EERSTE GRAAD B-STROOM BVL BEROEPENVELD VERZORGING – VOEDING
VAKKEN
TV VOEDING 1 U/WEEK
TV VERZORGING 1U/WEEK
PV PRAKTISCHE OEF VOEDING 4U/WEEK
PV PRAKTISCHE OEF VERZORGING 3U/WEEK
VV - v / VV - f
99007 (vervangt D/1989/4244/20)
1
Inhoudstafel
1.
Lessentabel
2
2.
Beginsituatie
3
2.1. 2.2.
Toelatingsvoorwaarden Profiel van de leerlingen(groep)
3 3
3.
Algemene doelstellingen
4
4.
Pedagogisch-didactische wenken en middelen
5
5.
Leerinhouden, leerplandoelstellingen en pedagogisch-didactische wenken
9
5.1. 5.2. 5.3. 5.4.
PV - Praktische oefeningen voeding PV - Praktische oefeningen verzorging TV - Voeding TV - Verzorgingstechnieken
9 13 17 21
6.
Evaluatie
26
6.1. 6.2.
Dagelijks werk Examens
26 27
7.
Minimale materiële vereisten
28
7.1. 7.2. 7.3.
Praktische oefeningen voeding Praktische oefeningen verzorging TV voeding en verzorgingstechnieken
28 29 29
8.
Bibliografie
30
8.1. 8.2. 8.3.
Boeken/brochures Videobanden Softwarepakketten
30 31 31
2
1. Lessentabel Basisvorming: 16 uur Godsdienst/Niet-confessionele zedenleer Nederlands Frans Wiskunde Aardrijkskunde Geschiedenis Natuurwetenschappen Plastische opvoeding Lichamelijke opvoeding
2 3 2 2 1 1 1 1 3
AV AV AV AV AV AV AV AV AV
Voeding
1
TV
Verzorgingstechnieken
1
TV
Praktische oefeningen voeding
4
PV
Praktische oefeningen verzorging
3
PV
Beroepenveld voeding-verzorging: 9 uur
3
2. Beginsituatie 2.1. Toelatingsvoorwaarden Tot het beroepsvoorbereidend leerjaar worden volgende leerlingen toegelaten: • de leerlingen die het eerst leerjaar A, het eerste leerjaar B of het eerste leerjaar B variant hebben beëindigd (dus niet noodzakelijk met vrucht); • de regelmatige leerlingen van het buitengewoon secundair onderwijs, onder de volgende voorwaarden: a) gunstig én gemotiveerd advies van de toelatingsklasseraad; b) beslissing van de Gemeenschapsminister van Onderwijs of zijn gemachtigde op aanvraag van de directeur van de betrokken instelling voor voltijds secundair onderwijs.
2.2. Profiel van de leerlingen(groep) De leerlingen zijn sterk concreet georiënteerd als gevolg van hun interesse voor een beroepenveld. Ze zijn aangewezen op een meer op de praktijk afgestemde opleiding waarvoor geen voorkennis vereist is. De groepen zijn over het algemeen heterogeen samengesteld. Er worden grote verschillen vastgesteld wat het schoolverleden, de leermogelijkheden, de motorische vaardigheden en de kalenderleeftijd betreft. Het B.V.L. moet daarom vooral als een “onthaal- en initiatiejaar” worden bekeken.
4
3. Algemene doelstellingen Als gevolg van de heterogeniteit van de leerlingengroep dienen we veel aandacht aan de goede opvang van de leerlingen te besteden. Omwille van de interesse, de aanleg en de mogelijkheden van de leerlingen dienen we de opleiding af te stemmen op een praktische benadering van de leerinhouden. De leerstof is niet zozeer belangrijk in functie van het verwerven van “kennis”, maar ze is wel een middel tot het aanleren van een goede werkmethode en werkwijze en tot attitudevorming. De leerinhouden beogen een volwaardige bijdrage tot de totale persoonlijkheidsontplooiing van de leerlingen. De drie componenten van de persoonlijkheidsvorming worden evenwichtig opgenomen en uitgewerkt, namelijk: - de psychomotorische component; - de dynamisch-affectieve component; - de cognitieve component. We streven bij de leerlingen dus zowel het verwerven van kennis en vaardigheden als het integreren van attitudes na. Ook het stimuleren van de creativiteit, het aanpassingsvermogen, de onderlinge samenwerking en de verantwoordelijkheidszin van de leerlingen verdienen in die zin de nodige aandacht. In functie hiervan worden de leerlingen geïnitieerd in het vakgebied zonder een echte beroepsvorming te bewerkstelligen, maar met de bedoeling hen zo juist mogelijk te oriënteren. Deze algemene doelstellingen worden enerzijds gerealiseerd via de vakgebonden ontwikkelingsdoelen en anderzijds via de vakoverschrijdende ontwikkelingsdoelen van de eerste graad van het secundair onderwijs. • Als vakgebonden ontwikkelingsdoelen dienen de leerlingen op het einde van het B.V.L. het volgende verworven te hebben: a) grondstoffen en toebehoren vermeld in het leerplan herkennen, verwerken en bewerken tot voor consumptie geschikte gerechten; b) het nodige gereedschap gebruiken en weten te onderhouden; c) veiligheidsnormen met betrekking tot de gebruikte gereedschappen en apparatuur naleven; d) rekening houden met orde, netheid en hygiëne zowel wat de kledij, de uitrusting als de werkmethode betreft. De specifieke vakgebonden ontwikkelingsdoelen worden uitgewerkt via de leerinhouden in het leerplan. • Als bijdrage tot de realisatie van de vakoverschrijdende ontwikkelingsdoelen, besteden we tijdens de lessen voortdurend aandacht aan volgende aspecten: a) Leren leren VL1 - VL3 - VL5 - VL6 - VL10 - VL11 - VL12; b) Sociale vaardigheden VS2 - VS3 - VS4 - VS5 - VS7 - VS10 - VS12 - VS13; c) Opvoeden tot burgerzin VB1 - VB2 - VB5 - VB8; d) Gezondheidseducatie VG1 - VG2 - VG4 - VG5 - VG7 - VG9 - VG12 - VG13 - VG14; e) Milieueducatie VM1 - VM2 - VM3 - VM6 - VM9 - VM10 - VM11. (zie B.V.R. tot bepaling van de eindtermen en ontwikkelingsdoelen van de eerste graad S.O., in beginsel in elke school aanwezig)
5
4. Pedagogisch-didactische wenken en middelen ¾ Uitgangspunt De wijze waarop de leerinhouden in het B.V.L. worden aangebracht (namelijk uitdrukkelijk gerelateerd aan de praktijk), is van fundamenteel belang. Om aan te sluiten bij het profiel van een doorsnee beroepsleerling, dienen we ons voldoende bewust te zijn van de typische kenmerken van deze leerlingengroep, namelijk: - concrete en praktische gerichtheid; - grote affectieve en emotionele ingesteldheid en spontaniteit. Dergelijke leerlingen veronderstellen een specifieke pedagogische aanpak. • Leerlinggericht i.p.v. leerstofgericht werken in herkenbare situaties. De leerlingen moeten “positieve ervaringen” kunnen opdoen opdat zij tot “echt leren” zouden komen. • Kennis en inzicht worden vanuit het praktisch handelen bijgebracht. Dit veronderstelt geïntegreerd onderwijs. • De leerinhouden moeten op een eenvoudige en aangename manier worden aangebracht via aanschouwelijke en motiverende leerstof waarbij vanuit de zintuigelijke waarneming vertrokken wordt. Dit veronderstelt aanschouwelijk onderwijs. • Een eenvoudige, hygiënische, veilige en verantwoorde werkmethode wordt aangeleerd o.m. via een stapsgewijze demonstratie van nieuwe handelingsgerichte vaardigheden. Een goed bordplan en een visuele voorstelling van werkschema’s zijn voor de leerling eveneens een steun voor het verloop van de werkmethode. Dit veronderstelt gestructureerd onderwijs. • Er dient gestreefd naar een zo groot mogelijke zelfactiviteit van de leerlingen: zelf waarnemen, zelf denken, zelf uitvoeren, waar mogelijk in overleg met elkaar. Dit veronderstelt interactief onderwijs. • Een realisatie of zorgsituatie moet vanuit een systematische probleemaanpak en aansluitend vanuit het technologisch denkproces worden benaderd, t.t.z.: - informatie verzamelen; - vanuit deze gegevens conclusies trekken, kiezen, beslissen, en een (zorg)plan opstellen; - aan de hand van het plan het zorgproces uitvoeren; - het zorgproces en de wijze van probleemoplossing evalueren en bijsturen. Dit veronderstelt probleemoplossend onderwijs. • Het verdient de voorkeur om naar een thematische aanpak binnen de praktische oefeningen te streven, dit veronderstelt thematisch onderwijs. • Kennismaking met concrete arbeidssituaties verdient aanbeveling.
¾ Organisatie Bovenstaand uitgangspunt vereist zowel van het lerarenteam als van de schoolorganisatie een flexibele organisatie van het onderwijsleerproces. • Het technische vak vormt één geheel met het praktijkvak. Daarom worden beide vakken in principe door dezelfde leerkracht gegeven. • In het lessenrooster dient het technisch vak het praktijkvak vooraf te gaan zodat beide vakken, zowel organisatorisch als inhoudelijk, goed op elkaar worden afgestemd. Het is daarom ook aan te bevelen om de negen lesuren in “blokvorm” te voorzien, met een minimum van twee en een maximum van vijf opeenvolgende lesuren gespreid over twee of drie lesdagen per week.
6
• De leerinhouden worden volgens de mogelijkheden thematisch aangepakt. De uitwerking van een project, in overleg met de collega’s A.V., schept andere vormingskansen voor de leerlingen. Daarom wordt minimum één goed voorbereid project gerealiseerd. • Om de vakoverschrijdende ontwikkelingsdoelen van de eerste graad secundair onderwijs (B.V.R., d.d. 20-06-1996) na te streven, kunnen bepaalde leerstofitems uit het leerplan nadrukkelijk worden geselecteerd om als vakoverschrijdend te worden benaderd. Volgens de plaats die vakoverschrijdend leren krijgt in het pedagogisch schoolprofiel van het schoolwerkplan (SWP) kan dit op verschillende wijzen gebeuren: 1. integratie binnen het vak; 2. multidisciplinaire benadering: gezamenlijk thema binnen een beperkt aantal vakken (thematisch onderwijs); 3. interdisciplinaire benadering: doortrekken van de vakken en werken met een alternatief roostersysteem (projectonderwijs); 4. transdisciplinaire benadering: integratie in het hele schoolgebeuren. • Bij de opmaak van het jaarplan wordt rekening gehouden met het reële lessenrooster, t.t.z. met de wijze waarop de negen lesuren in het rooster voorkomen. Een jaarplan is immers een planningsdocument dat de leerinhouden over 25 tot 28 lesweken verdeelt. Het niet noodzakelijk om de volgorde van de leerinhouden zoals aangegeven in dit leerplan op een identieke manier in het jaarplan over te nemen en vervolgens in analoge lesonderwerpen om te zetten. Het geheel van de leerinhouden m.b.t. PV en TV wordt aangebracht via de uitwerking van thema’s, de behandeling van eenvoudige oefeningen en het realiseren van eenvoudige zorgsituaties. Dit zal enerzijds toelaten om de diverse aspecten van PV en TV op een gecoördineerde manier aan te bieden en anderzijds om de realiteit van het studiegebied, inzonderheid van de studierichting “verzorging - voeding”, zoveel mogelijk te benaderen. In het jaarplan is het wenselijk om toch een aantal lesuren voor onvoorziene omstandigheden voor te behouden. Deze kunnen ook voor uitbreiding of verdieping van de leerinhouden worden aangewend. • Op geregelde en bij het begin van het schooljaar vastgelegde tijdstippen, worden vakgroepvergaderingen georganiseerd. Het minimum aantal vergaderingen per schooljaar bedraagt drie, bij voorkeur wordt maandelijks vergaderd. De besproken punten resulteren in een schriftelijk verslag, de gemaakte afspraken worden door alle betrokkenen opgevolgd. Tijdens deze vergaderingen kunnen o.m. volgende onderwerpen aan bod komen: - opmaken van de jaarplannen; - vastleggen van prioriteiten bij het concretiseren van het leerplan; - toepassen van binnenklasdifferentiatie; - organiseren van individuele remediëring bij leerachterstanden; - gebruikmaken van uniforme vakterminologie; - bepalen van inhoud en structuur van de leerlingencursus; - afstemmen van de meest geschikte didactische werkvorm op de leerinhoud; - integreren van attitudinale aspecten; - evalueren van attitudes; - organiseren van individuele remediëring bij leerachterstanden; - opmaken van evaluatievragen; - bepalen van evaluatiecriteria en hun onderlinge verhouding; - inrichten en gebruiken van de vaklokalen; - opstellen van werkplaatsreglement; - voorbereiden van de activiteiten voor de opendeurdag; - deelnemen aan vakoverschrijdende projecten, wedstrijden, …
7
¾ Rol van de leraar De voorbeeldfunctie van de leraar is een belangrijke didactische ondersteuning. Hij zal nauwkeurigheid nastreven, zin voor veiligheid en hygiëne tonen, een verzorgde taal gebruiken en correct optreden. De leraar is als het ware de vakman die zijn kennis en vaardigheden in optimale omstandigheden wil doorgeven aan de leerlingen. Wanneer hij vanuit een positieve houding met hen samenwerkt, zal zijn voorbeeldgedrag nog sterker op hen inwerken. Het werk van de leerlingen (individueel of in groep) vereist voldoende aandacht. Niet enkel het bekomen resultaat is belangrijk maar ook de inzet, het doorzettingsvermogen, de zin voor detail en samenwerking. De leraar zal zich bijgevolg niet vastpinnen op deelaspecten, maar een evaluatie uitvoeren die betrekking heeft op “het globale”. Afhankelijk van de situatie dienen fouten individueel of klassikaal besproken te worden, bij voorkeur onder de vorm van positieve feedback. Remediëringsopdrachten maken integraal deel uit van de opleiding en vorming.
¾ Didactische werkvormen Het is van fundamenteel belang om vanuit de praktijk naar de theorie te werken. De praktijk is hoofdzakelijk gericht op een kennismaking met diverse beroepsaspecten en mogelijkheden. Vanuit dit oogpunt worden de basistechnieken bijgebracht, doch zij dienen niet tenvolle beheerst te zijn. De nadruk wordt ook gelegd op de verschillende werkwijzen, het gebruik van het juiste materiaal en materieel. De nazorg zoals o.m. het onderhoud van het materieel, de apparatuur en de omgeving wordt systematisch aangepakt en via gedifferentieerde opdrachten herhaald en ingeoefend. Opdat de leerlingen zoveel mogelijk succeservaringen zouden opdoen, worden de opdrachten in deelproblemen opgesplitst en aangeboden. Uiteraard wordt rekening gehouden met het niveau van de leerlingengroep en stijgt de moeilijkheidsgraad van de opdrachten en deelopdrachten. In functie van de leerinhoud wisselen volgende didactische werkvormen elkaar af: - brainstormen; - uitleg geven; - demonstratie; - proefondervindelijke studie; - vergelijkende studie; - observatie; - kringgesprek; - pedagogisch-didactische uitstappen; - individuele en groepsopdrachten; -… De leraar dient constant uit de vele soorten werkvormen de meest relevante keuze te maken. Hierbij kan hij zich door een aantal factoren laten leiden: - de aard van de doelstellingen; - het beoogde leerproces; - de vertrouwdheid van de leerlingen met een bepaalde werkvorm; - de bekwaamheid van de leerkracht m.b.t. een bepaalde werkvorm; - de materiële voorwaarden; - de financiële middelen; - de organisatorische voorwaarden; -… De werkvormen kunnen op een continuüm geplaatst worden van sterk leraargestuurd naar sterk leerlinggestuurd. Beide accenten kunnen doorheen het schooljaar in eenzelfde klas aan bod komen. In het eerste geval gaat het om breed uitgewerkte opdrachten waarbij de leraar eveneens kansen biedt tot zelfwerkzaamheid van de leerlingen. Aan het andere uiterste liggen activiteiten waarbij de leerlingen verregaand zelf plannen, uitvoeren en evalueren. Met het oog op het leggen van verbanden, het formuleren van besluiten, het duiden van inzichten, … worden deze werkvormen steeds door individuele of klassikale besprekingen gevolgd. 8
¾ Media Het gebruik van media is noodzakelijk ter ondersteuning van het onderwijsleerproces. We denken hierbij o.m. aan: - didactische wandplaten en posters; - video’s; - dia’s; - afbeeldingen en foto’s; - cd-rom; - transparanten (o.m. met schema’s uit de vakliteratuur); - multimedia, … Een passende keuze en een goed gebruik van media maakt deel uit van de professionaliteit van leraren; de onderwijskwaliteit kan ermee vergroot worden. Ook bij de keuze van de media zal met een aantal factoren rekening worden gehouden: - de aangepastheid aan de doelstellingen; - de relevantie voor de leerinhoud; - de flexibiliteit bij voorbereiding en gebruik; - de organisatorische voorwaarden, … Media worden niet zonder meer ingeschakeld in het onderwijsleerproces, maar wel met het oog op de mogelijkheid tot verwerkingsactiviteiten van de leerlingen.
9
5. Leerinhouden, leerplandoelstellingen en pedagogisch-didactische wenken 5.1. PV - Praktische oefeningen voeding LEERINHOUDEN
I. ZORG VOOR DE VOEDING 1. Kennismaking met de keuken 1.1. Plaats en schikking van: - materiaal - materieel - apparatuur 1.2. Veiligheid en hygiëne
1.3. Werkorganisatie
2. Het ontbijt 2.1. Benodigdheden (materiaal/materieel)
LEERPLANDOELSTELLINGEN
• De keukenuitrusting kennen en vlot kunnen gebruiken.
• De elementaire regels van veiligheid en hygiëne kunnen toepassen. • De elementaire regels van een efficiënte werkorganisatie kunnen toepassen.
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN
Volgende hulpmiddelen kunnen gebruikt worden: - inventaris (vaste plaats van het materiaal, materieel en apparaten); - werkplaatsreglement. De regels praktisch benaderen. De bedoeling bestaat erin dat de elementaire voorshriften inzake veiligheid, hygiëne en werkorganisatie worden toegepast bij elke praktijkoefening, zowel bij de voorbereiding, de bereiding als bij de nazorg.
• Een variatie van gezonde ontbijten kunnen samenstellen rekening houdend met omstandigheden.
De verschillende deeltaken logisch plannen.
2.2. Boodschappenlijst opstellen
• Een eenvoudige boodschappenlijst kunnen opstellen.
2.3. Inkopen
• Inzien dat verantwoord inkopen doen, veel kennis en alertheid vergt.
Didactische uitstap: klassikaal de voedingswaren voor een ontbijt aankopen of simulatie-oefeningen doen. Aandacht besteden aan de ontwikkeling van een verantwoord consumentengedrag.
2.4. Ontbijttafel dekken
• In functie van de samenstelling van het ontbijt een aangepaste tafel kunnen dekken.
Tafelbekleding, uitrusting en decoratie aanpassen aan de samenstelling van het ontbijt.
10
2.5. Verschillende soorten ontbijt bereiden • Bereidingstechnieken: - besmeren - schillen/pellen - snijden - mengen en oplossen - roeren - beleggen - koken - bakken in de pan - roosteren - schikken 2.6. Ontbijt presenteren
• Verschillende soorten ontbijten kunnen bereiden en presenteren.
Volgende ontbijten kunnen aanbod komen: - ontbijt met ontbijtgranen - licht ontbijt met brood, zoet beleg en melkdrank - ontbijt met verschillende soorten brood, hartig beleg en warme dranken - uitgebreid ontbijt (o.m. Engels of Duits ontbijt) - ontbijtbuffet
• Na gebruik het resultaat van het ontbijt evalueren, desgevallend oplossingen voor verbetering kunnen formuleren. Aandacht besteden aan goede tafelmanieren.
2.7. Ontbijt gebruiken
• De nazorg kunnen uitvoeren.
2.8. Nazorg
3. Het lunchpakket 3.1. Benodigdheden (materiaal/materieel)
3.2. Bereiden van lunchpakketten • Bereidingstechnieken: - reinigen - spoelen 3.3. Verpakken
De nazorg omvat de vaat doen en onderhoud van de keukenuitrusting.
• Een variatie aan gezonde lunchpakketten kunnen Als alternatief kan ook een picknick georganiseerd worden. samenstellen aangepast aan het seizoen en de omstandigheden. • Verschillende lunchpakketten kunnen bereiden. • Een lunchpakket in functie van de aard, optimaal kunnen verpakken.
3.4. Gebruiken
• Het resultaat van het gebruikte lunchpakket evalueren, desgevallend oplossingen voor verbeteringen formuleren.
3.5. Nazorg
• De nazorg kunnen uitvoeren.
Volgende lunchpakketten kunnen aan bod komen, al dan niet met aangepaste drank: - belegde boterhammen; - broodje met beleg en groeten/fruit; - slaatje met brood. Zie ook bereidingstechnieken ontbijt
11
4. Het avondmaal 4.1. Benodigdheden (materiaal/materieel)
• In functie van de omstandigheden een avondmaal kunnen samenstellen.
Benaderen vanuit zoveel mogelijke omstandigheden: o.m. etensresten, voorraad, budget, tijd, seizoen, dagmenu’s, …
• In functie van de samenstelling van het avondmaal een verzorgde tafel kunnen dekken.
Tafelbekleding, uitrusting en decoratie aanpassen aan de samenstelling van het avondmaal.
• Verschillende soorten avondmalen kunnen bereiden.
Resten zoveel mogelijk verwerken. Volgende avondmalen kunnen bereid worden: - rauwkostschotels; - eierbereidingen; - rijst- en deegwarenbereidingen.
4.2. Boodschappenlijst opstellen 4.3. Tafeldekken 4.4. Bereiden • Bereidingstechnieken: - hakken - raspen - afgieten/verlekken - emulsioneren - binden met zetmeel - gratineren - op smaak brengen • Werkorganisatie plannen 4.5. Presenteren
• Het resultaat van het gebruikte avondmaal evalueren, en indien nodig oplossingen voor verbetering formuleren.
4.6. Gebruiken 4.7. Nazorg
• Materieel en uitrusting verantwoord onderhouden.
5. Het middagmaal Aandacht besteden aan goede tafelmanieren. 5.1. Benodigdheden (materiaal/materieel)
5.2. Tafelzorg • Tafel versieren
• Verschillende eenvoudige middagmalen kunnen samenstellen. • In functie van de samenstelling van het middagmaal een verzorgde tafel kunnen dekken
Aandacht besteden aan het volwaardig middagmaal voor jongeren.
12
• Tafeldekken
5.3. Bereiden • Bereidingstechnieken uitbreiden met: - stomen - stoven - mixen • Werkorganisatie plannen
en versieren.
• Verschillende eenvoudige middagmalen op een rationele wijze kunnen bereiden.
Volgende bereidingen kunnen aan bod komen: - soepen; - eenvoudige aardappelbereiding; - bereide groenten; - eenvoudige vlees- of visbereiding.
5.4. Presenteren en opdienen
• De gerechten verzorgd en tijdig (temp.) kunnen opdienen.
5.5. Gebruiken
• Het resultaat van het gebruikte middagmaal evalueren, en indien nodig oplossingen voor verbetering formuleren.
“Zelfevaluatie” bij de leerlingen stimuleren.
• Materieel en uitrusting verantwoord onderhouden.
De hygiëne, orde en netheid permanent bewaken.
• Verschillende tussendoortjes kunnen samenstellen.
Volgende tussendoortjes kunnen aan bod komen: - koude en warme melkbereidingen; - koekjes, pannenkoeken, cake, …; - restverwerking o.m. verloren brood of broodpudding.
5.6. Nazorg
6. Tussendoortjes 6.1. Benodigdheden (materiaal/materieel) 6.2. Bereiden • Zoete tussendoortjes • Hartige tussendoortjes 6.3. Presenteren en gebruiken
• Zoete en hartige tussendoortjes kunnen bereiden. • Het resultaat van het gebruikte tussendoortje evalueren, en indien nodig oplossingen voor verbetering formuleren.
6.4. Nazorg • Keuken verzorgd achterlaten.
13
5.2. PV - Praktische oefeningen verzorging
LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN
I. ZORG VOOR WOON- EN LEEFOMGEVING 1. Zorg voor studeer-, ontspannings- en slaapruimte 1.1. Reinigingsproces kiezen m.b.t.: - dagelijkse zorg - wekelijkse onderhoud
• Inzien welke taken het dagelijks en het wekelijks reinigingsproces omvat.
Rekening houden met de leefgewoonten van de jongeren.
1.2. Reinigingsproces plannen m.b.t.: - dagelijkse zorg - wekelijkse onderhoud
• Het reinigingsproces kunnen inpassen in de dagelijkse activiteiten.
1.3. Reinigingsmiddelen kiezen
• In functie van de opdracht de gepaste reinigingsmiddelen kiezen.
Aandacht besteden aan het gebruik van milieusparende onderhoudsmiddelen.
• Het reinigingsproces kunnen uitvoeren.
Reinigen en onderhouden van o.m. stoel, werktafel, bureau, kast, …
1.4. Reinigingsproces uitvoeren m.b.t.: - dagelijkse zorg - wekelijkse onderhoud • Zorgtechnieken: - verluchten - ordenen - afvalbeheer - bed opmaken • Reinigingstechnieken: - stof- en vetvrij maken - spoelen - drogen - afwerken 1.5. Reinigingsproces evalueren 1.6. Nazorg
De belangrijkste materialen bespreken.
• Het resultaat van het reinigingsproces evalueren, en indien nodig oplossingen voor verbetering formuleren. • Materieel en uitrusting verantwoord onderhouden Tot de nazorg behoort: middelen reinigen en opbergen, producten afsluiten en veilig opbergen. en opbergen.
14
2. Zorg voor toiletruimte en -gerief 2.1. Reinigingsproces kiezen m.b.t.: - dagelijkse zorg - wekelijkse onderhoud
• Inzien welke taken het dagelijks en het wekelijks reinigingsproces omvatten.
2.2. Reinigingsproces plannen m.b.t.: - dagelijkse zorg - wekelijkse onderhoud
• Het reinigingsproces kunnen inpassen in de dagelijkse activiteiten/leven.
2.3. Reinigingsmiddelen kiezen
• In functie van de zorg de gepaste reinigingsmiddelen kiezen.
Aandacht besteden aan het gebruik van milieusparende onderhoudsmiddelen.
• Het dagelijks en wekelijks reinigingsproces van een toiletruimte kunnen uitvoeren.
Reinigen en onderhouden van o.m. toiletgerief, spiegel, lavabo, douchecel, …
2.4. Reinigingsproces uitvoeren m.b.t. - dagelijkse zorg - wekelijkse onderhoud • Zorgtechnieken: - verluchten - uitkloppen - ordenen - afvalbeheer
Rekening houden met de leefgewoonten van de jongeren.
De belangrijkste materialen bespreken.
• Reinigingstechnieken: - stof- en vetvrij maken - spoelen - drogen - glanzen - afwerken 2.5. Reinigingsproces evalueren
2.6. Nazorg
• Het resultaat van het reinigingsproces evalueren, en indien nodig oplossingen voor verbetering formuleren. • Materieel en uitrusting verantwoord onderhouden Tot de nazorg behoort: middelen reinigen en opbergen, producten afsluiten en veilig opbergen. en opbergen.
15
3. Zorg voor textiel: kast- en draagklaar maken 3.1. Reinigingsproces kiezen m.b.t.: - de vezel - de kleur - de aard van het stuk 3.2. Reinigingsproces plannen m.b.t.: - handwas - machinewas 3.3. Wasmiddelen kiezen
3.4. Reinigingsproces uitvoeren • Manueel en machinaal • Zorgtechnieken: - sorteren - voorbereiden (veel voorkomende vlekken) - wassen - spoelen - verzachten - drogen 3.5. Reinigingsproces evalueren
3.6. Nazorg
• Het reinigingsproces kunnen afstemmen op het textiel.
Rekening houden met de leefgewoonten van de jongeren.
• Het reinigingsproces kunnen plannen. • In functie van het textiel de meest geschikte wasmiddelen kiezen.
Aandacht besteden aan het gebruik van milieusparende onderhoudsmiddelen.
• Het reinigingsproces manueel en machinaal kunnen uitvoeren.
Wassen van o.m. bed-, bad- en keukenlinnen, sporten vrijetijdskledij. Kort de belangrijkste materialen bespreken.
• Het resultaat van het reinigingsproces evalueren, De leerlingen onder begeleiding laten aangeven hoe en indien nodig oplossingen voor verbetering bepaalde fouten en tekorten in het vervolg formuleren. vermeden kunnen worden. • Materieel verantwoord onderhouden en opbergen.
Tot de nazorg behoort: materieel en apparaten reinigen en opbergen, producten afsluiten en veilig opbergen.
16
II. ZORG VOOR HET WELZIJN 1. Lichaamshygiëne 1.1. Dagelijkse hygiëne • Handen wassen • Tanden poetsen • Neus, oren en ogen reinigen • Gelaat e.a. wassen/verzorgen • Haar kammen/verzorgen 1.2. Periodieke hygiëne • Douchen/baden • Haar wassen/verzorgen • Hand- en voetverzorging • Intieme hygiëne 1.3. In of na speciale omstandigheden • Handen wassen/ontsmetten • Kleine wonden verzorgen
2. Sfeer in de woning scheppen 2.1. Bloemen gebruiken • Boeketten schikken en verzorgen • Bloemstukjes opmaken en verzorgen • Bloemen drogen en verwerken 2.2. Planten verzorgen • Afstoffen • Gieten • Voeden 2.3. Kruidenassortiment aanleggen • Kruidenbak aanleggen en onderhouden • Kruiden drogen • Kruiden decoratief verwerken
• De dagelijkse hygiëne op een verantwoorde manier kunnen toepassen.
Frequent inoefenen.
• De periodieke hygiëne op een verantwoorde manier kunnen toepassen.
“Douchen” behandelen in samenwerking met leerkracht L.O.
• In en na speciale omstandigheden de nodige hygiënische zorgen toepassen.
Kleine snij- en brandwonden verzorgen.
• De elementaire zorgen aan bloemen geven • Eenvoudige bloemstukjes opzetten • Bloemen kunnen drogen
Bloemen en planten in het klaslokaal brengen: inspelen op de mogelijkheden van de omgeving (schooltuin, bosomgeving, individuele mogelijkheden van de leerlingen, …).
• De dagelijkse zorgen planmatig kunnen uitvoeren.
Beurtelings door de leerlingen verantwoordelijkheid laten opnemen.
• Kruiden optimaal kunnen benutten.
Kruiden in bloembakken kweken. Gedroogde kruiden op een creatieve manier verwerken, bv. kruidenlinnenzakjes, kruidenpotten, geurbol, …
17
5.3. T V - Voeding LEERINHOUDEN
LLERPLANDOELSTELLINGEN
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN
I. DE VOEDINGSSECTOR 1. Indeling 1.1. Op basis van de activiteit • Bakkerij • Grootkeuken en catering • Horeca • Slagerij
• De indeling van de voedingssector kunnen opnoemen.
1.2. Op basis van structuur/organisatie • Kleinhandel • KMO • Industrie/nijverheid
2. Beroepen 2.1. Soorten 2.2. Beroepseisen
3. Opleidingsmogelijkheden
• De voornaamste beroepseisen van enkele belangrijke beroepen kunnen opnoemen.
Dit thema sluit perfect aan bij de vakoverschrijdende ontwikkelingsdoelen “leren leren”, nl. het domein van de studiekeuze begeleiding. Eenvoudig en zeer concreet benaderen. Interactieve werkvormen gebruiken: brainstormen, aanvullen, ordenen en toelichten.
• Het verband tussen opleiding en beroep inzien. • Bereid zijn om bij het kiezen van een studierichting rekening te houden met de eigen mogelijkheden en deze positief aan te wenden.
Uitgaan van de beroepsstructuur uitgewerkt door de sociale partners. Inspelen op de interesses van de leerlingen Documentatie laten aanleggen.
• De voornaamste uitvoerende beroepen uit de voedingssector kunnen opnoemen.
De opleidingsmogelijkheden schematisch voorstellen.
18
II. ZORG VOOR DE VOEDING 1. Inleidende begrippen 1.1. Voedingsmiddelen • Indeling volgens herkomst • Wij eten.... wat gebeurt er in ons lichaam?
• Weten wat voedingsmiddelen zijn. • De voedingsmiddelen kunnen indelen volgens de herkomst. • Weten welke weg de voedingsmiddelen in ons lichaam afleggen.
1.2. Voedingsstoffen • Soorten • Indeling en functie (symboliek en kleuren)
• De soorten voedingsstoffen kennen. • De voedingsstoffen kunnen indelen volgens hun functie.
1.3. Gezonde en volwaardige voeding • Samenstelling van voedingsmiddelen
• Weten wat een gezonde en volwaardige voeding is. • De samenstelling van belangrijke voedingsmiddelen in een strookdiagram omzetten.
1.4. Voedingsmiddelen voor gewone maaltijden in • Een voedingsmodel kunnen gebruiken. een voedingsmodel situeren
Brainstormen i.v.m. gebruikte voeding. Documentatie aanleggen van plantaardige en dierlijke voedingsmiddelen. Eenvoudige afbeelding van het spijsverteringsstelsel gebruiken (behandelen in samenwerking met natuurwetenschappen). Leerinhoud schematisch voorstellen.
Eenvoudig benaderen. Afhankelijk van het niveau van de leerlingengroep, de samenstelling in een voedingsmiddelentabel laten opzoeken of zelf aanbieden. De voedingsdriehoek gebruiken.
2. Het ontbijt 2.1. Behoefte
• De behoefte aan een ontbijt kunnen analyseren en toelichten.
Brainstormen of voortaak.
2.2. Soorten
• Soorten ontbijten kunnen vergelijken.
Documentatie van verschillende soorten ontbijten laten aanleggen.
2.3. Samenstelling
• De gebruikte voedingsmiddelen kunnen situeren in een voedingsmodel.
19
3. Het lunchpakket 3.1. Behoefte
• De behoefte aan een lunchpakket kunnen analyseren en toelichten.
3.2. Mogelijkheden
• Verschillende mogelijkheden van een lunchpakket kennen.
3.3. Samenstelling
• De voedingsmiddelen situeren in een voedingsmodel. • Minder gezonde lunchgewoonten kunnen ombuigen naar gezonde gewoonten.
Kringgesprek over gangbare lunchgewoonten bij jongeren voeren.
• Bewust de verpakking in functie van de situatie kiezen.
De voor- en nadelen van diverse verpakkingen bespreken.
• De behoefte aan een avondmaal kunnen verklaren.
Omstandigheden die de keuze beïnvloeden: - resten en voorraad; - budget; - tijd; - seizoen, …
3.4. Verpakking kiezen in functie van • Het bewaren • De hanteerbaarheid • De prijs • Het milieu
Schematisch voorstellen.
4. Het avondmaal 4.1. Behoefte 4.2. Soorten • Volgens de bereiding: - koude gerechten - warme bereidingen • Volgens de eetgewoonten: - bij ons - in andere culturen
• Het avondmaal aan de omstandigheden kunnen aanpassen.
4.3. Samenstelling • Als aanvulling (om een dagelijkse evenwichtige voeding na te streven) • Als volwaardige maaltijd
• Met behulp van een voedingsmodel een avondmaal als aanvulling of als volwaardige maaltijd kunnen samenstellen.
4.4. Invloed van de bereidingswijze op de
• In functie van het optimaal behoud van de
Regels i.v.m. het behoud van de voedingswaarde in
20
voedingswaarde
voedingswaarde, de bereidingswijze afstemmen.
de praktijk toepassen.
5. Het middagmaal 5.1. Behoefte uit oogpunt van • Gezondheid • Samenzijn (sociale functie)
• De behoefte aan een middagmaal kunnen analyseren en toelichten.
Brainstormen, eventueel aanvullen met informatie uit diverse publicaties.
5.2. Factoren die de eetgewoonten beïnvloeden
• Enkele positieve en negatieve factoren kunnen aangeven die de eetgewoonten beïnvloeden. • De samenstelling van een (eenvoudig) volwaardig middagmaal kunnen omschrijven. • Voedingsmiddelen situeren in een voedingsmodel. • De menudelen kunnen benoemen en voorbeelden van gerechten geven.
Kringgesprek
5.3. Samenstelling op basis van • Voedingswwaarde • Menudelen
5.4. Boodschappenlijst opstellen 5.5. Invloed van de bereidingswijze op de voedingswaarde
• Op een consumptiebewuste manier een boodschappenlijst opstellen. • In functie van het optimaal behoud van de voedingswaarde, de bereidingswijze afstemmen.
Eenvoudige kookboeken gebruiken. Documentatie van middagmalen aanleggen. Inkopen doen op een consumptie bewuste manier.
6. Tussendoortjes 6.1. Soorten 6.2. Indeling Gezonde Minder gezonde 6.3. Behoefte 6.4. Factoren die het gebruik van tussendoortjes - bepalen (honger, gewoonte, verveling, …) - beïnvloeden (onderling, reclame, …)
• Veel voorkomende tussendoortjes kunnen opnoemen. • Een onderscheid kunnen maken tussen gezonde en minder gezonde tussendoortjes. • Tussendoortjes kunnen situeren in een voedingsmodel. • De behoefte aan tussendoortjes kunnen analyseren en toelichten. • Factoren die bepalend/beïnvloedend zijn voor het gebruik van tussendoortjes opnoemen.
Verpakkingen en afbeeldingen verzamelen en gebruiken. Een collage maken.
Uitgaan van de gewoonten van de jongeren.
21
22
5.4. TV - Verzorgingstechnieken LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN
I. DE VERZORGINGSSECTOR (1-2 uur) 1. Indeling 1.1. Op basis van de activiteit • Kinderzorg • Thuiszorg • Bejaardenzorg • Gehandicaptenzorg
• Diensten en organisaties in de verzorgingssector kunnen opnoemen.
Eenvoudig en zeer concreet benaderen. Interactieve werkvormen gebruiken: brainstormen, aanvullen, ordenen en toelichten.
1.2. Op basis van structuur/organisatie • Privé instellingen/diensten • Gemengde instellingen • Openbare instellingen
2. Beroepen 2.1 Soorten 2.2 Kenmerken
3. Opleidingsmogelijkheden
Dit thema sluit perfect aan bij de vakoverschrijdende ontwikkelingsdoelen “leren leren”, nl. het domein van de studiekeuze begeleiding.
• De voornaamste uitvoerende beroepen uit de verzorgingssector kunnen opnoemen. • De voornaamste beroepskenmerken van enkele belangrijke beroepen kunnen opnoemen.
Uitgaan van de beroepsstructuur uitgewerkt door de sociale partners. Verschil tussen verzorgende en verplegende geven. Documentatie laten aanleggen.
• Het verband tussen opleiding en beroep inzien. • Bereid zijn om bij het kiezen van een studierichting rekening te houden met de eigen mogelijkheden en deze positief aan te wenden.
Opleidingsstructuur in het BSO toelichten m.b.t. de verzorgende en verplegende beroepen. Schematisch voorstellen.
23
II. ZORG VOOR WOON- EN LEEFOMGEVING Documentatie aanleggen van studeer-, ontspannings-, en slaapruimten.
1. Studeer-, ontspannings-, en slaapruimte (2-4 uur) 1.1. Behoefte i.v.m. • Grootte • Inrichting (meubilair, verlichting, verwarming) • Uitrusting (bekleding, decoratie, bedlinnen, …)
• De behoefte aan een gezonde en aangename studeer-, ontspannings-, en slaapruimte motiveren.
Klasgesprek: gewoonten van jongeren vergelijken.
1.2. Voorzorgen m.b.t. • Verluchting • Verwarming • Veiligheid • Hygiëne
• De elementaire voorzorgen m.b.t. verluchting, verwarming, veiligheid en hygiëne kennen.
Algemene knelpunten i.v.m. veiligheid en hygiëne en voorzorgen behandelen.
1.3. Principes i.v.m. werkorganisatie
• De elementaire principes i.v.m. werkorganisatie kennen.
Laten aanvoelen dat orde en netheid voordelen oplevert.
Volgende principes behandelen: - taak afbakenen; - juiste materiaal kiezen; - juiste werkwijze kiezen o.m. bovenaan beginnen van links naar rechts werken met het minst bevuilde beginnen, …
2. Toiletruimte en -hoek (2-4 uur) Vertrekken vanuit de leefwereld van de jongeren. 2.1. Behoefte i.v.m. • Inrichting (meubilair, verlichting, verwarming) • Uitrusting (bekleding, decoratie, badlinnen, …)
• De behoefte aan een aangename toiletruimte motiveren. Klasgesprek.
24
2.2. Voorzorgen m.b.t. • Verluchting • Verwarming • Veiligheid: veilig baden • Hygiëne: schimmels voorkomen 2.3. Gewoontevorming m.b.t. het gebruik
• De elementaire voorzorgen m.b.t. verluchting, verwarming, veiligheid en hygiëne kennen.
• Het belang inzien van een positieve gewoontevorming i.v.m. het gebruik.
III. ZORG VOOR HET WELZIJN 1. Algemene lichaamshygiëne (2-4 uur) 1.1. Doel
• De noodzaak van lichaamshygiëne inzien.
1.2. Kenmerken van verzorgde mensen
• Aantonen hoe verzorgde mensen eruit zien.
1.3. De huid • Bouw • Huidtypes • Materiaal en producten
• De delen van de huid in functie van de verzorging kennen. • De dagelijkse verzorging aan het huidtype kunnen aanpassen.
1.4. Het haar • Bouw • Haartypes • Producten
• Haarverzorgingsproducten kiezen in functie van het haartype.
Documentatie aanleggen
De huid visualiseren (afbeelding doorsnede, video, …).
Verschillende producten tonen, eventueel laten meebrengen.
2. De huis- en reisapotheek (1-3 uur) 2.1. Doel 2.2. Inhoud 2.3. Lezen van bijsluiters 2.4. Bewaren
• Een huis- en reisapotheek adequaat kunnen samenstellen en gebruiken.
De schoolapotheek op punt stellen.
25
3. EHBO (1-3 uur) 3.1. Definitie 3.2. Toepassing 3.3. Preventiemaatregelen
• Het belang inzien van EHBO. • Het ongeval kunnen inschatten en de gepaste hulp kunnen bieden. • Preventiemaatregelen in een gekende situaties kunnen treffen.
4.2. Zich goed voelen
4.3. Vriendelijke opmerkingen
4.4. Elkaar beter leren kennen
4.5. Anderen beter leren kennen
4.6. Veranderingen in de puberteit
Preventiemaatregelen in de keuken, op de speelplaats, … behandelen (leefomgeving van de jongeren).
Gebruikmaken van de lesadviezen “Leefsleutels”.
4. Zorgzaam met elkaar omgaan (8-10 uur) 4.1. Wie ben ik?
Verantwoordelijkheidsgevoel ontwikkelen
• Willen ervaren dat een vriendelijke sfeer van wederzijds vertrouwen de contacten bevorderen. • Aangeven bij welk gedrag men zich goed en niet goed voelt. • Samen gedragsregels afspreken om de goede sfeer te bevorderen. • Vriendelijke van onvriendelijke opmerkingen onderscheiden. • Niet kwetsende/ondersteunende opmerkingen formuleren.
Werken aan persoonlijkheidsontplooiing vergt een “visie” van het voltallig lerarenteam van BVL. De inhoud moet daarom permanent bewaakt en toegepast worden in alle vakken en alle situaties en dit gedurende het hele schooljaar. Deze leerinhoud loopt als een rode draad doorheen het BVL en zal slechts succes boeken wanneer de inspanningen echt en onaflatend gebundeld worden.
• Onderlingen overeenkomsten en verschillen herkennen en benoemen. • Gemeenschappelijke interesses en kenmerken opnoemen. • Anderen accepteren. • De veranderingen die in de puberteit optreden opnoemen en beschrijven. • Een positieve houding aannemen t.o.v. de typische gevoelens, vragen en problemen.
26
4.7. Jongerengedrag
• Aangeven welke invloed leeftijdgenoten hebben en wat “groepsdruk” betekent. • Inzien dat “groepsdruk” een positieve uitdaging kan zijn. • Voorbeelden kunnen geven van positieve en negatieve groepsdruk.
4.8. Wat wil ik goed kunnen?
• Vaardigheden aangeven die nodig zijn om problemen op te lossen en om zich beter te ontplooien.
27
6. Evaluatie De waarde van het onderwijsleerproces wordt bepaald door de mate waarin de doelstellingen worden bereikt. Evaluatie heeft dan ook vooral te maken met de vraag: “Zijn de nagestreefde doelstellingen feitelijk gerealiseerd?”. De gegevens die we via de evaluatie verkrijgen moeten ertoe bijdragen dat we ons een beeld kunnen vormen van de leerlingen als groep en van de leerling als individu. We willen weten in welke mate de leerlingen de vooropgestelde leerinhouden reeds verworven hebben. Bij vastgestelde hiaten of tekorten dienen we maatregelen te treffen. De evaluatiegegevens zullen ons dus ook aanknopingspunten moeten verschaffen om ons didactisch handelen in de juiste richting bij te sturen. Zelfs als de doelstellingen bereikt zijn, is het toch noodzakelijk om even stil te staan bij de wijze waarop het onderwijsleerproces gestalte kreeg en dit met de bedoeling het didactisch handelen naar de toekomst te optimaliseren. Volgende vragen kunnen o.m. richtinggevend zijn bij het evalueren: - in welke mate werden de doelstellingen bereikt? - waren de doelstellingen goed afgestemd op de beginsituatie van de leerlingen? - waren de didactische werkvormen geschikt? - ondersteunden de media de verwerkingsactiviteiten van de leerlingen? - kregen de leerlingen voldoende kansen tot het stellen van vragen, het formuleren van bedenkingen, het maken van opdrachten, het geven van feedback, …? -…
6.1. Dagelijks werk Het dagelijks werk wordt permanent en procesmatig geëvalueerd. Hierbij worden zowel kennis, vaardigheden als attitudes beoordeeld. Deze beoordeling moet gezien worden als een element van het leerproces. De leerlingen moeten kunnen leren uit de evaluatie. Daarom moeten zij, afhankelijk van de situatie individueel of klassikaal, over het bereikte kennisniveau en de kwaliteit van hun werk en gedragingen ingelicht worden. Feedback in positieve en bemoedigende termen geformuleerd, is echt noodzakelijk. Het dagelijks werk kan (afhankelijk van de aard van de doelstellingen) geëvalueerd worden via: - algemene observaties in de klas; - klas- en huistaken; - klassegesprekken; - praktische oefeningen en opdrachten; - occasionele beurten, zowel mondeling als schriftelijk; - herhalingsbeurten over grotere leerstofgehelen. Bij de evaluatie houden we ook rekening met: - taakaanvaarding; - taakuitvoering; - motivatie en inzet; - cursus en documentatiemap. De beoordeling van attitudes gebeurt bij voorkeur met leerlinggerichte en geschreven commentaar. Het kan ook met een beschrijvende schaal of met een plus-min schaal, bv. driepuntenschaal (+) = goed, (+-) = zwak, (-) niet goed of een vierpuntenschaal (++) = heel goed, (+) = goed, (+-) = bijna goed, (-) = niet goed. De beoordeling gebeurt niet met een cijfer want er bestaat geen attitudeschaal.
28
Tenslotte willen we ook wijzen op gegevens verkregen via zelfevaluatie door de leerlingen. Ze kunnen ons, naast de gegevens verkregen via eerder traditionele evaluatieprocedures, belangrijke informatie opleveren.
6.2. Examens Voor TV worden de examens schriftelijk afgenomen. De gehanteerde vraagstijl wordt op voorhand ingeoefend via toetsen die het dagelijks werk evalueren. Kwaliteitsvolle vragen moeten aan volgende kenmerken voldoen: 9enkelvoudig; 9éénduidig; 9communicatief; 9onafhankelijk van elkaar; 9zonder verklikkers. Ieder schooljaar wordt een wisselende variatie in examenvragen aangeboden waarbij steeds rekening wordt gehouden met de algemene doelstelling van het beroepsvoorbereidend leerjaar nl. “onthaal en initiatie”. De verdeling van de vragen en de punten is de volgende: 9ongeveer 4/5 van de vragen en punten hebben betrekking op voortgangsstof (d.w.z. noodzakelijke vervolgleerstof); 91/5 bestaat uit differentiatievragen (d.w.z. vragen van een iets hogere moeilijkheidsgraad). Ook wordt een puntenverdeling en een modelantwoord voorzien en om een zo objectief mogelijke evaluatie te bekomen, wordt horizontaal gecorrigeerd.
Voor PV is de evaluatie gebaseerd op oefeningen, deeltaken en opdrachten die aansluiten bij reeds verworven kennis en vaardigheden. Deze evaluatie gebeurt voorafgaandelijk aan de schriftelijke examens en heeft vooral betrekking op het proces, in mindere mate op het product. Leerlingen die spontaan, actief en op een stijgende kwalitatieve manier aan de activiteiten deelnemen, voldoen aan de gestelde verwachtingen en krijgen bijgevolg een gunstige evaluatie.
29
7. Minimale materiële vereisten 7.1. Praktische oefeningen voeding Basismaterieel per keukenblok - kookpannen (1 stel van 3 maten) - braadpan - sauspan - garde - mixer (revolvermodel) - spatel - broodmes - vleesmes - bestek (vork, mes, lepel) - deeglepel - pollepel - groenteplank - keukenwekker - (digitale) weegschaal - bloemzeef - schaar - vergiet - vuurvaste schotels - rasp - maatbeker - deegkommen - onderlegger - nootmuskaatrasp - plat penseel - deegrol - platte borden - diepe borden - blikopener
1 1 1 2 1 1 1 1 6 1 1 1 1 1 1 1 2 1 1 1 1 2 1 1 1 6 6 1
Basismaterieel per leerling - aardappelmesje - dunschiller - houten lepel
1 1 1
Basismaterieel per klas - olie-, azijn- en mosterdstel - snij-, schaaf- en haktoestel - koelkast - pepermolen - peper- en zoutvat - koffiezetapparaat - slacentrifuge - opdienschotels - microgolfoven - bergkasten: eetgerief voorraad - bakovens (voorkeur gas/elektriciteit) - kookplaat: (voorkeur gas/elektriciteit) - appelboor - tafelkleed
1 1 1 4 4 1 2 4 1 2 2 4 4 2 3 30
- servetten - molton
12 1
Opmerking: de aantallen zijn slechts richtinggevend.
7.2. Praktische oefeningen verzorging - wasautomaat - droogkast - mouwplank - strijkijzer (1 per leerling) - strijkplank - sprenkelbus - droogrek - wasknijpers - wasmanden - kleerborstel - bergkasten - stofzuiger met onderdelen - schoenborstel - schuurborstel - veegborstel - zwabber - vloerwisser - stofdoeken - dweilen - poetsdoeken - spons: natuurlijk kunstmatig - zeemvel: natuurlijk kunstmatig - emmers - plastieken bekkens - schaar (per leerling) - meetlat (per leerling)
Zorg voor het welzijn - mini-apotheek - verbanden (diverse breedtes) per leerling
EHBO-materieel - verbandkast - branddeken
7.3. TV voeding en verzorgingstechnieken De leraar moet vlot kunnen beschikken over: - overheadprojector; - televisie en video (i.s.m. andere vakken); - flapbord; - voedingsmiddelentabellen.
31
8. Bibliografie 8.1. Boeken/brochures BLICK, A., e.a., Vakoverschrijdende thema’s in het secundair onderwijs, instrumentarium voor leerkrachten en schoolteams, Uitgeverij Garant, Leuven. BRAMS, A., Kookblaadjes, Standaard, Antwerpen. COKELAERE, M., Gezondheidsleer: beter voorkomen dan genezen, Aurelia books, Sint-MartensLatem. COMPENEERS, J. en DEKEYSER, F., Dieetleer, Uitgeverij De Sikkel. COMPENEERS, J. en DEKEYSER, F., Voedingsleer, Uitgeverij De Sikkel. DEN HARTOG, C., HAUTVAST, J.G.A.J. en DEN HARTOG, A.P., Nieuwe voedingsleer, Het Spectrum, Antwerpen/Utrecht. D’HOUS, E., HERTELEER, M., VANDAMME, A., VANNESTE, J. en VAN TONGERLOO, L., Menselijke relaties - BSO, Uitgeverij De Clerck BVBA, Gent. ETITEX, Textiel abc voor aankoop en onderhoud, 1040 Brussel, 1989. FORTIER, K., Aan een zijden draadje, Meerhout, 1991. In dezelfde serie: "De wereld op zak". - Met je mond vol tanden. - Plastiek maak je van olie. - Waarom drinken alle kinderen melk? - Het avontuur van de aardappel. - Het verhaal van de geboorte. - Natuurlijk, verse groenten en fruit. - Papier maak je van bomen. - Suiker en soorten. - Glashelder. - Rijst eet je met stokjes. - Heerlijk warm, schapewol. - Broodje gezond. - Met een korreltje zout. GOLDZSTAIN, Eerste wondverzorging, Stoofstraat 77-81 1000 Brussel (gratis). GOOVVAERTS, H. en LENS, V., Omgangskunde, Uitgeverij ACCO, Leuven. HALDERMANS, M. en KOCKAERTS, G., Materialenwijzer wassen, strijken, schoonmaken, Plantijn, Antwerpen, 1981. HERTELEER, M., VANDAMME, A. en VAN TONGERLOO, L., Menselijke relaties - TSO (deel 1 en 2), Uitgeverij De Clerck BVBA, Gent, 1997. LIONS QUEST, Leefsleutels voor Brussel.
jongeren, Leefsleutels v.z.w. Leopold II laan 63 bus 3 1080
MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP, DEPARTEMENT ONDERWIJS, Doelen voor heel de school: leren leren, sociale vaardigheden, opvoeden tot burgerzin, gezondheidseducatie, milieueducatie, 1997. PRODUCTIEHUIS IMPRESSANT, Lekker brood: het hoe, wat en waarom van brood, Clairs, Hasselt, 1997.
32
RODE KRUIS VLAANDEREN, Handboek voor Helpers, 1995. TETRA PAK SCHOOLINFO, De Themadagen van Tetra Pak (met ontwikkelingsdoelen en eindtermen), 1700 Dilbeek, 1997. IJZERMAN, R.K., Huishoudkunde anders - Kleine huishouding - Praktijkboek 1, Thieme, Meerhout. V.Z.W. NUBEL, Belgische voedingsmiddelentabel, 1010 Brussel, Vesaliusgebouw lok. 407,1995. UITGAVEN VAN DE VERBRUIKERSUNIE V.Z.W. TEST AANKOOP, Hollandstraat 13 1060 Brussel. - Eet-wijzer. - Lexicon van de gebruikelijke geneesmiddelen. - Kennen, kiezen, kopen met Test aankoop. - Mijn kook- en keukengids. - Voeding en gezondheid. - Tuinieren met Test aankoop. - Fit en gezond het helejaar rond. - Vergif en vervuiling. - Mooi van top tot teen. - Eerste hulp. - Het gezinsbudget. - Het huishoudelijk onderhoud van A tot Z. - Woninginrichting.
8.2. Videobanden De geschiedenis van de aardappel, MOORTGAT AUDIOVISUAL, Azalealaan 40 1851 Grimbergen Humbeek. Vlees (cd-rom), VLAM, Leuvenseplein 4, 1000 Brussel.
8.3. Softwarepakketten JONGERENBEWEGING VAN DE SOCIALISTISCHE MUTUALITEIT (MJA), Punch drie, De eetflop, De eerste hulp flop, De drugflop, Sint-Jansstraat 32 1000 Brussel.
33