Heers Interview met graaf Ghislain d’Ursel over kasteel Hex door Erfgoed Haspengouw op 12 juli 2013
Een samenvatting van dit interview is verschenen in de Erfgoedkrant Haspengouw, oktober 2013, jaargang 2 nummer 2, p. 6 en 7. Zie ook: www.erfgoedhaspengouw.be/news.php?catid=23&lang=NL Dit interview is gemaakt in het kader van het project ‘van grote en kleine komaf – de geschiedenis van kasteelbewoners in Haspengouw’ en het project ‘binnen bij boeren, bakkers en brouwers’.
Wanneer we op donderdag 12 juli het kasteeldomein oprijden en een deurbel zoeken, baadt het kasteel in een verlaten rust. In de inkomhal zitten we met drieën braafjes op een oude bank en kijken nieuwsgierig rond: tegenover ons schilderijen van paarden, twee glazen toonkastjes met snoeimessen en ander tuingerief, in de hoek wandelstokken, laarzen en een gekrulde grondboor om een hond vast te binden. Even wachten en dan ontvangt graaf Ghislain d’Ursel ons in zijn werkkamer. Terwijl het gezin en het personeel genieten van een vrije snipperdag, bedient hij ons met koffie en eigen appelsap van kasteel Hex. Met nieuwsgierige blik bespeuren we wandkasten vol boeken over geschiedenis en kunst, vooral over tuinen en parken. Het bureau is bedekt met stapels boeken en werkmappen. Na een korte kennismaking met Erfgoed Haspengouw, vertelt de graaf honderduit over het leven op kasteel Hex, vroeger en nu: over het opgroeien als kind, over de bezoekers en het personeel, over de verschillen in erfenistradities in Noord- en Zuid-Europa, over zijn ervaringskennis van bomen en vergeten groenten, over zijn collectie van 1000+1 stuks tuingereedschap, over zijn ouders die zelf met moeite als volwassenen Nederlands leerden maar zorgden voor een perfect tweetalige opvoeding van hun kinderen …
1. Adellijke bewoners Was het kasteel doorheen de jaren permanent bewoond, of diende het alleen als zomerresidentie of jachtpaviljoen? François-Charles de Velbruck kon in 1769 zijn ‘herenkwartier’ in Hex uitbreiden met de aankoop van een grote hoeve met daarbij een tuin, een weide, stallen, een schuur en paardenstallen. Het was zijn vaste verblijfplaats. Na zijn benoeming als prins-bisschop in 1772 beschikte hij over de nodige middelen om zijn domein uit te bouwen tot een jachtslot, waar hij enkel in de lente en in de herfst verbleef. ’s Winters woonde hij in het
prinsbisschoppelijk paleis te Luik en de zomermaanden bracht hij door aan de Maas in het kasteel van Seraing, de ambtelijke buitenplaats van de Luikse prins-bisschoppen. (1) Hex was dus privébezit van de Velbruck. Daarom kon hij dit landgoed na zijn dood in 1784 vererven aan zijn neef en petekind Joseph-Romain de Marchant, graaf d’Ansembourg en zijn vrouw Marie-Anne-Victoire, barones de Hayme de Bomal. Sindsdien is kasteel Hex één van de weinige Haspengouwse kastelen met permanente bewoning. De meeste kastelen waren lustoorden en plezierhoven die enkel tijdens de zomer of de herfst bewoond werden. Ook tijdens beide wereldoorlogen bleef het kasteel bewoond. De familie d’Ansembourg was actief in het verzet tijdens WO II. Enkele familieleden werden door de bezetter gevangen genomen en afgevoerd naar de concentratiekampen. Niet iedereen overleefde dat. U spreekt over prins-bisschop de Velbruck en de Marchant, graaf d’Ansembourg. Sinds wanneer is de naam d’Ursel verbonden aan het kasteel? In 1944 is mijn vader Michel d’Ursel door zijn kinderloze tante Ghislaine de Bousies geadopteerd als erfgenaam van Heks. Deze tante was in 1944 weduwe geworden door het overlijden van haar echtgenoot, Alfred- Joseph de Marchant, graaf d’Ansembourg en kasteelheer van Hex, in gevangenschap door de Duitsers in de gevangenis van Sint-Gillis te Brussel. In hetzelfde jaar overleed ook mijn grootvader Georges d’Ursel, gehuwd met Elisabeth de Bousies, de zus van Ghislaine, ten gevolge een hartaanval. Toen mijn vader in 1944 als twintigjarige vanuit Brussel naar Heks verhuisde, sprak hij nauwelijks Nederlands. Hij besloot om tijdens zijn universitaire studies intensief Nederlands te studeren. Ik ben de oudste zoon en mijn ouders hebben mij de voornaam van mijn stiefgrootmoeder gegeven: Ghislain. Zij was ook mijn doopmeter. Uzelf en uw kinderen zijn tweetalig opgevoed? Ja, dat is vooral aan mijn vader te danken. Maar ook aan mijn moeder Fernanda, van de markiezen Diana. Zij was een Italiaanse en had een echte talenknobbel. Een typisch gezegde van haar: ‘Als jullie het Nederlands en het Frans beheersen, dan zal er nog wel tijd zijn om Italiaans te leren.’ Ook mijn kinderen zijn tweetalig opgevoed. Ik hecht daar veel belang aan want we wonen per slot van rekening toch in het Nederlandstalige deel van België Wie verbleef op het kasteel? Enkel de eigenaars met hun kinderen of ook familie? Op het kasteel woonden enkel de eigenaars. Vanaf de achttiende eeuw verliezen de kastelen hun rol als versterkte burchten en worden ze lusthoven of maisons de plaisance. De adellijke bewoners ontvingen vaak familie en vrienden. Die kwamen voor drie of vier dagen en brachten hun eigen personeel mee, meestal de koetsier (later de chauffeur) en de kamenier. Dat is het kamermeisje of de persoonlijke assistente van de adellijke dame. Zij maakte de koffers voor haar meester of meesteres. Deze overliep met haar het afgesproken programma en noemde alle benodigdheden op: aangepaste kledij voor diners, voor vergaderingen, voor
jacht, golf of andere sporten. De kamenier pakte alles in koffers. Eens ter plaatse zorgde zij dat de juiste koffers op de juiste plaats terecht kwamen. Zijzelf logeerde op de zolderverdieping van het kasteel. Tussen de logeerkamer van de genodigde en de kamer van de kamenier was in Hex een verbinding met een elektrische bel. De kamenier hielp bij het omkleden van haar meester en/of meesteres: zij kende het programma en wist alles in de koffers liggen. Zij zorgde ervoor dat de graaf of gravin steeds gepast en piekfijn gekleed de logeerkamer verlieten. Begin van de twintigste eeuw kwam aan deze gebruiken een einde. Ikzelf heb dit niet meer meegemaakt, maar wel nog gezien. Het gebeurt tegenwoordig nog maar eerder uitzonderlijk, bijvoorbeeld op de luxecruiseschepen. Aan boord is persoonlijk dienstpersoneel aanwezig, dat aan de beste butlerscholen ter wereld is opgeleid. Graaf Ghislain d’Ursel verrast ons met volgende uitspraak van zijn grootvader (3): ‘Ik ben niet rijk genoeg om goedkope schoenen te kopen’. Hijzelf huldigt ook nog steeds hetzelfde principe. ‘Mijn schoenen zijn dertig jaar oud en gaan nog altijd mee. Dat lukt als je goed materiaal koopt, het goed verzorgt en dagelijks wisselt van schoenen.’ Kwamen naast deze familie en vrienden nog andere mensen logeren? Toen ik jong was, kwamen heel de zomer nichtjes, neefjes en schoolvrienden op bezoek. Mijn wereld bestond uit familie en schoolvrienden. Reizen deden wij niet. Nu zijn mijn kinderen wereldburgers, ze nemen het vliegtuig en bezoeken alle uithoeken van de wereld. Maar wij kenden alleen de trein. Na de Tweede Wereldoorlog kwamen ook kinderen uit communistische landen om de taal te leren en om iets anders mee te maken dan het leven in het Oostblok. Het waren vooral kinderen van adellijke families, maar ook van andere gezinnen. Voor zijn werk onderhield mijn vader goede contacten in Rusland, Tsjechië, Polen. Tijdens de zomer liep kasteeldomein Hex dus vol kinderen. Tegenwoordig verblijven onze kinderen hier nog maar enkele weken per jaar. Mocht u tijdens de vakanties ook meehelpen op het domein? Ja, we werden ingeschakeld in het zomerwerk. Zo moesten we vroeg opstaan, in de moestuin fruit plukken of groenten oogsten en helpen bij het inmaken ervan. Tijdens de hooitijd en de graanoogst, wanneer het druk was en de hele oogst snel moest binnengehaald worden, hielpen wij bij de boeren. Zelf vond ik dit erg fijn, want dan zie je alle uithoekjes van de boerderij en het landgoed. Zo komt het dat ik nu nog altijd aandachtig rondkijk, wanneer ik op het landgoed rondwandel. Ik hou in de gaten hoe de bomen en planten erbij staan. Gisteren viel mij op dat één van de zomereiken het minder goed doet dan vorige jaren. Deze gegevens noteer en volg ik op. Dit maakt deel uit van het leven op een landgoed.
Had u veel contact met de kinderen uit het dorp? Ging u naar de dorpsschool? Een gedeelte van mijn jeugd bracht ik door in Congo. Toen we terug naar België kwamen, waren mijn oudste broer en ik nogal wild en vrijgevochten. In de school gingen we lopen met de zusters achter ons aan. Na twee weken besliste mijn moeder om ons weg te halen en kregen wij privéonderwijs in het kasteel. Toen kwamen er op tien dagen tijd drie verschillende schooljuffrouwen. Daarna kwam er een erg strenge juf die het volhield en tien jaar is gebleven. Dat was Elisa Wijnen,. Wij spraken haar nooit met de voornaam aan, maar wel als juffrouw Wijnen. Ik zie haar nog altijd in haar kleine kever binnenrijden. We deden er alles aan opdat ze zo laat mogelijk zou toekomen. Als het sneeuwde, maakten we aan de oprijlaan grote sneeuwhopen zodat de juf met haar auto moeilijk kon binnenrijden. Op mijn elfde ging ik op kostschool in Brugge, naar de abdijschool van Zevenkerken. Ik kwam slechts eens per maand naar huis. Dan reisde ik met de trein van Brugge over Luik naar Heks en was juist op tijd voor het diner op zaterdagavond. Om tijdig voor de eerste les in Brugge te zijn, stond ik maandagochtend om vier uur op. Vanaf mijn achttien jaar studeerde ik aan de universiteit en leefde ik op kot. Als jonge gast was ik dus weinig aanwezig op het landgoed. Mijn jongste broers en mijn zussen gingen langer in Heks naar school. Zij waren meer thuis in het dorp en kenden veel meer mensen. Maar ook zij werden geleidelijk aan overgeschakeld op privé-onderwijs. Mijn kinderen gingen niet in Heks of Heers naar school, maar in Brussel. Ik werkte daar en had er een appartement, waar ook mijn kinderen tijdens de schoolweken woonden. Zij hadden dus weinig contact met leeftijdsgenoten uit het dorp. Ondertussen studeren de twee oudsten aan de universiteit, de jongste zit op kostschool. Wat was de belangrijkste vrijetijdsbesteding van de kasteelbewoners in Heks? Voor onszelf: tennis, bordspelen, zwemmen, paardrijden enz. Het jagen was beperkt tot het jachtseizoen, dus slechts twee maanden. Daarnaast wandelden en fietsten we veel. Als kind gingen we het liefst van al meewerken in de bossen en hout kappen om vuur te maken. Ook bouwden we hutten en overnachtten we in de tent middenin de bossen. Ik heb het altijd spijtig gevonden dat wij van onze ouders niet naar de scouts mochten gaan. Volgens hen ‘was dat iets voor kinderen van de stad’. Mijn broers, zussen en ikzelf waren vooral geboeid door het sociale aspect van de scouts: samen spelen met al die kinderen van eenzelfde leeftijd. Dat vond ik ook zo leuk aan het internaat. Daar heb ik nooit heimwee gehad. De meeste weekends bleef ik op internaat. Daar werden naast de studietijd ook vele sportactiviteiten georganiseerd. Op zondag moesten we naar de hoogmis en tijdens de week nog tweemaal. We gingen eens per maand verplicht te biechten! In het kasteel hebben jullie een eigen huiskapel. Wordt deze nog gebruikt? Ja, regelmatig: twee tot drie keer per jaar, bijvoorbeeld voor Kerstmis en voor de eerste communie. Wanneer de voltallige familie aanwezig is, is de huiskapel te klein en moeten we
allemaal rechtstaan. Vroeger was hier heel het jaar rond elke donderdag om twaalf uur een mis, waarbij ook de gasten aanwezig waren. Dan waren alle kinderen plots verdwenen en riep mijn moeder: ‘Waar zijn de kinderen toch?’ Om beurt kwamen de pastoor en de kapelaan de mis lezen. Hoe voorziet u in het dagelijks onderhoud op zo’n kasteel? Is een kasteel zelf bedruipend? Zijn er nu verschillen met vroeger ? In België is een kasteel nooit zelf bedruipend. Vroeger was het een lusthof, nu een ’lasthof’. Echte landgoederen zoals in Noord-Europa zijn zelf bedruipend. Daar zijn de successierechten anders geregeld en kent men nog ‘het erfrecht van de oudste’. Deze erft het landgoed in zijn geheel. Dat klinkt onrechtvaardig maar zo blijven de winstgevende landerijen samen met de kasteelgebouwen, die niets opbrengen en veel kosten. Pas als alles samen blijft, dan kan een kasteeldomein zelf bedruipend zijn. Het is een eeuwenoude gewoonte die in Noord-Europa algemeen aanvaard wordt: ‘Het is nu eenmaal zo!’ Het oudste kind, soms de oudste zoon erft het landgoed – en dat is ook geen sinecure. De andere kinderen weten op voorhand dat ze op een andere manier voor hun onderhoud moeten instaan. In sommige landen of streken gebeurt de erfopvolging enkel in mannelijke lijn. Wanneer de eigenaar van een landgoed enkel dochters heeft, erft de dichts verwante jongen – bijvoorbeeld een neef - het domein, gewoon om de oorspronkelijke naam van het landgoed te behouden. Uitzonderlijk gebeurt het zelfs dat de weduwe en haar dochters het kasteel dan moeten verlaten! In België en de zuidelijke Europese landen geldt de ‘code Napoléon’. Hier moet een landgoed onder alle kinderen of andere erfgenamen verdeeld worden. Vaak moeten gronden verkocht worden. En zo blijven enkel het landhuis, het park en de tuin over. Gevolg: de kosten lopen te hoog op om nog zelf bedruipend te zijn. Vroeger, vóór de Franse Revolutie, dienden de inkomsten van de landerijen voor het eigen levensonderhoud en voor het onderhoud van het kasteel. Is het landgoed dan zelfvoorzienend? Deze stelling gaat wel ten dele op, hoewel ik waarschijnlijk de duurste groenten uit het land eet, maar die komen wel uit mijn eigen tuin. We leven helemaal volgens de seizoenen. In onze groentekelders bewaren wij volgens de oude methodes het fruit en onze groenten van oktober vorig jaar tot in de zomer. Deze traditionele bewaarmethode is overgegaan van tuinman op tuinman, tot op vandaag. Onlangs heb ik op uitnodiging voor een Europees congres in Fürst-Pückler Park te Bad Muskau het gebruik van onze groentekelder toegelicht. Ik vermoedde al lang dat wij één van de weinige, nog gebruikte groentekelders in België hadden. Maar blijkbaar zijn wij uniek in Europa!
Op basis van oude documenten schreef een Engelse dame een historisch boek over deze bewaarmethoden met als titel ‘History of kitchen gardens’. Deze handleiding heeft ons al goed geholpen om het bewaarproces te optimaliseren. Door de opkomst van de koelkast, de diepvriezer en de supermarkt zijn die oude groentekelders in onbruik geraakt. Maar zo’n ondergrondse bewaarplaats biedt het grote voordeel dat groenten en fruit niet uitdrogen en dus hun smaak beter behouden. In onze groentetuin telen we nog oude groentesoorten die men zelfs in de meest gespecialiseerde groothandel niet meer vindt, bijvoorbeeld kardoen. Deze ‘vergeten groenten’ genieten grote belangstelling op onze jaarlijkse moestuindagen in september. Enkele standhouders stellen zulke verdwenen groeten tentoon en verkopen de zaden ervan. De hernieuwde belangstelling voor deze unieke groenten past in de actuele trend van zelf tuinieren en van streekgebonden gastronomie. In hoge nood komen topkoks uit de omgeving zich bij ons bevoorraden. Ik houd er sterk aan dat een groentetuin een nutstuin is. Alles wat er gekweekt wordt, moet op je bord belanden of in huis gebruikt worden. Ik wil steeds weten waar een groente vandaan komt en hoe die groeit. Vaak krijg ik de opmerking dat ik zeer vele groenten en planten ken. We gebruiken zoveel mogelijk van onze oogst. Sinds enkele jaren laten we van onze overschotten appels sap persen. We hebben zeventig tot tachtig verschillende soorten hoogstam op ons domein. Dat geeft een constante, fijne smaak aan ons appelsap. Fier toont graaf Ghislain d’Ursel een fles met zijn eigen huisetiket: ‘appelsap kasteel Hex’. En ja, deze ‘Château Hex smaakt uitstekend en verfrissend. Beschouwt u zichzelf als een landbouwer? Jazeker, we hebben ons eigen bedrijf met dieren, voornamelijk runderen die worden gekweekt voor hun vlees. Daarnaast doen we ook aan klassieke landbouw en telen we aardappelen, vlas, bieten enz.
2. Dienstpersoneel Hoe groot was de personeelsstaf die vroeger kasteel Hex en de boerderij runde? Hoe evolueerde deze tewerkstelling doorheen de tijd? Het personeel is inderdaad sterk geëvolueerd doorheen de tijd. Vroeger had je veel meer personeel nodig omdat er geen elektriciteit en geen stromend water was. Het personeel zorgde ervoor dat de woonvertrekken warm waren en dat er overal water en licht was. De personeelsstaf bestond vaak uit een hoofdbutler, de kamermeisjes, serveer- en onderhoudspersoneel, keukenpersoneel. Ook de tuinen waren, en zijn nog steeds, zeer arbeidsintensief.
Rond 1900 bestond de totale personeelsstaf uit zestig tot zeventig personen, maar dat heb ik niet meer meegemaakt. Door de waterleiding en de elektrische stroom, door de was- en andere huishoudtoestellen, ook door mechanisatie en rationalisatie in tuin- en landbouw is het aantal personeelsleden doorheen de jaren met zeventig tot tachtig procent gedaald. Momenteel zijn er tien mensen voltijds equivalent in dienst op het kasteel. Daarvan is de helft werkzaam in het bos, het park en de siertuinen. Zij verdelgen het onkruid nog manueel omdat pesticiden volgens de Europese milieu- en erfgoedrichtlijnen verboden zijn. Drie tuinmannen hebben vanaf mei tot oktober de handen vol met het wieden van onkruid. We overwegen om alle paden met gras in te zaaien. Daarmee heeft men in het buitenland goede ervaringen. Naast deze eigen personeelsleden komen een schilder en een schrijnwerker als zelfstandigen drie tot vier maanden fulltime werken aan het onderhoud en de herstellingen van de kasteelgebouwen. Het werk aan een kasteel eindigt nooit. Vroeger waren de schilder, de metser, de schrijnwerker en de loodgieter allemaal in dienst, nu wordt dit uitbesteed. Nog steeds hebben wij inwonend huis- en tuinpersoneel op het landgoed: in het totaal drie gezinnen. Vroeger waren dit kinderrijke gezinnen. Toen ik kind was speelden we samen met deze kinderen in de bossen en haalden we allerlei deugnieterij uit. Het inwonend personeel had de gewoonte om op zaterdagavond naar huis te gaan en de zondag thuis bij ouders of later bij een broer of zus door te brengen. Hoe heeft uzelf het klassenverschil beleefd? (standenverschil?) Als kind denk je hier niet over na, echt niet. Het is altijd zo dat je beter met de ene om kan, dan met de andere. We zijn ook niet opgevoed in een elitaire mentaliteit. In sommige families is dit wel, maar bij ons zeker niet. Rijk of arm, niemand ontsnapt aan de dood. Hebben jullie nog oude begrafenistradities? In de dorpskerk is een ‘kasteel- of herenkapel’ (met uitzicht op het koor) waar grafstenen en de obituaria van voorname familieleden zijn bewaard. Deze rouwborden zijn zwarte, ruitvormige houten panelen met wapenschild en de sterfdatum. Onder deze privékapel is een grote familiegrafkelder van de kasteelbewoners van Heks. Ook mijn ouders zijn daar begraven. Tegenover deze grafkapel staan op het kerkhof enkele grafstenen van dienstpersoneel. Hierop staat vermeld ‘schenking van graaf of gravin …’. Sommige personeelsleden waren niet uit het dorp afkomstig en hadden hier geen familie. Vaak waren ze ook vrijgezel. De adellijke familie schonk hen dan een graf op het kerkhof. Georges Belcher is het bekendste personeelslid dat daar begraven ligt. Hij was de paardenmenner van Gustave d’Ansembourg (kasteel Hex) en voordien van Charles Dickens. Men kan dus stellen dat het personeel en de kasteelfamilie samen bleven, ook na de dood.
Van waar was het personeel afkomstig? De meeste personeelsleden kwamen uit het dorp zelf. Voor sommige functies werd er wel gekozen voor mensen van verder, bijvoorbeeld een kinderoppas uit Nederland of Duitsland om de kinderen de taal te leren. De dienstmeisjes uit Nederland zijn hier allemaal getrouwd en ook blijven wonen.
3. Erfgoed Belangrijk cultureel erfgoed is het kasteelarchief. Hoe wordt dit archief beheerd? Het familiearchief wordt in het Algemeen Rijksarchief te Brussel bewaard. Het archief van het kasteel is bij een brand in 1794 verdwenen. Hierdoor is zeer weinig geweten over de bouwgeschiedenis van het kasteel en van de tuinen in die vroege periode. Over de architecten en de tuinontwerpers hebben we vermoedens, maar geen zekerheid. In het kasteel bewaren wij wel nog negentiende-eeuwse archiefstukken bewaard, namelijk de plannen van de tuinen. Zo bezitten zijn we in het bezit van het oudste plan van de moestuin van het landgoed, die in 1791 is aangelegd. Er is met de hand bij geschreven welke tuinbomen op welke plaats stonden. Het huidige park dateert van 1880 en werd door de bekende Duitse landschapsarchitect Fuchs ontworpen. We beschikken over een inventaris van de archieven die in het kasteel bewaard worden. Het betreft vooral akten van aan- en verkoop van goederen. De eigendom was erg versnipperd, waarschijnlijk door de vruchtbaarheid van de grond. ‘Hex’ is oorspronkelijk een landgoed van de abten van Villers-la-Ville, dat door de graven van Loon in de twaalfde eeuw aan de abdij werd geschonken. Na de dood van de laatste graaf van Loon kwam het andere gebied in Heks in handen van het prinsbisdom Luik. In 1769 werden alle gronden tussen deze twee deelgebieden van het landgoed opgekocht en tot één homogeen geheel samengebracht. Bent u nog bezig met de uitbreiding van het domein? Ik heb me inderdaad daarmee bezig gehouden, maar omdat de gronden te duur zijn geworden, ben ik ermee gestopt. Het is een veel te kostelijke onderneming geworden. De huidige landerijen van kasteel Hex komen nu overeen met de grenzen van het Monnikenhof in 1769. Heeft u nog toekomstdromen voor uw landgoed? Het is mijn droom onze watermolen in het dorp te restaureren en opnieuw maalvaardig te maken. In de aanpalende gebouwen wil ik graag een museum van onze tuinbouwcollectie inrichten. Deze collectie bestaat uit een duizendtal stukken handgereedschap en zou één van de beste Europese verzamelingen zijn. Bijna de helft is reeds gedeeltelijk geïnventariseerd
door kunsthistorica Chris De Maegd, een fotograaf en iemand met expertise op dit gebied. Ik wil deze inventaris graag afmaken, maar het grote probleem voor dit project is de financiële ondersteuning. Restauratie en museuminrichting zouden ongeveer twee miljoen euro kosten. Daaraan kan ik niet beginnen vooraleer ik zekerheid heb voor tachtig procent financiering. Maar deze toekomstdroom wordt doorkruist door het nieuwe decreet op het onroerend erfgoed, dat zeer nadelig is voor privé-eigenaars en waarbij de privacy geschonden wordt. Momenteel heb ik mijn handen vol met het schrijven van adviezen en commentaren voor het nieuwe erfgoeddecreet.
Interview en redactie door Katrien Houbey (projectmedewerker ‘Van grote en kleine komaf’), Jonas Slegers (projectmedewerker ‘Binnen bij boeren, bakkers, brouwers …’) en Guy Plevoets (erfgoedcoördinator). Tekstcorrectie door Veronique Piret (medewerker Erfgoed Haspengouw). Volledigheidshalve en ter verduidelijking werden enkele interviewfragmenten aangevuld of bijgewerkt aan de hand van het boek: Chris De Maegd, Hex. Een prinselijk landgoed ontsluierd. Brussel, Urselia en Mercatorfonds. 2007, 223 p. De schrijfwijze van Hex en van de familienamen zijn in dit verslag overgenomen uit het boek.