1 Zomerschoollezing Klassieken UvA en VU woensdag 18 augustus 2010 om 16.45u Amsterdam, P.C.Hoofthuis, Spuistraat 134.
Wat voert Homeros in zijn schild? Ilias 18.478-608 ___________________________________________________________________________ Mit wenigen Gemälden machte Homer seinen Schild zu einem Inbegriff von allem, was in der Welt vorgeht. Gotthold Ephraim Lessing, Laokoon oder Über die Grenzen der Mahlerei und Poesie (1766)
Geachte collega’s, dames, juffrouwen, heren,
Ik dank prof. David Rijser van harte voor zijn vriendelijke woorden. Met de uitnodiging deze Zomerschoollezing te verzorgen ben ik bijzonder vereerd en verguld. De laatste tien minuten van mijn lezing zal ik besteden aan het voorlezen – in de beste traditie van de aloude rapsoden – van wat naar mijn aanvoelen het poëtisch hoogtepunt van Homeros’ Ilias is: het schild van Achilles uit de achttiende zang. Daarmee mag het ook duidelijk zijn dat u de titel van deze lezing niet hoeft op te vatten als zou de dichter van de Ilias met zijn epos geheime plannen hebben gehad. Homeros is geen Vergilius met een politieke agenda. Zijn bedoeling is vrij duidelijk, vind ik: zingen over de m∞nin ... ÉAxil∞ow - de wrok van Achilles, zoals hij het de Muze in het openingsvers vraagt. En die rode draad, het waarmerk van de dichter-componist Homeros, is perfect te volgen doorheen alle uitweidingen en aanvullingen van vroegere aëden en latere rapsoden: na een twist met Agamemnon trekt Achilles zich terug in zijn kamp, zodat de Achaiërs verzwakken in de strijd tegen de Trojanen. Als de druk te groot wordt, geeft Achilles zijn boezemvriend Patroklos te toelating in zijn wapenrusting met zijn soldaten weer naar het slagveld te gaan. Maar Patroklos sneuvelt door de hand van Hektor. Achilles’ wrok keert zich nu tegen de Trojaanse aanvoerder die hij doodt, verminkt en vernedert, maar
2 finaal teruggeeft aan zijn vader Priamos. Einde van de wrok, einde van de Ilias. Wat Homeros in zijn schild voert slaat dus op de nieuwe wapenrusting en meer bepaald het schild zelf dat Achilles van zijn moeder Thetis krijgt. Hektor heeft Achilles’ wapens buitgemaakt bij het doden van Patroklos, Thetis trekt naar de Olympos om de smid van de goden, Mankepoot Hefaistos, een nieuwe rusting te laten maken. De lelijkste der goden zal het mooiste schild smeden dat mensen ooit hebben gezien of nog zullen zien.
Thetis ontvangt van Hefaistos een nieuwe wapenrusting voor Achilles. Rood-figurige Attische kylix van de Foundry-schilder, ca. 490-480 v.C. Antiken-museen, Berlijn.
Schilden bij Homeros en Euripides In de Ilias komen er nogal wat schilden voor, o.m. het indrukwekkend schild dat Ajas draagt en dat in de zevende zang, waar Ajas een duel aangaat met Hektor, vergeleken wordt met een toren:
3 En Ajas naderde. Gelijk een toren droeg hij zijn bronzen schild met zeven lagen van runderhuiden, zeer kundig gemaakt door Tychios, een inwoner van Hyle, veruit de beste leerlooier. Het schild dat blonk, had hij gemaakt uit zeven huiden van vette stieren en daarbovenop had hij een achtste laag van brons gelegd. (7.219-224) In tegenstelling met het schild van Achilles wordt Ajas’ schild hier niet beschreven vol ornamenten en voorstellingen. Het is overigens door mensenhanden gemaakt, niet door een godheid. Hoe Achilles’ schild eruitziet, is u bekend: centraal de hemel met sterrenbeelden, op de rand van het schild de Okeanos, de wereldzee, en tussenin vermoedelijk in concentrische banden de aarde met het leven in de stad en op het platteland, een stad van vrede en een stad van oorlog, het platteland met weiden, akkers en wijngaarden. Hoe heel anders klinkt dit in vergelijking met het schild van Agamemnon, dat Homeros beschrijft in zang elf:
En toen nam hij zijn schild dat hem beschutte langs beide zijden, rijkelijk versierd, geschikt voor een onstuimig krijger, prachtig: tien bronzen banden liepen in een cirkel errond, bezet met twintig blanke knoppen van tin, met in het midden een van smalt in koningsblauw; een Gorgo met een grimmig gelaat en vreselijke blik bekroonde het schild, omringd door Vlucht en door Verschrikking. (11.32-37) Schrikwekkend is het schild van Agamemnon met de Gorgo – slangen in de haren, een blik die mensen deed verstenen – en de personificaties van Vlucht en Verschrikking. Agamemnons schild heeft maar één bedoeling: de tegenstander angst aanjagen en op de vlucht drijven. Iets gelijkaardigs wordt ook van Achilles’ schild gezegd, maar dan niet bij Homeros, wel ruim drie eeuwen later bij Euripides in zijn Elektra We schrijven 413 v.C. In het eerste stasimon zingt het koor de lof van Achilles’ schild: Uit Troje vernam ik van iemand die landde in Nauplions baai:
4 op de schitterende schijf van uw schild stonden tekens, Achilles, schrikbeelden voor de Trojanen: Perseus, met vleugelsandalen, hield op de rand van het rondas het lijf van Medusa onthalsd boven zee, samen met Hermes, de bode van Zeus, Maja’s Zoon van de Velden, en midden op de beukelaar fonkelde stralend de kring van de zon achter vliegende paarden, de hemelse koren van sterren, Pleiaden, Hyaden, voor Hektors oog het sein voor de vlucht. (452-469) (vert. Gerard Koolschijn, 1997)
Bij Euripides werkt het schild van de Griekse held dus ook angstwekkend door de figuur van Perseus die op de rand van het schild het onthoofde lijf van Medusa, een van de drie Gorgonen, vasthoudt. In andere voorstellingen, zoals het beeld van Cellini in de Loggia dei Lanzi in Florence, draagt Perseus het hoofd van de Medusa. En, merkwaardig, net als bij Homeros, staat midden op Achilles’ ronde schild de zon en de sterrengroepen van Plejaden en Hyaden. Maar ditmaal niet als symbool van de tijd, zoals het wellicht bij Homeros het geval is, maar als afschrikking, ‘voor Hektors oog / het sein voor de vlucht.’
Als bij Homeros het torenhoge schild van Ajas en het versierde schild van Agamemnon angstaanjagend werken, als bij Euripides het schild van Achilles Hektor op de vlucht moet drijven, wat voert Homeros dan eigenlijk in zijn schild als hij het wapen van Achilles bezet met grotendeels vredevolle taferelen waarin wordt gefeest, gezongen en gedanst, waarin men zaait, maait en jaagt en ook wel heel even vecht?
5
Ekfrasis of creatie? Heeft de dichter een werkelijk bestaand schild willen beschrijven? In de Ilias zijn er twee bekende evocaties van gebruiksvoorwerpen die ongetwijfeld verwijzen naar de wereld van de Mykeense helden. In de tiende zang wordt een helm beschreven die gemaakt is van tanden van een everzwijn en in het Archeologisch Museum van Iraklion op Kreta is er een gelijkaardig exemplaar bewaard:
Meriones gaf Odysseus zijn koker en boog en zwaard. Hij zette op zijn hoofd een leren helm, vanbinnen strak bespannen met vele riemen. Op de buitenkant aan beide zijden waren dicht opeen met kennis en met kunde witte tanden bevestigd van een wilde ever, blank van slagtand. En ertussen een laag vilt. (10.260-265) En in het Nationaal Archeologisch Museum van Athene is er een beker te zien die aardig lijkt op de beker die in de elfde zang gebruikt wordt door Nestor, de koning van Pylos:
6
En ook een wondermooie beker, die de oude man van thuis had meegebracht, bezet met gouden knoppen en voorzien van oren, vier in aantal, waarrond telkens twee gouden duiven naar hun voedsel pikten. Er waren ook twee steunsels onderaan. Een ander zou de volle beker moeizaam van tafel tillen, maar de oude Nestor verhief hem moeiteloos. (11.632-637a)
Maar dat zijn slechts zeldzame flitsen die verwijzen naar bestaande en min of meer gelijkaardige gebruiksvoorwerpen. Het schild zelf is geen beschrijving van een bestaand voorwerp. In de literatuurgeschiedenis wordt de schildpassage als het eerste voorbeeld van een ekfrasis beschouwd, een gedetailleerde descriptio, beschrijving van een werk uit de plastische kunst. Maar we moeten dus eerder spreken van een gefantaseerde ekfrasis: de evocatie van het schild en ook het schild zelf is ontsproten aan de fantasie
7 van de dichter. Daarbij heeft Homeros zich wellicht wel laten inspireren door afzonderlijke eigentijdse voorstellingen op vazen, schalen en schilden uit de 8ste eeuw: kudde met weidende reeën en herten, een troep slome koeien, een stier in galop, leeuwen die een rund aanvallen, een leeuwenjacht, strijdscènes met gewapende krijgers, een belegering van een stad, een reidans, zelfs een acrobatische danser op laat-geometrisch vaatwerk (dat is de tijd van Homeros) bewaard in de Carlsberg Glyptotheek van Kopenhagen. Al die details vinden we terug op het schild van Achilles, dat dus niet behoort tot de Griekse kunstgeschiedenis, zoals de beker van koning Nestor, maar tot de Griekse literatuur. Het schild is een creatie van de voorstellingswereld van Homeros, die zich in de details ervan liet leiden door werkelijk bestaande voorstellingen. Overigens zijn de materialen, de kleuren en de technieken die de beschrijving van het schild vermeldt of veronderstelt, betuigd in de tijd van Homeros en zelfs al lang vóór hem in de Mykeense Periode: het schild bestaat grotendeels uit brons en tin, details waren van goud, zilver of het blauwe kobaltglas. Bladbrons werd uitgehamerd; goud, zilver en tin was in deklaagjes gedreven of koordvormig gedraaid (filigraan) of in korrelige structuur (granulering).
Het schild van Achilles : beschrijving Maar wat laat Homeros nu echt zien in dat schild van Achilles? Zijn evocatie is de eerste Europese poëtische en picturale voorstelling van het universum. Het werkt enigszins als een Genesis, die in cataloogvorm een opsoming geeft van wat er in dat Griekse universum ontstaat en leeft: tweemaal en men, achtmaal en de. Hefaistos is de schepper, de scheppende kunstenaar die maakt, uitbeeldt, smeedt: poiei of poihse (viermaal), teuje of eteuje (tweemaal), tiyei of etiyei (viermaal). Ik wees reeds op de drieledigheid van dat universum. Hefaistos beeldt de hemel uit, de zee en de aarde. In het midden van het schild plaatst hij de hemel met daarin de zon, de maan, de sterren met expliciete vermelding van de Plejaden, de Hyaden, Orion en de Grote Beer. Zij geven voor landbouwers en schippers de tijd aan.
8 De rand van het schild is gevuld met het grootse geweld van de Okeanos, de wereldstroom, die de aarde en alles wat op aarde leeft, begrenst. Binnen die grens en bepaald door de tijd speelt zich het bruisende en aristocratische leven af op de aarde. Er is het leven in de stad en het leven op het platteland. Het stadsleven wordt op zijn beurt opgesplitst in twee polen: oorlog en vrede. De stad in vredestijd wordt door twee taferelen geëvoceerd: bruiloftsfeesten en een rechtszaak. Merkwaardig en betekenisvol: het allereerste wat er op het schild van Achilles weerklinkt – en er zijn op dat schild vele en allerlei geluiden te horen – zijn de vreugdekreten, feestliederen en instrumenten op bruilofstfeesten. Het feestelijke element wordt geflankeerd door de nuchtere uitdaging van een proces, een betwisting waar rechtvaardigheid wordt betracht. Wie van de oudsten het meest rechtvaardig oordeel uit zou spreken, wordt zwaar gehonoreerd. Homeros legt dus niet zozeer de nadruk op de ruzie, dan wel op de dikaiosunh, het rechtvaardgheidsbeginsel, dat men veilig wil stellen. Tegenover de stad in vredestijd staat de stad in oorlogstijd. De voorstelling is gefaseerd. Wij zien twee legers van belegeraars en de belegerde stad, belegerden rukken uit om voor de aanvallers een hinderlaag te leggen, waarin zij van de vijand een kudde schapen met twee herders lokken, er ontbrandt een strijd en goden vechten mee, Ares en Pallas Athena, ook de personificaties van Twist en Paniek. Samen met een leeuwenscène verderop is dit oorlogstafereel het enige storende element in een universum dat in het teken van de vreugde wordt uitgebeeld. Tegenover het stadsleven staat het leven op het platteland, met het leven van boeren en herders: de akkers worden geploegd en op de rand van de akker krijgt de ploeger telkens een beker wijn aangereikt; bij het veld kijkt de koning blij toe op de maaiers terwijl onder een eik een barbecue wordt voorbereid; bij de wijnoogst wordt er gemusiceerd en gezongen: werk wordt spel. De drie elementen van het boerenleven lijken verbonden met de drie seizoenen: ploegen in de lente, maaien in de zomer, druivenpluk in de vroege herfst. Nog vóór Hesiodos’ nuchter werk over het boerenleven (Werken en Dagen) en lang vóór de bucolische en idyllische taferelen van het hellenisme,
9 bezingt Homeros spaarzaam maar met voelbare vreugde het leven op het land. Ook het herdersleven wordt in drie taferelen opgeroepen: een kudde koeien wordt uit de stal naar de weiden gebracht, maar een stier wordt er wel het slachtoffer van twee leeuwen, in een weide lopen schapen tussen stallingen en kooien, op een dansplaats voeren jongens en meisjes een reidans uit terwijl twee duikelaars acrobatische sprongen maken. Het aristocratische leven in de stad en op het platteland wordt uitgebeeld in antithesen en drieledigheden (het geheel – het weze nog eens gezegd – is één grote drieledigheid met hemel, zee en aarde), en op het einde wordt met de reidans en de zang in een ringcompositie weer aangeknoopt met de feestvreugde van de bruiloften in het begin. De levendige drukte op het schild van Achilles doet denken aan Ghiberti’s drukbezette deuren van het baptisterium in Florence of aan de landschappen en dorpsfeesten op Brueghels schilderijen.
Het schild van Herakles en Aeneas. De eigenheid van het homerische schild van Achilles hebben we tot dusver al enigszins kunnen afleiden uit een analyse van de taferelen en daarvoor al uit een vergelijking met het schild van Agamemnon uit de elfde zang en het schild van Achilles bij Euripides. Maar de eigenheid van het schild in de achttiende zang van de Ilias komt vooral tot zijn recht door een vergelijking met het schild van Herakles dat de Pseudo-Hesiodos rond 580 schreef, zowat anderhalve eeuw na Homeros : www.perseus.tufts.edu/hopper/text?doc=Perseus%3Atext%3A1999.01.0128% 3Acard%3D1i ( = Shield of Heracles. English translation by Hugh G. EvelynWhite. Cambridge, MA., Harvard University Press; London, William Heinemann Ltd. 1914). De Aspis (Het Schild) telt 475 verzen waarvan de kleine helft een beschrijving vormt van het schild zelf (139-320a). Het schild van Herakles is eveneens gemaakt door Hefaistos, maar het is af. Daar waar we bij Homeros mee konden kijken over de schouders van Hefaistos en het schild zien groeien, is Herakles’ schild kant en klaar. En dat schild wordt vooral gekenmerkt door mythologische en goddelijke wezens die angstaanjagend zijn. Ik zet ze even
10 op een rijtje: de Twist, de Paniek en de Doodsgodin van Homeros worden hier aangevuld met de Achtervolging, de Tegenaanval, Tumult, Moord en de Slachtpartij, acht personificaties dus. Twaalf slangen, kudden wilde zwijnen en leeuwen, de strijd tussen Lapithen en Centauren, de gruwelijke Ares, Athena, Perseus achtervolgd door de Gorgonen, oorlogvoerende mannen, de Keren, de Schaduw van de Dood. Een echt pandemonium, waarin heel even plaats is voor een visser, een reidans, een korenveld, een wijngaard, jagers en wagenmenners. De Pseudo-Hesiodos gooit m.i. die elementen van menselijke bedrijvigheid snel op een hoopje. Wat domineert zijn de adjectieven: afgrijselijk, gruwelijk, verschrikkelijk, afschrikwekkend, akelig, krijsend, knarsend. Iedereen die Herakles’ schild ziet, moet schrikken en vluchten. En ook wie Het schild leest, voelt zich al snel wat benauwd. Bij Homeros niets van dat alles. Hefaistos zelf zegt dat velen Achilles’ wapenrusting zullen bewonderen. Een wonder om te zien - yauma idein, zo omschrijft Homeros in de Ilias tot driemaal toe de uitwerking van Hefaistos’ kunst en kunde. De magie en de chaos bij de Pseudo-Hesiodos maken in Achilles’ schild plaats voor evocaties van de dagdagelijkse werkelijkheid en voor orde en samenhang, waarin de tegengestelde elementen elkaar oproepen of de complementaire elkaar aanvullen. De wereld zoals hij is: zo staat hij op het homerische schild van Achilles. En ook dat roept nog een laatste onderscheid op met nog een ander schild. In het spoor van Homeros zijn er in de Europese literatuur nog tal van schilden geëvoceerd: het schild van Hannibal in de Punica van Silius Italicus in de 1ste eeuw : www.hs-augsburg.de/~harsch/Chronologia/Lspost01/Silius/sil_pu02.html, het schild van Darius in de Alexandreis van Gautier de Châtillon (de 12de eeuw) : www.hs-augsburg.de/~harsch/Chronologia/Lspost12/Gualterus/gua_al02.html,
waarvan onze Jacob van Maerlant rond 1255 een vertaling en bewerking schreef met zijn Alexanders Geesten: www.dbnl.org/tekst/maer002jfra01_01/maer002jfra01_01_0011.php. En ik verwijs nog naar het indrukwekkende gedicht The Shield of Achilles in de
11 gelijknamige bundel van de grote Engelse dichter Wystan Hugh Auden uit 1955 : www.poets.org/viewmedia.php/prmMID/15547. Maar ik blijf op ietwat vertrouwder terrein. Ruim zeven eeuwen na Homeros beschrijft Vergilius in het achtste boek van zijn Aeneis het schild dat Aeneas vlak voor zijn gevecht met Turnus van zijn moeder Venus kreeg. Dat is een van de vele voorbeelden waarmee Vergilius Homeros imiteert en probeert te overstijgen: imitatio – aemulatio. Vulcanus, de Romeinse Hefaistos, had het gemaakt. Op dat schild staat niet het heden centraal – de wereld zoals hij is –, maar de toekomst centraal. Net zoals in de profetie van Jupiter in het eerste boek en de heldenschouwing in de onderwereld in zang zes kijkt Aeneas op zijn schild in de toekomst en ziet hij waarvoor hij strijd zal leveren (8.626-731): Daar had de Vuurgod het Italisch rijk en de triomfen van Rome op verbeeld – hij kende de voorspellingen en wist dus van de toekomst af – met heel de stamboom van Ascanius’ familie en een reeks van strijdtonelen. Hij had de zogende wolvin gebeeldhouwd, hoe zij op de grasgrond neerlag in de grot van Mars, en hoe de tweeling speels naar haar tepels reikte en onbevreesd de moedermelk mocht drinken, en hoe zij de jongetjes om beurten likte en lenig vormgaf met haar tong, de nek opzij gewend. ... Augustus daarentegen viert driedubbele triomf in Rome teruggekeerd: hij brengt de vaderlandse goden eeuwige dank, driehonderd hoge tempels schenkt hij aan de stad; vreugde, vermaak en handgeklap vullen de straten. In alle tempels zingt een koor van vrouwen; overal brandt altaarvuur, de vloer ervóór bezaaid met offerdieren. (vert. Marietje d’Hane-Scheltema, 2000)
630
715
Aeneas kijkt als in een spiegel die de hofdichter Vergilius hem voorhoudt tot eer en glorie van keizer Augustus, opdrachtgever van de dichter.
Niets daarvan op het oudste schild. Niet de toekomst, maar het heden staat er centraal, de wereld zoals hij is en moet zijn, in zijn harmonieuze ordening. Het schild van Achilles, een oorlogswapen, met overwegend vredevolle scènes, met overwegend woorden die wijzen op glans en schoonheid. Rustig in de maat van drie (hemel, aarde, zee – lente, zomer, herfst – kudde, weide, dansplaats) of vol beweging in de dans van
12 tegenstellingen: hemel en aarde, oorlog en vrede, stad en land, zaaien en oogsten, akker en weide, werk en spel. Wat voert Homeros in zijn schild?
Betekenis van het schild binnen de Ilias. Om na de verkenning van de inhoud van het schild eindelijk op die vraag te kunnen antwoorden, moeten we misschien even kijken welke plaats het schild in de Ilias inneemt. Waar staat het schild? In zang zestien sneuvelt Patroklos door de hand van Hektor, in zang achttien krijgt Achilles zijn nieuwe wapenrusting waarvan dat schitterend schild een onderdeel is, zang negentien vertelt over de verzoening tussen Achilles en Agamemnon, in zang tweeëntwintig doodt Achilles zijn vijand Hektor. Binnen de evolutie van de wrok – het centrale thema van het epos – en binnen het kader van de oorlog om Troje komt de schildpassage op een cruciaal moment in de Ilias: net vóór de dood van Hektor (en op termijn ook die van Achilles). Het poëtisch hoogtepunt van de Ilias kan dus niet zomaar een intermezzo of een entertainment zijn. Het brengt wel rust in de opeenvolging van gebeurtenissen, een lange rust waarin de toehoorder of lezer even op adem kan komen. Maar het is vooral een betekenisvolle stilte voor de grote storm.
Meer dan de vijand angst aanjagen en op de vlucht drijven, zoals het schild van Agamemnon bij Homeros, het schild van Herakles bij de PseudoHesiodos of dat van Achilles bij Euripides, veel meer dan dat wil Homeros Achilles en dus ook de toehoorder en lezer doen nadenken. Het schild toont in het klein wat de wereld van het epos in het groot toont : de makrokosmos van de homerische helden weerspiegelt zich in de microkosmos van het schild. In de veelal rustige taferelen van het schild laat zich de geweldige drang voelen die de epische handeling voortstuwt. Die epische handeling is een handelen van mensen die met en tegen elkaar werken. In het hart van het grote gebeuren rond Troje staan mensen die ook elkaars tegenpolen zijn. Maar in dat levendige en levensgevaarlijke spel van tegengestelde krachten ligt er ondanks alles een eeuwige harmonie, een grote orde die zichtbaar
13
Achilles. Rood-figurige Attische amfoor van de Achilles-schilder, ca. 450 v.C. Vatikaanse Musea, Rome
wordt gemaakt in de taferelen van dat schild. Zo is het leven en zo zal het leven zijn over alle tegenstellingen heen. In de Ilias is er jong en oud (Achilles/Patroklos versus Foinix/Nestor), zijn er goden en mensen, contrasteert raad met daad (Agamemnon versus Achilles), brains met biceps (Nestor en Odysseus versus Diomedes en Achilles), is er de wereld van de vrouw en die van de man (Andromache die het geluk betracht voor haar kind, Hektor die zijn rol als bevelhebber moet vervullen), in de Ilias is er ernst en lach, ook bij de goden (de ruzie tussen Hera en Zeus wordt bekoeld met de nectar die Hefaistos uitschenkt). Al die tegenstellingen en vele andere nog – niet in het minst de tegenstelling tussen Agamemnon en Achilles en tussen Achaiërs en Trojanen – vinden hun plaats binnen een grote orde die de dichter laat aanvoelen in de rust van het schild: zo werkt de wereld, zo is het leven. Geen betovering en magie gaan uit van het schild van Achilles, maar het geeft een beeld van het leven en wereld.
14
Besluit Wat voert Homeros in zijn schild? In dat schild laat de dichter Achilles de wereld dragen, een geordende eenheid, een plastische voorstelling van een wereldomvattende idee. De lelijke Mankepoot heeft iets subliems gesmeed: in het verhaal van oorlog en vrede, liefde en twist, vernieling en oogst, werk en spel, goden en mensen heeft de goddelijke smid de continuïteit van het leven getoond: ons particulier leven is gebonden aan tijd en kent een grens, maar het leven op aarde gaat door, het overleeft de ondergang van helden. Met weinig beelden maakte Homeros zijn schild tot toonbeeld van alles wat er in de wereld gebeurt, schrijft Lessing in zijn Laokoon oder Über die Grenzen der Mahlerei und Poesie (1766). De verstillende beschrijving van het schild is een verademing, een rustpauze die het geweld even onderbreekt. En als het publiek nadien hoorde hoe Homeros de ontketende Achilles bezong in zijn strijd tegen de Trojanen en tegen Hektor, dan moest het zich dus dat schild herinneren. Dat schild wordt getoond en bezongen vlak voor het begin van het grote moorden, vlak voor het voltrekken van de wraak en vooraleer het diepe klagen kan beginnen. In de nacht voor de grote dag wordt het schild gesmeed. Met de onafwendbare dood voor ogen – de dood van zijn vijand Hektor, maar op termijn ook zijn eigen dood – krijgt Achilles het schild in handen dat symbool van leven is.
Dames, juffrouwen, heren, dàt voert Homeros in zijn schild en hij zong het uit in een van de schitterendste passages uit zijn Ilias die ik nu graag voorlees.
Bibliografie L. DEFREYNE, Het schild van Achilles (Ilias S 478-609) en het schild van Heracles (Scutum v.139-320). Een vergelijkende studie van twee beschrijvingen in Kleio 21 (1991) 1, 1-16 en (1992), 2, p. 80-94. A. PROVOOST, Kijken naar het Schild van Achilles in Homeros. Het Schild van Achilles, Leuvense Schrijversaktie, 1988, p. 9-23. W SCHADEWALDT, Der Schild des Achilleus in Von Homers Welt und Werk.Aufsätze und Auslegungen zur Homerischen Frage, Kohler, Stuttgart, 1959³, p.352-374.
15 N. SWIFT, The Shield of Achilles. Iliad 18.478-608 in http://www.aoidoi.org/texts/homer/il/shield.pdf (2005) E. WIRBELAUER, Der Schild des Achilleus (Il. 18, 478–609). Überlegungen zur inneren Struktur und zum Aufbau der 'Stadt im Frieden.' in Hans-Joachim Gehrke, Astrid Möller (éd.), Vergangenheit und Lebenswelt. Soziale Kommunikation, Traditionsbildung und historisches Bewußtsein, Tübingen, 1996 (ScriptOralia 90), p. 143–178. Zie ook: http://halshs.archives-ouvertes.fr/docs/00/04/17/02/PDF/ EW.Vergangenheitcomplet.pdf