Week 1 de hemden de jurken korte de mutsen de wanten de broeken de mouwen de riemen ruiten de truien katoen de kleding de kragen de mode de zebra dikke de petten de rokken de sokken de stippen Week 2 het gejuich de lachfilm gekuch de aandacht de achterkant echte de klant het nachthemd slechts tachtig de duiven de druiven scheve de slurven stijve de dozen de laarzen de hazen glanzen vriezen Week 3 de aardbei eigen het eiland het geheim het weiland het konijn het nijlpaard de spijker de tijger lijken angstig deftig stevig veertig vochtig
dadelijk duidelijk eindelijk makkelijk vriendelijk Week 5 de dirigent de figuur de giro de gitaar het idee juni de kilo het klimaat de kritiek de liter de minuut de piano de piloot de piraat het pistool prima de rivier de sigaar de taxi de titel Week 6 het afscheid allebei eigenwijs het gewei de meisjes het paleis de scheiding steil het terrein veilig de bladzijde het ijzer nijdig het tapijt de vijand de wedstrijd de woestijn bijten rijden slijpen Week 7 de honger de honing de houdig de mening de omvang de paling de ringslang de spanning de zanger
de zitting het anker blank Frankrijk de frisdrank het geschenk mank het stinkdier de tuinbank de stronk de vonk Week 9 de cel het cement de cent de centimeter centraal centrale het centrum het cijfer de cirkel de citroen december de decimeter de lucifer het medicijn de oceaan de oceanen precies de provincie de provincies het recept Week 10 de acrobaat actief de camera het circus de clown de club de cola het concert het contract de controle controleren correct de disco directeur het insect de postcode het product het project de reclame de seconde Week 11 de fotograaf grote de haren
de loten het mobieltje de straten de tenen vele de vogels nemen alle de ballen de ballon dapper kapotte de puzzel de strikken witte boffen kussen Week 13 fietsen fluiten huilen klimmen praten spelen springen vliegen hij springt hij fietst ik fiets ik fluit ik huil ik klim ik praat ik speel ik spring ik vlieg hij fluit hij huilt hij klimt hij praat hij speelt hij vliegt Week 14 bakken dansen eten geven helpen horen juichen lusten roepen snappen ik begin ik drink ik gil ik hol ik klets
ik krijg ik lach ik schreeuw ik verveel ik win Week 15 lopen ik loop hij loopt wij liepen ik liep kiezen ik kies hij kiest wij kozen ik koos nemen ik neem hij neemt wij namen ik nam vragen ik vraag hij vraagt wij vroegen ik vroeg weten ik weet hij weet wij wisten ik wist Week 17 Afrika de bami gitaar de benzine het diploma de familie de finale de file juli de kantine de kapitein de klarinet de kiwi de minister de muzikant de olifant de pagina de sigaret de sirene de spinazie het uniform Week 18 Ameland Amsterdam Europa
Friesland Jaap Smit Leeuwarden Nederland Noord-Holland Rozenstraat Waddenzee 's avonds 's middags 's morgens 's nachts 's ochtends 's winters 's zomers m'n 't zo'n Week 19 huppelen knutselen puzzelen stapelen stempelen struikelen wandelen oefenen openen regenen rekenen tekenen fladderen gisteren de kinderen knikkeren luisteren slenteren toveren de wonderen Week 21 blazen ik blaas hij blaast schrijven ik schrijf hij schrijft brengen ik breng hij brengt staan ik sta hij staat buigen ik buig hij buigt voelen ik voel hij voelt denken
ik denk hij denkt weten ik weet hij weet Week 22 begrijpen ik begrijp hij begrijpt knippen ik knip hij knipt betalen ik betaal hij betaalt komen ik kom hij komt durven ik durf hij durft pakken ik pak hij pakt fluisteren ik fluister hij fluistert tekenen ik teken hij tekent Week 23 doen eten komen lezen luisteren schieten slapen sluiten vallen vouwen meedoen opeten tegenkomen voorlezen afluisteren opschieten uitslapen opsluiten omvallen opvouwen lopen Week 25 de auto's de diploma's de eskimo's de foto's
de iglo's de kano's de kilo's de komma's de menu's de oma's de opa's de pagina's de paraplu's de piano's de pinda's de programma's de salto's de ski's de taxi's de zebra's Week 26 de bezigheid de boosheid de duidelijkheid de eenzaamheid de gelegenheid de gezelligheid de gezondheid de hoeveelheid de moeilijkheid de mogelijkheid de narigheid de schoonheid de snelheid de veiligheid de viezigheid de vrijheid de waarheid de werkelijkheid de wijsheid de zekerheid Week 27 de bezem de boterham bovenop de deken de glazen helemaal de lepels de vazen de wagen wonen de emmer de flessen de matrassen de messen de pannen de vissen de zakken vallen Week 29
aankleden antwoorden braden (zich) branden glijden houden landen luiden melden onthouden ophouden opwinden raden redden rijden snijden verbinden verbranden verkleden vinden Week 30 beantwoorden bidden bieden broeden laden optreden schudden verraden voeden worden dromen duren halen kraken logeren pesten rusten slapen stoppen zitten Week 31 hebben ik heb jij hebt hij heeft u heeft kunnen ik kan kun jij jij kunt hij kan u kunt mogen ik mag jij mag hij mag u mag
zijn ik ben jij bent hij is u bent zullen ik zal zul jij jij zult Week 33 de actie de advertentie de arrestatie de attentie de directie de felicitaties de garantie de illustratie de informatie de operatie de organisatie de politie de portie de prestatie de reactie de reparatie de situatie de traktatie de variatie de vakantie Week 34 de bagage de etage de etalage het horloge de lekkage de manege de reportage de stage de slijtage de leiding het seizoen het heimwee weinig beide de reiziger allerlei de leider bereiken weigeren Week 35 augustus flauwekul de astronaut klautert nauwkeurig nauwelijks
de automaat de autobus de kabeljauw de augurk eenvoudig de juffrouw de kabouter de oudste de schouwburg de toeschouwers trouwens verkouden vertrouw onthouden