E IVAN M N T IE VAKA OMERTOT Z N T IE VAKA
godsdienst / levensbeschouwing voor het basisonderwijs
Water
Loch Ness Ritueel wassen Levensbron
Nr 5
Jaargang 7, lente 2008
les
1
onderbouw
h e m e l e n a a rd e lente 2008
Overal is water
o
Levensbeschouwelijk perspectief Water is de bron van het leven op aarde. Het komt in allerlei verschijningsvormen terug in de natuur en in ons dagelijks leven.
Bedoeling Kinderen onderzoeken verschillende verschijningsvormen van water en ontdekken waar je water tegenkomt.
Wat je nodig hebt Voor alle groepen – een kan met water, plastic bekertjes, een waterkoker, enkele ijsklontjes op een schoteltje – voor ieder kind een kopie van het blad met lesmateriaal – een vel A4-papier, scharen en lijm – kaartjes – voor extra: een bakje om een regenmeter van te maken of een maatbeker
heeft het water nu gekregen? (Stoom of waterdamp.) Deel het blad met lesmateriaal en een vel papier uit en laat de kinderen de negen plaatjes op het blad uitknippen en sorteren naar water, ijs en stoom. Laat ze er drie rijen van maken en op het vel plakken. Doe dit klassikaal of maak tweetallen van grote kleuters samen met jonge kleuters. Deel dan de kaartjes uit en laat de kinderen er een symbool voor water op tekenen of het woord water op schrijven. Hang dan samen met de kinderen de kaartjes op overal waar ze in en om de school water tegenkomen. Bijvoorbeeld bij de wc, de drinkbekers, de plantjes. Groep 3-4 Volg de uitwerking van groep 1-2. Praat vervolgens met de kinderen over de noodzaak van water voor het leven op aarde. Vraag bijvoorbeeld: wie en wat hebben water nodig op aarde? (Mensen, planten en dieren.) Waarom hebben wij en zij water nodig? (Zonder water drogen we/ ze uit en gaan we/ze dood.)
Uitwerking
10
Groep 1-2 Zet de kan met water in de kring en onderzoek het met de kinderen. Laat ze al hun zintuigen hierbij benutten! Stel vragen als: voel het water eens. Hoe voelt het? Welke kleur heeft het water? Ruik eens aan het water. Wat ruik je? Geef de kinderen nu allemaal een bekertje met water. Vraag: proef het water eens. Wat proef je? Laat dan de ijsklontjes zien. Vraag: waar zijn die van gemaakt? Voel ze eens. Hoe voelen ze? Leg de ijsklontjes op een schoteltje op de vensterbank. Vraag: wat gebeurt er nu mee? Welke vormen van water zie je? Doe dan een klein beetje water in de waterkoker en breng het aan de kook. Laat vervolgens wat waterdamp tegen een raam condenseren. Vraag: wat gebeurt er nu met het water? Welke vorm
Extra Alle groepen Maak samen met de kinderen tijdens een regenachtige week een simpele regenmeter: een doorzichtig bakje of bekertje met een verdeling in centimeters. U kunt ook een maatbeker uit de keuken gebruiken. Zet hem buiten neer. Kijk iedere dag samen hoeveel regen er in het bakje is gekomen.
hemel en aarde lente 2 0 0 8
lesmateriaal
1
o
11
les
2
onderbouw
h e m e l e n a a rd e lente 2008
Leven uit het water
o
Levensbeschouwelijk perspectief Er zijn veel ontstaansverhalen waarin verteld wordt dat het leven op aarde is voortgekomen uit het water.
Bedoeling De kinderen maken kennis met een ontstaansverhaal waarin water belangrijk is.
Groep 3-4 Volg de uitwerking van groep 1-2 tot aan ***. Deel tekenpapier uit en laat de kinderen vervolgens onder het luisteren naar rustgevende ‘watermuziek’ nu zelf een verhaal bedenken over ‘Hoe de wereld ontstond’ en dit tekenen met waskrijt.
Extra Wat je nodig hebt Voor alle groepen – ‘watermuziek’ bijvoorbeeld: Aquarium en De zwaan van Le Carnival des Animaux van Saint-Saëns, Jeux d’eau van Ravel, Het beekje van Grieg, Reflets dans l’eau van Liszt; maar ook cd’s met new age muziek met het geluid van de branding of walvisgezang zijn goed om in de stemming te komen – grote tekenvellen en waskrijt – voor extra: voor ieder kind een kopie van het blad met lesmateriaal – voor extra: vouwblaadjes, scharen, potloden en een bak met water
Uitwerking Groep 1-2 Vertel de kinderen dat mensen in Japan elkaar een verhaal vertellen over hoe de wereld begon. Lees daarna het verhaal Hoe de wereld ontstond van het blad met lesmateriaal voor. Praat kort over het verhaal na: waar willen de kinderen nog iets over zeggen? *** Deel tekenpapier uit en laat de kinderen vervolgens onder het luisteren naar rustgevende ‘watermuziek’ het verhaal verwerken door met waskrijt een gedeelte van het verhaal te tekenen. 12
Alle groepen Maak met de kinderen speciale bloemen van papier die door het water ‘tot leven komen’! Werkwijze: vouw een aantal vouwblaadjes twee keer door de helft tot een kleiner vierkant. Vouw nog een keer dubbel tot een driehoek, waarbij je de twee zijdes zonder vouwranden middendoor vouwt. Knip aan de onderkant van de driehoek een stuk uit in de vorm van een bloemblad. Als je het vouwblaadje nu openvouwt heb je een bloem. Maak met een potlood van elk bloemblaadje een rolletje. Leg de bloemen met de rolletjes naar boven in een bak water en laat de kinderen bekijken hoe mooi de ‘bloemen’ opengaan. Het lijkt wel een wonder!
hemel en aarde lente 2 0 0 8
lesmateriaal
2
Hoe de wereld ontstond Vroeger was er alleen een hemel en een woeste, wilde zee. De hoge hemel was zo wit als melk en daar woonden de heilige goden. Verder was er nog helemaal niets. Op een bijzondere dag kwamen de oudste goden in de hemel bij elkaar. Ze verlangden ernaar om mensen te maken, waar ze van konden houden en voor konden zorgen. ‘Laten we een wereld maken,’ zeiden ze tegen elkaar. Ze vroegen twee jonge goden bij hen te komen. Het waren Izanagi, een knappe god met een lange baard, en de mooie, sier-
o
lijke godin Izanami. ‘Izanagi en Izanami, wij geven jullie de opdracht om de aarde te maken. Trouw daarna met elkaar en krijg mooie kinderen om op de aarde te leven!’ De twee jonge goden waren trots op deze belangrijke taak. Zij dankten de goden, gaven elkaar een hand en vertrokken. Izanagi hield zijn gouden speer, die versierd was met edelstenen, in zijn hand. Izanami keek er bewonderend naar. Na een tijd kwamen de twee goden bij een vreemde brug. Hij reikte van de ene kant van de hemel naar de andere. Het was een regenboog! Daarin zaten alle kleuren die je maar kunt bedenken, van diepblauw tot felrood. Boven aan de boog stonden de goden stil en keken naar beneden. Onder hen bruiste de enorme zee met hevige golven. De felblauwe golven hadden spierwitte schuimkoppen. Langzaam liepen zij over de regenboog naar beneden. Izanagi dompelde zijn speer in het wilde, zoute water en bewoog hem heen en weer. Hij zei: ‘Koworo! Koworo!’ En zie, er gebeurde een wonder! Toen Izanagi zijn speer terugtrok, droop er dik schuim vanaf. Het schuim begon zich te verspreiden op het water. Het werd steeds steviger en werd land. Het was de eerste aarde die onder de hemel ontstond. Sierlijk als meeuwen zweefden Izanagi en Izanami naar beneden en zetten hun voeten op het eiland. Izanagi en Izanami keken elkaar gelukkig aan. ‘Zullen wij nu gaan trouwen?’ vroegen ze elkaar en dat deden ze. Hun kinderen waren heel bijzonder. De mooiste kinderen ter wereld: alle mogelijke eilanden, groot en klein, met rotsen en bergen, beekjes en rivieren, planten en bomen. Toen de schepping van de wereld klaar was, verschenen ook de dieren en de mensen. Eindelijk hadden de goden mensen om van te houden en voor te zorgen. Naar De schepping van Japan, een Japanse Shinto-legende
13
les
3
onderbouw
h e m e l e n a a rd e lente 2008
Water, heerlijk water
o
Levensbeschouwelijk perspectief Voor jonge kinderen betekent water zowel plezier als gevaar.
Bedoeling Kinderen verkennen de twee kanten van water: de aantrekkingskracht en het gevaar van water.
Wat je nodig hebt Voor alle groepen – een stuk zeep met een rugborstel, een kan met water met een glas en een eetbord en een afwasborstel – voor extra: prentenboeken over het overwinnen van je angst voor water: Flip vindt zwemmen moeilijk van Jennine Staring (uitgeverij Kwintessens) of Kiki, kom je zwemmen van Amy Hest (uitgeverij Lemniscaat)
Uitwerking Groep 1-2 Bespreek met de kinderen wat ze vinden van water. Vraag bijvoorbeeld: wie houdt er van water? Wie niet? Wanneer vind je water het fijnst: om te drinken, te zwemmen, te douchen of te badderen? Wat is er dan zo fijn aan water? Wanneer is water niet fijn? Waarom? Leer daarna de kinderen het liedje op het blad met lesmateriaal aan. Zet vervolgens een stuk zeep met een rugborstel, een kan met water met een glas en een eetbord met een afwasborstel klaar en zing het liedje nogmaals, waarbij een aantal kinderen de juiste voorwerpen tijdens het zingen van het liedje moet pakken en uitbeelden wat er gezongen wordt. De rest van de klas maakt bewegingen bij het liedje: rug wassen, water drinken, afwassen. Bij het 14
refrein maken de kinderen golvende ‘waterbewegingen’ met hun handen. Lees dan het verhaal Lotte ontdekt de zee van het blad met lesmateriaal voor. Vraag de kinderen na afloop: wat vond Lotte leuk aan het water? Was het water alleen maar leuk? Wat was er gevaarlijk? Waarom mag je niet alleen bij het water komen? Ben jij soms bang voor water? Wanneer? Wat moet je kunnen om wel alleen bij het water te komen? Laat de kinderen in het gesprek zelf ontdekken dat water twee verschillende kanten heeft (leuk en gevaarlijk). Groep 3-4 Volg de uitwerking van groep 1-2. Vraag dan: wat kun je allemaal voor geweldige dingen doen op het water? (Zwemmen, varen, surfen, schaatsen.) Kun je voordoen hoe dat eruitziet? Heb je wel eens op televisie gezien hoe water ook grote mensen soms bang maakt? (Bij overstromingen en storm.) Is het soms goed om bang te zijn voor water?
Extra Alle groepen Lees de kinderen voor uit een van de prentenboeken. Zoom bij groep 1-2 in op de angst voor water en de eigen ervaringen van de kinderen om die angst te overwinnen. Zoom bij groep 3-4 in op waar die angst vandaan komt. Vraag bijvoorbeeld: waar is Flip/Kiki bang voor? Zijn dieren in het echt bang voor water? Hoe komt het dat mensen er soms bang voor zijn? Hoe kan Flip/Kiki van de angst afkomen? Wanneer is angst voor water juist goed? Wanneer is het jammer?
lesmateriaal
hemel en aarde lente 2 0 0 8
3
Water, heerlijk water
Lotte ontdekt de zee
[muzieknotatie volgt nog!]
Eindelijk zijn Lotte en mama en papa aangekomen bij het strand. Lotte heeft de hele weg in de trein ongeduldig op de bank gewie-
Als mijn lijf weer vies is
beld. ‘Zijn we er al? Zijn we er nog niet? Duurt het nog lang?’
dan neem ik een besluit
Daarna moesten ze een stuk lopen van het station naar het strand.
ik was mijn rug met water
Maar eindelijk ziet ze de zee. Ze gilt van plezier: ‘De zee! Daar is de
en daarom zing ik luid
zee!’
Mama en papa glimlachen. ‘Ja Lotte, daar is de zee. Maar laten we
Refrein
eerst even alle strandspullen uitpakken.’
Water, heerlijk water
Lotte vindt snel haar badpak en trekt het vliegensvlug aan. ‘Gaan
zonder water gaat het mis
we het water in? Ben je nu klaar? Kunnen we nu de zee in?’ Ze kan
water, heerlijk water
bijna niet meer wachten. Maar mama en papa zijn bezig met het
’t is maar goed dat het er is
windscherm en de strandstoelen. Wat duurt het toch allemaal
lang! Ze wipt van haar ene voet op de andere. Ze kijkt verlangend
Als ik weer eens dorst krijg
naar de golven die het strand op rollen. Ze kijkt even naar mama
dan neem ik een besluit
en papa. Die letten helemaal niet op haar. Misschien kan ze alvast
ik drink een glaasje water
even haar teen in het water steken?
en daarom zing ik luid
Ze drentelt naar het water. Ze gaat vlakbij de rand staan. Daar
Refrein
komt weer een golf aan. Het water glijdt het strand op en spettert
om haar voeten. ‘Hi hi!’ lacht Lotte verrukt. ‘Dat kietelt!’ Ze kijkt om.
Als de borden vuil zijn
Mama en papa zijn nog steeds aan het uitpakken. Ze zet nog een
dan neem ik een besluit
stap naar het water. De golven bruisen nu om haar knieën. Oh, wat
ik was ze af met water
is dat heerlijk! Lotte zet nog een stap. En nog één. Het water komt
en daarom zing ik luid
nu tot haar buik. Oeh! Wat is het water fris! Ze zet giechelend nog
Refrein
een stap. Wat is de zee spannend! Veel leuker dan het pierenbad
o
thuis! Net als ze nóg een stap zet, rolt een grote golf over haar heen. Lotte verliest haar evenwicht. Het water gooit haar om alsof ze een kegel is. Lottes hoofd komt onder water en ze krijgt water in haar neus en mond. In paniek slaat ze met haar armen om zich heen. ‘Help! Phuw! Uche! Help!’ Ineens voelt ze een paar sterke armen om zich heen. Ze wordt door papa pardoes uit het water omhooggetrokken. Ze klemt zich vast aan papa’s sterke nek. Ze hijgt van schrik. Papa zegt streng: ‘Dat krijg je er nu van. De zee is niet alleen maar leuk. Het kan ook gevaarlijk zijn.’
15
les
4
onderbouw
h e m e l e n a a rd e lente 2008
Jona
o
Levensbeschouwelijk perspectief Jona heeft een opdracht van God gekregen, waar hij helemaal geen zin in heeft. Hij vlucht weg op zee. Maar ook in het water kan Jona zich niet verstoppen voor God.
Bedoeling Kinderen horen het verhaal van Jona en zien hoe God zijn macht over het water inzet, zodat Jona naar hem gaat luisteren.
Wat je nodig hebt Voor alle groepen – stokpoppen van iedere personage uit het verhaal: de tekeningen op het blad met lesmateriaal wat vergroten op stevig papier, in (laten) kleuren, uitknippen en op/ aan stokjes bevestigen – voor extra: een aquarium met (goud)vis(sen) – voor extra: sigarendoosje of plastic bakjes Voor groep 3-4 – poppenkast en boot van bruin karton
Uitwerking Groep 1-2 Lees het verhaal God wordt boos van het blad met lesmateriaal voor. Praat daarna met de kinderen over het water als dreigende uiting van Gods boosheid. Vraag bijvoorbeeld: waarom werd God boos op Jona? Had God gelijk om boos te worden? Hoe liet God merken dat hij boos was op Jona? Wat gebruikte hij daarvoor? Als jij de macht over het water had, hoe zou jij laten merken dat je boos, blij, of verdrietig was? ***
16
Speel met de kinderen het verhaal van Jona na als poppenspel. Een aantal kinderen krijgt een stokfiguurtje uit het verhaal en gaat midden in de kring zitten. Terwijl u het verhaal nogmaals voorleest, spelen de kinderen het verhaal mee. Leg de poppen daarna in een speelhoek, zodat de kinderen het verhaal later zelf nog eens kunnen uitspelen. Groep 3-4 Volg de uitwerking van groep 1-2 tot aan ***. Speel dan met de kinderen het verhaal van Jona na in de poppenkast. Een aantal kinderen krijgt een stokfiguurtje uit het verhaal en gaat achter de poppenkast zitten. Ze spelen het verhaal in eigen woorden na, terwijl de rest van de klas als toeschouwer geniet. Tip: knip een eenvoudige boot uit van bruin karton en plak deze op de rand van de poppenkast vast.
Extra Alle groepen – Haal een echte (goud)vis in de klas. Zet hem in een glazen bak met water. De kinderen kunnen hem bekijken, bespreken en voeren! – Laat de kinderen bootjes maken voor in de waterbak van bijvoorbeeld sigarendoosjes, of bakjes van de chinees. Kunnen hun bootjes een ‘storm’ overleven?
lesmateriaal
hemel en aarde lente 2 0 0 8
4
God wordt boos God heeft een opdracht voor Jona. Jona moet naar de stad Ninevé
is de storm zijn schuld? Jona roept boven de gierende wind uit:
om de mensen daar een boodschap van God te vertellen. Maar
‘God vroeg me om iets te doen en ik wilde niet. Ik probeerde van
Jona wil niet. Hij heeft er geen zin in. Hij wil niet naar God luisteren.
Hem weg te komen.’ Dit maakt de kapitein heel bang, maar hij wil
God is verbaasd als Hij merkt dat Jona ervandoor gaat. Waar gaat
niet iemand uit de boot gooien. Liever gooit hij nog de hele lading
hij toch heen? denkt God. God ziet Jona op een schip stappen. Dat
overboord. En dat doet hij ook. Alles wordt overboord gesmeten.
schip gaat helemaal niet naar Ninevé! Het gaat precies de andere
Maar God let alleen op Jona. De storm blijft om het schip razen.
kant op, naar Tarsis. Dat maakt God boos. Waarom luistert Jona niet
‘Doe het nou maar!’ gilt Jona en wanhopig gooien de mannen
naar mij? denkt God. Denkt Jona trouwens dat ik niet zie waar hij
Jona eindelijk overboord. En ineens is de zee stil. God zet de storm
probeert heen te vluchten?’
uit, alsof hij op een knopje drukt, en de zee is weer zo rustig als
Als het schip op volle zee is, stuurt God een storm. De storm wordt
een kabbelend beekje.
steeds heftiger. De kapitein en de zeemanslui proberen met alle
Jona zinkt onder de golven weg. Het wordt donkerder en donker-
macht het schip door de golven te leiden, maar het is niet meer te
der. Maar God weet precies waar hij is. Hij zendt een grote vis en
besturen. De wind giert om het schip, de golven bulderen over het
laat Jona in één slok opslokken. Zo redt Hij zijn eigenwijze bood-
bootje. Keer op keer laat God de golven neer denderen op het
schapper voordat hij verdrinkt.
schip. Zo laat God Jona zijn boosheid merken.
Jona beseft pas na een poosje waar hij is. Eerst denkt hij dat hij
De kapitein zoekt naar Jona. Waar is die stille reiziger toch? Maar
dood is, maar later beseft hij dat hij in de stinkende, slijmerige,
Jona slaapt, onder in het schip. ‘Wat doe je hier, gek!’ brult de kapi-
natte buik zit van een grote vis. Jona begint te huilen. Eindelijk bidt
tein. ‘Het stormt en onze boot dreigt te zinken! Je moet bidden!
hij. ‘Oh God, het spijt me zo. Red mij uit deze vis. Ik zal naar Ninevé
Net als wij! Bidden naar jouw God dat hij ons redt.’ Maar Jona
gaan en doen wat u gevraagd hebt.’
schudt zijn hoofd. Hij wil niet bidden, want dan weet God waar hij
God glimlacht. Jona heeft spijt en God vergeeft hem. God laat de
is. Domme Jona, alsof God dat niet allang weet!
vis Jona uitspugen. Jona wordt op het strand uitgespuugd als een
God stuurt nog meer wind en nu ook regen. Zware regen klettert
kersenpit. En daar ligt de uitgeputte Jona op het zand. God laat
op het dek van het schip. Iedereen gilt van angst. Ineens
liefdevol de zon zijn kleren drogen en hem verwarmen. Hij is niet
schreeuwt Jona tegen de kapitein: ‘Gooi mij maar overboord, want
meer boos.
o
dat we vergaan is mijn schuld!’ De kapitein snapt het niet. Waarom
17
les
5
onderbouw
h e m e l e n a a rd e lente 2008
Bruggen bouwen
o
Levensbeschouwelijk perspectief Een brug staat symbool voor het verbinden van twee kanten. Ook het ‘overbruggen’ van een gevaarlijke kloof of woeste rivier heeft in verhalen vaak een diepere betekenis. Een brug biedt veiligheid over het dreigende, onbegaanbare water.
Bedoeling Kinderen gaan zelf een brug bouwen en ontdekken hoe deze verbinding je helpt te overwinnen wat daaronder is.
Wat je nodig hebt Voor alle groepen – ruimte in de speelzaal of het klaslokaal: (blauw) krijt, banken en kasten of tafels en stoelen – voor extra: een computer met toegang tot internet en een printer voor afbeeldingen van bruggen (zie www. hemelenaarde.nl) en tekenspullen Voor groep 1-2 – bouwmateriaal zoals: kapla-houtjes, lego, k’nex en blokken en (eventueel) blauwe vellen papier en stiften Voor groep 3-4 – per drietal twintig vellen 80 grams A3-papier
Ga naar de speelzaal of creëer voldoende loopruimte in het lokaal. Geef met (blauw) krijt op de vloer aan hoe breed de ‘rivier’ is. Laat de kinderen met elkaar een ‘brug’ bouwen van banken, kasten en dergelijke of met tafels en stoelen. Lees nu het verhaal De toverbrug voor van het blad met lesmateriaal. Laat de kinderen daarbij actief in de speelzaal meedoen met het verhaal. Speel het eventueel nog een keer. Praat met de kinderen na over het verhaal. Stel vragen als: waarom wilde je zo graag naar het land aan de overkant? Hoe ziet dat eruit? Hoe heb je allemaal geprobeerd om de rivier over te komen? Hoe lukte het uiteindelijk? Hoe voelde je je toen je de brug overstak? *** Laat de kinderen in twee- of drietallen kleine bruggen bouwen in de klas. Dit kan bijvoorbeeld met blokken, kapla-houtjes of lego. Laat ze eventueel op een blauw vel papier de rivier tekenen met alles wat er in zit en dit vel onder de brug leggen. Groep 3-4 Volg de uitwerking van groep 1-2 tot aan ***. Deel dan de kinderen op in drietallen en laat ze bruggen bouwen. Zie voor de instructie het blad met lesmateriaal.
Uitwerking Groep 1-2 Vraag de kinderen of ze wel eens een rivier of kloof hebben overgestoken. Hoe kun je een wilde rivier oversteken? Je kunt een boot of veerpont nemen: laat de kinderen daar iets over vertellen. Als ze ‘een brug’ noemen gaat u daar op door. Vraag bijvoorbeeld: hoe ziet een goede brug eruit? Is het moeilijk om een brug te maken? Waarom? 18
Extra Alle groepen Laat de kinderen afbeeldingen zien van bijzondere bruggen (zie www.hemelenaarde.nl). Deel tekenpapier uit en laat de kinderen een tekening maken van hun eigen fantasiebrug.
hemel en aarde lente 2 0 0 8
lesmateriaal
5
De toverbrug Laten we op weg gaan naar het land aan de overkant. We hebben veel energie. We stappen lekker door. Stap maar lekker door. Maar wat is dat? Een grote rivier. We kunnen niet verder! Oh, wat worden we daar verdrietig van. Huil maar, stamp je voeten maar van wanhoop. Wat moeten we doen? Het water heeft heel grote golven en het stroomt heel hard. Laat maar zien hoe hoog die golven zijn en hoe het water stroomt! Steek je teen voorzichtig in het water. Oei! Dat is koud! Brrrr. Kun je
o
in het water staan? Lukt dat? Nee, het is veel te diep! Trek je voet maar snel terug! Misschien kunnen we dan zwemmen? Laat je voorzichtig in het water zakken. Probeer maar een klein stukje te zwemmen. Oh nee! Het water stroomt veel te wild. Ga maar weer vlug het water uit. Die rivier is gevaarlijk! We moeten een brug hebben. Zo kunnen we die gevaarlijke rivier oversteken. Laten we een toverspreuk opzeggen en een magische brug toveren! ‘Vlieg, vlag, vlug! Zet hier neer een brug!’ Oh! Kijk eens wat een grote brug! Laat eens zien hoe verbaasd je bent. Wat een sterke grote brug! Laten we over die brug gaan. Voorzichtig hè, want als je valt ga je kopje onder, in dat wilde water. Voetje voor voetje.
Instructie voor het bouwen van een brug
Oh jee! Zie je wat daar aan komt zwemmen? Grote krokodillen! Zie je hun grote bekken? Laat maar zien hoe groot hun bekken zijn!
Geef elk groepje twintig vellen A3-papier. Vertel de kinderen dat ze
Ga maar heel voorzichtig die brug over. Dan kan je niks gebeuren.
hiervan stevige bruggen moeten bouwen waarbij ze een verbin-
Houd elkaars hand maar vast. Dan help je elkaar goed.
ding maken van de ene tafel naar de andere. De tafels staan ± 35
Eindelijk! We zijn veilig aangekomen in het land aan de overkant!
cm uit elkaar. De kinderen krijgen hier 30 minuten de tijd voor. Het
Laten we juichen omdat we allemaal veilig zijn aangekomen!
fundament van de brug maken ze door de vellen papier stevig op
Joepie!
te rollen en eventueel aan elkaar vast te maken. De vlakke brug moet de afstand tussen de twee tafels overspannen, maar mag niet worden vastgeplakt of ondersteund! De brug moet minstens 20 cm breed zijn. De brug die na een half uur het meeste gewicht kan dragen voor hij instort, is de winnende constructie!
19
les
6
onderbouw
h e m e l e n a a rd e lente 2008
Ritueel wassen
o
Levensbeschouwelijk perspectief In veel religies zijn er rituelen om je, door je te wassen met water, te reinigen voor je in contact treedt met het heilige.
Bedoeling
je alleen onder de douche of in bad? Wanneer was je je handen? Wanneer was je je gezicht? Wanneer was je je voeten? (Bij sommige zwembaden moet je door een voetenbad voordat je het water in mag.) Wanneer was je je mond? (Als je iets vies gegeten hebt. Denk ook aan tandenpoetsen!)
Kinderen maken kennis met de gebruiken in de islam rondom ritueel wassen en verbinden dit met hun eigen leefwereld.
Wat je nodig hebt Voor alle groepen – voor ieder kind een kopie van het blad met lesmateriaal – voor extra: spullen om de natte hoek te versieren, zoals blauwe doeken, geurkaarsjes, een mooi zeepje in een versierd bakje, een kannetje, een nagelborsteltje, een potje handcrème, een zacht washandje en een pluizige handdoek.
Groep 3-4 Volg de uitwerking van groep 1-2 tot aan ***. Praat daarna met de kinderen over andere wasrituelen. Vraag bijvoorbeeld: ken je nog meer tradities waarin je je moet wassen? Denk bijvoorbeeld aan de (katholieke) kerk: het wijwater in het wijwatervat bij de ingang, zodat wie binnenkomt in de kerk een kruisteken met wijwater kan maken; doopwater waarin je gedoopt wordt om bij Christus te horen. Denk aan je handen wassen voor het eten (bereiden) of je wassen voor het slapen gaan of bij het opstaan om lekker fris te worden. Laat steeds kinderen voordoen hoe dat gebeurt.
Uitwerking Groep 1-2 Vertel de kinderen dat u ze wat wilt vertellen over een jongetje genaamd Adil. Adil is moslim. Hij noemt God ‘Allah’. Vertel met eigen woorden het informatieve deel van het blad met lesmateriaal. Laat indien mogelijk de moslimkinderen in de klas hierover vertellen. Deel dan het blad met lesmateriaal uit en lees samen met de kinderen het stripverhaal over Adil. *** Laat de kinderen dan Adil naspelen. Laat ze uitbeelden dat ze hun handen, hoofd, oren, voeten en mond wassen met water. Vraag ze na iedere ‘wassing’: waarom wast Adil zijn handen, zijn hoofd, oren, voeten en mond? Praat daarna met de kinderen over wanneer kinderen die 20
geen moslim zijn zich wassen. Vraag bijvoorbeeld: was je
Extra Alle groepen Versier met de kinderen de natte hoek van de klas. Maak van de wastafel een bijzonder hoekje waar de kinderen zich op hun gemak kunnen wassen. Span er bijvoorbeeld blauwe doeken overheen als een klamboe, zet er geurkaarsjes bij, een mooi zeepje in een versierd bakje, een kannetje, een nagelborsteltje, een potje handcrème, een zacht washandje en een pluizige handdoek.
lesmateriaal
hemel en aarde lente 2 0 0 8
6
Voor moslims is water heel belangrijk. Niet alleen om de viezigheid
lens. Want dan vinden ze dat ze beter kunnen bidden.
van je lijf af te wassen, maar ook om slechte gevoelens en nare
Alle moskeeën, dat zijn de gebouwen waar moslims samenkomen,
gedachten weg te spoelen.
hebben een wasbak of fonteintje waar je je kunt wassen. Moslims
Als moslims gaan bidden zijn schone kleren, een schoon lichaam
bidden vijf keer per dag. En voor het bidden wast een moslim drie
en een schone plaats heel belangrijk. Wassen betekent voor
keer zijn handen, mond, neus, gezicht, armen, hoofd en oren. En
moslims ook dat ze verlangen naar schone gedachten en gevoe-
niet te vergeten: zijn voeten!
Mijn handen zijn schoon; ze zijn niet meer vuil van de verkeerde dingen die ze deden.
Mijn mond is schoon; hij is niet meer vuil van de verkeerde dingen die ik zei.
o
Mijn hoofd is schoon; het is niet meer vuil van de verkeerde dingen die het dacht.
Mijn oren zijn schoon; ze zijn niet meer vuil van de verkeerde dingen die ze hoorden.
Mijn voeten zijn schoon; ze zijn niet meer vuil van de verkeerde plaatsen waar ze heen liepen.
Zo! Nu kan ik bidden!
21