WAT kenmerkt een multiculturele samenleving? Mensen van autochtone en allochtone afkomst

7-4-2014

Welke essentiële maatschappelijke verandering is er t.a.v. generatie 45 >> NU?

1

2

 Mensen van autochtone en allochtone afkomst

 WAT kenmerkt een multiculturele

samenleving?

 Van 16,3 miljoen inwoners van NL zijn 3,1 miljoen van

allochtone afkomst

3

4

Zelf ontw erkenning

acceptatie Zekerheid Primaire behoefte

5

6

1

7-4-2014

 Kenmerken G cultuur:  Ruimere,lossere en globalere

regels  Intern referentiekader voor

 Kenmerken F cultuur:  Meer behoefte aan

duidelijkheid, collectieve identiteit belangrijker dan individu

goed en kwaad  Extern referentie kader voor  Nadruk op inhoud  Hoogste streven

goed en kwaad  Nadruk op relatie en vorm

zelfontwikkeling  Hoogste streven is eer

7

8

 1. Turkse en Marokaanse cultuur  2. EER- sleutel woord  3. Hoge status in omgeving = Goede

eer

naam, status, aanwezigheid in moskee, mooie auto, dure kleding  4. Sociale omgeving zorgt voor externe druk  5. Ergste wat kan overkomen gezichtsverlies= als ouders worden aangesproken op gedrag kind  6. Er gelden strikte normen en waarden

Goede naam

Behagen groep

Primaire behoefte

9

10

 Politie, school, politici, belastingdienst, rechtspraak in

algemeen rechtvaardig.  Vanzelfsprekend om naar school,werk etc.. te gaan  Identificeren zich met dominante kant van de samenleving

(instituties, autoriteiten)  Leven volgens sociale gedragsnormen; beleefd zijn, geen

Uit welke cultuur kom jij, heersende waarden en normen, en wat zegt dit over jou motieven van agogisch handelen …jou gedrag?

geweld maar argumenten

11

12

2

7-4-2014

 Bij corrigeren direct op scherp staan

Oppositiecultuur, tegen gezag

 Nooit toegeven als ze iets gedaan hebben  Hondsbrutale,denigrerende toon praten

 Gezinnen met sociale en/of financiële problemen

 Voelt minachting,m.n. vrouwen

 Ervaren tekort aan respect en structuur

 Pakken je op zwakste plek

 Voelen zich ‘uitgekotst’ door maatschappij

 Zeggen direct dat je discrimineert

 In groep voelen ze steun!

 Aanraken is doen alsof ze in elkaar geslagen worden

13

14

Fysieke of psychische overtuigingskracht Hard, duidelijk en confronterend

Judo aanpak

 Straalt kracht uit  Hoeft niet aardig gevonden te worden  Ze kunnen zien dat er een GRENS is bereikt  Je bent snel op stoom, weinig oplaad tijd groepsgericht

 Non- verbale ondersteuning woorden

Karate aanpak

 Niet goed praten achteraf.

15

Eergevoel, behoefte aan persoonlijke band

16

 Probeer gedrag van jongeren te begrijpen, je hoeft er

geen begrip voor te hebben!  Geen verwijten over gedrag  Positief, respectvol contact leggen  Je gedrag moet voortkomen uit kracht, jij hebt     

 Dreigen is gebruikelijk in straatcultuur, schat het goed

in…bij aanraking dan…

regie Leg uit waarom er een bepaalde regel is Jongeren hoeft geen gezichtverlies te lijden Breng de jongeren in positie van helper Geen woorden strijd Met wederzijds respect uit elkaar

“Je kan de wind niet veranderen wel de stand van de zeilen!”

17

18

3

7-4-2014

 Gedragsstoornis: ontwikkelingsstoornis

 Antisociaal gedrag

die gevoed en gestuurd wordt vanuit aanleg

 Oppositioneel opstandig gedrag

 Gedragsprobleem:

vorm van gedrag die gestuurd wordt vanuit omgeving. Kan leiden tot leerproblemen of soc. emotionele problemen

 ADHD  ADD

 Faalangst  Angstig gedrag  Teruggetrokken gedrag 19

Buitensport & SBAW 2011 - 2012

           

 Een herhalend en aanhoudend

gedragspatroon, waarbij de grondrechten van anderen geweld wordt aangedaan of belangrijke bij de leeftijd horende sociale normen en regels worden overtreden.

20

Agressie gericht op mensen Vernieling Diefstal/liegen, misbruikt ander ten goede van zichzelf Ernstige schending van regels Lichtgeraakt Agressief Onverantwoord gedrag Komt afspraken niet na Impulsief Weet geen toekomstplan te maken Interpreteren gedrag van anderen vaker als vijandig 9% jongens - 2 % meisjes onder de 18 jaar.

21

22

 Beperkte frustratie tolerantie

 Odd

 Snel driftig en agressief

 Een herhalend en aandringend patroon van gedrag wat niet

 Aandachtvragend op voortdurend grensoverschrijdend

in overeenstemming is met leeftijdsgebonden gedragsnormen.

gedrag  Jongens direct vormen van agressie  Meiden indirect vormen agressie/pesten Aanleg in combinatie met omgeving

23

24

4

7-4-2014

 Aandachtstekort  Fouten in schoolwerk  Hyperactiviteit  Beweegt onrustig  Impulsiviteit  Geeft antwoord voor de vraag gesteld is

Aandachtsstoornis zonder het kenmerk hyperactiviteit.  Kenmerken  Slechte concentratie  Slechte beheersing van impulsen  Vaak niet herkent  Vallen niet op door lastig gedrag  Langzamere informatie verwerking. Wel druk in hoofd.  Komen uiterlijk traag en bedachtzaam over

Kan geen selectie maken in prikkels (hoofd en

bijzaken scheiden)

 “Alle Dagen Dromerig” 25

26

 Waarschijnlijke lichte niet aantoonbare

 Consequent

hersenbeschadiging (kan bij geboorte)  Biologische/erfelijke factoren  Informatieverwerving en verwerking loopt anders  Mist een stofje

 Grijp snel in  Complimentjes en schouderklopjes  Vertel vooral ook gewenst gedrag  Toezicht in kleedlokaal  Medicatie; concerta ritalin  Gedragstherapie  Bedenk: Ze doen het niet express



Aanleg en psychische factoren spelen rol bij de ontwikkeling

27

 Autistisch: 2-5/10.000 kinderen

28

 Autistische stoornissen

 PDD NOS: 5-15/10.000 kinderen

 Autisme

 4x zo vaak voor bij jongens als bij meisjes

 Aan autisme verwante stoornissen  Asperger  Rett

 Rett stoornis komt het meest bij meisjes voor

 PDD NOS  Pervasive Developmental Disorder Not Otherwise

Specified

29

30

5

7-4-2014

 Aangeboren

Een autist neemt de informatie niet juist op. Er is geen herkenning van een vorige situatie. Hierdoor kan hij geen verbanden leggen. De omgeving is altijd chaotisch.

 Beïnvloed de gehele ontwikkeling

 Genetische of chromosomale afwijking  Infecties tijdens de zwangerschap  Herpes, rode hond

 Sterke aanwijzingen voor erfelijke factoren

31

32

 Je kan iets in de brievenbus stoppen maar je weet nooit

 Ernstige relatiestoornis of sociale stoornis

de reactie van de ontvanger.  De grote van de brievenbus is bepalend voor wat je kunt ontvangen.  De toegankelijkheid van de brievenbus bepaald de communicatie; soms zit hij dicht.  En de ontvanger kan selectief zijn bij het lezen van de post; de relevante blijft vaak liggen.

 Taal & spraakstoornis  Weerstand tegen veranderingen  Opvallend dwangmatig en stereotiep gedrag  75% heeft eveneens een verstandelijke beperking (IQ <

70)

33

• Pervasive Developmental Disorder Not Otherwise

34

 Ernstige relatiestoornis of sociale stoornis

Specified  Specifieke kenmerken zijn niet sterk genoeg  De sociale vaardigheden vertonen minder ernstige gebreken (verbaal & non – verbaal)  Grote fantasie  Stereotiep gedrag

 Weerstand tegen veranderingen

 Opvallend dwangmatig en stereotiep gedrag  Normale tot hoge intelligentie

35

36

6

7-4-2014

 Geen spontaan leren; niet intrinsiek gemotiveerd

 Veiligheid en vertrouwen is de basis

 Exploratiedrang is gering; blijven graag bij het bekende

 Korte opdrachten met duidelijk begin en eind

 Leen van ervaringen is er niet bij (herhalingen?)

 Werk in kleine stapjes

 Verbanden en samenhang zien is onmogelijk (spel?)

 Veel herhalingen

 Motorisch leren wordt bemoeilijkt door houterig en

 Voorbeeld is beter te begrijpen dan verbale uitleg

stereotiep gedrag  Transfer van het geleerde is moeilijk

 Denk aan de gebrekkige concentratie  Belonen en complementeren  Bouw na verloop van tijd kleine veranderingen in  Aansluiten bij de belevingswereld en interesse

37

38

 Gestructureerd

 Duidelijke opdrachten

 Vaste plaats in de kleedkamer

 Hoe vaak herhalen

 Vaste plaats in de zaal

 Korte instructie

 Vaste start en eind

 Kind staat dicht bij je

 Wanneer moeten ze geconcentreerd meedoen en

 Juiste voorbeeld

wanneer mogen ze ‘vlinderen’

 Directe aanpak; groepsvormen zijn vaak lastig

39

40

 Beloon systematisch en duidelijk; vertel wat ze goed

gedaan hebben  Straf op een vaste manier  Stel heldere regels en wees consequent  Bereid ze voor op moeilijke en onverwachte

gebeurtenissen  De boog kan niet altijd gespannen staan

41

7