Diabetes Mellitus
Wat is diabetes Mellitus Bij diabetes kan het lichaam de bloedsuiker niet meer goed houden. Normaal regelt het lichaam de bloedsuikerspiegel heel precies, met het hormoon insuline. Mensen met diabetes maken zelf geen insuline meer, of hun lichaam reageert niet meer op de insuline. Dat hangt af van de soort diabetes.
Als insuline zijn werk niet kan doen, loopt de bloedsuiker veelste hoog op. Als er lang veel suiker in het bloed zit, is dat erg ongezond. Daarom is het belangrijk om diabetes zo snel mogelijk en goed te behandelen. Probleem met bloedsuiker Te hoog cholesterol bloeddruk te hoog
Bloedsuiker / bloedglucose Normaal schommelt de bloedsuiker (bloedglucose) zo tussen de 4,0 en de 8,0 mmol/l: Nuchter geprikt tussen de 6,1 en 6,9 mmol/l: voorfase van diabetes . Nuchter geprikt boven de 6,9 mmol/l: diabetes. Niet-nuchter geprikt: boven de 11 mmol/l: diabetes. Normaal is: nuchter geprikt onder de 6,1 mmol/l en niet-nuchter onder de 7,8 mmol/l.
bloedsuiker Bloedsuiker heet officieel 'bloedglucose'. Geen mens kan zonder glucose, want dat is de brandstof voor het lichaam waarop alle spieren en organen werken. Glucose haalt het lichaam uit koolhydraten in de voeding. Koolhydraten zitten niet alleen in zoete dingen, zoals suiker en fruit, maar ook in sommige groenten, melk, brood en aardappelen en andere soorten zetmeel. Van koolhydraten maakt het lichaam glucose; die komt in het bloed terecht als bloedsuiker en gaat naar alle lichaamscellen voor energie. Maar te veel is niet goed. Normaal zorgt het lichaam ervoor dat er precies genoeg insuline is om de bloedsuiker te verwerken. Zo blijft de bloedsuikerspiegel altijd binnen bepaalde grenzen. Bij diabetes is dat evenwicht weg.
Alvleesklier
De alvleesklier maakt insuline, die in het bloed komt. Soms maakt het lichaam geen insuline meer, of te weinig. Bij veel mensen reageert het lichaam ook niet meer goed op insuline. De bloedsuiker blijft dan in het bloed zitten en kan niet gebruikt worden als brandstof. Daardoor ben je moe, heb je dorst en moet je veel plassen. Want het lichaam wil de suiker uit het bloed op een andere manier kwijtraken.
Diabetes type 1 Diabetes type 1 komt veel minder vaak voor dan diabetes type 2. Heeft grote invloed op iemands leven. En ook op de andere familieleden. Dat komt omdat de behandeling zo ingrijpend is: alle dagen insuline spuiten en bloedsuiker checken. Nooit een dagje vrij van diabetes.
Hoe krijg je type 1
Diabetes type 1 is een auto-immuunziekte.
Dat betekent dat het eigen afweersysteem de oorzaak is. Normaal ruimt de afweer alleen ziektes op in je lichaam. Bij diabetes type 1 vergist het afweersysteem zich. Het vernielt per ongeluk je cellen die insuline aanmaken.
Hoe kan het afweersysteem zich zo vergissen? We weten nog niet goed waarom dat gebeurt Waarschijnlijk begint het met een erfelijke aanleg. Die hoeft trouwens niet per se van ouders of grootouders te komen. Dat kan gewoon toeval zijn. Heeft iemand de aanleg om diabetes type 1 te krijgen, dan is het nog niet eens zeker dat hij het krijgt. Maar de kans is groter dat het afweersysteem op een bepaald moment een fout maakt.
Oorzaken diabetes type 1 Er wordt nog steeds onderzoek gedaan waarom het afweerstysteem diabetes type 1 kan veroorzaken. Misschien brengen gluten (uit graan) bij sommige kinderen de afweer uit evenwicht. Of misschien koemelk bij baby's. Ook lijkt het erop dat een gewoon virus, zoals een buikgriep, op een bepaald moment het afweersysteem in de war kan brengen.
Behandeling type 1 Bij diabetes type 1 maakt het lichaam zelf helemaal geen insuline meer aan. Er is nog geen manier om dat te genezen. De enige behandeling voor diabetes type 1 is van buitenaf insuline injecteren, een paar keer per dag. Ook moet iemand zelf een paar keer per dag de bloedsuiker (bloedglucose) meten, om te weten hoeveel insuline er op dat moment nodig is. Soms moet iemand in het begin een paar dagen worden opgenomen in een ziekenhuis om te worden ‘ingesteld’ op de juiste insulinedosering voor een stabiele bloedsuikerspiegel. Het voortdurend afstemmen van insuline op de bloedsuiker heet ‘reguleren’. Iemand is daar zijn hele leven dag en nacht mee bezig.
Insuline injecteren
Injecteren van insuline met insulinepen Een insulinepen lijkt op een dikke vulpen, er zit een vulling in met insuline, en een haarfijn naaldje. De dosering insuline is makkelijk in te stellen. De beste plaatsen om te injecteren zijn: de bovenkant van de bovenbenen, onderbuik, billen en bovenarmen. Ook zijn er insulinepompjes, die via een naaldje in de buik constant een beetje insuline afgeven. Ook daarbij kun je extra doseringen geven rond een maaltijd. Het voordeel is dat de bloedsuikerspiegel vaak wat makkelijker stabiel blijft, wat handig is zeker voor kinderen en zwangere vrouwen. Het nadeel kan zijn dat je je afhankelijk voelt van een apparaatje dat in de weg zit. Vaak is dat persoonlijke voorkeur.
Soorten insuline
Om de bloedsuiker goed te kunnen regelen, zijn er verschillende soorten insuline. Zo is er insuline die snel in het bloed wordt opgenomen en die snel zijn werk doet. Deze insuline spuit je voor het eten in, zodat de bloedsuikerpiek na een maaltijd wordt opgevangen. Daarnaast bestaat er insuline die langzaam wordt opgenomen, die wordt een tot twee keer per dag ingespoten zodat er continu een beetje bloedsuiker kan worden opgenomen in het lichaam. Welke insulines geschikt zijn, is per persoon verschillend. Dit hangt vooral af van gewicht, voeding en beweging.
Complicatie’s
Problemen met ogen Hart- en vaatziekten Nieren werken minder goed Voetproblemen Hersenen Zenuwen Problemen met seks Maag en darmen Gewrichten Huidproblemen Andere gevolgen, door infecties
Type 1 Het lichaam maakt zelf helemaal geen insuline meer aan. Het afweersysteem maakt per ongeluk de cellen die insuline aanmaken kapot. Mensen met diabetes type 1 moeten een paar keer per dag zichzelf insuline inspuiten, of een insulinepomp dragen. Heette vroeger ook wel 'jeugddiabetes'. 1 op de 10 mensen met diabetes heeft diabetes type 1.
Hypo,bls onder 4 mmol/l
zweten trillen duizeligheid plotseling wisselend humeur (opeens boos worden bijvoorbeeld) ongeconcentreerd zijn hoofdpijn moe hongerig
Wat moet je doen bij een hypo? Een hypo gaat over als u snel iets zoets eet of drinkt altijd druivensuiker of een drankje met suiker bij zich hebben.
In erge gevallen flauwvallen. Dan hulp inschakelen.
De meeste mensen voelen op tijd dat ze een te lage bloedsuiker.
Hyperglykemie bls boven 10 mmol/l veel plassen veel dorst hebben en houden Vermoeidheid mogelijk plotselinge humeurigheid, snel boos worden alles voelt vervelend misselijk zijn of overgeven
Wat moet je doen bij een hyper Het lichaam wil zelf het teveel aan suiker in het bloed kwijtraken, door veel plassen. Veel blijven drinken (maar niets zoets!) helpt daarbij. Ook beweging is goed, dan verbranden de spieren glucose (bloedsuiker). Gebruikt u insuline, dan moet u meestal extra insuline bijspuiten. Als de hyper steeds erger wordt en er niets gebeurt, kan iemand flauwvallen of zelfs in coma raken. Maar dat komt eerder voor bij diabetes type 1 dan bij diabetes type 2. Opvallend bij een hele ernstige hyper is een diepe ademhaling. De adem kan ook ruiken naar aceton. Bel dan meteen de dokter.
Gevolgen hypo en hyper Een enkele keer een hypo of een hyper hebben is niet erg. Gebeurt dat vaak, dan is er misschien een andere behandeling nodig. Te veel hypo's en hypers zijn niet goed voor het lichaam. De kans op complicaties is groter. Vooral een hoge bloedsuikerspiegel kan na een lange tijd zorgen voor veel problemen in het lichaam. Bij jonge kinderen zijn ernstige hypo's niet goed.
Erfelijkheid type 1 Erfelijkheid speelt bij diabetes type 1 maar een kleine rol, in tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht. Het komt erop neer dat van de honderd kinderen die een ouder hebben met diabetes type 1, er drie het ook krijgen. Als dat gebeurt, is het niet alleen door die erfelijke factoren.
Ook allerlei andere dingen spelen een rol: Voeding Virussen Genetische aanleg
Kans op type 1 Als broer of zus het heeft: 1-8 % Als vader of moeder het heeft: 1-4 % Als beide ouders het hebben: 20-40 %
Als neef of nicht het heeft: 1-2 % Als eeneiige tweelingboer of -zus het heeft: 23-50 %
Soorten insuline
Superkort werkende insuline (kortwerkende insulineanaloga) die je direct voor de maaltijd of soms meteen erna neemt (aspart, glulisine en lispro). Deze insuline werkt vier tot vijf uur . Kort werkende insuline (gewone, zogenoemde ‘regular’ insuline) die je een halfuur tot kwartier voor de maaltijd neemt (actrapid, humuline, insuman rapid). Deze insuline werkt zes tot acht uur. Middellang werkende insuline (matig langzaam opgenomen) die je bijvoorbeeld ’s avonds neemt (NPH-insuline). Deze insuline heeft het maximale effect pas na 4-8 uur en werkt daarna nog een paar uur door. Langwerkende insuline (zeer langzaam opgenomen insuline) die heel geleidelijk werkt voor ongeveer een dag (insuline glargine en detemir). Mix-insulines zijn combinaties van de andere insulinesoorten. Ze worden meestal twee keer per dag genomen, voor het ontbijt en voor de avondmaaltijd (bijvoorbeeld humuline NPH, lispro/lispro protamine, aspart/aspart protamine).
Diabetes type 2
Bij diabetes type 2 kan het lichaam de bloedsuiker niet meer goed regelen. Doordat er te weinig van het hormoon insuline in het lichaam is. Bovendien reageert het lichaam niet meer goed op insuline. Dat heet ongevoeligheid voor insuline, het medische woord is insulineresistentie. Zonder goed werkende insuline kan het lichaam niet genoeg suiker uit het bloed halen. De bloedsuikerspiegel blijft dan te hoog. Ook zijn cholesterol en bloeddruk vaak te hoog.
symptomen vaak dorst en veel plassen veel moe zijn last van ogen, zoals rode en branderige ogen, wazig zien, dubbel zien of slecht zien slecht genezende wondjes kortademigheid of pijn in de benen bij het lopen infecties die vaak terugkomen, zoals blaasontsteking
behandeling Gezond eten en beweging zijn voor mensen met diabetes type 2 minstens zo belangrijk als medicijnen. Lichaamsbeweging zorgt ervoor dat het lichaam beter reageert op het hormoon insuline. Bij diabetes type 2 is ongevoeligheid voor insuline een groot probleem. Beweging verbetert de gevoeligheid voor insuline. Daarom is dat een belangrijk advies.
Waarom is beweging goed? Door beweging blijf je met diabetes algemeen fitter, zoals iedereen. De bloedsuiker is beter stabiel te houden, daardoor voel je je lichamelijk en geestelijk beter. Minder kans op bijkomende lichamelijke gevolgen van diabetes (complicaties). Vaak minder medicijnen nodig.
Medicijnen Er zijn tabletten die de alvleesklier aanzetten tot het aanmaken van meer insuline. Er zijn ook tabletten die het lichaam weer gevoeliger maken voor insuline. Verder schrijft de arts vaak ook medicijnen voor om cholesterol en bloeddruk te verlagen. Dat verkleint de kans op hart- en vaatziekten enorm. Het is natuurlijk vervelend om zoveel pillen te moeten slikken. Maar het helpt, want uit onderzoek blijkt dat mensen die goed worden behandeld, ongeveer de helft minder kans hebben op nare lichamelijke gevolgen van diabetes op de lange termijn.
Metformine: Het zorgt ervoor dat de lever minder bloedsuiker aanmaakt. het heeft een goede invloed op de bloedvaten. met overgewicht, want je komt er niet van aan. Van sommige andere diabetesmedicijnen wel. Sulfonylureumderivaten: zoals tolbutamide, gliclazide, glimepiride, en glibenclamide. Deze middelen zorgen ervoor dat de alvleesklier meer insuline afgeeft. meer glucose uit het bloed halen en daalt de bloedsuikerspiegel. Thiazolidinedionen: vooral pioglitazon. Deze middelen maken de lichaamscellen gevoeliger voor insuline, zodat de bloedsuiker beter kan worden opgenomen. Het is niet zo geschikt voor mensen met lever- of hartproblemen. Om die reden zijn medicijnen met rosiglitazon vanaf eind 2010 in Europa niet meer verkrijgbaar. Meglitiniden: zoals repaglinide. Dit middel zorgt ervoor dat de alvleesklier meer insuline aanmaakt. Ze werken heel kort en snel, dus precies voor de duur van een maaltijd. Dit middel wordt niet vaak voorgeschreven GLP-1-analogen en DPP-4-remmers: exenatide, sitagliptine, vildagliptine, saxagliptine, liraglutide en linagliptine. Dit zijn hele nieuwe middelen. Ze beïnvloeden hormonen die de darmen aanmaken in reactie op eten. Die hormonen geven na het eten een seintje aan de alvleesklier dat er meer insuline moet komen om de bloedsuikerspiegel te verlagen. Tegelijkertijd zorgen ze ervoor dat de lever minder bloedsuiker aanmaakt. Sommige van deze middelen kunnen alleen met een injectie worden ingespoten.
Mogelijke bijwerkingen Soms krijgen mensen van de medicijnen andere klachten: bijwerkingen. Dat kan bijvoorbeeld zijn: misselijkheid, diarree (vooral bij metformine) een te lage bloedsuiker, dat heet ‘hypo’ (bij sulfonylureumderivaten) dikker worden (bij de thiazolidinedionen) Vitamine b12 tekort (bij metformine) te merken aan klachten zoals vermoeidheid en bloedarmoede. Regelmatig laten controleren kan daarom verstandig zijn.
Roken en diabetes
Als een diabeet rookt, een grotere kans op nare gevolgen van diabetes. Zoals hart- en vaatziekten, slechter zien, problemen met nieren en gewrichten. Roken beschadigt de bloedvaten en het zenuwstelsel. En die zijn vaak al beschadigd door diabetes zelf. Wondjes aan voeten genezen nog slechter door roken, waardoor er meer kans is op amputatie van tenen of voeten. Mannen kunnen impotent worden. Door roken gaat de bloedsuiker omhoog. Want insuline, het hormoon dat de bloedsuiker verlaagt, werkt bij rokers minder goed. Daardoor is er meer insuline nodig om de bloedsuiker te verlagen. Iemand met diabetes die rookt moet dan meer insuline spuiten of meer medicijnen nemen
erfelijkheid Als uw broer of zus het heeft: 15-20% Als uw vader of moeder het heeft: 10-20% Als uw beide ouders het hebben: 20- 40% Als twee of meer van uw ouders of broers of zussen het hebben: 25-70% Als uw eeneiige tweelingbroer of -zus het heeft: 7090%. Overgewicht en te weinig beweging verhoogt de kans op diabetes.
Verschil type 1 en type 2 type 2 Het lichaam heeft te weinig insuline. Bovendien reageert het lichaam niet meer goed op insuline (ongevoeligheid voor insuline). Overgewicht en weinig beweging, maar ook oudere leeftijd naast erfelijke aanleg vergroten de kans. Mensen met diabetes type 2 krijgen meestal medicijnen, voedings- en bewegingsadviezen. Soms moet iemand ook insuline spuiten. Heette vroeger ook wel 'ouderdomsdiabetes'. Maar het komt nu ook vaak bij jongere mensen voor. 9 van de 10 mensen met diabetes hebben diabetes type 2.