WAT DOE IK HIER? Zoeken naar betekenis
Kees Hugenholtz
Eerste druk © Kees Hugenholtz 2011, ISBN 978-94-6176-389-1 Tweede, digitale uitgave, 2014 Alles uit dit boekje is vrij te citeren, mits met bronvermelding. Suggesties en vragen zijn welkom via
[email protected]
1
Voor Marianne
2
INHOUD
Voorwoord Inleiding 1. Een nieuwe mens Een nieuwe tijd Op zakformaat Altijd thuis Het visje in de oceaan Oneindig dichtbij Inclusief leven 2. De zin van zijn Wie ben ik? We zijn gericht op de ander De ander moet bevestigen dat ik belangrijk ben Ik ben mensheid in ontwikkeling Wat kan ik doen? Ik geef, dus ik besta 3. Lijden Geluk en ongeluk Het verhaal van de twee pinken Doorsta de pijn 4. Succes en falen De God van geld Ik heb de mislukking nodig Van de nood een deugd maken Linksom of rechtsom 5. Verbinding Verbinding moet groeien Samen gaat het sneller en kom je verder Mannelijk en vrouwelijk: een dubbele binding Innerlijk verbonden, uiterlijk verbonden Samen leren 6. Adem Het voertuig van de geest Van denken naar bewustzijn Reageren op de automatische piloot Zekerheid en onzekerheid Bewuste adem = aanwezigheid 7. De weg naar binnen Rituelen, meditatie en gebed Naar buiten om te zoeken, … … naar binnen om gevonden te worden 8. Eenzaamheid De schoonheid van de woestijn De nieuwe mens
5 7 10
14
19
25
30
36
42
45
3
Relaties 9. Sterven en geboren worden Doodgaan is een kunst Loslaten Elk moment geboren worden Wat gij niet wilt dat u geschiedt Ik zag mijn leven in een flits 10. Leren en hulp Leven is leren Geraakt worden en helpen Slachtofferschap Leerling van je eigen leven Reïncarnatie: concept, herinnering of ervaring Laat je vinden Tenslotte Samenvatting Tips Bronnen
49
54
61
64
4
VOORWOORD Ik herinner me heel levendig het moment, waarop ik werd uitgenodigd om nog een keer een leven te leiden op aarde; dit leven als de mens die ik nu ben. Ik ging volledig uit mijn dak, ik was werkelijk uitzinnig van vreugde. Zo af en toe moet ik terug denken aan dat moment en er zijn heel wat gelegenheden geweest waarop ik mij afvroeg: “Moest ik hier nou zo ontzettend blij mee zijn?” Ik ben namelijk in mijn leven nooit meer zo uitzinnig van vreugde geweest, als toen ik er nog aan moest beginnen. Ieder mens kan zo’n herinnering krijgen en er zijn ook heel veel mensen die een herinnering aan een gebeurtenis vóór dit leven hebben. De meeste mensen spreken er niet over, bang om uitgelachen te worden. Mij heeft deze herinnering aan het denken gezet en op een gegeven moment heb ik besloten om verder op onderzoek te gaan. Omdat ik geen behoefte heb aan theoretische kennis, ben ik gaan kijken of ik met behulp van deze herinneringen de problemen beter kon verstaan, waar ik in dit leven mee worstel. Deze aanpak heeft mij erg geholpen. Ik plaats dit onderzoek naar mijzelf in de context van mijn spirituele zoektocht, die al veel eerder begon. Ik ben mijn eerste inspirator, de wereldleraar J. Krishnamurti, dankbaar voor zijn voorbeeld en zijn helderheid. Hij zei: “Verlichting komt niet van het volgen van een Leraar. Je kunt het zelf, hier en nu”. Dat laatste geloofde ik niet. Ik wist, dat er een flinke inspanning aan dat hier en nu vooraf gaat. Ook Krishnamurti heeft een leerweg gevolgd, die in zijn vroege jeugd begon en die hij met veel volharding voort zette, totdat hij verlicht werd toen hij 27 jaar was. Hij was een uitzonderlijk mens, een heel grote geest, die zestig jaar over de hele wereld reisde om lezingen te geven en scholen te stichten. Ook nu zijn deze leraren onder ons, gelukkig. Overigens: Krishnamurti was een Brahmaan, een Hindu. Ik ben mijn psychosynthesetherapeut Peter Koper dankbaar, omdat hij me met veel liefde en geduld heeft geleerd dat ik hulp mag vragen, dat ik niet alles alleen hoef te doen. Peter Koper is pater Jezuïet, een Rooms-katholieke priester. Ik ben mijn spirituele leraar Marcel Derkse dankbaar, die mij met niet minder liefde en geduld leerde, dat ik mijzelf mag zijn en mag vertrouwen dat ik een waardig en waardevol mens ben. Marcel Derkse was tijdens onze samenwerking leraar in de Mevlevi-Soefi orde, die verbonden is met de traditie van Islam. Alle drie hebben zij gemeen, dat zij de grenzen van hun geloof zijn ontstegen en dat zij achter de woorden en de regels van het geloofssysteem de Ene werkelijkheid hebben herkend, zonder overigens hun geloof af te zweren. Zij zijn ook hierin mijn voorbeeld. Uiteindelijk past mij niets dan dankbaarheid. Ik had gelijk toen ik uit mijn dak ging van vreugde. Dit leven te mogen leven in deze tijd is een groot voorrecht. Door dagelijks in mijzelf te zoeken en te handelen naar wat ik beluister, bewandel ik het rechte pad. Mijn rechte pad. Daarmee draag ik mijn steentje bij aan de evolutie van de mensheid, die voert naar onze volgende fase: de bevrijding uit afgescheidenheid en isolement. Dit is, wat nu nog alle oorlog en geweld in de wereld veroorzaakt: het feit dat wij ons niet bewust zijn van onze verregaande verbondenheid. Dat ik zelf heb moeten ervaren hoe veel verdriet en lijden door dat isolement wordt veroorzaakt is een logische prijs: om betekenis te vinden, moet je eerst het gemis aan betekenis ervaren.
5
Ondanks mijzelf
Ik had God om kracht gevraagd om succes te oogsten; Hij heeft me zwak gemaakt om mij deemoed te leren. Ik had rijkdom gevraagd om geluk te bezitten; Hij heeft mij arm gemaakt, opdat ik wijsheid zou verwerven. Ik had een levensgezel gevraagd om niet eenzaam te zijn; Hij heeft mij een hart gegeven om al mijn broeders lief hebben. Nooit heb ik iets ontvangen van wat ik had gevraagd, Maar ik heb alles gekregen wat ik had gehoopt. Onder alle mensen ben ik de rijkst bedeelde. Ik had om gezondheid gevraagd om grote dingen te doen; Hij heeft mij ziekte gegeven om betere dingen te doen. Ik had om macht gevraagd om in aanzien te zijn bij de mensen; Hij heeft mij onmacht gegeven opdat ik behoefte zou hebben aan God. Ik had om dingen gevraagd die mijn leven zonnig zouden maken; Ik heb het leven gekregen opdat ik met alle dingen blij kan zijn. Haast ondanks mijzelf werden al mijn onuitgesproken gebeden verhoord.
Anoniem
6
INLEIDING Sinds het begin van de mensheid zijn er mensen die op zoek gaan. Op zoek naar wat? Op zoek naar inzicht, naar de zin van het leven, naar antwoorden op de vele vragen die allemaal neerkomen op: wie ben ik? Waarom besta ik? Godsdienstige stromingen zijn uit deze behoefte voortgekomen, maar ook godsdienstige mensen kunnen nog zoekend zijn. Het is zoeken naar bewuster kunnen leven, een soort van heimwee naar een ruimte en vrijheid die we zijn kwijt geraakt. Ik denk, dat er in alle tijden en alle culturen mensen zijn geweest die hun volledig potentieel als bewuste mens hebben gerealiseerd. Tegelijkertijd wil ik hier direct duidelijk maken dat ‘verlichting’, de transformatie die je tot een volledig bewuste mens maakt, niet iets is dat je zelf kan doen. De laatste stap is een geschenk, iets dat je gegeven kan worden. Uit de verhalen van grote spirituele meesters blijkt altijd, dat het moment van verlicht worden niet een stap is die een mens zet, maar een moment van vervuld worden. Het licht gaat aan, doordat de knop wordt omgezet. Dit boek gaat over datgene dat je wel zelf kunt doen: de voorbereiding. Het kost heel wat innerlijk werk om je binnenkamer zo opgeruimd te hebben, dat het stil en leeg wordt en alleen de knop van het licht nog maar omgezet hoeft te worden. In de dertiende eeuw leefden twee mystici in verschillende culturen, die elkaar nooit hebben ontmoet. Waarschijnlijk hadden ze ook nooit van elkaar gehoord. Toch zijn hun inzichten verrassend overeenkomstig. Allebei hebben ze een enorme invloed gehad op hun tijdgenoten en op de generaties na hen. Ik bedoel Mevlana (heer) Jelaludin Rumi, die in Turkije leefde en Sint (de heilige) Franciscus van Assisi, in Italië. 1 Rumi en Franciscus waren volledig bewuste mensen. Zulke mensen zijn er altijd geweest en ook nu nog zijn zij met ons. Profeten, heiligen en meesters. (Eckhart Tolle: “ik ben die Meester”). Rumi verdeelt de mensheid in drie stadia van ontwikkeling. De eerste staat is die van de onbewuste mens, de mens die zich uitsluitend richt op deze wereld en het overleven op een zo comfortabel mogelijke manier. De overgrote meerderheid der mensheid bestaat uit mensen in dit stadium van onbewust zijn. Het leven kenmerkt zich dan door het nastreven van zekerheid: een vaste relatie, bezit, geld, status, intellectuele prestaties, macht. Mensen in deze staat van onbewust zijn ervaren zichzelf als afgescheiden, op zichzelf aangewezen. God is ergens ´daar´, of helemaal niet. De tweede staat is die van de mens die het bestaan van zijn eeuwige ziel erkent en die besloten heeft zich alleen maar in te spannen voor de ‘hemelse’ beloning. Dit is in principe een ascetische houding. Alles wat in deze wereld verworven kan worden zal vergaan, het is per definitie tijdelijk. Mensen in deze staat van bewustzijn zijn in gesprek met ‘U`. Ze richten zich op het einde van hun leven en op het verwerven van innerlijke zuiverheid. In deze wereld zijn zij dienstbaar aan een groter ideaal, vaak door heel praktisch werk voor hun medemens te doen. Het eigenbelang verdwijnt naar de achtergrond, werken voor het ideaal (de mensheid) houdt de belofte van een beloning na dit leven in. Dit is ook zo oud als de mensheid.
1
Lees het prachtige boek van Hein Stufkens en Marcel Derkse: de herberg van het hart. Franciscus en Rumi als gidsen voor deze tijd.
7
Zowel in de eerste, als in de tweede staat van bewustzijn, ziet de mens zich als een aparte identiteit, los van- en eventueel in gesprek met God. Dit zelfbeeld is volgens de mysticus Rumi in wezen nog steeds onbewust, want als wat wij ´God´ noemen de Schepper is, de oorsprong van alle leven, dan is alle leven geschapen. God schept uit zichzelf en dus is alles wat geschapen is een uitdrukking van God en hebben wij geen mogelijkheid van bestaan op onszelf. God is in de mystiek de ervaring van licht en liefde in mijn innerlijke stilte, het onlosmakelijke één zijn van alle leven. Er bestaat een beroemde uitspraak (Hadith) van de profeet Mohammed (vrede en zegening met hem), die alle mystici na aan het hart ligt. In deze Hadith zegt God: “IK was een verborgen schat en IK verlangde ernaar om gekend te worden. Dus schiep IK de werelden, opdat IK gekend zou worden”. Wij zijn een onlosmakelijk onderdeel van de Eenheid en dus zijn wij geschapen met het onblusbare verlangen om gekend te worden. Alles dat uit het Ene voortkomt, wil gekend worden. Geen schepsel wil ongekend en onbemind zijn. Wie het gevoel heeft overbodig, waardeloos en voor alle mensen onbelangrijk te zijn, wordt depressief. Dus gaat een weldenkend mens op zoek. ‘Wat doe ik hier? Is gebaseerd op mijn worsteling om mijzelf te ontdoen van mijn identificatie met tijdelijkheid en om een innerlijke staat van overgave te realiseren. Overgave nodigt het geschenk van de derde staat van bewustzijn uit. Dit betekent in de praktijk een voortdurend mezelf er aan herinneren, dat ik niet alleen maar deze persoon ben, deze tijdelijke uitdrukking in dit leven. Ik herinner me dat ik een eeuwige ziel ben, die zich door vele levens heen ontwikkelt tot een bewuste mens. Ieder moment van zelfherinnering is een moment dat ik mezelf zie zoals ik nu ben, een tijdelijke verschijning op de plaats waar ik nu ben, met de mensen en in de omstandigheden die ik nu ervaar, zonder maar een ogenblik de illusie te hebben dat dit alles mij ‘overkomt’. Ik herinner mij dat wat ik zie alleen de verschijningsvorm is en ik observeer met nieuwsgierigheid en liefde wat ik waarneem. Ik zie het bewuster gaan leven dus als voortdurend leren, een proces van vallen en opstaan en telkens weer loslaten van gehechtheden en illusies. Het mag duidelijk zijn, dat er geen cursus bestaat die dit dagelijkse innerlijk werk kan vervangen, hoeveel titels en ‘inwijdingen’ er ook door de cursusleiding worden verstrekt. Ook de meest zinvolle en prachtige cursus kan nooit tot gevolg hebben dat de cursist verlicht wordt. Alleen de dagelijkse oefening, de innerlijke confrontatie met mijn identificatie met mijn tijdelijke vorm en het volhardend werken aan overgave kan de poort openen. De derde staat van bewustzijn begint met de rechtstreekse ervaring van de Eenheid. Innerlijk werk leidt tot de dialoog met God/het Ene/ de Oorsprong/Essentie ‘hier’ en niet ‘daar’. Er gaat een wereld binnen in mij open, een wereld van onbegrensde verbondenheid. Wij zijn in de ontwikkeling van de mensheid nu op het punt gekomen, dat deze stap naar een volgend bewustzijnsniveau voor velen binnen bereik ligt. In onze tijd heeft de aarde een grote kritische massa bewuste mensen nodig, om een kwantumsprong in de evolutie van de mensheid mogelijk te maken. Moge dit boek een bijdrage blijken te zijn aan deze evolutie.
8
Wie het eeuwige niet kent stevent blind op zijn ondergang af. Wie het eeuwige kent draagt alles in zich. Wie alles in zich draagt kent geen voorkeur. Wie zonder voorkeur is, is Hemels. Hemels zijn is als Tao zijn. Als Tao zijn is oneindig zijn. Hoewel vergankelijk, vergaat hij niet. Tao te King
9
1. EEN NIEUWE MENS Een nieuwe tijd Wij leven in een tijd van grote verandering. Enerzijds leven miljoenen mensen nog in een feodale maatschappij, waar een kleine (meestal militaire) elite alles heeft en de gewone mens een uitzichtloos bestaan lijdt in armoede en meestal ook in angst. Familie- en stamverbanden bieden dan veiligheid en geborgenheid. Tegelijkertijd bieden die verbanden ook sociale controle en onvrijheid, vooral voor vrouwen. Anderzijds worden grote delen van de wereld gekenmerkt door een verregaand individualisme. In het Westen lopen de kerken leeg, terwijl ook de familie niet meer de sociale structuur biedt die het vroeger bood. Het gevecht om het geld bepaalt alles en de prijs die we daarvoor betalen is sociaal isolement en eenzaamheid. Natuurlijk roept dat een tegenbeweging op: nog nooit zijn zo veel mensen voortdurend op zoek geweest naar betekenis op een dieper niveau, waardoor spirituele gidsen als Eckhart Tolle en Deepak Chopra miljoenen mensen aanspreken. Vooral in kringen van deze oprechte zoekers hoor je vaak: “Wij hebben een nieuwe wereldgodsdienst nodig, we moeten nieuwe rituelen ontwerpen!” Ik geloof het niet. Of er een nieuwe wereldgodsdienst gaat ontstaan of niet weet ik niet; veel oude rituelen vind ik prachtig. Wat we nodig hebben, is een nieuwe mens, een nieuw innerlijk. Dan volgen de nieuwe uiterlijke vormen vanzelf.
Op zakformaat Ik gebruik in dit boek het woord God, omdat ik dat makkelijker vind dan ‘de Eeuwige’, ‘Bestaan’, ‘het Onnoembare’, ‘Allah, Jaweh. Het nadeel van spreken over God is dat veel mensen zich moeilijk los kunnen maken van een traditioneel, veel te beperkt en gepersonifieerd beeld van onze Oorsprong. Het gevolg van dit Godsbeeld is vooral lijden, naast de troost, die het geloof kan brengen. Mensen die streng godsdienstig zijn opgevoed en zich met pijn en moeite hebben los geworsteld van de kerk, hebben vaak moeite met het woord God. Ook bij mensen die het slachtoffer zijn geworden van geweld of onrecht, moet je meestal niet aankomen met het verhaal van een liefhebbende God. Dat komt door het Godsbeeld dat ons vele eeuwen door de georganiseerde godsdienst in tempels, kerken en moskeeën is ingeprent. Het is de gedachte dat je alles wat in de Bijbel of de Koran staat letterlijk moet nemen. Dan zie je God als een mannetje met een baard die voortdurend bezig is op te letten of wij het wel goed doen, die het als Zijn taak ziet om te belonen en te straffen. Ik noem dat de God op zakformaat. Laten we niet vergeten dat de eerste profeten tot taak hadden ongelovigen te waarschuwen en te vertellen dat de schepping één Oorsprong kent. In de tijd en cultuur van Abraham, Mozes en Mohammed was dat nieuws. Tot dan toe was God ofwel een mens (de farao), of een hele reeks houten of stenen beelden, die verschillende geesten vertegenwoordigden. Jezus stond in een andere traditie: hij sprak tot de mensen van zijn eigen volk, geloofsgenoten. Hij vertelde ze vooral dat ze zich aan de oude wetten en regels moesten houden, dat het verbond niet voor niets bestond. Daarmee deed hij hetzelfde als de joodse profeten vóór hem hadden gedaan en ook met hen liep het meestal niet goed af. Altijd thuis Stel: het universum bestaat uit 700.000 melkwegstelsels. Allemaal met zonnen, planeten en onvoorstelbaar veel sterren. Dit geheel werkt als een klok. Ook de westerse wetenschap onderkent tegenwoordig dat er in het universum sprake is van een logisch geheel. Het 10
schijnt dat het universum zich nog steeds uitbreidt en dat dit gaat met kwantumsprongen: enorme erupties van energie, gevolgd door chaos en vervolgens weer harmonie. Er werken krachten waar wij ons geen voorstelling van kunnen maken. Hoeveel kracht is er nodig, om 700.000 zonnen op hun plaats te houden? Overal om ons heen is die kracht. In ons is die kracht, in menselijke maat. Wij noemen het leven. Wij kunnen niet anders dan ons verbazen over het feit, dat er alleen al op aarde zo veel leven bestaat. Waar komt dat vandaan? Er moet een bron zijn, van waaruit dit alles niet alleen ontstaan is, maar van waaruit alles volgens een gericht patroon ontstaat. Een scheppende kracht die weet wat hij wil. Dit gaat ons menselijk verstand ver te boven, in ieder geval mijn verstand. Het is Joden, Christenen en Moslims verboden een beeld te maken van God. Volgens mij is dat verstandig, want elke voorstelling is een product van je denken en ons verstand is niet in staat de Essentie te kennen. Wie zou proberen het Ongevormde met het intellect te omvatten, wordt waarschijnlijk stapelgek. Noem deze bron Jahweh, Shiva, God, Allah, of levenskracht en je weet, dat je niet weet over wie je het hebt. Tegelijkertijd is het bestaan ervan niet te ontkennen: wij zijn er onderdeel van. Wij zijn onlosmakelijk verbonden met alle leven, wij zijn net zo goed een uitdrukking van dit mysterie, als welke beweging in het universum dan ook. Laten we ophouden met te denken dat het universum om de aarde draait. Laten we ophouden met te denken dat God een hemelse oppas is, die voor de mensheid is ingehuurd en die Zijn werk niet goed doet. Het mysterie van het leven is oneindig veel groter en subtieler dan dat. Godzijdank! Als God in werkelijkheid het centrum van alle leven is, het centrum van het universum, dan is Hij dus altijd thuis, overal. Het centrum is dus ook overal. Er is niets anders dan datgene, dat uit Hem is voortgekomen, er is alleen maar God. Er is niets anders dan thuis, want alles is God. Alles is Zijn thuis, ook wij. Het visje in de oceaan Wie God buiten zichzelf zoekt, is als het jonge visje in de oceaan. Dit jonge visje was erg nieuwsgierig aangelegd, zij wilde graag leren. Nu hoorde zij af en toe in de gesprekken van de volwassen vissen het woord ‘oceaan’ vallen. “De oceaan is onmetelijk groot”, zei de ene. “De oceaan is het mooiste, dat er is”, zei de ander. “De oceaan is de oorsprong van alle leven”, zei een derde. Dit deed een brandend verlangen in haar borst ontwaken. Maar als het jonge visje vroeg, waar zij de oceaan kon vinden, kreeg ze heel verschillende antwoorden. Alle volwassen vissen spraken elkaar tegen. Ze kregen er zelfs ruzie om! Het jonge visje werd er moedeloos van … zou zij de oceaan ooit vinden? Oneindig dichtbij In de Bijbel staat dat wij zijn geschapen naar Zijn beeld en gelijkenis. Als je ziet hoe verschillend mensen op aarde zijn qua uiterlijk, dan gaat die Bijbelse uitspraak dus niet over de buitenkant. Er moet een andere gelijkenis zijn, iets dat het beeld van God nabootst op een andere manier dan in de vorm. Wat is het, dat we in ieder geval met zekerheid kunnen zeggen over datgene, dat we God noemen? Als we alleen maar nemen wat ik hierboven heb omschreven, weten we al drie dingen: a) Er is een centrum, b) Van waaruit wordt geschapen. Scheppen is maken wat er nog niet was, uit het niets. Er is dus niets, en vervolgens niets plus iets. c) Dan is er ook nog een vastomlijnd plan, het scheppen gaat volgens een zekere wetmatigheid. Een scheppend centrum met een wil. Krachtig bewustzijn. Lijken wij daar op? Ben ik een centrum, heb ik een wil en de mogelijkheid om te maken wat 11
er nog niet was? Het antwoord is ‘ja’. Wij allen scheppen ons leven voortdurend. Als we onbewust leven, scheppen we onwillekeurig de omstandigheid, dat we op iedere gebeurtenis of impuls die ons geordende leventje dreigt te verstoren, moeten reageren. We moeten voortdurend bezig zijn de controle te houden, want anders gaat het mis. “Denk aan je verplichtingen! Je moet toch zorgen, dat de huur wordt betaald, je kind schoon gewassen en met een ontbijt in haar maag op tijd op school komt, dat je dit en dat en dat en dat ….?” Het houdt nooit op. Echt niet? ‘Ik werk hard en dan wil ik later van mijn pensioen kunnen genieten, normaal toch?’ Dit is niet God op zakformaat, maar de mens op zakformaat. De mens die zich laat regeren door angst voor rampspoed en door de wil om pijn te vermijden. De onbewuste mens, de mens die zijn eigen werkelijkheid nog niet heeft leren kennen. Want de gelijkenis in de Bijbel gaat over alle drie de aspecten: we zijn eeuwig niets, we zijn bewustzijn en we beschikken over vrije wil. We hebben veel meer kracht dan we denken. De mens die niet in zakformaat wil leven, doet er goed aan contact te maken met zijn innerlijke rust en met zijn innerlijk weten. Alleen in onszelf kunnen we de zekerheid vinden die de angst overwint. In ons hart woont het niets: stilte en de mogelijkheid om te luisteren naar ons innerlijk weten, naar God in onszelf. De nieuwe mens is een mens die weet dat de enige plaats die groot genoeg is om God te vinden, zijn eigen hart is. De nieuwe mens heeft geen kerk of tempel meer nodig, die is zelf een tempel. Daarmee hoeft hij de bestaande kerken en tempels niet af te wijzen, maar hij weet dat de waarheid alleen in de innerlijke tempel te vinden is. Door regelmatig in die tempel te zijn en door in die stilte te leren luisteren, opent zich het vermogen van de nieuwe mens. Door oefening groeit verbinding en vanuit de verbinding met je innerlijke zekerheid kun je vrijuit kiezen. Je hoeft niet te reageren. Je mag luisteren, verstaan en besluiten om alleen die stappen te zetten, die je niet afleiden van je innerlijke waarheid en van je eigen weg. Ook dan blijft er nog genoeg te doen en te regelen in de buitenwereld, maar je kunt met een veilig gevoel de behoefte aan controle loslaten. Geen paniek, je bent veilig. Wat de omstandigheden ook zijn, ik ben thuis en ik kan niets verliezen, behalve mijn leven. En dan nog: als ik bewust kan sterven, is mijn leven niet voor niets geweest. Dan neem ik levenservaring mee naar de plaats waar mijn ziel naar toe gaat en het meenemen van die ervaring is de enige bedoeling van mijn aardse bestaan. Inclusief leven Zo lang ik hier op aarde ben, mag ik zo goed mogelijk datgene leren, wat ik te leren heb. Zonder bewustzijn en zonder innerlijk luisteren ga ik dat niet doen, dan blijf ik heen en weer gekaatst worden door alles wat me overkomt. Zonde van dit leven. Wie onbewust blijft leven, draagt onwillekeurig bij aan het in stand houden van de schaduw; de harde, agressieve maatschappij van projectie, uitbuiting en geweld. Het is de hoogste tijd dat we die fase ontstijgen, dat we onszelf transformeren tot een nieuwe mensheid. Een mensheid, die vanuit vertrouwen en vanuit een groter zelfbewustzijn zorg heeft voor zichzelf in verbinding met alle mensen, niet ten koste van anderen. De nieuwe mens zal zich zeker niet afzetten tegen de religie van een ander. Dit noem ik inclusief leven. Leven wie ik ben, inclusief het besef dat we allemaal verschillend zijn, maar niet vreemd voor elkaar. We zijn allemaal mens, we hebben allemaal dezelfde menselijke gevoelens. Een bekend gezegde in de mystiek luidt: “Wie zichzelf kent, kent zijn God”. Of de nieuwe mens dan nog steeds wil samen komen voor gebed in een tempel, kerk of moskee? Vast wel. Overgave en gebed, het in stilte samen zijn met het Onnoembare in onszelf is nodig en voedend, het behoedt ons voor handelingen die niet met de stroom van de Schepping mee werken. Samen komen voor 12
stilte en gebed versterkt de overgave, zodat we beter kunnen luisteren en verstaan. Overigens zijn er altijd al ontmoetingen tussen broederschappen geweest, waarin gelovigen van verschillende richtingen actief samen werkten en met elkaar stil werden om te bidden en van elkaar te leren. Net als vele mystieke scholen deden ze dat dan min of meer in het verborgene, omdat de autoriteiten van de eigen geloofsrichting er niets in zagen. Als wij thuis zijn in onszelf, zijn we thuis in God en is God thuis in ons. Als we helemaal innerlijk samen vallen met de stilte, is er geen ik meer en geen jij of Gij, dan is er alleen maar nu, zinderend leven. Dan gaat het licht aan in je borst en is ook gebed onmogelijk, je bent zelf gebed. Dit kan ons overkomen en het kan ook weer weggaan, als we nog niet wakker genoeg zijn om het te dragen. Je zou kunnen zeggen: als we onze innerlijke tempel nog niet genoeg schoon gemaakt hebben, als we nog steeds houvast zoeken bij de tastbare wereld, kiest God gewoon weer een ander moment om op bezoek te komen. We zijn even wakker geweest en we zijn weer gaan slapen. Er komen dan gewoon nog meer moeilijkheden, die ons de gelegenheid bieden om wakker te worden. Terecht zegt Rumi: val niet weer in slaap!
De koelte van de dageraad heeft geheimen die ze je wil vertellen. Val niet weer in slaap! Je moet vragen om wat je werkelijk wilt. Val niet weer in slaap! Mensen gaan heen en weer over de drempel, waar de twee werelden elkaar raken. De deur is rond en open. Val niet weer in slaap! Mevlana Jelaludin Rumi 1207 - 1273
13
2. DE ZIN VAN ZIJN Wie ben ik? Wij willen graag van een ander horen, dat we het goed doen. Merken, dat we er bij horen. Het liefst horen we ook nog, dat we reuze aardig zijn. Waarom? Waarom zou een ander mij moeten goedkeuren? Dat komt, omdat we niet weten over wie we het hebben, als we zeggen ‘ik’. In feite willen we gezien worden, willen we weten, dat we er zijn. Dat is ons zielsverlangen, dat we vertalen naar een kleiner ik. De ‘ik’ over wie we het hebben als we zeggen ‘ik zelf’ is onze persoonlijkheid. Dat is het geheel van ons lichaam, ons gevoel en ons denken. Ik noem dat persoonlijkheid (ego). Het is niet wie we in wezen zijn. Het is onze tijdelijke vorm. Wie we in werkelijkheid zijn, gaat en komt en blijft ontelbare levens lang bestaan. In feite zijn we leven en dus eeuwigheid. Onze persoonlijkheid van dit leven verdwijnt en komt niet meer in dezelfde vorm terug. Het is slechts ons instrument van dit ene leven, het instrument dat we nodig hebben om te leren wat onze bestemming is, het instrument waarmee we kunnen communiceren met de wereld om ons heen. Het is het werktuig van onze ziel, zoals dat voor deze keer is vormgegeven. Van jongs af aan zijn we op zoek naar hoe we ons moeten verhouden tot de wereld om ons heen. In de eerste plaats tot onze moeder, van wie we volledig afhankelijk zijn en met wie we ons aanvankelijk een twee-eenheid weten. Een geïncarneerde ziel in de baarmoeder ervaart alles wat de moeder voelt en neemt waar wat de moeder waarneemt. Ik besef dan niet, dat ‘ik’ niet dezelfde ben als mijn moeder. Als de moeder doodsbang is, kan een deel van de ziel van de foetus zich inkapselen. Dat deel bevriest als het ware, omdat die angst – die beleefd wordt als eigen angst- onverdraaglijk is. Er ontstaat dan een trauma, dat zorgt voor een blijvend gevoel van angst en een soort van emotionele verlamming, een afsplitsing van het bewustzijn. Bij iedere keer, dat er in het latere leven een situatie ontstaat, die op de oorspronkelijke situatie van de moeder lijkt, treedt deze verlamming weer op. Dit blijft zich levenslang herhalen, totdat de verwarring wordt doorzien en de angst bevrijd. Een bekende vorm van dit patroon is depressiviteit. Dit hoeft zeker niet altijd in de baarmoeder te ontstaan, maar het is wel een gewondheid van de ziel. In onze maatschappij wordt depressiviteit onderkend als een van de meest voorkomende psychische ziektes. De depressieve mens gooit de handdoek in de ring, het is de ziel die het opgeeft en niet meer wil leven. Daar is altijd een oorzaak voor. Vind de aanleiding, het oorspronkelijke trauma en je kunt de ziel genezen. Dan is de levenslust weer terug en kan de ziel zijn reis voort zetten. Een depressief mens vol stoppen met verdovende middelen maakt de pijn van de ziel minder voelbaar, maar het bemoeilijkt ook de mogelijkheid tot inzicht en genezing. We zijn gericht op de ander We zijn dus al in de baarmoeder gericht op de wereld om ons heen en soms duurt het een aantal jaren, totdat we volledig vergeten zijn waar we vandaan komen en wie we werkelijk zijn. Voor de meesten van ons geldt echter, dat we daar al vanaf onze prilste jeugd geen enkele herinnering meer aan hebben. Geen wonder dat we ons steeds meer alleen gaan voelen naar mate we een eigen identiteit ontwikkelen. Ook deze identiteit, die ontstaat door ons in de loop van de jeugd los te maken van onze ouders, is persoonlijkheid, niet wie we in essentie zijn. Het is vooral wie we denken te zijn, het is aangeleerd. We bouwen levenslang aan een zelfbeeld dat we ontlenen aan de reacties van anderen, zonder ons bewust te zijn van het feit dat we al volkomen ziel zijn, op zoek naar wat we te leren hebben in dit leven. We willen uit alle macht geloven in ons zelfbeeld en we proberen te vermijden dat we door de mand vallen. Ik denk dat geen mens in onze moderne wereld onbekend is met het vage 14
gevoel “straks ziet iedereen dat het niet waar is, dat ik maar doe alsof”. We zijn dan bang dat iedereen ineens zal zien dat we eigenlijk waardeloos zijn, helemaal niet de flinke en vaardige persoon die we spelen. Zelfs als dit geen rol speelt, blijven we onder druk staan om ons vooral voor te doen als lieve, flinke en vaardige mensen en hopen we voortdurend dat anderen zullen zeggen of laten blijken dat ze ons geweldig vinden. Wat een onrust! Daar komt nog bij, dat we vanuit vorige levens eigenschappen en onopgeloste problemen meegenomen hebben, die net zo goed een rol spelen als de ervaringen in onze jeugd. We mogen ons hele leven gebruiken om steeds beter te leren verstaan wie we zijn, om zowel het complex van persoonlijke eigenschappen te leren verstaan, als de kern die daaronder schuil gaat. De ander moet bevestigen dat ik belangrijk ben We denken dat we weten wie we zijn, maar we hebben anderen nodig om te bevestigen dat we er ook echt mogen zijn. Ook als we ervan overtuigd zijn dat we totaal mislukt zijn, een slachtoffer van de omstandigheden, hebben we de ander nodig om ons te zeggen dat we inderdaad wel heel erg zielig zijn. Tegelijkertijd hopen we vurig op de medemens die zal bevestigen dat we niet een totaal mislukt slachtoffer zijn, maar eigenlijk juist heel bijzonder en geweldig. Al onze gedachten, alle hoop en alle angst draait om het beeld dat anderen hebben van wie wij zijn, van onze persoonlijkheid. En die is voornamelijk een product van ons denken. We hebben een bedacht beeld van wie we zijn, maar dat is geen weten. Zo lang we onze ziel niet kennen blijven we ons houvast zoeken buiten onszelf. De gewoonte om over onszelf te denken alsof we alleen onze persoonlijkheid zijn, zorgt voor een gevoel van isolement en eenzaamheid. Veel van onze handelingen komen voort uit angst, niet uit vertrouwen. Ook mensen die vast overtuigd zijn van hun eigen gelijk, doen aan dit geloof in hun persoonlijkheid mee. Het lijkt alsof ze nooit twijfel aan zichzelf kennen, maar intussen zijn ze voortdurend bezig zich te vergelijken met anderen. Veelal zien ze zichzelf als de enigen die begrijpen hoe de wereld in elkaar zit en bijna alle anderen als degenen die ongelijk hebben. Opnieuw is er krampachtigheid en dwang: het oordeel over de ander is van levensbelang, ik moet gelijk hebben en ik zoek medestanders die mijn gelijk bevestigen. Opiniebladen en discussieprogramma’s op de televisie draaien eindeloos in dit kringetje rond. Het zoeken naar bevestiging is ook in dit geval de echte motivatie. In het handelen gaat veel agressie en afwijzing schuil, ook door degenen die denken dat ze gelukkig zijn. Meestal wordt door deze ‘gelijkhebbers’ in het privéleven heel wat energie gestoken in afleiding, verdoving en het onderdrukken van onlustgevoelens. Alle kerkelijke stromingen en religieuze sekten die ik ken zijn gelijkhebbers. ‘Wij hebben het ware geloof, alle anderen zijn verloren’. Oordeel en veroordeling zijn nodig om mijn bestaan te rechtvaardigen. Dat is iets heel anders dan de profeten en voorgangers van de betreffende geloofsrichting bedoeld hebben. Alle boodschappers (vrede en zegening met hen) wezen de weg naar vertrouwen en liefde. Het enige waar zij voor waarschuwden, is ongeloof. Ongeloof dat je schepping bent, dat je waardig bent, dat je eeuwig bent en ongeloof dat je in essentie liefde en vrede bent. Het geloof in het eigen gelijk, in de superioriteit van mijn kerk tegenover de jouwe, is de oorzaak van talloze oorlogen en van lijden, ook in onze huidige maatschappij. Het is het blinde geloof in mijzelf als afgezonderd ‘ik’, niet verbonden met de ander. Het is het gevolg van de situatie, waarin wij onszelf niet kennen en de ander al helemaal niet. Terecht luidt het spreekwoord: onbekend maakt onbemind. Wij doen elkaar al sinds het begin van de 15
mensheid veel gruwelijks aan, om maar te voelen dat ‘ik’ er mag zijn, dat ‘ik’ besta. Die ik is onze tijdelijke verpakking, wij zien de ander ook alleen maar in zijn of haar tijdelijke verpakking. Gelukkig zijn er in alle tijden mensen geweest, ook in orthodoxe geloofsrichtingen, die de waarheid in zichzelf gevonden hadden. Mensen die verlicht werden. Vaak is het gevolg van verlicht worden binnen een bestaande geloofsorganisatie dat je vanuit de leiding tegenwerking gaat ondervinden. Een verlichte geest maakt alleen nog onderscheid tussen een hart in overgave en een hart in ontkenning, die laat de grenzen van het eigen gelijk achter zich. Als je jezelf steeds waar moet maken, ben je het kennelijk nog niet! Marcel Derkse
Ik ben mensheid in ontwikkeling Wij hebben vele levens nodig om te leren wat we moeten leren. Heel veel patronen tussen mensen herhalen zich in opeenvolgende levens, zodat we de kans krijgen om een bepaalde menselijke problematiek vanuit verschillende invalshoeken te leren kennen. Vaak verwisselen we dan van rol: wie in het ene leven de gefrustreerde vrouw is, kan in een volgend leven de succesvolle man worden. Daders worden slachtoffers en andersom. De gevoelens die we beleven worden door soortgelijke situaties in opeenvolgende levens beter doorleefd en doorzien. Uiteindelijk leren we de situatie doorgronden en het relatieve ervan inzien. We identificeren ons dan niet meer met het persoonlijke, maar met het dieper menselijke: het spel van elkaar nodig hebben en aanvullen. Dit leerproces sterkt ons individuele karakter, de eigenschappen die we ‘van huis uit’ hebben meegekregen. We worden dan ook iedere keer geboren bij ouders die ons bruikbare genetische voorwaarden meegeven. Tegelijkertijd bezorgen zij ons de psychische en neurotische patronen, die ons onvermijdelijk in de omstandigheden brengen die we nodig hebben om te leren wat we moeten leren. Overigens geloof ik, dat we zelf vaak van tevoren afspraken maken met elkaar over al deze zaken, voordat we aan een volgend leven beginnen. Het schijnt dat we als zielen sterke relaties hebben met een min of meer vaste groep anderen. In deze zogenaamde cluster kennen we elkaar goed en helpen we elkaar. Andere zielen staan iets verder van ons af. Wij reizen dus in een min of meer vast gezelschap van zielen door vele levens. Wij reizen echt samen, niet alleen met onze eigen groep nabij staande zielen, maar met alle zielen. Voor altijd. Wij zielen hebben elkaar nodig en we zijn voor elkaar en voor de ontwikkeling van de mensheid onmisbaar. Wij leven dus nooit alleen voor onszelf, maar voor onze bijdrage aan het geheel van de mensheid. Geheel uit vrije wil, als we bewust gestorven zijn. Wie onbewust gestorven is, kan lang blijven slapen, of in een niet-stoffelijke vorm aan anderen aanhechten en zo een soort half-bestaan hebben.2 Mensen die zich hun begin aan dit leven herinneren, zeggen opvallend vaak dat ze er eigenlijk niet zo veel zin in hadden.3 Het bestaan zonder fysiek lichaam is lichter en wordt niet gekenmerkt door de worsteling die we in het dagelijks leven doormaken. De nieuwe mens zal zich ook in dit leven kunnen verbinden met het niveau van bewustzijn, dat kenmerkend is voor het tussenbestaan. 2
Wie meer wil lezen over dit onderwerp raad ik de zeer leesbare en omvattende studie aan van Hans ten Dam: Reïncarnatie, denkbeelden en ervaringen. 3 Helen Wambach: Life before life, 1979. Helen Wambach heeft als psychiater 750 mensen onder hypnose gevraagd herinneringen op te halen aan de tijd voor ze aan dit leven begonnen. Op basis van de ingevulde vragenlijsten zijn een aantal duidelijke patronen te herkennen.
16
Wat kan ik doen? Wat is dan de zin van mijn bestaan? Wat kan ik doen? Op macroniveau zijn wij allen onderdeel van het scheppingsverhaal dat mensheid heet. Onmisbare cellen in het lichaam mensheid, met ieder een onmisbare bijdrage aan het geheel. Wij zijn geschapen voor onze taak, wij vermenigvuldigen ons en wij sterven af, voortdurend. In ieder leven dat we leiden, leren we beter verstaan wat onze taak is. Op microniveau verfijnen we in elk leven dat we leven de vermogens die we belichamen. Dit versterkt de aanleg die we van het allereerste begin af aan hebben gekregen. Wij voelen ons thuis in een bepaalde sector van het menselijk samen zijn en in de andere sectoren voelen we ons niet op onze plaats. We kennen als het ware een lange geschiedenis van telkens weer op elkaar gericht zijn volgens een bepaalde invalshoek. Er bestaan vele beschrijvingen van deze invalshoeken, zowel op individueel niveau -gezien als persoonlijkheidstypen en zielstypen-, als ook op groepsniveau, van zielen die verbonden zijn met een bepaalde zielsgrond. Daarnaast doen we in de loop van onze levens natuurlijk allerlei vaardigheden op. Het komt vaak voor dat iemand eerst in een bepaalde richting moet doorgaan met een patroon uit een vorig leven, voordat een stap gemaakt kan worden naar een nieuwe manier van je betekenis vinden. Dat is dan het terrein van ervaringen, waar het nu werkelijk om gaat. Zo zijn er in deze tijd in de Westerse wereld veel mensen die begonnen zijn met een technisch beroep en die na verloop van tijd gekozen hebben voor een bestaan als zorgverlener. Overigens hoeft het vinden van je bestemming niet per se in een beroep te gebeuren. Er zijn veel mensen die een beroep beoefenen waarin ze weinig of niets van hun zielsbestemming vinden, terwijl ze naast hun werk hun bestemming leven in hun vrije tijd. De zin van je bestaan vind je door te doen wat je blij maakt, wat je spannend vindt en wat nooit verveelt. De zin van je bestaan is het geven van wie je in werkelijkheid bent en daarin een ontwikkeling meemaken. Wanneer je leeft wat je te leren hebt, is er geen stilstand, maar groei. Die zal overigens meestal plaats vinden in horten en stoten, doordat je telkens nieuwe moeilijkheden tegen komt en telkens weer van de nood een deugd mag maken. In wezen zijn we het resultaat van onze bestemming, zoals we die gekozen of gekregen hebben voor onze geboorte. Ken je bestemming en je blijkt alles al tot je beschikking te hebben om er te komen, inclusief het vermogen om te leren wat je nog te leren hebt. Ik geef, dus ik besta Om de ‘zin van zijn’ te ervaren, hebben we dus andere mensen nodig, maar ze hoeven onze persoonlijkheid niet te bevestigen. Anderen hoeven mij niet geweldig, mooi of lief te vinden. Een ander bewijst mij een dienst, als hij of zij in staat is te ontvangen wat ik geef. Ik zoek als ziel voortdurend naar afnemers, naar de mensen die mijn talent nodig hebben. Dat geeft mijn leven zin, ook als het niet gemakkelijk gaat en ook als die anderen er niet dankbaar voor zijn. We hebben wel respons nodig, onze ziel wil gezien worden in de uitdrukking van haar bestemming. Een blik van herkenning is voldoende; elk bewijs dat mijn bijdrage niet zo maar verloren is gegaan, is voldoende. Ik moet niet alleen leren wat ik te geven en te leven heb; ik moet ook leren aan wie ik te geven heb. Door mijn talent te geven aan wie het kan ontvangen draag ik mijn steentje bij aan het lichaam mensheid. Zo ben ik een waardevol en waardig mens, ook als ik oud ben en niet meer ‘productief’. Door mijn ervaring met het geven van wie ik ben, verwerf ik meesterschap. Spiritueel meesterschap is over het algemeen een product van het geleefd hebben van zeer vele levens, het is meestal ervaringsdeskundigheid, levens ervaring. Wie zich nog geen meester weet, hoeft zich niet 17
minder te voelen dan een ander. Alle zielen zijn gelijkwaardig en voor elkaar aan het werk en het is geen schande om jonger te zijn dan een ander. De zin van mijn zijn op aarde is dat ik er ben en dat ik ervaring opdoe. Alle keuzes die ik maak, zijn toegestaan; het feit dat ik mijn leven leef, is wat mij waardevol maakt. De ontwikkeling van de mensheid heeft het nodig dat er tegenstellingen zijn, opdat we van elkaar kunnen leren. Zonder pijn, verdriet en sterven is het menselijk leven niet compleet. De keuzes die ik maak, bepalen dit ene leven en als ik na mijn dood weer bewust ben en alles kan overzien, trek ik de lessen die mij helpen om een volgend leven te kiezen. Meesterschap kenmerkt zich door geduld, incasseringsvermogen, vriendelijkheid, verdraagzaamheid, en het achterwege laten van oordeel en verwijt. De nieuwe mens zal deze eigenschappen van nature in zich hebben, omdat hij weet wie hij is en niet langer de illusie heeft dat hij afgescheiden is van wie dan ook. Wat jou gebeurt raakt mij, wie je ook bent. Mededogen en verantwoordelijkheidsgevoel motiveren mijn keuzes, niet angst en het zoeken naar bevestiging. De zekerheid dat mijn bestaan zin heeft, komt voort uit ervaring en innerlijke kennis, het maakt mij bescheiden. Wij zijn geschapen uit de bron die nog steeds ook in ons aanwezig is. We zijn in oorsprong niets, het centrum van waaruit de schepping begint. Wie zich verliest in de aanblik van een prachtige zonsopgang, voelt zich versmelten met de wereld en met alle leven. Dan is er alleen nog maar oneindige ruimte, gelukzaligheid. Ik als individuele ziel besta dan even niet. Ik ben het centrum en ik ben tegelijkertijd alles. Mijn hart zoemt zachtjes in liefde; er is niets dan leven.
O, gelukkig is de ziel die gelooft in zijn verborgen mysterie! Mevlana Rumi
18
3. LIJDEN Onze diepste pijn is het gevoel dat we afgescheiden zijn, geïsoleerd. Zodra we geboren zijn, zijn we ineens niet meer een twee-eenheid. Als we sterven, verlaten we de wereld alleen. Ook als we de ervaring kennen dat we verbonden zijn met andere mensen, is dit leven toch een klus die we zelf moeten zien te klaren. Mijn pijn is mijn pijn, die kan jij niet van mij overnemen. In essentie blijven we ons hele leven de hunkering voelen naar niet meer afgescheiden zijn, naar het opgaan in onze bron. De diepste vervulling van mijn ziel is de ervaring van versmelting met alles wat leeft. Daardoor kon een jonge vrouw als Etty Hillesum4 er in de Tweede Wereldoorlog voor kiezen om niet onder te duiken, maar mee te gaan met haar vrienden en verwanten naar het interneringskamp Westerbork. Zij wist, dat dit kamp een tussenstation zou zijn. Zij wist dat de volgende bestemming een vernietigingskamp zou zijn, waar zij zou worden vermoord. En toch koos zij er voor om de bange mensen om zich heen ter zijde te staan, te bemoedigen en een voorbeeld te zijn van waardigheid en vertrouwen. In de meest mensonterende en barre omstandigheden. En toch gelukkig, ondanks de paniek. Dat kan alleen als je de eenheid in jezelf gevonden hebt, als je alle angst en verdriet en schrik hebt aanvaard en beseft dat je nog steeds bestaat en ademt. De redding ligt niet buiten je, maar in je. Alleen door naar binnen te gaan vind je vrede. Wij mensen zijn kuddedieren. We zoeken constant bevestiging en bescherming bij onze medemens. Wie zich alleen voelt en eenzaam, denkt onwillekeurig dat hij niet goed genoeg is: “De mensen willen mij niet!” Door deze gedachte voel je je pas echt ellendig, je trekt je terug en je raakt daadwerkelijk geïsoleerd. In feite zeg je: “Ik mag niet alleen zijn, ik wil deze pijn niet voelen”. Afwijzing van je situatie, in plaats van hem te nemen voor wat hij is, brengt je verder weg van jezelf. Je gaat nog meer alle redding verwachten van de buitenwereld. Kwaadheid en schuldgevoel zijn de gebruikelijke emoties, plus het gevoel van onrechtvaardigheid: “Zij allemaal wel en ik niet”. Je maakt jezelf tot slachtoffer. Allemaal gevoelens die de situatie afwijzen, waarin je verkeert. Ik denk: “Als ik nou maar eerst ook een partner/ mooi huis/ goede baan/ geld etc. heb, dan kan ik ook gelukkig zijn”. Dan maak ik mijn geluk afhankelijk van voorwaarden buiten me. Je zou kunnen zeggen: God werkt niet op onze voorwaarden. Als ik mijzelf niet waardeloos vind, ben ik het niet. Als ik vind, dat ik bijzonder en heel speciaal moet zijn, heb ik weer de ander nodig om mij de erkenning te geven, de goedkeuring te geven die ik denk te verdienen. Dan leg ik opnieuw de weg naar mijn geluk buiten me, niet in mijzelf. Die voorwaarde zorgt er voor, dat ik niet ga toelaten wat nu al mogelijk is, dus dat geluk komt niet. Die situatie verandert pas als we naar binnen gaan en ons lijden aanvaarden. Als we vervolgens daaraan voorbij gaan, op zoek naar onze kern. Waarom besta ik? Wat als ik nou niet toevallig besta, maar wel degelijk betekenis heb? Wat als ik goed ben en waardevol, onafhankelijk van wat andere mensen denken en voelen? Dan opent zich de mogelijkheid om iets te doen, een stap te zetten die mij uit mijn isolement haalt, vanuit het verlangen dat zich dan aandient. Die stap hoeft niet groot te zijn. Eén stap tegelijk, meer kan ik niet zetten. Een stap die me in contact brengt met een ander mens. Want ik heb die andere mens wel degelijk nodig. Niet, omdat door de liefde, bewondering en goedkeuring van die ander mijn problemen wel opgelost zullen worden, maar omdat mijn hart verlangt naar verbinding.
4
Het verstoorde leven. Dagboek van Etty Hillesum, 1941 – 1943
19
De echte voorwaarde zit niet buiten me, maar in mij. Ik mag op elk moment een (kleine) stap zetten die mij in relatie brengt met een ander mens. Gevaarlijk; want of die andere mens mijn stap kan en wil ontvangen, weet ik niet. Spannend, want onbekend maakt onbemind en ik wil zo graag gekend en bemind worden. De kunst is om bij mezelf te blijven, ook tijdens het zetten van zo’n stap. Mijn geluk hangt nog steeds niet af van de goedkeuring door deze ander, maar ik wil mezelf laten zien in de hoop dat er contact mag ontstaan tussen mijn hart en het jouwe. Precies zo veel of weinig als op dit moment passend is voor ons beiden. Een ontmoeting van harten, een moment van herkenning en blijdschap. Het moment gaat zeker voorbij en dan ben ik weer alleen. Een ervaring rijker, een moment van geluk rijker, een warm gevoel rijker: “Ik ben gezien!” Echt geluk is de ervaring van verbinding met alles wat leeft. Mijn betekenis en mijn levensvervulling vind ik in mijn innerlijke verbinding met mensen en de wereld waarin ik leef. Vanuit mijn innerlijke ruimte kan ik mijzelf geven aan wie mij kan en wil ontvangen. Telkens wanneer ik dat doe, wordt mijn innerlijke ruimte groter. Dan kan ik dus nog meer geven en nog meer ontvangen: ik groei in wie ik in werkelijkheid ben, ik leer wat ik in dit leven te leren heb. Ik heb mijn lijden achter me gelaten en daardoor ben ook ik altijd thuis. Geluk en ongeluk Sommige mensen zijn echte pechvogels: ze trekken als het ware het ongeluk naar zich toe. Anderen lijken wel alleen geluk te kennen. Hoe kan dat? Als je een pechvogel bent, vraag je je natuurlijk wanhopig af: “waarom heeft die ander altijd geluk en ik niet?” Ik geloof, dat het hebben van geluk niets anders betekent dan dat je goed gekozen hebt, omdat je beseft wat je wel en niet kunt en de moed hebt om je vermogens toe te passen. Je nodigt het succes op die manier uit. Het brengt ogenblikkelijk verantwoordelijkheid met zich mee en het betekent echt niet dat je een gemakkelijk leventje zult hebben. En andersom: als je niet over dat inzicht beschikt, als je geen idee hebt welke keuzes je naar een succesvol bestaan zullen brengen, betekent dat nog niet dat je ongelukkig hoeft te zijn. In de jaren 70 heb ik korte tijd een man gekend, die diepe indruk op mij heeft gemaakt. Hij was weduwnaar, de vader van een vriendin van mijn vrouw. Zijn hele werkzame leven had hij in de fabriek gewerkt; door weer en wind was hij met zijn broodtrommeltje op de bagagedrager van zijn fiets (en later van zijn bromfiets) van en naar zijn werk gegaan. Nu was hij gepensioneerd en zat hij de hele dag in zijn volkstuintje, een flinke lap grond aan de rand van de stad. Tenminste, het was vroeger de rand van de stad. Toen ik hem leerde kennen, was zijn tuin een groene oase tussen torenhoge flats en voortrazend verkeer. Daar zat hij, en zorgde voor bomen, struiken en een stukje moestuin. Er stond een schuurtje en voor het schuurtje een bankje. Er heerste volmaakte harmonie. Een leven lang zorg voor de natuur had geresulteerd in een paradijsje voor vogels en allerlei andere kleine dieren. Als ik aan volmaakt geluk denk, zie ik hem weer voor me; alleen op zijn bankje, te midden van een kleine oase van natuur. Waarom was hij gelukkig? Had hij zo veel geluk in zijn leven? Op het eerste gezicht niet. Zijn vrouw was gestorven en zijn enige kind, zijn volwassen dochter ging emigreren naar Nieuw Zeeland. Toch was hij wel degelijk gelukkig. Hij had gerealiseerd wat hij waardevol vond en waar zijn vermogen hem bracht: zorg voor de natuur. Hij had volledig aanvaard dat dit zijn leven was en hij genoot van wat er was. En als je nou een groot ongeluk overkomt? Wanneer je een kind verliest, bijvoorbeeld? Persoonlijk kan ik me geen groter ongeluk voorstellen, ik ben vader van drie kinderen. Zo’n verlies brengt een zo grote pijn en zo veel verdriet met zich mee, dat het spreken van geluk 20
of ongeluk niet eens meer aan de orde is. En toch gebeurt het onnoemelijk veel ouders. Ouders die niet ophouden met leven, maar een manier vinden om hun leven verder vorm te geven. Op heel verschillende manieren, overigens. Ik ken een vader die de zelfmoord van zijn aan drugs verslaafde zoon nooit meer te boven is gekomen. Hij doet al jaren waar hij zin in heeft, het ontbreekt hem aan niets. Toch is hij een verbitterd mens. Een heel aardige man, maar niet gelukkig. Het kan ook anders: ik denk aan een vrouw die haar dochter van zestien bij een verkeersongeluk verloor. Zij heeft gevochten om haar huwelijk te behouden, want na dat ongeluk waren haar man en zijzelf ieder volledig in hun eigen verdriet ondergedompeld. Zij vertelde me, dat ze heeft geleerd om ook tijdens haar rouwperiode belangstelling te tonen naar anderen, omdat ze dreigde te vereenzamen. Anderen wisten zich namelijk geen raad, ze wisten niet hoe om te gaan met een vriendin die zo veel verdriet had. Het gevolg was, dat ze haar vriendinnen en kennissen niet meer zag. Iedereen liet haar en haar man ‘maar even met rust’. Haar man was directeur van een druk bedrijf, maar zij zat thuis en had juist behoefte aan contact en gezelschap. Als zij belangstellend vroeg: “Hoe is het nu met jou?” durfden haar vriendinnen weer met haar in gesprek te gaan. Over je eigen kleine dagelijkse problemen praten is een stuk makkelijker dan over het grote verdriet van de ander. Zij heeft met vallen en opstaan geleerd om weer gelukkig te zijn. Geluk is een ervaring, een gevoel. Het zit van binnen, het is direct bereikbaar wanneer we in verbinding kunnen komen met onze innerlijke stilte, met de altijd aanwezige vrede. Is dan het verdriet weg? Nee, het verdriet is niet weg, maar de verbinding met alles wat leeft, betekent dat we niet hoeven te lijden. Lijden ontstaat als we ons identificeren met onze persoonlijkheid en vergeten dat onze persoonlijkheid ons instrument in de wereld is, niet wie we in wezen zijn. Het verhaal van de twee pinken Als wij onszelf voorstellen als cellen van het lichaam mens, zitten we niet ver naast de waarheid. Net als de cellen van ons lichaam bestaan we vooral uit leegte en is de ruimte tussen ons in groter dan het volume van alle cellen bij elkaar. Net als cellen van een lichaam zijn we onlosmakelijk verbonden met elkaar. Het is onze taak om ons te vermenigvuldigen, onze specifieke bijdrage te leveren en weer af te sterven. Een cel die in de nier van het lichaam woont, doet iets anders dan een cel die in de huid woont of in de hersenstam. Niercellen zijn verwant met elkaar en verstaan elkaar makkelijker dan een niercel een hersencel verstaat. Er bestaat geen gelijkheid. Alle cellen zijn individu en verschillend, te onderscheiden in één en hetzelfde moment van bestaan. Er bestaat uitsluitend gelijkwaardigheid, een hersencel is niet beter of ‘hoger’, dan een niercel. De één kan absoluut niet zonder de ander, geen cel kan gemist worden. Toch is er een groot verschil tussen een lichaamscel en een mens: vrije wil. Een niercel kan niet anders willen dan zijn bijdrage leveren, een mens kan in verzet gaan. Ook dieren hebben een zekere mate van vrije wil, maar zij zullen het niet in hun kop halen om iets anders te doen dan hun instinct hen ingeeft. Geen dier dat zich te goed voelt voor een soortgenoot, of te slecht. Dieren lijden niet aan zelfoverschatting of een minderwaardigheidscomplex, ook al hebben kuddedieren het nodig om hun plek in de rangorde te weten en wordt er gevochten om het recht van de sterkste. Zodra het gevecht is afgelopen, is de rust weergekeerd, de orde is hersteld. Bij mensen is dat complexer. Wij zijn in deze tijd van onze evolutie zo geïdentificeerd met ons denken, dat we het bewustzijn van onze plaats in het geheel totaal 21
zijn kwijt geraakt. Vandaar de eenzaamheid en het rusteloze zoeken, vandaar de behoefte aan bevestiging. Wisten we maar, dat we cellen in het lichaam mens zijn! Wij zijn niet volmaakt, maar als we iets niet willen, dan is het wel om dat toe te geven. In plaats van te aanvaarden dat we altijd fouten zullen maken, zoeken we liever de schuld buiten onszelf. “Ik doe zo ontzettend mijn best, en dan ben ik nog ongelukkig!” Er moet wel een oorzaak ‘van buiten’ zijn, “Aan mij ligt het echt niet, hoor”. Liever dan zelf verantwoordelijkheid nemen en onze ultieme kwetsbaarheid te ervaren, projecteren we al onze negatieve eigenschappen op de ander. Sinds mensenheugenis verdeelt de onbewuste mens de wereld in ‘de goeden’ en ‘de slechten’. Raad eens bij welke partij ik hoor? Ik ben als de linkerpink van het lichaam mens, die de oorlog verklaart aan de rechter. “Zie je wel, het is allemaal jouw schuld!” roept de linkerpink tegen de rechter. En die rechter had toch al zo’n idee dat de linkerpink niet te vertrouwen was. Sterker nog, in deze wereld van snelle communicatie en technische verbindingen ziet de rechterpink een verband tussen alles wat hem niet zint en de verbondenheid van de linkerpink met de linkerpols en de linkerarm: de As van het Kwaad! Snel zoekt de rechterpink de steun en hulp van de rechterpols en de rechterarm en jawel, daar begint het al. Oorlog. Oorlog op leven en dood. In deze strijd kan het niet anders, dan dat de linkerpink een kootje kwijt raakt en verminkt uit de strijd te voorschijn komt, want het gaat er hard aan toe. En de rechterpink breekt twee kootjes, die kan na de oorlog nooit meer buigen en gitaar spelen. Het gevolg: de coalitie van de pinken met de polsen en armen moet versterkt, de beide partijen moeten zich meer met elkaar verbinden en zich beter tegen de ander gaan wapenen! Dit is de geschiedenis van de mensheid in zijn onbewuste fase, de fase van het stamverband en de fase van ‘wij tegen zij’ . Nog nooit is het lichaam mens er beter van geworden. In deze tijd is het onvermijdelijk geworden dat de cellen van het lichaam mens uit vrije wil kiezen voor eigen verantwoordelijkheid voor het individuele leven, inclusief alles wat er fout gaat en ‘tegen zit’. Het lichaam mensheid is op een voorheen ongekende schaal in staat tot extreem geweld en vernietiging. Als de linkerhelft de rechter opblaast, gaat ook de linker dood. Dit besef is sinds de Tweede Wereldoorlog gelukkig alom erkend; het acute gevaar is door middel van de kernwapenverdragen bezworen, hoewel nog niet helemaal verdwenen. Intussen gaan oorlogen op ‘kleinere’ schaal gewoon door, het lichaam mensheid is nog steeds bezig zichzelf te verminken. Op het moment dat ik dit schrijf, wordt er op 31 plaatsen in de wereld oorlog gevoerd; mensen worden dood geschoten, gebombardeerd, verbrand, verminkt, gemarteld en verkracht. Kinderen raken hun ouders kwijt en miljoenen mensen zijn in erbarmelijke omstandigheden op de vlucht. En wat op grote schaal geldt, is ook waar op kleinere schaal; in het dagelijkse contact tussen mij en jou. Ik kom hierop terug in het hoofdstuk over sterven en geboren worden. Doorsta de pijn In deze tijd is het noodzakelijk dat de nieuwe mens opstaat. De mens die de verantwoordelijkheid voor moeite, pijn, tegenslag en verdriet niet aan een ander verwijt, maar die zijn eigen verantwoordelijkheid neemt voor zijn bijdrage als cel in het geheel. Inclusief moeite en pijn. Het gaat niet om gelukkig zijn en alles onder controle hebben, het gaat om individuele verantwoordelijkheid en liefde. Om te beginnen de liefde voor het leven, voor het hele lichaam mens en voor de wereld waarin wij mogen leven en leren. In het volle bewustzijn dat wij gewild zijn en een eigen plaats hebben, waar wij alleen maar hoeven te zijn wie we zijn. Als we onszelf genoeg zijn, komt onze taak vanzelf op ons pad. Dan hoeven 22
we alleen maar te buigen en dankbaar ‘ja’ te zeggen. We mogen nog steeds bang zijn en ‘nee’ zeggen, maar dan zijn we niet bewust van wat ons wordt aangeboden. Als we ‘nee’ zeggen, wordt de taak die we moeten vervullen ons gewoon even later weer aangeboden, en nog eens en nog eens, net zo lang tot we besluiten mee te werken. Tot tevredenheid van het hele lichaam en tot ons eigen geluk, want wie zich op zijn of haar plaats weet hoeft niet meer naar bevestiging te zoeken, die ervaart vrede en wendt zich niet af van alle weerstand en moeite. Want beproevingen blijven komen, opdat we blijven leren en ons verder kunnen bekwamen in het leveren van onze bijdrage. Alleen dan kan het lichaam mens zich blijven ontwikkelen en kan de nieuwe mensheid ontstaan. Nieuwe mensheid, bestaande uit nieuwe mensen in een cultuur van verdraagzaamheid en verbondenheid, zonder de noodzaak van groepsdwang of stamverwantschap. Een wereldwijde familie van bewuste en zelfverantwoordelijke cellen. De geboorte van die nieuwe mensheid is al begonnen.
23
Broeder, zuster, doorsta de pijn. Ontsnap aan het vergif van je impulsen. De hemel zal naar jouw schoonheid buigen als je dat doet. Leer om de kaars aan te steken. Sta op met de zon. Keer je af van het hol van je slaap! Op die manier groeit een doorn aan een roos. Wat is het om lof te prijzen? Maak jezelf kenbaar! Wat is het om iets te weten over God? Brand in die aanwezigheid. Brand op! Koper smelt in het helende elixer. Laat jezelf daarom smelten in het mengsel van dit bestaan. Je knijpt te veel je handen samen, vastbesloten om het niet op te geven om ‘ik’ en ‘wij’ te blijven zeggen. Deze spanning houdt je tegen. Uit: tatoeëren in Qazwin, Rumi.
24
4. SUCCES EN FALEN De God van geld In onze maatschappij wordt succes gelijk gesteld aan het hebben van geld en goed, aan materiële zekerheid. Sinds de industriële revolutie aan het eind van de negentiende eeuw onze westerse maatschappij in haar greep kreeg, is het begrip succes steeds belangrijker geworden. The American Dream, het geloof dat iedere krantenjongen multimiljonair kan worden, is bijna wereldwijd tot norm geworden. In hoog tempo is God vervangen door Geld. Televisieseries en tijdschriften aanbidden de rijken en de superrijken; wie veel geld heeft vergaard, is een held. De prestatiedruk die dit aan de moderne mens oplegt, is gigantisch. Wie geen maatschappelijk succes heeft is een ‘loser’. Gezien de ontzagwekkende hoeveelheid antidepressiva die verstrekt wordt, is bijna de meerderheid van de mensen een loser! Die druk begint op steeds jongere leeftijd. Dit eenzijdige materialisme bepaalt nog steeds onze maatschappij, hoewel de ene economische crisis na de andere ons dwingt de bakens te verzetten. Wat heeft ons bewogen? Waarom was de oude wereld, die van rangen en standen, van veel handwerklieden en weinig heren niet goed meer? Wij zijn gegroeid van een groepsbestaan naar de wereld van het individu. Groepsverbanden bieden geen steun meer, je ‘maakt’ het, of je maakt het niet. “Maak jij jezelf eerst maar eens waar!” roept de postbode tegen zijn aanstaande schoonzoon. “Zonder vast inkomen ben je mijn dochter niet waard!” Wie zich waar moet maken, is kennelijk nog niet waar. Wat is dat voor geloof? Het is het blinde geloof in de bevestiging van persoonlijkheid. Wij hebben het zó hard nodig om gezien te worden, dat we – vaak in paniek – op zoek gaan naar bevestiging. Maar dat is niet waar het om gaat. Mijn ziel wil zich gezien weten, de mens die ik werkelijk ben, wil gekend worden. Ik ben opnieuw op aarde gekomen met een bedoeling, en die laat zich niet kennen zonder de relatie met de ander. Omdat ik mijzelf niet ken, gaat mijn ego op zoek naar bevestiging. Buitenkant zoekt buitenkant. Buitenkant kijkt naar de buitenkant en tegenwoordig is de maatstaf voor een geslaagde buitenkant geld en bezit. Veel mensen stoppen met zoeken als ze eenmaal de bevestiging hebben dat ze een vast inkomen hebben, een maatschappelijke functie en een kennissenkring. Met gelukkig zijn heeft dit weinig te maken. Vroeg of laat komt er een leeg gevoel van binnen, want de essentie weet zich nog niet gezien. Er blijft een behoefte aan meer. “Is dit alles?” vraagt de succesvolle man of vrouw van middelbare leeftijd zich af. De leegte wordt gevuld met een nieuwe relatie, een nieuwe bezigheid. Afleiding. Genoeg afleiding kan een tevreden bestaan opleveren, maar vervulling van je bestemming en je werkelijk gezien weten is iets anders. Ik heb de mislukking nodig Omdat ik al mijn hele leven zo slecht versta wat ik hier op aarde kom doen en omdat mijn verlangen om er bij te horen zo groot is, sla ik keer op keer de verkeerde weg in. Dat is niet erg. Het is wel heel vermoeiend en het gevaar van ontmoediging en depressiviteit is groot. Want de verkeerde weg betekent mislukking. Niet dat ik mijn werk slecht doe, maar vroeg of laat gaat het mis. Ik raak uitgeput en word ziek, of er is geen behoefte meer aan mijn capaciteiten. Geen opdrachten, geen klanten, geen werk. Ik ben vele keren vol optimisme begonnen aan een nieuwe baan of een nieuwe functie en in mijn leven was het patroon altijd hetzelfde: aanvankelijk erg succesvol en na verloop van (steeds kortere) tijd ging het uit als een nachtkaars. Dit heeft me gedwongen om te leren. Zelfs met mijn aangeboren optimisme en naïviteit heb ik moeten leren luisteren en heb ik geleerd om niet meer met elke mogelijkheid die me aangeboden werd, mee te gaan. Ik heb mijn hart leren volgen. Niet de 25
illusie van erkenning en succes bepaalt nog mijn handelen, maar de vraag naar mijn talent. Wat is dat, mijn talent? Dat is datgene, waar mijn hart van open gaat en wat ik belangeloos, zonder aarzelen, graag voor een ander doe. Wat ik bovendien al mijn hele leven doe, zonder er bij stil te staan. Voor mij vanzelfsprekend. Zó vanzelfsprekend, dat ik denk dat het gewoon is, dat iedereen dat doet. Daarin heb ik ongelijk. Ik heb heel lang mijn talent niet ten volle gewaardeerd. Ik vond het niet spectaculair, veel te gewoon. Het bood mij niet de kans om te schitteren en bewondering te oogsten en ik wou zo graag de bevestiging dat ik heel speciaal ben! Dat is een pijnlijke misvatting. Mijn talent is voor mij vanzelfsprekend, maar voor jou uitzonderlijk. Net zoals jouw talent voor jou vanzelfsprekend is en voor mij heel bijzonder. Wie zoek ik op, als ik iets nodig heb dat ik zelf niet kan? Wordt die persoon ook door anderen opgezocht vanwege die kwaliteit? Als dat zo is, dan hebben we het over vakmanschap of vakvrouwschap, waar anderen zo veel vertrouwen in hebben, dat er wel talent onder moet zitten. Talent drukt zich uit in doen. Doen wat nodig is, doen wat je van nature goed af gaat en wat je blij maakt. Waarvoor komen de mensen naar jou? Talent is gebaat bij mislukking. Door veel vallen en opstaan leer ik achterwege te laten wat niet (meer) bij me past. Door goed te luisteren, leer ik niet meer alles te doen wat ik heus ook wel goed kan, maar alleen nog wat mij aan het hart gaat. We zijn niet allemaal van jongs af aan een specialist. Een talent dat zich op jonge leeftijd openbaart, heeft ook veel mislukken en hard werken nodig om aangescherpt te worden, om zich te ontwikkelen. Mensen die in heel veel dingen eigenlijk wel goed zijn, hebben een probleem: wat is nu het werkelijke talent? Dat vind je alleen maar uit door te doen, door vallen en opstaan. Hoe meer mislukking, des te duidelijker het wordt wat je talent niet is. Uiteindelijk blijkt het toch allemaal niet voor niets te zijn geweest, als je goed leert luisteren naar jezelf. Uiteindelijk geef je wie je bent en dan blijkt al dat vallen en weer opstaan geen verspilde moeite; al je ervaringen blijken van pas te komen bij datgene wat je werkelijk te doen hebt. Je weet wat worstelen en zoeken betekent en dat zal door de mensen met wie je werkt herkend worden. Doordat je weet wat mislukken betekent word je mild, want waarom zou ik nog een oordeel hebben over een ander? Heb ik niet zelf ook zo vaak de plank misgeslagen? Wij zijn wie we zijn; uniek en volstrekt gelijkwaardig. Niemand hoeft aan de eisen van een ander te voldoen. Je kunt toch niet worden wie je niet bent. Van de nood een deugd maken Natuurlijk heb ik ook succes nodig. Uit mijn tijdelijke successen put ik telkens weer een beetje zelfvertrouwen en goede moed. Wie uitsluitend mislukkingen en teleurstelling kent, raakt ontmoedigd. Dan heb je wel een heel groot geloof nodig om op de been te blijven en weer door te gaan. Geloof, vertrouwen is ons gelukkig als mogelijkheid en als bron van kracht gegeven. Ik heb vaak gedacht: “Waar haal ik toch de moed vandaan om telkens weer op te staan en opnieuw te beginnen?”. Het antwoord is geloof. Het diep gewortelde vertrouwen, dat ik niet voor niets besta, dat ik ‘ergens’ vandaan kom en ‘ergens’ naar op weg ben, dat ik nog niet ‘klaar’ ben. We hebben veel meer kracht om te overleven en om moeilijkheden te overwinnen dan we over het algemeen denken. En die kracht heb ik ook heel vaak nodig gehad. Moeilijkheden zijn onvermijdelijk. Iedere keer dat je denkt dat het nu eindelijk lekker gaat, komt er na verloop van tijd wel weer een tegenslag. Ook als je heel hard probeert om iets goeds voor elkaar te krijgen, komen er moeilijkheden en zelfs regelrechte tegenwerking op je pad. Dat hoeft niet te betekenen dat je op de verkeerde weg zit, maar het is zeker een signaal dat er iets geleerd moet worden. Je doet er dus verstandig aan, iedere tegenslag als een seintje van Hogerhand te beschouwen. 26
Wat wordt mij hier duidelijk gemaakt? De tegenslag, de moeilijkheid is een concrete gebeurtenis in de wereld van de vorm. Dat is de wereld van materie, de wereld van mijn persoonlijkheid. Als ik werkelijk een uitdrukking ben van de Ene scheppende geest, een maas in een sterk geweven net bovendien5, dan kan het zijn dat ik niet met de geest meewerk, maar aan het tegenwerken ben. Ik ben een maas die niet met het net mee wil, maar die eigenwijs een andere koers ingeslagen is. Logisch, dat het net aan alle kanten aan mij gaat trekken en dat ik in mijn beweging gestopt wordt. Zo bezien heb ik mijn eigen tegenwerking gecreëerd. Alle actie wordt gestopt, die niet in overeenstemming is met de richting van het net en met mijn taak als cel van het lichaam mens. Net als in mijn eigen lichaam komen er afweercellen in actie als een cel ontstoken is en gaat etteren. Ik moet dus ophouden met etteren, zodra ik merk dat er tegenwerking ontstaat en opnieuw goed luisteren. In mijzelf luisteren naar het antwoord op de vraag: wat ben ik nu weer aan het doen? Heeft wat ik doe nog iets te maken met wie ik ben, met datgene dat mij gevraagd wordt en waar mijn hart van open gaat? Hoe zit het van binnen? Voel ik ruimte of benauwdheid? Benauwdheid is uiteindelijk altijd angst. Linksom of rechtsom Als ik iets vanuit benauwdheid probeer te realiseren (redden wat je redden kan!) zal het resultaat benauwdheid ‘ingebakken’ krijgen. Het is een compromis, niet wat ik in alle eerlijkheid en vanuit de ruimte van mijn hart gewenst had. Benauwdheid wil ik niet. Starheid ook niet. Ik wil best flexibel zijn, maar dan wat de vorm betreft. Linksom of rechtsom is allebei goed, als de geest, de inspiratie maar wordt gediend en zuiver blijft. De essentie verdraagt geen compromis. Vanuit benauwdheid iets af doen van mijn inspiratie is een zekere manier om alvast de ‘mislukking’ van mijn werk in te bouwen. Pas als ik met de stroom mee ga, kan wat ik doe niet mislukken. Ik ga de wind mee krijgen, als ik in alle bescheidenheid en zonder enig motief van bevestigd te willen worden mijn werk doe. Ik doe er dus goed aan, bij iedere tegenslag mijn werk even stop te zetten en opnieuw verbinding te maken met mijn oorspronkelijke motief, met mijn oorspronkelijke inspiratie. Ook als ik twijfel. Twijfel is een gevoel dat door mijn denken wordt veroorzaakt. Mijn essentie twijfelt nooit, die weet. ‘Bij twijfel niet inhalen’ staat wel eens achter op een lange vrachtauto geschreven. Dat is een verstandige raad, die ik ook in mijn dagelijks leven kan toepassen. Als ik twijfel, weet ik dat ik in mijn denken zit en dat ik even moet stoppen. Zit ik nog op de goede weg? Ben ik nog wel trouw aan mijn diepste verlangen? Werk ik nog wel met mijn talent? Als ik op de goede weg zit, wordt me al snel duidelijk waarom ik aan het twijfelen ben en dan kan ik dat loslaten. Vaak komt mijn twijfel voort uit mijn hardnekkige overtuiging dat ik eigenlijk niet goed genoeg ben, dat ik eigenlijk toch niet kan voldoen aan dit of dat. Zonde van mijn talent. Ik hoef niet te twijfelen als ik mijn talent laat stromen. Mijn talent hoeft ook niet aan wat dan ook te voldoen, het is namelijk uniek. Als ik een project met al mijn passie en talent bijna heb gerealiseerd, zal er op het laatst ook nog tegenwerking ontstaan. De wereld van de materie, van de maatschappij, wordt bang van zo veel passie. Instanties en instituten willen op zo’n moment graag dwars liggen en roepen: “Dat kan niet. Wat u wilt kan echt niet, hoor! Zo werken wij niet.” Dan hoef je alleen maar te denken: “Nee, jullie niet. 5
Wij zijn, of we het beseffen of niet, altijd met elkaar verbonden. Wij mensen zijn, zoals Williges Jäger schrijft, zowel een geheel als een deel van iets anders. Ik citeer: `Wij zijn als een maas van een net. Een maas is een eenheid, maar ze kan niet op zichzelf bestaan. Ze kan slechts met anderen samen bestaan.`
27
Maar ik werk zo wèl en als jullie niet mee willen werken, dan vind ik wel een andere mogelijkheid. Ik ben nu zo ver gekomen; dit gaat door.” Wij mensen zijn gericht op controle, op tegenhouden en in stand houden, niet op verandering. Dat is altijd uit angst. Creatie moet het hebben van vernieuwing en experiment, van de sprong in het duister. Onzekerheid is een zekerheid. Denken dat je de toekomst kunt beheersen, is een hardnekkige illusie. Een illusie die heel veel energie kost en die ons af houdt van vrijuit leven. Leve de tegenslag! Ik word even stop gezet en ik mag opnieuw luisteren en het vertrouwen in mijzelf opzoeken. Desgewenst kan ik hulp vragen of besluiten dat ik inderdaad van mijn pad ben afgeweken en dan kan ik op mijn schreden terug keren. In beide gevallen maak ik van de nood een deugd: ik leer. Als ik besluit dat ik nog steeds op de goede weg zit, ga ik met hernieuwde kracht door. Als ik merk dat ik ben afgedwaald, hoef ik alleen maar te kijken hoe ik mij heb laten verleiden. Wat was er zo aantrekkelijk? Waardoor is mijn persoonlijkheid de verkeerde kant op gesprongen? Laat ik goed en zorgvuldig kijken wat er is gebeurd, in alle mildheid en zonder enig oordeel. Een levensles is een geschenk. Ik ben aan dit leven juist begonnen om lessen te leren. Ik mag mijn persoonlijkheid opvoeden, mijn hele mens-zijn veranderen van onbewust naar bewust, van ‘oude’ mens naar nieuwe mens. Daar heb ik alle mislukkingen, dwalingen en tegenslagen voor nodig die het leven mij aanbiedt. Hier past dankbaarheid, geen afwijzing. Als ik door ervaring leer dat er een saboteur in mij huist, zoals de gedachte dat ik eigenlijk niet goed genoeg ben, verdient het aanbeveling om eens verder terug te kijken. Vaak zijn dit soort patronen ontstaan in een vorig leven en zijn ze in opeenvolgende levens bevestigd. Een goede regressie- en reïncarnatietherapie6 leert je het patroon op te sporen en te bevrijden. Het resultaat is vrij gekomen energie, energie die je nu constructief in kunt zetten.
Geweven worden De weg is vol van oprechte offers. Het struikgewas dat het pad blokkeert, is alles wat je daarvan weerhoudt; de vrees dat je misschien in stukjes breekt als een glazen fles. Deze weg vraagt moed en uithoudingsvermogen. Toch is hij vol van voetstappen! Wie zijn deze metgezellen? Zij zijn de sporten van jouw ladder. Gebruik hen! Met gezelschap versnel je je opgang. Misschien ben je gelukkig genoeg in het voortgaan, maar met anderen kom je verder, en sneller. 6
Voor adressen van regressie- en reïncarnatietherapeuten in Nederland: www.tasso.nl of www.reincarnatietherapie.nl
28
Iemand die opgewekt, maar alleen naar het douanehuis gaat om zijn reizigersbelasting te betalen, zal met een nog lichter hart gaan als er vrienden met hem zijn. Iedere profeet zocht metgezellen uit. Een muur die alleen staat is zonder nut. Maar plaatst men drie of vier tezamen, dan zullen zij een dak kunnen ondersteunen en houden zij het graan veilig en droog. Als inkt zich bij een pen voegt, kan het blanke papier iets zeggen. Bies en riet moeten geweven worden om nuttig te kunnen zijn als mat. Als zij niet ineengestrengeld waren, zou de wind hen weg doen waaien. Evenzo heeft God schepselen samengebracht en hen vriendschap gegeven. Mevlana Rumi
29
5. VERBINDING Verbinding moet groeien Het is een vreugde om werkelijk door de ander gezien te worden, om een moment van herkenning en verbondenheid te ervaren. Ik word er zacht van, ik hoef me even niet meer groot te houden, de liefde mag stromen van hart tot hart. En dan is het moment weer voorbij. Ik gloei nog na, mijn hart staat nog steeds open, ik ben nog steeds in verbinding met mijzelf. Maar ook dat gaat weer voorbij, want de wereld levert me vanzelf weer vragen, verplichtingen en tegenslagen op. Al mijn aandacht gaat dan als vanzelf naar de omstandigheden, naar geregel en gedoe: ik moet weer dit of dat. Wèg verbinding met mijn innerlijke ruimte! Dus: weg liefde, weg vrede, weg rust. Welkom angst, kom binnen zorgen. De omstandigheden lijken te zeggen: “Alsjeblieft, hier heb je een hoop spanning!” Mijn aandacht zit in de omstandigheden en mijn gevoel in mijn buik. Ik ga uit alle macht proberen mijn problemen op te lossen. Alle macht; dat wil zeggen met mijn hoofd. Ik ben voortdurend aan het denken. Ik moet wel: mijn probleem moet opgelost! In plaats daarvan kan ik mijn situatie aanvaarden en naar binnen gaan, naar de verbinding met mijn hart en naar mijn innerlijke vrede. In die stilte kan ik wachten om gevonden te worden. Gevonden te worden door een inspiratie, een ingeving of een helder idee. Van de soort, waar mijn hart een vreugdesprongetje van maakt en dat mij de weg wijst uit de problemen die ik in de omstandigheden ervaar. Maar: oude gewoontes zijn hardnekkig. Ik zal ook moeten aanvaarden dat mijzelf tot de orde roepen en naar mijn innerlijke stilte gaan niet meteen lukt. Wat is dan het eerste dat mij helpt om dat te leren? Dat is eenzaamheid. Om te beginnen moet ik ophouden met doen, liefst een aantal malen per dag. Onderstaande oefening is een ideaal begin van de dag. Doe hem het liefst voordat je op de automatische piloot aan het doen slaat. Sta een half uurtje eerder op en begin je dag bewust, dat verandert je leven. Oefening: naar de stilte Ik zoek de eenzaamheid en de afzondering. a) Lichaam Ik ga stil zitten en doe niets. Ik keer mijn aandacht naar binnen en maak eerst contact met mijn lichaam. Ik adem. Op mijn gemak wandel ik met mijn aandacht door mijn lichaam, tot ik alles gewaar ben wat zich in mijn lichaam afspeelt. Ik zet mijn lichaam in een ontspannen en wakkere positie, ik zorg dat alle energie vrij kan stromen en dat ik niet afgeleid ga worden door kramp, kriebel, steken of wat dan ook. b) Gevoel Dan neem ik mijn gevoelens waar en doe er helemaal niets mee. Ze zijn er, ze mogen er zijn, maar ik heb nu juist besloten om niets te doen, dus laat ik ook mijn gevoelens los. Ik wil even geen onrust, die gevoelens komen straks heus wel weer om aandacht vragen. c) Denken Vervolgens doe ik hetzelfde met mijn denken. Ook mijn gedachten komen en gaan, ik hoef echt niet voortdurend mee te gaan met elke gedachte. Als ik nu even niets doe met de gedachten die door mijn hoofd gaan, betekent dat nog niet dat ik nooit meer heldere gedachten zal hebben. Ik kijk mijn gedachten aan en ik beloof om straks wel weer aandacht aan al die zaken te geven, die ze me voorspiegelen. Voor dit moment wil ik even geen afleiding. 30
d) Stilte En dan, als ik mijn lichaam, gevoelens en gedachten heb aanvaard en kan laten voor wat ze zijn, dan richt ik mijn aandacht op de stilte in mijzelf. De stilte, die binnen in mijn borst woont. Het wonder van mijn centrum. De plek, waar ik ruimte ervaar en waar ik altijd thuis ben. Hier ben ik en hier moet ik niets. Ik mag zijn, ademen en luisteren. e) Naam Om te beginnen luister ik naar de klank van mijn naam. Ik hoor in mijn innerlijke stilte mijn voornaam. Soms hoor ik mijn naam fluisteren, soms word ik geroepen. Nu kan ik niet meer onverschillig zijn: ik ben in mijn innerlijke ruimte aanwezig. Ook als ik weer door gedachten word afgeleid, kan ik terugkeren door mijn naam te beluisteren. f) Vraag Als ik een echte vraag heb, kan ik die in mezelf zeggen en dan stil worden en luisteren of er iets in me opkomt. Als ik niets hoor, vraag ik het gewoon nog eens en zo nodig nog eens. Gegarandeerd dat mijn gedachten me afleiden en dat ik mezelf om de haverklap tot de orde moet roepen, maar oefening baart kunst. Dit is een meditatie. Wie dit voor het eerst doet, kan beginnen met de vraag “Wat heb ik nu nodig?”. Die vraag kan je jezelf op ieder moment stellen, je hebt altijd iets nodig. Je kunt vervolgens vragen: “En wat mag ik vandaag geven?”. Op dezelfde manier. Eerst in de stilte aankomen, dan vragen en dan ogenblikkelijk stil worden. Desnoods met ingehouden adem goed luisteren, want het antwoord wordt gefluisterd, niet geschreeuwd. Tenslotte kun je ook nog vragen: “Stel dat ik één ding belangrijk wil maken vandaag, wat kies ik dan?” Doe dit dagelijks, doe dit jaren achtereen en je zult zien dat het gaat lukken. Ik doe dit nu ongeveer twintig jaar en het verveelt nooit. Het kiezen van een prioriteit per dag geeft veel rust. Alle andere dingen die je doet zijn meegenomen, maar dat ene ding doen betekent, dat je aan het eind van de dag tevreden kunt zijn met jezelf. Dan kun je de dag gemakkelijk afsluiten en je richten op de nacht, je overgeven aan rust. Samen gaat het sneller en kom je verder Rumi had gelijk: “Met gezelschap versnel je je opgang. Misschien ben je gelukkig genoeg in het voortgaan, maar met anderen kom je verder, en sneller.” Hoe zit dat dan met die eenzaamheid? Die heb je ook nodig, om te leren in verbinding te komen. Maar die verbinding in jezelf kun je heel goed oefenen als je het samen met anderen doet. Nog makkelijker is het, om iemand te zoeken, bij wie je in een groep een tijd lang mag oefenen in het vertrouwd worden met je innerlijke stilte. Die iemand moet dan wel een ervaringsdeskundige zijn, die je geen theorie oplegt. Als je volgens een theorie gaat leven, zit je gegarandeerd in je denken en dan wordt het niet gemakkelijk om werkelijk je innerlijke ruimte te vergroten. Maar als je een groep gelijkgezinden kunt vormen met een ervaren beoefenaar van de stilte, dan kan je meteen met elkaar oefenen in het spiegelen. Spiegelen is je ervaring delen, zonder dat iemand commentaar geeft. Luisteren naar elkaar, en eventueel daarna zeggen wat je geraakt heeft in het luisteren. Het gaat dus altijd over jezelf, niet over de ander. Dan ben je elkaars spiegel in het mens-zijn. Ook dan heb je nog steeds de afzondering en de eenzaamheid nodig, want zonder dat duurt het je waarschijnlijk veel te lang om te leren je innerlijke stilte te bereiken. 31
Want waar gaat het ook al weer om? Het gaat ons erom, de nieuwe mens te worden. Een bewuste schepper, geen speelbal van de omstandigheden. Iemand die stil en rustig kan blijven en vastberaden haar eigen koers kan volgen. In het volle vertrouwen dat er niets mis gaat, ook al lijkt de wereld alleen maar tegenspoed en zorgen op te leveren. Iemand die onder echt alle omstandigheden vrij en kalm kan blijven ademen. Iemand die weet wie zij is en dus ook doet wat bij haar past en niets anders. Die daarmee daadwerkelijk de rode loper uitlegt om geïnspireerd te worden, in ieder moment dat zij bewust aanwezig is. Dat is wat wordt bedoeld met leven in verbinding. Allereerst verbinding met jezelf en vervolgens in verbinding met anderen. Wie vanuit zijn innerlijke verbinding contact maakt met een ander, zal een contact van hart tot hart mogelijk maken. Ogenblikkelijk is er verbinding met de ons omvattende ruimte: de ongeziene wereld doet graag mee. Hartverwarmend! Mannelijk en vrouwelijk: een dubbele binding Een belangrijk aspect van het samen reizen op weg naar jezelf is de verbinding tussen mannen en vrouwen. Eeuwen lang is het in verschillende culturen normaal geweest, dat mannen en vrouwen apart van elkaar hun dagen doorbrachten. Op veel plaatsen in de wereld is het nu nog zo. Bij veel Indiaanse culturen waren er mannenhuizen en vrouwenhuizen. In de synagoge en in de moskee zijn de mannen en vrouwen gescheiden tijdens het gebed. In vele Arabische, Aziatische en Afrikaanse culturen groeien kinderen op met alle vrouwen van de groep of het dorp om zich heen, terwijl de mannen zich met elkaar op een andere plaats bevinden. De scheiding van mannen en vrouwen is ver doorgevoerd en heeft eeuwenlang voor bescherming gezorgd van de vrouwen en kinderen, ondanks alle discriminatie en vrijheidsbeperking, die meestal ook aan vrouwen wordt opgelegd. De vrouwenemancipatie in de Westerse cultuur heeft geleid tot een grote deelname van vrouwen aan het betaald werken en aan de bloei van bedrijven, dus aan de groei van het geld en de welvaart. Tegen een hoge prijs: kinderen groeien steeds meer op zonder bescherming, raken de weg kwijt (ze worden geestesziek) en reageren hun vervreemding en frustratie af met geweld. Moorden op scholen zijn het gevolg van vervreemding. 7 Is vrouwenemancipatie dan alleen maar slecht? Moeten alle vrouwen terug naar het huishouden en naar het wassen van luiers? Natuurlijk niet. Maar de vervreemding van onszelf, die we nu overal om ons heen zien, is wel een teken aan de wand. We zien dat aan het hoge percentage echtscheidingen, aan de enorme toename van het aantal volwassenen dat alleen woont en geen vaste relatie kan onderhouden, aan het langs elkaar heen leven van mensen en de vereenzaming van onze ouderen. Wij vervreemden van wie we werkelijk zijn: een deel van een geheel. Innerlijk verbonden, uiterlijk verbonden De nieuwe mens die de volgende stap in de evolutie van de mensheid inluidt, is een mens die verbonden is. Allereerst verbonden met zichzelf, het eeuwige leven. Dit is een kwestie van bewustzijn. Als ik me niet meer identificeer met mijn ‘kleine zelf’, mijn persoonlijkheid, ben ik verbonden met wie ik werkelijk ben. Dan weet ik mij een maas in het net dat mensheid heet en heb ik geen enkele behoefte meer om me te onderscheiden door me af te zetten tegen de andere mazen. Ik ben de maas die ik ben en die maas mag precies zo schoon en stralend zijn als mogelijk is. Daarmee kom ik bij vrede en vreugde, voor mijzelf en alle andere mazen van de mensheid. Ik omarm alles wat in mij is; zowel mijn maas-zijn als 7
lees: No More Turning Away, door Ron Veronda. Een hartverwarmend boek over hoe je ontspoorde kinderen en jongeren een waardig bestaan terug geeft.
32
mijn persoonlijkheid. Ik kan mijn gevoelens en gedachten waarnemen en ik mag in het hier en nu kiezen wat ik wil. Wat ik wil, is mijzelf tot uitdrukking brengen, geven wie ik ben. Dat betekent dat ik rust in mijzelf, ik heb geen angst. Ik ben niet op zoek naar zekerheid, want dat is een illusie van de tijdelijke persoon. Ik ben immers een eeuwige maas, wat is er dan nog aan zekerheid nodig? Ik mag de dans van het stoffelijke leven spelen met behulp van mijn persoonlijkheid en ik speel die dans met overgave en vreugde. Ik wijs niets en niemand af. Ik wijs dus ook niet mijn kwetsbaarheid af. Ik weet dat ik niet het moment van mijn sterven bepaal en dat het heel goed mogelijk is, dat ik een dodelijk ongeluk krijg of vannacht vredig inslaap, bijvoorbeeld omdat er een ader in mijn hoofd gesprongen is. Dat is hoe kwetsbaar ik ben als tijdelijke vorm. Ik ben me daar voortdurend van bewust en geniet van het moment van nu, want nu mag ik nog in deze vorm mee spelen. Ik heb dan het kwetsbare en ontvankelijke in mijzelf lief. Daarmee maak ik verbinding met mijn intuïtieve vermogens, mijn zogenaamde ‘vrouwelijke’ kant. Ik ben gericht op het ontvangen van wat zich voordoet en omdat ik liefde uitstraal, nodig ik liefde uit. Ik ben een man en toch ben ik zacht en ontvankelijk. Ik kan makkelijk geraakt worden en ik ga dat ook niet uit de weg. Ik blijf intussen gewoon man, mijn daadkracht en zelfverzekerdheid worden niet minder. Ik doe wat mannen zichzelf in vele eeuwen over het algemeen niet toegestaan hebben: ik verbind in mijzelf het mannelijke en het vrouwelijke. Daarmee leg ik de bodem voor het opstaan in mijzelf als nieuwe mens. Ik ben innerlijk verbonden. Doordat mannen eeuwenlang hun kwetsbaarheid en ontvankelijkheid hebben onderdrukt, zochten zij die in vrouwen. Alle kwetsbaarheid die ik als man in mijzelf niet wil erkennen, zie ik haarscherp in jou, maar dan ben je natuurlijk wel minderwaardig. Dit is projectie, want eigenlijk vind ik die kwetsbaarheid in mijzelf minderwaardig. En aangezien wij als mazen in het net verbonden zijn, kan ik als man niet iets in jou projecteren, zonder dat jij iets aan mij afstaat. Wij zijn samen één energie en die wordt niet minder of meer. We zijn dus op energetisch niveau communicerende vaten. Wat hebben vrouwen dan afgestaan in ruil voor de kwetsbaarheid en ontvankelijkheid die mannen niet zelf wilden ervaren, maar op vrouwen afschoven? Dat is niet moeilijk te raden: kracht. Het hele bovenstaande verhaal van bewustwording van wie je in werkelijkheid bent, is voor vrouwen een verhaal van in je kracht gaan staan, zonder daarbij kwetsbaarheid en ontvankelijkheid in te leveren. Omdat vrouwen niet beroofd zijn van hun intuïtieve vermogens, is dat voor hen makkelijker, dan dat het voor mannen is. We zien in deze tijd dan ook dat bijna alle groepen van zelfstudie, bewustzijnsontwikkeling en bijvoorbeeld yoga, die in de westerse wereld gegeven worden, vooral worden bezocht door vrouwen. Mannen zijn over het algemeen nog een flink eind verder van huis. Vind een opleiding waar vooral mannen aan mee doen en je hebt een opleiding die zich bevindt op het ‘veilige’ terrein van de ratio, van het denken. Hoe meer denken, des te meer persoonlijkheid. Innerlijke stilte en verbinding worden dan moeilijker, alle mooie diploma’s, titels of ‘inwijdingen’ ten spijt. Samen leren Toch is het voor zowel mannen als vrouwen nodig om samen te gaan leren. De nieuwe mensheid heeft het nodig dat de maatschappelijke scheiding tussen mannen en vrouwen wordt opgeheven. Niet alleen op scholen en universiteiten, niet alleen in bedrijven, maar vooral in groepen die op zoek zijn naar zelfkennis en het vergroten van hun bewustzijn. Dit is een uitdaging voor vele mystieke scholen, die al eeuwen lang de scheiding tussen mannen en vrouwen in hun leergroepen hebben doorgevoerd. Dat is niet meer van deze tijd. Wie op weg wil naar huis, zal het mannelijke en het vrouwelijke in zichzelf moeten verbinden. 33
Samen reizen we verder, en sneller. Laten we dan ook daadwerkelijk van en met elkaar leren door met mannen en vrouwen samen leergroepen te vormen. Een net, dat alleen uit mannelijke mazen bestaat, is een net dat onherroepelijk op hol slaat, omdat het niet verbonden is met innerlijk weten en zijn bestemming niet kent. Het zal zich ten koste van alles wat kwetsbaar is manifesteren door macht. Een net dat alleen uit vrouwelijke mazen bestaat, is een net dat niet in beweging komt, omdat het geen zelfvertrouwen heeft en niet durft te kiezen. Wij zijn dubbel verbonden, in onszelf en met elkaar. In de geschiedenis van de mensheid zijn er altijd al vele sterke vrouwen geweest, die zeer doelbewust hun eigen koers volgden en natuurlijk ook mannen, die hun vrouwelijke kant niet onderdrukten. Mannen, die geraakt en ontroerd konden worden, zonder sentimenteel te zijn. Ik hoop op studie- en gebedsgroepen, die hun mannelijke en vrouwelijke kwaliteiten daadwerkelijk durven leven en die een leerklimaat scheppen voor kinderen en jongeren. Juist jongeren hebben deze kwaliteit van samen zijn nodig en ze staan er veel meer open voor dan volwassenen. Een bewuste scholing als tegenwicht tegen de training in materialisme en individualisme is hard nodig.
34
We hebben de neiging het vrouwelijke in onszelf te onderdrukken. Vaak is het duister, niet duidelijk te begrijpen. Vaak weten we niet waarvan we zwanger gaan. Deze onzekerheid vol te houden en te wachten tot de rijpe vrucht zichzelf baart, valt ons erg zwaar. En toch is wat werkelijk groot is niet iets wat we zelf hebben gemaakt, maar wat in ons is gerijpt. Williges Jäger
35
6. ADEM Het voertuig van de geest Wij worden geademd, vanaf het moment van geboorte tot aan het moment van ons sterven. We hoeven er niets voor te doen. Wie zou proberen zelfmoord te plegen door zijn adem in te houden komt bedrogen uit; je valt flauw en de intelligentie van je lichaam neemt de regie over. Alles wat leeft in de vorm, ademt. Ik stond een keer ‘s morgens vroeg op een berghelling in de Vogezen en overzag het dal. Het had die nacht geregend en de lucht was nu opgeklaard. Overal was stilte en vanaf mijn positie kon ik over het wijde landschap heen kijken. Plotseling zag ik, dat uit de struiken en bomen aan de overkant van het dal een constante stroom, als een ragfijne mist recht omhoog de lucht in ging. Het ging behoorlijk snel. Het was een stroom van pure energie. Zichtbaar en toch volledig doorzichtig, zoals bij een regenboog: je ziet hem, maar het is lucht. De adem van de natuur, de adem van de aarde. Een groot gevoel van vrede en geluk vervulde mij, zoals altijd wanneer ik mij verbonden voel met de natuur. Ook op andere momenten heb ik die energie zien stromen, bij mensen net zo goed als in de natuur. Wij sturen voortdurend energie uit, net zoals we voortdurend energie ontvangen. Onze adem is ook lucht. Lucht, die we uitsturen en die we van elkaar ontvangen. Als we met een aantal mensen in dezelfde ruimte aanwezig zijn, ademen we elkaars uitgeademde lucht in. Samen maken we dan energie, of we dat nou bewust doen of niet. De kwaliteit van die energie kunnen we positief beïnvloeden door ons bewustzijn. Als we onze gedachten verenigen, dat wil zeggen dat we tegelijkertijd onze aandacht op hetzelfde onderwerp richten, maken we energie met één bepaalde kwaliteit aan. Dat gaat beter als je ontspant en je adem ruimer maakt. Wanneer je samen een kwaliteit zou willen aanmaken en je doet allemaal eerst de gouden ei oefening8, dan gaan je hersengolven naar een andere frequentie. Daarmee wordt de kwaliteit van de gezamenlijke energie met kwantumsprongen sterker. De kwaliteit die je verkiest samen aan te maken, kun je dan bijvoorbeeld benutten om hem naar een plek te sturen waar grote behoefte aan juist die kwaliteit is. Er zijn tegenwoordig experimenten die het effect van zo’n gezamenlijke energie wetenschappelijk aantonen9. Je ademhaling is dus te benutten om je aandacht te versterken en om ‘geladen’ energie te sturen. In de eerste plaats doe je dat wanneer je mediteert. Door je bewust te zijn van je adem en hem te sturen, verandert je energie van snel en oppervlakkig (gedachten, impulsen) naar dieper en ruimer (stilte). Het is niet voor niets, dat al sinds vele eeuwen yoga een middel is om tot een ruimer bewustzijn te komen. Ook hier geldt: oefening baart kunst. Wie een nieuwe mens wil worden zal dagelijks moeten oefenen, om te beginnen door bewust te leren ademen. Van denken naar bewustzijn Wanneer hebben we de bewuste ademhaling eigenlijk nodig? Moeten we altijd proberen om bewust en stil te zijn, kunnen we dan nog wel gewoon functioneren en ons werk doen? Het antwoord is natuurlijk allereerst, dat er niets moet. Tegelijkertijd is bewust aanwezig zijn de voorwaarde voor het ervaren van vrede en innerlijke ruimte, ook als je druk bezig bent. Dus: ja, adem bewust, het liefst in elke omstandigheid en situatie. Bewuste aanwezigheid is 8
Zie Hoofdstuk 10: Leren en hulp. Zie Lynne Mc Taggart (www.theintentionexperiment.com). Ook de transcedente meditatie van wijlen de Maharishi Mahesh Yogi berust op dit principe. 9
36
ruimte en in die ruimte kan je nog altijd heel goed nadenken, zonder dat je door je gedachten wordt meegevoerd en niet meer in het hier en nu bent. Nadenken zonder dat het piekeren wordt. Geconcentreerd zijn, zonder dat je niet meer in de gaten hebt waar je bent. Als je er op gaat letten, is het schrikbarend om te merken hoe vaak je je niet bewust bent van je aanwezigheid in het hier en nu. Terwijl dat toch de enige realiteit is. Ik heb gemerkt dat ik onwaarschijnlijk veel in gedachten ben. Ofwel ik ben aan het herkauwen (ik ben nog steeds bezig met wat er is gebeurd), ofwel ik loop te dagdromen (ik ben alvast met mijn gedachten in de toekomst). Als ik bij het snijden van de groente niet met mijn aandacht ben bij wat ik doe, maar alvast in gedachten bezig ben met wat er morgen moet gebeuren, dan snij ik in mijn vinger. Worteltjes met bloed. Ik heb het regelmatig van mijn aanrecht mogen opruimen. “Even met de gedachten er niet bij” zeggen we dan. Maar hoe vaak is dat ‘even’, ook als er geen ongelukken gebeuren? Let er maar eens op. Bewust ademen helpt om je gewaar te zijn van je lichaam. Je lichaam is altijd in het hier en nu. Bewust ademen is een lichaamsfunctie en bewust waarnemen een zintuiglijke functie. Als ik aanwezig ben, dan ontgaat me niets meer. Zowel van wat ik zie, als van wat ik hoor en misschien ook van wat ik ruik. Niet dat ik dat allemaal zou moeten onthouden, dat is onzin. Bewuste aanwezigheid traint je zelfherinnering, het vermogen om je in dit ene moment te herinneren: “Ik ben hier, nu”. Zo eenvoudig. Geheugen is iets heel anders. Je hoeft beslist geen goed geheugen te hebben om een grote mate van zelfherinnering te kunnen ontwikkelen. Hoe meer ik in staat ben om me bewust te zijn van mijn aanwezigheid, hoe minder ik me laat afleiden door gedachten. Uiteindelijk leer ik om stil te zijn, om geen gedachten meer te volgen. Er zijn gedachten en ze gaan ook weer weg. Ik ben me er van bewust, maar ik luister intussen naar de stilte in mijzelf en mijn aandacht is gericht op de waarneming van mijzelf in mijn huidige situatie. Stil. Ook als ik worteltjes aan het snijden ben. Dan is mijn aandacht bij het mes en het snijden, hier en nu. Mijn gedachten zijn als het ware een geroezemoes op de achtergrond geworden. Tot ik de kunst meester word om geen gedachten meer toe te laten. Even maar, als ik mijzelf voor een moment stil zet. Dat is zo helend en bevrijdend, dat ik het meerdere malen per dag wil doen. Telkens een moment van thuis komen, rust en vrede.
37
Reageren op de automatische piloot Wat hierboven staat geschreven over gedachten, geldt ook voor gevoelens. Gevoelens zijn over het algemeen het gevolg van een gedachte, een mening, een reactiepatroon dat ooit begonnen is met een gedachte. Het vervelende is, dat ze zo sterk kunnen zijn, dat we er bijna niet van los kunnen komen. Gevoelens slepen ons nog sterker mee dan gedachten. Als het in mij gevoelsmatig tekeer gaat, ben ik zeker niet bezig met het hier en nu. Let er maar eens op: een heftig gevoel is het gevolg van een confrontatie in een situatie (nu), of een herkauwen van wat allang niet meer aanwezig is (toen). In een situatie kan ik hevig schrikken, bang worden, of boos. Maar eigenlijk duurt dat maar een moment. Ik kan mijn gevoelens onmiddellijk uiten en dan ook direct weer loslaten. Of ik kan ze inslikken, en dan doe ik er verstandig aan ze zo snel mogelijk te uiten. Ik ga op het toilet zitten bibberen om mijn angst kwijt te raken, bijvoorbeeld. Of ik loop naar buiten en ik geef een enorme schreeuw van woede. Als ik mijn emoties helemaal niet uit, zullen ze zich vast zetten in mijn emotionele lichaamsenergie en daar blijven zitten tot ik ze alsnog wil herkennen en bevrijden. Maar wat er vooral gebeurt, is dat ik de situatie waarover ik me opwind, of waar ik op een andere manier door werd geraakt, eindeloos in mijzelf blijf herhalen. Iedere keer gaan mijn gedachten weer naar die situatie en iedere keer voed ik mijn emotie. Op het laatst is de emotie die ik in de herhaling aanmaak, veel groter dan de emotie van het moment zelf. Bovendien verbindt die emotie zich met de voorraad van dezelfde emotie, die ik al eerder heb opgeslagen in mijzelf. Dat is emotie van vorige situaties, zowel in dit leven, als in een vorig leven toen die emotie ook niet verwerkt was. Zo wordt mijn emotionele reactie een vast patroon. In iedere situatie die lijkt op de voorgaande, wordt het hele verhaal opnieuw aangezet. Ik ben daardoor niet meer vrij om te handelen, ik reageer voorgeprogrammeerd. Zekerheid en onzekerheid In tijden dat het spannend wordt; dat wil zeggen dat er veel onzekerheid is over de directe toekomst, neemt het ‘angst-denken’ toe. Wij mensen werken er ons hele leven aan, om onze situatie zo te organiseren, dat we ‘zekerheid’ hebben. Economische zekerheid, wel te verstaan. Want nog steeds wordt welvaart verward met welzijn. Dat we er gestrest, doodmoe en ongelukkig van worden, nemen we graag op de koop toe. En wat blijkt? Die zogenaamde zekerheid bestaat niet. Het is de zekerheid van de persoonlijkheid, het ego, dat zich ongekend en onveilig voelt. De enige echte zekerheid is dat we bestaan en weer doodgaan, om daarna opnieuw geboren te worden. Wie dat niet kan aanvaarden, doet er goed aan om eens te onderzoeken waarom dit zo onaanvaardbaar is. Dan kun je het verband leren zien tussen dit patroon en dezelfde moeilijkheid in vorige levens. Dat geeft zicht op de continuïteit van ons leren. Zo maar herinneringen aan vorige levens ophalen is zinloos. Dat kan je eindeloos doen en er wordt niets duidelijk over dit leven. Integendeel: voor veel mensen is het een prachtige ontsnapping uit de kleurloosheid van dit leven. “Zie je wel: in een vorig leven was ik tenminste heel speciaal!” Toch nog belangrijk! Vooral vorige levens in het oude Egypte zijn de laatste decennia heel populair. En nooit, omdat dat het leven was van een slaaf of een zwerver. Het is maar waar je je zekerheid aan wilt ontlenen. Als je daarentegen merkt hoe hardnekkige patronen in vele levens telkens weer je geluk kunnen verstoren, krijg je extra motivatie om in ieder geval in dit leven je les te leren. Geen leven zonder eigen verantwoordelijkheid. Dan groeit bovendien het vertrouwen dat we al lang zekerheid hebben; we zijn niet voor niets geschapen en we hoeven niets anders te doen dan gewoon dit leven te leven en daarna bewust te sterven. Het vertrouwen, dat leven er is om te leren. Het vertrouwen, dat we gedragen worden door de adem van het alles omvattende oerprincipe, dat ons telkens weer liefdevol aan een volgende les zet. Dan mag 38
elk volgend moment onzeker zijn, je leert de onzekerheid lief te hebben. Onzekerheid helpt mij in ieder geval om niet telkens weer in slaap te sukkelen en te denken dat ik ‘het’ goed geregeld heb. Bewuste adem = aanwezigheid Bewuste aanwezigheid wordt bevorderd door bewuste ademhaling, zodat ik mijn aandacht gericht kan sturen, bijvoorbeeld naar het snijden van de worteltjes. Niet worden meegevoerd door gedachten of gevoelens, betekent innerlijke ruimte ervaren. Dan ontstaat creativiteit. Ik weet wat er op dit moment in mijn leven van me wordt gevraagd, ik kom gericht in actie. Vanuit ruimte en vanuit vertrouwen. Ik hoef me geen zorgen te maken over het resultaat, want ik ben nu bezig met de stap die ik nu zet en het resultaat is een doel, dat volgt vanzelf. Wel vereenzelvigd zijn met denken en gevoelens wordt gauw piekeren en je zorgen maken. Dan adem je zeker niet ruim en je ervaart benauwdheid. Het is maar hoe je wilt leven; in benauwdheid of in ruimte. Als je het wel zo prettig vindt om er een beetje tussen in te zitten, ben je dus half aanwezig, bijvoorbeeld door afleiding zoals tv kijken, of iets op de automatische piloot te doen en intussen min of meer te slaapwandelen. Makkelijk, maar op den duur niet erg bevredigend. Intussen worden je keuzes bepaald door het willen vermijden van risico’s en verantwoordelijkheid; de halfslaap moet vooral comfortabel blijven. Als die toestand wordt bedreigd, zoals tijdens een economische recessie, dan slaat de paniek gemakkelijk toe. Alle aandacht gaat naar de benauwde omstandigheden en naar angst voor nog meer benauwdheid. Maar ook zonder dat zijn wij door de gebeurtenissen van de dag heel vaak weer half of helemaal afwezig, vereenzelvigd met ons denken. De dag beginnen met een aanwezigheidsoefening is mooi, de dag afsluiten met dankbaarheid en herinnering is ook heel mooi. Zelfherinnering te midden van alle drukke bezigheden die onze aandacht vragen, is heel erg moeilijk. Het is ook daarom, dat kloosterordes een vast dagritme van werken en momenten van gebed kennen en ook daarom, dat de profeet Mohammed zijn gelovigen aanbeval om op vijf tijden per dag te bidden. Bidden wil hier zeggen: een moment om even uit het ‘gedoe’ te stappen, een moment van inkeer. Vijf keer per dag is niet overdreven, dan blijft er nog heel veel tijd over, waarop we over het algemeen niet bewust aanwezig zijn. De nieuwe mens heeft het nodig om zich voortdurend te herinneren dat zij altijd geborgen is, ook als het tegen zit. Momenten van vereenzelviging met het gedoe zijn niet te vermijden. Maar als je de rest van de tijd wel in zelfherinnering bent, is je leven ruimte en vrede geworden, in plaats van een wedstrijd tegen de klok van de onzekere toekomst. De beste ademhaling die ik ken om in elke omstandigheid onmiddellijk weer in het hier en nu te komen, weer volledig aanwezig te zijn, is de moederademhaling. Deze ademhaling helpt je om in dit moment aanwezig te zijn en om het veld van bewuste aanwezigheid om je heen groter te maken, als je dat wilt. Het werkt zo: Oefening: moederademhaling Ga zitten of staan in een ontspannen, maar wakkere houding. Stel je nu voor, dat je inademt via je zonnevlecht; het punt net onder je middenrif, boven je maag. Je ademt in van voren naar je lichaam toe. Dan verplaats je als het ware die adem naar het punt ter hoogte van je hart, precies midden achter je borstbeen. Vanuit dit punt, je hartchakra, adem je uit, weer naar voren toe. 39
De afstand tussen die twee punten is ongeveer een handpalm groot. Dan adem je weer in via je zonnevlecht, uit via je hartchakra, etc. Doe dit een paar maal. Vervolgens ga je hetzelfde oefenen, terwijl je je voorstelt dat je niet van voren en naar voren, maar van rechts opzij naar rechts opzij ademt. Ook weer een paar maal proberen, totdat je het voelt. Een heel aparte gewaarwording! Daarna doe je het van links opzij naar links opzij, telkens naar je zonnevlecht en vanuit je hartchakra. Ook weer totdat je het voelt. Dan hetzelfde van achter en naar achter, van onder en naar onder, en tenslotte van boven en naar boven. Je kunt met wat oefening echt het gevoel krijgen dat je van alle kanten om je heen kunt inademen naar je zonnevlecht en ook naar alle kanten uitademen vanuit je hartchakra. Nu denk je de twee punten als middelpunten van een bol. De onderste bol maak je zo groot als je prettig vindt, bijvoorbeeld van een stuk onder je voeten tot een stukje boven je hoofd. De bovenste bol reikt iets minder ver naar beneden en iets verder naar boven. De afstand tussen de middelpunten is nog steeds die handpalm tussen je zonnevlecht en je hartchakra. Je kunt de onderste bol licht blauw denken en de bovenste licht rood. Je ademt in via de lichtblauwe bol en uit naar de lichtrode bol. Nu ga je tellen: je maakt je inademing net zo lang als je uitademing. Dat voelt heel onwennig en het zal je waarschijnlijk in het begin ook niet lukken. De bedoeling is om 7 tellen in te ademen, 1 tel te nemen om van de zonnevlecht naar de hartchakra over te stappen en dan weer 7 tellen uit te ademen, 1 tel om weer terug te gaan naar de zonnevlecht en zo verder. Je raakt gegarandeerd in de war! Wij zijn totaal niet gewend om een evenwichtige ademhaling te hebben. Ik heb er drie maanden over gedaan, voordat ik een 7-1-7 ritme had gevonden, dat natuurlijk voelde. Drie maanden, waarin ik elke dag vijf minuten oefende. Maar toen lukte het! Het tempo van de tellen is niet belangrijk, dat hangt af van je temperament. Wel belangrijk is het ritme 7-1-7-1-7 etc. Als je goed geoefend bent, adem je in elke situatie die je verkiest de twee bollen om je heen. Het betekent dat je ogenblikkelijk gecentreerd en alert bent. De kans, dat je je dan nog laat meevoeren door gedachten of gevoelens is nihil. Je kunt niet tegelijk echt aanwezig zijn en vereenzelvigd met ego. Ik vind het bijvoorbeeld altijd een goede gelegenheid om de moederademhaling te doen, als ik in een winkel boodschappen doe. Zelden is er iemand zo aanwezig, dat mijn aanwezigheid gevoeld wordt; alle aandacht is gericht op het vinden van spullen. Dat laatste gaat trouwens ook nog ge makkelijker als je wel bewust aanwezig bent.
Op de volgende pagina een gebed, dat bekend geworden is als ‘het gebed van Mevlana’
40
O onze heer God, ik adem slechts voor U En mijn geest strekt zich tot U uit, terwijl ik U veelvuldig gedenk en de herinnering aan U steeds herhaal. O onze heer God, leg mijn geen ziekte of kwaad op, die mij verhindert U te gedenken. Of die mijn verlangen naar U vermindert, of de verrukking doet ophouden die ik ervaar in het opzeggen van de lofprijzingen. En verleen mij geen gezondheid die een aanmatigende of ondankbare onverschilligheid in mij veroorzaakt of bevordert. Omwille van Uw genade, O Gij, allergenadigste van de barmhartigen. Amen
41
7. DE WEG NAAR BINNEN Rituelen, meditatie en gebed Rituelen zijn bedoeld om ons te verbinden met wie we in werkelijkheid zijn: uitdrukkingen van de Ene, goddelijke energie. Je kunt sommige rituelen in je eentje doen, bijvoorbeeld meditatie of gebed. Dat is zeer behulpzaam om bij je innerlijke stilte te komen en dan is afzondering nodig. Dat wil niet zeggen dat gebed altijd in afzondering moet plaats vinden; tempels, kerken en moskeeën zijn niet voor niets ontstaan. Samen bidden en samen stil zijn versterkt de energie van de stilte, waardoor je als het ware ‘gedragen’ wordt. Dat helpt om niet steeds weer door je gedachten afgeleid te worden. Je zakt als het ware in je energie en dat brengt je bij je stilte. Een gebed of beproefd ritueel kan de oppervlakkige energie van het denken helpen loslaten. Wie zich gedragen voelt, weet zich verbonden. In sommige religieuze gemeenschappen is het nog gebruikelijk dat de leden zorg hebben voor elkaar. Dat is ook verbinding en het kan zeer ondersteunend zijn. Als de groep er echter ook nog streng dogmatische regels en ideeën op na houdt, zijn we weer terug bij afzondering en isolement. Het resultaat op het niveau van de mensheid is dan nog steeds afscheiding, afwijzing en veroordeling; ‘wij zijn beter dan zij’. Het is de bevestiging van het verhaal van de linkerpink tegen de rechter. Overigens zijn er altijd ook orthodox gelovigen geweest, die de innerlijke stilte en vrede gevonden hebben. Alle kerkelijke tradities zijn ooit begonnen om de gelovigen te helpen dichter bij hun innerlijke verbinding te komen, niet om het ‘wij – tegen – zij - denken’ te versterken. Elk ritueel dat ons helpt bij ons centrum te komen, is bevrijdend. Er is geen ander doel dan dat jij en ik, als we samen het ritueel beoefenen, allebei een stap dieper aankomen in onszelf. Zo lang er mensen bestaan, worden rituelen met zang en dans uitgevoerd, bijvoorbeeld om een vuur. Het rondgaan, het bewegen in een kring, heeft ook een bedoeling: het helpt om de stroom van energie op gang te brengen, die ons van hart tot hart verbindt. Weer is de adem het werkzame instrument, of er nu gezongen wordt of niet. Als we met elkaar een ruimte delen en we ademen in hetzelfde ritme, dan maken we één gezamenlijke energie aan. Een energie, die geladen is met een bepaalde kwaliteit. Bewust ademen maakt die kwaliteit krachtiger. Het samen zijn met twee, maar vooral met drie of meer mensen, helpt om deze gezamenlijke kwaliteit in ieder van ons sterk voelbaar te maken. We maken substantie aan. Dat wil zeggen, dat iets van deze kwaliteit in mij een vaste plek krijgt. Om te beginnen in mijn energetische - en vervolgens in mijn emotionele lichaam. Ook mijn fysieke lichaam verbindt zich er mee en als ik later nog eens dezelfde beweging en klank maak wordt de herinnering wakker. Dan kan ik bewust gebruik maken van die kwaliteit in mij door er aandacht aan te geven; ik blijf er even bij stil staan. Ik beleef het opnieuw, ik maak er tien minuten tijd voor en ik geniet er opnieuw van. Daardoor wordt de substantie met die bepaalde kwaliteit opnieuw aangevuld. Zo kan ik bijna ongemerkt meer innerlijke ruimte maken voor mijn medemens. Ik voel bij een ontmoeting bijvoorbeeld ineens mededogen, waar ik vroeger irritatie zou hebben gevoeld. Ik geloof dat het een groot verlies is, dat in de westerse maatschappij het gezamenlijk uitvoeren van rituelen nauwelijks meer gebeurt. Dat wil zeggen: spirituele rituelen. Zingen op de tribunes bij een sportwedstrijd, het op de vuist gaan met de aanhangers van de andere club en het dragen van sjaals, petjes en T-shirt met de kleuren van je club zijn natuurlijk ook rituelen. Echter: gebaren, bewegingen en zang, die niet verbonden zijn met het bewustzijn, versterken de buitenkant. Wie uit gewoonte, of omdat het zo hoort, met een groepsritueel 42
mee doet, blijft intussen gewoon doorgaan met denken. Zo heb ik bijvoorbeeld in een kerkdienst waar gezongen werd, altijd wel iemand gezien die vooral bezig was met te laten horen hoe goed hij of zij kon zingen. Mij valt het altijd op, want ik heb het zelf ook vaak gedaan. Dat is denken en het zoeken van bevestiging. Op die manier een kerkdienst bijwonen geeft misschien een goed gevoel, maar het brengt je niet dichter bij je centrum. Het gaat uiteindelijk altijd om de verbinding met je innerlijke stilte, met je centrum. Zonder die verbinding geen nieuwe mens en zonder nieuwe mens geen vrede. Naar buiten om te zoeken, … De weg die we te gaan hebben, is de weg die we gaan. De betekenis wordt pas duidelijk door het gaan. Onze opdracht als ziel is om ervaring op te doen in deze wereld, de wereld van de mensen. Alleen zo kunnen we leren wie we werkelijk zijn en onze bijdrage leveren aan de evolutie van de mensheid. Dit leven is een leerschool, een zoektocht vol pijn, verdriet, worsteling, wanhoop en het ‘even niet meer weten’. We zoeken naar onze betekenis, opdat we ons gelukkig zullen voelen. Dat betekent: gezien, geliefd, vol vertrouwen dat we gedragen worden. Het betekent ook, dat we het gevoel krijgen dat we op onze plaats zijn, omdat we de ervaring hebben dat we in het geheel van de ons omringende maatschappij nuttig en nodig zijn. Het is een niet-aflatende reis naar vervulling en naar geestelijke volwassenheid. Naarmate we ouder worden, kunnen we steeds meer loslaten. We gaan zien dat wat vroeger zo onontbeerlijk leek, een illusie is: we hebben steeds minder uiterlijkheden nodig en we kunnen tevreden zijn met relatief weinig. Dit is een weg die zich steeds mag herhalen, in ieder leven dat we krijgen opnieuw. Het doel is te worden wie we zijn, de bestemming is om op onze ‘eigen’ plaats in de wereld aan te komen. Hoe onze betekenis uiteindelijk vorm zal krijgen, kunnen we niet bedenken. Onze betekenis wordt pas duidelijk door het gaan. … naar binnen om gevonden te worden Toch is dit slechts het uiterlijke aspect van onze reis in de dualiteit. We zijn ziel en persoon samen en de ziel maakt ook een reis. Een reis van aanvankelijk onbewust naar steeds meer bewust. Van diep in slaap naar bewust en dienend. Dat is de weg van overgave, die alleen door het verwerken van de lessen gegaan kan worden. Ook dit is vallen en opstaan en oefenen, veel oefenen. Het doel van die reis is de ervaring van eenwording, het samen smelten met het goddelijke in mij. De God die al die tijd in mij gewoond blijkt te hebben, de God hier en niet daar. Die reis gaat van het ene leven naar het volgende. Een doorlopende reis, die bedoeld is om steeds bewuster te gaan leven. Uiteindelijk is er verlichting. Dan vindt er een innerlijke transformatie plaats, waarbij de persoonlijkheid een dunne schil wordt, een hulpmiddel om de taak als cel van het lichaam mens te volbrengen. Dit is de taak van de Meester10, de leraar. Dat is geen gemakkelijke taak. Er zijn gidsen en meesters in soorten en maten, waarbij ieder zijn eigen uitdrukkingswijze heeft en op zijn eigen manier vorm geeft aan zijn opdracht. Daarbij zijn er ook voor deze leraren nog allerlei valkuilen en verleidingen, bijvoorbeeld om je op een voetstuk te laten plaatsen en te gaan geloven, dat je werkelijk wel heel speciaal bent. Dat is natuurlijk weer persoonlijkheid. Zijn er ook Meesteressen? Zeker, er zijn ook altijd vrouwen geweest, die deze innerlijke transformatie hebben meegemaakt. Eén zo’n vrouw was moeder Teresa, die haar roeping volgde en die in de hele wereld zo’n
10
Bijvoorbeeld: Meister Eckhart, (1260 – 1328), Dominicaans priester en groot mysticus. Ook het woord Mevlana, waarmee Rumi werd aangesproken, betekent meester of heer.
43
tweehonderd huizen oprichtte waar de allerarmsten en daklozen belangeloos opgevangen worden. Zij noemde haar weg ……
de weg van eenvoud De vrucht van stilte is gebed; de vrucht van gebed is geloof; de vrucht van geloof is liefde; de vrucht van liefde is dienstbaarheid; de vrucht van dienstbaarheid is vrede.
Moeder Teresa
44
8. EENZAAMHEID
De schoonheid van de woestijn ‘Daarom zal ik haar meelokken naar de woestijn en dan tot haar hart spreken.’ Hosea 12. In de voorchristelijke tijd waren er rondom de Middellandse Zee al broederschappen, die in de woestijn de eenzaamheid en de stilte opzochten om tot verbinding met zichzelf te komen. De woestijn is kennelijk een heel geschikte plek om in je centrum aan te komen. Jezus trok zich gedurende veertig dagen terug in de woestijn en hij was niet de eerste. Ook nu nog zijn er overal op de wereld heilige plaatsen, die al sinds mensenheugenis uitnodigen tot stilte en gebed, vaak in woestijnen en in weinig vruchtbare gebieden. Oude Indiaanse heilige plekken zijn nu door Christelijke broederschappen opnieuw in gebruik als plaatsen voor hesychia, zoals één van deze richtingen genoemd wordt. Hesychia komt van het Griekse woord hesychasmos, dat stilte of rust betekent. Om werkelijk tot de innerlijke ervaring van de eenwording met het goddelijke in onszelf te komen, is afzondering en stilte nodig. De weg van dienstbaarheid in de wereld, van totale zelfopoffering, zoals door de zusters en broeders van de orde van moeder Teresa beoefend wordt, kan niet zonder dagelijks gebed in afzondering. Wij hebben de eenzaamheid nodig om onszelf te vinden en om ons te laten vinden. Het visje uit hoofdstuk 1 vindt de oceaan om te beginnen in zichzelf. Dan wordt duidelijk, waar ze al het andere kan ontdekken. De nieuwe mens De ervaring dat je oneindig veel meer bent dan je persoonlijkheid in de wereld, kan je erg eenzaam maken. Die kans is groot als je in de westerse wereld bent geboren, waar het besef van verbondenheid met het goddelijke zo langzamerhand meer uitzondering is, dan regel. Dan vind je om je heen geen erkenning voor dit gevoel van ontheemd zijn, van heimwee hebben naar het onnoembare onbekende. Ik ben een levende ziel en ik reis door dit leven als onderdeel van het grote geheel. Ik reis niet om het voor mezelf zo leuk mogelijk te maken, maar om God en de mensheid te dienen. Iedereen die ik op mijn reis ontmoet, is een medereiziger. De nieuwe mens is een mens, voor wie dit een ervaring is geworden, waar je niet meer omheen kunt denken. Een ervaring die je nieuwsgierig maakt en die je helpt gericht te zijn op verbondenheid in plaats van afscheiding. Mensen kunnen zich erg ongekend en eenzaam voelen door het besef van anders zijn, als ze geen contact kunnen maken met anderen op een essentieel niveau. Dat is extra pijnlijk als het gaat om contact met de mensen van wie zij houden. De meeste kinderen van een jaar of acht, negen hebben ooit wel gefantaseerd dat zij geadopteerd zijn, dat zij eigenlijk niet thuis horen in het gezin waarin ze zijn geboren. Het is de romantische verpakking van een essentiële waarheid: we zijn niet thuis in deze wereld, we zijn thuis in de andere wereld en we zijn hier slechts op bezoek om ervaringen op te doen. Het is het gevoel dat je ontheemd bent, in de woestijn bent, alleen en onbegrepen. Wie tot een dieper verstaan wil komen van zichzelf moet deze eenzaamheid leren liefhebben. Juist dit besef van afzondering en gemis, juist dit heimwee helpt om naar binnen te gaan en de stem van de stilte in jezelf te leren verstaan en vertrouwen. De nieuwe mens is iemand, die leeft in het besef, dat te midden van deze wereld de andere wereld in zijn centrum woont. Een mens, die dagelijks contact maakt met dit centrum en in haar innerlijke stilte de stem van haar ziel leert beluisteren en verstaan, dwars door het gepraat van het denken heen. Iemand die keuzes maakt vanuit dit verstaan en daarmee haar eeuwige ziel in het tijdelijke leven thuis laat zijn. 45
Het is te hopen, dat te midden van alle afleiding in de wereld steeds meer mensen op een gegeven moment in hun leven de roep van hun hart willen volgen. Een roep, die de aanzet geeft om op zoek te gaan naar anderen, die deze roep niet uitlachen, maar herkennen. Deze groepen zullen de waarde van stilte en gebed herontdekken en zich door getrouw te oefenen bekwamen in het verstaan van de goddelijke oorsprong in zichzelf. Het gevolg van dit verstaan is besef van verantwoordelijkheid. De verantwoordelijkheid om het geschenk aan de wereld dat je bent, goed te benutten. Ten eerste door de ervaringen op te doen die de reis van je ziel ondersteunen en ten tweede door met respect en zorg om te gaan met alle leven op aarde. Je betekenis zoeken doe je door je te laten vinden door het leven, hoe het zich ook aandient. Dan kan je niet meer onverschillig zijn. Het leven is heilig. Alle leven is heilig en met zichzelf verbonden. Hier past geen egoïsme en verspilling. Uiteindelijk leer je dat je niet voor jezelf leeft, maar voor het geheel. Hoe meer je leert om je leven weg te geven, hoe meer vreugde en vrede je ontvangt. De God van geld is dan ontmaskerd. Geld is een middel tot juiste dienstbaarheid en je ontvangt altijd wat je nodig hebt en geen cent meer. Als je je laat vinden, doe je datgene wat nodig is. Je geeft je talent en dan ontvang je alles wat daarvoor nodig is, ook het geld dat je daarvoor nodig hebt. Dat is niet het geld dat je graag zou willen hebben, want bezit en materiële rijkdom kunnen maar door erg weinigen gedragen en benut worden, zonder dat de ziel zich laat afleiden van zijn bestemming. Relaties Hoe meer ik heb geleerd om mijn hart te openen in dankbaarheid en dienstbaarheid, des te beter zal ik in staat zijn de harten te ontvangen van de zielen die mijn reisgenoten blijken te zijn. Want ik kan het niet alleen en ik hoef het ook niet alleen te doen. Het kunnen dragen van mijn eenzaamheid in vreugde maakt mij tot een verdraagzaam en inspirerend mens. Een relatie op zielsniveau is een relatie van herkenning. Iedereen komt af en toe een ander mens tegen, die je in een enkele ontmoeting het gevoel geeft alsof je elkaar al jaren kent. Dat is herkenning. Of je elkaar in vorige levens al gekend hebt of niet is niet zo relevant. Het feit dat je elkaar herkent, maakt dat je elkaar vertrouwt. Je weet dat je een verwantschap voelt die je blij maakt. Blij, omdat je precies zo mag zijn als je bent. De ander zal je niet afkeuren of van je verlangen dat je anders wordt. Je wordt dus gezien en aanvaard. Hoe anders is dat in de gemiddelde liefdesrelatie! Wanneer we een verbond in liefde sluiten met een partner, zijn we meestal vervuld van verlangen en onwillekeurig ook van verwachting. Mijn persoonlijkheid heeft besloten dat ik jouw persoonlijkheid nodig heb, ik wil altijd bij je zijn. Niet voor niets wordt dit wel een afhankelijkheidsrelatie genoemd. Een prachtige manier om te oefenen in aanvaarding! Als een relatie op persoonlijk niveau mij wat waard is, dien ik in de relatie te investeren. Ik investeer mijn oprechtheid en verlangen, ik zal me voortdurend moeten laten kennen, zonder van de ander te eisen of te verwachten dat zij of hij aan mijn wensen voldoet. Ook op persoonlijk niveau begint samenwerking met geven, niet met nemen. Groeit een persoonlijke relatie in de loop der jaren van verliefdheid naar ‘echte’ liefde, dan zal er sprake zijn van een toenemende mate van vrijheid en ondersteuning van elkaar op ieders persoonlijke zoektocht. Zonder eigenbelang, uit liefde gevend. Dit gaat niet vanzelf, het kost moeite. Het is werk, ook innerlijk. Ben ik bereid jou te steunen in wat dan ook? Alleen omdat jij dat wilt, omdat ik zie dat wat jij kiest je diepste wens is? Dat is liefde. Als je niet verliefd bent, maar een zielsverwant ontmoet, voel je vanaf het allereerste begin vertrouwen. Dit wederzijds vertrouwen, het volstrekt afwezig zijn van oordeel, kan ook het resultaat zijn van een liefdesrelatie, waarin ik op persoonlijk niveau flink geïnvesteerd heb. Zo’n persoonlijke 46
relatie kan door het samen leven en samen worstelen een blijvende zielsrelatie worden. Het gevolg is, dat ik de ander geheel vrij laat. Ik wil geen enkele keuze opdringen aan mijn geliefde, net zo min als ik mijn vrienden en vriendinnen zal lastig vallen met betweterij en ongevraagd advies. Het is een voorrecht om een tijd lang samen te mogen reizen, ieder op haar of zijn eigen weg. In alle gevallen groeit mijn hart in liefde en in waarheid, door in de momenten van ontmoeting mijzelf te geven, onvoorwaardelijk. Een relatie is per slot niets anders dan een reeks ontmoetingen, die de mogelijkheid in zich heeft om gezamenlijk substantie op te bouwen. Die substantie heet liefde en niets is zo gezond voor de ontwikkeling van mijn ziel, als liefde. Eenzaamheid is de noodzakelijke omstandigheid om mijzelf te kennen, om mijn innerlijke focus te leren richten op liefde en waardigheid. Vanuit die focus geef ik wie ik ben en leer ik langzamerhand vertrouwen dat ik het waard ben om liefde te ontvangen. Daar word je mens van.
Oefening: Begin de dag met dankbaarheid, doe wat je doet in dienstbaarheid, eindig met dankbaarheid Elke dag is een geschenk, een mogelijkheid om mij een stap verder te helpen op mijn levenspad. Mijn levenspad leidt naar vervulling van mijn leven, naar het volledig worden van de mens die ik bedoeld ben te zijn. Het is allerminst vanzelfsprekend, dat mij weer een dag gegund is, ik had net zo gemakkelijk vanmorgen niet wakker kunnen worden. Daarom is het eerste wat ik wil doen, mijzelf stil zetten en herinneren dat ik een geschapen wezen ben, ook vandaag weer, en daarvoor dank zeggen. Elke routine van dankzegging die ik ontwikkel is goed, als het mij maar brengt naar de stilte in mijzelf, naar de plaats waar mijn essentie woont en waar ik niets moet. Om mijn levenspad op koers te helpen neem ik elke dag de beslissing dienstbaar te zijn. Dat kan door voor de mensen in mijn directe omgeving te zorgen of door mijn werk te richten op mensen die ik nog niet heb ontmoet, door mij voor te bereiden op het moment wanneer ik die ander zal ontmoeten. Om te beginnen zal ik moeten verstaan wat ik zelf vandaag nodig heb en zal ik mijzelf dat moeten gunnen, opdat ik niet vanuit benauwdheid of omwille van waardering dienstbaar ga zijn aan anderen. Echte dienstbaarheid is geven vanuit van de vreugde van het geven, aan die mensen die het graag willen ontvangen. Ik hoef niets terug. Het helpt mij enorm, wanneer ik mij realiseer dat ik vandaag maar één ding voluit en geconcentreerd kan doen en dat ik zelf mag kiezen wat ik vandaag belangrijk maak. Alle andere dingen die ik in de loop van de dag doe, zijn mooi meegenomen. Dat ene ding is iets dat ik van harte wil doen, ook als het iets heel kleins is. Het is de stap die ik zet op weg naar mijn voltooiing, omdat ik hiervoor bewust mijn wil gebruik. Al mijn bewuste stappen leren mij gaandeweg wat het doel van mijn leven is. Ook als het mij aan het einde van de dag niet gelukt is dat ene ding te doen wat ik had willen doen, is er reden voor dankbaarheid: ik heb immers alle mogelijkheden gekregen, ik heb alleen andere keuzes gemaakt. Misschien heb ik achteraf bezien wel een prachtige kans gemist, maar wanneer ik mijzelf opnieuw even stil zet om de afgelopen dag te overzien kan ik daar een les uit trekken. Er worden mij elke dag weer nieuwe kansen geboden en ik heb altijd de vrije keuze.
Intentie 47
In de voorgaande oefening maak ik, voordat ik aan de dag begin, een zogenaamde intentie. Ik nodig de dag uit en ik kies wat ik voor de komende dag prioriteit geef. Ik doe dat vanuit het besef van mijn nood van de dag en vanuit mijn overvloed. Je intentie aan de tijd geven, is gerichte aandacht de wereld in sturen. Natuurlijk is ook hier weer het gebruik van de adem de sleutel. Zonder bewust ademen kan ik niet in mijn hart de tijdruimte omvatten die vóór me ligt en er een kwaliteit in uitnodigen. Ik begin als het ware met een schone ruimte, die ik in mijn bewustzijn afbaken in de tijd. Dat is de dag die vóór me ligt. Daarin is in potentie alles aanwezig dat het leven te bieden heeft en ik benut mijn luisteren en verstaan om een bewuste keuze te maken. Dat kan iets simpels zijn, zoals het besluit, dat ik vandaag echt even deze vriend of vriendin zal bellen. Dan wordt die ruimte al ingevuld, gekleurd met de trilling van energie die hoort bij de kwaliteit die ik gekozen heb. Mijn energie, mijn bewustzijn is scheppend als ik het instrument van de adem benut.
Gebed van de broeders van Hesychia:
Geliefde Heer, allerhoogste God, buiten Wie er niets of niemand bestaat, help ons alstublieft U meer lief te hebben. Leer ons te verstaan dat het enige doel van liefde schoonheid is. Laat ons U kennen zoals U bent en laat ons U vinden in de enige plaats die groot genoeg is om U te omvatten: het hart van de volkomen mens. Amen.
48
9. STERVEN EN GEBOREN WORDEN Dood gaan is een kunst Mijn oudste zoon is een groot kind met een groot hart. Hij is getrouwd met een Thaise vrouw, die ons westerse systeem van het verbannen en laten verpieteren van oude mensen niet kent en ook onvoorstelbaar en onaanvaardbaar vindt. Zij hebben het huis van mijn eerste schoonmoeder, de oma van mijn zoon, gekocht en zijn er zelf in twee kamers op de eerste verdieping gaan wonen. Deze oma, oma J., bleef dus gewoon in haar eigen huis wonen. Haar huiskamer met haar eigen spulletjes. Haar omgeving bleef zoals zij het zelf tijdens haar huwelijk heeft vorm gegeven. Natuurlijk had ze steeds meer verzorging nodig en niet minder natuurlijk was het, dat ze door de goede verzorging die mijn schoondochter haar gaf, heel oud werd. Niet makkelijk, voor geen van drieën. Haar humeur werd er niet beter op, er werd veel minder gelachen, dan toen ze nog gezond was. Van haar grote gevoel voor humor was niet zo vaak meer iets te merken. Intussen woonden die twee ruim acht jaar op twee bovenkamers in hun eigen huis. Hier kwam de dood van oma als een verlossing, hoeveel er ook van haar werd gehouden. Het kan ook anders: de grootmoeder van mijn eerste vrouw was een trotse weduwe. Zij was grootmoeder E. Haar man had tijdens zijn leven een leidende functie bij een scheepvaartmaatschappij en zij leefden in een zekere welstand. Als weduwe kwam ze te wonen in een luxe bejaardentehuis, waar ze al snel voor zichzelf een positie van aanzien verwierf. Ze nam plaats in de bewonersraad en werd opnieuw een grande dame. Ze genoot van haar status en ze was echt niet van plan die op te geven. Haar sterven was een drama: ze verzette zich uit alle macht, was woedend dat haar leven haar nu afgepakt ging worden en ze trok zich letterlijk de haren uit het hoofd. Mijn vaders zuster woonde met haar man en zeven kinderen in Nieuw Zeeland, waar ze haar huwelijk redde door toe te treden tot een streng Christelijke gemeenschap. Zij was mijn tante B. Hun oudste zoon was niet gediend van de plotseling opgelegde reeks geboden en verboden. Hij werd dan ook uit het gezin verbannen. Deze geloofgemeenschap werd voor mijn tante B. de beschermende familie die zij nooit had mogen ervaren, een gevoel van verbondenheid dat ze van huis uit niet kende. Bovendien was er geen reden meer voor twijfel en onzekerheid; de kerk had op alle levensvragen een pasklaar antwoord. Een van haar dochters is nog –geheel volgens traditie- met een groep jongeren vertrokken om als missionaris de verloren zielen van Afrikaanse mensen te gaan redden. Blind geloof in het eigen gelijk. Mijn tantes blinde geloof is haar tot een zegen geweest. Ze kreeg kanker toen ze nog niet zo oud was en ze stierf vol overgave, in de zekerheid dat ze naar de hemel zou gaan, omdat zij het juiste geloof had. Mijn oom liet mij later een foto zien die hij van haar had gemaakt toen zij gestorven was en ik heb nog nooit zo’n vredig en innig gelukkig gezicht gezien. Bewust sterven is een prachtig en ongelofelijk krachtig moment in ons leven. Het is een moment van loslaten, ultieme overgave. Oma J. was ongelovig; zij had als Jodin in Nederland de tweede wereldoorlog overleefd en veel bekenden afgevoerd zien worden om ze nooit meer terug te zien. Zij heeft het idee van een intelligente schepping niet willen onderzoeken en niet kunnen aanvaarden. Tot haar grote geluk overleefden haar hartsvriendinnen de oorlog wel, net als zijzelf. 49
Grootmoeder E. was Nederlands Hervormd, gedoopt en ging min of meer trouw naar de kerk. Toch was zij zo vereenzelvigd met haar denken, dat zij zich niet kon overgeven en niet kon loslaten. Zo sterven is een leven weggooien; echt zonde. Mijn tante B. had haar zelfstandig onderscheidings-vermogen ingeleverd, om zich toe te vertrouwen aan dat wat ze niet begreep, maar wel wilde geloven. Een God in zakformaat, de enige echte. Daarmee heeft ze om zich heen tijdens haar leven veel schaduw veroorzaakt, misschien nog wel het minst voor haar oudste zoon. Ze kon zich echter wel overgeven en het leven in vertrouwen loslaten. Loslaten Sterven doen we allemaal. Wie bewust sterft, laat het leven los in volkomen overgave. Zo iemand is omgeven door een krachtig veld van liefde en vrede. Een ontroerende en louterende ervaring voor allen die er bij zijn. Een geschenk van de stervende aan de levenden. Maar het komt heel vaak voor, dat we nog volledig bezig zijn met wat we op dat moment als onze taak zien; we zijn nog helemaal niet toe aan loslaten. De soldaat, die tijdens een veldslag wordt doodgeschoten vecht nog door, terwijl zijn lichaam al op de grond ligt. Het kan best een tijd duren, voordat hij in de gaten krijgt dat het vechten niet meer lukt. Zo kan de edelman, die tijdens een opstand van het volk gevangen genomen wordt en voor het vuurpeloton staat, haast niet wachten tot de kogels zijn hart verscheurd hebben. Zó graag wil hij uit zijn lichaam ontsnappen, om naar zijn vrouw en kind te gaan, die hij heeft moeten achterlaten in zijn grote landhuis. Als hij daar aankomt, vindt hij hen beiden ook vermoord. Tweehonderdvijftig jaar later zitten ze nog steeds met zijn drieën in en bij dat huis. De edelman is gebleven uit kwaadheid: hij wil niet, dat het huis bewoond wordt door mensen, die zijn huis en landgoed niet waard zijn. Zijn vrouw en zoontje zijn bij hem gebleven, omdat zij hem niet alleen achter wilden laten. Zo zijn er nog vele redenen, waarom we niet loslaten, maar aan de aarde blijven plakken. Dan leef je voort in een soort half-bestaan, of in slaap, totdat je wordt bevrijd. Het gevolg is, dat je de lessen van het leven, dat je net achter je hebt gelaten, niet kunt verwerken. Dat betekent, dat je ze in een volgend leven opnieuw moet leren. Nieuwe ronde, nieuwe kansen. Dat is karma, onafgemaakte zaken. De zieledelen die achter blijven, incarneren niet mee in een nieuw leven. In het voorbeeld van de edelman zorgt dat voor een onverklaarbare vermoeidheid en voor een leven, waarin hij weliswaar in grote huizen woont, maar bezit ervaart als ballast (“Het wordt toch afgepakt”). Pas als oorzaak en gevolg duidelijk herkend worden, kan de les alsnog worden geleerd. In dit geval een les over bezit aanvaarden en over loslaten. Elk moment geboren worden De nieuwe mens is een mens, die bereid is op elk moment het leven los te laten. Niet omdat je dan in de hemel komt en het lijden verlaat; eind goed, al goed. Maar wel omdat het leven dat we hebben gekregen, niet ons eigendom is. We hebben er waarschijnlijk mee ingestemd om dit leven te leven voordat we geboren werden en onze afkomst vergaten. Het doel is om een bewuste mens te worden, iemand die de oorsprong in zichzelf heeft gevonden. Het Nirvana is onlosmakelijk in ons aanwezig, zolang als we een geschapen identiteit zijn. Op aarde is er geen licht zonder schaduw. Welk van de twee kanten we leven, - het licht of de schaduw – is onze eigen keuze. We worden geboren en we sterven om onze bijdrage te leveren aan de Schepping, die door ons vorm en gestalte krijgt. Onze levensreis is een voortdurend geboren worden en sterven, elk ogenblik opnieuw. Met elke keuze die we maken, sluiten we alle andere mogelijkheden uit. Dat zijn ongeboren werkelijkheden, 50
mogelijke werelden die nu ineens gestorven zijn. Ook de werkelijkheid die we wel verkiezen te leven en die dus door onze keuze geboren wordt, zal weer sterven. In onze diepste diepte, daar waar het onderscheid tussen mij en jou niet bestaat, is er alleen maar nu. De Schepping schept zichzelf nu, altijd. In het Evangelie van Thomas staat geschreven: De leerlingen zeiden tot Jezus: “Zeg ons, hoe zal ons einde zijn?” Jezus zei: “Hebben jullie dan al het begin ontdekt, dat jullie naar het einde vragen? Want daar waar het begin is, zal het einde zijn. Gelukzalig is hij die aan het begin staat; hij zal het einde kennen en de dood niet smaken”. (logon 18). Het ontdekken van je begin is het leerplan in elke esoterische school, van welke religie dan ook. Laat je vinden door de Oorsprong in jezelf en je kent je bestemming. In het Arabisch heet dit Tassawuf; de weg terug. Tot we het bewustzijn van onze oorsprong in elk moment kunnen leven, zullen wij in de tijdelijke wereld geboren worden en sterven, telkens weer. In ieder leven mogen we opnieuw leren loslaten en leren aanvaarden dat we niet voor niets bestaan. Onze grootste bijdrage aan de schepping is bewust te worden wie we zijn; een nieuwe mens te worden. Wat gij niet wilt, dat u geschiedt ….. … doe dat ook aan een ander niet. Deze uitspraak van Jezus heeft een veel diepere betekenis dan we gewoonlijk denken. Het is een buitengewoon behulpzame en wijze levensregel, die ons aanzet tot moreel gedrag (waardigheid) en mededogen. Ik wil niemand iets aandoen, wat ik ook zelf niet wil ontvangen. Maar als ik eerlijk ben, moet ik constateren dat ik dat heel veel keren wel gedaan heb en dat ik nog steeds met enige regelmaat in de fout ga. Het is onbeheerst gedrag. Ik reageer uit ergernis, niet uit berekening of kwaadwillendheid. Beheersing is een groot goed. Beheersing is het bekende ‘eerst even tot tien tellen!’. Het is iets anders dan het onderdrukken van mijn emoties. Ik leer dankzij mijn beheersing ook mijn emoties te tonen, maar dan als een manier om in verbinding te zijn met een ander, of anderen. Eerst ademen en dan uitdrukking geven aan mijn woede, mijn verdriet of mijn vreugde. Gericht, aan degene die het mag en kan ontvangen. Dat ontvangen roept dan geen reactie op zoals ruzie of discussie, omdat ik het laat zien zoals het is: een emotie van mij, geen verwijt aan een ander. Ik zeg, dat ik nu dit of dat voel en tegelijkertijd maak ik niet de ander verantwoordelijk voor mijn gevoel, maar ik neem er zelf verantwoordelijkheid voor. Ik weet namelijk, dat mijn irritatie, woede of verdriet gewekt is doordat iemand of iets (meestal onwillekeurig) op één van mijn bloot liggende zenuwen heeft gedrukt. Ik ben, door alles wat er in mijn levens is gebeurd, gevoelig geworden voor bepaalde trillingen van energie. Het zijn de ervaringen die door mij nog niet verstaan en verwerkt zijn. Dat kan de klank van een stem zijn, of een beweging van een hoofd, een uitdrukking van een gezicht of een rotopmerking van een bepaalde soort. Allereerst wordt in mij iets aangeraakt wat ik al ken: ik kan dezelfde rotopmerking maken, met hetzelfde venijn, bijvoorbeeld. De eerste impuls is dan ook, om op precies dezelfde golflengte te reageren. Dit is het principe van de gelijke golflengte. Ik word geraakt en mijn automatische impuls is om op precies dezelfde golflengte te reageren. Zo ontstaat ruzie, de oorlog op kleine schaal. Het is opnieuw het verhaal van de twee pinken, maar dan in zakformaat. Als ik de actie van de ander niet ken, omdat ik het nooit eerder heb meegemaakt, zal het mij ook niet zo raken. Dan ontbreekt die impuls. Dan kan ik gewoon blijven luisteren en waarnemen, zonder dat mijn emoties mij de baas worden en mijn handelen in een bepaalde richting dwingen. Als ik wel word geraakt kan ik eerst tot tien tellen en kan ik mij loskoppelen van die automatische 51
impuls. Dan ga ik weer terug naar mijn waarneming: ik hoef niet te reageren, maar ik mag best blijk geven van mijn emoties, van mijn geraakt zijn. Dat is vrijheid. Vrijheid van keuzes en vrijheid van handelen. Die vrijheid ontstaat uit het niet geïdentificeerd zijn met mijn emoties en gedachten, uit de innerlijke ruimte van mijn centrum. Ik ben degene die waarneemt, dankzij het feit dat ik bewust blijf ademen. In mijn centrum ben ik de waarnemer die mag leren. Ook door mijn emoties te uiten, als ik dat verkies. En al die uitingen, al die reacties en ruzies hebben gevolgen na mijn dood. Ik ben hier immers, om te leren van mijn ervaringen? Ik zag mijn leven in een flits …… Er zijn heel veel getuigenissen van mensen die in het moment dat zij verongelukten, de ervaring hadden dat de tijd ineens heel langzaam ging. Ze zagen het ongeluk als het ware opeens in slow motion. Tijdens die slow motion zagen ze hun leven als in een flits aan zich voorbij trekken. Ik heb die ervaring ook mogen meemaken en wat mij vooral is bijgebleven, is hoe rustig en weloverwogen je dan kunt handelen. Er is alle tijd, terwijl ik achter het stuur van mijn auto zit en zie hoe er opeens een auto recht op mij afkomt, die mijn tegenligger gaat inhalen. Ineens duikt hij vanachter mijn tegenligger te voorschijn en gezien zijn snelheid en de mijne, kan ik die inhaler onmogelijk nog ontwijken. Maar: er is alle tijd. Terwijl ik allerlei belangrijke momenten uit mijn leven voorbij zie flitsen, kan ik volstrekt helder en met een grote innerlijke rust besluiten wat ik nu moet doen. Dat doe ik. Ik ga niet vol op de rem staan, maar ik geef juist extra gas en benut een klein stukje van de berm vóór mij, een stukje dat net iets breder is dan de rest, om nog net langs de inhaler te scheuren en weer terug de weg op te zwiepen. Het onvoorstelbare gebeurt en het ongeluk is vermeden. In mijn beleving van het moment had ik alle tijd, terwijl mijn horloge aangeeft, dat het in enkele seconden is gebeurd. Tijd is kennelijk relatief. Hoe ik de tijd beleef, hangt af van mijn bewustzijn. Hoe meer ik aanwezig ben, hoe makkelijker ik de tijd als een jas kan aantrekken. In een heldere droom mocht ik een gedeelte van mijn leven opnieuw beleven, waarbij ik niet alleen zag wat ik in contact met andere mensen deed, maar waarbij ik ook de gevoelens die daarbij hoorden in alle kleuren opnieuw voelde. En wat ik heel verrassend vond: ik beleefde ook hoe de ander ons contact onderging, ik stond ineens ook in de schoenen van de ander. Dat is behoorlijk confronterend! Ik geloof dat wij na ons sterven, wanneer we de aarde hebben losgelaten, dit mee maken als een noodzakelijk onderdeel van onze leerweg. We zijn zo zeer verbonden, dat we elkaar helpen om de momenten die we samen doorbrachten ook geheel te ervaren. Dat wil zeggen, dat ik in het proces van loslaten van mijn huidige leven niet alleen alles ervaar wat een ander mij heeft ‘aangedaan’, maar ook alles wat ik een ander heb aangedaan. Gelukkig geldt dit niet alleen voor de pijnlijke momenten, maar ook voor een aantal liefdevolle en vreugdevolle. Ik zag vooral die gebeurtenissen, die met veel emotie geladen waren. Deze terugblik helpt ons om de lessen te leren die we in dit leven te leren hebben. Pas aan het eind wordt de rekening opgemaakt. Niet als straf of als schuld, want dat is niet waar het om gaat. Alle ervaringen van dit leven zijn bedoeld om ons te helpen een bewuster en vrijer mens te worden, een wakkere mens, een nieuwe mens. Is dat in dit leven nog niet bereikt, dan kiezen we onze volgende levenslessen op basis van de ervaringen van dit leven. Zo reizen we verder, mazen in een net. Onlosmakelijk verbonden, op weg naar een nieuwe wereld. Een wereld van bewuste mensen. Mensen die voor elkaar en het geheel bestaan, in de wetenschap dat ze werkelijk een uitdrukking zijn van één en het zelfde goddelijke leven. Een centrum van licht, leven en liefde. Levend in dankbaarheid en nieuwsgierigheid, in dienstbaarheid en overgave. 52
O glaube: Du warst nicht umsonst geboren, hast nicht umsonst gelebt, gelitten!
O geloof toch: Je bent niet voor niets geboren, Hebt niet voor niets geleefd, geleden!
Was entstanden ist, das muβ vergehen. Was vergangen, auferstehen! Hör auf zu beben, bereite dich zu leben!
Wat ontstaan is, dat moet vergaan. Wat vergaan is, opnieuw opstaan! Houd op met beven, Bereid je voor te leven!
O Smerz! Du Alldurchdringender! Dir bin ich entrungen. O Tod! Du Allbezwinger! Nun bist du bezwungen! Mit Flügeln, die ich mir errungen in heiβen Liebesstreben werd’ ich entschweben zum Licht, zu dem kein Aug’ gedrungen!
O smart! Jij die alles doorsnijdt! Van jou ben ik bevrijd.
Sterben werd’ ich, um zu leben! Aufersteh’n, ja aufersteh’n wirst du, Mein Herz, in einem Nu! Was du geschlagen, zu Gott wird es dich tragen
Sterven zal ik, om te leven! Opstaan, ja opstaan zal je, mijn hart, in een ‘Nu’! Wat jou heeft verslagen zal je naar God dragen.
O dood! Jij die alles bedwingt!
Nu ben je zelf bedwongen! Met vleugels, die ik heb verworven in mijn vurig liefdesstreven zal ik omhoog zweven naar het licht, dat geen oog aanschouwt!
Gustav Mahler (1860 – 1911) Tweede symfonie
10 LEREN EN HULP Leven is leren Ons hele leven is bedoeld om te leren. Als de mensheid evolueert naar het stadium van de nieuwe mens, komt dat doordat we beter hebben leren verstaan wie we zijn. We zijn bezig te groeien in bewustzijn. In alles dat geschapen is, leeft de drang om te groeien. Alle leren is nodig: zowel het leren op persoonlijk niveau, het ontwikkelen van vaardigheden, als het ontwikkelen van inzicht, het groeien van karakter op zielsniveau. Alle ongeluk, verdriet en vreugde is bedoeld om ons onontkoombaar te confronteren met onze mogelijkheden en beperkingen. We moeten leren aanvaarden dat we sterfelijke persoonlijkheden zijn. Volstrekt afhankelijk en vergankelijk. We moeten leren aanvaarden dat we zelf verantwoordelijk zijn voor wat we in ons leven scheppen, dat onze eigen keuzes bepalend zijn voor ons geluk. Een harde les, een les die door vallen en opstaan wordt geleerd. Zonder gevangenis geen bevrijding, zonder pijn geen geluk. Werkelijk leren is ervaringsleren; het inzicht dat ontstaat door de combinatie van begrip, voelen en lichamelijke ervaring. Alleen dat inzicht is bevrijdend. Het verstandelijk ‘snappen’ geeft nog geen bevrijding. Gelukkig hoeven we het niet alleen te doen: er is altijd hulp. Geraakt worden en helpen Wie zich een onderdeel weet van het lichaam mens, zal gemakkelijk geraakt worden door de ellende van een ander en door de ellende in de wereld. Alleen; je weet dat je het zelf bent en dat het geen zin heeft om de gevolgen te bestrijden, zolang je niets aan de oorzaak doet. ‘Verbeter de wereld en begin bij jezelf’ is een waar gezegde. Wat dan, als een medemens van mij op mijn pad komt en duidelijk hulp nodig heeft? Uit herkenning voel ik mij begaan met de ander, ik voel zijn of haar verdriet, pijn, angst en woede als waren het mijn eigen gevoelens. Moet ik dan gaan vertellen dat het allemaal illusie is, dat wij in werkelijkheid één zijn en dat alle pijn voortkomt uit de illusie van afscheiding? Daar zit mijn ongelukkige medemens niet op te wachten. Verdriet vraagt om troost, pijn om verzachting, woede om begrip en mededogen. Het is prachtig als ik dat kan geven. En ik kan het geven, voor zover en precies zo veel als ik het in mezelf heb aanvaard en gekend. Wat ik niet ken, kan ik niet geven. Wat ik in mijn eigen leven nog niet heb willen doorleven, heb ik niet in huis. Dan zijn alle pogingen tot hulp gericht op het oplossen van het probleem van de ander, eigenlijk omdat ik het niet kan aanzien en niet wil aanvaarden dat er is wat er is: het moet weg. De lijdende persoon denkt er natuurlijk net zo over: het moet weg! Samen discussiëren we over de beste oplossing en meestal weet ik wel wat goed is voor een ander. In de praktijk zal je zien dat die ander niets doet met mijn goede raad; al mijn goedbedoelde oplossingen worden niet in praktijk gebracht. Gelukkig maar, de ander heeft een veel groter leven dan alleen dit probleem of deze pijn, een leven waar ik niets van weet. Bovendien is de ander gebaat bij het aanvaarden en verstaan van de oorzaak in zichzelf, niet bij het alleen maar wegwerken van de gevolgen. Alle energie heeft ons iets te vertellen en zeker zulke sterke energie als datgene waar we aan lijden. Wat dan te doen? Kijk om te beginnen verder dan het lijden, kijk naar de ziel die in het lijden verborgen zit. Reageer niet vanuit de herkenning van de pijn van de ander, want dan ga je op dezelfde golflengte zitten als de persoonlijkheid van de mens die jou om hulp vraagt. Door vanuit persoonlijkheid op persoonlijkheid te reageren, versterken wij de emotie en de gedachten en daarmee houden we de oorzaak van het lijden buiten onze waarneming. Zie 54
de ander als het kostbare geschenk dat zij is, ook al gelooft ze dat zelf nog niet. Adem vrij en laat alle emotie door je heen stromen, terwijl je voelt hoe je geraakt bent. Door je heen laten stromen en tegelijkertijd voelen, is iets heel anders dan op emotioneel niveau reageren. En het is zeker iets heel anders dan het gevoel buiten sluiten, of onverschillig zijn. Door je heen laten stromen, betekent dat je het in volle hevigheid wilt voelen, maar tegelijkertijd niet wilt vast houden. In het moment zelf loslaten, geeft je de mogelijkheid om je met je centrum te verbinden en vanuit je centrum verbinding te zoeken met het centrum van de ander. Dan is er ruimte en stilte. In die ruimte en vanuit die stilte kan je de ander helpen door een vraag te stellen, of door een observatie te delen. Er is weinig zo behulpzaam als een gerichte vraag. Het helpt de ander om in haar eigen stilte te luisteren naar haar authentieke antwoord. Ik hoef het antwoord niet te weten; de ander is gebaat bij zijn of haar eigen antwoord. Het antwoord gaat over de oorzaak, het motief, of het zelfbeeld van de ander. Het antwoord gaat niet over de oplossing. Een waar antwoord geeft zelfinzicht en van daar uit komt de ‘oplossing’ vanzelf in beeld. Hieronder staat een oefening, die je helpt om in verbinding te komen met je centrum en om alle emotionele energie die je raakt, direct weer los te laten. Als je met deze oefening vertrouwd bent, kan je hem in elke omstandigheid met een paar keer ademen toepassen. Ook als de emotie of gebeurtenis heel heftig is. Het gouden ei beschermt je bovendien in situaties van fysiek gevaar. Oefening: het gouden ei. Ga in een ontspannen houding zitten en zorg dat je rechtop zit. Geef je longen alle ruimte om adem te ontvangen en adem los te laten. Richt je aandacht op hoe je wordt geademd; voel hoe je borst wordt bewogen en hoe je buik uitzet en weer terug zakt met het bewogen worden van je middenrif. Blijf met je aandacht bij deze lichamelijke gewaarwording; je wordt geademd, je hoeft er niets voor te doen. Probeer niet in te grijpen, probeer niet het ritme van je ademhaling te veranderen, laat je ademhaling gewoon zijn gang gaan. Als je dit een tijdje hebt ervaren, merk je waarschijnlijk al dat je rustiger wordt. Dat is mooi, want als je onrustig bent komt dat, doordat je gedachten en je gevoel erg gewend zijn om de baas te mogen spelen. Als je je aandacht rustig met je ademhaling mee laat gaan betekent het, dat je vanuit je centrum de leiding in handen neemt en waarneemt. Dan kan je gedachten en gevoelens waarnemen, zonder je er door te laten meeslepen. Onbewust kan dat een bedreiging zijn voor je zelfbeeld, dan word je er onrustig van. De macht van je denken en voelen is dan zo groot, dat je niet in staat bent waar te nemen. Je hebt er baat bij om eerst de oefening ‘naar de stilte’ te gaan doen en die geduldig te oefenen (zie hoofdstuk 5, Verbinding). Maar laten we aannemen dat je inderdaad rustiger wordt, dan ga je over naar stap twee. Verplaats je aandacht naar je centrum, naar de plek in het midden van je borst, ter hoogte van je hart. Nu vraag ik iets moeilijks van je; blijf met je aandacht in dit centrum en als je afgeleid wordt keer dan terug, zodra je het in de gaten hebt. Stel je dit centrum voor als een ruimte, een kamer of een zaal waar je even zou kunnen gaan staan of zitten. Het eerste dat je dan opvalt, is dat het er stil is. In jouw centrum is het stil, altijd. Een weldadige stilte, die je kunt uitbreiden door je voor te stellen dat je geleidelijk de ruimte iets groter maakt. Hier is de pure energie, die jij in wezen bent, altijd al was en altijd zult zijn. Deze ruimte draagt jouw naam en is de enige plek waar je vrede kunt vinden. Pure energie, zuiver licht.
55
Stel je nu voor dat je vanuit je centrum deze energie en dit licht langzaam uitbreidt door je hele lichaam. Ga op je gemak met je aandacht naar elke plek in je lijf, totdat je voelt dat je hele lichaam geladen is met deze energie. Het kan zijn dat je voelt dat je hele lichaam op een aangename manier gaat tintelen of warm wordt. Dat is prima. Stel je voor dat je bloed met deze pure energie door je aderen stroomt, zodat je overal in je lijf wakker wordt. Als er een plek is, die pijn doet of steekt of een kramp oplevert, dan blijf je daar gewoon met je aandacht even bij, totdat je voelt dat het ook daar begint te stromen. Als dit niet meteen lukt: geen probleem. Gewoon blijven proberen. Geduld loont! Nu ga je nog een belangrijke stap verder: je breidt de stroom van energie vanuit je centrum uit tot buiten je lichaam. Eerst stel je je voor dat je een soort deken van mooie, pure energie vanuit je centrum om je lichaam heen legt, zodat je overal omvat wordt door je eigen energie. Dan breid je deze gewaarwording uit, totdat je in een soort cocon van energie zit, die de vorm van een ei heeft. Ongeveer een meter boven je is de punt van het ei en de stompe bodem strekt zich driekwart meter onder je uit, dwars door de vloer en wat daar onder zit. Je ademt in en uit en je ei wordt gevuld met energie. Deze maten zijn natuurlijk maar een voorbeeld. Het gaat er om, dat je bewust je vrije ruimte inneemt. Dat is gebaat bij een voor jou prettige maat, een veilige cocon. Niet bij eindeloos groot worden! Tenslotte geef je de energie die vanuit je centrum komt een kleur, bijvoorbeeld zacht goud. Je zit nu in een gouden ei, dat naar alle kanten gevuld wordt door de energie uit je centrum. Met elke inademing komt er nieuwe, schone en zuivere energie naar je centrum toe en met elke uitademing stroomt het naar alle kanten weg, om je ei te vullen. In het midden zit je lichaam, helemaal doorstroomd met gouden energie, volkomen transparant. Je bent één en al energie, een vibrerend hologram in een ei zonder schaal. Houdt dit zo lang vol als je prettig vindt en als je merkt dat het genoeg is, laat je het ei weer samenstromen tot in je centrum. Slachtofferschap Nog een belangrijk punt voor allen die willen helpen: let goed op of de ander wel geholpen wil worden. Wij zijn vaak zo verknocht aan ons lijden, dat we onze identiteit ontlenen aan ons lijden. We willen ons lijden niet kwijt, want dan blijft er helemaal niets meer over! Dat is bij vele mensen een onbewuste overtuiging. Als ik slachtoffer ben, dan kan ik in ieder geval nog klagen en zielig zijn en een beroep doen op anderen, zonder dat ik zelf enige verantwoordelijkheid hoef te dragen. “Mij overkomt toch alles? Ik kan er toch ook niets aan doen? Dan moet jij maar voor me zorgen!” Trap er niet in, want wie niet echt geholpen wil worden, kan niet geholpen worden. In het algemeen geldt: geef niet aan wie niet ontvangen kan, het is verspilde energie en bovendien belastend voor de ander. Als je mij wilt geven wat ik niet kan ontvangen, voel ik mij verplicht om aan jouw verwachtingen te voldoen en dat kan ik helemaal niet. Probeer nooit een ander te veranderen, het is niet respectvol en bovendien onmogelijk. Stel je voor dat wij in staat zouden zijn om een ander mens te veranderen, hoe veel mensen zouden dan niet graag misbruik maken van die macht? Zou de wereld dan niet vol zitten met tirannen, die hele legers slaven hadden gevormd? Toch gaan bijna alle huwelijksproblemen hierover: “Ik voel me niet gezien, erkend, geliefd en jij moet mij geven wat ik nodig heb. Verander nou toch eens!” Dit is weer het oude verhaal; ‘verbeter de wereld en begin bij de ander’ werkt niet. De enige die de wereld beter kan maken ben jezelf, door te aanvaarden dat er is wat er
56
is en door eventueel hulp te vragen. Probeer op zoek te gaan naar hoe je jezelf weg houdt van je centrum van vrede en zuiverheid. Leerling van je eigen leven Een goede leerling van het leven word je door te besluiten op zoek te gaan. Om te beginnen gaan we op zoek naar antwoorden op onze vragen. We zoeken in boeken en we praten met vrienden en vriendinnen, we bezoeken misschien een lezing of een viering; we zoeken geborgenheid in een groep. Al dit zoeken kan ons tijdelijk bevredigen en soms vinden we een gezelschap van gelijkgestemden, waar we ons thuis voelen en waar we genoegen nemen met de antwoorden die ons door anderen gegeven worden. We accepteren wat we horen van voorgangers en we stoppen met zoeken. Het gevolg is misschien wel dat we ons eindelijk geborgen voelen en dat we kunnen ontspannen. Alle vragen zijn al beantwoord en we passen ons aan, gehoorzaam aan de regels van de organisatie. Bijna altijd betekent dit het geloven in een waarheid van ‘wij’ tegenover ‘zij’. Het leren stopt, de groei van het bewustzijn stopt. De volgende les komt pas in een volgend leven aan de orde, tenzij er nog persoonlijke rampen gebeuren die het vertrouwen in de groep verstoren. Als ik zo iemand ben, en ik word door de leden van mijn groep geholpen in mijn nood, ben ik dan een goede leerling van het leven? In zekere zin wel. Alleen, het niveau is niet wat de mensheid op dit moment nodig heeft. Het gaat ons niet helpen de agressie tegen elkaar en de uitbuiting van elkaar te stoppen. Want het ‘wij – tegen – zij – denken’ houdt de overtuiging in dat andersdenkenden niet in de hemel komen en wij wel. Wij zijn meer waard dan zij. Afwijzing van anderen zit ingebakken in de identificatie met de groep, de schaduwkant van mijn persoonlijkheid wordt geprojecteerd op wie er niet bij hoort. De van ouds bekende uitspraak ‘wie niet voor mij is, is tegen mij’ is een heldere, maar extreme weergave van dit uitsluiten van anderen. Het vraagt een groot zelfbewustzijn om thuis te zijn in een bepaalde traditie en tegelijkertijd alle andere tradities te verwelkomen en te omarmen. Zo veel zelfbewustzijn komt helaas niet zo heel veel voor. Ook niet bij de gezagdragers van de meeste religieuze tradities. De eerder genoemde Moeder Teresa was een uitzondering. In haar congregatie heeft zij als regel ingesteld, dat niemand er op gericht mag zijn de hulpbehoevenden te bekeren tot het Christelijke geloof. Integendeel: alle mensen die door hen geholpen worden, dienen te worden bemoedigd om het goddelijke in zichzelf te vinden en zich meer in te spannen om in hun eigen traditie en met behulp van hun eigen rituelen stil te worden. Zo’n onbevooroordeelde toewijding is precies wat de wereld nodig heeft en wat voor de nieuwe mens vanzelfsprekend zal zijn. Wat is dan wel de houding die vandaag gevraagd wordt van een goede leerling van het leven? Dat is om te beginnen een houding van bescheidenheid, gecombineerd met kritisch denken. Zelf verantwoordelijk willen zijn voor dit leven, met alle consequenties. Je laten raken door een leraar of lerares die aanspoort om de waarheid te zoeken in jezelf, om niets zo maar aan te nemen. Bereid zijn om te vallen en weer op te staan. Ervaringsleren vraagt om inspanning, toewijding en eigen verantwoordelijkheid. Gemakzucht en vrijblijvendheid zijn niet verenigbaar met leren. Leren wie ik ben, is een proces dat alleen maar succes heeft als ik bereid ben eerlijk te zijn en me niet beter voor te doen dan ik ben. Aanvaarden dat ik onherroepelijk fouten maak en dat fouten maken nou juist behulpzaam is, hoe vervelend ook. Leren aanvaarden dat ik niets weet, tot het me gezegd wordt. Door een boek, door een leraar, door een kind, door mijn innerlijke gids, mijn ziel. Door toegewijd, respectvol en trouw te zijn. Door zo trouw te zijn aan wie ik ben en aan wat zich in mij aandient, dat ik ontrouw durf te zijn aan een ander en terug durf te komen op 57
eerdere afspraken. Door uiteindelijk afscheid te nemen van mijn leraar, als mijn weg een andere kant op gaat. Door volstrekt compromisloos mijn eigen weg te gaan. Dat houd ik alleen maar vol als ik innerlijk groei; als het vallen en opstaan leidt tot het open gaan van mijn hart. Door liefde te leren ontvangen van anderen, zonder die anderen te willen vast houden of aan mij te binden. Het resultaat van werkelijk leren is een groter vermogen om lief te hebben en toenemende verdraagzaamheid. Dat is tevens de bron, waaruit ik de moed put om door te gaan. Reïncarnatie: concept, herinnering of ervaring Het feit dat wij zielen zijn die telkens opnieuw geboren worden, is altijd bekend geweest. Tegelijkertijd is het geloof in reïncarnatie geen voorwaarde om een nieuwe mens te worden. Ook een spontane herinnering aan een willekeurig moment in een vorig leven hoeft nog niet behulpzaam te zijn. Dat geldt net zo zeer voor een geholpen herinnering, bijvoorbeeld door aura reading of hypnose. De overtuiging dat ik al eens eerder heb geleefd, wordt pas zinvol als ik heb ervaren hoe een bepaalde beslissing of een bepaald patroon uit een vorig leven een ongewenste invloed uitoefent in mijn huidige leven. Door de inspanning mijzelf te bevrijden van patronen die mij klein houden, kan ik levenslessen in het leven nu afronden. Dat is pure winst. Als we kijken naar India, het land waar het Hindoeïsme al eeuwen spreekt over het rad van wedergeboorte, zien we een bewijs van het bovenstaande. Ondanks de vele guru’s kunnen we niet zeggen dat India een land is van nieuwe mensen. Wie gelooft omdat een ander het zegt of omdat je dat met je opvoeding hebt meegekregen, zonder dat je er zelf innerlijk werk voor doet, gelooft in een concept. Dan is er niets geleerd op zielsniveau. Je persoonlijkheid kan het heel prettig vinden, maar je ziel heeft er voor haar ontwikkeling weinig aan. Als we kijken naar de mensen in het Westen die zich richten op het Aquarius tijdperk, mensen die geloven in de zegeningen van de new age etc., dan vinden we daar velen die herinneringen aan een vorig leven gebruiken als ontsnapping voor de grauwheid, de taaiheid en de moeilijkheden die het alledaagse leven onvermijdelijk (ook) biedt. Ook dan is er geen sprake van een les die geleerd wordt en die verplicht tot innerlijk werk. Wie in zichzelf op zoek gaat naar de oorsprong van een persoonlijk probleem, neemt in dat onderzoek emotie mee, plus lichamelijke spanning en het tobben en piekeren van het verstand. Dan kan het heel verstandig zijn om de hulp in te roepen van een deskundige, bijvoorbeeld een ervaren regressie- en reïncarnatietherapeut. Niet omdat je dan tenminste in een vorig leven terecht komt, maar omdat je dan die mogelijkheid niet uitsluit. Bij hardnekkige patronen komt dat veel vaker voor dan in de westerse psychologie tot nu toe werd aangenomen. Een kundige therapeut loodst je op een veilige manier door de ervaring, die je toen niet hebt verwerkt. Net zo lang tot je alles gezien, gevoeld en begrepen hebt. Inzicht bevrijdt en geeft de ruimte om mentale, emotionele en lichamelijke patronen los te laten. Wie op zo’n manier een ervaring uit een vorig leven opnieuw beleeft, kan niet meer zeggen dat zij of hij in reïncarnatie gelooft. Dan is het geloof of ongeloof veranderd in weten. Op zich nog geen garantie voor het bereiken van het door Rumi genoemde derde stadium van mens zijn. Wel een weten, dat leidt naar geestelijke gezondheid, meer levenslust, grotere tolerantie naar medemensen, een toegenomen ethisch bewustzijn en meer eigen verantwoordelijkheid. Het besef groeit dat we een onlosmakelijk onderdeel zijn van een zich ontwikkelende mensheid en angst voor de dood verdwijnt. Dat kan de deur openen naar een
58
ervaring van eenwording en vergroot de kans om geleidelijk of plotseling getransformeerd te worden. Innerlijk werk is het oppoetsen van je hart, zodat het stralen kan in liefde. Reïncarnatie helpt niet als je in je volgende incarnatie nog steeds niet weet wie je bent. Eckhart Tolle
Reïncarnatie is dus geen oplossing voor onwetendheid of ellende. Het heeft geen zin om naar de toekomst te kijken en te denken dat alles beter zal worden als je maar zorgt dat je niets overkomt. Dat je dan vanzelf wel groeit in een volgend leven. Zo is het niet. We incarneren om ervaring op te doen. Ervaring, die we in het tussenbestaan niet op kunnen doen en op aarde wel. Ervaringen, die ons helpen te leren verstaan wie we werkelijk zijn, hier en nu. Wie zich verstopt, wordt niet gevonden. Laat je vinden Gevonden worden door het onnoembare, de bron die wij allen in ons dragen, doet de persoonlijkheid niet totaal verdwijnen. In het moment van eenwording, het totaal opgaan met de Bron, verbrandt de persoonlijkheid volgens Rumi. Vervolgens heeft ook de heilige, meester of profeet een persoonlijkheid nodig om te kunnen communiceren met ons, gewone mensen. Zoals zo vaak laat de waarheid zich kennen als een paradox. Ik wil opnieuw Krishnamurti als voorbeeld gebruiken: hij was een verlichte mens, bijna de stilte zelf. Toch was hij nog steeds een mens en dus een kind van zijn tijd (hij leefde van 1895 tot 1986). Hij vond popmuziek en vooral rock and roll verschrikkelijk en hij kon zich met de beste wil van zijn wereld niet voorstellen, wat de moderne mens nou leuk vond aan joggen! Wat wel verdwijnt, is de vereenzelviging met je persoonlijkheid als enige waarheid. Daarmee houdt ook de constante zoektocht naar zogenaamde zekerheid op. We zijn al geborgen, ook al ontslaat ons dat niet van de verplichting om voor ons zelf te zorgen. Op ieder moment van ons leven en in iedere situatie kunnen we erop vertrouwen dat we verbinding kunnen maken met onze innerlijke wijsheid en dat we in onze nabije omgeving de hulp kunnen aantreffen die we nu net nodig hebben. Om gevonden te worden, moet je eerst in jezelf duidelijk weten wat je hulpvraag is en dan je voelsprieten uitsteken. Om je heen kijken, vragen stellen en een open houding hebben. Gegarandeerd dat je vroeg of laat (meestal vroeg) iets opvalt, dat je een ‘toevallige’ ontmoeting hebt, of dat je oog op een boek of folder valt. Gevonden worden is een kwestie van de rode loper uit leggen, als je weet wie of wat je uitnodigt. Niet wie of wat in de vorm, maar wie of wat als een belichaming van de kwaliteit die je nodig hebt: hulp op dit of dat gebied. Laat je verrassen! De hulp die je nodig hebt, is vaker vlak bij dan ver weg. Er is altijd veel meer hulp voor mij aanwezig dan ik voor mogelijk houd. Er is hulp in de materiële wereld, concreet in de vorm van mensen, of van iets dat me toevalt. Bijvoorbeeld: een goede vriend van mij woonde jaren lang als kraakwacht in een leeg kantoorpand op een industrieterrein. Het was er vies en deprimerend. Zijn meervoudig gehandicapte zoon woonde tweehonderd kilometer bij hem vandaan in een inrichting. Hij had al alles geprobeerd om in de gemeente waar zijn zoon woonde, een huis te mogen huren. Zelf had hij in het verleden net drie maanden te kort in die gemeente gewoond om automatisch in aanmerking te komen voor een woning. Niets lukte, hij viel buiten alle regels. Na een bezoek aan zijn zoon ziet hij in een restaurant een man die hij daar wel vaker heeft gezien, ook toen hij zelf nog in deze plaats woonde. Nu maken ze voor het eerst een praatje. Deze man blijkt bij een organisatie te werken die elk jaar een klein aantal woningen mag toewijzen aan mensen in een bepaalde noodsituatie. Drie maanden later heeft hij een 59
woning, vlak bij zijn zoon! Toeval? Ja, dat kan je zeggen. Maar zulk toeval komt altijd op een moment dat je niet in de benauwdheid van je denken zit. “Je zorgen maken is niet goed voor jezelf zorgen”, zei mijn leraar altijd. Als ik mij toevertrouw aan wat er nu nodig is, als ik adem in dit moment en me niet druk maak over mijn ‘zelf’, dan staat mijn hart open en zal de ongeziene wereld zich uitgenodigd weten om mij te hulp te komen. Nogmaals: hulp is er op ieder moment, alleen weten wij niet van tevoren hoe de hulp er uit zal zien. Bovendien kunnen we die hulp alleen ontvangen als we ons er voor open stellen. Daarbij kan je de hulp inroepen van een therapeut of begeleider, die de specifieke kunst verstaat van het je helpen om contact te maken met je begeleiders uit de ongeziene wereld. Wat is er dus nodig? Er is nodig dat ik in het hier en nu ben met mijn bewustzijn, bezig met wat er in het hier en nu nodig is. Geholpen worden gebeurt ook in het hier en nu, net als gevonden worden. Als er in het hier en nu nood is, adem ik in het hier en nu de kwaliteit van vertrouwen en ik leg de rode loper uit voor wat ik nodig heb, zonder dat ik al bepaal welke vorm die redding moet hebben. God werkt niet op mijn voorwaarden. Als ik gevonden wil worden ga ik niet door met ‘druk, druk, druk’, maar ik neem hier en nu even de tijd om in mezelf te duiken. Ik kom in de stilte in mijzelf aan, om mijn gouden ei steeds een beetje groter en ruimer te laten worden. Er hoeft niets, ik ben. Laat de verbinding en het bewustzijn groeien, stel een vraag en laat je verrassen. Doen dat uit zijn voortkomt, is altijd succesvol, al weet ik niet op welk moment dat succes in de vormwereld zichtbaar wordt. Gewoon doorgaan met zijn en me niet laten verleiden tot het vastklampen aan iets dat zal vergaan, is geboden. Dan leer ik verstaan wat er op dit moment wordt gevraagd. Altijd maar één stap, een stap die binnen mijn bereik en mogelijkheden ligt. Dan zie ik verder, dan luister ik verder, dan ben ik verder. Zo ontwikkelt zich mijn weg. Terugkijkend zal ik straks de betekenis kunnen begrijpen, nu is dat nog niet nodig. In het Nu omarm ik de onzekerheid van de vergankelijke wereld. Zekerheid is daarin niet te vinden.
Weet dat mijn geliefde voor anderen verborgen is. Weet dat zij elke vorm van geloof te boven gaat. Weet dat zij in mijn hart even helder is als de maan. Weet dat zij mijn lichaam en mijn ziel in leven houdt.
Mevlana Rumi
60
TENSLOTTE
Samenvatting Wij zijn op aarde om te leren. Wat we in dit leven te leren hebben, is vooraf bepaald, vaak door ons zelf, in samenspraak met anderen. Alle leren is ervaringsleren. Als we iets niet zelf volledig hebben ervaren, blijft het theorie. Theorie is denken en houdt ons af van ervaringsleren. Volledig ervaren is mentaal, fysiek en emotioneel tegelijk. Dat wil bijvoorbeeld zeggen, dat ik plotseling versta wat er nu echt aan de hand is. ‘Het kwartje valt’ en tegelijkertijd beneemt me dit de adem en ik ben ontroerd. Dat is inzicht. Inzicht geeft altijd een reactie die voelbaar is in je lichaam en die je emotioneel raakt, die verdriet losmaakt of je verblijdt (vaak allebei tegelijk). Inzicht geeft ons het gevoel van een grotere ruimte, we kunnen letterlijk ruimer ademhalen. Alleen inzicht bevrijdt ons van onze persoonlijke patronen en beperkingen. Uiteindelijk gaat het leren over maar één ding: wie ben ik? Ons leren kent vele aspecten en we mogen er vele levens over doen. We zijn daarbij nodig voor elkaar en dat kan zowel op een ‘positieve’, als op een ‘negatieve’ manier. Als we bewust gestorven zijn, krijgen we een terugblik, waarbij we ook voelen wat we de ander hebben aangedaan. In het tussenbestaan kunnen we geheeld worden, we krijgen er advies en we bereiden ons voor op ons volgende leven. Door steeds beter te verstaan wie we zijn, breidt ons bewustzijn zich uit. Daarmee ontwikkelen we een grotere gevoeligheid, onze (zintuiglijke) vermogens worden groter. Wie een hoge graad van zelfbewustzijn heeft ontwikkeld, wordt gids of leraar, al is het maar voor één ander mens. Voorbij aan het volledig zelfbewustzijn is er de ervaring van het al- of essentieel bewustzijn, ook wel verlichting genoemd. Wat een verlichte mens na zijn of haar leven op aarde te doen krijgt, is niet relevant. Immers, zolang ik het nog niet zelf heb ervaren, blijft het theorie. Op dit moment heeft het voortbestaan van de mensheid het nodig dat een groot deel van de mensen een stadium van zelfbewustzijn bereikt, waarin de illusie van afgescheidenheid verdwenen is. Daartoe is het goed als mensen zich bewust worden van hun leerproces in dit leven en de continuïteit van hun levenslessen. Wat ik ‘de nieuwe mens’ noem, is iemand die niet meer oordeelt en afwijst. De nieuwe mens neemt volledig verantwoordelijkheid voor zichzelf. Hij kan niet anders dan zorg hebben voor de medemens en de wereld om zich heen, vanuit zijn besef van afhankelijkheid, zijn besef van verbonden zijn en van geborgenheid. Dat kan alleen maar als er een ervaring is geweest van essentiële eenheid, een ervaring die voorbij gaat aan de persoon die ik nu ben. Het betekent dat deze mens inziet dat hij oneindig veel meer is dan zijn persoonlijkheid alleen.
Tips. In het voorwoord beloofde ik een paar tips te geven aan wie zich wil toewijden aan de zoektocht, die kan leiden tot het verstaan van je betekenis. Om te beginnen zei ik, dat het voor zo’n zoeker verstandig is de hulp te aanvaarden van een spirituele gids, iemand die de weg al gegaan is en die zoekers helpt met oefeningen en aanmoediging. Die gids is er, ook bij jou in de buurt. Natuurlijk kunnen we tegenwoordig met behulp van een computer en internet in verbinding staan met zo ongeveer wie we maar willen, bijvoorbeeld met de eerder genoemde meester Eckhart Tolle. Dat is heel goed. Voor de beginnende zoeker is het aan te 61
raden om een tijd lang te studeren in de fysieke nabijheid van zo’n meester of gids, zoals ik elf jaar heb mogen doen. Zulke leraren zijn geschoold in een eeuwenoude traditie. Of zij de traditionele vormen doorgeven of niet, verschilt per leraar. De ‘school’ houdt op te bestaan met het overlijden van de leraar, ook al wordt hij in de vorm nog door leerlingen in stand gehouden. Een spirituele school zonder levende leraar is al gauw een plaats van filosoferen, theoretisch denken. Esoterische scholen die al eeuwen bestaan, hebben hun voortbestaan te danken aan het telkens weer verlicht worden van nieuwe leraren. Deze spirituele scholen werken meestal in het verborgene. In elke spirituele school staat het ervaringsleren voorop: jouw dagelijkse praktijk is de leerstof. Pas als je zelf ervaring hebt opgedaan, krijg je intellectuele bagage mee. Hoe vind je zo’n gids? Het antwoord luidt: NIET! Je wordt gevonden als je je voelsprieten uitsteekt en alert bent. Laat de voorzienigheid je helpen. Er komen vanzelf signalen op je pad. Je leest een interview, je ziet ineens een aanplakbiljet van een lezing die in jouw woonplaats gegeven wordt en je besluit daarheen te gaan, of iemand nodigt je uit voor een bijeenkomst. Op de een of andere manier word je geraakt en je voelt: “hier wil ik heen, dit is nu voor mij de juiste leraar op het juiste moment”. Soms schrik je vervolgens nog terug; het directe contact met die leraar maakt je bang. Je denkt dat er toch wel heel veel van je gevraagd gaat worden en je wilt nog wat meer tijd. Dat is ook goed. Een leerling-leraar relatie op het spirituele pad is niet vrijblijvend. Hoe onderscheid ik een ‘valse’ gids van een echte? Dat is al eeuwen een veel gestelde vraag. Er zijn een paar makkelijke criteria. Ten eerste: aan de leerlingen herkent men de meester. Een leerling die door een echte spirituele gids wordt begeleid, is op zijn of haar eigen weg met alle worsteling en dagelijkse oefening die daar bij hoort. De dagelijkse praktijk is de leerschool, niet een of ander theoretisch bouwwerk. Een leerling is geen volgeling, die voor elke stap de goedkeuring van zijn meester nodig heeft. De ervaren leerling kenmerkt zich door verworven kwaliteiten als gemeenschapszin, verdraagzaamheid en mededogen. Respect en aandacht voor de ander, zonder enig oordeel, vormen de basishouding van een goede spirituele leerling. Een gids die er in toestemt je te begeleiden, neemt daarmee een belangrijke verantwoordelijkheid op zich. Hij of zij zal waarschijnlijk voorwaarden stellen en niet iedereen in dezelfde studiekring toelaten. De voordeur is soms smal en je moet misschien bukken om binnen te komen. De achterdeur staat daarentegen wijd open: wie weg wil, wordt hartelijk uitgezwaaid. Een goede gids staat nooit tussen de leerling en het veld van kennis en keuze in. Als jij een andere weg in wilt slaan, is dat je vrije keuze. Een goede gids bindt zijn leerlingen op geen enkele manier aan zich. Een voorbeeld: Krishnamurti was de bescheidenheid zelve. Tijdens een zomerschool in Brockwood Park liep ik hem in een weiland bijna omver, toen wij van weerszijden door hetzelfde hekje wilden gaan. Ik kreeg het niet voor elkaar, hem als eerste door het hek te laten gaan. Zo liet hij in de rij bij de tafel, waar wij ons eten ophaalden, ook altijd eerst alle anderen vóór gaan, voordat hij zelf zijn bord vol schepte. Zulke gewoontes zijn natuurlijk persoonlijk en aan cultuur en traditie gebonden, maar ze laten niet na om indruk te maken. Ten slotte: een gids behoort een doorgeefluik te zijn, alle kennis is geleende kennis. Ook wie volledig ontwaakt is, dient te luisteren in zichzelf. Waarnaar? Naar het oneindige veld van kennis, dat in het universum in onszelf aanwezig is. Het is aanwezig, het is het leven zelf, het is het mysterie. Daarmee is het dus nooit exclusief, alleen voor die ene gids of meester en al 62
helemaal niet een vorm van geestelijk eigendom, waar een geregistreerd handelsmerk® bij hoort. Dus ook geen diploma’s en licenties om de kennis tegen betaling door te geven. Wat om te beginnen al niet van mij is, kan ik niet verkopen. Dat wil niet zeggen dat een spirituele leraar geen tegenprestatie zal vragen. Een gids mag geen vrijblijvendheid toestaan of afhankelijkheid bevorderen. Een spirituele school is geen opleiding tot een beroep, maar een vorm van opvoeding. Zoals bij elke opvoeding gaat dat gepaard met misverstanden en wrijving en zoals bij elke opvoeding zal de leerling zich zo af en toe verzetten en menen het beter te weten. Dan zijn irritaties en conflicten onvermijdelijk, maar wel bijzonder verhelderend en leerzaam. Wie een nieuwe mens wordt, gaat staan in zichzelf. Dat gaat vaak makkelijker als de verbinding met de spirituele leraar verbroken is. De nieuwe mens luistert naar het veld van kennis in zijn eigen stilte. Daar zijn de woorden van de leraar niet meer nodig. Elke opvoeding dient te leiden naar de zelfstandigheid van de jong volwassene en dat geldt ook voor spirituele volwassenheid. Als je dit boekje al helemaal tot hier hebt gelezen, ben je kennelijk rijp om op zoek te gaan. Wees wakker, wees kritisch en heb vertrouwen. Alleen door telkens een stap te zetten, doet ons levenspad zich kennen. We hebben allemaal de verantwoordelijkheid en het geschenk om ons zelf te zijn, tot aan de laatste ademhaling van dit leven. We hoeven het niet alleen te doen, we zijn er voor elkaar. Niemand is waardeloos, niemand is ongeliefd. Goede reis!
63
Bronnen
Inleiding: Tao te King. In nieuwe vertaling, Altamira 1992. Gebaseerd op de Spaanse vertaling Edi. Luis Cárcamo, Madrid 1982 ISBN
90 6963 180 6
Hein Stufkens en Marcel Derkse: De herberg van het hart. Franciscus en Rumi als gidsen voor onze tijd. Ankh - Hermes, 2003 ISBN
90 202 8325 1
1. Een nieuwe mens Mevlana Jelaludin Rumi. Citaten van de middeleeuwse mysticus Rumi komen vooral uit zijn meest omvangrijke werk de Mathnavi. Vertaling van Reynold A. Nicholson, oorspronkelijk uitgegeven door de E.J.W. Gibb Memorial Trust, 1926. Ik lees de zesde de druk uit 1990. Het omvat drie delen. ISBN
0 906094 08 9, 0 906094 09 7 en 0 906094 10 0
De eerste twee delen van dit werk zijn nu in het Nederlands vertaald door Marcel Derkse en uitgegeven door Sufi Publications en deVoorde, 2007 ISBN
978 90 861 800 59
Sommige citaten komen uit de Fihi ma fihi (Het is wat het is). Vertaling door W.M. Thakston: Signs of the Unseen, the discourses of Jelaludin Rumi. Threshold Books, 1994 ISBN
0 939660 34 2
2. De zin van zijn Helen Wambach: Life before Life. Bantam Books, New York 1979. ISBN
978.0553254945
Helen Wambach heeft als psychiater 750 mensen onder hypnose gevraagd herinneringen op te halen aan de tijd voor ze aan dit leven begonnen. Op basis van de ingevulde vragenlijsten zijn een aantal duidelijke patronen te herkennen. 3. Lijden Etty Hillesum, Het verstoorde leven. Dagboek 1941 – 1943 Uitgeverij De Haan, Haarlem 1981 ISBN
9022835723 64
4. Succes en falen Williges Jäger: Eeuwigheid in het nu. Asoka, Den Haag 2005 ISBN
9789056701291
Voor wie meer wil lezen over reïncarnatie kan ik de omvangrijke en goed leesbare studie aanraden van Hans ten Dam: Reïncarnatie: denkbeelden en ervaringen. Tasso, Ommen 2002 ISBN
90 75568 13 4
5. Verbinding Ron Veronda: No more turning away. A revolution in education/ solutions for a violent world. Ronald G. Veronda, San Francisco 2001 ISBN
0 9709670 0 4
Williges Jäger: ibidem 6. Adem Lynne Mc Taggert: www: theintentionexperiment.com, website Het experiment is nog volop gaande. Lynne Mc Taggert schreef ook boeken, maar die heb ik niet geraadpleegd. 10. Leren en hulp Eckhart Tolle Stillness speaks. Hodder & Staughton, Londen 2003 ISBN
978 0 340 82974 5
Wie meer informatie wil over de Mevlevi orde van Mevlana Rumi verwijs ik naar www.mevlana.ch
Suggesties en vragen zijn welkom via
[email protected]
65
Je bent veel meer dan je denkt. Ontdek de schat van binnen! Niemand is waardeloos, Niemand is ongeliefd.
66