KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN FACULTEIT SOCIALE WETENSCHAPPEN OPLEIDING COMMUNICATIEWETENSCHAPPEN
Web 2.0: Een nieuwe sociale ruimte voor de cultuur- en muzieksector? Een kwalitatief onderzoek naar de online beleving en promotie van cultuur en muziek, met focus op Web 2.0
Promotor: Prof. Dr. D. DE GROOFF Verslaggever: Dhr. H. EL SGHIAR
MASTERPROEF aangeboden tot het verkrijgen van de graad van Master in de Communicatiewetenschappen door Sofie STANS
academiejaar 2010-2011
KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN FACULTEIT SOCIALE WETENSCHAPPEN OPLEIDING COMMUNICATIEWETENSCHAPPEN
Web 2.0: Een nieuwe sociale ruimte voor de cultuur- en muzieksector? Een kwalitatief onderzoek naar de online beleving en promotie van cultuur en muziek, met focus op Web 2.0
Promotor: Prof. Dr. D. DE GROOFF Verslaggever: Dhr. H. EL SGHIAR
MASTERPROEF aangeboden tot het verkrijgen van de graad van Master in de Communicatiewetenschappen door Sofie STANS
academiejaar 2010-2011
Samenvatting Deze studie wenste een duidelijk beeld te schetsen van het gebruik van Web 2.0 in de cultuursector. Er werd onderzocht welke nieuwe mogelijkheden Web 2.0 gecreëerd heeft op het vlak van promovoering en cultuurbeleving, voor zowel de cultuursector als voor de consument. Dit onderzoek werd kwalitatief uitgevoerd aan de hand van diepte-interviews bij communicatieverantwoordelijken van cultuurcentra, Cultuurnet, muziekplatform vi.be en muzikanten. De resultaten tonen aan dat er wel degelijk sprake is van een opkomst van Web 2.0 in de cultuursector. Steeds meer cultuurhuizen en muzikanten vinden hun weg in de sociale media. Deze sociale media zorgen namelijk voor meer interactie, extra informatie en een drempelverlaging. Vooral Facebook is erg populair. Het is een gratis communicatiemiddel en is zeer geschikt om jongeren te bereiken. Hoewel de meeste cultuurhuizen voorstanders zijn van sociale media, bekritiseren sommigen de vluchtigheid van de boodschappen. Veel cultuurcentra maken gebruik van online ticketing en sparen hierdoor tijd en geld uit. Het internet voorziet ook voor muzikanten een sociale ruimte waar ze hun muziek kunnen promoten. Het heeft ervoor gezorgd dat sommige bands sneller bekend zijn geworden bij het grote publiek, maar het is voor veel bands ook moeilijker geworden om tussen het enorme aanbod op te vallen. Ondanks het succes van de sociale media, heeft men de traditionele media nog steeds nodig. Het is vaak de combinatie van de twee die de promotievoering sterk maakt. Ten slotte zou de online beleving van cultuur de mensen prikkelen zodat ze ook cultuur in het echt willen ervaren. De culturele instellingen bezien online cultuur dus niet als een bedreiging, maar als een meerwaarde en stimulans. Er kan geconcludeerd worden dat Web 2.0 van het internet een sociale ruimte heeft gemaakt waar mensen ongedwongen met cultuur kunnen bezig zijn. Dit is bevorderend voor de cultuurparticipatie, zowel online als offline.
Voorwoord Vele potentiële onderwerpen maakten een doortocht in mijn hoofd vooraleer ik mijn definitieve masterproefonderwerp gevonden had. Het moest een onderwerp zijn waar ik mijn tanden in kon zetten, iets waar ik uren, dagen, weken, ja zelfs maanden mee bezig zou willen zijn. Iets wat mij mateloos zou boeien en waar ik een sterke nieuwsgierigheid voor zou ontwikkelen. Dankzij mijn stage in muziekcentrum Het Depot ben ik op het voor mij ideale onderwerp gekomen. Het Depot was al erg bekend met het gebruik van Web 2.0 applicaties voor hun promovoering en ik heb er heel wat ervaring kunnen opdoen. Web 2.0 in de cultuursector was voor mij dus het ideale onderwerp vanwege mijn stage en vanwege mijn interesse in de websites Facebook en Last.fm. Uiteindelijk kon ik ook nog mijn liefde voor muziek erbij betrekken dankzij het gedeelte over de muzieksector. Dankzij dit onderzoek is mijn belangstelling nog meer aangewakkerd en ben ik met interessante personen in contact gekomen. Het schrijven van deze masterproef beschouw ik als een waardevolle bijdrage aan de Communicatiewetenschap en als een symbolisch afsluiten van vier onvergetelijke jaren in Leuven. Ik hoop alvast dat ik enkele verhelderende inzichten heb kunnen bijbrengen. Een voorwoord is natuurlijk niet compleet zonder een woord van bedanking. Als eerste wil ik mijn promotor, professor De Grooff, bedanken, omdat hij openstond voor een nieuw onderwerp en omdat hij me heeft begeleid door het geven van nuttig advies bij het uitwerken van het onderzoek. Vervolgens zou ik iedereen willen bedanken die me geholpen heeft bij mijn onderzoek: Bert Anciaux, Leen Burggraeve, Davy De Laeter, Kim Geerdens, Frank Geypens, Mike Naert, Robrecht Penders, Guy Redig, Stijn Segers, Siegfried Smeets, Wim Thijs, Dennis Van Poucke, Liesbeth Vanhouten, Ellen Vanmaele en Joachim Wemel. Zij waren allen bereid om tijd vrij te maken voor een interview en bezorgden me bijgevolg waardevolle informatie. Ik zou ook graag mijn ouders en familie willen bedanken voor de steun en kansen die ze mij al die jaren hebben gegeven. Tot slot wil ik ook nog mijn geweldige vrienden bedanken waarmee ik de mooiste tijd van mijn leven heb beleefd. Sofie Stans, Leuven 2011.
Inhoudsopgave Inleiding.............................................................................................. 1 Deel 1: Literatuur ............................................................................... 2 Hoofdstuk 1: Web 2.0......................................................................... 2 1.1
Wat is Web 2.0? ................................................................ 2
1.2 Sociale component ............................................................ 4 1.2.1 Sociale netwerken ............................................................. 4 1.2.2 User generated content...................................................... 5 1.3 Technologische component ............................................... 5 1.3.1 Nieuwe technieken........................................................ 6 1.3.2 Taggen en bookmarking ................................................... 6 1.4
Economische component .................................................. 8
Hoofdstuk 2: De cultuursector.......................................................... 10 2.1 De cultuursector ..................................................................... 10 2.2 Cultuurparticipatie.................................................................. 10 2.3 Offline promotie in de cultuursector ...................................... 14 2.3.1 Promotievoering door de eeuwen heen ........................... 14 2.3.2 Klassieke communicatiekanalen ..................................... 15 2.3.3 Collectieve promotie in de cultuursector ........................ 16 2.4 Online promotie in de cultuursector ....................................... 17 2.4.1 E-mail marketing ............................................................ 18 2.4.2 Web 2.0 en cultuur .......................................................... 18 2.4.2.1 De online community .............................................. 18 2.4.2.2 Sociale netwerken .................................................... 19 2.5 E-cultuur................................................................................. 20 2.5.1 Virtuele cultuurparticipatie ............................................. 20 2.5.1.1 Informatie ................................................................ 20 2.5.1.2 Communicatie .......................................................... 21 2.5.1.3 E-commerce ............................................................. 22 2.5.1.4 Beleving ................................................................... 23 2.5.1.5 Creatie ...................................................................... 23
Hoofdstuk 3: Web 2.0 en de muzieksector ....................................... 25 3.1 De muzieksector ..................................................................... 25 3.2 Muziek 2.0.............................................................................. 25 3.2.1 Informeren en ontdekken ................................................ 26 3.2.2 Communicatie ................................................................. 26 3.2.3 E-commerce .................................................................... 27 3.2.4 Beleving .......................................................................... 28 3.2.5 Creatie ............................................................................. 29 3.3 Sociale netwerken voor en over muziek ................................ 29 3.3.1 3voor 12 .......................................................................... 30 3.3.2 Last.fm ............................................................................ 30 3.3.3 MySpace ......................................................................... 32 3.3.4 Vi.be................................................................................ 33 3.4 Muzikanten en Web 2.0 ......................................................... 34 Deel 2: Onderzoek ............................................................................ 35 Hoofdstuk 1: Methodologie .............................................................. 35 Hoofdstuk 2: Het gebruik van massamedia in de cultuursector ....... 41 2.1
Gedrukte media ............................................................... 41
2.2
Radio en televisie ............................................................ 42
Hoofdstuk 3: Online media en Web 2.0 in de cultuursector............. 43 3.1 Online communicatie ............................................................. 43 3.1.1 De eigen website ............................................................. 43 3.1.2 De nieuwsbrief ................................................................ 45 3.1.3 Besluit ............................................................................. 46 3.2 Web 2.0 ........................................................................... 46 3.2.1 Facebook ..................................................................... 46 3.2.2 Overige sociale media................................................. 49 3.2.3 Besluit ......................................................................... 50 3.3
Online cultuurbeleving .................................................... 51
3.4
Online Ticketing ............................................................. 53
Hoofdstuk 4: Muziek 2.0 .................................................................. 56 4.1 Sociale media als promotiemiddel ......................................... 56 4.2 Traditionele media ................................................................. 59 4.3 Online muziekverkoop ........................................................... 59 4.4 Vi.be ....................................................................................... 61 Hoofdstuk 5: Initiatieven van de Vlaamse overheid......................... 64 5.1 Decreten ................................................................................. 64 5.2 Subsidies ................................................................................ 65 5.3 Cultuurnet............................................................................... 67 5.3.1 Werking en gebruik ........................................................ 67 5.3.2 Casestudie: UiTid ........................................................... 69 Algemene conclusie en discussie ..................................................... 73 Referentielijst ................................................................................... 78 Bijlage 1: Interviewfiches................................................................. 82 Bijlage 2: overzicht kanalen en partners van het Uitnetwerk ........... 84 Bijlage 3: Cultureel profiel ............................................................... 86 Bijlage 4: Resultaten gebruikerstest ................................................. 87
Lijst van figuren Figuur 1: Tag cloud………………………………………………..7 Figuur 2: Schema profielinformatie……………………………...70 Lijst van tabellen Tabel 1: Web 1.0 vergeleken met Web 2.0………………………. 3 Tabel 2: Percentage participanten………………………………….11 Lijst van afkortingen AJAX: Asynchronous Javascript And XML API: Application Programming Interface CSS: Cascading Style Sheets HTML: Hyper Text Markup Language RSS: Really Simple Syndication
Inleiding Dit onderzoek wenst de rol die Web 2.0 applicaties spelen in de cultuur- en muzieksector nauwgezet te onderzoeken. De klemtoon gaat in het bijzonder uit naar de nieuwe mogelijkheden die Web 2.0 gecreëerd heeft voor de promotie en beleving van cultuur. Deze masterproef bestaat uit een kwalitatief onderzoek dat bestaat uit een verkenning van de literatuur en een beschrijving van de belangrijkste bevindingen uit de afgenomen diepte-interviews. In de literatuurstudie zorgt het eerste hoofdstuk voor meer duiding over Web 2.0 en de ideeën van bedenker O‟ Reilly. In het tweede hoofdstuk wordt zowel de (virtuele) cultuurparticipatie onder de loep genomen als de promotie van culturele activiteiten aangezien er door de komst van de sociale media heel wat veranderd is. Ten slotte behandelt het derde hoofdstuk de sociale netwerken bedoeld voor de promotie van muziek en de virtuele muziekbeleving. De centrale probleemstelling van deze masterproef is dat de intrede van Web 2.0 in de cultuur- en muzieksector grote gevolgen heeft, zowel sociale, technologische als economische. Uit deze probleemstelling vloeien verschillende onderzoeksvragen. Er wordt ondermeer onderzocht of het gebruik van de traditionele media voor de promotie van culturele evenementen erg veranderd is de laatste jaren. Er wordt ook gekeken of er echt sprake is van een opkomst van Web 2.0 toepassingen in de cultuursector en wat de voor- en nadelen ervan zijn. Naast het gebruik van Cultuurnet en het Vlaamse muziekplatform Vi.be. wordt ook de offline participatie aan culturele activiteiten belicht en de vraag of deze in het gedrang komt door de toename van het online aanbod. Daarnaast rijst de vraag of het internet door Web 2.0 het nieuwe walhalla voor muzikanten en muziekfanaten geworden is en wat hier de gevolgen van zijn voor de muzieksector. Ten slotte wordt er een kijk genomen achter het Web 2.0 project van Cultuurnet (UiTid). Dit project is namelijk het ideale voorbeeld van een Web 2.0-toepassing in de culturele sector en bijgevolg het schoolvoorbeeld voor mijn onderzoek.
1
Deel 1: Literatuur Hoofdstuk 1: Web 2.0 In 2005 werden internetgebruikers steeds vaker geconfronteerd met het begrip Web 2.0. Er werd gesproken over een aankomende evolutie, een trend, het nieuwe internet en een digitale revolutie. Maar wat deze enigszins vage term nu exact omvatte, wist de meerderheid van deze gebruikers toen wellicht niet. Om dit begrip beter te kunnen begrijpen, wordt er in dit eerste hoofdstuk getracht een duidelijke omschrijving van Web 2.0 te geven en de visie van bedenker O'Reilly te verhelderen. Vervolgens wordt er ook stilgestaan bij de sociale, technische en economische gevolgen die de opkomst van Web 2.0. met zich heeft meegebracht. 1.1 Wat is Web 2.0? Zelfs wie nog nooit gehoord heeft van de term Web 2.0, zal vermoedelijk wel al gebruik gemaakt hebben van enkele bekende Web 2.0-toepassingen zoals Facebook, Wikipedia en YouTube. Men spreekt niet van een grote technologische vernieuwing, maar eerder van een andere manier van denken over het internet, waar de rol van de gebruiker grotendeels samensmelt met die van de maker (Knowles, 2007, pp. 4-6). De term Web 2.0 deed zijn intrede op de Web 2.0 conferentie die georganiseerd werd in 2004 door MediaLive en Tim O'Reilly, de oprichter van O'Reilly Media. Sindsdien is de term in sneltempo een begrip geworden en werd Web 2.0 vanaf eind 2005 ook bekend bij het grotere publiek. (O'Reilly, 2007, p. 17). Het is niet eenvoudig om Web 2.0 in een eenduidige definitie samen te vatten. Het gaat namelijk om een verzamelnaam waaronder verschillende diensten, technieken en toepassingen van het internet vallen. De grootste gemene deler daarvan is de inbreng van de gebruikers zelf. De gebruiker kan zijn eigen fotograaf of recensent worden. Een ander kenmerk is dat men er sterk op gericht is om digitale gegevens met anderen te delen. Web 2.0 draagt daardoor bij tot samenwerking en communityvorming. Het sociale aspect is dus erg belangrijk.
2
Dat is ook duidelijk zichtbaar bij interactieve webapplicaties waarbij het voornamelijk gaat om het communiceren en netwerken met elkaar. Hoewel de meeste Web 2.0 diensten voornamelijk op de persoonlijke levenssfeer en ontspanning zijn gericht, ontstaat er ook steeds meer interesse vanuit de professionele en commerciële hoek. Het is namelijk dankzij de nieuwe Web 2.0 technieken efficiënter geworden om het delen van kennis ook in de professionele praktijk toe te passen. Dit blijkt ook meer en meer het geval te zijn in de cultuursector (Michiels, Nulens & Beyl, 2007, pp. 6-7). . Bedenker O'Reilly gaf zelf de volgende definitie aan het fenomeen tijdens een interview in 2007: „Web 2.0 is the understanding that the network is the platform and on the network as the platform the rules for business are different. And the main rule is this one: users have a value. And figuring out how to build databases that get better the more people use them, is actually the secret sauce of every Web 2.0 company‟ (O'Reilly, 2007). Hij stelde ook volgende tabel samen, die het oude Web 1.0 vergelijkt met Web 2.0
Tabel 1: Web 1.0 vergeleken met Web 2.0 Bron: O‟Reilly, 30.09.2005.
3
Tim O‟Reilly laat in zijn definitie het begrip Web 2.0 uiteenvallen in drie grote componenten: een sociale, een technologische en een economische component. Hier wordt in het volgende deel verder op ingegaan. 1.2 Sociale component In het volgende onderdeel worden sociale netwerken en andere websites rond user generated content besproken. Zij vertegenwoordigen de sociale component van Web 2.0 en tonen aan dat vooral de interactie tussen de gebruikers centraal staat. 1.2.1 Sociale netwerken Sociale netwerken op het internet zijn hoofdzakelijk gericht op het sociale aspect. Op deze sites is het gemakkelijk om nieuwe mensen te ontmoeten. Vrienden en kennissen kunnen er ook op gevonden worden indien zij een profiel hebben op het betreffende netwerk. Veel sociale netwerksites richten zich op vermaak en worden gebruikt om vriendschappen en contacten te onderhouden. Gebruikers kunnen boodschappen sturen naar contactpersonen, met elkaar chatten en foto's, video's en internetlinks met elkaar delen. Vaak dient een sociaal netwerksite ook om elkaar op de hoogte te houden van de laatste nieuwtjes (Boutin, 2006 in Van Eck, 2008, p. 4). Enkele veel gebruikte sociale netwerken zijn Facebook en Twitter. Er zijn momenteel meer dan 750.000.000 actieve Facebookgebruikers (Facebook, 08.08.2011) en 175.000.000 Twitteraars (Twitter, 08.08.2011).
4
1.2.2 User generated content 'I have always imagined the information space as something to which everyone has immediate and intuitive access, and not just to browse, but to create‟ (Tim Berners-Lee, 1999, p. 169). De huidige internetgeneratie vindt het vanzelfsprekend om een gebeurtenis te filmen en die vervolgens te uploaden naar videowebsites als YouTube. Denk maar aan de vele filmpjes die verschenen na het noodweer van Pukkelpop 2011. Zo wordt persoonlijke, zelfgemaakte inhoud niet alleen beschikbaar voor vrienden maar voor de hele wereld (Anderson, 2007, p. 14). Websites waar gebruikers een persoonlijke inhoud aan kunnen toevoegen, hebben voor een omwenteling gezorgd op het vlak van laagdrempeligheid op het internet. Bij Web 2.0 staan de gebruikers dus centraal en is de verzameling en verspreiding van data een belangrijke bezigheid (Bake, Kranendonk, Möllenkramer, & Wolters, 2007, p. 18). Enkele voorbeelden van user generated content zijn blogs, wiki‟s, foto‟s, video‟s en podcasts. Een wiki is een applicatie waarmee documenten online kunnen worden bewerkt door iedereen die er toegang tot heeft (Ebersbach, Glaster, Heigl, 2006, p.11). Een bekend voorbeeld van een wiki-site is de online encyclopedie Wikipedia. Mensen kunnen op deze site zelf inhoud over een onderwerp plaatsen en aanpassen. Deze aanpassingen worden achteraf wel gecontroleerd door professionals.
1.3 Technologische component Web 2.0 heeft ook een reeks nieuwe technologieën met zich meegebracht. Deze nieuwe technologieën vergemakkelijken de sociale participatie en zorgen ervoor dat het delen van informatie vlotter verloopt. De classificatietechnieken bookmarking en tagging worden ook verduidelijkt want zij zijn van groot belang bij aanbevelingssystemen (Van Eck, 2008, p. 4).
5
1.3.1
Nieuwe technieken
Behalve van het bestaande HTML, Javascript en CSS wordt er nu uitgebreid gebruik gemaakt van andere technieken. Daaronder vallen AJAX, dat ervoor zorgt dat webpagina's niet in hun geheel ververst moeten worden, RSS en API's. Het gebruik van RSS is een zeer belangrijke stap vooruit geweest in de fundamentele architectuur van het internet. RSS maakt het namelijk mogelijk om een abonnement te nemen op een webpagina en het laat de gebruiker weten wanneer die webpagina verandert („O Reilly, 2007, p.8). Ook de API techniek is niet onbelangrijk. Door een API beschikbaar te stellen is het mogelijk om een combinatie te maken van bijvoorbeeld de kaarten van Google Maps met de foto's van Flickr. Dit soort applicaties waarbij meerdere bronnen gecombineerd en tegelijk gepresenteerd worden, wordt een mash-up genoemd (Bake, e.a., 2007, p. 53). Mash-ups zijn een belangrijk aspect van Web 2.0. Ze zorgen ervoor dat innovaties sneller verlopen en dat men kan verder bouwen op bestaande realisaties zonder vanaf het begin te moeten beginnen. Hierdoor ontstaan soms nieuwe invullingen, waar de oorspronkelijke ontwikkelaars nooit opgekomen zouden zijn. Ook andere vormen van samenwerking en nieuwe business modellen worden op deze manier mogelijk gemaakt (Michiels & Mechant, 2007, p 63). 1.3.2 Taggen en bookmarking Bij vele Web 2.0 diensten is het door de nieuwe classificatietechnieken bookmarking en tagging, mogelijk geworden om orde te brengen in de chaos van informatie op het internet (Guy & Tonkin, 2006). Bij deze technieken staan de gebruikers zelf in voor het sorteren van de data, in plaats van experts die alles op voorhand filteren en ordenen. Deze ordeningstechniek is een soort van aanbevelingssysteem. De kwaliteit van het taggen hangt af van de inspanning van de gebruikers. Hoe nauwkeuriger ze meewerken aan het sorteren van de data, hoe gemakkelijker het voor iedereen wordt om bepaalde data terug te vinden. De gebruiker moet de tags zelf toekennen aan de data (Gaffney & Rafferty, 2009, pp.375 - 390). Men kan bijvoorbeeld op Facebook een foto taggen.
6
Door te taggen geeft men aan wie er allemaal op de foto staat en zo ontstaat er ook een online fotoalbum per persoon met enkel foto‟s waar hij of zij opstaat. Ook is het mogelijk om muziek te taggen. Op muziekwebsite Last.fm kan men een analyse laten maken van de muziekgenres en artiesten waar men het meest naar luistert. Door de liedjes en artiesten te taggen worden er lijsten gecreëerd. Zo zijn er lijsten van de top 10 artiesten waar er de week ervoor het meest naar geluisterd werd of men kan een tag cloud (figuur 1) laten creëren met favoriete muziekgenres of artiesten. De woorden die het grootst in de tag cloud staan, zijn de genres en artiesten waar men het meest naar geluisterd heeft. Een tag cloud is dus eigenlijk een visualisatie van welke tags er veel worden gebruikt, door één of meerdere gebruikers (Tilly, 2009, pp. 17-18). Een verdere uitleg over deze aanbevelingssystemen in Last.fm wordt gegeven in deel 3.3.2.
Figuur 1: Tag cloud Bron: Last.fm, 2011
7
1.4 Economische component Web 2.0 heeft ten slotte ook een belangrijke economische component. In de bedrijfswereld is er steeds meer sprake van het opnemen van bedrijfsmodellen die ook Web 2.0-toepassingen bevatten. Deze modellen verschillen onderling in de wijze waarop input wordt vertaald naar omzet, maar ze delen het feit dat hun informatie over de behoeftes van doelgroep voor een groot deel wordt gecreëerd door de gebruikers zelf. Er bestaan ook bepaalde Web 2.0 diensten die hun service hebben gecommercialiseerd. Dit is niet eenvoudig want men moet er in slagen om een massa van verschillende gebruikers te overtuigen van de toepassing gebruik te blijven maken. De toepassingen moeten ook sterk genoeg zijn om een behoefte bij het publiek op te vullen (Michiels, e.a., 2007, p 11). In de businesswereld wordt er steeds meer aandacht gegeven aan interactieve reclamevoering en conversational marketing. Dit zijn marketingtechnieken die resultaat opleveren door te stimuleren dat er over je gesproken wordt. Je ziet internetuitgevers steeds meer het model van de sociale media adopteren. Zo wordt er gebruik gemaakt van redactieblogs, RSS feeds, reacties op artikels, registratiemogelijkheden met personalisatie van inhoudsverwerking, enzovoort. Toch blijven vele bedrijven in Vlaanderen achter. In Vlaanderen bestaan er bijvoorbeeld een opmerkelijk laag aantal bedrijfsblogs omdat er een gebrek aan kennis en aandacht is van bedrijven ten opzichte van blogs. Web 2.0 heeft dus tot nu toe nog geen radicaal nieuwe bedrijfsmodellen opgeleverd. Vernieuwende manieren van verkoop kunnen wel worden teruggevonden bij Apple‟s iTunes en online boekhandel Amazon. Beiden bieden een enorm aantal artikelen aan en maken gebruik van het principe van de long tail, waarbij dankzij de lagere distributiekosten nichemarkten kunnen ontsloten worden die voorheen oninteressant waren. iTunes bijvoorbeeld, opteerde voor verticale integratie, met controle over de hele waardeketen van het verkoopsplatform tot en met het toestel om de muziek te beluisteren, de iPod (Michiels, e.a, 2007, pp. 11, 3034).
8
Ondanks deze voorbeelden van succesvolle Web 2.0 bedrijven, vreest men voor een nieuwe internetzeepbel. Sociaalnetwerkbedrijven als Facebook en Twitter, die denken miljarden waard te zijn, hebben volgens beurskenners relatief weinig inkomsten. Facebook vindt zichzelf 50 miljard dollar waard en Twitter wordt op 4,5 miljard dollar geschat. Ze zijn ervan overtuigd in de toekomst een enorme omzet te maken, wat volgens beursspecialisten sterk overdreven is. Toch is er zoveel enthousiasme over de sociale netwerken en hun applicaties dat kapitalisten er graag hun geld op willen zetten. Dit enthousiasme veroorzaakt de angst voor een nieuwe internetzeepbel, zoals die van eind jaren negentig. Ook toen sprong iedereen op de internetkar. Het internet werd gebruikt om er goederen en diensten op te verkopen. Maar het resultaat betekende eind 2000 het faillissement van ongeveer één internetbedrijf per dag. Het grootste probleem zijn de bedrijven die enkel free-riden maar zelf geen nieuwe inbreng hebben, ze nemen enkel het model van de grote sociaalnetwerkbedrijven over (Meeus, DM, 19.03.2011, p 42).
9
Hoofdstuk 2: De cultuursector In dit tweede hoofdstuk wordt de huidige situatie van de cultuursector beschreven, die enorm beïnvloed is geweest door de digitale revolutie. Cultuurparticipatie en het managen van cultuur worden onder de loep genomen, alsook de verschillende promotiemiddelen die gebruikt worden voor het promoten van culturele activiteiten. Ten slotte wordt er verder ingegaan op het cultuur 2.0 fenomeen waarbij een nieuwe waarde wordt gegeven aan cultuurbeleving van de consument. 2.1 De cultuursector De cultuursector is een overkoepelende term voor dat deel van de samenleving waar kunst en cultuur worden gecreëerd, gepromoot en beleefd. Aan cultuur doen is dus het creëren of beleven van een kunstvorm zoals daar onder andere zijn: beeldende kunst, dans, film, schilderkunst, muziek en theater (De Pauw, 2005, p.144). Organisaties die behoren tot de cultuursector en waar in deze masterproef de meeste aandacht naar toe gaat zijn cultuurcentra, kunstencentra en muziekcentra. 2.2 Cultuurparticipatie Vroeger stond deelname aan cultuur gelijk aan luxe en prestige en was het enkel weggelegd voor de welgestelde elite. Hoe hoger iemands positie was binnen de maatschappij, hoe groter de kans was dat men deelnam aan de zogenaamde „hoge cultuur‟. Tegenwoordig kijken we op een andere manier naar cultuur. Cultuurbeleving is een belangrijkere voorwaarde geworden voor onze zelfontplooiing en het voert zowel een persoons- als gemeenschapsvormende functie uit. Toch is Bourdieu‟s sociaal overgeërfde klassenhabitus nog steeds aanwezig in onze maatschappij (Bourdieu, 1979, p. 6). Deze beweert namelijk dat de hoeveelheid cultureel kapitaal en de persoonlijke activiteiten en smaken op gebied van kunst en cultuur voor een groot deel bepaald worden door de klasse waartoe men behoort. In deze tijd is het immers ook niet eenvoudig om iedereen te overhalen om aan cultuur te doen (Laermans, 2007, pp. 15-18).
10
Volgens een onderzoek uit 2009 van de Vlaamse gemeenschap is deelname aan culturele activiteiten op regelmatige basis zelfs weggelegd voor de minderheid van de Vlaamse bevolking. Dit is duidelijk te zien in tabel 2. Het gaat hier over activiteiten zoals het bezoeken van een museum of een tentoonstelling tot het gaan naar concerten en het bijwonen van een dansuitvoering of een toneelstuk.
kernpubliek belangstellend participant % cultuurparticipanten % cultuurparticipanten inclusief bioscoopbezoek passant of incidentele bezoeker non-participant %nietcultuurparticipanten %nietcultuurparticipanten inclusief bioscoopbezoek
2009
2008 2007 2006 2005 2004
4,0
4,2
28,9
29,1 30,8 32,1 31,4 30,6
32,9
33,3 34,1 35,8 34,7 33,4
47,1
44,2 43,5 46,6 44,3 45,1
40,8 25,3
40,7 42,5 42,9 42,8 43,8 26 23,3 21,4 22,5 22,8
66,1
66,7 65,8 64,3 65,3 66,6
52,9
55,8 56,5 53,4 55,7 54,9
3,3
3,7
3,3
2,8
Tabel 2: Percentage participanten Bron: Eurobarometer, 2007
11
Uit de Eurobarometer blijkt dat zeker 23 procent van de Belgen zo goed als nooit culturele activiteiten bijwoont (Eurobarometer 56, 2007). Door toedoen van gewezen minister van Cultuur Bert Anciaux is de overheid sinds 1999 meer aandacht gaan besteden aan cultuurparticipatie. Dit heeft er toe geleid dat de cultuursector meer aandacht is gaan hebben voor haar publiek. Hierbij ging specifieke aandacht uit naar publieksverbreding, nieuwe bevolkingsgroepen aantrekken en het verbeteren van de participatiekwaliteit (Leye, 2006, p. 23). Wat volgt is een stuk over drempelverlaging uit het participatiedecreet van Bert Anciaux: “Het Vlaamse cultuurbeleid streeft naar het wegwerken van de drempels die de participatie aan cultuur tegengaan en ondersteunt initiatieven in die zin. Het betreft met name initiatieven in verband met het sociaal-cultureel werk, communicatie (waaronder de „traditionele‟ kanalen, maar ook digitale communicatie), spreiding, financiële drempels, fysische toegankelijkheid. Ook longitudinaal wetenschappelijk onderzoek naar cultuurparticipatie is voor het beleid belangrijk. De Vlaamse overheid acht het ook van groot belang dat alle kunst- en erfgoedinstellingen, bibli1otheken en culturele centra en cultuur- en jeugdwerkorganisaties nadenken over de relatie tussen hun aanbod en het publiek dat aan dat aanbod deelneemt. Elk „instrument‟ en elk initiatief dat zich als doel stelt de cultuurparticipatie te verbreden of te verdiepen, moet omgaan met de drempels die cultuurparticipatie verhinderen en/of bemoeilijken. We vinden het dan ook belangrijk op maat gesneden – bv. binnen een specifieke leefwereld – en diverse werkvormen te ondersteunen die streven naar een grotere participatie en meer gemeenschapsvorming.” (Anciaux, 2004, pp. 16-17) Volgens de participatiesurvey van 2009 hebben de inspanningen van de laatste 10 jaar echter geen noemenswaardige toename in cultuurparticipatie veroorzaakt. De grafieken over cultuurdeelname vertonen namelijk al 10 jaar een nagenoeg horizontale lijn en er bestaan nog steeds bepaalde groepen van de bevolking die geen aansluiting hebben kunnen vinden. De grootste drempel om aan cultuur te doen, zou motivatie zijn.
12
Dit zou zwaarder doorwegen dan andere bezwaren zoals tijd, afstand en geld (Lievens & Waege, 2011). Vlaanderen kent dus nog vele zwakke plekken in haar cultuurbeleid en het vergt nog steeds heel wat inspanningen voor cultuurhuizen om mensen te kunnen overtuigen. Het internet en meer bepaald Web 2.0 zorgen op het vlak van cultuurparticipatie voor een grote bijdrage. Uit de participatiesurvey van 2009 blijkt namelijk dat de virtuele cultuurdeelname in de lift zit, hoewel er in 2004 enkel nog maar aanname was dat daar ook een publiek voor bestond. Met virtuele cultuurdeelname worden activiteiten op het internet bedoeld, zoals het opzoeken van informatie over cultuur (dit doet meer dan 80% van de 18- tot 34-jarigen), het aanschaffen van cultuurproducten of het beleven van cultuur. Deze virtuele cultuurparticipatie wordt verder in dit hoofdstuk verduidelijkt met enkele voorbeelden. Vooral jonge, hoogopgeleide mannen zijn geïnteresseerd in dit soort van activiteiten. Er werd ook een nieuw soort publiek ontdekt dat in het dagelijks leven bijna nooit deelneemt aan cultuur, maar wel vaak deelneemt aan cultuur online. Sinds 2009 is er sprake van een groot aantal online deelnemers. Hun aandeel is gestegen van 29,4 naar 56,5 procent. Het gaat hier over mensen die zo goed als dagelijks aan virtuele cultuurparticipatie doen. Actieve internetgebruikers zijn meestal ook cultuuractiever. De vrees dat het internet immobiel maakt, wordt dus dankzij dit onderzoek voor een deel weggenomen (Sels, 10.02.2011). Cultuurbeleving op het internet geraakt steeds meer ingeburgerd. Daarom is het vanzelfsprekend dat er even sterk moet worden ingezet op zowel de digitale als op de fysieke beleving van cultuur. Participatie moet een aandachtspunt blijven, ook omdat er nog te veel mensen zijn die helemaal niet deelnemen. Bij het bevorderen van deelname is, na promotie, cultuureducatie evenzeer noodzakelijk en ook het verlagen van de inkomprijs helpt. Hoe lager de prijs van de activiteit, hoe groter de kans dat men zal deelnemen (Ganzeboom,1989, pp. 34-35). Ook de bereikbaarheid van culturele voorzieningen speelt hierbij een rol. Deze factor is namelijk sterk gerelateerd aan het geld- en tijdsbudget van de mensen en leidt ertoe dat cultuurhuizen die moeilijker te bereiken zijn of een minder gespreid aanbod aanbieden, een meer geselecteerd publiek krijgen. Dit is omdat hier enkel mensen naartoe zullen komen die voor dit aanbod aanspraak willen maken op hun geld en tijdsbudget
13
(Ganzeboom, 1989, pp. 39-40). Culturele organisaties zullen zich zich bovendien moeten gaan afvragen of het huidige aanbod niet te veel bedoeld is voor de welgestelde, blanke middenklasse waardoor mensen met andere sociale en culturele achtergronden moeilijk over de drempel te halen zijn ( Goossens, 14.02.2011). 2.3 Offline promotie in de cultuursector Om een zo groot en zo divers mogelijk publiek aan te trekken, moeten cultuurcentra investeren in de promotie van hun activiteiten. Over de eeuwen heen is de vorm van promotie voeren sterk geëvolueerd en tegenwoordig gebruikt men minstens evenveel online als offline promotechnieken. De online promo via de digitale media wordt in het volgende deel besproken, maar eerst overlopen we de klassieke promotechnieken die nog steeds nodig zijn en waarbij geen internet aan te pas komt. 2.3.1 Promotievoering door de eeuwen heen De culturele sector doet al aan marketing sinds de klassieke Oudheid. De Griekse en Romeinse theaters liepen immers niet vanzelf vol. Dankzij de stadsomroepers was iedereen meteen op de hoogte van de geplande activiteiten en in de middeleeuwen trokken de wagenspelers de middag voor de voorstelling de hele stad door. Zo konden zij hun avondvoorstelling bekend maken bij het publiek. De voorbeelden van promotievoering voor culturele activiteiten in de geschiedenis zijn talrijk en sommige technieken worden nog steeds gebruikt omdat ze ook in onze tijd doeltreffend blijken te zijn. De promovoering rond culturele voorstellingen heeft pas een grote omvang gekregen met de opkomst van de culturele industrie, die zich sterk ontwikkelde na Wereldoorlog II. Daarvoor hadden kunst en amusement nog een lokale reikwijdte. Uiteindelijk heeft men dankbaar gebruik gemaakt van de opkomst van reclamebureaus, televisie en andere media. Zo is langzaamaan het promotieaanbod voor voorstellingen verder uitgebreid, zodat er geleidelijk aan een breed en deels heel typisch aanbod van methoden en technieken is ontstaan (Noordman, J. 2006, p.1).
14
2.3.2 Klassieke communicatiekanalen Drukwerk is dé klassieke methode om te communiceren met het publiek. Van flyers, brochures en posters tot artikels in magazines en kranten. Ondanks de opkomst van digitale communicatie, blijft drukwerk een belangrijke plaats innemen in de promotie van cultuur. In de cultuursector wordt er momenteel vooral gewerkt met het verspreiden van flyers, posters en brochures, zeker als men een jong publiek wil bereiken. Goede mond-aan-mond reclame heeft natuurlijk ook een grote invloed. Doeltreffende communicatie heeft enerzijds te maken met de keuze van de plaats voor posters en flyers en anderzijds met de inhoud van de boodschap. Het is niet gemakkelijk om posters op de juiste plaats te hangen en op efficiënte plaatsen te gaan flyeren. Posters en flyers worden meestal verspreid bij cd-winkels, bioscopen, cafés, bibliotheken, fuiven en concertzalen in de buurt. Doordat er flyers en folders bestaan in allerlei kleuren en vormen zorgt dit vaak voor overdaad aan communicatie en wordt de vraag gesteld hoe doeltreffend ze nog zijn (Cultuurnet, 2008). Vaste klanten worden meestal online op de hoogte gehouden via een mailingsysteem, maar om het overige potentiële publiek aan te spreken, wordt er gewerkt met massacommunicatie. Dit houdt in dat er posters en flyers worden verspreid onder een groot publiek. Het nadeel van deze methode is dat hierbij geen rekening gehouden wordt met de gevarieerde samenstelling van het publiek. In de praktijk blijkt dat culturele centra met hun evenementen meerdere lagen van de bevolking aan moeten aanspreken. Deze vorm van promotie is dus niet erg effectief om alle subculturen te bereiken. Daarom is gedifferentieerde marketing nodig waarbij de culturele instelling de markt in verschillende doelgroepen verdeelt en voor elk doelgroep een aparte strategie uitwerkt. Men kan zo beter rekening houden met leeftijd, opleidingsniveau en etnische achtergrond en dus ook met de verschillende wensen en interesses van het publiek (de Wit, 2003, p 13). Vaak zal een advertentie alleen niet meteen leiden tot een stormloop aan bezoekers, daarom wordt soms, om de aandacht te vergroten, de pers ingeschakeld. Een interview met een artiest als preview van een evenement leidt mogelijk tot een grotere opkomst (Cultuurnet, 2008).
15
2.3.3 Collectieve promotie in de cultuursector De culturele sector maakt tegenwoordig ook gebruik van collectieve promotievoering. Dit houdt in dat verschillende culturele instellingen met elkaar gaan samenwerken om eenzelfde evenement te promoten. Door de schaalvergroting krijgen collectieve evenementen op niveau van de stad of regio een grotere respons, niet alleen in de pers maar ook bij het publiek. Dit is ook zeer gunstig voor de naambekendheid van de cultuurcentra die deelnemen. Een voorbeeld van collectieve promotie is joint promotion. Hier gaat het erom hetzelfde aantal of meer potentiële bezoekers aan te trekken bij lagere reclamekosten. Advertenties in de media zijn namelijk voor veel cultuurorganisaties onbetaalbaar. Om de kosten te drukken wordt er dus aan gezamenlijke reclamevoering gedaan (Noordman, 2006, pp. 4-6). Er bestaan ook collectieve gepromote open dagen, die als doel hebben om kennis te maken met de verschillende culturele instellingen. Tal van gemeenten, regio's en cultuurorganisaties doen mee aan Open Monumentendag, de Week van de Amateurkunsten, Erfgoeddag of de Week van de Smaak. Meedoen aan dergelijke overkoepelende evenementen heeft voordelen op het vlak van aanzien, promotie en persaandacht. Culturele festivals volgen bovenstaande gedachtegang. Ze willen in de eerste plaats een laagdrempelige kennismaking bezorgen met de lokale cultuurorganisaties. Laagdrempeligheid staat niet gelijk aan vervlakking, een hoogwaardige programmering is noodzakelijk voor een geslaagd evenement. Het betekent wel dat bij de programmering bewust nagedacht moet worden hoe de drempels zo laag mogelijk gehouden kunnen worden. Het is de bedoeling om het publiek aan te sporen tot herhaald bezoek van de deelnemende culturele organisaties (Cultuurnet, 2008).
16
2.4 Online promotie in de cultuursector Het internet biedt cultuurhuizen tegenwoordig eindeloos veel mogelijkheden om zichzelf bekend te maken bij de massa en heeft een grote invloed op het verspreiden en vinden van gratis informatie. De digitale media winnen meer en meer aan belang. Dankzij online toepassingen wordt promotie voeren rond culturele activiteiten naar een hoger niveau getild. Vroeger was informatie over cultuur op het internet beperkt tot websites van de cultuurorganisaties zelf. Maar vandaag kunnen culturele instellingen, onder meer dankzij Web 2.0, hun programma plaatsen op verschillende soorten websites en applicaties (ViWTA., 2008, p. 29). Wanneer digitale media worden gebruikt in cultuurcommunicatie, kunnen die op verschillende manieren worden ingezet. Enerzijds ziet men het internet als een middel om potentiële klanten via hun computer te werven voor één van de culturele activiteiten. Anderzijds bieden digitale media de mogelijkheid om cultuurcommunicatie veel ruimer te maken. Ze stimuleren actieve participatie en creëren interactie met het publiek, zowel fysiek als virtueel (De Wit, 2004, p. 29). Dankzij digitale media is het ook veel gemakkelijker geworden om in te spelen op de persoonlijke interesses van het publiek. Een krant heeft ruimtelijke beperkingen maar op het internet is de beschikbare ruimte oneindig waardoor het makkelijker is geworden om in te spelen op de verschillende soorten publiek.
17
2.4.1 E-mail marketing E-mail is één van de meest gebruikte internettoepassingen. Zowel voor persoonlijke als professionele contacten is het een snel en relatief goedkoop communicatiemiddel. Om het contact met klanten te starten en te onderhouden zijn er verschillende soorten mailingsystemen maar cultuurhuizen opteren meestal voor de elektronische nieuwsbrief. Het grote voordeel van een elektronische nieuwsbrief is dat men beter kan inspelen op de actualiteit en de persoonlijke voorkeur van de klant. Men gebruikt e-mail zowel om nieuwe klanten te werven als om klanten aan zich te binden (Walrave, 2004, p. 55). 2.4.2 Web 2.0 en cultuur Van culturele instellingen wordt in het huidige ICT-tijdperk verwacht dat ze meer gaan inspelen op de behoeftes van de consument en dat ze gebruik gaan maken van de toegenomen mogelijkheden voor communicatie en interactie met hun publiek. Men moet het publiek meer kansen geven om zelf op ontdekking te gaan en te participeren. De eenrichtingscommunicatie van vroeger wordt vervangen door de interactieve Web 2.0 modellen. Met deze modellen kan men extra kennis en interactie aanbieden en de aangeboden culturele diensten persoonlijker maken. De digitalisering biedt op deze manier meer mogelijkheden aan om cultuurparticipatie te verbreden, te personaliseren en te verbeteren. Dit maakt het gemakkelijker om de drempel tussen aanbod en publiek volledig weg te werken (Michiels & Mechant, 2007, p. 3). 2.4.2.1 De online community Een online community wordt gedefinieerd als een groep mensen die met elkaar communiceren en interageren in een virtuele omgeving (Willaerts, 2004, pp. 46-47). Sommige cultuurcentra hebben een community op hun website om de websitegebruikers zoveel mogelijk te betrekken.
18
De output die door deze community wordt gecreëerd (reacties, commentaar en discussies) voedt op zijn beurt ook weer hun digitale databank met informatie over de gebruikers. Een ander voordeel van een community is dat de leden de gewoonte hebben om hun persoonlijke communicatiekanalen te gebruiken om dingen die ze leuk of interessant vinden op de website van het cultuurcentrum door te sturen via e-mail, MSN, Facebook of via SMS. Sommigen van hen worden zonder dat ze het zelf beseffen promotors van het cultuurcentrum. Dit soort leden wordt ook wel „brand advocates‟ genoemd en zorgen voor een ideale vorm van virale marketing (Willaerts, 2004, p 51). 2.4.2.2 Sociale netwerken De sociale netwerken die iedereen in staat hebben gesteld om online inhoud te creëren, te publiceren en te delen, vallen ook onder de noemer Web 2.0 en hebben voor een belangrijke technologische vernieuwing gezorgd. Cultuurcentra maken er tegenwoordig meer en meer gebruik van. De sociale netwerken zoals Facebook en Twitter bieden behalve interactie ook mogelijkheden tot het promoten van culturele evenementen of het promoten van het cultuurhuis zelf. Op Facebook is het bijvoorbeeld mogelijk fan te worden van Het Depot of De Vooruit. Via deze fanpagina worden fans dan op de hoogte van het cultureel programma van het cultuurcentrum. De cultuurhuizen zijn ook in staat via Facebook filmpjes te posten of recensies te plaatsen van een concert dat recent plaats vond. Dit soort applicaties maakt het voeren van promotie veel aangenamer en zorgt ervoor dat er veel mensen tegelijkertijd en snel bereikt kunnen worden. Het aanbieden van interactie maakt het aangenamer voor de gebruikers en kan zorgen voor een hogere vorm van cultuurparticipatie.
19
2.5 E-cultuur De term „e-cultuur‟ staat voor de gevolgen die de digitale revolutie met zich heeft meegebracht voor de cultuursector. Gevolgen op het vlak van productie, distributie, promotie, behoud en gebruik van cultuur (Nordeman, 2008, p. 9). De digitale media vormen steeds meer een onderdeel van de samenleving en cultuur waardoor het beleid op het gebied van cultuur niet meer apart kan worden gezien van technologische ontwikkelingen. E-cultuur draagt bij tot culturele innovatie, tot nieuwe vormen van cultuurparticipatie en zorgt voor een nieuwe rol voor de cultuurgebruiker (Schwarz, 2004, pp. 4-6). 2.5.1 Virtuele cultuurparticipatie Cultuurliefhebbers kunnen via het internet op verschillende manieren in contact komen met cultuur. De virtuele en reële wereld kunnen echter niet als aparte sferen beschouwd worden, ze zijn met elkaar verweven. Het is bijvoorbeeld mogelijk online tickets te kopen voor een toneelvoorstelling en via een online forum is er de mogelijkheid na te praten over een onlangs bijgewoond concert. De virtuele cultuurparticipatie wordt in dit deel onderverdeeld in vijf verschillende vormen: informatie, e-commerce, beleving, communicatie en creatie (ViWTA, 2008, pp. 10-11). 2.5.1.1 Informatie Mensen informeren zich via het internet over verschillende vormen van cultuur, zowel inhoudelijk (vb. het verhaal van een opera) als praktisch (vb. openingstijden en beschikbaarheid). De meeste internetgebruikers zijn in de eerste plaats op zoek naar praktische informatie. Ze zoeken deze informatie vooral op via zoekmachines en minder via de cultuurwebsites zelf. In 2003 gebruikte men vooral tijdschriften en magazines om aan informatie over cultuur te geraken, meer dan het internet. Sindsdien is er een sterke stijging in het gebruik van internet voor raadpleging over cultuur.
20
Door de verspreiding van breedbandinternet en de groei van inhoudelijke informatie op het web is het bekijken van beeld- en geluidmateriaal in korte tijd zeer populair geworden. Men brengt online veel tijd door met het beluisteren van muziek, het bekijken van filmpjes en het spelen van spelletjes. Ook voor meer complexe vragen zoeken cultuurliefhebbers vaak eerst een antwoord op het internet, om daarna in een uitgebreide zoekstrategie ook andere media te betrekken (Adolfsen, De Haan, 2008, p 12). Tegenwoordig hebben de meeste cultuurhuizen hun aanbod gedigitaliseerd en online geplaatst onder de vorm van een online database op hun website. Deze digitale collecties bevatten vaak niet meer dan een afbeelding van het evenement, samen met een tekst die zelden wordt aangepast. In veel gevallen lijkt er geen echte toegevoegde waarde aanwezig te zijn in vergelijking met een gedrukte folder of poster. Een digitale collectie op zichzelf is dus niet echt een plaats voor discussie en interactie, men gebruikt ze vooral voor het opzoeken van informatie. Er bestaan ook websites die informatie en digitale collecties van verschillende cultuurcentra verzamelen, bijvoorbeeld de Uitdatabank van Cultuurnet. Deze vorm van samenwerking tussen verschillende instellingen wordt aangemoedigd omdat men zo een breder publiek kan bereiken en omdat het interessanter is voor de gebruiker (Michiels & Mechant, 2007, pp. 22-23). 2.5.1.2 Communicatie Door haar communicatiefaciliteiten is het internet tegelijkertijd een soort van digitaal prikbord en een ontmoetingsplaats. Communicatie en de vorming van communities komt vooral voor bij populaire cultuur, en veel minder bij traditionele kunsten. Door e-mail genoot internet al voor de komst van het wereld wijde web in universitaire kring grote bekendheid als communicatiemedium. Sindsdien is de populariteit van het net als sociaal medium, met toepassingen als chatten, instant messaging (bijvoorbeeld MSN) en sociale netwerken alleen nog maar toegenomen. Op cultuurwebsites willen bezoekers ook ergens hun mening kwijt en willen ze met anderen in contact komen om over voorstellingen en concerten te praten.
21
Het opbouwen van een community of forum zijn manieren om meer betrokkenheid te creëren bij het publiek (Adolfsen & De Haan, 2008, p 56). Mensen wisselen graag gedachten met elkaar uit en dat verklaart ook de populariteit van de weblog. Blogs winnen tegenwoordig aan populariteit in vergelijking met forums en discussieplatformen. Ze zijn een voorbeeld van hoe cultuurcentra veel meer kunnen doen met hun communicatie dan enkel een gewone website als uitzendkanaal te hebben die maar vanuit één richting communiceert (De Wit, D. (2004, p. 32). Een digitale bibliotheek van een cultuurhuis kan het mogelijk maken om gepersonaliseerd te communiceren. De klant kan via de bibliotheek informatie leveren over zichzelf en die kan worden opgeslagen in een gebruikersprofiel. Deze informatie is zeer waardevol voor cultuurcentra op het vlak van communicatie (Michiels & Mechant, 2007, pp. 22-23). 2.5.1.3 E-commerce Onder E-commerce wordt het kopen, het verkopen en het reserveren van een cultuurproduct verstaan (Weltevreden, 2007, p 43). Door deze acties is het internet een onderdeel geworden van het economische domein en is de economie van kunst en cultuur uitgebreid met digitale transactiemogelijkheden. Het publiek van culturele instellingen kan door het reserveren van kaarten of het kopen van kunstwerken zijn voordeel doen. E-commerce is al zeer populair onder particulieren en men merkt een stijging op in het aantal e-shoppers. Dit biedt culturele instellingen een groter klantenbestand met mensen die ervaring hebben bij het aanschaffen van producten online. Hoewel e-shoppers hun online aankoop vaak beschouwen als vervanging voor shoppen in het echt (Weltevreden, 2007, p. 44) zou het op cultureel vlak wel een stimulans kunnen zijn om naar de instellingen toe te gaan omdat het hier ook vaak gaat om het aanschaffen voor tickets voor een concert of voorstelling (Adolfsen & De Haan, 2008, p. 41). Veel cultuurhuizen werken aan het automatiseren van hun kassasysteem en kaartenverkoop. De meeste online kaartenverkoop loopt via de website van de culturele instellingen zelf. Bij kleinere cultuurhuizen verloopt dit vooral via email.
22
Nieuwe ticketsystemen kunnen zorgen voor meer informatie over de klant. Via digitale nieuwsbrieven kunnen deze nieuwe klanten vervolgens weer van actuele en soms zelfs gepersonaliseerde informatie worden voorzien (Adolfsen & De Haan, 2008, p. 43). 2.5.1.4 Beleving Bij virtuele cultuurbeleving gaat het om het online ervaren van culturele inhoud. Dit kan gaan van het bezoeken van een virtuele tentoonstelling tot het bekijken van een theaterstuk op het internet. Er zijn mensen die wel online aan cultuur doen maar in het dagelijkse leven nooit naar een museum of theatervoorstelling gaan en dus de online cultuur ervaren als een vervanging. De vraag is of het online beleven van cultuur ook een stimulans kan zijn voor offline cultuurparticipatie. Enerzijds lezen mensen nog steeds graag een boek, luisteren ze naar een CD, gaan ze naar een theatervoorstelling of een concert. Anderzijds komen er ook nieuwe vormen van cultuurbeleving die ook een bedreiging kunnen zijn voor de offline participatie. Dit laatste gebeurde er binnen de muzieksector. Terwijl de meeste mensen enkele jaren geleden nog cd‟s kochten, gaat de meerderheid nu muziek online aankopen of illegaal downloaden. Dit betekent ook dat de muziekbeleving anders wordt. Maar niet alleen de muzieksector is onderhevig aan deze veranderingen. Ook de andere culturele sectoren staan voor een enorme uitdaging en experimenteren met nieuwe vormen van cultuurbeleving voor de gebruiker (ViWTA, 2008, p. 5). 2.5.1.5 Creatie Web 2.0-toepassingen stellen gebruikers in staat om zelf cultuur te creëren. Het gaat hier om het toevoegen van user generated content in de vorm van tekst, beelden en geluidmateriaal. De huidige internetgeneratie plaatst vooral zelfgemaakte muziek en filmpjes online. Niet alleen internetgebruikers wisselen muziek uit via internet, ook muzikanten bieden daar hun muziek aan via bijvoorbeeld Soundcloud of vi.be (Magerman, 2009, p. 24). Creatie is meer dan alleen het delen van foto‟s, films of muziek.
23
Er zijn bijvoorbeeld websites waarop men zelfgeschreven zangpartijen en samples kan aanbieden. Op deze manier kunnen anderen dit materiaal hergebruiken. De websites Freesound.com en ccmixter.org zijn daar een voorbeeld van. (Pitler, 2006, p. 4).
24
Hoofdstuk 3: Web 2.0 en de muzieksector In dit derde hoofdstuk volgt een inleiding in de bestaande Web 2.0 applicaties voor de muzieksector. Er wordt besproken welke concrete veranderingen deze webtechnologieën met zich mee hebben gebracht voor de verspreiding, promotie en beleving van muziek en op welke verschillende wijzen Web 2.0 benut wordt door zowel muzikanten als muziekliefhebbers. Wat is de reactie van artiesten en muziekcentra nu er een nieuwe wind waait door het muzieklandschap en welke voordelen ondervinden de gebruikers van deze interactieve applicaties? Verder worden enkele belangrijke Web 2.0 muzieknetwerken behandeld. 3.1 De muzieksector Onder het begrip „muzieksector‟ verstaan we dat deel van de samenleving waar muziek wordt geproduceerd, geconsumeerd, gepubliceerd en gepresenteerd. Het is een onderdeel van de cultuursector. De muzieksector is een overkoepelend begrip voor muziekcentra, muzikanten, platenfirma‟s en andere personen en organisaties die zich professioneel bezig houden met muziek. (De Pauw, 2005, p.144). Ook in de muzieksector krijgen het internet en Web 2.0 een belangrijke rol toegewezen want muziek lijkt de mensen tegenwoordig meer en meer via het internet te bereiken en Web 2.0 zorgt voor meer interactiviteit en bijgevolg ook voor meer activiteit rond muziek. 3.2 Muziek 2.0 Dankzij Web 2.0 kunnen muziekliefhebbers via het internet op verschillende manieren in contact komen met muziek. Ze leren nieuwe bands kennen op hun favoriete muzieknetwerk of ze plaatsen zelfgeschreven songs online en delen die met de rest van de wereld. Het online gebruik van muziek kan, net zoals cultuur, worden ingedeeld in vijf verschillende vormen: informeren en ontdekken, Ecommerce, beleving, communicatie en creatie (ViWTA, 2008, pp. 10-11).
25
3.2.1 Informeren en ontdekken Een positief gevolg van Web 2.0 is dat muziekliefhebbers de kans krijgen om heel wat nieuwe bands en muziekgenres te ontdekken op het internet. Vooral sociale netwerken bieden daartoe heel wat mogelijkheden. Vóór de uitvinding van het internet waren de middelen om muziek te ontdekken heel anders en veel intensiever. Men ging dan naar platenzaken en concerten. Met de komst van het internet is er natuurlijk veel veranderd, het internet is een walhalla voor muziekliefhebbers die zich er helemaal in uit kunnen leven. Ze ontdekken nieuwe muziek hoofdzakelijk via sociaalnetwerksites. Vooral Last.fm is een netwerk specifiek rond muziek. Op deze site kunnen mensen de muzieksmaak van hun vrienden ontdekken en wordt er nieuwe muziek aangeraden die bij hun persoonlijke muzieksmaak past. In het Web 2.0 tijdperk is er een handig gereedschap ontwikkeld ten dienste van dit actief zoeken naar nieuwe muziek, namelijk de tagging (zie hoofdstuk 1). Er bestaan tag clouds van gebruikers, van artiesten, van een genre of van een hele databank. Een artiest kan tags opgekleefd krijgen die zijn muziekstijl omschrijven, zijn uiterlijk, zijn afkomst enzovoort. (Tilly, 2009, pp. 22-23). Via deze tags wordt er bijgehouden naar welke muziek de gebruikers luisteren en zo krijgen ze meer mogelijkheden om nummers en artiesten te leren kennen die passen bij hun muzieksmaak. Over deze nieuwe manier van muziek ontdekken volgt er later in dit hoofdstuk meer uitleg. 3.2.2 Communicatie Omdat jongeren opgroeien in een digitale omgeving, leren zij vaak als eerste de nieuwe webtechnologieën kennen. Ze zijn de early adaptors van Web 2.0. Jongeren vinden het heel normaal dat cultuur en muziek een plaats hebben op het internet. Ze zoeken elkaar op in chatrooms, via nieuwsgroepen en e-mail om over muziek te praten, nieuwe muziek uit te wisselen en elkaar op de hoogte te houden van aankomende concerten. Muziekliefhebbers kunnen ook communiceren met hun favoriete artiesten via de eigen website van de artiest of via sociale netwerksites waar online communities ontstaan rond de muzikant.
26
Fans kunnen bijvoorbeeld berichten achterlaten op de Facebookpagina van de artiest of praten over de artiest met anderen via een chatroom of een forum. Door online actief te zijn kan een band een eigen bestand van fans opbouwen en van daaruit is het dan weer mogelijk om bekend te worden bij een groter publiek, wanneer die geïnteresseerde mensen op hun beurt de muziek delen met hun vrienden. Sommige artiesten houden ook een blog bij en vertellen zo interessante verhalen aan hun fans. Bloggen kan een suggestie tot persoonlijk contact creëren, een blik achter de schermen bieden en een persoonlijke band met de artiest opbouwen. In hun onderzoek over user-generated content ging men na hoe blogs een impact kunnen uitoefenen op de muziekverkoop (Chang & Dhar, 2007, p 20). De resultaten toonden significant aan dat de aandacht die een bepaalde artiest of een bepaald album op blogs kreeg een zeer grote voorspeller was van de verkoopcijfers van de artiest (Tilly, 2009, p.36). 3.2.3 E-commerce Door de komst van het internet werd ook E-commerce mogelijk. Onder E-commerce wordt de online verkoop en distributie van producten en diensten verstaan. Zo kan een muziekliefhebber op een muziekwebsite als Last.fm korte stukjes van liedjes beluisteren en eventueel overgaan tot de aankoop ervan via betalende downloads, bijvoorbeeld via iTunes. Eveneens is de aankoop van een echt album mogelijk. Dat kan men na de aankoop thuis laten bezorgen. Dit kan bij een online dienst als Amazon of de distributeur van het album (Magerman, 2009, p. 60). Volgens de long-tail theorie van Anderson (Anderson, 2006) is de curve van de hedendaagse muziekproductie er één met een kleine piek en een heel lange staart. De piek staat voor de hits van de populaire popartiesten, die beschouwd kunnen worden als massacultuur, de staart bestaat uit miljoenen nicheproducten: de filmpjes van minder bekende of zelfs onbekende artiesten op YouTube, de alternatieve muziekgenres op MySpace, enzovoort. Van die nicheproducten worden via iTunes en Amazon maar zeer kleine aantallen verkocht, maar opgeteld is het een grotere verkoop dan die van de massaproducten. Kortom: vele kleintjes vormen één groot geheel.
27
De kleine nicheproducten verdrijven de hits niet, maar tasten wel het monopolie van de massacultuur verder aan Het enige wat minder goed te digitaliseren en te distribueren valt, is een concert. Daarom gaan de gemiddelde prijzen van concerttickets omhoog. Verschillende bands geven hun muziek dan ook gratis weg op het internet om hun concerten te promoten (Ilegems, 2008, p.7). Concert- en festivaltickets worden ook via het internet verkocht. Een voorbeeld van een populaire e-service zijn de e-tickets voor festivals als Werchter en Pukkelpop. Hetzelfde geldt voor de muziekcentra die e-ticketing aanbieden. Er zijn weinig artiesten die de mogelijkheid aanbieden om concerttickets te kopen via de eigen website. Meestal gaat de verkoop enkel via de website van de organisator die dan gebruik maakt van een ticketbureau zoals Ticket Service en Ticketmatic. Het hebben van een goed ticketingsysteem is van groot belang voor concertorganisatoren. De praktijk leert dat betrouwbare ticket software cruciaal is om een antwoord te bieden op de belangrijkste uitdagingen voor iedere organisator. Deze uitdagingen zijn o.a. meer bezoekers aantrekken, kosten op het gebied van ticketing verlagen en een vlotte service leveren voor de klant (Ticketmatic, 2011). 3.2.4 Beleving Web 2.0 heeft vooral een meerwaarde gegeven aan de muziekbeleving. Muziekliefhebbers hebben veel meer mogelijkheden gekregen om nieuwe muziek te leren kennen en ze kunnen het beleven op verschillende manieren, via verschillende kanalen, via verschillende applicaties. Een voorbeeld van het gebruik van nieuwe kanalen is de toenemende populariteit van de internetradio. Dit is het luisteren naar de radio via streaming. Er zijn ook speciale internetradio‟s die zich afstemmen op de muzieksmaak van de gebruiker. Last.fm heeft bijvoorbeeld een speciale radio waarbij de gebruiker zelf kan kiezen welke muziek hij of zij te horen krijgt. De radio past zich volledig aan, aan de muzikale voorkeur van de consument (Wall, T., 2003, p. 224). Via streaming is ook het life volgen van concerten via het internet mogelijk. Fans kunnen concerten en optredens op festivals thuis op de computer volgen. Ze doen dit om verschillende redenen.
28
Ze kijken via het internet omdat ze geen ticket konden bemachtigen, er niet konden geraken of gewoonweg geen zin hebben om het huis uit te gaan. Op deze manier kunnen ze toch nog het concert meemaken. De digitale cultuur zorgt ook voor totaal nieuwe muzikale concepten. Zo is er de virtuele band Gorillaz. Zij zorgen voor de integratie van geluid, beeld en hedendaagse kunst en bestaan enkel via tekenfilms en hologramconcerten (Mewton, 2001, p. 40; Whittaker, 2002, p. 106). 3.2.5 Creatie Web 2.0 heeft ons veranderd. In plaats van passieve consumenten zijn we nu actieve producenten geworden. Dankzij de computer kan nu iedereen zelf muziek opnemen en online samples en zelfgemaakte liedjes uitwisselen (Devos, 2004, p.84). Er zijn veel verschillende applicaties waarmee men muziek kan produceren en delen. Zo bestaan er websites waar men zelfgeschreven partituren op kan plaatsen en kan delen met andere gebruikers. Dit wordt wel eens de overgang van consumentisme naar participerend producentisme genoemd (Vanderelst, 2010, p. 28). Last.fm is daar weer een uitstekend voorbeeld van. Het is niet zomaar een muziekencyclopedie, samengesteld door professionals, de gegevens die op de site staan komen vooral van de gebruikers zelf. De site bezit informatie over meer dan 1000 artiesten en muziekgenres omdat elke gebruiker er nieuwe artiesten en nieuwe informatie kan opzetten. De site is een schoolvoorbeeld van peer production omdat hij is samengesteld door alle gebruikers. 3.3 Sociale netwerken voor en over muziek Toepassingen van Web 2.0 die de verspreiding en het delen van muziek mogelijk maken, ontstaan en verdwijnen vaak even snel als ze gekomen zijn. Toch zijn er de laatste jaren enkele vaste waarden ontstaan in de wereld van online muziekbeleving. Deze sociale netwerken rond muziek zorgen voor een meerwaarde in de muziekbeleving van de gebruiker omdat deze interactief kan omgaan met muziek.
29
Alle vormen van muziek 2.0 (communicatie, beleving, informeren, E-commerce en creatie) komen vaak samen op deze netwerken. Hieronder worden enkele voorbeelden besproken. 3.3.1 3 voor 12 Op de website www.3voor12.nl kan men naast lezen over muziek ook vooral concerten beluisteren en bekijken. 3voor12 is een initiatief van de Nederlandse publieke omroep VPRO en behoort tot de pioniers als het gaat om muziek op het internet. De site heeft naar eigen zeggen het grootste online archief van concertopnames ter wereld. Daarnaast kan men luisteren naar live radiokanalen en naar web-tv kijken. De internetradio op de website wordt de luisterpaal genoemd en biedt gebruikers de kans om gratis en legaal onbeperkt te luisteren naar tientallen nieuwe of nog uit te komen albums. Er zijn toepassingen mogelijk voor de sociale netwerksites Hyves en Last.fm. Op de site kunnen mensen ook voor een eigen inbreng zorgen via een weblog en eigen popnieuws, tips, en videoclips (3voor12redactie, 2011). 3.3.2 Last.fm Last.fm is een sociale netwerksite waarbij alles draait om muziek. Deze muziekgemeenschap heeft een eigen muziekdienst en is hierdoor eigenlijk een buitenbeentje in het concept van de traditionele sociale netwerken. Last.fm is opgericht in Oostenrijk, maar is inmiddels in handen van CBS Corporation, die hun beleid voeren vanuit Londen (De Nooi, 2008, p 29). De website zet voor elke gebruiker een persoonlijk en slim muziekprofiel online. Het principe achter Last.fm is dat een bepaald soort software, de Last.fm client, aan je profiel doorgeeft welke muziek je hebt afgespeeld. Op basis hiervan wordt een persoonlijke profielpagina samengesteld, die voor elke gebruiker te bekijken is. Zodra men een nummer opzet, verschijnt het in de Last.fm-client. Informatie over een liedje, zoals titel en artiest, wordt in het muziekbestand bewaard. Elke dag wordt er dan op het profiel een lijst weergegeven met nummers die de gebruiker de afgelopen week het meest beluisterd heeft.
30
Naast de persoonlijke wekelijkse hitlijst berekent Last.fm ook de meest gedraaide artiesten en albums. De Last.fm client toont bij ieder liedje dat wordt afgespeeld informatie over de betreffende artiest. Onder de artiestinformatie kan men de namen van gebruikers die veel naar deze artiest luisteren en een lijstje met soortgelijke muziek zien. Er staat bijvoorbeeld bij elke artiest, hoeveel mensen er op dat moment naar die artiest aan het luisteren zijn en waar die mensen nog meer naar luisteren. Op basis van al die informatie van meer dan veertig miljoen gebruikers kan Last.fm steeds betere muzikale aanbevelingen maken voor de gebruiker. Alle informatie over artiesten, liedjes en albums is inhoud die gegenereerd wordt door de gebruikers zelf. Dat de inhoud geleverd en/of gecreëerd wordt door de gebruiker is het basisprincipe van de site. Dit alles maakt Last.fm tot een Web 2.0 applicatie (O‟Reilly, 2005). Cultuur wordt via deze weg niet meer gestuurd door mediabedrijven maar door haar gebruikers. (De Nooi, 2008, p 4.). Het radiostation op de website is zeer populair. De gebruikers krijgen namelijk de mogelijkheid muziek te beluisteren via streaming op een gepersonaliseerd radiostation waarop de nummers die afgespeeld worden specifiek zijn afgestemd op de muzieksmaak van de gebruiker. Dit doet de Last.fm Radio sterk verschillen van andere internetradio‟s waarbij je de muziek niet zelf kan kiezen. Ook is er sprake van E-commerce op Last.fm. Bij vele nummers in de catalogus is er namelijk de mogelijkheid om deze aan te kopen via Amazon en iTunes. De grote kracht van Last.fm is dat deze site niet alleen bedoeld is om te luisteren, maar ook om te communiceren. Mensen kunnen hun smaken en voorkeuren delen met elkaar. Op je profielpagina staat bijvoorbeeld een shoutbox waar bezoekers berichtjes kunnen achterlaten. Daarnaast kan men een lijst met vrienden bijhouden en elkaars muzieksmaak vergelijken (Last.fm, 2011). Er is ook de mogelijkheid om te zien welke vrienden op een bepaald moment naar welk lied aan het luisteren zijn. Verder kan elke gebruiker een eigen weblog bijhouden en discussiëren in een van de vele groepen. Ten slotte kan je zelf ook eigen nummers uploaden op de site en jezelf als artiest promoten.
31
Al deze extra mogelijkheden zoals artiestenprofielen bezoeken, muziek luisteren, nummers en albums downloaden of fysiek bestellen, communiceren via vriendenlijstjes en discussiegroepen, een evenementenkalender die gefilterd is op jouw favoriete muziek of woonplaats, enzovoort, maken Last.fm een sociale, interactieve muziekwebsite die thuishoort aan de top van websites die allemaal draaien om nieuwe vormen van sociale interactie rond muziek (Eerens, 2007). Deze samensmelting van sociale interactie, muziekbeleving en op maat gesneden informatie is momenteel de top op gebied van muziek en Web 2.0 (Magerman, 2009, p. 62). “All of these elements together make Last.fm a very complete music recommendation service, community, and online radio combined.” (Collard, 2007, p.3). 3.3.3 MySpace Enkele jaren geleden was MySpace nog een van de meest bezochte websites wereldwijd. Het zorgde voor grote muzikale doorbraken van o.a. Arctic Monkeys en Lily Allen. Maar de sociale netwerksite, die groot werd als ideale plaats om muziek te ontdekken en te delen, verwaterde en Facebook en Twitter schoten MySpace wat betreft populariteit en bezoekersaantallen voorbij. De website heeft sinds kort (27 oktober 2010) uit noodzaak een totale make-over ondergaan. Er is een nieuw logo en een ander websiteontwerp waardoor de persoonlijke interesses van de gebruiker onder de aandacht worden gebracht. Wat het interactieve betreft is er de mogelijkheid tot het delen van interesses met je vrienden en mensen met dezelfde smaak. De site is een plaats waar de gebruikers informatie over nieuwe bands kunt vinden en waar ze kunnen chatten over muziek, films en televisieprogramma's. Toch lijkt dit muziekplatform, dat ooit immens populair was, op sterven na dood. In maart 2011 viel het aantal unieke bezoekers met 10.000.000 terug (Deweer, 6.04.2011 ). Dit is een van de redenen waarom Rupert Murdoch, de man achter MySpace, de site te koop heeft gezet. Zowel muzikanten als talentenscouts zijn niet meer geïnteresseerd in MySpace omdat de sfeer van een echte community onvindbaar is door de statische interactie waardoor fans nog moeilijk te bereiken zijn.
32
Er wordt meer en meer gebruik gemaakt van Facebook, Twitter, YouTube en Soundcloud omdat deze websites veel gebruiksvriendelijker zijn en functioneler. (Deweer, 6.04.2011 ). Hoewel Facebook in eerste instantie niet de bedoeling had om zich te richten tot artiesten, is dit muziekluik spontaan ontstaan en wordt het nu ondersteund door applicaties als ReverbNation en MyBand. Dat zijn speciale pagina‟s voor artiesten waarop deze een bandprofiel kunnen aanmaken en filmpjes en liedjes kunnen posten (Magerman, 2009, p. 17). Op Reverbnation kan men een bandprofiel aanmaken, muziek aanbieden via streaming en men kan er ook muziek te koop aanbieden, zoals op iTunes. Het is in feite een soort MySpace profiel, maar dan in widget vorm binnen Facebook, wat dan weer een bewijs is voor de overwinning van Facebook op MySpace (Magerman, 2009, p 58). 3.3.4
Vi.be
Het online muziekplatform vi.be werd opgericht en gelanceerd in 2008 door Poppunt. Poppunt is een organisatie die het aanspreekpunt is voor muzikanten en dj's in Vlaanderen. Het oprichten van vi.be had als doel meer aandacht en speelkansen te creëren voor artiesten. Deze extra kansen creëren ze via popadvies, publicaties, projecten en andere initiatieven (Wemel, 2011). Vi.be biedt zowel aan de muzikanten als aan organisatoren de mogelijkheid om een profielpagina aan te maken. Het is dan ook de bedoeling dat beiden hier gaan netwerken en samenwerken. Vi.be is naar eigen zeggen de Vlaamse muziekwereld online en streeft ernaar een netwerk te zijn van muziekmakers, muziekliefhebbers en muziekorganisaties (Tilly, 2009, p 28). In het deel over de onderzoeksresultaten wordt er verder op de werking van vi.be ingegaan dankzij het interview met medeoprichter en content manager Joachim Wemel.
33
3.4 Muzikanten en Web 2.0 De manier van promotievoering is ook bij muzikanten erg gewijzigd onder invloed van de digitale revolutie. Tegenwoordig heeft elke artiest wel een eigen website en Facebook- of MySpacepagina waarop nummers beluisterd kunnen worden en waarop de band zelf communiceert met de fans. Artiesten kunnen via het internet zeer snel hun muziek de wereld insturen. Zij krijgen op die manier de kans op korte tijd een groot publiek te bereiken. Waar de fans zich ook bevinden, de toegang tot de muziek is er altijd. Daarom gebruiken artiesten het internet als lanceerplatform voor een nieuw album. Ze zetten hun nieuwe nummers graag eerst op het internet om deze eerst te testen bij hun doelpubliek, dat via het internet haar goed- of afkeuring kan geven (Goegebeur, (2009) in De Schepper (2009), p 15)). De muziekgenres die minder ingang vinden bij het grote publiek kunnen dankzij het internet meer en meer aan populariteit en bekendheid winnen. Vooral sociaalnetwerksites zijn tegenwoordig de ideale plaatsen waar muzikanten hun muziek ten toon stellen. Een videoclip op YouTube en een nieuw nummer op MySpace lokken meteen veel reacties uit en bereiken een groot publiek. Een extra voordeel is dat een profiel aanmaken op een sociaal netwerk gratis is en voor een artiest is dit ook de eenvoudigste en snelste manier om zichzelf online te promoten. Hoewel sociaalnetwerksites zeer populair zijn bij artiesten en muziekliefhebbers, hebben alle artiesten ook nog steeds hun eigen, persoonlijke website, die nog steeds beschouwd kan worden als het visitekaartje van de artiest. Met een persoonlijke website is het voor de artiest handig om muziek te verspreiden en met fans te communiceren. Sommige artiesten kiezen ervoor een blog bij te houden en anderen plaatsen video‟s en foto‟s van optredens (De Schepper, 2009, p 3.). De website is ook een handig middel om journalisten van alle informatie te voorzien die ze nodig hebben. Dit kan ook via de sociale media, maar de houdbaarheid hiervan is vluchtig en zowel de inhoud als de lay-out zijn beperkter. Een eigen website is het online huis van de artiest. Het is een plaats waarbij het enkel gaat over de artiest. Het is geen plek waar men enkel een klein onderdeel van een netwerk is zoals op Facebook en YouTube.
34
Deel 2: Onderzoek In dit onderdeel wordt eerst de methodologie van het onderzoek besproken. Daarna zullen per thema, overeenstemmend met de eerder vermelde onderzoeksvragen, de belangrijkste bevindingen uit de interviews besproken worden. Deze bevindingen worden telkens geïllustreerd met citaten uit de interviews. Hoofdstuk 1: Methodologie Om de onderzoeksvragen te kunnen onderzoeken werd er gebruik gemaakt van diepte-interviews. Deze onderzoeksvorm valt onder kwalitatief onderzoek en wordt vaak gebruikt in de sociale wetenschappen. Diepte-interviews worden voornamelijk toegepast als een bepaalde problematiek nog recent is en er dus exploratief onderzoek moet worden uitgevoerd. Er werd geopteerd voor het half open interview. Dit heeft het voordeel dat de onderwerpen van de vragen vaststaan, maar dat de vragen niet helemaal zijn afgebakend en er dus mogelijkheid is om dieper in te gaan op bepaalde aspecten. De vragen staan op een interviewfiche die zorgt voor een vaste structuur tijdens het interview (zie bijlage 1). Bij elke vraag worden meerdere deelvragen gesteld. De vragen zijn logischerwijze niet voor iedere contactpersoon hetzelfde. Ze zijn aangepast aan de persoon die geïnterviewd wordt en dus gericht naar een bepaald segment van Web 2.0 waar de geïnterviewde in is gespecialiseerd. De structuur en de vragen van het interview zijn gebaseerd op de indeling en de inhoud van de gevoerde literatuurstudie en werden vervolgens verder uitgewerkt. In dit onderzoek werd er gekozen voor een weloverwogen, doelgerichte steekproef. Hierbij worden de respondenten op voorhand uitgekozen en gecontacteerd. De rekrutering van de respondenten zou een maximum aan informatie moeten opleveren. Er werd getracht contact op te nemen met verschillende communicatieverantwoordelijken van cultuur- en muziekcentra, met Cultuurnet Vlaanderen, met vi.be en enkele muzikanten die bereid waren om hun ervaring met Web 2.0 te delen. Er werden 14 interviews afgenomen als persoonlijke, face to face gesprekken, één interview werd via e-mail beantwoord. De interviews duurden minstens een half uur en maximum een uur.
35
Het contact leggen gebeurde telkens via e-mail. Er werd telkens een standaard e-mail verzonden met een persoonlijke aanspreking naar elke contactpersoon. De e-mail naar de muzikanten zag er als volgt uit: Meneer/mevrouw (naam persoon), Ik ben Sofie Stans, laatstejaarsstudente Communicatiewetenschappen aan de KUL. Ik ben volop bezig met het schrijven van mijn massterproef, deze gaat over de invloed van Web 2.0 in de cultuur- en muzieksector. Hiervoor zou ik een paar interviews willen doen met enkele bands. Mijn vraag is dan ook of jullie het zien zitten om wat tijd vrij te maken voor een interview over hoe jullie gebruik maken van Web 2.0 (Facebook, blogs, Twitter) en hoe jullie deze sociale media ervaren. Dit interview zal maximum een uur duren. Jullie mogen een plaats en datum voorstellen. Het is niet nodig dat heel de band aanwezig is. Altijd leuk, maar als de mensen die zich met Web 2.0 bezighouden aanwezig zijn, is dat al meer dan voldoende. Als jullie het niet zien zitten, zouden jullie het dan ook kunnen laten weten? Dan kan ik nog een andere band contacteren. Alvast bedankt!
De interviews werden telkens opgenomen met een dictafoon. Het grote voordeel van deze methode is dat de interviewer niets moet noteren tijdens het interview en zich volledig kan concentreren op het gesprek. Achteraf werd de geluidsopname woord voor woord getranscribeerd om de verwerking van de resultaten vlotter te laten verlopen en om structuur aan te brengen in de data. Met behulp van de verschillende diepte-interviews werd er getracht na te gaan in welke mate Web 2.0 de cultuursector (cultuurcentra, muziekcentra, kunstencentra, muzikanten, cultuurliefhebbers) veranderd heeft.
36
In de interviews werd gefocust op de volgende onderzoeksvragen, allen voornamelijk gebaseerd op en geïnspireerd door de literatuurstudie:
1) In welke mate zijn de traditionele media zoals besproken in de gevoerde literatuurstudie, nog van belang in de promotie van cultuur? Hebben ze nog een even grote functie als enkele jaren geleden? Hoe zit het met het gebruik van online media voor promovoering? 2) Is er in de cultuursector sprake van een opkomst van Web 2.0? Is de invloed van sociale media toegenomen? Zijn de culturele organisaties gebaat bij deze Web 2.0 opkomst? In welke mate en op welke wijze maken ze er gebruik van? Is online ticketing de toekomst voor de cultuursector? 3) Bekijkt de cultuursector online cultuur als een bedreiging of zien ze er een meerwaarde in? Gebruiken mensen online cultuur als een vervanging of werkt het als een stimulans voor het beleven van cultuur in het echt? 4) Hoe heeft het internet het leven van muzikanten veranderd? Welke promotiemiddelen zijn voor hen het belangrijkst? Is het dankzij Web 2.0 mogelijk geworden om sneller en op eigen houtje succes te boeken in de muziekindustrie? Kan het Vlaamse muziekplatform vi.be hierbij helpen? 5)Welke middelen heeft de Vlaamse overheid ingezet om een grotere en meer kwaliteitsvolle cultuurparticipatie te bekomen? In welke mate hielpen het internet en Web 2.0 daarbij? Het gebruik en het nut van de UiTdatabank van Cultuurnet worden in vraag gesteld. Wat houdt het nieuwe Web 2.0 project van Cultuurnet juist in?
37
Er volgt nu een opsomming en omschrijving van de personen die bereid waren om tijd vrij te maken voor een interview: Bert Anciaux: Bert Anciaux is de gewezen minister van Cultuur, Jeugd en Sport. Hij werkt nu als senator en is momenteel vooral bezig met thema‟s als tewerkstelling, justitie en armoedebestrijding. Als minister van cultuur had hij een uitgebreide takenlijst. Zijn hoofdtaak was het cultureel aanbod erg verruimen, de kwaliteit van cultuur verhogen en ervoor zorgen dat zoveel mogelijk mensen toegang kregen tot het culturele aanbod en daardoor actief aan cultuur gingen doen. Cultuurparticipatie stond centraal in zijn cultuurbeleid. Davy De Laeter: Davy is marketing manager van het UiTnetwerk bij Cultuurnet Vlaanderen. Dat houdt in dat hij verantwoordelijk is voor de verdere ontwikkeling van de strategie van en de marketing voor het UiTnetwerk. De UiTdatabank is dé centrale databank waarin ongeveer tienduizend organisatoren van culturele activiteiten de informatie over het vrijetijdsaanbod in Vlaanderen en Brussel kunnen invoeren.Die activiteiten worden dan onder meer via UiTinVlaanderen.be gepubliceerd. Dennis Van Poucke: Dennis is productieleider van muziekclub Democrazy. Democrazy is vooral actief in kunstencentrum Vooruit, Minnemeers, Charlatan, de Centrale en de Handelsbeurs in Gent. Daarnaast is Dennis Van Poucke ook manager van de rockband Intergalactic Lovers. Ellen Vanmaele: Ellen is projectmanager van het nieuwe Web 2.0 project van Cultuurnet Vlaanderen. Frank Geypens: Frank is communicatieverantwoordelijke van Kunstencentrum Het Stuk in Leuven.
38
Guy Redig: Guy Redig is de ex-kabinetschef cultuur, jeugd en participatie bij de Vlaamse minister voor Cultuur, Jeugd en Sport Bert Anciaux. Hij was voorzitter van Cultuurnet. Hij doceert en publiceert momenteel over sociale en culturele thema‟s en overheidsbeleid. Hij is nog steeds als adviseur verbonden aan de Vlaamse regering. Joachim Wemel: Joachim is Content manager en hoofdredacteur bij Poppunt en medeoprichter van het online muziekplatform vi.be. Kim Geerdens: Kim is communicatieverantwoordelijke van muziekcentrum Het Depot in Leuven. Ze is dus verantwoordelijk voor de communicatie in en voor het Depot. Dat gaat van het onderhouden van de website, de Facebookpagina en andere sociale media tot het opstellen van persberichten, e-mails naar klanten, enzovoort. Ze zorgt zowel voor de gedrukte als voor de online promotie. Leen Burggraeve: Leen is communicatieverantwoordelijke van Gemeenschapscentrum de Kroon in Bocholt. Ze zorgt ook voor de administratie, de programmatie, personeelszaken en promotie. Liesbeth Vanhouten: Liesbeth zorgt voor de communicatie en publiekswerking van provinciehuis Het Dommelhof in Neerpelt. Ze houdt zich vooral bezig met twee hoofdprojecten: Theater op de markt en Tact. Voor deze projecten verzorgt ze de promotiecampagne, zowel qua drukwerk als de website, ze zoekt sponsoring, schrijft dossiers voor de Vlaamse Gemeenschap en werkt nieuwe acties uit. Mike Naert: Mike is directeur en oprichter van muziekcentrum Het Depot.
39
Robrecht Penders: Robrecht is communicatieverantwoordelijke van cultureel centrum 30cc in Leuven. Siegfried Smeets: Siegfried is zanger en gitarist bij de indierockband Roadburg en medeoprichter van The Galacticos. Beide bands hebben airplay op o.a. Studio Brussel. Roadburg won in 2007 de publieksprijs op het tweejaarlijkse popconcours Limbomania en bereikte de vierde plaats in Humo‟s rock Rally in 2008. Stijn Segers: Stijn is communicatieverantwoordelijke van de Muziekodroom in Hasselt. Hij is verantwoordelijk voor de externe communicatie en verzorgt zowel alle online als offline communicatie. Wim Thijs: Wim is lid en medeoprichter van AKS (Addicted Kru Sound). AKS is een Leuvense band die airplay heeft op o.a. Studio Brussel.
40
Hoofdstuk 2: Het gebruik van massamedia in de cultuursector In dit hoofdstuk wordt het gebruik van zowel gedrukte als online media voor culturele promovoering besproken. Zijn de gedrukte media nog even belangrijk als enkele jaren geleden of worden ze verdreven door de online media? 2.1 Gedrukte media Het merendeel van de cultuurcentra is nog vrij traditioneel en werkt nog voor een groot deel met gedrukte media. Ze starten nog voor het seizoen begint met een seizoensbrochure of een jaarboek waar ongeveer 80 tot 90 procent van het programma in te vinden is. Deze wordt bij de mensen thuis bezorgd. De bedoeling daarvan is dat men zoveel mogelijk abonnees rekruteert die dan de grondlaag van het klantenbestand gaan vormen. Het is ook de bedoeling om met de brochure wat commotie te creëren rond bepaalde activiteiten. Het is handig om een promotiemiddel te hebben waarin alle activiteiten worden samengebracht. De brochure is voorlopig nog erg belangrijk voor cultuurcentra en dat ligt deels aan het feit dat de gemiddelde leeftijd van de bezoekers meestal rond de 40 jaar ligt. Mensen van 40 jaar en ouder hechten nog veel belang hieraan. Robrecht Penders van 30cc bestempelt de seizoensbrochure zelfs als een succesformule. Daarnaast worden vaak ook extra maandfolders tijdens het jaar uitgebracht om up to date te blijven en om mensen nog beter op de hoogte te houden. Soms is er voor elk kunstgenre een aparte folder voorzien. Het Stuk stelde zich eerder al vragen over het nut van hun brochure en liet daarom een publieksonderzoek uitvoeren dat meteen alle twijfels deed verdwijnen. Uit dit onderzoek bleek namelijk dat de maandfolder nog zeer belangrijk bleek te zijn en dat het publiek er zeer tevreden over was. De activiteiten van de culturele organisaties verschijnen ook in de lokale huis-aan-huis bladen en worden gepromoot via artikels in kranten. De activiteiten van de grotere cultuurcentra komen soms ook in de nationale bladen te staan ( De Morgen, De Standaard, Het Belang van Limburg), maar dan gaat het meestal om een grotere, commerciële activiteit zoals een optreden van een bekende stand-up comedian of een concert van een bekende band.
41
Bij het printverhaal hoort naast de geschreven pers ook het verspreiden van affiches in de stad en het uitdelen van flyers. Theater op de markt heeft enkele jaren geleden een publieksonderzoek laten uitvoeren en daaruit bleek dat de affiche het belangrijkste middel was voor heel veel mensen om op de hoogte te zijn van de datum en het gebeuren van het evenement. De meeste cultuurcentra passen hun communicatie aan de doelgroep aan. Muziekcentrum het Depot bijvoorbeeld deelt flyers voor een rockconcert uit bij andere concerten van hetzelfde muziekgenre over heel Vlaanderen. Het is in ieder geval duidelijk dat bij de gedrukte media de brochure vooral dient om het oudere publiek op de hoogte te houden en dat de flyers er vooral zijn voor het jongere publiek. 2.2 Radio en televisie Radio en televisie zijn de communicatiemiddelen die het minst worden ingeschakeld. Ze zijn namelijk zeer duur. Daarom proberen zelfs de grotere cultuurcentra uitsluitend sponsordeals met hen aan te gaan. Het Depot lanceerde bijvoorbeeld het voorbije jaar weggeefacties op Studio Brussel en Radio 1. Vorig jaar werd er voor hun laatste concerten (Summerbreak) een reclamespot uitgezonden op TMF. Het grote voordeel van de grote media is dat cultuurcentra daardoor een zeer groot deel van hun doelpubliek kunnen bereiken. “Stubru blijft altijd superrelevant, dat bereikt ook de niet directe fans, daarvoor hebt ge de traditionele media dus wel nog nodig. Maar bij het vaste publiek is internet het belangrijkste medium.” Mike Naert, Het Depot.
42
Hoofdstuk 3: Online media en Web 2.0 in de cultuursector Hoewel er nog veel gebruik wordt gemaakt van de gedrukte media, merken de cultuurcentra dat het internet steeds belangrijker wordt voor promovoering. Cultuurcentra kiezen steeds meer voor de online aanpak en daar zijn verschillende redenen voor. Mensen hebben tegenwoordig sneller de neiging om informatie op te zoeken via het internet en daarom mogen cultuurcentra op dat vlak zeker niet achter blijven. Het gebruik van gedrukte media is ook zeer duur in vergelijking met de online media, die vaak zo goed als gratis zijn. Door online media te gebruiken in plaats van affiches en flyers besparen de culturele instellingen erg veel geld uit. “Bij sommige concerten communiceren we bijna alleen online. Dat zijn de kleine clubconcerten. Dat heeft te maken met de kosten hé, zo een papieren campagne is duur, je moet niet alleen alles drukken maar ook zorgen dat die affiches en flyers verdeeld geraken.” Stijn Segers, Muziekodroom. 3.1 Online communicatie In dit onderdeel worden twee belangrijke online communicatiemiddelen besproken: de eigen website en de nieuwsbrief. Het gebruik van sociale netwerken zal uitvoerig worden besproken in deel 3.2. 3.1.1 De eigen website Alle cultuurcentra hebben een eigen website, inclusief de allerkleinsten. Er moet hierbij wel een kanttekening worden gemaakt want niet alle cultuurhuizen hebben de volledige autonomie over hun website. Soms valt een website van een cultuurhuis onder die van de gemeente, stad of provincie. Het grote nadeel hiervan is dat men niet naar gelieve de site kan opbouwen en aanpassen zoals men wil. De autonomie zit enkel in de inhoud. Een eigen website is het visitekaartje van een cultuurcentrum.
43
Mensen kunnen er terecht als ze informatie nodig hebben over een activiteit of over de culturele instelling zelf. Bij de meerderheid van de websites is er enkel praktische informatie over de activiteiten beschikbaar, maar sommige website bevatten bijvoorbeeld ook een galerij met foto‟s of filmpjes van de voorbije voorstellingen en concerten. Het Depot houdt zelfs een blog bij om hun publiek op te hoogte te houden over het verloop van de verbouwingen. Op de site van de Muziekodroom is er dan weer de mogelijkheid om reacties achter te laten. Deze reacties handelen meestal rond praktische zaken. Mensen zijn er op zoek naar tickets, ze vragen er de openingsuren of zijn op zoek naar vervoer. Cultuurcentra vinden het belangrijk dat hun website niet chaotisch is en vinden het dan ook geen meerwaarde om er een tweede Facebook van te maken. Ze vinden het niet nodig om er zowel een forum te plaatsen als een shoutbox én een videoruimte en blog, enzovoort. De eigen website is er in de eerste plaats om te informeren, niet om te entertainen. Toch komt het meer en meer voor dat de eigen website wordt gekoppeld aan Facebook. Op de eigen website worden dan „like-buttons‟ van Facebook geïntegreerd. “Ik denk dat we de website en Facebook misschien toch liever gescheiden zouden houden. Facebook is allemaal wat speelser terwijl we met de website toch een breder publiek aanspreken en informeren.” Robrecht Penders, 30cc. De grote cultuurcentra die hun statistieken bijhouden hebben gemiddeld een 500 tot 600 unieke bezoekers per dag.Via Google Analytics kunnen ze zien wat de trafiek op hun website is geweest. Via die analyses zien ze hoeveel bezoekers ze hebben, op welke pagina‟s er wordt geklikt en daaruit kunnen ze afleiden of een concert in trek is of niet. Ondanks het feit dat deze dienst gratis en handig is, maken veel centra er geen gebruik van.
44
3.1.2 De nieuwsbrief Culturele instellingen maken ook gebruik van een nieuwsbrief die ze wekelijks of maandelijks uitzenden. Mensen kunnen zich inschrijven voor deze nieuwsbrief via de eigen website van het cultuurhuis. Het aantal inschrijvingen voor een nieuwsbrief schommelt tussen de 500 en 1.000 bij de kleinere cultuurcentra en tussen de 5.000 en 10.000 bij de grotere cultuurhuizen. De grotere cultuurhuizen hebben vaak een speciaal programma om de statistieken van hun nieuwsbrief bij te houden. Zo krijgt men een gedetailleerd overzicht te zien van hoe vaak er op de nieuwsbrief geklikt werd en op welk onderwerp. Het valt meteen op dat er op bekendere namen meer geklikt wordt. Met dit systeem kan het cultuurhuis dus meteen zien in welke activiteiten de mensen interesse tonen. Het Depot gebruikt hiervoor het programma Static. De kleine culturele instellingen gebruiken dit soort programma‟s niet. Ze hebben daardoor een gebrek aan informatie over het gebruik van hun nieuwsbrief en over de populariteit van hun cultureel aanbod. Wat vaak voorkomt bij nieuwsbrieven is dat mensen zich inschrijven voor een nieuwsbrief maar deze daarna nooit meer lezen. Om dit zoveel mogelijk te vermijden begon de Muziekodroom drie jaar geleden met het verwijderen van de niet actieve gebruikers van hun nieuwsbrief en met het verzamelen van nieuwe gebruikers. Nu, drie jaar later, hebben ze een bestand van 10.000 gebruikers bereikt. Ze lieten een enquête uitvoeren waaruit bleek dat dit bestand zeer actief was en dat de mensen dus regelmatig de nieuwsbrief lazen. De Muziekodroom benut de nieuwsbrief ook nog op een andere manier. De muzieksmaak van de personen uit hun database wordt bijgehouden en wanneer er een bepaald concert niet verkoopt, contacteren ze de mensen die in het verleden naar een soortgelijk concert zijn geweest.
45
3.1.3 Besluit Er kan geconcludeerd worden dat het gebruik van gedrukte media nog belangrijk is voor promovoering, vooral bij culturele organisaties die een publiek hebben van gemiddeld 40 jaar. Cultuurcentra merken dat ze niet achter kunnen blijven met het gebruik van internet en ondervinden dat de nieuwsbrief en de eigen website goede communicatiemiddelen zijn. Dit gebruik is dan ook de laatste jaren gestegen. Het verschil tussen de kleine en grote organisaties is dat de kleine meer de gedrukte media gebruiken en vaak achterlopen op technologisch vlak. Het is uiteindelijk de combinatie van gedrukte en online media, die de promotie van cultuurcentra sterk maakt. “We proberen een goede mix te maken, we hebben een hele mooie media-wire en dan kijken we naar welk publiek, welke acties en we merken inderdaad dat het web daar steeds belangrijker in wordt.” Robrecht Penders, 30cc. 3.2 Web 2.0 In dit deel worden de verschillende sociale netwerken besproken die culturele instellingen gebruiken voor het promoten van hun activiteiten. Zo wordt er aangetoond dat er sprake is van een opkomst van Web 2.0 in de cultuursector. De verschillende voordelen worden overlopen en de meerwaarde ervan wordt toegelicht. Er volgt ook een kritische noot en een beschouwing over de toekomst. 3.2.1
Facebook
De Web 2.0 toepassing die er zonder twijfel bovenuit springt, is de sociale netwerksite Facebook. Culturele instellingen die hun Facebookpagina willen onderhouden zijn daar dagelijks mee bezig. Dat houdt in dat ze dagelijks berichten uitsturen en reacties beheren. Er wordt ook geprobeerd om zoveel mogelijk met beeldmateriaal te werken. Vaak krijgen de organisaties foto‟s en filmpjes toegezonden van de artiesten zelf om een voorstelling te promoten. Soms wordt er ook een YouTubefilmpje gebruikt.
46
Na de voorstelling zetten de organisaties ook foto‟s van de voorstelling online. Meestal is er één persoon verantwoordelijk voor de Facebookpagina, maar soms worden er ook meerdere personen voor ingeschakeld. Het up-to-date houden van zo een pagina vergt namelijk veel tijd. Cultuurcentra beschouwen hun Facebookpagina als hun eigen community, hun eigen fangroep. Ze bereiken er rechtstreeks mensen mee die geïnteresseerd zijn in hun aanbod en deze mensen vormen dan hun fanbasis. Hun fans worden ook zichtbaarder, niet enkel dankzij hun profielfoto‟s maar ook door hun reacties. Fans gaan interageren met elkaar en dat creëert een bepaalde sfeer. Cultuurcentra vinden het ook leuk dat ze kunnen zien dat er elke week nieuwe fans bijkomen. Het is een bewijs dat mensen interesse hebben in hun aanbod. De kracht van een Facebookpagina zit in het feit dat men er op een andere manier mee kan communiceren. Het is vaak maar één zinnetje dat mensen moet gaan prikkelen. Cultuurcentra geven het publiek de macht om zelf te reageren en ze zien dat dat geapprecieerd wordt. Men merkt namelijk heel goed dat de berichten veel gelezen worden en dat de mensen er vaker op gaan reageren. Vooral het beeldmateriaal krijgt een grote respons. Mensen reageren niet enkel op de berichten van de organisatie, ze plaatsen ook spontaan berichten op de Facebookpagina. Dit kan gaan van vragen over praktische informatie tot enthousiaste reacties na een voorstelling. Negatieve reacties komen zelden voor. “Als mensen posten hoe dat ze het vonden en welke voorstellingen ze tof vonden, dat is echt wel heel leuk. Niet alleen voor ons, maar ook voor andere mensen en voor artiesten.” Liestbeth Vanhouten, Dommelhof. “We hebben eens geprobeerd Mike zijn rol als chef uit te spelen op Facebook: Mike maakt voor Arno balletjes in tomatensaus klaar. Het is ongelooflijk hoeveel mensen daarop gereageerd hebben. Ook om de mensen op de hoogte te houden van onze verbouwingen is Facebook bijzonder praktisch.” Kim Geerdens, Het Depot.
47
Omdat er zoveel reacties worden gepost, is het voor cultuurcentra onmogelijk geworden om met alle reacties rekening te houden. Verzoeken in verband met optredens en tentoonstellingen worden zo goed als altijd verwaarloosd, maar praktische tips worden soms wel in acht genomen. De reacties na een voorstelling worden vaak gelezen door de organisaties en dienen als extra feedback. Cultuurcentra maken op Facebook vaak ook „events‟ aan van hun geplande activiteiten. Mensen kunnen daarbij aanduiden of ze al dan niet aanwezig zullen zijn. Zo kan men zien of er veel interesse is in een voorstelling of concert. Toch geven deze cijfers vaak een vertekend beeld. Het aantal deelnemers op Facebook kan namelijk erg verschillen met de echte opkomst. Soms komen er veel meer mensen, soms veel minder. Natuurlijk weten de cultuurcentra op voorhand hoeveel tickets er al verkocht zijn en moeten ze zich niet enkel gaan baseren op Facebook. Als een voorstelling niet goed verkoopt kan Facebook wel dienen als laatste redmiddel. Een bijkomend voordeel van Facebook is dat het een medium is waarmee men gratis promotie kan voeren. Men kan er bovendien heel gericht campagne mee voeren. Jongeren, die worden beschouwd als een moeilijke doelgroep, zijn het makkelijkst te bereiken via Facebook. Sociale media worden alsmaar belangrijker om jongeren te bereiken omdat ze het gewoon zijn om met internet te werken. Ze gebruiken het om informatie op te zoeken, om op de hoogte te blijven en om te communiceren met hun vrienden. Culturele organisaties vinden het oprichten van een eigen community op de eigen website geen meerwaarde. Verschillende organisaties gingen hen al voor en daar kwam zelden een goede community uit. Zelfs de community van de Vooruit in Gent, waar veel onderzoek en werk aan vooraf is gegaan, kende teleurstellende resultaten. Enkel de AB is volgens de respondenten er in geslaagd een levendige community op te starten. De culturele organisaties vinden dat een community niet geforceerd mag worden. Tenslotte hebben ze al een soort van community gevormd op de fanpagina van Facebook. Ze stellen zich daarom ook de vraag waarom ze een community zouden moeten oprichten op de eigen website als er al een is op Facebook. Enkele cultuurcentra kiezen er voor om hun website te koppelen aan Facebook en ze integreren zoals eerder vermeld de „like buttons‟.
48
Als men bijvoorbeeld op de nieuwe website van het Depot surft, dan staat er bij elk concert een „like button‟. Als mensen het concert „liken‟, komt dat meteen op hun Facebookprofiel te staan. Zo kunnen ze hun activiteiten gemakkelijk delen met vrienden en wordt er automatisch reclame gemaakt voor het concert. 3.2.2
Overige sociale media
Naast Facebook worden er niet zoveel andere Web 2.0 applicaties gebruikt door cultuurcentra. Volgende toepassingen worden in dit deel besproken: Twitter, Flickr, Last.fm en mijnleuven.be De sociaal netwerksite Twitter mist volgens de organisaties persoonlijkheid. De mensen van het Depot vinden het daarom interessanter om in eigen naam te twitteren in plaats van in naam van de organisatie. Ze vinden één zin ook vaak te kort om hun boodschap duidelijk over te brengen. Toch hebben de meeste cultuurcentra zich voorgenomen om in de toekomst meer te twitteren over hun activiteiten. Wat vaak voorkomt is dat mensen twitteren over leuke dingen die ze meemaken tijdens een optreden maar ook gebreken worden heel snel gemeld. Sommige cultuurcentra gebruiken Flickr voor het posten en delen van foto‟s. Stijn Segers merkt wel op dat er nooit reacties op worden nagelaten. Last.fm wordt door muziekcentra enkel gebruikt om events aan te maken van concerten. Vaak worden die events zelfs al aangemaakt door andere mensen die fan zijn van de muzikant. Muziekcentra vinden het goed om daarop aanwezig te zijn maar zien in Last.fm zeker geen vervanger van Facebook. Last.fm is vooral gericht op het ontdekken van nieuwe muziek en is dus vooral interessant voor persoonlijk gebruik en minder interessant voor de promotie van concerten. Op Last.fm kan men net zoals op Facebook ook wel zien wat vrienden doen, maar enkel een select publiek heeft Last.fm.
49
In maart 2011 werd mijnleuven.be gelanceerd voor het grote publiek. Het is een website speciaal voor jongeren (van 12 tot 20) in Leuven. Het is een initiatief van de Leuvense jeugddienst in samenwerking met 30cc. De site wordt beschouwd als de Leuvense Netlog. Via Facebook kunnen jongeren inloggen en artikels of evenementen toevoegen of op artikels reageren. Op de site zijn er rubrieken te vinden als mijncultuur, mijnsport, en mijnvrijetijd. Die rubrieken worden opgefrist met foto‟s, video‟s en geluidsfragmenten. Aangezien zeer weinig 16 jarigen in Leuven zich gaan verplaatsen naar Hasselt of Mechelen voor een activiteit, is deze site enkel gericht op lokale activiteiten. Dankzij de site worden het jeugdaanbod in Leuven gebundeld en kunnen de culturele organisaties doelgroepgericht communiceren Dit toont weer aan dat jongeren het best te bereiken zijn via het internet. 3.2.3
Besluit
De sociale media maken cultuur toegankelijker, in die zin dat mensen ermee in contact komen op een alledaagse manier. Mensen kunnen via sociale netwerken reageren op kunst en cultuur net zoals ze kunnen reageren op statussen van vrienden. Zo kunnen mensen ongedwongen met cultuur bezig zijn. Ze zien foto‟s van muzikanten die ‟s middags voor de repetitie een broodje aan het eten zijn. Dat geeft een andere kijk want normaal zien ze die artiest enkel op het podium staan tijdens een concert. Sociale netwerksites zorgen er niet alleen voor dat de afstand tussen het cultuurcentrum en het publiek kleiner wordt maar ze verkleinen dus ook de afstand tussen de artiesten en het publiek. Provinciehuis het Dommelhof laat daarom artiesten iets inspreken via de webcam en plaatsen dat filmpje dan op YouTube. Sociale netwerken zijn dus niet enkel voordelig geweest voor de promotie van cultuur, ze verbreden ook het culturele aanbod en verlagen de drempel om aan cultuur te gaan doen. Hoewel het internet toelaat om activiteiten sneller bij de mensen te laten komen, zorgt het er ook voor dat het cultureel aanbod veel groter is geworden. Mensen krijgen veel meer informatie dan vroeger en vinden het moeilijk om uit een groot aanbod te kiezen en kiezen dan ook vaak op het laatste moment.
50
Het valt de cultuurhuizen op dat mensen vaker last minute hun tickets kopen. Bovendien is het voor cultuurcentra moeilijker geworden om tussen dat aanbod uit te springen. Stijn Segers vreest dat Facebook maar een tijdelijk gegeven is en dat er een moment gaat komen dat het Facebookvuur is uitgeblust. Door de vluchtigheid van de boodschappen op Facebook, is het volgens hem geen geschikt medium voor cultuurcommunicatie. Omdat iedereen tegenwoordig Facebook gebruikt, is Facebook voor de Muziekodroom een gedwongen communicatiekanaal geworden. Het is duidelijk dat steeds meer cultuurhuizen hun weg vinden in de sociale media en er dus ook gebruik van maken. Facebook is stevig met de cultuursector gelinkt. Het is zeer waarschijnlijk dat in de toekomst elk cultuurhuis aanwezig is op zowel Facebook als Twitter. Mensen willen steeds meer meedelen waar ze mee bezig zijn en daar moeten cultuurhuizen op inspelen. Hoewel de meeste cultuurhuizen voorstanders zijn van Web 2.0 toepassingen, blijven sommigen het als verplichting zien.
3.3 Online cultuurbeleving Zullen we in de toekomst enkel nog naar schilderijen kijken via ons computerscherm en zullen wel enkel nog concerten bijwonen vanuit onze luie zetel? Het gebruik van online cultuur blijkt in elk geval in stijgende lijn te gaan. De grote vraag is natuurlijk of dat mensen online cultuur gaan bekijken als een vervangmiddel van een culturele activiteit of dat ze eerder geprikkeld gaan worden om ook in het echt aan cultuur te gaan doen. Bekijkt de cultuursector deze opkomst van online cultuur bovendien als een bedreiging of zien ze er een meerwaarde in? De geïnterviewden waren het unaniem eens: Online cultuur zou de ervaring van cultuur in het echt voor een deel kunnen vervangen, maar nooit helemaal. Ten eerste omdat het zintuiglijke bij online cultuur nooit compleet is. Al is er geluid en beeld tegelijk, het vervangt nooit de echte ervaring van een concert, de geur van het binnenkomen van een zaal of de bastonen die door je lijf trillen. In een online museum ontbreekt bijvoorbeeld de sfeer van de ingang van het gebouw, de speciale stilte die er heerst en de subtiliteit van werken. Dat is de meerwaarde die in een virtuele wereld nog niet gecreëerd kan worden.
51
“Die nieuwsgierigheid die het museum M heeft geprikkeld, dat gebouw in Leuven, mensen willen dat zien, zelfs al maak je een goede website van een museum en zet je er alle werken op. Je hebt nooit de ware grootte en nooit de sfeer. Dus voor sommige mensen die nooit een museum zouden bezoeken, die hebben toch al iets op de website gezien en hopelijk prikkelt het velen van: Dat willen we toch in het echt gaan zien.” Robrecht Penders, 30cc. Ten tweede hebben kunst en cultuur ook een sociaal aspect dat zeer belangrijk is. Men kan thuis zitten en via streaming naar een concert kijken, maar ook al is het beeld en geluid van topkwaliteit, de beleving is volledig anders dan met vrienden naar een concert te gaan om er samen een leuke avond te beleven. Het is en blijft een sociale bezigheid die men nooit op een computerscherm kan ervaren. “Ik kan me niet voorstellen dat mensen naar een concert gaan om alleen te zijn. Je gaat net wel kijken omdat je verbonden bent met die band, om te zegge: „ik was er bij‟ en ten tweede de beleving met vrienden, een toffe dag. Muziek is ook sociaal zijn. Ik ken weinig mensen die als motivatie zeggen: „ik ga niet want ik heb het op streaming gezien.‟ Dan is er ergens iets verkeerd.” Wim Thijs, AKS. Mensen gebruiken online cultuur soms ook als een vervangmiddel, maar meestal is dat als het niet anders kan. Het kan bijvoorbeeld dienen als soelaas voor een optreden dat volledig uitverkocht is of dat op een ongepast moment of ver van huis plaatsvindt. Het is dus eerder wanneer men genoodzaakt is en niet kan gaan dat het een mooi alternatief is. De online belevenis kan cultuur bovendien toegankelijker maken. Het kan mensen prikkelen zodat ze het ook in het echt willen ervaren. Verder hebben diegene die er niet door gestimuleerd worden, toch wat cultuur opgedaan. De culturele instellingen bezien online cultuur dus zeker niet als een bedreiging, ze beschouwen het als een meerwaarde en een stimulans. Sommige cultuurcentra beginnen zelf online cultuur te integreren in hun aanbod door optredens op hun website te plaatsen.
52
Het bekendste en populairste voorbeeld is ABtv van de Ancien Belgique. Met ABtv leidt de Brusselse concertzaal al enkele jaren een tweede leven op het internet. ABtv maakt het immers mogelijk om ongeveer dertig concerten per jaar te bekijken via livestreamings. Volgens de cijfers keken 150.000 mensen vorig jaar naar minstens één optreden via ABtv (Debackere, 17.06.2011, p.36). Stijn Segers van de Muziekodroom in Hasselt ziet ook de meerwaarde in van het hele streamingverhaal. Streaming levert namelijk een heel mooi videoverslag op van het concert en het is een manier om heel veel mensen naar de website en bijgevolg naar de zaal te lokken. Maar het blijft wel een dure aangelegenheid van ongeveer 2000 euro per concert. Hoe de toekomst van online cultuur er uit zal zien is moeilijk te voorspellen. Het is dezelfde spanning die er hangt als bij het digitale boek en het gewone boek. Momenteel is het nog moeilijk om het te kunnen voorstellen omdat de huidige generatie met het boek is groot geworden, de generatie die binnenkort geboren wordt gaat niets anders kennen. Maar of die beleving bij het boek en bij cultuur ten gronde veranderd gaat zijn is nog een groot vraagteken. 3.4 Online Ticketing Hetgeen duidelijk naar voor komt bij de bevraging over online ticketing is dat alle grote culturele instellingen gebruik maken van online ticketing, terwijl de kleinere instellingen achter lopen. Gemeenschapscentra gebruiken over het algemeen geen online ticketing omdat hun klantenbestand vaak enkel bestaat uit mensen die vlakbij wonen en die al iets ouder zijn. Voor hen is het financieel voordeliger om tickets te reserveren via de telefoon en ze te komen afhalen aan de balie. Oudere mensen vinden het persoonlijk contact ook nog steeds belangrijk in tegenstelling tot de jongere generatie. Daarom is er bijgevolg zeer weinig vraag naar online ticketing bij gemeenschapscentra. Culturele centra die zwaar gesubsidieerd worden en daarom goedkope tickets kunnen aanbieden, zoals het provinciehuis het Dommelhof, maken evenmin gebruik van online ticketing. Dit is niet omdat er geen vraag naar is, maar omdat het voor hen financieel voordeliger is om niet aan online ticketing te doen. Hun ticketprijzen liggen al aan de lage kant en ze zouden door online ticketing de helft van hun inkomsten verliezen.
53
Toch voelen ze de afwezigheid van een online ticketdienst aan als een handicap. Ze zijn vragende partij voor online ticketing vanwege de mogelijkheid tot interactie met de klanten en vanwege het gemak bij de ticketverkoop. “Online ticketing zou natuurlijk wel gemakkelijker zijn. Het is heel raar dat men anno 2011 nog altijd via telefoon en via de balie tickets moet bestellen. In de meeste grote centra kan je je eigen stoel kiezen en online reserveren. Bij ons kan dat niet en dat is wel jammer.” Liestbeth Vanhouten, Dommelhof. De middelgrote en grote culturele instellingen doen wel aan online ticketing en ondervinden geen nadelen. Ze maken er gebruik van om diverse redenen. Ten eerste is het online bestellen van tickets handig voor de klanten. Mensen bestellen hun tickets, betalen, ontvangen het meteen via een mail bij hun thuis, printen het af en brengen het mee op de dag van de voorstelling of concert. Ze moeten dus niet in de rij komen staan of wachten aan de telefoon. Ten tweede is er het gebruiksgemak voor de culturele instellingen zelf. Ze moeten veel minder tijd steken in het verkopen van tickets en besparen daardoor zelfs volledige werkdagen. Het derde en laatste voordeel van online ticketing is dat de cultuurcentra een beter en duidelijker overzicht kunnen krijgen over hun klantenbestand. Ze hebben een vrij goed zicht op wie er welke tickets koopt en kunnen daardoor veel gerichter communiceren en persoonlijkere aanbevelingen geven. Dit doen ze dan zowel per post als via de elektronische weg. Ook is er tijdens de avond zelf een goed overzicht op het aantal mensen dat al binnen is en dat nog moet komen dankzij de ticketscanner. Het percentage van het aantal mensen dat tickets besteld online ligt vrij hoog. In cultuurcentrum 30cc kocht vorig jaar 70 procent van de mensen hun abonnement online. Bij de gewone tickets schommelde het aantal tussen de 85 en 90 procent. Bij het M-idzomer festival in Leuven is er 90 procent via online ticketing gegaan. Bij concerten van de Muziekodroom ligt dat percentage rond de 60 procent. Kunstencentrum het Stuk merkt op dat het percentage veel hoger ligt bij concerttickets dan bij andere voorstellingen.
54
De oorzaak hiervan zou zijn dat vooral jongeren hun tickets online bestellen en zij zijn ook degene die het meest naar concerten gaan. “Het is een hele stap vooruit geweest om met online tickets te werken. Op de avond zelf staat er een steward met een scanner die de tickets scant. Dat laat ons toe om veel sneller te werken en om ook een veel beter zicht te hebben op hoeveel mensen er komen, hoeveel mensen er al binnen zijn en wie er niet gekomen is. De mensen maken daar veel gebruik van maar nog niet genoeg vind ik.” Stijn Segers, Muziekodroom. Ook al is de online ticketverkoop een groot succes, toch bieden de grote culturele instellingen nog steeds alternatieven aan. Zo kunnen mensen hun tickets aan de balie kopen of bestellen via telefoon of email. De muziekcentra werken ook vaak via voorverkooppunten zoals de Fnac. Het bestellen van online tickets is namelijk nog niet bij elke leeftijdsgroep even goed ingeburgerd.
55
Hoofdstuk 4: Muziek 2.0 Uit de reeds besproken resultaten bleek dat het gebruik van Web 2.0 toepassingen al goed ingeburgerd was in de cultuursector. In dit deel wordt er gekeken of dit ook voor de muzieksector het geval is. Er wordt een antwoord gegeven op de vraag of Web 2.0 het mogelijk maakt voor muzikanten om sneller en op eigen houtje succes te boeken. Ten slotte wordt het Vlaamse muziekplatform vi.be behandeld. 4.1 Sociale media als promotiemiddel De meeste muzikanten beginnen hun carrière door optredens te geven in kleine zalen en op fuiven en doen ook vaak mee aan verschillende muzikale wedstrijden als Limbomania en Humo‟s rockrally. Veel muzikanten proberen zich echter niet enkel via optredens bekend te maken maar ook via community websites. De leden van AKS gebruikten Breakz (www.breakzforum.be). Dit is een forum waarop dat producers en fans van het dubstep genre van gedachten wisselen en waar mixtapes op gepost worden. Het feit dat Breakz.be een kleine community is, maakt het voor muzikanten en producers gemakkelijker om snel contacten te leggen en verschillende plaatsen te vinden om te komen optreden. Naast de communities in het underground circuit, zijn bands ook actief op de grotere sociale netwerken. Het Zweedse distributieplatform Soundcloud (www.soundcloud.com) is daar een voorbeeld van. Op Soundcloud kunnen artiesten een account aanmaken waar ze hun muziek kunnen uploaden. Die muziek wordt dan gepromoot en op een toegankelijke wijze gedeeld met andere internetgebruikers.Het succes van Soundcloud zit er vooral in dat de site het verspreiden van muziek vergemakkelijkt en de muziek met andere platformen als Twitter linkt. Telkens er een nieuw nummer wordt geüpload wordt dit automatisch getweet op Twitter. Begin 2010 besloot SoundCloud te gaan samenwerken met muziekportaal The Hype Machine (www.Hypem.com). The Hype Machine verzamelt mp3-bestanden die worden aangeboden op ontelbare muziekblogs. Er worden ook links aangeboden naar blogs met besprekingen over muziek.
56
Door de samenwerking van Soundcloud en The Hype Machine krijgen labels en muziekbloggers de kans om zich meer met elkaar te verzoenen. Het eerder vernoemde Twitter wordt ook veelvuldig gebruikt door bands. Ze gebruiken het omdat ze er snel informatie mee kunnen verspreiden en zo de fans up to date kunnen houden. Ten slotte zijn alle bands ook aanwezig op Last.fm. Hun muziek wordt automatisch op de website geplaatst. Last.fm wordt door de artiesten niet gebruikt als een communicatiemiddel maar ze bereiken er wel nieuwe fans mee, dankzij het user generated aanbevelingssysteem. In het begin van 2000 was er de MySpace-hype waarbij elke muzikant een MySpace-profiel aanmaakte en er zijn muziek er op zette. Daar zijn veel artiesten, zoals al eerder vermeld in de literatuurstudie, uiteindelijk weer van af gestapt. De meesten hebben hun MySpace-profiel nog wel behouden, maar onderhouden het veel minder dan vroeger. Ze zetten hun muziek er nog op, maar gebruiken het meer als secundair platform dan als primair communicatiemiddel. MySpace is de kiem geweest van de sociale netwerken rond muziek. Het was een van de eerste sociaal netwerksites waarmee muziek onder de aandacht kwam. MySpace was populair bij muzikanten omdat ze er hun demo‟s en foto‟s op konden zetten. Volgens de ondervraagde bands, wordt de site nu veel minder gebruikt wegens de vernieuwing van de website. De website is bijvoorbeeld veel zwaarder geworden door het te veel aan reclamebanners. De efficiëntie van een platform is ook verdwenen en dat is net waar MySpace voor stond. Facebook heeft deze rol nu overgenomen. “Het is ongeveer een jaar of drie geleden dat bij ons op het management gezegd werd dat we echt volle bak voor de sociale media gingen gaan, dat da belangrijk was. Daarvoor deed ik dat heel veel, toen we nog niet bij dat management zaten, zat ik al op MySpace, maar dat is een beetje uitgestorven, een kerkhof op het internet.” Siegfried Smeets, Roadburg.
57
Facebook wordt gebruikt om alle gebeurtenissen rond de band bekend te maken, het is de startpagina waar alles begint. Zo kunnen muzikanten hun concerten de dag op voorhand of de dag zelf nog eens extra promoten. Buiten het feit dat Facebook een plaats voorziet waar artiesten hun nummers, foto‟s en videoclips op kunnen plaatsen, zorgt Facebook ook voor een rechtstreekse band met de fans. AKS bijvoorbeeld, heeft voorlopig 6316 personen op Facebook die hen leuk vinden, Roadburg heeft er 2125 en Intergalactic lovers bereiken zelfs meer dan 9000 fans. In vergelijking met een grote band als dEUS (93.808 Facebookfans) lijkt dit aantal relatief weinig maar het is zeker niet te onderschatten. Dat zijn namelijk duizenden mensen die de activiteiten van de band kunnen volgen en duizenden fans die de band rechtstreeks kan bereiken voor promotie. Een bijkomstige maar handige tool van Facebook zijn de statistieken van de Facebookpagina. De artiest kan statische gegevens opvragen over zijn fans zoals gemiddelde leeftijd, geslacht en woonplaats. De doelgroep van AKS is bijvoorbeeld tussen 18 en 25 jaar oud en 70 procent daarvan zijn jongens. Zo hebben artiesten een beter zicht op de doelgroep waarvoor ze muziek aan het maken zijn. Het internet heeft ervoor gezorgd dat bands sneller bekend kunnen worden bij het grote publiek, maar langs de andere kant is het voor hen ook moeilijker geworden om tussen het grote aanbod op te vallen. “De kracht van zo een Facebookpagina is niet te onderschatten, dat is enorm voor ons, dat is een van de belangrijkste tools. Ik denk dat door de opkomst van het internet, AKS daar uit ontstaan is. Al gaat het maar over programma feedback, YouTube, downloads van samples et cetera. Zonder het internet hadden wij er volgens mij 5 jaar langer over gedaan om te staan waar we nu staan.” Wim Thijs, AKS.
58
4.2 Traditionele media Ondanks de grote succesformule van de sociale media, hebben muzikanten de traditionele media nog steeds nodig. Het is namelijk niet te onderschatten hoeveel mensen er nog intekenen op kranten, radio en televisie. Ook al daalt de waarde van Studio Brussel of MTV, ze blijven wel opiniemakers. Als men als muzikant niet wordt gedraaid op Studio Brussel, kan men wel een internethype zijn maar dan zal het grote publiek hen nooit leren kennen. De jongeren van nu zijn een tussengeneratie waarbij ze beide soorten media gebruiken. Ouderen daarentegen hechten veel meer belang aan de traditionele media. Wanneer Selah Sue bijvoorbeeld, terwijl ze op het internet filmpjes heeft die meer dan 500.000 keer zijn bekeken, komt optreden bij de Zevende Dag, gaat televisiekijkend Vlaanderen haar ook leren kennen en haar meer waarderen. Traditionele media zijn dus zeker nog opiniemakers. “Ik denk dat de muzieksector die sociale media probeert te omarmen, ik denk dat het nog wel even zal doorgaan op de manier waarop het nu gaat, er zullen nog wel nieuwe sociale netwerken opgestart worden binnenkort, dus het zal wel veranderen ongetwijfeld, maar ik denk dat er geen weg terug is, ze zijn er en ze worden ook gebruikt. Nu is het Facebook en binnen 3 jaar is het misschien iets anders, we zullen zien he.” Dennis Van Poucke. 4.3 Online muziekverkoop Het internet heeft niet alleen gezorgd voor een verandering in de promotie van muziek, het heeft ook gezorgd voor de online verkoop van singles en albums. Voor de online verkoop gebruiken artiesten in de eerste plaats de online muziekwinkel iTunes. Daarnaast is de muziek ook fysiek te koop via een aantal webwinkels als Amazon, Juno Records en Chemical records. Ook sites als Bandcamp zijn erg aan het opkomen. Op dit soort sites kan men muziek verkopen op een zelfstandige basis. Hierdoor is het voor bands gemakkelijker geworden om op eigen houtje carrière te maken. Ze hebben zeker in het begin geen platenlabel nodig.
59
De online verkoop is heel belangrijk voor impulskopers. Mensen die een nummer horen op de radio en dat goed vinden, surfen snel naar iTunes om dat nummer te kopen. De online verkoop zorgt voor een lagere drempel om muziek aan te schaffen omdat men zich niet meer moet begeven naar een cd-winkel. AKS biedt voorlopig zijn muziek enkel aan via online cd-verkoop en verkocht ongeveer een tweeduizendtal exemplaren. “Ik denk dat de trend veranderd is, vroeger maakte men een cd en men ging die dan verkopen. Tegenwoordig, ik merk dat aan alle Belgische groepen, wordt er eerst een promo-platform gecreëerd, men gaat veel live spelen vooraleer er een plaat is. Pas vanaf het moment dat je een groot aantal mensen kan bereiken, dan pas bied je iets te koop aan, ook omdat dat rendement hoger ligt. Het risico is ook groter anders. Het is een beetje de omgekeerde wereld tegenwoordig.” Wim Thijs, AKS. Andere kanalen zoals Last.fm en Spotify bieden zelfs, voor een zeer klein bedrag per maand, een database van miljoenen nummers aan die mensen kunnen beluisteren via streaming. Dit systeem is vooral in het buitenland aan het groeien. De laatste berichten stellen dat Spotify niet naar België komt omdat de afzetmarkt er te klein is. Dennis Van Poucke denkt dat dit soort websites voorlopig vooral worden gebruikt door de echte muziekliefhebbers en de meerwaardezoeker. Het grote nadeel van de online distributie is de illegale platenverkoop die zorgt voor een grote daling van de officiële verkoop. Mensen kopen volgens Siegfried Smeets geen albums meer omdat ze er gratis aan kunnen geraken. Er wordt ook niet meer snel een cd gekocht omdat mensen geen volledige albums meer willen kopen maar enkel de nummers die ze goed vinden. Men geeft ook liever geld uit aan een album van een grotere band dan van een beginnende band. De kosten voor het opnemen van een album lopen al snel op tot 15.000 euro. Dit zorgt er voor dat jonge bands niet snel meer beginnen met het opnemen en verkopen van een fysiek album. Roadburg liet 1000 exemplaren drukken van hun album en verkocht er 800, terwijl ze toch vaak gedraaid werden op de radio.
60
Voor Intergalactic Lovers is de fysieke verkoop van cd‟s groter dan de online verkoop, maar ze zien de online verkoop wel toenemen. Mensen blijven nog cd‟s kopen omdat cd‟s tastbaar zijn en mp3bestanden niet. Ook doen ze het uit sympathie en als steun voor hun favoriete band. 4.4 Vi.be In het begin van de carrière van een band is er nog geen sprake van een producer en nemen bands zelf hun demo‟s op. Enkele jaren geleden werden die demo‟s nog verstuurd naar verschillende concertorganisaties en producers via de post. Nu wordt het merendeel van de demo‟s enkel nog verzonden en gepubliceerd op het internet. Ze verschijnen in de eerste plaats op de eerder besproken sociale netwerken. De drempel om muziek te laten horen aan producers zou veel lager zijn geworden dankzij MySpace of Facebook. Het is in deze tijd zeer belangrijk voor jonge bands om een forum met hun muziek te kunnen aanbieden. Sinds 2008 heeft Vlaanderen een eigen muziekplatform dat meer speelkansen tracht te creëren voor beginnende muzikanten: Vi.be. Vi.be is een initiatief van Poppunt. Poppunt is een aanspreekpunt voor muzikanten, bands, dj‟s en producers in Vlaanderen en ze werken voor de niet professionele en semiprofessionele muzikanten binnen de popmuziek en binnen de regio Vlaanderen. Het is een veel voorkomend misverstand, dat Poppunt uitgevonden en geplaatst is door de overheid. Ze worden wel gedeeltelijk gesubsidieerd maar zijn voor de rest volledig onafhankelijk. Poppunt is voor een groot stuk bezig met het advies geven aan jonge muzikanten en dj‟s. Indien artiesten met vragen zitten of geholpen moeten worden met contracten of met speelkansen kunnen ze bij Poppunt terecht. Een ander deel van hun werking focust op het creëren van meer kansen voor jong talent. Dat gaat over meer speelkansen op podia of in clubs maar dat gaat ook over meer kansen in de media. Om dit concreter te kunnen maken besloot Poppunt naast hun bestaande website, een nieuwe website te creëren rond die speelkansen. Zo is het idee van muziekplatform vi.be ontstaan.
61
Kort nadat Joachim Wemel bij Poppunt begon te werken, belandde hij in besprekingen rond het maken van die nieuwe website. Een van de belangrijke onderdelen van de oude website van poppunt was een soort adressengids met contactgegevens van bands en dj‟s. Ze kwamen op het idee om bij die contactgegevens muziek, foto‟s en video‟s te plaatsen. Op korte tijd ontstond het concept van een site waar bands een profiel konden aanmaken en dat zelf konden onderhouden. Dat concept is geëvolueerd. Indien men enkel online een plek had gemaakt waar mensen een profiel konden aanmaken, had dat niet gewerkt. Men besloot de verschillende projecten van Poppunt, die draaiden rond speelkansen en mediakansen, te koppelen aan vi.be. Een artiest kan nu een profiel aanmaken om via het platform kans te maken op airplay, promotie in een magazine of op een optreden. Poppunt werkt momenteel met zo goed als alle Vlaamse muziekclubs en festivals samen. Een voorbeeld van een project rond speelkansen is vi.be on AIR in samenwerking met Studio Brussel. Elke week wordt een muziekprofessional uitgenodigd om 3 nummers op vi.be te selecteren. Elk nummer krijgt dan feedback en wordt met tekst en uitleg bij Studio Brussel binnengebracht. Er werd ook een systeem ingebouwd waarmee de inschrijvingen van wedstrijden zoals Humo‟s rock rally, gebeuren via vi.be. De organisatoren van die wedstrijden krijgen dan die inzendingen digitaal verzameld en kunnen met een speciaal systeem de inzendingen evalueren. Bands kunnen zich dus vanuit hun vi.beprofiel continu presenteren aan potentiële bookers, managers en clubs. Ze moeten niet meer hun album kopiëren en dat naar een muziekclub opsturen. De versnippering van al die verschillende mechanismes, methodes en wedstrijden heeft vi.be voor een deel uit de wereld geholpen. Het is efficiënter geworden voor iedereen omdat alles nu vanuit één plaats gebeurt. Joachim Wemel vindt dat er nog te weinig interactie plaatsvindt op de site. Ze zijn dan ook van plan om de website aan te passen om de interactie te doen verbeteren.
62
“We denken dat vi.be nu echt wel wordt gebruikt als een soort van platform waar dat kansen te verdienen zijn. Maar de echte interactie zit er nog niet echt in, dat zit meer op Facebook en Twitter. Op de nieuwe website gaan we de interactie verhogen door veel meer te focussen op comments en op feedback. Wat we willen doen is dat men niet alleen op een profiel een comment kan achterlaten maar ook bij een song en andere lossse elementen. Het is de bedoeling dat je ook ziet dat er commentaar wordt gegeven en daardoor zelf geteased wordt om ook iets te zeggen, zoals op YouTube.” Joachim Wemel, Poppunt. Op de site van Poppunt zelfs (www.poppunt.be) zijn Twitter en Facebook al geïntegreerd. Deze integratie zal in de toekomst ook bij vi.be gebeuren. In het verleden werd er al een poging ondernomen maar wegens technische problemen werd dit stopgezet. Flickr is wel al geïntegreerd. Hierdoor kunnen gebruikers hun foto‟s op Flickr koppelen aan hun vi.be-profiel. In de beginjaren werd vi.be wel eens vergeleken met het toen nog veelgebruikte MySpace. Maar het grote verschil tussen MySpace en vi.be zit in het feit dat MySpace grotendeels beperkt is tot wat er online gebeurt. Mensen kunnen wel contact leggen maar het speelt zich allemaal online af. Vi.be heeft als unieke positie dat het kansen wil geven aan jong talent en de essentie van vi.be ligt niet online maar offline. De website is bijkomstig in vergelijking met wat er in de echte wereld wordt gerealiseerd. Vi.be wordt door zijn gebruikers gezien als een tussenschakel. Een ander verschil met MySpace is dat vi.be niet commercieel is. Op de site is er geen reclame of spam te vinden, enkel campagnes die als doel hebben muzikanten meer kansen te geven. De toekomst van vi.be ziet er voorlopig rooskleurig uit. Het aantal gebruikers stijgt nog steeds en er zijn meer en meer organisaties die een samenwerking willen aangaan. “Tot onze verbazing is het aantal gebruikers blijven groeien. Als je kijkt naar onze cijfers is dat een curve die nog altijd omhoog gaat. Dat is motiverend, dan heb je het gevoel dat de campagnes een impact hebben en dat het platform blijft evolueren.” Joachim Wemel, Poppunt.
63
Hoofdstuk 5: Initiatieven van de Vlaamse overheid De Vlaamse overheid heeft op verschillende manieren de cultuursector proberen te ondersteunen en de cultuurparticipatie proberen te verbeteren. Men wou zowel meer kwaliteit als kwantiteit. De belangrijkste middelen die daarvoor gebruikt werden waren decreten en subsidies. Op het gebied van cultuurbeleving op het internet werden er projecten opgestart en er werd zelfs een website gecreëerd voor en over cultuur, Cultuurnet Vlaanderen genaamd. 5.1 Decreten Volgens een recent onderzoek van Cultuurnet is de cultuurparticipatie onder de Vlamingen de laatste jaren niet gestegen. Toch heeft de overheid in het verleden al vele initiatieven genomen om de deelname aan cultuur te doen toenemen. Zo stelde gewezen minister van cultuur Bert Anciaux verschillende decreten op rond cultuur en in die decreten was er altijd een grote zorg voor de mogelijkheid voor mensen om aan cultuur te kunnen participeren. Hij maakte een kunstendecreet, wat de mogelijkheid gaf om alle mogelijke diverse uitingen van kunst aan bod te laten komen. Hij maakte ook ondermeer een circusdecreet, een erfgoeddecreet en een participatiedecreet. Deze decreten zorgden ervoor dat er een groter cultureel aanbod kwam en dat er veel meer mensen bezig waren met cultuur in verschillende domeinen. Het participatiedecreet is gemaakt om er voor te zorgen dat vooral de mensen waar een structurele drempel voor bestaat, meer mogelijkheden krijgen om te participeren. Een bekend initiatief is het 1 euroticket voor musea voor jongeren. “Er zijn duizend en één toepassingen om meer mensen naar cultuur te brengen, zo zijn er heel veel drempels die dat we proberen aan te pakken, enerzijds door meer activiteiten, zodanig dat meer mensen zeggen, hé dat interesseert mij, maar tegelijkertijd ook door andere drempels zoals afkomst en armoede, aan te pakken.” Bert Anciaux. “Soms is het geld een drempel, maar vaak ook de mentaliteit, want alleen met geld los je het ook niet op, met moet de mensen prikkelen
64
want soms vergeet men dat niet alle mensen dezelfde smaak hebben, dus als men het aanbod verbreedt, heb je ook meer kans dat mensen hun gading vinden, popmuziek mee binnenbrengen in het landschap van de amateurkunsten bijvoorbeeld is zeer belangrijk geweest.” Guy Redig. “Er is echt wel wat veranderd hoor, maar er zullen altijd wel altijd mensen uit de boot vallen, of niet in de boot kunnen stappen, het is een beetje pijnlijk dat die drang om iedereen het recht te geven om aan cultuur deel te nemen, dat die bezieling een beetje verdwenen is.” Bert Anciaux. 5.2 Subsidies De eerder besproken decreten behandelen ook de afspraken rond subsidies. Deze subsidies moeten worden gegeven aan culturele projecten en aan cultuurcentra. Volgens Guy Redig zijn die subsidies de laatste jaren fors toegenomen. De vraag die werd gesteld was of de overheid specifieke bedragen geeft of verplichtingen oplegt voor het gebruik van online toepassingen. Het antwoord daarop was dat de autonomie van de organisaties zelf een grote rol speelt in wat ze doen met hun subsidies. De Vlaamse overheid heeft aan cultuurcentra bijvoorbeeld nooit een bepaald budget gegeven dat enkel voor online promotie moest dienen. Een organisatie zoals de Vooruit bijvoorbeeld, die van de digitalisering een speerpunt wil maken, gebruikt haar subsidies meer voor online investeringen, terwijl andere organisaties hun geld ergens ander voor benutten. Toch is er geen enkele organisatie die niet meer met een website bezig is. Volgens Guy Redig is in tien jaar tijd het aantal websites van cultuurcentra indrukwekkend toegenomen. Het grote nadeel van deze digitale vooruitgang is dat ze zo snel beweegt dat tegen dat men er een beleid kan over uitstippelen, soms de rage al voorbij is en een volgende rage aan de deur staat. Om op deze vooruitgang in te spelen op korte termijn is het volgens minister Anciaux nodig die aandachtspunten rond het internet mee te geven aan de cultuurcentra. In de voorstellen van de cultuurcentra staat meestal wel een hoofdstuk over het internet en haar toepassingen.
65
Het is duidelijk dat er in de cultuursector over wordt nagedacht en dat men er intern mee bezig is. “ Er is zoveel beweging, er zijn zeker cultuurhuizen waar dat je via sms op de hoogte gehouden wordt van alles wat er gebeurt, maar je moet hopen dat de cultuurspelers zo slim zijn, dat ze zelf de beste oplossing kiezen voor hun product, en dat zal voor een jongere organisatie heel anders zijn dan voor een organisatie die voor oudere mensen werkt.” Guy Redig. Hoe meer geld cultuurhuizen krijgen van de overheid, hoe meer geld ze logischerwijze kunnen vrijmaken voor hun online werking. Maar de culturele organisaties verschillen in hun mate van tevredenheid over het budget dat ze krijgen van de overheid. Dit komt hoofdzakelijk doordat niet elke culturele organisatie hetzelfde budget krijgt toegewezen. Gemeenschapscentra en provinciehuizen worden vanzelfsprekend zwaar gefinancierd omdat het organisaties zijn die worden gestuurd vanuit de gemeente of provincie. Hierdoor kunnen ze hun ticketprijzen zeer laag houden. Ook cultuur- en kunstencentra worden goed gesponsord door de Vlaamse overheid en krijgen daarnaast nog extra financiële steun. Kunstencentrum het Stuk wordt bijvoorbeeld gesteund door de KUL. Cultuurcentrum 30cc is zelfs een van de grootste in Vlaanderen en zit daarom in de zogenaamde A-catergorie voor subsidies en krijgt bijgevolg veel geld van de overheid. Dat heeft te maken met het feit dat zij voor een grote stad en regio werken en omdat ze met een heel groot aanbod zitten over alle disciplines. Voor de muziekcentra is deze geldstroom vaak anders. Terwijl het budget van de Vlaamse gemeenschap voor de Muziekodroom rond de 450.000 euro ligt, is dat voor het Depot amper 160.000 euro. De Muziekodroom was het eerste muziekcentrum van Vlaanderen en die pionierspositie speelt nog altijd in hun voordeel, toch is hun aandeel van subsidies in de loop van de jaren kleiner geworden. Het Depot wordt verweten een te breed en te commercieel programma te hebben en krijgt onder andere hierdoor minder subsidies. Directeur Mike Naert hoopt in ieder geval dat in de toekomst de subsidies eerlijker verdeeld zullen worden.
66
5.3 Cultuurnet Tegelijkertijd met de financiële middelen, zit er voor de cultuursector ook een door de Vlaamse gemeenschap verplichte samenwerking aan vast met Cultuurnet. Elk cultuurcentrum moet al haar activiteiten invoeren in de UiTdatabank van Cultuurnet zodat deze gegevens gepubliceerd kunnen worden op de website Uitinvlaanderen.be. 5.3.1 Werking en gebruik Het informeren van mensen, voor een plek zorgen waar men de juiste informatie kan vinden. Dat was een van de grote uitdagingen waar minister Anciaux voor stond. Zorgen dat iedereen zijn weg kon vinden in het reuzengrote culturele aanbod. Daarom werkte hij een project uit, dat onder de naam Cultuurnet werd gelanceerd. Cultuurnet.be werd een business-to-businesskanaal, gericht op de organisaties die met Cultuurnet in zee wilden gaan. Op de site is er informatie over de werking te vinden, een veelgebruikte vacaturebank en uitgebreide secties met praktijkvoorbeelden, ondersteunend materiaal en kennisdeling. De UiTdatabank werd een onderdeel van Cultuurnet. Deze databank zou het voor alle culturele organisaties mogelijk maken om culturele activiteiten, zowel lokale chirofuiven als grote concerten, te melden via de UiTdatabank van Cultuurnet. Deze activiteiten werden dan bijgevolg openbaar gemaakt op de publiekssites UiTinVlaanderen.be en UiTmetVlieg.be. Op deze sites kan het grote publiek op zoek gaan naar wat er in de buurt te beleven valt. De Vlaamse overheid geeft dus eigenlijk geld aan één instelling en die werkt met twee niveaus. Op het ene niveau is er de databank waaruit iedereen kan putten, op het andere niveau is er de eigen website die veel dichter staat bij het publiek. In de beginjaren leek het succesvol maken van de UiTdatabank een onmogelijke taak. Er werden vele gebreken vastgesteld en het invoeren van activiteiten ging zeer moeizaam. Om deze reden waren vele cultuurcentra ontevreden en zagen ze het invoeren van de activiteiten meer als een last dan als een voordeel. Ook nu nog staan de culturele instellingen er vaak kritisch tegenover.
67
Ze geven toe dat de databank verbeterd is tegenover vroeger, maar ze beweren ook dat het invoeren van de activiteiten te ingewikkeld en zeer tijdrovend is. Het aanpassen van gegevens verloopt moeilijk en Cultuurnet heeft volgens hen een te dwingende houding. Elke activiteit moet ingevoerd worden en als er iets niet ingevoerd wordt, is de kans groot dat je door Cultuurnet op de vingers wordt getikt. Ook stellen de cultuurcentra zich vragen bij het aantal bezoekers van de website UiTinVlaanderen. Ondanks de moeizame start, is de UiTdatabank dé centrale databank van Vlaanderen geworden, waarin ongeveer tienduizend actieve invoerders de informatie over het vrijetijdsaanbod in Vlaanderen en Brussel verzamelen. Die verzamelde informatie wordt dan onder meer ontsloten via de publiekskanalen UitinVlaanderen.be en UitmetVlieg.be (speciaals voor activiteiten voor kinderen) maar ook via een steeds grotere groep kanalen (media, gemeentelijke partners in het Uitnetwerk, sectorale kanalen, doelgroepkanalen, enzovoort.). Volgens Davy De Laeter, marketing manager van het Uitnetwerk, gaat het nu al over meer dan driehonderd kanalen, zowel print als online, die de UiTdatabank als bron gebruiken voor hun vrijetijdsagenda. Het Uitnetwerk zelf telt vandaag 195 partners en raakt zo heel mooi gespreid over Vlaanderen. Per dag heeft UitinVlaanderen.be ongeveer tienduizend unieke bezoekers. Een overzicht van alle kanalen en partners van het Uitnetwerk zijn te vinden in bijlage 2. De belangrijkste meerwaarde van de UiTdatabank voor de cultuursector zit dus in het gegeven dat men een activiteit slechts één keer moet invoeren en dat deze informatie dan wordt ontsloten via meer dan driehonderd kanalen en bijgevolg een groot publiek bereikt. Alles wat men nu ziet in de media rond cultuurdata komt allemaal van Cultuurnet. De cultuurcentra beseffen daarom maar al te goed dat ze niet mogen ontbreken in dat geheel. Voor de eindgebruiker van UitinVlaanderen zit het voordeel in een volledige vrijetijdsagenda waarbij hij of zij idealiter ook nog geprikkeld wordt dankzij enkele redactionele tips. Op UitinVlaanderen.be en UitmetVlieg.be zijn er wel heel wat interactiemogelijkheden ingebouwd, bijvoorbeeld het delen van evenementen via sociale media of een persoonlijk profiel aanmaken.
68
Ondertussen is Cultuurnet Vlaanderen gestart met een Web 2.0 project waarbij het in de toekomst mogelijk gaat zijn om aan de hand van de interesses en persoonlijke voorkeuren van de bezoekers, aanbevelingen te geven: UiTid (zie 5.3.2.). Door de gebruikers te laten aangeven wat ze leuk vinden, is het mogelijk gerichte aanbevelingen te geven via een aanbevelingsmotor. Op basis van geavanceerde algoritmes zal die aanbevelingsmotor uit profielen en klikgedrag aanbevelingen op maat genereren. Het systeem is te vergelijken met wat Amazon doet op vlak van boeken en wat Last.fm doet op vlak van muziekaanbevelingen. Een ander toekomstplan voor UitinVlaanderen is het plaatsen van ticketing links voor de geplaatste evenementen, zoals het principe van een one stop shop. Het idee hierachter is dat zo de stap tot effectieve participatie nog kleiner wordt gemaakt. 5.3.2 Casestudie: UiTid Zoals besproken in het vorige deel tracht Cultuurnet op vraag van de Vlaamse overheid zoveel mogelijk mensen te laten proeven van het rijke cultuuraanbod in Vlaanderen en Brussel. Een belangrijk onderdeel daarvan is mensen inlichten over wat er allemaal te doen is. Die informatie komt rechtstreeks uit de UiTdatabank. Het bekendste voorbeeld van één van de kanalen verbonden met de UiTdatabank is uitinvlaanderen.be, een site die in 2009 nog de prijs van de Clickx jury kreeg voor de beste site van het jaar en in 2010 opnieuw binnen diezelfde wedstrijd bekroond werd. Het aanbod in vrijetijdsactiviteiten is de laatste jaren enorm gestegen, Als men vandaag op uitinvlaanderen.be zoekt naar wat er te doen is in Hasselt, krijgt men meer dan 300 zoekresultaten. Er is ook meer vrije tijd dan vroeger en de drempel om aan cultuur te doen is lager. Dit zijn allemaal factoren die zouden moeten wijzen op een stijging in de cultuurparticipatie, maar doordat het aanbod zo erg gestegen is, krijgt men te maken met een information overload of choice overload. Dat is een psychologisch fenomeen dat ervoor zorgt dat men niet meer in staat is om te kiezen wanneer men te veel informatie aangeboden krijgt. Mensen hebben geen zin om alles te doorzoeken en dan kiezen ze er vaak voor om niets te doen.
69
Om de mensen een beter overzicht te kunnen geven uit dit grote aanbod wil Cultuurnet tips op maat van de gebruiker aanbieden. Zodat mensen uit het grote aanbod gemakkelijk de meest geschikte activiteiten kunnen vinden. In het ontsluiten van culturele informatie focust Cultuurnet momenteel op de vragen wat, waar en wanneer. Wat is er waar en wanneer te doen? Wie er juist op zoek is naar informatie wordt niet in beschouwing genomen. Daar wil Cultuurnet met hun Web 2.0 project verandering in brengen. Het project kreeg de naam Uitid. De naam verwijst zowel naar het hebben van een idee als naar het hebben van een identiteit. Het doel van het project is een gebruikersgemeenschap samen te stellen die gebruikers centraal plaatst in het ontsluiten van culturele informatie. Elke gebruiker zal voorgesteld worden door een cultureel profiel en alle vrijetijdsinformatie en activiteiten van de gebruiker (virtuele of reële bezoeken aan musea, culturele centra, theater, etc.) worden gebundeld in dit profiel (zie bijlage 3). Op basis van die profielinformatie en het klikgedrag zal via een aanbevelingsalgoritme het mogelijk zijn om persoonlijke tips te geven aan de gebruiker. Zo worden mensen beter gegidst door het rijke culturele landschap. Er werden diverse aanbevelingssystemen getest bij 613 proefpersonen. De resultaten daarvan zijn te vinden in bijlage 4. De gebruiker kan via verschillende wegen zijn profiel aanmaken. Dit kan gebeuren via UiTinVlaanderen.be, maar ook via alle partners waarmee Cultuurnet Vlaanderen een overeenkomst aangaat. Kleine en middelgrote spelers zoals Het Depot en De Vooruit bevestigden al hun bereidwilligheid en delen de visie om de gebruiker centraal te stellen. Grotere spelers zoals de VRT zijn eerder weigerachtig en vrezen door openheid een deel waarde te verliezen.
70
Figuur 2: Schema profielinformatie Bron: Cultuurnet, 2011 Alle verschillende culturele websites gaan de profielinformatie die ze bijhouden, doorsturen naar Cultuurnet en Cultuurnet steekt dat dan in één profiel zodanig dat die profielen groter en beter worden. Ze gaan daarvoor een aanbevelingsalgoritme gebruiken van de universiteit van Gent. Elk cultuurcentrum kan die aanbevelingen dan tonen op zijn website. UiTinGent zal bijvoorbeeld alles kunnen aanbevelen van wat er in de buurt van Gent te doen is. Om relevante aanbevelingen te genereren moet een dergelijk aanbevelingsalgoritme gevoed worden met een massa data. Daarom hoopt Cultuurnet ook op de medewerking van zoveel mogelijk culturele organisaties. “Mij zou het interessant lijken als er echt een specifiek Web 2.0 cultuurkanaal zou zijn waar je al onmiddellijk weet van als ik mij daar bij aansluit gaat het over cultuur. Waar al een zekere selectie is gebeurd van alle informatie die binnenkomt.” Stijn Segers, Muziekodroom.
71
Facebook en Twitter worden ook gekoppeld aan het profiel. Als mensen een activiteit leuk vinden via hun Uitid, wordt dit ook gemeld op Facebook of Twitter. De gebruikers kunnen hun privéinstellingen volledig zelf aanpassen. Als ze niet willen dat er op Facebook komt te staan dat ze naar een concert gaan, kunnen ze dat instellen. Volgens Ellen Vanmaele, projectmanager van UiTid, zitten de voordelen voor eindgebruikers vooral in de gepersonaliseerde aanbevelingen en het centraal beheer van alle culturele activiteiten en voorkeuren. Gebruikers zullen bovendien de culturele activiteiten en voorkeuren van andere profielen kunnen zien en volgen. Enerzijds wordt het mogelijk interessante profielen te “volgen”, anderzijds zal de eindgebruiker een lijst “gelijkaardige profielen” op zijn pagina te zien krijgen. Het grote voordeel voor de cultuurhuizen is dat ze een gratis dienst ter beschikking krijgen die toelaat een nieuw publiek aan te trekken. Het kan ook zorgen voor een hogere participatie van het vaste publiek. Cultuurhuizen kunnen de zichtbaarheid van hun geplande activiteiten verhogen door de die activiteiten te verspreiden via de aanbevelingsmachine. Activiteiten die doorgaan in de Vooruit én geschikt zijn voor een communitylid van UiTinVlaanderen verschijnen in zijn suggestiebox. Een nieuws publiek kan zo dus zijn weg vinden naar het cultuurhuis. De grootste vrees voor het project is dat het profiel niet zou aanspreken omdat de meeste internetgebruikers vandaag al veel verschillende online profielen hebben. Wellicht zullen sommige mensen ook niet willen deelnemen omwillen van privacy redenen. Maar de voordelen van een UiTid wegen sterk op tegen de nadelen. De lancering van het UiTid-project staat gepland in oktober 2011. Het wordt eerst getest op uitinvlaanderen.be, UiTinGent en UitinMechelen. Daarna is het de bedoeling om uit te breiden en zo heel de cultuursector erbij te betrekken. Het project is een schoolvoorbeeld van de integratie van Web 2.0 in de cultuursector.
72
Algemene conclusie en discussie Met dit onderzoek werd er getracht om een duidelijk beeld te schetsen van het gebruik van Web 2.0 in de cultuursector. Er werden vijf grote onderzoeksvragen gesteld. Als eerste werd de vraag gesteld of de traditionele media nog van belang zijn voor de promovoering van culturele activiteiten in vergelijking met online media. Er kan geconcludeerd worden dat het gebruik van gedrukte media zeker nog belangrijk is, vooral voor culturele organisaties die een ouder publiek hebben. Dat publiek hecht namelijk nog veel belang aan de seizoensbrochure en affiche. Toch merken de cultuurcentra dat ze niet achter kunnen blijven met het gebruik van internet en ze ondervinden dat de nieuwsbrief en de eigen website goede communicatiemiddelen zijn waarmee ze doelgericht kunnen communiceren. Cultuurcentra kiezen steeds meer voor de online aanpak omdat mensen steeds vaker informatie gaan opzoeken via het internet. Ook blijkt het gebruik van gedrukte media zeer duur te zijn in vergelijking met de online media, die vaak zo goed als gratis zijn. Het grootste verschil tussen de kleine en grote culturele organisaties is dat de kleine organisaties meer gebruik maken van de gedrukte media en vaak achterlopen op technologisch vlak. Het is uiteindelijk de mix van gedrukte en online media, die de promotie van cultuurcentra sterk maakt. Vervolgens werd er in dit onderzoek getracht om een antwoord te geven op de tweede onderzoeksvraag die de opkomst van Web 2.0 en de invloed van de sociale media in de cultuursector behandelde. Er werd bevonden dat de sociale media zorgen voor een drempelverlaging. Ze verkleinen niet alleen de afstand tussen de cultuurcentra en het publiek, maar ze verkleinen ook de afstand tussen de artiesten en het publiek. Hoewel het internet toelaat om activiteiten sneller bij de mensen te laten komen, zorgt het er ook voor dat het cultureel aanbod veel groter is geworden. Hierdoor gaan mensen vaker last minute hun tickets kopen. Bovendien is het voor cultuurcentra moeilijker geworden om tussen dat aanbod uit te springen. Het is duidelijk dat steeds meer cultuurhuizen hun weg vinden in de sociale media, vooral Facebook is erg aan de cultuursector gelinkt. Cultuurcentra beschouwen hun Facebookpagina als hun eigen community omdat ze er rechtstreeks
73
mensen mee kunnen bereiken die geïnteresseerd zijn in hun aanbod. Ze vinden het daarom ook niet nodig om een eigen community op te richten. De kracht van een Facebookpagina zit in het feit dat het publiek de macht krijgt om zelf te reageren.Vooral het beeldmateriaal krijgt een grote respons en negatieve reacties komen zelden voor. De reacties na een voorstelling worden vaak gelezen door de organisaties en dienen als extra feedback. Het is zeer waarschijnlijk dat in de toekomst elk cultuurhuis aanwezig is op zowel Facebook als Twitter. Mensen willen steeds meer meedelen aan vrienden en kennissen waar ze mee bezig zijn en daar moeten cultuurhuizen op inspelen. Facebook is bovendien een gratis communicatiemiddel en is zeer geschikt om de jongeren te bereiken. Naast Facebook wordt er vooral gebruik gemaakt van Twitter en Flickr. Hoewel de meeste cultuurhuizen voorstanders zijn van sociale media, bekritiseren sommige cultuurhuizen de tijdelijkheid en vluchtigheid van de boodschappen die online verschijnen. De middelgrote en grote culturele instellingen doen ook aan online ticketing. Ze gebruiken het omdat het online bestellen van tickets handig is, zowel voor de klanten als voor het cultuurhuis zelf. Cultuurcentra sparen er ook tijd en geld mee uit. Ze krijgen bovendien een beter en duidelijker overzicht over hun klantenbestand waardoor er veel gerichter en persoonlijker kan gecommuniceerd worden. Het percentage van het aantal mensen dat tickets online besteld ligt vrij hoog. Bij concerttickets ligt dat percentage hoger dan bij andere voorstellingen. Bij de derde onderzoeksvraag werd er onderzocht welke invloed online cultuurbeleving heeft voor de cultuursector. Het onderzoek trachtte zowel een antwoord te formuleren vanuit het standpunt van de cultuurcentra als vanuit het standpunt van de consument. Online cultuur zou de ervaring van cultuur in het echt nooit volledig kunnen vervangen omdat het zintuiglijke en sociale aspect bij online cultuur nooit compleet is. Mensen gebruiken online cultuur soms als een vervangmiddel. Maar het is vooral wanneer men niet aanwezig kan zijn dat de online versie een mooi alternatief kan brengen. De online belevenis zou cultuur bovendien toegankelijker maken.
74
Het zou mensen prikkelen zodat ze het ook in het echt willen ervaren. De culturele instellingen bezien online cultuur dus zeker niet als een bedreiging, ze beschouwen het als een meerwaarde en een stimulans. Sommige cultuurcentra beginnen zelfs online cultuur te integreren in hun aanbod door optredens op hun website te plaatsen via streaming. Onderzoeksvraag vier handelde over hoe Web 2.0 het leven van muzikanten heeft veranderd. Naast de communities in het underground circuit, zijn bands ook actief op de grotere sociale netwerken. Op sites als Soundcloud, Last.fm en The Hype Machine wordt muziek gepromoot en op een toegankelijke wijze gedeeld met andere internetgebruikers. Twitter wordt ook veelvuldig gebruikt omdat er snel informatie mee kan verspreid worden. Het is in deze tijd zeer belangrijk voor jonge bands om een forum met hun muziek te kunnen aanbieden. Sinds 2008 heeft Vlaanderen het muziekplatform Vi.be dat met succes meer speelkansen creëert voor beginnende muzikanten. Ondanks het feit dat MySpace de kiem is geweest van sociale netwerken rond muziek heeft Facebook MySpace van de troon gestoten. Facebook voorziet een sociale ruimte waar artiesten hun muziek kunnen promoten en zorgt voor een betere band met de fans. Het internet heeft ervoor gezorgd dat sommige bands sneller bekend zijn geworden bij het grote publiek, maar langs de andere kant is het voor veel bands ook moeilijker geworden om tussen het enorme aanbod van muziek op te vallen. Het internet heeft ook gezorgd voor de online verkoop van muziek. Op sommige sites kan men zelfs muziek verkopen op een zelfstandige basis. Hierdoor hebben bands minder behoefte aan een eigen platenlabel. De online verkoop zorgt voor een drempelverlaging om muziek aan te schaffen. Het grote nadeel van de online distributie is de illegale platenverkoop die zorgt voor een grote daling van de officiële verkoop. Omdat men liever geld uitgeeft aan een album van een grotere band beginnen jonge bands niet snel meer met de opnames van een fysiek album. Ondanks de grote succesformule van de sociale media, hebben muzikanten de traditionele media nog steeds nodig. Radio en televisie blijven opiniemakers, vooral bij het oudere publiek.
75
Ten slotte werd er een antwoord gegeven op de vijfde onderzoeksvraag: „Op welke wijze hebben het internet en Web 2.0 de Vlaamse overheid geholpen om een grotere en meer kwaliteitsvolle cultuurparticipatie te bekomen?‟. De Vlaamse overheid heeft op verschillende manieren de cultuursector proberen te ondersteunen en de cultuurparticipatie proberen te verbeteren. De belangrijkste middelen die daarvoor gebruikt werden, waren decreten en subsidies. De oprichting van Cultuurnet was ook een initiatief van de Vlaamse overheid. Elk cultuurcentrum moet elke activiteit invoeren in de Uitdatabank van Cultuurnet zodat deze gegevens gepubliceerd kunnen worden via verschillende kanalen waaronder de website Uitinvlaanderen.be. Ondanks de moeizame start, is de Uitdatabank de centrale databank van Vlaanderen geworden, waarin ongeveer tienduizend actieve invoerders de informatie over het vrijetijdsaanbod in Vlaanderen en Brussel verzamelen. De belangrijkste meerwaarde van de UiTdatabank voor de cultuursector zit in het gegeven dat men een activiteit slechts één keer moet invoeren en dat deze informatie dan wordt ontsloten via meer dan driehonderd kanalen en bijgevolg een groot publiek bereikt. De cultuurcentra beseffen daarom dat ze niet mogen ontbreken in dat geheel. Cultuurnet is nu bezig met het UiTid-project waarbij het in de toekomst mogelijk gaat zijn om aan de hand van een persoonlijk profiel aanbevelingen op maat te geven aan de gebruikers. Hierdoor kunnen gebruikers gerichter kiezen uit het enorme culturele aanbod dat nog elk jaar blijft toenemen.
76
Dit onderzoek is uitgevoerd via diepte-interviews. Het grootste nadeel van deze methodologie is het feit dat de mate van externe generaliseerbaarheid laag ligt en er dus geen conclusies kunnen worden getrokken voor alle culturele instellingen in Vlaanderen. Een grotere steekproef met inclusief de allergrootste culturele spelers op het vlak van Web 2.0 integratie zou daarom interessante bevindingen kunnen opleveren en zorgen voor een betere representativiteit. De AB in Brussel en de Vooruit in Gent ontbreken in deze steekproef omdat het contact met deze organisaties zeer moeizaam verliep. In verder onderzoek zouden ook de gebruikers kunnen worden bevraagd over hun ervaring met online cultuur. Nu werden er immers alleen personen gerekruteerd die professioneel bezig zijn met Web 2.0 in de cultuursector. Het zou natuurlijk ook beter geweest zijn indien de resultaten gestaafd hadden kunnen worden met cijfermateriaal uit de cultuursector. Dat zijn enkele tekortkomingen van dit werk en bijgevolg aanbevelingen voor later onderzoek. Toch waren de diepte-interviews de meeste geschikte onderzoeksmethode voor dit onderzoek. Web 2.0 in de cultuursector is namelijk een relatief nieuw onderwerp en werd nog niet diepgaand onderzocht. De vragen konden daarom niet gebaseerd worden op vorig onderzoek en werden opgesteld aan de hand van de literatuurstudie, die grotendeels bestaat uit online bronnen. De diepte-interviews lieten toe om dit onbekend terrein grondig te verkennen. Er kon altijd worden doorgevraagd over een bepaald topic en er was voldoende openheid voor het delen van nieuwe informatie. Dit kwalitatief onderzoek heeft Web 2.0 een plaats kunnen geven binnen de cultuur- en muzieksector. De promotievoering van zowel culturele organisaties als muzikanten is onder invloed van het internet en Web 2.0 duidelijk gewijzigd. Bovendien is er door de opkomst van Web 2.0 een sociale ruimte ontstaan waardoor mensen meer aan cultuur zijn gaan doen, zowel online als offline. 77
Referentielijst 3voor12 redactie (2011). [11.07.0211, VPRO: www.3voor12.nl]. Adolfsen, A., De Haan, J. (2008). De virtuele cultuurbezoeker: Publieke belangstelling voor cultuurwebsites (pp.12-56). Sociaal en cultureel planbureau: Den Haag. Anciaux, B. (2004). Beleidsnota cultuur 2004-2009 (pp. 16-17). Brussel: Vlaamse Overheid. Anderson, C. (2006). The Long Tail: Why the Future of Business is Selling Less of More, Hyperion, New York. Anderson, P. (2007). "What is Web 2.0? Ideas, technologies and implications for education" JISC Technology and Standards Watch (p. 14). Bake, J., Kranendonk, B., Möllenkramer, R. & Wolters, W. (2007) De groei van het internet als netwerk, netwerkgroei, 2(2). Utrecht: Utrecht University Press. Berners-Lee, T. (1999). Weaving the web (p. 169). Harper : San Francisco. Bourdieu, P. (1979). La distinction: critique social de jugement (p.6). Parijs: Editions de minuit. Boutin, P. (29.03.2006). Web 2.0. [22.07.2011, The Slate Group: http://www.slate.com/id/2138951]. Chang, E. & Dhar, V. (2007). Does chatter matter? The impact of user-generated content on music sales (p. 20). New York University. Collard, L. (2007). The internet music revolution. [20.04.2011: http://mms.ecs.soton.ac.uk/ 2007 / papers/34.pdf ]. Cultuurnet (2008). Drukwerk. [10.03.2011, Cultuurnet Vlaanderen: http://www.cultuurnet.be/uitnetwerk/uitbib/dossiers/drukwerk] Cultuurnet (2008). Promotionele evenementen. [09.03.2011, CultuurnetVlaanderen:http://www.cultuurnet.be/uitnetwerk/uit bib/dossiers/promotiononele- evenementen]. De Nooi, P. (2008). Free the Music‟ door Last.fm is werkelijk „Control the Music. [licentiaatsthesis]. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam. De Pauw, W. (2005). Minister dixit: een geschiedenis van het Vlaamse cultuurbeleid (p. 144). Garant Uitgevers nv: Antwerpen.
78
De Schepper, A. (2009). Vloek of zegen? [ Bachelorpaper]. Gent: Universiteit Gent. De Wit, D. (2004). Iedereen „content‟. Communiceren via website en e-mail, 6, pp. 29-36. De Wit, M. (2003). Segmentatie: hoe doe je dat?: doelgroepen veranderen (p.13). Amsterdam: Kluwer. Debackere, J. (17.06.2011), De internetstrategie van de AB. De Morgen. Devos, F.(2004). Ambrassadeurs (p. 84). Brussel: CultuurNet Vlaanderen, CJP, CANON cultuurcel Deweer, L. (06.04.2011) MySpace op sterven na dood. De Morgen. Ebersbach, A., Glaster, M., Heigl, R. (2006). Wiki: Web Collaboration (p. 11). Germany: Springer-Verlag. Erens, M. (20.11.07) De sociale muziekervaring. [12.11.10: http://computertota al.nl / article/ 5195/last-fm-de-socialemuziekervaring.html]. Facebook, (2011). Statistieken. [08.08.2011:https:// www.facebook.com/press/info.php? timeline] Gaffney, M., Rafferty, P. (2009). "Making the Long Tail visible: social networking sites and independent music discovery", Program: electronic library and information systems, 43(4), pp.375 – 391. Ganzeboom, H. (1989). Cultuurdeelname in Nederland (pp.34-40). Assen/Maastricht: Van Gorcum. Goegebeur, E. (2009). Gratis Tracks op internet. Brussel: Studio Brussel. Goossens, J. (14.02.2011). Mensen willen meer cultuur, wat met de politici? De Morgen online. [14.02.2011:http://www.demorgen.be/dm/nl/2461/DeGedachte/article/detail/1222068/2011/02/14/De-mensenwillen-meer-cultuur-wat-met-de-politici.dhtml]. Guy, M. & Tonkin, E. (2006). Folksonomies: Tidying up tags? D-Lib Magazine, 12 (1).: [12.02.2011: http://www.dlib.org/dlib/january06/guy/01guy.html] Ilegems, M. (2008). Music for a new society: how new media change the way we make, exchange and consume music (p. 17).
79
Knowles, J. (2007). A survey of Web 2.0 music trends and some implications for tertiary music communities. Proceedings music in Australian tertiary institutions: Issues for the 21 st century (pp. 4-6). Queensland University of Technology: Brisbane. Laermans, R. (2007). Cultuurkijker: cultuurparticipatie in meervoud ( pp. 15-18). De Boeck: Antwerpen Last.fm (2011). [03.03.2011: http://www.last.fm/home]. Leye, M.. (2006) Over (cultuur)participatie. Kunst en democratie (p. 23). EPO: Brussel. Lievens, J., Waege (2011). H. Participatie in Vlaanderen 2. Eerste analyses van de participatiesurvey 2009. Uitgeverij Acco: Leuven. Magerman, G (2009) E-marketing voor muzikanten. [Masterproef] Antwerpen: Hoge school Antwerpen. Mattheüs, L. (2008). Drempelverlaging aan de deur, niet op het podium. [Licentiaatsthesis]. Brussel: Vrije Universiteit Brussel. Meeus, R. (19.03.2011). De internetbubbel 2.0, De Morgen, p. 42 Mewton, C. (2001). All you need to know about music & the internet revolution (p. 40). London: Sanctuary Publishing. Michiels, K & Mechant, P. (2007). Het virtuele kunstencentrum van de toekomst. Zoektocht naar een innovatief webplatform voor virtuele cultuurbeleving (pp. 22-63). Michiels, K., Nulens, G., Beyl, J. (2007). Web 2.0 de nieuwe sociale ruimte (pp. 6-30). [viWTA Dossier (11)]. Brussel: ViWTA , Vlaams Parlement. Noordman, J. (2006). Presentatie: Over open dagen voor de cultuur (p 1-6). Leuven: Instituut voor Culturele Studies i.s.m. de landelijke coördinatie Erfgoeddag. Nordeman, L. (2008). Creatief burgerschap [Licentiaatsthesis]. Utrecht: Universiteit Utrecht. O‟ Reilly, T. (2007). Tim O'Reilly on What is Web 2.0? [ 28.07.2011, KamlaBhattShow:http://www.youtube.com/watch?v=CQibri7 gpLM] O‟ Reilly, T. (2007). What is Web 2.0: Design Patterns and Business Models for the Next Generation of Software. Communications & Strategies, 65(1), pp. 3-21.
80
O‟Reilly, T. (30.09.2005). „What Is Web 2.0? [29.11.2010: (http://www.oreillynet.com/pub/a/oreilly/tim/news/2005/09/30 /what-is-web-20.html] Pitler, H.( 2006) Creative Commons: A New Tool for Schools. Innovate 2(5). Schwarz, Michiel. (2004). What‟s this thing called e-culture? In ARSIS, Arts & culture policy magazine of the Arts Council of Finland 3 (4), pp. 4-6. Sels, G. (10.02.2011) Cultuur op het net vliegt vooruit. De Standaard Online:[10.02.2011:http://www.standaard.be/artikel/detail.asp x?artikelid=JV365S3Q]. Ticketmatic (2011). Ticketmatic bouwt innovatieve software om ticketverkoop en marketing radicaal te verbeteren. [02.03.2011:http://www.ticketmatic.com/]. Tilly, T. (2009).Vi.be: don‟t believe the hype. [ licentiaatsthesis]. Gent : Universiteit Gent. Twitter (2011). [08.08.2011: http://blog.twitter.com/search?updatedmin=2011-01-01T00%3A00%3A00-08%3A00&updatedmax=2012-01-01T00%3A00%3A00-08%3A00&maxresults=48]. Van Eck, M. (2008). Where are YOU on YouTube? Een analyse van het fenomeen user generated content op een online videoplatform. Utrecht: Universiteit Utrecht. Vanderelst, F. (2010). De Long Tail theorie toegepast op de muziekindustrie. [Masterproef]. Leuven: KUL. ViWTA. (2008). ICT als instrument voor cultuurparticipatie. viWTA Dossier (18). Brussel: Vlaams Parlement. Wall, T. (2003). Studying popular music culture (p. 224). New York: Oxford University Press Inc. Walrave, M. (2004) Permissie e-mail:interactieve marketing met respect. Communiceren via web en e-mail, 6, pp. 54-63. Weltevreden, J. (2007). E-shoppen een tijdbesparend alternatief ? In: Vrijetijdstudies, 25 (2), pp. 39-49. Wemel, J. (2011). [01.03.2011: http://vi.be]. Whittaker, J. (2002). The Internet: the basics (p.106). London: Routledge. Willaerts, C. (2004). Communities en interactiviteit. Communiceren via web en e-mail, 6, pp. 46-53.
81
Bijlage 1: Interviewfiches Interviewfiche cultuurcentra Wat voor organisatie zijn jullie? wat is uw functie? Via welke kanalen voeren jullie promotie? Welke vormen van promo gebruiken jullie het meest/minst? Traditionele media nog belangrijk? Hebben jullie een Facebookpagina? Veel fans? Veel interactie? Voordelen? Houden jullie vaak rekening met de reacties van de mensen? Wordt er rekening gehouden met Facebook-attendings? Gebruiken jullie nog andere sociale media? Waarom? Vind je de opkomst van de sociale media een voordeel voor de culturele sector? Denk je dat mensen daardoor meer aan cultuur gaan doen? Hebben jullie een eigen website? Wordt deze veel bezocht? Zou een forum een meerwaarde zijn voor jullie website? Nieuwsbrief? Wordt vaak gelezen? Statistieken? Maken jullie gebruik van de Uitdatabank van Cultuurnet? Denk je dat de mensen daar veel gebruik van maken? Is er een stijging in cultuurdeelname? Doen jullie aan online ticketing? Waarom? Onlineparticipatie vervanging? Stimulans of vervanging? Toekomst Web 2.0 in cultuursector?
82
Interviewfiche Muzikanten
Wanneer en hoe is het allemaal bij jullie begonnen? Via welke kanalen hebben jullie jezelf gepromoot? Welke kanalen gebruiken jullie nu vooral? Merk je dat jouw muziek daar veel op verkocht wordt? Verkopen jullie ook cd‟s? Waarom wel/niet? Jullie hebben een eigen Facebookpagina, hoe benutten jullie deze pagina? Vindt er veel interactie plaats? Hebben jullie de traditionele media nog nodig? Jullie worden gedraaid op Stubru, is het moeilijk om op stubru gedraaid te worden? Andere radiostations? Gebruiken jullie MySpace nog? Andere sociale media? Gebruiken jullie vi.be? Jullie hebben een eigen website, wat is daar allemaal op te vinden? Nog van nut? Jullie houden ook blogs bij. Via welke websites? Wordt er gereageerd op die blogs? Hebben jullie nu een beter contact met de fans dankzij die media? Denk je dat muzikanten tegenwoordig nog kunnen overleven zonder gebruik te maken van sociale media? is online muziekbeleving een stimulans om naar concerten te gaan of eerder een vervanging van deze concerten? Zijn concerten belangrijk voor jullie? Gaan de platenmaatschappijen niet ondergaan door de digitale muziek? Web 2.0 heeft ervoor gezorgd dat iedereen tegenwoordig muziek kan maken en deze muziek over de hele wereld kan verspreiden. Zorgt dit niet voor veel muziek van slechte kwaliteit Zijn jullie dankzij het internet sneller bekend geworden? Is er een toekomst voor Web 2.0 in de muzieksector? Hoe zie je deze toekomst?
83
Bijlage 2: overzicht kanalen en partners van het Uitnetwerk Partners: Ondertussen hebben 195 partners een UiTovereenkomst ondertekend met het oog op structurele samenwerking. Provincie West-Vlaanderen: 39 gemeenten, 4 regio's, de provincie Provincie Oost-Vlaanderen: 41 gemeenten, 2 regio's Provincie Antwerpen: 35 gemeenten, de provincie Provincie Limburg: 21 gemeenten Provincie Vlaams-Brabant: 49 gemeenten, 1 regio, de provincie Brussels Hoofdstedelijk Gewest De grootste mediakanalen die gebruik maken van de UiTdatabank:
84
Bron: Cultuurnet, 2011
85
Bijlage 3: Cultureel profiel
bron: Cultuurnet
86
Bijlage 4: Resultaten gebruikerstest Aantal deelnames: 613 187 users hebben nooit iets gedaan op UiV.be. WICa heeft de resultaten berekend, rekening houdende met het klikgedrag van álle unieke users (200k). Men is gestrand op 273 ingevulde enquetes. Een 30tal hiervan komen uit die groep van 187 users die niets hebben gedaan, Dus: 239 zinnige enquetes. Aantal ingevulde enquetes/algoritme: Contenbased: 44 MergedUserBasedCFCB: 36 Random: 47 SVD: 37 UserbasedCF: 34 Hybride intern: 41 Naar internationale conventies: groen is de beste, rood de slechtste. De aanbevolen evenementen komen overeen met mijn interesses
Sommige van de aanbevolen evenementen kende ik al
Content based
3,36
3,20
MergedUserBasedCFCB
3,97
3,97
Random
3,06
2,51
SVD
2,68
2,76
UserbasedCF
3,65
3,97
Hybrid_intern
3,12
3,17
87
Ik vind het leuk om te ontdekken welke aanbevelingen ik heb gekregen
De aanbevelingen hebben me nieuwe dingen laten ontdekken
De mij aanbevolen evenementen zijn allemaal gelijkaardig
4,18
3,66
3,45
4,50
4,06
2,47
3,70
3,49
2,00
3,92
3,65
2,70
4,35
3,71
2,85
4,15
3,51
2,63
De aanbevelingen helpen me om de leukste evenementen te vinden uit het uitgebreide aanbod op UiTinVlaanderen.be
Ik begrijp niet waarom deze evenementen mij werden aanbevolen
Ik ben over het algemeen tevreden over mijn aanbevelingen
3,16
2,52
3,41
3,92
2,08
4,08
2,94
2,96
3,15
3,05
3,22
2,84
3,74
2,38
3,71
3,24
2,61
3,15
88
Wat valt op: Merged Userbased filteren-content based veel groen. SVD, single value decomposition, doet het niet zo goed Bij : “De mij aanbevolen evenementen zijn allemaal gelijkaardig“ wint random. Na random scoort ook Merged het beste. Contentbased scoort hier vooral slecht. Daar doet de rest opmerkelijk beter. UserbasedCF doet helemaal niet zo goed dan verwacht. Alle deelnemers vinden het leuk om te zien welke aanbevelingen ze hebben gekregen. Logisch want anders hadden ze natuurlijk niet meegedaan met de test. Dit geeft een vertekend beeld. Bij “Ik heb geen aanbevelingen nodig om events te vinden” duidt iedereen aan dat hij ze wél nodig heeft, ook al hebben ze slechte aanbevelingen gekregen. Dit is waarschijnlijk ook een vertekend beeld aangezien deze users écht geïnteresseerd waren
Bron: Cultuurnet
89
90