WATERGEWENNING Wanneer kinderen leren zwemmen kan dit enkel maar wanneer zij voldoende gewend zijn aan water. Zij moeten wennen aan de biomechanische aspecten van het water. Zij ervaren “druk”, “weerstand” en “opwaartse kracht”. Zij zullen ook een specifiek lichaamsbesef moeten ontwikkelen, zich leren oriënteren in het water en leren wennen aan de specifieke prikkels die zij ervaren in water Verder moeten zij leren om het evenwicht te bewaren, zowel rechtstaand als liggend op buik en rug. Ten slotte is het ook de bedoeling dat tijdens de watergewenning de basis gelegd wordt voor de vaardigheden die noodzakelijk zijn om veilig te leren zwemmen Tijdens de lessen watergewenning zullen er 6 basisvaardigheden aan bod komen. Binnen iedere basisvaardigheid moet er van gemakkelijk naar moeilijk worden opgebouwd. Het beheersen van moeilijkere onderdelen binnen een bepaalde basisvaardigheid is niet alleen afhankelijk van het beheersen van makkelijke onderdelen binnen de basisvaardigheid zelf, maar ook van het beheersen van onderdelen binnen de andere basisvaardigheden. Vb. het drijven op de buik zal veel makkelijker gaan wanneer kinderen onder water durven gaan De 6 verschillende basisvaardigheden zijn: - voortbewegen (vertikaal, horizontaal) - ademhalen - draaien (om lengte-as en breedte-as) - onder water gaan - te water gaan - drijven Dit bundel moet een hulp zijn voor kleuterleid(st)ers om het wekelijkse zwemhalfuurtje zo optimaal mogelijk in te vullen en de leerlingen zo goed mogelijk voor te bereiden op de zwemlessen die zij later zullen krijgen in de lagere school. Probeer de volgorde van de fiches te volgen. Je zal merken dat sommige vaardigheden door elkaar staan. Dit omdat sommige zaken binnen een bepaalde vaardigheid gekend moeten zijn alvorens iets anders binnen een andere vaardigheid aan te leren. Werk vooral heel differentiërend zodat elke leerling wat van de les opsteekt. Bij oefenstof vind je voorbeelden van oefeningen voor de bepaalde vaardigheden. Met een beetje opzoekwerk kan je in de gespecialiseerde vakliteratuur beslist nog veel meer vinden om jouw zwemles te laten slagen. De vermelding “zwemwijzer” verwijst naar het werkbundel dat je kan downloaden op www.zwemwijzers.net Succes!
Aandachtspunten bij de lessen watergewenning
Bouw de lessen op, rekening houdend met de volgorde voor het leren van de basisvaardigheden als voorbereiding op de zwemlessen Breng afwisseling in je lessen Gebruik veel speelmateriaal Laat zoveel mogelijk lln. tegelijk werken. Wie aan de kant staat, krijgt het koud en vindt het al snel niet leuk meer. Differentieer, probeer te werken op het niveau van elk kind. Werk daarom steeds in niveaugroepjes, waarbij je leerlingen van het ene naar het andere groepje laat doorschuiven. Laat de lln niet teveel herhalen, zij moeten zo snel mogelijk met de zwemlessen kunnen beginnen. Dit is voor sommige kinderen al mogelijk vanaf de tweede kleuterklas Wees geduldig, elk kind leert op zijn eigen tempo. Heb respect voor de angst van kinderen en tracht de angst te begrijpen Doe echter ook niet flauw met kinderen. Vele kinderen hebben watervrees door overdreven reacties van overbezorgde ouders Zorg dat alles steeds veilig blijft. Maak duidelijke afspraken. Maak duidelijk in welke zone de kinderen werken. Laat nooit van te hoog in ondiep water springen. Werk in kleine groepjes. Vraag zwemouders mee, niet enkel om te helpen omkleden maar ook om mee in het water te gaan en de leiding over een groepje te nemen Ga altijd zelf met de leerlingen mee in het water. Kinderen vinden het superleuk wanneer hun juf of meneer mee in het water gaat en zullen makkelijker iets doen door juf of meneer na te bootsen dan wanneer ze iets moeten uitvoeren op commando van een leerkracht die op de kant staat.
BASISVAARDIGHEID
OEFENSTOF
Eerste Contact met water
Douchen
Zwemwijzer 1 L 1, 2,3
handen wassen lichaam wassen haren wassen hoofd onder de douche steken
OPMERKINGEN
Douchen en in bad gaan zijn voor alle kinderen de eerste contacten met water. Heel vaak zullen kinderen die niet met het hoofd onder de douche durven ook niet met het hoofd onder water durven. Het douchen is een vaardigheid die als voorbereiding ook thuis, samen met de ouders kan (moet) gebeuren. Het douchen is een belangrijk onderdeel van de les, eerst aan het begin van de les, daarna aan het einde van de les. Leer de kinderen reeds van in het begin dat zij niet met de handen in de ogen mogen wrijven, maar dat zij met de ogen moeten knipperen om het water eruit te krijgen. Door het wrijven beginnen de ogen juist hard te prikken!
1.Voortbewegen (vertikaal) Zwemwijzer 1 L 1,2,3,4,5 Zwemwijzer 2 L 2
Enkeldiep tot kniediep water (enkel met lln die zeer veel angst hebben, de andere lln kunnen onmiddellijk dieper gaan
Oefeningen laten uitvoeren zonder armbandjes
wandelen, lopen, springen, hinkelen, Laat de lln eerst zelfstandig werken, daarna per voortbewegen als dieren twee of in kleine groepjes liggen in voorligsteun en op verschillende manie- Eerst naast een touw, dan vrij in het water ren door het water kruipen.
BASISVAARDIGHEID
OEFENSTOF
2. Ademhalen
Zwemwijzer 1 L 1,4,5,6
In voorligsteun: steeds dichter bij het wateroppervlak uitademen pingpongballetjes naar elkaar blazen bellen blazen water in de mond nemen en zo ver/hoog mogelijk wegspuiten
3. Draaien (om de lengteas)
Zwemwijzer 1 L 1,2,3,4,5
water in de hand nemen en het eruit blazen
wandelen en lopen met richtingsveranderingen springen met kwart of halve draai van voorligsteun doordraaien naar ruglig in steun van buiklig doordraaien naar ruglig
1.Voortbewegen (vertikaal)
Heupdiep tot borstdiep water
Zwemwijzer 1 L 1,2,3,4,5,6,7,8,9,10 Zwemwijzer 2 L 1,3,5,8,9,10
gaan en lopen loopspelletjes in het water
OPMERKINGEN Het is van essentieel belang dat de leerlingen vanaf de eerste lessen ervaringen met ademhaling in het water opdoen, zij moeten de druk van het water ervaren.
Het is zeer belangrijk dat de leerlingen leren draaien om de lengte- en breedteas omdat het belangrijk is voor de oriëntatie en voor het kunnen vallen en opstaan in het water. Oefeningen laten uitvoeren met zwembandjes rond de armen, zeker zolang kinderen nog niet zelf kunnen opstaan wanneer ze vallen!
Zorg er voor dat de handen steeds mee gebruikt De kinderen moeten nu leren wennen aan de worden om de waterweerstand mee te overwin- weerstand van het water en deze weerstand leren aanvoelen. Om het “watergevoel” (i.e. het nen. gebruiken van de weerstand om vooruit te komen) te ontwikkelen is het belangrijk om met de springen eerst vasthouden aan de kant daarna handen en de voeten de waterweerstand aan te vrij in het water voelen. Zij moeten leren hoe ze hun handen en met de handen golven maken voeten moeten plaatsen om optimaal te kunnen op de kant zitten en spartelen met de voeten stuwen. op een mat zitten en zich verplaatsen met de handen op verschillende manieren door het water stappen (als een reus, als een muis, als een olifant, Probeer zoveel mogelijk spelvormen aan te bieden achteruit stappen, enz.) zodat de bewegingen natuurlijker worden,
BASISVAARDIGHEID
5. Te water gaan Zwemwijzer 1 L 2,3,4,5,9,10 Zwemwijzer 2 L 9
2. Ademhalen Zwemwijzer 1 L 1,4,5,6
Zwemwijzer 1 L 1,2,3,4,5,6,7,8,9,10 Zwemwijzer 2 L 1, 10
OPMERKINGEN
begin oefeningen vanaf de kant zodat de kinderen het water moeten in gaan/lopen om ter snelste/meeste objecten verzamelen hoog opspringen in het water hoog opspringen met kwart of halve draai van trapje springen, steeds een trapje hoger gaan
Begin al vroeg met het springen in het water. De kinderen moeten vertrouwd geraken met vallen en springen in het water zodat wanneer ze onverwacht in het water vallen ze minder zullen schrikken en zichzelf gemakkelijker kunnen redden. Bied op een speelse manier opdrachten aan die geen angst oproepen n die als aangenaam ervaren worden.
steeds dichter bij het wateroppervlak uitademen pingpongballetjes naar elkaar blazen bellen blazen water in de mond nemen en zo ver/hoog mogelijk wegspuiten uitademen met de mond onder water: diep inademen en heel veel bellen blazen
3. Draaien om lengteas
OEFENSTOF
wandelen en lopen met richtingsveranderingen springen met kwart of halve draai
BASISVAARDIGHEID
4. Onder water gaan
OEFENSTOF
OPMERKINGEN
Kort onder water blijven verstoppertje spelen door een hoepel stappen voorwerpjes één voor één oprapen van de grond als een dolfijntje door een hoepel springen
Heel belangrijk is dat kinderen vrijwillig onder water leren gaan. Voor we hiertoe komen moeten ze voldoende ervaringen hebben opgedaan met andere basiselementen. Ze moeten in ieder geval al ervaringen hebben opgedaan met vallen en opstaan. Ze moeten al geoefend hebben dicht met het gezicht bij het wateroppervlak te komen en ze moeten al ervaringen hebben binnen het basiselement ademhalen.
Zwemwijzer 1 L 1,2,3,5,7,8,9,10 Zwemwijzer 2 L 1,2,3,4,5,9 Dieper en langer onder water blijven meerdere voorwerpen per keer oprapen door de benen van de lesgever kruipen aantal vingers lezen kleuren onderscheiden
Maak de kinderen vanaf het begin vertrouwd met het openen van de ogen onder water
BASISELEMENT
OEFENSTOF
5. Te water gaan Zwemwijzer 1 L 6,7,8,9,10
vanaf de kant springen en voorwerpen ophalen vanaf de kant springen in hurksprong, met halve draai, enz… over een voorwerp dat op de kant ligt springen in een hoepel inspringen Inspringen en een “bommetje” maken van een grote zwemmat in het water springen zo ver/hoog mogelijk inspringen van een die schuin tegen de kant ligt rollen, in het water glijden met het hoofd eerst
OPMERKINGEN Bouw als volgt op: Eerst met twee handen geven aan lesgever Dan 1 hand, vervolgens één vinger Vrij naar de arm van de lesgever toespringen, springen naar een object (zwemplank, zwembuis) op het water Laat nooit te dicht bij de kant inspringen. Kinderen hebben in het begint de neiging naar de kant toe te springen en zouden zich op deze manier kunnen kwetsen. Indien mogelijk de kinderen ook al eens in het diepe water laten springen zodat zij kunnen ervaren wat het is in het water te liggen zonder dat zij de bodem kunnen raken. Voor met drijven begonnen wordt is het absoluut noodzakelijk dat de kinderen met het hoofd onder water durven.
6. Drijven Zwemwijzer 1 L 5,6,7,8 Zwemwijzer 2 L3,6,7,8,9,10
Statisch drijven: het lichaam ligt stil en ontspan- Het drijven is een gedeelte dat overlapt met het begin van de eigenlijke zwemles en wat in beide nen in het water onderdelen moet voorkomen. drijven met vasthouden aan de zwembadrand idem maar met zwemplank verschillende drijfposities aannemen van buiklig op de rug draaien op de rug drijven met het hoofd op een zwempplank op de rug drijven zonder zwemplank
BASISELEMENT
OEFENSTOF
OPMERKINGEN
Dynamisch drijven: het lichaam is in beweging terwijl het zo horizontaal mogelijk blijft. Het lichaam wordt op een actieve manier gestroom7. Pijlen lijnd gemaakt drijven met plank in de handen terwijl een andere Zwemwijzer 1 L 4,5,7 ll. de plank voorttrekt. Zwemwijzer 2 L 1,2,3,6,7,8,9,10 met de plank in de handen, lopen duiken en uitdrijven met de plank in de handen, afstoten met 1 voet en uitdrijven. Wie geraakt het verst? het water inlopen, duiken en verder uitdrijven door hoepels duiken uitdrijven op de rug liggen terwijl een medeleerling je voorttrekt afstoten aan de kant en pijl maken op de rug Begin pas met de zwemles wanneer de kinderen voldoende watervreesvrij zijn en wanneer zij voldoende de basisvaardigheden beheersen. Laat kinderen die de basisvaardigheden beheersen, beginnen aan de zwemlessen i.p.v. ze spelend bezig te houden. Hoe sneller zij beginnen met het aanleren hoe makkelijker het gaat.