Watch Water Basisonderwijs Begeleidershandleiding Gelderland
Geheel herziene editie april 2006
– Begeleidershandleiding – Activiteitenkaarten – Gereedschapskaarten – Leerlinglogboek
Inhoudsopgave
2
1
Meest gestelde vragen
2
Watch lessenserie Water in Gelderland
6 13
3
Achtergrondinformatie Watch-wateronderzoek
15
4
Watch digit@@l
20
Checklist benodigde veldwerkmaterialen
21
3
1
Meest gestelde vragen 1
Wat is Watch? Watch is een activiteitenprogramma voor jongeren tussen 10 en 14 jaar. Het is een landelijk project, waarbij jongeren actief onderzoek doen naar het water in de eigen omgeving. De Watch formule komt oorspronkelijk uit Engeland. De deelnemende jongeren, vanaf nu Watchers genaamd, verzamelen met hun klas, jeugd- of natuurclub allerlei gegevens over water. Op de website www.watchweb.nl maken de Watchers een eigen waterrapport. Daarbij krijgen ze feedback over de waterkwaliteit van de Watch-kikker. Op Watchweb kunnen ze ook hun resultaten vergelijken met die van andere Watchers. Alle gegevens worden in een speciale Watch-krant verwerkt. Met Watch leren de kinderen wateronderzoek doen en samen te werken. Daarnaast leren ze ook nog veel over natuur en het milieu. Want hoe ziet een waterhoentje er eigenlijk uit? En wat is de zuurgraad van de onderzoeksplek? En hoe groot is een watervlo? Watch is ook plezier beleven aan het buiten zijn. Watch draait om spelenderwijs de omgeving verkennen, om verbazing en verwondering en nieuwe ervaringen. Allemaal dingen die minstens zo belangrijk zijn als ‘droge’ feiten leren. Sterker nog, daardoor zal het geleerde beter beklijven. Watch is een landelijk project en wordt uitgevoerd in meerdere regio’s in Nederland. Elke regio heeft een Watch-coördinator, die het aanspreekpunt is voor alle vragen over Watch in uw regio. Op www.watchweb.nl vindt u de adresgegevens.
2
Voor wie? Watch is bedoeld voor kinderen tussen 10 en 14 jaar: – groep (6,) 7 en 8 basisschool; – onderbouw VMBO; – jeugdclubs, zoals een scoutinggroep of een jeugdnatuurgroep. Dit materiaal is vooral geschikt voor leerlingen in de bovenbouw van het basisonderwijs.
3
Hoeveel tijd? Reken op totaal circa 6 uur. Basis – Uw voorbereiding – Introductie op school – Veldwerk – Verwerking en afronding
1-2 uur 1 uur 2-2,5 uur 1 uur
Facultatief – Zelf gereedschappen maken – Eventueel regionaal deel* – Aanvullende activiteiten
1-2 uur 1-2 uur 0,5 uur of meer
* Sommige Watch-regio’s hebben een regiospecifiek deel.
3
4
Welke materialen? – De begeleidershandleiding die u nu in handen heeft. – Veldwerkmateriaal. Als bijlage achterin deze handleiding vindt u een checklist voor de benodigde materialen. Bij het NME-centrum of Watch-coördinatiepunt is de veldwerkkist te leen of te huur. Deze bevat alle benodigde materialen voor het Watch-onderzoek met een hele groep. U kunt er ook voor kiezen deze materialen door de Watchers zelf te laten maken. Zie gereedschapskaarten. – Logboeken waarin de onderzoeksopdrachten staan en de Watchers hun onderzoeksgegevens invullen. Daarmee hebben de kinderen een blijvende herinnering aan Watch en kunnen zij hun ervaringen en kennis delen met hun familie. – Potloden. – Voor het invullen van een waterrapport op Watchweb: computers met internet, om de resultaten na afloop van het veldwerk in te vullen en te vergelijken.
5
Hoeveel begeleiders? Het totale Watch-pakket bevat genoeg materiaal om een complete groep of klas aan het project te laten werken. Het is handig minimaal 3 begeleiders per klas van 30 leerlingen mee te vragen. Liefst een begeleider per groepje van 3 tot 5 leerlingen.
6
Wat is de juiste periode voor veldwerk? De periode tussen begin april en eind oktober, omdat in deze periode de meeste dieren en planten te zien zijn.
7
Wat gebeurt er met de resultaten? Op de onderzoeksplek vullen de Watchers hun resultaten in hun logboek in. Met behulp van hun ingevulde logboek maken de Watchers een waterrapport op www.watchweb.nl. De Watchkikker, Rekkik, geeft hier een reactie op de gevonden resultaten. Het waterrapport komt op Watchweb te staan en kan ook door andere Watchers worden bekeken. Op Watchweb kunt u de onderzoeksresultaten van uw eigen groep en die van andere Watchers in Nederland terugvinden en vergelijken. De resultaten van alle onderzoeken in een regio worden in overleg met de Watchcoördinator in de Watch-krant verwerkt en als dat is afgesproken naar alle Watchers gestuurd.
8
Wat is een goede onderzoeksplek? In principe is elke stroom, kanaal, beek of sloot geschikt. Een erg kleine poel of plas waarin het water stil staat, is minder geschikt. De onderzoeksplek moet verder aan de volgende eisen voldoen: – De oever moet stevig zijn en niet te glibberig of te steil. – De onderzoeksplek mag geen gevaarlijke situaties opleveren voor de deelnemers en begeleiders (glas, afval, hondenpoep). – Zoek water met een onbeschoeide oever en met waterplanten, zodat er voor de leerlingen wat te zien en te onderzoeken is. – Er mag tijdens het onderzoek geen verstoring voor vogels en andere dieren optreden. Wees daarom extra alert in het broedseizoen, maart tot en met juni. Het NME-centrum of de Watch-coördinator zoekt vaak een goede onderzoeksplek uit, of kan u adviseren daarbij.
4
9
Wat kan ik nog meer met Watch? – Watch is goed inzetbaar tijdens projectweken of themadagen over water op school. De gehele Watch lessenserie is uit te voeren. Ook de activiteiten- en gereedschapskaarten zijn te gebruiken. – Als aanvulling kunt u met de Watchers een bezoek brengen aan waterleidingbedrijf of waterzuiveringsinstallatie of een extra excursie inlassen door de eerste verkenning van het water per roeiboot uit te voeren. – U kunt de Watchers ook een extra internetopdracht geven, zoals het opzoeken van informatie over een gevonden waterdiertje. – De Watchers kunnen een tentoonstelling, video of fotoserie van hun Watch-project maken en die presenteren aan de anderen op school of op de club, aan ouders of bijvoorbeeld een wethouder. Meer tips vindt u op de activiteitenkaarten in dit pakket.
10
Waar kan ik terecht voor extra informatie en ondersteuning? In de meeste regio’s vinden regelmatig speciale workshops plaats voor begeleiders van Watch. Zo’n workshop geeft u de gelegenheid om de onderzoeken en de activiteiten uit te proberen, vragen te stellen en ervaringen uit te wisselen met andere begeleiders. Vraag bij het NME-centrum of het Watch-coördinatiepunt waar en wanneer de dichtstbijzijnde workshop plaatsvindt. Ook bij andere vragen kunt u natuurlijk altijd contact opnemen met de Watch-coördinator in uw regio (het IVN Consulentschap of Waterschap). Alle contactgegevens vindt u op de Watch-website. Tenslotte: heeft u suggesties of tips voor de andere Watch-begeleiders? Bel of mail de Watch-coördinator.
5
2
Watch lessenserie Voor begeleiders van Watchers is een lessenserie ontwikkeld waarin alle hoofdstukken in het logboek worden behandeld. De Watch lessenserie gaat uit van vier didactische fasen: introductiefase, activiteitenfase, verwerkingsfase en afrondingsfase. Meer informatie over didactiek, aansluiting bij de kerndoelen en bij natuuronderwijsmethoden vindt u in de begeleidersinformatie op www.watchweb.nl. In het hele traject spelen de logboeken een belangrijke rol. De Watchers leggen hierin hun bevindingen en ervaringen vast en dat stimuleert ze om erover na te denken. Als begeleider kunt u met behulp van de logboeken beoordelen of de lessen goed zijn gevolgd en wat er geleerd is.
6
Lessen in de Watch-lessenserie
pagina
Gereedschappen maken (facultatief) Introductie Veldwerk Verwerking en afronding Water in Gelderland
7 8 9 11 13
Les
Gereedschappen maken Deze les is facultatief. U kunt er voor kiezen om één of een paar van de benodigde gereedschappen door de Watchers te laten maken. Alternatief is om alle veldwerkmaterialen te lenen via het NME-centrum of Watch-coördinatiepunt. Doel In deze les maken de Watchers de gereedschappen die nodig zijn voor het veldwerk. Daarbij hanteren ze elementaire technische inzichten met betrekking tot constructieprincipes als materiaalgebruik, stevigheid, verbindingen.
Benodigde tijd: 1 tot 2 uur. Voorbereiding – Lees de vijf gereedschapskaarten door. – Verzamel de benodigde materialen of laat de Watchers die van huis meenemen. Op de gereedschapskaarten staat per stuk gereedschap aangegeven wat nodig is. Opzet U helpt de Watchers bij het maken van de veldwerkmaterialen. De Watchers werken in groepjes aan een stuk gereedschap. Op de gereedschapskaarten zijn beschrijvingen opgenomen voor het maken van: – een watermonsterbeker; – een dieptemeter; – een schepnet; – een sleepnet; – een lichtgrensmeter. Afhankelijk van de tijd maken de groepjes één of meer stukken gereedschap. Ter afsluiting (ongeveer tien minuten) rondt u de werkzaamheden af en legt u uit hoe de Watchers de materialen op moeten ruimen. Suggestie voor uitbreiding: Activiteitenkaart 2 – Maak je eigen Waterdier, Waterorgel en Waterboot.
touw 1
touw 2
2 melkpakken in elkaar
stenen
7
Les
Introductie Doel Watchers maken kennis met Watch en ontwikkelen een onderzoekende, verantwoordelijke en betrokken houding met betrekking tot het leven in en bij het water. Ze weten hoe mensen invloed hebben op de kwaliteit van het water.
Benodigde tijd: 60 minuten Voorbereiding – Zoek een goede onderzoeksplek (zie meest gestelde vragen in deze handleiding). – Lees de hoofdstukken 1 t/m 3 in het logboek. – Lees de achtergrondinformatie voor deze hoofdstukken (hoofdstuk 3 in deze handleiding). – Zorg voor een logboek voor elke leerling. Opzet – Leg uit wat Watch is, hoe het onderzoek in elkaar zit en wat de Watchers de komende tijd met Watch gaan doen. De Watchers vertellen over hun eerdere ervaringen met het onderwerp. Gaan ze wel eens naar een sloot, kanaal, beek of rivier? Wat doen ze daar? Vinden ze het er leuk? Waarom wel of waarom niet? – Vat samen wat de Watchers verteld hebben en formuleer samen een aantal vragen die aansluiten bij de onderzoeken. Bijvoorbeeld: – Zouden er in het water veel planten en dieren leven? – Welke planten en dieren zou je kunnen vinden op onze onderzoeksplek? Hoe kun je dat onderzoeken? – Ken je ook dieren en planten die alleen maar in of bij het water leven? Kunnen ze niet anders? Waardoor komt dat? – Zijn er ook dieren of planten die zowel in het water als op het land kunnen leven? Hoe doen ze dat? – Vervolgens zet u de Watchers aan het denken over water, waterlopen en waterbeheer. Daarbij sluit u aan bij hoofdstuk 1 tot en met 3 van het logboek en geeft u de Watchers elke keer (ruim) tien minuten om de opdrachten uit het logboek te maken: – Hoofdstuk 1 Waar vind je water? Wat weet je al over water? Water is overal in Nederland. Er is meer water dan je denkt en iedereen heeft wel iets met water. Welke ervaringen hebben de Watchers met water gehad? Welke waterlopen kennen ze? – Laat de leerlingen in een groepje bespreken wat ze al over water weten. De leerlingen schrijven dat in hun logboek. Vervolgens beschrijven of tekenen de leerlingen een wateravontuur. – Hoofdstuk 2 De waterkringloop. Waar beginnen de rivieren die ze kennen te stromen en waar komen ze uit? Wat komen ze onderweg allemaal tegen? De Watchers maken de opdrachten. – Hoofdstuk 3 Het waterbeheer. Wat is de invloed van de mens op het water? Wie zorgt er voor het water? Waar denken ze dat verschillende dieren het liefste wonen? De Watchers lezen de informatie en beschrijven of tekenen waar Rekkik het liefst zou willen wonen. Suggestie voor uitbreiding De Watchers schrijven een (strip-)verhaal of maken een tekening. Bijvoorbeeld over wat de rivier allemaal meemaakt op de lange reis van de bergen naar de zee, of welke planten en dieren een vis allemaal tegen kan komen als deze door de rivier zwemt. De onderzoeksplek krijgt zo voor iedere Watcher een eigen verhaal waardoor het onderwerp gaat leven.
8
Les
Veldwerk Doel De Watchers doen directe natuurervaringen op. Zo gaan ze zich verantwoordelijk en betrokken voelen bij het leven in en bij het water in hun omgeving. Na afloop van het veldwerk weten ze hoe ze de eigenschappen van een waterloop en de waterkwaliteit kunnen onderzoeken.
Benodigde tijd: 2 tot 2,5 uur. Voorbereiding – Lees hoofdstuk 4 van het logboek. – Zorg dat het benodigde veldwerkmateriaal er is. Haal de Watch-kist op of gebruik de checklist achterin deze handleiding. – Selecteer eventueel een aantal geschikte activiteitenkaarten (optioneel). – Werf begeleiders en leg uit wat u van ze verwacht. Ze hoeven, net als u trouwens, niet alles te weten, maar het is wel de bedoeling dat ze de Watchers stimuleren om nieuwe ontdekkingen te doen. Geef de begeleiders vooraf een logboek en eventueel een kopie van hoofdstuk 3 uit deze handleiding. – Zorg dat de ouders/verzorgers op de hoogte zijn van de excursie en dat de Watchers weten wat voor kleding ze het beste aan kunnen trekken. Denk bijvoorbeeld aan laarzen en regenkleding. – Maak afspraken over de veiligheid, manier van reizen, telefonische bereikbaarheid, EHBO-set en fototoestel. De leerlingen nemen zelf hun logboek mee. Neem potloden mee, deze schrijven ook als het papier nat is. – Maak een indeling in groepjes van drie tot vijf Watchers en beslis hoe u de onderzoeken gaat verdelen. Hieronder vindt u suggesties. Opzet – Om te beginnen vertelt u de Watchers welk water zij gaan onderzoeken. Zij vullen dat samen met de datum in bij hoofdstuk 4 in hun logboek. U laat de Watchers een voorstelling maken van het water en opschrijven in het logboek. – U maakt afspraken over het buiten zijn. U legt de opdrachten in hoofdstuk 4 van hun logboek uit, vertelt wat u van de Watchers verwacht en maakt de groepsindeling bekend. Zorg dat de leerlingen hun logboek meenemen. Dan gaat u met hen op pad naar de onderzoeksplek. – Het veldwerk aan het water duurt circa twee uur. Het veldwerk is verdeeld in drie categorieën: – Snuffelinspectie (Onderzoeksopdrachten S): inventarisatie van de onderzoeksplek. Zo kijken de Watchers naar kleur, geur, breedte en diepte van het water. Ook bekijken ze de hoeveelheid rommel in het water. – Wateringrediënten (Onderzoeksopdrachten W). Alle ingrediënten van een recept vormen samen een gerecht. Zo is het ook met de kenmerken van de onderzoeksplek. De Watchers onderzoeken het water zelf: temperatuur, zwevende deeltjes in het water, zuurgraad, helderheid, bodem en baggerdikte. – Leven in het Water (Onderzoeksopdrachten L). De ontdekkingstocht naar het planten- en dierenleven in het water wordt altijd als zeer boeiend ervaren. Met behulp van schepnetten, loeppotjes en zoekbladen ontdekken de Watchers welke planten en dieren er in het water leven. Alles bij elkaar vormen de kenmerken het een ecosysteem.
9
– U kunt het veldwerk organiseren door de opdrachten in vieren op te delen. De opdrachten S1 t/m S6 duren bij elkaar ongeveer 30 minuten, net zoals W t/m W6, L1 en L2 t/m L5. Richt vier ‘posten’ in met elk een begeleider en al het materiaal dat bij die opdrachten nodig is. Deel de groepjes leerlingen in, bijvoorbeeld twee groepjes per post. Na steeds een half uur wisselen de groepjes van post. De begeleider op een post zorgt voor de uitgifte van het materiaal en feedback op de gevonden resultaten en belevenissen van de Watchers. – Na ieder onderzoek noteren de Watchers de gevonden resultaten in hun logboek. Het is belangrijk dat ze ook tijd krijgen voor spontane natuurbelevingen en om zich te verwonderen over wat ze ontdekken. – Na afloop van de onderzoeken kunnen de Watchers één of meer activiteitenkaarten doen (facultatief). Let op: bij veldwerkopdracht S5 in het logboek moeten de leerlingen ook de exacte diepte in centimeters opschrijven.
Suggesties voor uitbreiding – Neem een aantal waterbeestjes in een emmer met deksel mee terug naar school of clubhuis, zodat de Watchers ze op hun gemak kunnen observeren. Na afloop brengt u ze weer terug naar de onderzoeksplek. Let op: houdt u de dieren langere tijd binnen, laat ze dan los in een aquarium met een zuurstofpomp. – Activiteitenkaart 4 – Natuurzoektocht. – Activiteitenkaart 7 – De zintuigentocht. – Activiteitenkaart 8 – Drie leuke spelletjes.
10
Les
Verwerking en afronding Doel De Watchers kennen enkele planten, dieren en begrippen. De Watchers weten dat het al dan niet voorkomen van bepaalde waterdieren een aanwijzing kan zijn voor de waterkwaliteit. De Watchers kunnen uitleggen of hun waterloop voor dieren en planten een prettige plek is om te leven en waarom wel of niet. De Watchers rapporteren de onderzoeksresultaten op internet en vergelijken de waterrapporten met andere deelnemers.
Benodigde tijd: 1 tot 1,5 uur. Voorbereiding – Lees hoofdstuk 5 en 6 van het logboek. – Lees de informatie over de Watch-website in deze handleiding. – Oefen het maken van een waterrapport op www.watchweb.nl. Bekijk de vergelijkingsmogelijk-heden van de waterrapporten op Watchweb. – Zorg voor een computer per groepje. Opzet – Bespreek wat de Watchers tijdens de excursie hebben gevonden en meegemaakt. De Watchers lezen de extra informatie in hoofdstuk 4 van hun logboek en maken de vragen. – De Watchers maken, individueel of met hun groepje, een waterrapport op de Watch-website. Ze gebruiken daarvoor hoofdstuk 5 en de ingevulde meetgegevens in hun logboek. De Watch-kikker geeft feedback over de gevonden resultaten en een eindoordeel over de waterkwaliteit. Ook kunnen de Watchers op de Watch-website een quiz doen om hun waterkennis te testen. – Laat de Watchers hun eigen waterrapport vergelijken met die van andere Watchers in de regio en in andere Watch-regio’s. Misschien zijn er wel Watchers die hetzelfde water hebben onderzocht. De Watchers maken hoofdstuk 6 van het logboek. Daarbij vergelijken ze verschillende waterrapporten en proberen de verschillen in waterkwaliteitscore te verklaren. – Na het bezoek aan de website laat u de Watchers nog kort vertellen wat ze van Watch hebben geleerd en wat ze leuk of niet leuk vonden.
Suggesties voor uitbreiding – De Watchers schrijven een (strip-)verhaal of maken een tekening waarin ze vertellen wat er met dieren en planten gebeurt door veranderingen in hun omgeving. Later kunnen ze deze bijvoorbeeld gebruiken bij een Watch-tentoonstelling. Ook kunnen ze de resultaten naar de Watch-coördinator sturen. Die kan het dan op de Watch-website of in de Watch-krant zetten. – Uitdelen en gezamenlijk doornemen van de regionale Watch-krant (verkrijgbaar bij de Watch-coördinator). – Activiteitenkaart 1 – Welk dier ben ik? Een raadspel. – Activiteitenkaart 9 - Organiseer een watertentoonstelling. – Activiteitenkaart 10 - Organiseer een rommelopruimactie in de natuur. – Activiteitenkaart 11 - Ontwerp zelf een poster.
11
12
Les
Water in Gelderland Doel De Watchers ontdekken dat de verschillende belangen die organisaties en personen hebben bij water dilemma’s kunnen opleveren.
Benodigde tijd: 45 minuten tot 1 uur.
-
-
Voorbereiding Deel de groep in groepjes van 5 leerlingen in. Voor het eerste deel van deze les heeft u per groepje een computer nodig. Als u niet voldoende computers heeft, splits dan de les in tweeën. Eerst bekijkt u met de hele groep de kaart van Gelderland. Vervolgens laat u de opdracht over ‘Overstroming’ om de beurt in groepjes op een computer uitvoeren. Later doet u het tweede deel van de les: de opdracht over het rollenspel. Lees het hoofdstuk Water in Gelderland in het logboek. Kopieer voor elk groepje de vijf rollenkaartjes (zie volgende pagina) en knip de kaartjes uit of laat dit de leerlingen doen. Hang een kaart van Gelderland (of Nederland) op voor de klas.
Opzet - Kort groepsgesprek aan de hand van de kaart van Gelderland en het hoofdstuk Water in Gelderland in het logboek. De leerlingen kunnen eerst een aantal grote plaatsen opzoeken ter oriëntering. Daarna zoeken ze de grote rivieren op. Vraag de kinderen om op de kaart in hun logboek een huisje te tekenen op de plek waar ze wonen. - De kinderen voeren de opdracht ‘Overstroming’ op de pc uit. Aan de hand van een rollenspel gaan de kinderen aan de slag met de verschillende waterbelangen. Eigenlijk hetzelfde wat waterbeheerders en overheden doen maar dan op een kleinere schaal. Als voorbeeld om de belangen te verduidelijken is een dijkverlegging genomen. Evenals de échte waterbeheerders is het de bedoeling dat de Watchers inzicht krijgen in de verschillende belangen van betrokken personen of organisaties. - Deel per groepje de 5 rollenkaartjes uit. Zorg dat elk groepje de rollen verdeelt. De rollen van waterschapper en natuurbeschermer moeten er altijd bij zitten. Bij elke rol hoort een kaartje met de mening van de persoon. - De leerlingen lezen eerst individueel hun kaartje door. Laat de kinderen zich goed voorstellen wat de persoon die ze spelen wel of niet leuk vindt aan de dijkverlegging. Na een paar minuten gaan de groepjes in een kringetje zitten en per groepje overleggen wat de voor- en nadelen van dijkverlegging zijn en wat uiteindelijk de voorkeur heeft. - U kunt het rollenspel afsluiten door klassikaal te bespreken hoe de discussies verlopen zijn. Welke verschillende belangen zijn er, hoe kwam het dat er iemand gelijk kreeg, of dat ze er juist helemaal niet uitkwamen? Misschien kunt u enkele conclusies op het bord noteren. Ook kunt u één groepje het voor de klas nog eens na laten spelen en daarna de discussie bespreken. Suggesties voor uitbreiding – Activiteitenvel 9 – Organiseer een watertentoonstelling. – Activiteitenvel 11 – Ontwerp zelf een poster.
13
Kaartjes behorende bij het rollenspel waterbelangen
Natuurbeschermer, mevrouw/meneer Naturo: "Ik ben blij. De boer gaat weg, de dijk wordt verlegd. Zo komt er meer ruimte voor de natuur in de uiterwaarden. We hebben veel te weinig natuur in Nederland. Ik wil graag dat de natuur zijn gang gaat. Er kunnen hier heel veel planten en dieren komen leven. Het wordt een mooie wildernis. Natuurlijk mogen de mensen er ook in. Dat is pas pure natuurbeleving, als de mensen tussen de wilde runderen, paarden en bevers doorlopen."
Waterschapper, mevrouw/meneer Aqua: "Het waterschap is de bedenker van dit project. De dijk wordt verlegd. Dat is veel veiliger voor de mensen die er achter wonen. De dijk kan ook eigenlijk niet hoger. Bovendien is het lastig om zo’n hele hoge dijk te onderhouden. Dat is heel duur. Ik begrijp dat er veel mensen zijn die het niet willen, daar moeten we naar luisteren en mee gaan praten."
Rijkswaterstaat, mevrouw/meneer Rijksja: "Ik wil dat de dijk verlegd wordt. Dat is de beste oplossing. Rijkswaterstaat moet voor de grote rivieren zorgen. De rivier moet genoeg ruimte hebben om al het water af te voeren, zodat het niet over de dijk stroomt. Daarnaast moeten er schepen doorheen kunnen varen. De rivier moet daarvoor diep genoeg zijn."
14
Eigenaar dijkhuisje, mevrouw/meneer Op den Dijk: "Ik wil niet dat de dijk verlegd wordt. De dijk en mijn huis worden afgebroken. Dat vind ik jammer, ik woon hier zo mooi. Ik heb zo’n prachtig uitzicht over het water. Ik woon hier al sinds ik geboren ben. Ik kan toch niet zomaar ergens anders gaan wonen? Ze kunnen me toch niet dwingen om te verhuizen? Ik weet wel dat ik een nieuw huis krijg, maar toch blijf ik liever hier. Ik hou niet van nieuwbouwwoningen."
Boer of boerin Koeberg: "Ik wil niet dat de dijk verlegd wordt. Mijn boerderij wordt afgebroken en dan moet ik ergens een nieuwe bouwen. Mijn opa is hier nog geboren. Onze familie woont hier al meer dan honderd jaar. Bovendien komt het land in de uiterwaard te liggen. De koeien kunnen dan minder lang buiten lopen, omdat het ’s winters overstroomt. De wei wordt vies van de overstromingen. Die laten veel afval en rivierslib achter. Het mag absoluut geen natuur worden. Dat trekt duizenden ganzen aan die alles opvreten en onderpoepen. Het onkruid waait over de akkers. Ik zal hierdoor veel minder verdienen. Ik weet wel dat ik er geld voor krijg als ik verhuis, maar het is me meer waard dat ik hier blijf."
3
Achtergrondinformatie Watch-wateronderzoek Waterkringloop De waterkringloop start in dit geval als de regendruppels op de grond terechtkomen. Enkele vallen rechtstreeks in het water en worden meteen meegevoerd. De meeste regendruppels vallen op de grond en komen vervolgens in de bodem terecht (in het zgn. hangwater). Vanuit het hangwater kunnen de waterdruppels verschillende kanten op: 1
Een plant zuigt de waterdruppels op. Via de bladeren verdampt het water (transpiratie) en komt het weer als waterdamp in de lucht terecht.
2
De waterdruppels stromen weg. Als het namelijk hard heeft geregend, is de bodem verzadigd met water. De regendruppels zakken dan minder snel naar beneden en beginnen horizontaal door de bovenste aardlaag te stromen. Uiteindelijk komen de druppels dan in de waterloop terecht. U kunt dit voor de Watchers demonstreren door een kletsnatte theedoek op een plank te leggen. Hou de plank vervolgens schuin boven de gootsteen of een teiltje. Als u dan met een gieter water op de theedoek giet, loopt het water er aan de onderkant meteen weer af.
3
De waterdruppels zakken af naar het grondwater in de bodemlagen. Dit proces heet infiltratie of inzijging. Hoe snel het water zakt, is afhankelijk van de grondsoort. Door zand zakt het water veel sneller dan door natte klei. Grondwater is water dat in de grond zit. Het grondwater dat in de bovenste laag van de grond zit stroomt naar een waterloop in de omgeving. Onderweg lossen mineralen en andere bodemstoffen in het water op. Deze stoffen komen dan uiteindelijk in een waterloop terecht.
regen of sneeuw
zon
infiltratie
rivier wolk verdamping
riool grondwater
waterzuivering
15
Soms zit er al zoveel water in de grond, dat de regendruppels er helemaal niet in doordringen. Dan stroomt het water óver het aardoppervlak naar een waterloop. Dit heet oppervlakkige afstroming. Het water voert dan veel dingen mee naar de waterloop, bijvoorbeeld losse aarde, dode bladeren en poep van dieren. Het grondwater dat in diepere bodemlagen zit stroomt heel langzaam. Soms komt het spontaan uit de bodem omhoog, dan heet het kwelwater. Dit kwelwater ziet men overal waar het land lager ligt dan het water. Het kan wel honderden jaren duren voor het water ergens naar boven komt, maar het meeste grondwater blijft altijd diep in de ondergrond. De tweede belangrijke overgang binnen de waterkringloop is de overgang van water naar waterdamp. Dat gebeurt met behulp van zonne-energie (verdamping) en warmte (transpiratie). Water verdampt voortdurend uit zee, rivieren en meren. Planten, dieren en mensen geven vocht af door transpiratie en ademhaling. Met de overgang van water naar waterdamp zijn we al bijna weer terug bij het begin van de kringloop. De waterdamp stijgt op, begint in de hogere luchtlagen af te koelen en wordt daardoor weer vloeibaar. De waterdamp condenseert. Zo ontstaan wolken, regen en sneeuw en kan de kringloop opnieuw beginnen. U kunt de condensatie van water aan de Watchers demonstreren door tegen het raam te blazen: de waterdamp in de adem condenseert tegen het koude raam.
Snuffelinspectie De eerste Watch-onderzoeken bestaan voornamelijk uit het vastleggen van kenmerken die met het blote oog of met een eenvoudig instrument te meten zijn: breedte, diepte, kleur, geur en de hoeveelheid rommel in en bij het water. Dit onderdeel is niet voor niets het begin van het onderzoek. Na afloop van deze onderzoeken weten de Watchers hoe hun water eruit ziet. Ze verkrijgen een soort signalement van het water. Hoe breed en hoe diep is het water? Welke geur en kleur heeft het water? Ligt er veel rommel? Elke ‘waterplek’ is anders, afhankelijk van de omgeving en de herkomst van het water. Verreweg het meeste water op aarde komt uiteindelijk een keer in een grotere of kleinere waterloop terecht. Mét alle onderweg opgeloste en meegesleepte stoffen. De route die het water volgt voordat het de waterloop bereikt, bepaalt welke stoffen het water bevat en ook hoeveel rommel er in het water te vinden is. Stroomt het water door een ongerept natuurgebied, dan is er veel minder rommel te vinden dan wanneer het water door bewoond gebied stroomt. In het laatste geval waait er vaak straatafval het water in. Soms wordt afval zelfs direct in het water gedumpt.
16
Wateringrediënten Zuurgraad De geologische samenstelling van het gebied waar het water doorheen stroomt, bepaalt hoe zuur het water is. Hoe zuurder het water, hoe láger de pH. Dat gaat tegen de intuïtie in, maar u kunt het uitleggen aan de hand van de Top 40. Hoe hoger een bepaald liedje staat, hoe lager het getal; het best verkochte staat op nummer één. Het zuurste water heeft een pH van 1. Bij de pH gaat het dan om een top 14, want de schaalverdeling loopt van 1 tot 14. Het midden van de lijst is pH 7: ‘neutraal’. Als de pH-waarde hoger is dan 7, heet de oplossing ‘basisch’. Basisch (en dus niet ‘zoet’) is hier het tegenovergestelde van zuur. Het is te omschrijven als ‘zepig’. U kunt de verschillen laten zien met sodawater, kraanwater en azijn. En als u dan toch aan het experimenteren bent, kunt u ook laten zien dat een vloeistof die zoet smaakt ook heel zuur kan zijn. Bijvoorbeeld door de pH van een glas cola te meten. Probeer ook eens suikerwater, zout water of water met een scheutje afwasmiddel. Zure regen is een direct gevolg van luchtvervuiling, met name door de gassen zwaveldioxide, stikstofoxide en ammoniak. Deze zijn afkomstig van industrie, landbouw en uitlaatgassen van auto’s in Nederland en het buitenland. De gassen vormen met de waterdamp in de lucht een aantal zure stoffen die via regen uiteindelijk ook in het water terechtkomen. Via de waterkringloop kunnen de verzurende stoffen uiteindelijk ook in grondwater, rivier, sloot of beek terechtkomen. Een hoge zuurgraad kán een indicatie van zure regen zijn, maar zegt vooral iets over de omgeving en de grondsoort van het gebied waar het water doorheen stroomt. Water dat door gebieden met veengrond stroomt, is doorgaans flink zuur. Water in kleigebieden of in een kalkrijke omgeving is vaak basisch. Mensen hebben soms invloed op de zuurgraad van het water. Als er bijvoorbeeld mest of kalk aan de grond wordt toegevoegd, kunnen deze stoffen, opgelost in regenwater, uiteindelijk in een waterloop terechtkomen. Dieren en planten zijn gevoelig voor de zuurgraad van het water waarin ze leven. Als de pH van het water stijgt of daalt, verandert de balans tussen dieren en planten in de waterloop. Sommige plant- en diersoorten verdwijnen, andere komen er bij. Een paar voorbeelden: – Mosselen verdwijnen als de pH-waarde lager wordt dan 6.0; – Snoek en baars verdwijnen bij een pH lager dan 5.5; – Paling en forel verdwijnen bij een pH lager dan 5.0. Bodem en bagger Op de bodems van sloten en andere wateren ontwikkelt zich in de loop der tijd een laag bagger. Organisch afval zoals boombladeren, dode waterdieren en waterplanten, zakt naar de waterbodem en begint daar aan een langzaam proces van vertering. Dit gaat ongemerkt zolang er voldoende water met daarin opgelost zuurstof aanwezig is en de baggerlaag niet te dik is. Als de baggerlaag echter te dik wordt, raakt het watersysteem uit balans. De bagger onttrekt alle zuurstof aan het water waardoor waterdieren sterven. Andere bacteriën nemen het verteringsproces over en produceren daarbij schadelijke gassen. De waterkwaliteit gaat achteruit en doordat de watergang steeds voller raakt met bagger, kan deze steeds minder regenwater bergen en afvoeren.
17
Leven in het water Waterdieren Aanpassingen van dieren aan het leven in het water: – Water van 4°C is zwaarder dan warmer en kouder water. Dit water zakt daardoor naar de bodem. Zo is het water ‘s winters (als het vriest) op de bodem onder het ijs niet zo koud. Vissen en kikkers kunnen hierdoor blijven leven. Zij zijn koudbloedig en hebben bij 4°C een zeer trage stofwisseling, waardoor ze heel lang zonder eten kunnen en maar weinig zuurstof verbruiken. – Sommige insecten hebben zuignappen of haakjes aan hun poten waarmee ze zich ergens aan kunnen vasthouden om te voorkomen dat ze wegspoelen in stromend water. – Andere insecten maken gebruik van de oppervlaktespanning van het water. – De meeste waterdieren zijn gestroomlijnd, denk bijvoorbeeld aan de vis. – Waterdieren hebben hun ademhaling aangepast aan het leven in het water. Veel waterdieren halen de zuurstof direct uit het water. Dit gaat beter als ze een groter oppervlak hebben waarmee de zuurstof kan worden opgenomen. Kieuwen bestaan bijvoorbeeld uit heel fijne filters, membranen, waar veel bloed doorheen stroomt en waar het water langs stroomt. De kieuwen van een forel van 40 centimeter lang hebben een totale oppervlakte van meer dan 700 cm2; dat is groter dan het oppervlak van deze bladzijde. Planten vergroten hun oppervlak met fijn verdeelde bladeren. Dit helpt ze bij de opname van koolstofdioxide. Waterplanten Aanpassingen van planten aan het leven in het water: – Waterplanten hebben meestal een veel minder stevige stengel dan planten op het land. – Water geeft steun maar het kan planten ook letterlijk wegspoelen. Hoe sneller het water stroomt, hoe steviger de plant zich moet verankeren. In rivieren leven weinig waterplanten. – De bladeren van het riet zitten hoog boven het wateroppervlak en kunnen lucht opnemen door heel kleine gaatjes (poriën), net zoals een plant op het land dat doet. Er lopen speciale kanalen van de bladeren naar de wortels om de lucht naar beneden te vervoeren. De zuurstof uit de lucht heeft de plant nodig om te kunnen groeien. De gevonden waterplanten geven net als de waterdieren een indicatie van de waterkwaliteit. Sommige soorten komen alleen voor in water van zeer goede kwaliteit. Dit zijn bijvoorbeeld kranswier, klein fonteinkruid en ongelijkbladig fonteinkruid. Kroos en flab komen voor in water dat zeer voedselrijk is.
18
Ecologische kwaliteit van het water In Nederland zijn bedrijven voor de lozing van hun afvalwater gebonden aan allerlei regels. En ook boeren moeten zich aan regels houden als ze mest of gewasbeschermingsmiddelen gebruiken. Huizen en bedrijven moeten aangesloten zijn op de riolering. Het water uit de riolering wordt eerst op grote rioolwaterzuiveringsinstallaties gezuiverd, voordat het weer de natuur in mag. Ook afgelegen huizen en bedrijven moeten sinds 2005 op de riolering zijn aangesloten. Is dat niet haalbaar, dan moeten ze hun afvalwater eerst zelf zuiveren voor het water in de waterloop terecht komt. De waterschappen in Nederland controleren of iedereen zich aan de regels houdt. Daardoor is de kwaliteit van het oppervlaktewater flink verbeterd. Om deze kwaliteit goed in de gaten te houden hebben de waterschappen een toets ontwikkeld, die door iedereen eenvoudig uitgevoerd kan worden. Deze toets geeft aan of de ecologische kwaliteit van het water zeer goed, goed, matig of slecht is. Met het Watch-onderzoek en het invoeren op internet voeren de leerlingen de ecologische toets uit. Bij het invullen van het waterrapport op Watchweb wordt het aantal punten automatisch berekend.
Antwoorden In hoofdstuk 4 van het logboek worden verwerkingsvragen gesteld. Hier vindt u die pagina’s inclusief de juiste antwoorden. S1
De kleur van het water verschilt. Hoe denk je dat dat komt? Antwoord: Dit heeft te maken met de ondergrond waar het water overheen stroomt: is het veengebied dan kleurt het water donker van de humuszuren; beekjes die over zandgrond stromen zijn zo helder dat je de bodem kunt zien.
S6
Noem twee redenen waarom afval makkelijker in het water blijft liggen dan op straat. Antwoord: Water kleeft. Dit is makkelijk zelf te testen met een papiertje. Een droog papiertje kun je gemakkelijk van een houten tafel afhalen, maar een nat papiertje kleeft eraan vast. Zo gaat het ook met afval in de natuur. Als het eenmaal in het water ligt, dan waait het er niet zo snel meer uit. Ook het riet en hoge gras langs de oever vangen zwerfafval op. Wat betekent dit voor de dieren en planten? Antwoord: Rommel kan gevaarlijk zijn. Dieren die plastic en ander afval eten, kunnen dood gaan.
W3
Lichtgrens Hoe diep je in een sloot of rivier kan kijken kan per dag verschillen. Het weer speelt hierbij een grote rol. Op een zonnige dag groeien er in een sloot veel algen. Ze drijven aan het oppervlak en vangen al het licht op. Hoe meer algen, hoe minder licht er op de bodem komt. De onderwaterplanten sterven af. Terwijl die nou juist de zuurstof voor de waterdieren leveren. In zuurstofarmer water leven minder soorten waterdieren dan in zuurstofrijk water. Zuurstofarm water heeft dus een slechtere waterkwaliteit.
L1
Schrijf drie waterdiertjes op die kunnen leven in vervuild water: Antwoord: onder andere rattestaartlarve, steekmuglarve, tubifex, waterschorpioen, staafwants. Schrijf op waarom zij in vervuild water toch goed kunnen leven: Antwoord: zij betrekken hun zuurstof van buiten het water, door hun adembuis boven het water uit te steken. Waterdiertjes die zuurstof uit het water halen, zijn gevoeliger voor vervuild (zuurstofarm) water dan diertjes die zuurstof van buiten het water uit de lucht halen. Bijvoorbeeld kokerjuffers, schaatsenrijders en waterspinnen komen alleen voor in gezond water. Kunnen ze ook leven in schoon water? Antwoord: Dieren die in water van slechte kwaliteit leven kunnen meestal ook in water van goede kwaliteit leven. Andersom kan dit meestal niet.
L1
Voedselkringloop Wat gebeurt er als de snoek uit de voedselkringloop verdwijnt? Antwoord: In gezond water is een evenwicht tussen het aantal planten en dieren. De grote snoek en de reiger zorgen ervoor dat er niet te veel kleine vissen in het water komen. Een jonge snoek gaat er bij de reiger ook wel in! Zo komen er ook niet teveel snoeken. Op die manier blijft de natuur in evenwicht.
19
4
Watch digitaal De site www.watchweb.nl maakt een wezenlijk onderdeel uit van het Watch-pakket. De combinatie van het ‘klassieke’ natuuronderwijs met informatie- en communicatietechnologie (ICT) maakt het Watch-project tot een sterk concept.
De Watch-website bestaat uit: Waterrapport De Watchers kunnen een eigen waterrapport maken en deze op de website zetten. De Watchkikker vraagt de Watchers naar hun meetresultaten en geeft er zijn mening over. Zo ontstaat een eigen waterrapport. Als alles is ingevuld wordt een conclusie getrokken over de ecologische waterkwaliteit. De waterrapporten maken een vergelijking tussen het eigen onderzoek en dat van andere Watchers mogelijk en geven inzicht in welke parameters de goede of slechte score veroorzaken. Op de kaart van Nederland wordt met gekleurde punten aangegeven op welke plekken Watch-onderzoek is gedaan en welke waterkwaliteit daarbij is gevonden. Begeleiders Hier vindt u begeleidersinformatie, benodigde materialen, links en adressen van de landelijke en regionale Watch-organisatie. Home Op de homepage leest u het laatste Watch-nieuws uit het hele land en vindt u de Watch-quiz. Deze laatste geeft de Watchers meer inzicht in de relaties tussen de onderwerpen die aan bod zijn geweest bij Watch. De Watchers krijgen vijf vragen voorgeschoteld en kunnen met hun goede antwoorden vliegjes verdienen voor de Watch-kikker. Regio’s Op de kaart van Nederland staan de actieve Watch-regio’s. Per regio vindt u hier het laatste nieuws, de Watchers en contactgegevens van de Watch-organisatie. DoeBoek Het Watch-DoeBoek staat vol experimenten om water te onderzoeken. Het boekje is een inspiratiebron voor buitenschoolse groeps- of gezinsactiviteiten met kinderen van 8 tot 12 jaar. Hier kunt u het boekje bestellen en de bijbehorende handleiding voor begeleiders van jeugdgroepen downloaden. Oeverrapport In sommige regio’s wordt ook gewerkt met Watch Oever. Die Watchers kunnen met de resultaten een oeverrapport opstellen, volgens dezelfde werkwijze als het waterrapport.
20
VMBO Apart onderdeel van de Watch-website voor Watchers in het VMBO.
Checklist tijd en materialen Watch-veldwerk Alle materialen zijn in principe aanwezig in de Watch-veldwerkkist. Deze kan geleend worden bij het NME-centrum, bezoekerscentrum, vereniging of de Watch-coördinator. Zelf meenemen: potloden en logboeken.
Snuffelinspectie Totaal S1 t/m S6: circa 30 minuten S1
Welke kleur heeft het water? 1 minuut
S2
Hoe ruikt het water? 1 minuut – Emmer of bakje
S3
Hoe breed is het water? 5 minuten – Touw van 1 meter – Meetlint (als er een brug in de buurt is)
S4
Hoe diep is het water bij de kant? 5 minuten – Peilstok (stok met meetlint)
S5
Hoe diep is het water in het midden? 5 minuten – Peilstok (stok met meetlint)
S6
Ligt er rommel in en bij het water? 10 minuten
Waterinspectie Totaal W1 t/m W6: circa 30 minuten. W1
Wat is de temperatuur van het water? 5 minuten – Emmertje aan touw – Thermometer
W2
Hoe helder of troebel is het water? 1 minuut + 10 minuten wachttijd – Emmertje aan touw – Helderheidsschijf – Hoge plastic fles, met streepje op 20 centimeter vanaf de onderkant
W3
Hoe ver kan je in het water kijken? 5-10 minuten – Lichtgrensmeter (Secchischijf) – Meetlint
W4
Hoe zuur is het water? 5-10 minuten – Emmertje aan touw – pH-strookjes – pH-kleurenkaart
21
W5
Waaruit bestaat de bodem van het water? 5 minuten – Emmertje aan touw – Stok van schepnet
W6
Hoe dik is de baggerlaag? 5 minuten – Peilstok (stok met meetlint)
Leven in het water L1: circa 30 minuten Totaal L2 t/m L5: circa 30 minuten L1
Welke waterdieren leven er in het water? 30 minuten – Groot schepnet – Loep of loeppotje – Grote witte plastic bak of emmer – Theelepeltjes of plastic theezeefje – Zoekkaart waterdiertjes – Zoekkaart vissen
L2
Welke planten leven er in en bij het water? 15 minuten – Zoekkaart waterplanten
L3
Hoe breed is de strook met oevervegetatie? 5 minuten – Meetlint van 1 meter
L4
Hoeveel ondergedoken planten zie je? 5 minuten
L5
Hoeveel kroos of flab ligt er op het water? 5 minuten
22
23
Watch landelijk Watch is een project van IVN Vereniging voor natuuren milieueducatie. Watch wordt mede mogelijk gemaakt door Vodafone. Watch is een project voor kinderen van 10 tot 14 jaar in basisonderwijs, Vmbo en buitenschools verband. Met Watch leren kinderen het water en de oever in hun eigen leefomgeving beter kennen. Dit doen ze door onderzoeksmetingen te verrichten. De resultaten zetten zij op de Watch-website (www.watchweb.nl). De kinderen krijgen direct feedback over de ecologische waterkwaliteit en kunnen de resultaten vergelijken met andere deelnemers uit het hele land. Meer informatie over Watch?
[email protected] www.watchweb.nl
www.watchweb.nl
24
IVN NEDERLAND