik onlangs den naam van Eranzl Brunn, die zich aankondigt als den man „mit Rastellis acht Reifen Trick" . . . Wilt ge mooier hulde aan den meester? Vergeet niet, dat bij dat jongleeren met acht voorwerpen tegelijkertijd op het voorhoofd een staaf, waarop een bal, gebalanceerd wordt en dat om een der beeilen bovendien een hoepel draait, zoodat de artist zich ook nog op één been in evenwicht moet houden ! Charles is komisch jongleur, althans zijn „entree" is komisch. Dit is misschien minder fijn, minder nobel dan de edele virtuositeit van een Rastelli, maar in het tweede gedeelte van zijn nummer werkt ook Charles serieus. Hij is een onovertroffen „vanger". Uit de zaal worden hem ballen toegeworpen, die hij in de vreemdste standen weet op te vangen op een stokje in den mond. Hij jongleert met alles, met flesschen, met ringen, en steeds staande en loopende — hard loopende — op den bal! Natuurlijk geheel zonder trucs, zonder van hulp-
Charles is een onovertroffen vanger. De ballen, die hem uit de zaal toegeworpen worden, vangt hij in de onmogelijkste standen op een stokje in den mond . . . Hier ziet u hem op het tooneel in actie. Buitenstaanders kunnen zich er nauwelijks een voorstelling van vorvormen, wat er allemaal komt kijken om deze moeilijke kunst te beheersehen. U doet het hem zeker niet
(rulo's Cor Dokter)
middelen voorziene apparaten, want dat is — de goochelaars uitgezonderd! — de trots van eiken waren artist. Jaren van oefening vergen dergelijke nummers; steeds maar weer eiken dag oefenen, probeeren, repeteeren. Rastelli, die bij zijn groote engagementen trouw door verschillende familieleden werd vergezeld, heeft gezegd: „Niet alleen tijdens ons nummer, maar den geheelen dag zijn wij op de planken. Ik oefen en zij kijken toe. Dat is al ons geluk!" „Ik oefen" ... let wel, ten minste zes
uur per dag, afgezien nog van het eigenlijke optreden! ' Charles ging weer naar het buitenland, naar Frankrijk, België, Luxemburg, Denemarken, Australië, Engeland. Na het uitbreken van den oorlog keerde hij terug en maakte in 1941 een groote „Kraft durch Freude"-tournée door Duitschland. Thans werkt hij sinds een half jaar in Nederland, maar zijn artistenbloed, met den onrust der zigeuners, trekt hem al weer naar de lokkende verten buiten onze grenzen. COR DOKTER
Onder: Het reizen en trekken zit de menschen van het variété in het bloed; van circus naar variété-tooneel, van de eene stad naar de andere, koffers en apparaten uitpakken, koffers en apparaten inpakken: de eeuivige onrust'. — Rechts: Collega's in de kleedkamer van een groot variété-theater bestudeeren het contract.
Jongleurs . . . Zij bestonden reeds in den „oertijd" van het variété. Zij waren reeds de succesnummers van de oude kermissen en jaarmarkten. Jongleeren is een vak met traditie. In de vorige eeuw waren de jongleurs meestal Chineezen of Japanners, ook al hadden de meesten nooit den kersebloesem geroken en stond hun -wieg in Berlijn, Parijs of Amsterdam.
In de cantine komen bij een kopje koffie de tongen los. In het midden Charles, links Stanley, rechts de Deen Jörn Hens. (Folo's Cor Dokter, teekening Roland Wagler)
11 CINEMA é-5 THEATER - (nr. 28)
10
(nr, 28) - CINEMA & THEATER
MENSCHENNOODLOT De omstandig'heden zijn weinig vergevensgezind voor degenen, die hebben moeten boeten. Als Anna de gevangenis verlaat en den man opzoekt, van wien zij nog altijd denkt te houden, vindt zij haar plaats door een andere vrouw ingenomen. Giorgio is op reis en de andere vrouw, Glenda, toont zich weinig toeschietelijk. Uit dit huis gedreven, het huis van den man, voor wien zij zich opofferde en dien zij daardoor uit de handen der Justitie hield, onderneemt Anna den tocht naar de kleine woonplaats van haar moeder. Een nieuwe slag treft haar: de -moeder blijkt in die jaren gestorven te zijn. Het Ls de circusacrobaat Pietro, die dan in haar leven verschijnt en tijdelijk voor een nieuwen opgang zorgt. Hij redt haar uit het water, waarin zij een einde heeft willen vinden, brengt haar in de bonte circuswereld, geet haar nieuwen moed. Met zijn vieren, Anna, Pietro en twee andere acrobaten, wordt een nieuw acrobatennummer ,,opgeb;;uwd". Het nummer slaagt, trekt de aandacht van een bekend impresario, wordt geboekt voor groote variété-theaters en bezorgt de vier artisten materieel een onbezorgd bestaan. Pietro en Anna, „de clown en het meisje" van het nummer, trouwen. Hun geluk kent geen grenzen, totdat het noodlot voor den zooveelsten keer zijn voorkeur voor het grillige demonstreert. Giorgio, de vroegere minnaar, kruist weer hel pad van Anna. Hij is een slap, verworden man, die geen gewetensbezwaren kent als het er om gaat zijn begeerten te bevredigen. Vermoedende, dat Anna Pietro niets van het verleden heeft verteld, laat hij voor Anna dit zoo gaarne vergeten verleden herleven, met het doel haar weer in zijn macht te krijgen. Zijn opdringerigheid Links hoven: Première van het nieuwe nummer, dat twee menschen roem en voorspoed zal brengen, — Links: Voor het eerst naar boven . . . De repetities beginnen en daarmee begint de circuscarrière van Anna. — Onder: Het noodlot verdeelt, het noodlot veree.nigt . . . (Foto's Sonora)
\
noodzaakt Anna tegenover Pietro allerlei uitvluchten te bedenken. Tusschen hen wordt het gevaar van een breuk steeds grooter. ^ Zóó veilig voelt Giorgio zich in zijn macht over Anna, dat hij Pietro praktisch onder haar oogen een groot bedrag ontsteelt. Zij zal wel zwijgen... De politie, die de zaak onderzoekt, berkent in Anna de vroegere voor een diefstal veroordeelde cassière. Voor Pietro, die getuige is van deze ontdekking (de politiecommissaris ziet Anna's foto), stort alles ineen. In een paniekstemming begeeft hij zich naar het theater. Dat i.s een gevaarlijke stemming, zeer zeker voor een acrobaat. Pietro valt... Later, in het ziekenhuis echter, waar hij herstellende is, komt de politiecommissaris 'ham de waarheid over Anna's leven vertellen en over haar moeilijken strijd om hun huwelijk tegen de Chantage van Giorgio te beschermen. Want inmiddels heeft Glenda, Anna's opvolgster in de weinig stabiele genegenheid van Giorgio, haar vriend verraden. Het noodlot verdeelt, het noodlot vereenigt. Thans kunnen Pietro en Anna met een sohoone lei beginnen. Deze, in het DuitsCh nagesynchroniseerde, Italiaansche film geeft uitstekend melodramatisch spel te zien, vooral van Fosco Giachetti (Pietro), Elli Parvo (Glenda), Bella Starace Sainati (de „circusmoeder" Delia) en Giulio Donadio (den levenswijzen politiecommissaris). De circus- en variété-scènes, ofschoon filmtechnisdh niet uitgeibuit, zorgen voor een levendigen achtergrond van het evenmin origineele, doch altijd weer pakkende noodlotsverhaal-met-een-gelukkig-einde. P. BEISHUIZEN. Rechts boven: Lach dan, Paljazzo! — Rechts onder: Anna (Laura Solari) verlaat de gevangenis, waarin zij een uit liefde voor haar rekening genomen misdaad heeft geboet, — Onder: Reizende artisten hebben altijd onverwacht opdoemende problemen op te lossen. (Foto's Sonora)
„MENSCHENNOODLOT". Regie: Camillo Mastrocinque. ROLVERDEELING: Pietro Laura Solari Anna Eosco Giachetti Giorgio Otello Toso Glenda Elli Parvo Delia Bella Starace Sainati Politiecommissaris Giulio Donadio (,,Ridi I'agliaccio")
het eerst belangstelling kregen voor elkaar. Zij weten dat ik het weet. Daarom ook hebben zij gebeden: „Zet het niet in een blad". Maar ik doe het toch, omdat geen van mijn Nederlandsche lezers in staat zal zijn de namen Alfredo en Desdemona ,,thuis te brengen". De waarheid zal dus geen illusies kapot slaan en daardoor geen zakelijke tooneelbelangen schaden, en bovendien zijn er ook geen principieele kwesties mee gemoeid.
(Teckcning Eline van Kykern)
EEN BOEM ZN DEN NACHT EEN KORT VERHAAL. MAAR DE NAAKTE WAARHEID! Alfredo en Desdemona zijn in het huwelijk getreden en de pers 'heeft haar best gedaan om eventueele romantische aspecten aan dezen echt van twee beroemde tooneelkunstenaars in allerlei boeiende variaties weer te geven. Prachtige verhalen doen de ronde onder de bewonderaars der gehuwden, die evenmin Alfredo en Desdemona heeten als ik Zebedeüs. Bovendien wonen zij niet in het nuchtere Nederland, maar in Frankrijk, waar de harten lichter ontvlambaar zijn. De vraag, hoe de twee begenadigde menschen elkander gevonden hebben, vindt beantwoording in verrukkelijke, doch onjuiste vertelsels. Hoe kan het anders? Alfredo is een jeune premier met een stem als liet geluid van een edele bronzen klok. Behalve als hij verkouden is, weet hij met deze stem de zielesnaren van alle vrouwen virtuoos te betokkelen. Rn Desdemona . . . Ach, Desdemona! Kens heeft deze lokkende schoonheid haar spel een oogenblik moeten onderbreken, omdat haar woorden overstemd werden door het bonzen der mannenharten in de zaal.
Voila! Zouden deze kinderen elkander niet gevonden hebben onder een volle maan, een twinkelend firmament, aan den voet van een eeuwenouden treurwilg en langszij een liefelijk kabbelend beekje? Hun publiek zwelgt in dergelijke beelden en de eerlijkheid gebied te erkennen, dat de twee gelieven, die overigens best tevreden zijn met hun huwelijk, niets doen om de waarheid te laten zegevieren. Integendeel: iedere jonge journaliste, die hen opzoekt, wordt in haar lieflijke, doch weinig realistische, verbeelding eerder aangemoedigd dan ontmoedigd . . . Roem en populariteit duren niet zoo lang, evenmin als de inkomsten, die zij met zich mede kunnen brengen, en wie zou dan den beroemden het recht ontzeggen om te trachten dien toestand van zekere welvaart lichtelijk uit te buiten? Is dat misschien in strijd met de verhevenheid van de kunst? Vergeet niet, moralist, dat het favorietendom van enkele menschen aan de kunst de belangstelling van honderden, ja duizenden schenkt. Ik weet onder welke omstandigheden Alfredo en Desdemona voor
U moet dan weten, dat Alfredo en Desdemona vóór hun huwelijk zelden contact met elkaar kregen. Zij kenden eikaars bestaan, maar speelden toevallig altijd in verschillende gezelschappen. Frankrijk is groot en de omzwervingen van zijn acteurs zijn er vele. Dat was de reden, dat de meening, welke Desdemona over Alfredo koesterde en Alfredo over Desdemona, hoofdzakelijk gebaseerd was op „hooren zeggen". Op een avond, het liep tegen middernacht, klonk op het station van een provinciestadje een geluid van booze stemmen. Een boemel miste de aansluiting met den sneltrein voor Parijs en vele reizigers zagen zich gedwongen in het stadje te overnachten om dan den volgenden dag vroeg weer verder te gaan. Hun pech was hiermede niet afgeloopen. De enkele goede hotels hadden, ten gevolge van een jaarmarkt, geen kamers meer vrij en dus moest men probeeren onderdak te vinden in enkele onaanzienlijke kleine hotelletjes. Geheel onafhankelijk van elkaar raakten Desdemona en Alfredo, beiden slachtoffers van de treinstagnatie, aan hetzelfde adres verzeild; Desdemona een uur eerder dan Alfredo, omdat Alfredo het eerst elders had geprobeerd. Hierdoor ontliep Desdemona nog juist een hevig onweer met gutsende regenflarden, die echter wèl op het anders zoo correcte costuum van Alfredo neerdaalden. Brommerig, druipend, ontevreden door de gedachte, dat hij — de best gekleede man van Parijs! — er als een verregenden landlooper uitzag, informeerde hij bij een slaperigen nachtportier of zijn broek niet opgeperst kon worden. CINEMA £-= THEATER - (nr. 28)
14
De nachtportier haalde zijn schouders op; het speet hem, maar: „Mijnheer zal tot morgen moeten wachten". Nog meer uit zijn humeur zocht Alfredo zijn kamer op. Hij had nummer tien gekregen en Desdemona nummer negentien . . . Terwijl hij door een half verlichten gang langs een reeks vervelooze deuren liep, besloot hij zijn broek dan maar onder de matras te leggen om er tenminste een klein beetje vouw in te brengen. In beslag genomen door dit, voor den best gekleeden man uiterst belangrijke voornemen stapte hij lichtelijk verstrooid de kamer binnen, welke naar hij meende, nummer tien was. Hij knipte een spaarzaam lampje aan, stevende regelrecht op het bed af, pakte alvast met forschen greep de matras aan een der zijkanten. Met een ruk sloeg hij deze om en . .. „Boem", hoorde hij tot zijn grooten schrik. Onmiddellijk daarna snerpte een vrouwengil door de kamer. Van ontsteltenis begon Alfredo minder zachte taal uit te slaan, terwijl hij met een blik vol afgrijzen naar Desdemona keek, die ietwat verdwaasd naast het bed op den grond zat. Toen vluchtte hij smadelijk! Dit was hun eerste kennismaking, die direct den volgenden morgen door een tweede, tijdens welke Alfredo zich uitputte in verontschuldigingen, gevolgd werd. U zult zeggen: dus het Lot, met zijn genoegen in grillige „toevalligheden", heeft Alfredo en Desdemona voor elkander doen ontvlammen. Ik geef toe, dat het aandeel van het Lot groot is geweest ... De negentien op Desdemona's deur leek op tien, omdat alles zoo verveloos was in het hotelletje. Alfredo was door tegenspoed verstrooid geworden, terwijl Desdemona, verlangend naar slaap, vergeten had haar deur af te sluiten. Toch ontkent Alfredo een beslissende rol van het Lot. Hij jzeide mij ; „Toen ik dien boem hoorde, wist ik eindelijk eens een vrouw ontmoet te hebben, die tegen een stootje kan!" En Desdemona vertrouwde mij toe: „Alfredo was de eerste man, die niet met mij probeerde te flirten onmiddellijk na de eerste kennismaking". PETER. 15
(nr. 28) - CINEMA &- TH E A TEE
LANSELOET VAN DENEMARKEN De middeleeuwen krijgen, wat het tooneel betreft, in Utrecht een goede beurt. Dat dit juist in de oude Bisschopsstad geschiedt, heeft, als men wil, een diepen zin. Wanneer ergens de middeleeuwen, vooral in de'bouwkunst, nog voortleven, dan is het wel in deze stad, die in de middeleeuwen haar grootsten bloei heeft beleefd, en eeuwenlang het belangrijkste centrum in de „lage landen bi der see" geweest is. Na de moraliteit Elckerlyc en de Maria-legende Beatrijs werd thans het abel spel Lanseloet van Denemarken opgevoerd door de „Ghesellen van den Spele" onder leiding van Ad. Hooykaas. Over het woord „abel" bestaat verschil van meening. De gangbare opvatting, dat het een synoniem is van fraai, verheven, wordt vooral in den laatsten tijd door meer dan een bestreden. De drie zoogenaamde abele spelen, Lanseloet, Gloriant en Esmoreit, zijn gemeenschappelijk in één handschrift aangetroffen, en het ongewone is, dat men deze werkjes alleen in Middel-Nederlandsche versie en niet ook in andere talen heeft gevonden, terwijl van alle literaire uitingen verwante scheppingen onder andere bevolkingsgroepen bekend zijn. De middeleeuwers kenden het begrip plagiaat niet, en zoo werden ook menigmaal vertalingen of bewerkingen als eigen literaire schepping uitgegeven. Maar de drie abele spelen staan alleen. Wellicht, zoo wordt door sommigen verondersteld, heeft een gelukkig toeval dit repertoire van een reizenden tooneeltroep in manuscript bewaard, terwijl het elders, zooals zoo vaak gebeurde, verloren ging. Ook om nog andere redenen, n.1. om den inhoud, zijn deze werkjes merkwaardig, al hebben scherpzinnige onderzoekers ons duidelijk weten te maken, dat de stof, de verwikkeling, niet zoo geïsoleerd staat als oogenschijnlijk wel lijkt. De dichter van den Lanseloet schijnt niet onbekend te zijn geweest met gedichten als de Borchgravinne van Vergi en sommige tafereelen roepen den kenners levendig een minnelied van hertog Hendrik Ilf voor den geest. De drie abele spelen kunnen dus in zekeren zin onder de ridderpoëzie gerangschikt worden. Dit wil niet zeggen, dat alleen de ridders en edelen belangstelling hadden voor dit soort kunst. Ook de stedelingen, mochten deze verhalen graag hooren, al ging hun aandacht gaandeweg meer uit naar het leerdicht en de burgerlijke poëzie. Veel tooneelrompslomp, zooals voor de mysteriespelen, was voor de abele spelen niet noodig. Een eenvoudige verhooging met een simpel decor was voldoende. De troep, die er mee reisde, behoefde ook niet groot te zijn. Elk van de stukken is klein bezet, en meer dan een samenstel van tweespraken en monologen zijn ze niet. Ondanks den eenvoudigen opzet is de tekst van deze abele spelen nog vol boeiende kwaliteiten, die ze ook voor den huidigen lezer genietelijk maakt. De vraag is: zijn ze dat ook nog voor den huldigen
toeschouwer. D.w.z. zijn ze nog speelbaar voor een hedendaagsch publiek? Indertijd heeft Eduard Verkade deze vraag al positief beantwoord. Met zijn Haghespelers heeft hij in 1908 een vertooning gegeven van de Lanselaet, die zeer in den smaak viel. Terwijl Verkade een min of meer symbolische opvatting schijnt gehuldigd te hebben, heeft Hooykaas het in de schoone ruimte van den Kloosterhof aangedurfd het werkje simpelweg voor zichzelf te laten spreken, waarbij, wat de situatie van de tooneeltjes betreft, alles werd overgelaten aan de fantasie van den toeschouwer. Hij heeft zich daarbij niet vergist. De sfeer van dezen hof maakt de verbeeldingskracht levend. De spelers hebben zich bij deze bescheiden opvatting aangepast, en de figuren psychologisch laten leven zonder hun gebaren of hun taal naar een bepaald opgezet schema te dwingen. Zoo kreeg men een I.anseloet te zien, waaraan niets kunstmatigs was, en waar de fantasie van het publiek vrij spel kreeg. Dank zij het goeddoorleefde spel van Janny van Oogen in de poëtische gestalte van Sanderijn, van Rika Hopper als de grimmigen slimme moeder, die door haar onverzettelijk standgevoel twee jonge menschen in 't ongeluk stort, de stijlvolle actie van den jongen Freylinck, die zijn onervarenheid en de tegenheden van zijn uiterlijke verschijning wist weg te spelen,
(Slot op pjg. 27))
Een scène niet Lanseloet (Ad. Freylinck) en zijn moeder. Koningin ran Denemarken (Rika Hopper). (Folo V.N.r.lde Keyzer)
HERINNERINGEN
Nileuu^s uit FILMLAND Een gemeenschappelijk Duitsch-Italiaansch product De film „Seite aunt di jelkita", een gemeenschappelijke productie van FonoRoma en lïavaria-Filmkunst, is dezer dagen gereed gekomen. Zoowel in Italië als in Spanje werden voor deze rolprent een groot aantal buitenopnamen gemaakt, ouder andere werd in Spanje een interessante ,.corrida" opgenomen. In de Italiaansche versie wordt de hoofdrol vervuld door Vivi Gioi, in de Duitsche door Hannelore Schroth. De Duitsche rolbezetting bestaat verder uit Hans .Moser, Theo l.ingen. Wolf Albach-Retty, terwijl onder de Italiaansche acteurs de naam van den oud-wereldkampioen boksen. Primo Carnera, opvalt. Een roman- van Panzini verfilmd Onder de talrijke Italiaansche schrijvers, die in den laatsten tijd hun nationale filmkunst aan stof geholpen hebben, heeft thans de bekende romancier Alfredo Panzini de plaats ingenomen, welke hem toekomt. De Manenti-film heeft namelijk zoo juist het verfilmingsrecht voor zijn roman ..Pulcella senza pelcellagio" verkregen, waarvan men groote verwachtingen koestert. Vijftiend'eeuicsch Venetië In de Scalera Kilm-ateliers zijn thans de opnamen van de film .,/ due Foscari" in vollen gang. Deze film schildert een interessante episode uit de burgerlijke en politieke geschiedenis van het Venetië van de vijftiende eeuw. In het middelpunt deihandeling staat de familie Foscari, wier naam onverbrekelijk aan Venetië verbonden is. ,,/ due Foscari" is het filmdebuut van den tooneelregisseur Enrico Fulchignoni. JLen nieuwe oorlogs-speelfiltn Onder auspiciën van de filmafdeeling van het Italiaansche ministerie van marine
VAN EEN TOONEELSPEELSTER
heeft ,.Scalera" een nieuwe onderzeebootfilm uitgebracht, onder den titel „AlphaTau". De medespelenden zijn, evenals bij ,..-/ /o; . . . S.O.$.!", uitsluitend manschappen van het Italiaansche onderzeebootwapen. De leiding berust bij Commandante Francesco de Robertis. In tegenstelling tot de zoojuist genoemde eerder uitgekomen film, die een voorval tijdens manoeuvres weergeeft, speelt ,.Alpha-Tau" tijdens den huldigen oorlog. Intusschen is men reeds Weder begonnen met het opnemen van een oorlogsfilm, welke het aandeel van de jeugd in de krijgsverrichtingen weergeeft. Deze film zal den titel dragen van „La Battagüa". Frederik de Groote Dit. onder regie van Veit Harlan tot stjnd gekomen epos der Tobis, waarin Otto Gebühr de figuur van den grooten Koning uitbeeldt, ontving het predicaat ..Film der Nation". Dit is de tweede Tobis-film, welke deze hoogste onderscheiding, die in Duitschland aan films gegeven kan worden, ten deel valt. Naast de historische gaafheid treft in dit werk vooral ook de symboliek met betrekking tot onzen tijd. Harlan heeft deze strekking evenwel weten te bereiken zonder het logische verloop van het filmverhaal ook maar eenigszins geweld aan te doen. Als tegenspelers van Otto Gebühr vermelden wij: Kristina Soederbaum, Gustav Fröhlich, Hans Nielsen, Hilde Korber en Otto Wernicke. Een nieuwe IS apoleon-jilm De Italiaansche maatschappij ,,ScaleraFilm" maakt een aanvang met de verfilming van een manuscript van den bekenden criticus Renato Simoni. dat handelt over het leven en de persoonlijkheid van den grooten Corsicaan, onder den titel „Napoleon op Sint-Helena". De film doet vooral de onwaardige behandeling uitkomen, welke den Keizer tijdens zijn verbanning op Sint-IIelena van de zijde der
Gusti Huber viert op 27 Juli haar verjaardag. Ongetwijfeld zullen er op dien dag vele gelukwenschen aan haar adres Wien I, Löivelstrasse 6 bezorgd worden! (fa'0 Toóis) Engelschen en speciaal van den gouverneur Hudson Lowe ten deel viel. De Napoleon-figuur wordt gespeeld door Ruggero Ruggeri. Simoni regisseert zelf. Viviane Romance De Scalera-Film had reeds vóór den oorlog met Viviane Romance een contract afgesloten voor de hoofdrol in het grootsch opgezette filmwerk „Carmen". De oorlog stelde de productie uit, doch nu zal binnenkort in Rome worden begonnen met de opnamen. De ,,Carmen", van den negentiende eeuwschen Franschen auteur Prosper Mérimée, en van muziek voorzien door George Bizet, biedt, vooral op muzikaal gebied, groote mogelijkheden voor Christian Jacque, die de leiding der opnamen in handen heeft. ï>enmin als bij Tosca is hier sprake van een verfilmde opera, al gebruikt men de opera-muziek. „De Razende Roland" De productiefirma Bassoli, die in den laatsten tijd een aantal bijzonder succesvolle films heeft uitgebracht (o.a. Alcazar, die met 350 ropieën een record boekte), bereidt thans een film voor, die geïnspireerd is door het heldenepos van Ludovico Arios'.o (1474-1533): Orlando Fnrioxn, de Razende Roland. De regie is opgedragen aan Alessandro Hlasetti, die als een specialiteit voor het historischfantastische genre geldt. „Der C/ie/" Men is thans bezig met het ve-vaardigen van een nieuwe Terra-film. welke den titel zal dragen ..Der Chef". Oito Wernicke speelt den paardenhandelaar Georg von Schulte, Max Gülstorff de rol van zijn zwager en helper Ludwig Goerner. De intrige ontwikkelt zich in de interessante sfeer van paardenmarkt en paardenhandel. Hiernaast ziet men een opname van de beide hoofdrolspelers in een scène van deze nieuwe film. (Foto 7'rrr/j/Srhutze)
CINEMA £-= TH F. AT FR - (nr. 28)
16
In de serie „Welt des Films, Welt der Bühne" van de uitgeverij Huthig & Co. te Heidelberg verscheen een gedenkboek van de bekende Duitsche tooneelspeelster Agnes Straub, die wij ook bij de stomme en de klankfilm vaak ontmoetten (voor het laatst in „Pantserkruiser Sebastopol") en die verleden jaar plotseling stierf. Het boek kreeg den avontuurlijk klinkenden titel „Im Wirbel des neuen Jahrhunderts" (84 bladzijden, 160 afbeeldingen, 9.50 R.M.). Agnes Straub schrijft een zeer knappen, beknopten stijl, waarmee zij probeert een eigen uitdrukkingsvorm te vinden, doch die zij af en toe los laat om brieven en theaterbiljetten in te lasschen. Zij schildert haar loopbaan en streven en deze autobiografie trekt werkelijk als een werveling langs den lezer heen, omdat zij alleen de belangrijkste gebeurtenissen noemt en haar gedachten niet in langdradige beschouwingen uitspint. Niets is er in haar jeugd, dat er op wijst dat zij later het tooneelspelersberoep zal kiezen, tot ,,het toeval" ingrijpt en haar in de richting van het tooneel stuwt. Ondanks haar jeugdigen leeftijd speelde zij in het begin van haar loopbaan overwegend drama's, maar ging weldra ook tot lichte rollen over. In Bonn speelde zij samen met Emil Jannings, Eugen Klopfer, Herbert Huebner, in Berlijn met Werner Krauss en in Weenen met Raoul Asian, dien wij nog onlangs hier zagen in „Torquato Tasso" en „Aimée". De bekendste namen zijn aan haar tooneelleven, dat gedragen w-erd door een hoog verantwoordelijkheidsgevoel en roeping, verbonden. Zonder twijfel nam Agnes Straub al spoedig een bijzondere plaats in. „Leven is werken; — geestdriftig, hartstochtelijk wérken," schrijft zij en door deze opvatting beeldde zij niet alleen menschengestalten uit. doch stichtte zelfs een eigen troep, die hoofdzakelijk uit jonge en onbekende tooneelspelers bestond, en zij trok hiermede door geheel Duitschland. Voor Agnes Straub en Camilla Horn in „Pantserkruiser Sebastopol". (Foto Tobis)
alle leden waren deze voorstellingen een uitstekende school, niet in de laatste plaats voor haar zelf. Als zij in Berlijn terugkeert, begint zij een theater en verzamelt weer een keur van jonge tooneelspelers om zich heen 0111 hen met haar kunde en groote ondervinding bij te staan. Af en toe gaat zij nog eens naar haar geboorteplaats in de Beiersche bergen om er ontspanning te zoeken, tot zij plotseling uit haar werk werd weggerukt. Met haar beknopten stijl is deze levensgeschiedenis, waarin een sfeer van liefde en roeping voor de kunst heerscht, een interessante bijdrage tot de nieuwste tooneelgeschiedenis. Een groote plaats wordt ingenomen door de afbeeldingen, privéfoto's, foto's in tientallen rollen en karakterstudies, en door besprekingen en recensies, die den indruk van deze karakteristieke, altijd bewegelijke figuur nog verhoogen, de figuur van de talentvolle actrice Agnes Straub. H. PIRWITZ
Agnes Straub (Familiefoto uit Iwt hur besproken boe
Waar een wil is, is een weg Zelfs op rolschaatsen over het slappe koord. Ieder heeft zoo zijn idealen, die hij tracht te verwezenlijken ; en het ideaal van den Beier J. Walker was: de eerste variété-artist te zijn, die zijn toeren als equilibrist op . . . rolschaatsen uitvoert I Men zal moeten toegeven, dat er idealen bestaan, die gemakkelijker te verwezenlijken zijn, maar Walker had nu eenmaal zijn zinnen op deze vreemdsoortige opgave gezet en . . . ten slotte is hij er in geslaagd óók ! De hierbij afgebeelde foto's toonen, welke stadia hij moest doormaken alvorens hij de rolschaatsen kon onderbinden om op het slappe koord een baantje te trekken. Eerst schoenen met dikke, maar nog buigzame gummizolen ; vervolgens schoenen met houten zolen, en dan pas is het evenwichtsgevoel rijp voor rolschaatsen. (Foto's D. V. Recta)
EEN ORGEL SPEELT EN EEN GRAMOEOONPLAAT DRAAIT Eenigen tijd geleden — in nummer 21 — schreven wij over het werk van den populairen Nederlandschen organist, Cor Steyn, en beloofden toen te zijner tijd nog iets naders te zullen vertellen over het, laten we het zoo maar noemen: begeleiden van gramofoonplaten. Hoeveel bezoekers van het theater, waar Cor Steyn dagelijks zijn zoo zeer gewaardeerde spel ten gehoore brengt, en van zijn radioluisteraars zullen zich hebben afgevraagd: Hoe is dat nu mogelijk? Daar klinkt uit de sterke luidsprekers van achter het witte doek de zang van een bekenden zanger of van een zangeres, natuurlijk een gramofoonplaat, en Cor Steyn begeleidt op het orgel? De mensch is nieuwsgierig van aard, maar verder dan' het zich afvragen komt hij meestal niet. De journalist is ook een mensch, dus óók nieuwsgierig, maar hij heeft een streepje voor en dus hebben wij Cor Steyn het geheim van de ,.begeleide gramofoonplaten" voor onze lezers laten ontsluieren. ,,Laten wij om te beginnen de zaak eenvoudig stellen", zegt Cor Steyn. ,.Kr speelt zeer versterkt een gramofoonplaat, zang met orkestbegeleiding. Den zang mag, of beter moei, het publiek hooren, het orkest niet. Ik moet dus tusschen zang en orkest komen, dat wil zeggen: met mijn orgel moet ik het orkest overstemmen, maar toch nog den zang duidelijk hooren laten. Het spreekt vanzelf, dat daar in het begin wel eenige oefening voor noodig was!
Boven rechts: Cor zoekt een geschikte plaat uit. Daarnaast: ,,jat gehoor" worden de noten opgeschreven. Daaronder: een druk op 't belletje en de gramofoon zet in. Links: Cor Steyn staat telefonisch 111 verbinding met de operate7irscabine. Rechts: zijn bevelen worden stipt uitgevoerd. (Foto's Cor Dokter)
(nr. 28)
18
Je weet dat een plaat ongeveer drie minuten speelt. Zij bevat dus vrijwel altijd van het opgenomen muzieknummer een speciaal arrangement, dat niet in druk verkrijgbaar is. liet is natuurlijk noodzakelijk, dat ik precies weet, wat er gespeeld wordt, dus moet ik van een plaat elke noot stuk voor stuk „uit gehoor" opschrijven. Ik speel bijvoorbeeld een lange potpourri „Unser Paul Lincke" ; je kunt je voorstellen, dat daaraan heel wat werk zat! Goed, laten wij aannemen, dat dit gebeurd is. ik ga dus de plaat begeleiden. Ik speel een introductie, druk dan op een belletje, op welk sein de operateur boven in de filracabine de naald op de schijf zet. Elke gramofoonplaat heeft een zekeren inlooptijd, waarmede ik dus ook nog rekening moet houden! Op het juiste moment, als de zang begint, ben ik ook zoo ver!" „Juist. Maar er is toch altijd een orkesttusschenspel. Hoe kun je dan zoo tegelijk weer met den zang invallen?" „Tja, tijdens dat tusschenspel klinkt het orkest natuurlijk harder en dan speel ik óók forscher. Wat dat invallen betreft, ik houd hetzelfde tempo en heb vooraf een keer gerepeteerd." „Het lijkt mij, dat je beter te vroeg klaar kunt zijn met dat tusschenspel dan te laat. Dan rek je natuurlijk een accoord wat langer of speelt er één tusschendoor ?" „Neen, neen, alsjeblieft niet! Want dan zou ik iets anders spelen dan het orkest en dan hoort het publiek dadelijk het verschil. Ik moet precies gelijk-op spelen. En dat invallen is in zekeren zin een kwestie van durf. Dan zeg je : Nu komt het en je zet in . . ." „Speelt de gramofoonplaat nooit te langzaam of te snel, wat immers verschil in toonhoogte ten gevolge heeft?" „Nee, dat hebben wij nu wel goed uitgebalanceerd, het toerental van den gramofoonplaat blijft steeds hetzelfde. Wel kan bijvoorbeeld onder invloed van het weer de toonhoogte van het orgel iets verschillen. Dat is weinig, maar voor een geoefend oor toch storend. Ook dat- is ondervangen. Als ik onder het spelen één keer op mijn belletje druk, beteekent dat: gramofoonmotor wat sneller, twee keer: langzamer. Zoo kan ook dat euvel eventueel hersteld worden !" Cor kijkt op zijn horloge. „Het is kwart over zeven, ik moet spelen. Kom even in de orkestbak zitten en luister eens goed of je iets hoort." Wij controleeren . . . Introductie, sein op het belletje, zang, „inval". Als Cor opzettelijk even zachter speelt, kunnen wij van zoo dichtbij het orkest hooren. Duidelijk is het hier merkbaar, dat het een extra moeilijkheid is, dat het geluid van twee kanten komt. Van voor komt de zang en van de zijkanten het geluid van het orgel. Wat later zitten wij in de zaal. Het publiek is opgetogen, Cor Steyn's blonde lokken zijn juist even boven de hoofden van de toehoorders zichtbaar. Het orgel speelt, een gramofoonplaat draait! Cor Steyn begeleidt een beroemden, maar niet aanwezigen zanger . . . Symbool van deze eeuw der moderne techniek, waarin niets voor onmogelijk gehouden wordt. Maar je moet toch maar op het idee komen ! C. D.
19
(nr. 28) - CINEMA & THEATER
VOLKSTOONEELof tooneel voor tiet volk ? Iedere Amsterdammer kent den Nieuwendijk en weinigen zullen het theater Cinema Royal niet kennen, dat op den Nieuwendijk gevestigd is. In dit theater zagen wij een voortreffelijke opvoering van Shaw's Pygmalion door het gezelschap van Cruys Voorbergh en Guus Üster, waarvan de première, die enkele weken geleden te Rotterdam ging, reeds door onzen Rotterdamschen medewerker besproken is. Wij willen niet in herhalingen vervallen en daarom zij het voldoende te zeggen, dat het gebodene van die kwaliteit was, die wij van tooneelisten van formaat als Ank van der Moer, mevrouw Jacqueline Royaards—Sandberg, Cruys Voorbergh, Piet te Nuyl en de overige leden van het gezelschap gewend zijn. Velen zullen moeite hebben deze klinkende namen met het theater Cinema Royal — eertijds bioscoop, thans zooals men op het programma kan lezen „het volkstheater van Amsterdam" — te associeeren. Men redeneerde: ,,Het Leidscheplein is van oudsher het centrum der hoofdstedelijke tooneelkunst, de Nieuwendijk is het vermaakscentrum van de binnenstad, dat op een ander niveau staat. Welnu, „east is east and west i.s west" en dat is maar goed ook!" Ueae redeneering had ongetwijfeld bestaansrecht . . . tot de Royaldirectie het witte doek blijvend ophaalde om tooneel, variété of revue te gaan brengen. De directie kende den smaak van „haar" publiek, — althans, dat meende zij — en daarom kwamen er hoofdzakelijk stukken op de planken welke men gewend is te rangschikken onder den naam „volkstooneel". Stukken met een gezond sentiment en pittige, kernachtige dialogen. Het Nieuwendijkpubliek houdt nu eenmaal niet van „flauwsies". Het is een geluk, dat er een aantal ensemibles bestaan, die deze stukken op de juiste wijze weten te brengen en dat had dan ook ten gevolge, dat de zaak op rolletjes liep. Het publiek was tevreden, de directie ook, kortom „Royal" bracht w/Aftooneel en het ging er in als koek!
Men moet wel een behoorlijke dosis ondernemingsgeest bezitten, wil men deze idylle onderbreken door een experiment, met alle risico daaraan verbonden. Want een experiment was het zeker, het .gezelschap van Voorbergh en Oster naar Royal te halen en dan nog wel met Van Lennep's „Klaasje Zevenster"! Twee weken geleden maakten wij de eerste opvoering mede en ziet: het publiek was opgetogen. „Klaasje" werd een succes... in Royal! En hiermede werd gelogenstraft, dat „het Leidscheplein het Leidscheplein moet blijven". (Tussohen haakjes, „Leidscheplein" is hier niet zoozeer een geografische dan wel een symbolisch begrip: men pleegt er in dien zin het Centraaltheater in de Amstelstraat ook toe te rekenen.) „Klaasje Zevenster" moest zelfs een tweede week worden geprolongeerd en werd gevolgd door „Pygmalion". Ongetwijfeld een geheel ander genre, doch .. . zéker niet wat men een volksstuk pleegt te noemen. Als men dat bedenkt, gaat men twijfelen aan de waarde van deze qualificatie. Royal is een volkstheater, waar dus — logische consequentie — z^/Afstukken dienen te worden opgevoerd en liefst door röZ/C'j'gezelschappen. Het gezelschap van Voorbergh en üster is dit laatste beslist niet, en het waagt zich niet buiten zijn terrein. Het is daarom zoo verheugend, dat het succes in „Royal" in geen enkel opzidit uit den toon viel. Te verheugender, omdat het publiek, dat bij „Pygmalion" aanwezig was, precies hetzelfde was als bij „de" volksstukken van Bouber en kluchten als bijvoorbeeld „Hoe ouder hoe gekker". Het „groote publiek" behoeft niet altijd volksstukken te zien. Nederlanders blijken in alle lagen intelligent genoeg om tooneelstukken te genieten, zonder daarvoor aan een bepaalde categorie gebonden te zijn. Daarom ibrenge men, ook elders, wat minder volksstukken, doch wat meer Tooneel (met een groote T) naar het volk, in een omgeving, die het — om haar traditie — niet afschrikt. L. J. CAPIT
tweede. t ,.:, ruuOdyh 12)
door ED. PENKALA KORTE
INHOUD
VAN
HET
„Maar . . ," Ilonka onderbrak hen geërgerd, „nu herinner ik mij die Tereky ook! Een brutaal wicht, dat niemand groet en veel te lange beenen heeft; ze heeft nog minder hersens dan een koe. . . . Beste Iwan, je zult dat bleeke schepsel toch niet engageeren? Laat haar toch gaan . . ." Zij keek Temesvary teeder aan, die bij dezen veelzeggenden blik over iets anders begon. De opwinding over de verkiezing van Angelika had Ilonka zelfs doen vergeten, dat zij het geluk had gehad een oogenblik met graaf Almassy te spreken . . .
Eindelijk ging de deur open en een groep figuranten stroomde de cantine binnen. Angelika, gekleed als Spaansch boerenmeisje, ging langzaam naar de tafel. Toen zij Tibor zag, kreeg haar gezicht een verheugde uitdrukking. ,;Mijnheer Navarro, het is een droom! U bent een toovenaar! Als u wist, hoe dankbaar ik u ben ... Ik zal nooit vergeten, dat . . ." Zij kon haar zin niet afmaken, want twee reporters stonden al naast haar. „Juffrouw Tereky, alstublieft, een klein interview!!" Angelika lachte vergenoegd. „Mijn leven is heel gewoon. Ik ben net als alle andere kinderen op school geweest. Mijn lieve moeder heeft altijd erg goed voor mij gezorgd; op mijn twaalfde jaar heb ik haar helaas verloren. Mijn vader i,s gepensionneerd officier en ligt op het oogenblik in het ziekenhuis. Hoe ik aan de film kwam? Wel, omdat ik geen ander baantje kon krijgen. Onze cantinebaas" — zij wees naar hem — „was regimentskok bij het regiment van mijn vader. Een half jaar geleden kwam mijn vader hem toevallig op straat tegen. En omdat het ons zeer slecht ging, vroeg mijn vader hem of ze mij bij de film gebruiken konden. Nu, en toen heeft hij mij hier een «baantje als figurante bezorgd. En wat ik nu denk te doen? Dat weet ik nog niet. . ." „Opname!! opname!!" hoorde men opeens een luide stem door den microfoon. „Figuranten van scène 19!!!" Angelika stond haastig op. „Ik moet weer aan het werk . . ." En meteen was zij verdwenen. Tibor stak zijn hand in den zak van zijn werk jas. Het ritselen van een papiertje herinnerde hem eraan, dat hij om drie uur naar het gerechtshof moest voor zijn echtscheiding. Uitstekend, dacht hij. Rosy wil graaf Almassy trouwen, maar ik zal ze allebei leeren! Die trouwelooze Rosy krijgt haar geliefden graaf niet en Ilonka zal ik zelf een lesje geven.
HOOFDSTUK XL VOORAFGAANDE:
Nadat in den kapperssalon van Tibor Munkaczy, bijgenaamd Figaro, te Boedapest, bij het permanenten het haar is verbrand van de jonge variété-artiste Ilonka Dorosch, stelt deze laatste een eisch tot hooge schadeloosstelling in, welke haar wordt toegewezen. Dit ruïneert Figaro, die des wege door zijn vrouw Rosy wordt verlaten. Rosy maakt kennis met den sympathieken jongen graaf Szegedin von Almassy, die ,,in cognito" leeft. Ilonka krijgt, dank zij haar reclamemakende proces, een engagement bij Von Temesvary's filmonderneming „Luce". Voor haar eerste film ,,De stormruiter" heeft Tibor een bijrolletje weten te verkrijgen als toreador. Ilonka's partner is de jonge, door haar vereerde Albert Hanssen. Haar hart wordt echter ook in vlam gezet door een haar onbekenden jongen aristocraat. Als de studio-kapper door een ongeluk niet in staat is zijn werk te doen, biedt Tibor aan hem te vervangen. Zijn aanbod wordt geaccepteerd en de eerste ster, die hij kappen en schminken moet is . . . Ilonka. Tibor zint thans op wraak. Intusschen wordt hij verliefd op één der figuranten, Angelika, die hij overhaalt mee te doen aan een schoonheidswedstrijd in het St. Gellert-bad, waar hij onder de bezoekers ook Rosy en Ilonka opmerkt. Tijdens den wedstrijd, waar Angelika den eersten prijs wint, ziet Ilonka kans met Graaf Szegedin von Almassy in contact te komen.
„Nummer tachtig!" Een mooi meisje kwam weer naar voren, maar Tibor hoorde en zag niets meer. Hij dacht slechts aan de mooie Angelika. Als door een mist zag hij hoe de directeur van de Astra-Film haar oplettend zat aan te kijken; het was mogelijk, ja het was zeker, dat zij margen al een aanbieding voor de film zou krijgen. Angelika! Lieve Angelika...! Hij wilde ongemerkt weggaan. Ilonka voelde een brandende jaloezie in zich opstijgen. „Zij heeft veel te lange beenen, vindt u niet?" wendde zij zich tot den regisseur, die peinzend naar Angelika keek. „Ach, laten wij geen critiek uitoefenen, juffrouw Dorosch" — hij maakte een afwerend gebaar en zonder haar antwoord af te wachten, keerde hij zidh tot Temesvary. ,,U zult lachen, mijnheer de directeur, als u hoort, dat juffrouw Angelika Tereky een onzer figuranten is. Ik heb haar nu herkend." „Wat?" stamelde Temesvary. „Dat is een verrassing! Wat zullen onze concurrenten zich ergeren, een figurante van ons schoonheidskoningin! Ha, ha, ihaa! Wij moeten dadelijk een berichtje in de krant zetten, zoodat morgen heel Boedapest het weet . . ." „Kalm-aan!" raadde de regisseur, „niet zoo vroeg victorie kraaien! Wij moeten de Astra-Film eerst rustig haar gang laten gaan. Laten zij eerst maar flink reclame voor haar maken. F.n dan laten wij onze aanspraken gelden ..."
Tibor maakte de waschtafel schoon, toen Ilonka de kleedkamer binnen kwam. ,vDon Ramon," haar gezicht helderde op, „ik heb den heelen nacht niet kunnen slapen. Stel je voor, ik heb hem gesproken ..." „Wie?" ,,Hij heet graaf Almassy. Ik heb hem mijn telefoonnummer gegeven . . ." „Nou, dan feliciteer ik u, juffrouw . . ." „Hij was samen met een knappe vrouw in een licht complet, een opvallend paar. Hebt u die vrouw ook gezien? De gravin zag er zeer gedistingeerd uit. . ." „Aan -welk tafeltje dan?" „Van het onze af het zevende. De vrouw had bijzonder mooi gemanicuurde handen. Maar de graaf had slechts oogen voor mij . .." „Zoo?" dacht Tibor en plotseling begreep hij de .situatie. Ilonka had den vriend van zijn vrouw afgepakt. „Een charmante man," zei hij. „En die dame is beslist ook van adel, dat ziet men wel aan haar manieren. Ik feliciteer u met uw verovering. In uw plaats zou ik het onmogelijke doen om dien man vast te houden . . ." „Ik wist, Don Ramon, dat jij mijn smaak zou goed keuren . . ." „Als ik u een raad mag geven, juffrouw Ilonka" — Tibor penseelde haar wenkbrauwen bij — „zit u even stil, dan kan ik uw wimpers verlengen; zoo is het goed — dus, als ik u een raad mag geven, zou ik mij door den graaf laten schaken. De gravin zou woedend zijn over deze manier van doen en als adelijke dame zou haar niets ander.s overblijven dan een echtscheiding . . . En stelt u zich eens voor, juffrouw Ilonka, dan wordt u gravin Almassy! Dan hoeft u niet meer voor de film te werken, u hoeft de slechte luimen van den regisseur niet meer te verdragen, u hoeft niets anders te doen dan in auto's rond te rijden als de gravin . . ." „Maar ik heb toch een contract en daar kan ik toch niet opeens van af . . ." „Ach," zei Tibor,, „daar zullen wij wel iets op vinden, als het zoo ver is. Heeft u het proces tegen dien stommen kapper ook niet gewonnen, die uw haar zoo afschuwelijk heeft verbrand ?" „Natuurlijk heb ik dat gewonnen. Onder ons gezegd, Don Ramon — voor jou heb ik tóch geen geheimen — deze kapper was heelemaal onschuldig aan de zaak. Maar de kappersbediende was jaloersch op hem en de vrouw van den kapper was een lichtzinnig persoontje .. ." „Ziet u wel, juffrouw Ilonka, dat alles in orde komt?"
K
Mijnheer Von Temesvary confereerde. Sedert drie uur was hij samen met den regisseur en andere invloedrijke beeren van zijn filmonderneming. „Nee, duizend maal neen! Ilonka Dorosch is een geboren filmster. Jullie bezwaren, dat ze geen talent heeft, zijn volkomen uit de lucht gegrepen! Jullie stellen veel te hooge eisdhen. Was Mila Coraly niet een ontdekking van mij ?" zei Von Temesvary. „Ja," vielen de beeren bij, „maar Mila Coraly had talent. Ze danste als een prima ballerina, ze kon zingen, ze
Tibor wachtte, na Ilonka gekapt te hebben, met kloppend hart in de cantine op Angelika. CINEMA £-= THEATER - (nr. 28)
20
Het wonderkind.
21
(nr. 28) - CINEMA »S- THEATER
had smaak, haar oogopslag was fantastisch-mooi, maatjuffrouw Dorosch. . . " „Juffrouw Dorosch," viel de regisseur in, „juffrouw Dorosch is een nul. Ze kan niet eens paardrijden. Wat haar zingen aangaat, haar valsdie noten doen je de ooren tuiten... " „Dat is alleen maar nijd van jouw kant, je bent jaloersch! Oeloof je, dat ik niet weet, dat je juffrouw Dorosch niet lijden mag?" „Mijnheer Hanssen denkt er precies zoo over," zei de regisseur, „en hij is toch een ervaren acteur, een naam. die iets zegt," vervolgde hij. „Juffrouw Dorosch draait haar eerste film ..." onderbrak mijnheer Von Temesvary hem. „Je kunt niet verlangen, dat ze bij de eerste film de kwaliteiten vertoont van een geroutineerde filmster. Maar ze heeft de gratie van het oorspronkelijke, het onschuldige „Mijnheer Von Temesvary," wierp de regisseur tegen, „wij draaien deze film op uw verantwoording. Wij hebben, wat deze glansrijke verdediging betreft, niets meer te zeggen. De critiek zal het wel uitmaken . . ." Ilonka keek op de klok. De filmopnamen schenen eindeloos te duren. Ze beefde van woede. Graaf Almassy had beloofd tusschen drie en vier op te bellen. Het was nu al over half drie en zij stond nog altijd voor die akelige Jupiterlampen. De gedachte het telefoongesprek mis te loopen, bracht haar heelemaal van de wijs; haar zenuwen raakten zoo gespannen, dat zij met een luiden kreet en hysterisch gelach voor het prachtig gebouwde Castiliaansche kasteel ineen zonk. „Hysterische zenuwinstorting," constateerde Albert Hanssen koel. „Hangt waarschijnlijk samen met dat onderonsje met dien oplichter. Die man perst haar zeker geld af. Nu, dat kan mooi worden . ." De regisseur probeerde vergeefs Ilonka te bedaren. „Laat haar toch met rust," zei Albert Hanssen, „dat helpt toch niet. Wij kunnen de opnamen beter afbreken voor vandaag. Je ziet toch, dat juffrouw Dorosch overspannen is." „Hoe raak ik haar in vredesnaam kwijt?" dacht de regisseur. „Alles is beter dan zij." „Het teste is, dat we den Spaanschen kapper laten komen," ried Hanssen. „Een toreador, die het met stieren klaarspeelt, zal haar wel tot rede brengen." Een medelijdende figurante had Ilonka een glas water gebracht, waarop zij langzaam weer bijkwam.
(Koralle)
,.fleht u last rnn mijn hoed?" — ,I\een!" (Komll,-)
..Voor vandaag breken wij de opnamen af." beval de regisseur. ,,U kunt wel naar huis gaan." En zonder zich verder om Ilonka te bekommeren, verdween hij achter den steiger van het Castiliaansche kasteel. ,,Nru. wat is er aan de hand? Liefdesverdriet?" zei Hanssen huichelachtig: ..Heeft hij u in den steek gelaten?" ..Wie?" siste Ilonka. ..Als ik u een raad mag geven juffrouw Dorosoh, wees voorzichtig met donkeroogige, elegante jonge graven! Dat geeft complicaties." Ilonka had haar tranen afgedroogd. Zonder zich af te schminken trok zij in haar kleedkamer het filmcostuum uit en haar jurk aan. Ze liep naar den uitgang. Mila's wagen was nergens te zien. ,,Een taxi!" gilde Ilonka, ,,ik moet dringend naar huis." De portier rende naar de telefoon. ,,Binnen vijf minuten komt er een!" De klok wees drie uur aan. „Ontzettend," dacht Ilonka. „Hij heeft natuurlijk opgebeld en ik was niet thuis. Ik zal nooit meer iets van hem hoeren, ik zal hem nooit terugzien." Ze zag een taxi aankomen en sprong in den wagen. „Vlug, vlug, het is zeer dringend." De wagen reed in een razend tempo, bijna veroorzaakten ze een botsing. Om kwart over vier was ze thuis. Juffrouw Zoltan was er niet. Het kamermeisje, dat ze van Mila Coraly overgenomen had, reikte haar een briefje. „Het modehuis Fekete heeft opgebeld. Ik heb gezegd, dat de juffrouw Rtwy's moeder keek verbaasd naar Rosy's nieuwe japon . . . (Teekening FUf Westendor-p)
STATIONS-KOFFIEHUIS Leo v. d. Have
Verzorgde dag- en avondschotels STATIONSPLEIN 12 HAARLEM UTRECHT
^rAI A „DE ZEVENDE JONGEN" ^\*ML/\
TOEGANG BOVEN 18 JAAR
niet thuis was, maar het schijnen opdringerige menschen te zijn. De heer zei, dat hij over een half uur weer zou opbellen." Ilonka ademde verlicht op. Gelukkig, hij zou nog eens opbellen. Zij zou'hem terugzien! HOOFDSTUK XII. Rosy was precies op tijd aan het gerechtshof, elegant gekleed. Het was haar zichtbaar onaangenaam Tibor te ontmoeten. Zij had Tibor wegens kwaadwillige^verlating aangeklaagd en zij was er alleen maar bang voor, dat Tibor deze aanklacht zou bestrijden. Ze bereidde verschillende antwoorden voor, Tibor zat recht tegenover haar. Zij monsterde verbaasd zijn gestalte. Wat was hij veranderd! Hij droeg een elegant nieuw pak. dat ze niet kende, en hij gaf vrijwillig toe, dat hij Rosy moedwillig verlaten had. „Jawel, edelachtbare," hoorde ze zijn tevreden stem. „Ik heb 'haar moedwillig verlaten. Jawel, edelachtbare, ik ben haar zelfs ontrouw geweest. Jawel, edelachtbare, mijn vrouw heeft volkomen gelijk. Jawel, edelachtbare . ." Bij ieder „ja" werd Rosy zenuwachtiger. Ze voelde zich diep gekrenkt door zijn onverschillige houding. Hij verwaardigde haar met geen blik en vermeed, dat zij hem direct kon aanspreken. „Hij moet ergens een baan hebben," dacht zij. De rechter sprak de scheiding uit en Tibor verliet als eerste de rechtzaal. Hij had niet eens een groet voor haar over. „Ik ben vrij," jubelde het in zijn hart en hij verwonderde zioh erover, dat zijn liefde voor de eens zoo vurig verlangde Rosy verdwenen was zonder een spoor achter te laten. Hij zag de heldere oogen van Angelika voor zich, en „als het bij de film verder niet lukt vind ik wel iets anders", dacht hij. Rosy's moeder 'keek verbaasd naar Rosy's nieuwe japon. „Waar haal je het geld toch vandaan, kind?" vroeg ze aan haar dochter. „Dat heeft je toch zeker twintig pengö gekost. . ." Ze schudde haar hoofd. „De heele straat spreekt over je . . ." „Als je niet ophoudt met dat kleinburgerlijke gevit, verlaat ik op slag jullie huis! Ik heb er genoeg van als een zuigeling behandeld te worden! Ik weet zelf het beste, wat ik moet doen en laten. Ik laat me niet op mijn kop zitten!" „Treurig," mompelde haar moeder voor zichzelf. „Daar voed je je heele leven lang je dochter op en als je haar een weigemeenden raad geeft, krijg je niets-als schimpscheuten te hooren."
(Slot vin bh. 2) kunstbeoordeelaars, die een adaptatie uit den booze acht. Een der vurigste bestrijders van Pierre Erondaie's meening is een Nederlander, Richard Elton. Hij schreef: „Wij missen in 'het dramatische aftreksel de inspiratie, de vonk, die tot sdhrijven dwong, de geniale gedachte. Het heeft den smaak, den geur en de kleur van het origineel; het geeft ons een beetje, waar wij de volle maat zouden wenschen; het geeft ons fragmenten, waar alleen het ongerepte geheel ons ten volle tevredenheid kan schenken." Elton besluit met de bewering, dat degene, die een kort verhaal dramatiseert, een eigen huis op den grond van een ander bouwt; doch wie van een boek een tooneelstuk of een film maakt, breekt 'het groote huis van zijn buurman zoover af, tot het klein genoeg is om er zelf in te gaan wonen . . . Ook voor deze theorie is veel te zeggen. Na kennisneming van de opinies der beide partijen, kom ik echter tot een eenvoudige conclusie. Zij is deze: Voor het schrijven van een roman worden gansch andere eischen gesteld dan voor een tooneelstuk of voor een film. Zeer uiteenloopende eischen zelfs. Wanneer dus iemand kans ziet uit een tooneelstuk of uit een roman een film te vervaardigen, dan deugt of de roman of het tooneelstuk óf de film als zoodanig niet! HANS VAN DE WALL.
Ondernemingsbelasting, Vennootschapsbelasting en Vennootschaps-vermogensbelasting zullen uitvoerig worden toegelicht door den fiscalen medewerker van het weekblad ,,de Zakenwereld" in
DRIE NIEUWE BELASTINGEN OP HET BEDRIJF 1942 Daar de oHlcieele leidraad bij de Ondememlngsbelastincj dezer dagen gepubliceerd werd, terwijl d^e bij de twee andere belastingen nog eenigen tijd op zich kunnen do^n wachten, is len gerieve van belanghebbenden, reeds afzonderlijk
VERSCHENEN Deeltje I:
DE ONDERNEMINGSBELASTING Voor elk bedrijf zal deze brochure onmisbaar blijken. Leidraad en uitvoeringsresoluties werden er in verwerkt tot één vlot leesbaar geheel, terwijl de officieele tekst van de Verordening werd opgenomen. Twee voor de belastingberekening geheel verschillende gevallen werden als voorbeeld uitgewerkt. PRIJS van deel 1 afzonderlijk: I 0.75. De prijs van Deeltje II „De Vennootschapsbelastingen" zal \ 1 50 bedragen. Bestelt men beide deeltjes thans gezamenlijk — toezending geschiedt uiteraard dadelijk na verschijning van elk deeltje — dan bedraagt de prijs f 1.90. Bestelt, wegens beperkte oplage, omgaand bij uw boekhandel of door overschrijving van ( O 75 (voor deel I) ol I 1 ,90 (voor beide deeltjes) op postgiro 78676 van N.V. Ned. Uitg. „Opbouw", P. Poterstraat 4, Amsterdam-Z. (onder vermelding op het girostrookje van het gewenschte).
(Wordi vevvolüd) 23 CINEMA & THEATER - (nr. 28)
22
(nr. 28) - CINEMA &• THEATER
(Slot van hh. 15) dank zij het niet minder fraai, plastisch overwogen spel van Dio Huysmans als de Ridder, werd het een zeer geslaagde vertooning. Hooykaas voegde als de warandehuedere aan het geheel den komischen noot toe, terwijl Kommer Kleyn den Reinout vertolkte. Het was, naar men aanneemt, in de middeleeuwen gewoonte om op de vertooning van een abel spel, een sotternie of klucht te laten volgen. Ook deze traditie hebben de Ghesellen van den Spele geëerbiedigd. Zoo werd dan de Buskenblazer als nastukje gespeeld. De tegenstelling was wel heel groot. Na de „hoofsche taal" van de ridderpoëzie, het rauwe realisme van den middeleeuwschen volksmond! Een simpel, haast al te simpel geval, maar van een aardige typeering, en een kostelijke versie. De spelers, Janny van Oogen, Kommer Kleyn(!), Dio Huysmans en Ad. Hooykaas hebben zich prachtig laten gaan, en een vertooning gegeven, die in schilderachtigheid en levenskracht aan de tafereelen van den Boeren-Brueghel deed denken. De vraag is opgeworpen, of de stemmige Kloosterhof wel een geschikte omgeving voor deze platte boertigheid was. Wie deze vraag stelt, en haar uit een stijloogpunt ontkennend wil beantwoorden, vergeet, dunkt mij, dat de Gothiek vol is van realistische volkselementen, — zie naar de groteske waterspuwers etc. — en dat niemand, ook de strengste geestelijke niet, daaraan aanstoot kon of wilde nemen. C. A. SCHILP
c
^ V ^ V^| C
II
**
Leidscheplein - AMSTERDAM - naast City
€ A K A M E JL Li A werd door den bekenden architect A. Kleykamp in een echt Spaansch cabaret omgetooverd en is thans
■I ER Ol* E MIK Wij engageerden het bekende
(^^slicnte -Orel; est >?
n
(8 personen) onder leiding van
Joop de Mol en Eddy €hristiaiii, bekend door radio, film en revue Bovendien optreden door voortreffelijke artisten
Als bijzondere attractie:
Guus Brox, „de Nederlandsche (irock" „Bitteruur" van 5 uur af. Alle soorten jonge en oude genever tegen billijke prijzen Dagelijks van 4-6 uur Thee-cabaret
STOOP's AMUSEMENTSBEDRIJVEN
RAADSEL-VARIETE Oplossingen der onderstaande opgaven zende men — liefst op een briefkaart — uiterlijk 31 Juli a.s. aan den ,,Raadsel-regisseur", Redactie „Cinema & Theater", Paulus Potterstraat 4, Amsterdam-Z. Op de adreszijde te vermelden;
„Raadsel-
variété 31 Juli". Onder de inzenders van oplossingen van ten minste twee der drie opgaven worden verloot: een hoofdprijs van ƒ2.50 en vijf van ƒ I.—.
TOOVERDRIEHOEK 1
2
3
■H
5
6
2. 3 ■H
5
FILM-INVULRAADSEL Van
buiten
woorden
naar
6
binnen
in te vullen — alle
eindigend op n — van de volgende beteekenis : droefheidsuitingen ; gescheiden ; soezen ; vuur aanleggen : geldstuk (meerv. ) ; hulp verleenen : iedereen ; met naald en draad bewerken ; II. schreien ; 1 o. lieden van adel ; 1 1. begin van den dag ; 1 2. wettig verklaren ; 13. zich te voet voortbewegen; 14. als een echo nazeggen; 1 5. snort hechten ; 1 6, adem halen ; 1 7. van aardewerk ; 15. bederven ; 1 o. te niet doen ; ju. kern van een ei. Op de buitenste punten, van 1 t/m 20
Van links naar rechts en van boven naar beneden moeten dezelfde woorden worden ingevuld, welke de volgende beleekenissen hebben ; 1. naam van een niet lang geleden in ons blad besproken Italiaansche film; 2. iets wat men zich voorstelt als liet hoogste doel ; 3. serie ; 4. groote zware bijl met langen steel, gebruikt bij het vellen van boomen ; 5. kopje (Zuidnederl.) ; 6. lengtemaat.
I. j. 3. 4. 5. 6. 7. S.
OPLOSSINGEN van 10 Juli (uit nr. 25)
leest men den naam van een l'fa-film, die wij onlangs in ons Mad besproken hebben.
FILMSTER-HEKWERKRAADSEL \'ertwaal: iets zoo ondersteunen, dat het niet kan vallen ; schoone jongeling in de Grieksche mythologie ; in slaap zij n ; zuinig omgaan met ; slangvormige, visch ; vervelend ; In de horizontale reeks vakjes leest men bij goede invulling den naam van een filmster, Te gebruiken letters: a. a. a, a. a. a. c. d. d. e. e. e. e, f. g. g. g, i, i. i, k. 1, 1, 1, n, n, 11, n. n, o. o, p, p, p, r, r, r. s, s, s. u.
Kruhïvoordraadsel: Horizontaal; 2, eruptie; 10. afluisteren; 13. tik; 14. gld. ; 15. ia; 16. ee ; 17. esp; 18. mgr. ; 19. Hob; 21. web; 23. Rudolf /'rack: 28. adelaar; 29. Carel ; 30. staak; 31. er; 33. sa; 34. ton; 35. rit; 36. non. — Verticaal; 1. natie; 2. elk; 3. ru ; 4. ui; 5. p. s. ; 6. t. t. ; 7. ie ; 8. erg ; 9. onder; 11. fiasco; 12. elegie; 19. berucht; 20. bedaren; 21. waaraan; 22. bekijken; 2312. oder; 24. lel; 25. fl. ; 26. pas; 27. rats; 32. mi. Omzctraadsel: Lil Dagover, Willy Forst. Ilse Werner. Zarah Leander, Heinz Rühmann. Filmster-letterraadsel: Lectuur; verhoor; niet; valies; acteur; donder; nanoen; illustratie. — Corinne Luchaire en Osvaldo Valenti in „Verlaten".
PRIJSWINNAARS Hoofdprijs; L. L. te Mill. Troostprijzen: mej. J. I'. te Amsterdam; mej. (1. de G. te Amsterdam ; C. G. v. S. te Rotterdam; A. M. G. te Leiden; E. J. 1'. te Zandvoort.
Het weekblad „Cinema & Theater" verschijnt des Vrijdags. — Wnd. Hoofdredacteur: P. van der Lelie — Chef van Dienst en verantwoordelijk voor dit nummer: Joh. T. Hulsekamp, Amsterdam. — Verantwoordelijk voor de advertenties: R. M. A. Ausems, Utrecht. — Uitgave der N.V. Nederlandsche Uitgeverij „Opbouw", Paulus Potterstraat 4, AmsterdamZuid. (P1083). — Druk der N.V. Drukkerij Elsevier, Van Ostadestraat 233, Amsterdam-Zuid. (K199). Telefoon: Directie en Administratie 21511, Redactie 21424. Amsterdam. — Postgirorekening no. 78676. — Advertentietarieven op aanvrage verkrijgbaar bij de administratie. — Prijs der losse nummers 15 cents. Abonnementsprijs franco per post ƒ 6.50 per jaar, ƒ 3.25 per half jaar, ƒ 1.62i per kwartaal, bij vooruitbetaling; In plaatsen, waar bezorgers zijn gevestigd, desgewenscht 12i cents per week. Abonnementen worden stilzwijgend telkens voor een kwartaal verlengd, indien niet twee weken vóór afloop schriftelijke opzegging is ontvangen. (Prijsverhooging toegestaan bij brief van 23 Maart 1942, no. 1017 P.R. van het Rijksbureau voor de Grafische Industrie.) — Nadruk alleen toegestaan voor korte gedeelten, mits met bronvermelding. — Bij ongevraagde bijdragen sluite men retourporto (zoo mogelijk een geadresseerde en gefrankeerde enveloppe) in. — Alle bijdragen, foto's, teekeningen en redactioneele correspondentie, zonder vermelding van persoonsnamen, te richten aan de Redactie, abonnementsopgaven en andere administratieve correspondentie aan de Administratie van Het Weekblad „Cinema & Theater", Paulus Potterstraat 4, Amsterdam-Zuid.
F 1083/4
CINEMA & THEATER
Nr. 28
17 JULI ii)42