Wat zonde met ons doet - Wat God met zonde doet Preek over Genesis 3 Calvin Coolidge, de 30e Amerikaanse president (president van 1923-1929) kwam eens thuis na een kerkdienst. Zijn vrouw was niet mee geweest naar de kerk en vroeg hem waar de preek over was gegaan. De president antwoordde kortaf: “Over zonde.” Met zo’n kort antwoord nam de presidentsvrouw geen genoegen en ze vroeg wat de dominee dan over zonde had verteld. Coolidge zei: “Nou, volgens mij was hij er tegen!” Deze preek gaat ook over zonde, maar hopelijk steek je er iets meer van op dan Coolidge... Zonde is langzamerhand een wat leeg begrip geworden. Een kras op je nieuwe telefoon, da’s zonde... Je hebt je lopen uitsloven op een heerlijke maaltijd, maar je visite belt af – da’s zonde... Op die manier gebruiken we het heel vaak, heel lichtjes. Toch kun je ook op een andere manier naar zonde kijken, namelijk heel zwaar. Dan roept het begrip ‘zonde’ donkere en negatieve gevoelens op: “Ik ellendig mens! Ik ben geneigd tot alle kwaad en onbekwaam tot enig goed” (zoals de Heidelbergse Catechismus in vraag 8 verwoordt). Dan kan zonde zo zwaar worden dat je geen lichtpuntje meer ziet, want God wil vast niets meer met zo’n slechte zondaar te maken hebben. In de evangelische traditie ziet men het over het algemeen niet zo zwart, maar toch is zonde wel een zwaar begrip. Als Gods heiligheid je nog iets zegt, word je niet vrolijk als je er over nadenkt. In deze preek willen we proberen op een gezonde manier na te gaan wat zonde met ons doet. Niet om samen in een depressie te raken, want we kijken ook naar de manier waarop God met de zonde omgaat. Hij zet er een stevig kruis doorheen! Dat is de boodschap van het evangelie, het goede nieuws: God heeft Zijn Zoon Jezus gestuurd om zondaars te redden uit de macht van de zonde en ze vrij te maken. We beginnen bij het begin en lezen Genesis 3 Waar komt de zonde vandaan? We lazen het net: bij Adam en Eva in het paradijs. Maar als je nog even verder denkt, wordt het toch lastiger om antwoord te geven. God had de mens toch goed en naar Zijn beeld geschapen? Hoe konden zij dan tóch zondigen? Toen God aan Adam vroeg wat hij gedaan had, gaf hij Eva de schuld. En toen God het aan Eva vroeg, wees zij de slang aan als de oorzaak. En de slang? Ja, die had ineens geen praatjes meer... Maar wie had die slang eigenlijk gemaakt? En die boom van kennis van goed en kwaad, wie had die daar neergezet? Gód heeft toch alles geschapen? Heeft Hij dan ook de zonde bedacht? Oei, dat zijn listige vragen... Als je zo gaat redeneren, dan loop je ergens vast. Want dan is God uiteindelijk de schuldige van het hele zondedrama. En tegelijkertijd spreek je met dat oordeel jezelf vrij: ik kan er tenslotte niets aan doen dat God het zo gemaakt heeft... Ik wil er zo wel iets over zeggen, maar eerst wil ik duidelijk stellen, dat de Bijbel zelf die vraag nergens stelt en dus ook niet beantwoordt. Het is de Bijbel nergens te doen om de verklaring van de zonde, maar altijd om de bevrijding uit de zonde. De rationele mens (van na de Verlichting) wil altijd overal een verklaring voor. Alleen als er een verklaring voor is, is het waar en dan hebben we het in onze macht. Maar de Bijbel verkláárt de zonde niet, de Bijbel wijst alleen aan dát het er is, wat het dóét en wat (of liever WIE) de Weg naar de verlossing is. De vraag naar het waarom van de zonde wordt – zo zagen we net al – heel snel een afwijzen van schuld: “Als God niet de mogelijkheid om te kiezen voor de zonde had gegeven, dan was het nog allemaal paradijselijk gebleven. Waarom moest Hij zo nodig die boom daar neerzetten? En waarom liet Hij toe dat er een Satan is? Die zet me steeds weer aan om te zondigen!” En zo leggen we heel snel de schuld bij een ander of bij De Ander. De schuld afschuiven is een veel gebruikte manier om je letterlijk te verON(T)SCHULDigen: ik ben ONSCHULDig! De Bijbel is echter duidelijk: alle mensen zondigen en daarom zijn alle mensen schuldig (Romeinen 3:23). Nergens lezen we dat het Gods schuld is of dat we het probleem bij de duivel kunnen neerleggen.
1
Kortom: wie de Bijbel bevraagt naar de oorsprong van de zonde, vindt geen bevredigend antwoord en loopt het risico om de schuld af te schuiven op God. Maar wie vraagt naar het einde van de zonde, ontdekt met grote vreugde, dat God tóch die schuld – ook al was het niet Zijn schuld – op Zich heeft genomen en ons bevrijdt! Ik had net beloofd nog iets te zeggen over God en de oorsprong van de zonde, maar dat doe ik dan heel summier en heel voorzichtig. Kijk, als je iets hebt gemaakt wat heel mooi is, dan is het tegelijk door die schoonheid heel broos en kwetsbaar. Denk bijvoorbeeld aan een glasblazer die een prachtig wijnglas heeft geblazen van kristalhelder dun glas. Bedoeld om op het leven te proosten en te genieten van elkaars gezelschap. Zo mooi, maar ook zo kwetsbaar! Als je te ruw met de glazen klinkt, het glas laat vallen of omstoot, dan valt die onherroepelijk kapot. Dat is een eigenschap van de kostbare schoonheid van het wijnglas, maar die eigenschap is niet de bedoeling van de glasblazer geweest. Het kwetsbare ontstond vanzelf met het kostbare. Zo zie ik het ook met Gods schepping: het was zo volmaakt mooi, dat het ook uiterst kwetsbaar was. Als je iets kostbaars maakt, maak je tegelijk de mogelijkheid dat het kapot gaat en daarmee de kostbaarheid verliest. Als je orde schept, kan die orde alleen maar bestaan in het spanningsveld met de mogelijkheid tot wanorde en chaos. God maakte de mens naar Zijn beeld: als wezens die in een liefdesrelatie met elkaar leven, in verbondenheid. Dat de mens is gemaakt als beeld van God, betekent echter niet dat hij zélf god is. Net zoals het beeld van de maan op het water niet zelf de maan is. Het beeld van de maan op het water kan echter ook niet los bestaan van de maan hoog aan de hemel. Zo kan de mens geen beeld van God zijn los van een leven in liefde en verbondenheid met God. En daarom gaf God de mens een wil, een keuze: om liefde te beantwoorden of om af te wijzen, om verbonden te blijven of om te verbreken. Zo werkt dat altijd met liefde: liefde kun je echt niet dwingen of afdwingen, het moet ontstaan. God kon de liefde niet scheppen zoals Hij de zon, maan en sterren schiep. Liefde ontstaat en groeit door met elkaar om te gaan en het mooie van elkaar te zien. Maar daarmee maakte de machtige God zich heel kwetsbaar en nam Hij een enorm risico. Want liefde heeft altijd de mogelijkheid van afwijzing in zich. Zonder die mogelijkheid is het namelijk geen echte liefde. De zonde is niet door God geschapen en gewild, maar door de mens de keus te geven om met Hem in liefde samen te leven of niet, ontstond het risico dat het kwetsbare mooie tóch kapot zou gaan. God wist dat. Hij had kennis van goed én kwaad, terwijl de mens alleen kennis had van goed. God wist het vanuit zijn goddelijkheid: Hij wist vooraf welk risico er was en wat zonde allemaal zou veroorzaken, maar uit liefde nám Hij dat risico. Net zoals een vrouw van haar man kan houden, maar weet dat er een risico is dat hij een ander gaat nemen. En toch, uit liefde neemt ze dat risico, want ze houdt van hem! En hoe heerlijk is het dan, dat haar man die liefde beantwoordt en haar niet kwetst en afwijst. Maar we weten allemaal: het mooiste in ons leven is de liefde, terwijl het tegelijk het kwetsbaarste is! Hoe vaak gaat het tóch fout en hoeveel ellende wordt daardoor veroorzaakt... Het draait bij God en de zonde dus niet om Zijn schuld, maar om Zijn grote liefde. En daarom is dat ook door de hele Bijbel heen de rode draad: de mens heeft schuld, maar God heeft zo’n grote liefde, dat Hij zijn eigen Zoon gestuurd heeft om de wereld te redden (Johannes 3:16) – de ultieme manier om het contact tussen Hem en de mensen te herstellen! We gaan eens wat dieper in op wat daar in het paradijs volgens Genesis 3 gebeurd is. We kunnen er veel van leren over wat zonde met ons doet; bepaalde principes gelden namelijk nog steeds en het is goed om die door te hebben. Veel zondig gedrag ontstaat wanneer we het gevoel hebben dat we iets tekort komen of dat God ons tekort doet. Dat gevoel komt meestal van buitenaf, het wordt je aangepraat en ingefluisterd. Zo werken reclamefolders: je ziet iets moois in de aanbieding en ineens denk je “Dat wil ik hebben!” Maar had je het voordat je de folder zag ook al nodig? Meestal niet, het gevoel iets te missen wordt je dus aangepraat en zo ontstaat hebzucht. En de duivel – die oude slang – is er altijd als de kippen bij om dat gevoel op te roepen en aan te wakkeren.
2
In Genesis 3:1 lezen we hoe hij tewerk ging in het paradijs. De truc die hij uithaalde, gebruikt hij nog steeds: hij laat je twijfelen aan wat God precies gezegd had. Hij stelt het allemaal zwaarder voor dan het is: leven uit liefde voor God, dat is toch geen lust, maar een last!? Je mag van Hem ook niets! Heel gemeen knoopt de slang een gesprekje aan met de vrouw, door bewust te overdrijven over wat je allemaal niet mag. Daar moest ze wel op reageren en zo komt de vrouw in dialoog met de aartsleugenaar. Maar wie in dialoog gaat met de leugen, loopt het risico om te gaan twijfelen aan de waarheid. En daardoor word je als vanzelf ontvankelijk voor de leugen. Zie maar wat er gebeurde in vers 6: we horen de slang niets meer zeggen, want zijn werk is klaar: zijn woorden hebben al twijfel in het hart van de vrouw gezaaid. De vrouw keek naar de vruchten en beoordeelde ze als aantrekkelijk. Ze keek er echter met háár ogen naar en keek niet zoals God er naar keek. Ze ging af op haar eigen gevoel – op basis van de leugen die haar aangepraat was. En het verlangen groeide: ik wil meer wijsheid! Iets kennen wat ik nog niet ken! En toen nam ze een bewust besluit, net als Adam, die ook bewust de vrucht aannam: hij stond erbij, keek ernaar, pakte aan en nam hetzelfde besluit: hap! Een bewuste keuze uit vrije wil op basis van een goed gevoel: het lijkt me lekker, het ziet er goed uit, het is aanlokkelijk, het geeft me iets wat ik nog niet ken. Zo kiezen en beslissen mensen tegenwoordig bijna altijd op hun gevoel. Als het goed voelt, dan moet je het doen! Maar het is de oude fout: je maakt jezelf tot norm, je bent je eigen god... In plaats van dat ze iets moois ontvingen, verloren het mooiste dat ze hadden. Hoe kan je goede gevoel je dus bedriegen! Nu hadden ze net als God kennis van goed én kwaad; maar niet op de goddelijke manier van het weten vooraf. Zij hadden het ervaren door het zelf te doen – en dat is toch wel een levensgroot verschil. Kijk: ik wéét bijvoorbeeld dat roken slecht is en daarom rook ik niet. Maar mensen die zelf roken, weten ook best dat het slecht is, alleen komen ze er niet meer zomaar van af. Ze zijn slaaf geworden van de nicotine. Op diezelfde manier werd de mens een slaaf van de zonde... De gevolgen van deze keuze waren desastreus. De mens raakte zijn blije onschuld en schaamteloosheid kwijt. Er kwam schuld, schaamte en angst voor in de plaats. In plaats van liefde werden schaamte en angst de diepste drijfveren in de mens. Ieder mens is bang voor afwijzing! Wanhopig proberen we ons voor anderen te verstoppen en ons anders voor te doen dan we werkelijk zijn. Adam en Eva ontdekten dat ze naakt waren. Door de zonde zie je ineens dingen die je eerst niet zag: je ziet dat je heel anders bent dan de ander en dat is raar. Anders zijn is een reden om afgewezen te worden. Dus kun je dat anders zijn maar beter wegmoffelen, achter vijgenbladeren. Niet alles natuurlijk: je mag best mijn gezicht, armen en benen zien, maar de rest niet! Dat is privé en dat houd ik graag zo. En dus spelen we allemaal een soort verstoppertje voor elkaar. Want jij moet mij niet zien zoals ik eigenlijk ben! Juist dat verstoppertje spelen, maakt onze angst nog groter. Want o wee als dat vijgenblad wegvalt... Uit angst verstop je stukjes van jezelf, maar tegelijk ben je bang om ontmaskerd te worden. Je wordt een slaaf van de angst en verliest je onbevangenheid en vrijheid. Toen mijn kinderen nog klein waren, speelde ik wel eens een simpel soort verstoppertje met ze. Dan deed Boaz zijn handjes voor de ogen en dan vroeg ik: “Hé, waar is Boaz nou? Boaz, waar ben je!?” Schaterend gingen de handjes weer voor de oogjes weg: “Hier papa! Hier ben ik!” Wat je niet ziet, dat is er niet, zo lijkt een peuter te denken. Maar zo werkt het blijkbaar ook met grote mensen die in zonde leven. Je verstopt het en dan zie je het niet meer. En wat je niet kan zien, is er ook niet. Dan stellen mensen ook geen vragen. Dan val je niet door de mand en word je ook niet afgewezen. Maar ongemerkt ga je wel leven in een leugen. Adam en Eva verstopten delen van zichzelf voor elkaar, uit schaamte. Maar toen hoorden ze God de Heer in de koelte van de avondwind door de tuin wandelen. Oeps, wat nu? De schaamte werd ineens versterkt door grote angst vanwege de schuld, die hun hele wezen had doortrokken. Nu zijn zelfs vijgenbladeren niet groot genoeg meer, dus verborgen ze zich voor God tussen de bomen. Wat zouden ze daar gedaan hebben? Op de grond zitten, diep weggedoken onder wat struiken, adem inhouden en hopen dat God voorbij loopt?
3
’t Zou kunnen, maar ik denk dat ze zich ook wel eens heel druk hebben kunnen uitsloven: blaadjes opvegen, de grond aanharken, een zwak stengeltje ondersteunen met een stokje, onkruid wieden en dat soort nuttige en belangrijke klusjes. De opdracht van de mens was toch ‘de tuin van Eden bewerken en erover waken’ (Genesis 2:15)? Zou het ook op deze manier gegaan kunnen zijn, dat ze zich, nu God er aan komt, ineens vol overgave op hun taak stortten? Dan kan God ze toch niets verwijten, maar zal Hij moeten zeggen: “Zozo! Jullie zijn goed bezig! Wat wordt hier hard gewerkt, zeg...!” Zo kun je jezelf voor God verbergen door iets heel goeds te gaan doen. “Ziet U wel God, hoe goed ik bezig ben? Zeurt U dan niet over die ene fout?” Angst voor afwijzing kan ervoor zorgen dat je je in je werk stort. Zodat je beter oogt dan dat je van binnen werkelijk bent. Zodat men je niets kan verwijten. En áls iemand iets ontdekt over je donkere, verborgen kant, dan heb je altijd nog het vele goede dat je er tegenover kan stellen. En daarom kun je je in je werk verliezen of in je taken in de kerk of in je vrijwilligerswerk, je creativiteit, je behulpzaamheid, enzovoorts. Je werk of taak is een prachtige verstopplek: als het ware veilig verborgen tussen de bomen. Ik noem dat een status quo situatie: je verstopt je zonden achter alle goede dingen die je doet. Je gooit het op een akkoordje met de zonde, want er staat zoveel goeds tegenover. Aan de zonde werk je niet meer, want je werkt al genoeg aan zoveel andere goede dingen. En dan komt die rare vraag van God: “Mens, waar ben je?” Maar God stelt deze vraag niet, omdat Hij geen idee had waar de mens was. Nee, Hij roept dit, omdat God aan Adam wilde laten weten waar HIJ was! God zoekt contact, Hij is op zoek naar relatie, Hij wil de liefde terug. En daarom roept Hij vandaag nog steeds opnieuw: “Mens, kom toch tevoorschijn. Verberg je toch niet, Ik wil contact met jou!” Gods vraag wil ons wakker schudden uit de status quo die we zo makkelijk sluiten met de zonde. Met deze vraag wil Hij ons uit onze schuilplaats laten komen, wil Hij ons tonen waar we in terecht zijn gekomen door Hem niet te zoeken. Het ‘waar ben je’ heeft niets te maken met de fysieke plek waar Adam zat, maar de vraag roept meer op om na te denken over ‘wat heb je jezelf nu toch aangedaan? Kijk nou toch waar je in terecht bent gekomen: je schaamt je, je bent bang, je verstopt je en stort je in dingen die veel minder belangrijk zijn dan je omgang met Mij en je medemens! Daar word je toch niet gelukkig van? Er is zoveel meer mogelijk als je vrij bent, dan kun je weer jezelf zijn. Laat je zien!’ Maak dat maar heel persoonlijk. Lees vers 9 en vul je eigen naam maar eens in: Maar God, de Heer, riep ...(mijn naam)...: “Waar ben je?” Ja, waar ben jij? Waar zit jij in verstopt? Durf je tevoorschijn te komen? Soms kún je niet anders meer dan komen. Voor Adam was er ook geen ontkomen meer aan. Maar iedereen kent dat gevoel wel, als je betrapt bent: grote angst, bang voor straf en afwijzing. Het zit er bij kinderen al jong in. “Ja, maar zij begon! Maar hij daagde me uit! Ik was het niet alleen, zij deden het ook!” Direct wijzen we met de vinger en geven we de schuld aan een ander. Adam geeft de schuld aan zijn vrouw én zelfs aan God: “U hebt die vrouw gemaakt om mij ter zijde te staan... Als U haar niet gemaakt had, was het nooit gebeurd!” De vrouw wijst naar de slang: “Dat serpent heeft mij misleid...” Een ander de schuld geven, zorgt ervoor dat we onszelf veron(t)schuldigen. Heel sneaky probeer je de aandacht te verleggen van jou naar een ander. Maar God trapte er niet in: zowel Adam als Eva als de slang krijgen straf. Dat is eerlijk en rechtvaardig, want allemaal hadden ze hun aandeel in de zonde. Straf... dat klinkt niet fijn. En toch blijft de rode draad in dit verhaal de liefde van God, zelfs als Hij rechtvaardig is en straft. Die liefde zie ik in de woorden van vers 15, waar God belooft dat een nakomeling van de vrouw de kop van de slang zal verbrijzelen – al zal die nakomeling daar ook onder te lijden hebben. Joden en christenen geloven dat God hier de Messias belooft. Daarom noemen we deze belofte de moederbelofte: het is de moeder van alle andere beloften. Daarmee begint God de straf: met een uitzicht op de verlossing. Ook het feit dat de mensen uit het paradijs verjaagd werden, is liefde! Het is niet alleen een straf, maar vooral bedoeld als bescherming: God wenst het ons mensen niet toe, dat we eeuwig in zonde zouden blijven leven door te eten van de levensboom (Genesis 3:22-23).
4
De hele Bijbel staat vanaf deze eerste zwarte bladzij in het teken van hoop, redding en licht in de duisternis. Het hele Oude Testament door wordt toegewerkt naar die ene mens, de laatste Adam – de tweede volmaakte Zoon van God (Lucas 3:38). Die niet een leugen werd, maar die de Waarheid was. Die niet alleen maar stierf, maar ook het Leven werd. Die geen afgesloten weg vond, maar die zelf de Weg was. Jezus Christus, Zoon van God, de Weg en de Waarheid en het Leven (Johannes 14:6). Toen deze Jezus voor de wereld aan het kruis stierf, zette God een kruis door onze zonde. Door Hem mogen we bevrijd van de schuld weer leven in vrijheid: U was dood door uw zonden en door uw onbesneden staat, maar God heeft u samen met Christus levend gemaakt toen hij ons al onze zonden kwijtschold. Hij heeft het document met voorschriften waarin wij werden aangeklaagd, uitgewist en het vernietigd door het aan het kruis te nagelen (Kolossenzen 2:13-14). Regelmatig vieren we in onze samenkomsten het Heilig Avondmaal. Dan gedenken we dat Jezus voor ons wilde sterven. We mogen een Ander de schuld geven - niet in de betekenis van op een ander afschuiven wat jij hebt gedaan, maar in de betekenis van je schuldig zijn, je schaamte, je schande. Als we het Avondmaal vieren, hoor je in feite Gods stem: “Mens, waar ben je? Waar verstop jij je in? Kom toch alsjeblieft tevoorschijn! Ik wil contact me je, zodat het weer goed komt tussen jou en Mij! Kom bij me aan tafel om te eten!” Durf dan maar tevoorschijn te komen. Verstop je niet langer in de goede dingen die je doet, maar leg je schuld op de schouders van Jezus. Doe de deur van je hart maar open, laat je zien. Als je meedoet met het avondmaal zeg je feitelijk: “Ik heb het verprutst, maar kom daar openlijk voor uit – ook al doe ik nog zo veel goede dingen.” Ik hoop dat je dan ook de moed vindt om echt radicaal te zijn door de status quo situatie met je zonde te verbreken. Geen status quo, maar volledige overgave aan Hem, zoals Hij zich voor jou volledig gegeven heeft! Niet lauw, maar warm! Mensen die lauw zijn, worden door Jezus ernstig aangesproken, dat ze daarmee zichzelf en Hem tekort doet. Maar als je de deur voor Jezus in jouw leven wijd open zet en Hem warm welkom heet, dan zal Hij alles veranderen, zodat je vrij van schuld en schaamte kunt leven. Dan wil Jezus in je wonen en samen eten – dat is in het Oosten de ultieme uiting van verbondenheid. Dit zegt Amen, de trouwe en betrouwbare getuige, het begin van Gods schepping: Ik weet wat u doet, hoe u niet koud bent en niet warm. Was u maar koud of warm! Maar nu u lauw bent in plaats van warm of koud, zal Ik u uitspuwen. U zegt dat u rijk bent, dat u alles hebt wat u wilt en niets meer nodig hebt. U beseft niet hoe ongelukkig u bent, hoe armzalig, berooid, blind en naakt. Daarom raad Ik u aan: koop van Mij goud dat in het vuur gelouterd is, en u zult rijk zijn; witte kleren om u te kleden en uw naaktheid te bedekken, zodat u zich niet meer hoeft te schamen; zalf voor uw ogen, zodat u weer kunt zien. Iedereen die Ik liefheb wijs Ik terecht en bestraf Ik. Zet u dus volledig in en breek met het leven dat u nu leidt. Ik sta voor de deur en klop aan. Als iemand Mijn stem hoort en de deur opent, zal Ik binnenkomen, en we zullen samen eten, Ik met hem en hij met Mij (Openbaring 3:14-20). Van die belofte is het Avondmaal een prachtig symbool: samen eten om de liefde van God te gedenken en het leven in vrijheid te vieren. Avondmaal is aan de ene kant verbonden met onze zonde, schaamte en schuld, maar wijst ons tegelijk de Weg om daarvan verlost te worden. De kern van het Avondmaal én van de hele Bijbel is daarom ook niet, dat wij mensen schuldig en zondig zijn, maar dat God ons in Jezus daarvan bevrijdt: Hij zet er een kruis dwars doorheen! Amen Soest, 30 juni 2013 Krimpen aan den IJssel, 14 juli 2013
5
Zingen na de preek: Zanggroep:
Medley van Opwekking 464 en 125
Opwekking 464
Wees stil voor het aangezicht van God, want heilig is de Heer. Aanbid Hem met eerbied en ontzag en kniel nu voor Hem neer; die zelf geen zonde kent en ons genade schenkt. Wees stil voor het aangezicht van God, want heilig is de Heer. Gemeente:
Opwekking 125
Heer, ik kom tot U, hoor naar mijn gebed. Vergeef mijn zonden nu en reinig mijn hart. Met Uw liefde, Heer, kom mij tegemoet, nu ik mij tot U keer, en maak alles goed. Zanggroep:
Opwekking 464
Wees stil, want de heerlijkheid van God omgeeft ons in dit uur. Wij staan nu op heilige grond, waar Hij verschijnt met vuur; een eeuwigdurend licht straalt van zijn aangezicht. Wees stil, want de heerlijkheid van God omgeeft ons in dit uur. Gemeente:
Opwekking 125
Zie mij voor U staan, zondig en onrein. O, Jezus raak mij aan, van U wil ik zijn. Jezus op Uw woord, vestig ik mijn hoop. U leeft en U verhoort, mijn bede tot U. Gezamenlijk: Opwekking 464
Wees stil, want de kracht van onze God daalt neer op dit moment. De kracht van de God die vergeeft en ons genezing brengt; niets is onmogelijk voor wie gelooft in Hem. Wees stil, want de kracht van onze God daalt neer op dit moment.
6