Ruimtestation ISS permanent bewoond Ir. D. de Hoop Nederlands Instituut voor Vliegtuigontwikkeling en Ruimtevaart (NIVR)
De opbouw van het International Space Station (ISS) vordert goed. Er zijn nu drie grote elementen in de ruimte en astronauten bezoeken regelmatig de drie vaste bewoners. Inmiddels zijn belangrijke delen, zoals de zonnepanelen en balken, aan ISS gekoppeld. Vele andere delen staan gereed om gelanceerd te worden, waaronder de Canadese robotarm. Italiaanse logistieke modules brengen faciliteiten en apparatuur naar ISS. Het jaar 2001 wordt een cruciaal jaar met vele hoogtepunten. Ook vorderen de voorbereidingen voor het gebruik goed. De partners, waaronder NASA en ESA, verzenden regelmatig oproepen voor onderzoek in ISS. Er zijn inmiddels honderden goede voorstellen ingediend, waaronder Nederlandse. Voldoende redenen om kort in te gaan op de vorderingen bij de opbouw en het gebruik van ISS.
Het huidige ruimtestation: Zarya, Unity en Zvezda Zarya (Dageraad) werd gelanceerd op 20 november 1998 door een Russische Proton raket. Op 3 december 1998 werd de eerste verbindingsmodule Unity met zes poorten (node 1) met de space shuttle gelanceerd, die daarna aan Zarya werd gekoppeld. Daarna vonden in mei 1999 en mei 2000 shuttlemissies met Spacehab plaats om apparatuur naar ISS te brengen en om onderhoud te plegen. Het grote laboratorium Zvezda (Ster) werd op 12 juli 2000 gelanceerd met een Proton raket en daarna aan Zarya gekoppeld. Vervolgens bezochten shuttlebemanningsleden in septem-
ber en oktober deze nieuwe configuratie tijdens de missies STS-106 en STS-92. De astronauten pleegden veel onderhoud aan Zvezda tijdens de STS-106 missie. Zo legden ze nieuwe kabels aan, repareerden ze een zonnepaneel, bevestigden ze een magnetometer aan een mast en brachten ruim twee ton aan materiaal naar ISS. Bij de STS-92 missie werd onder meer de Z-1 Truss (balken) geïnstalleerd. Er werden maar liefst vier ruimtewandelingen gemaakt van elk zeven uur. Voor de verandering landde deze shuttle op 8 oktober op Edwards Air Force Base in Californië in plaats van in Florida vanwege het slechte weer in het oosten van de Verenigde Staten (VS).
Een afbeelding van een kerstboom werd op het hoogste punt van het ISS (de P6 zonnepaneelstructuur) bevestigd. Joseph Tanner poseerde voor de foto die door Carlos Noriega met een 35 mm camera werd genomen. [NASA]
RUIMTEVAART FEBRUARI 2001
3
Vanuit Endeavour STS-97 werd deze opname van het stuurboord zonnepaneel van ISS gemaakt. [NASA]
De eerste permanente bewoners, de Amerikaan Shephard (gezagvoerder) en de Russen Gidzenko en Krikalev, werden op 30 oktober met een Soyuz voertuig gelanceerd. Voorlopig mag de eerste bemanning, die mogelijk vier maanden aan boord blijft, het ruimtestation ‘Alpha’ noemen. In november werd een Progress bevoorradingsschip aan ISS gekoppeld. Dit Progress M1-4 vaartuig werd eind november weer ontkoppeld om de shuttlemissie van december mogelijk te maken. Begin december kregen de permanente bewoners vijf astronauten op bezoek, die met de shuttlemissie STS-97 (alweer de 101ste shuttlevlucht en de tiende ISS-missie) twee grote zonnepanelen meenamen. Deze panelen, die tijdens enkele ruimtewandelingen aan ISS werden gemonteerd, zijn 73 meter lang en 11 meter breed. Uiteindelijk zullen op de grote mast acht zonnepanelen worden geplaatst. Ook op de Nederlandse TV werden de spectaculaire beelden van de verrichtingen van de astronauten vertoond. Aanvankelijk traden enige problemen op met het eerste zonnepaneel. Het tweede zonnepaneel werd heel voorzichtig uitgevouwen. Nadat de astronauten hun buitenaards karwei hadden geklaard, gingen ze op 8 december hun collega’s in ISS bezoeken.
De eerstkomende missies voor de verdere bouw van ISS Tot 2005 wanneer ISS operationeel moet zijn, vinden nog zo’n 40 missies (voor het merendeel shuttlevluchten) plaats om ISS op te bouwen. Binnenkort wordt ISS ook benut voor onderzoek, waarvoor nu reeds faciliteiten naar ISS worden gebracht. De Italiaanse MPLM (logistics module) brengt in april instrumenten voor onderzoek naar het laboratorium Destiny (lancering in januari) en in 2002 wordt bijvoorbeeld de Europese Microgravity Science Glovebox (MSG) die een grote Nederlandse bijdrage heeft, in het Amerikaanse laboratorium aangebracht. De MPLM met een lengte van 6,5 meter kan zestien rekken met instrumenten met een totaalgewicht van 10 000 kilogram vervoeren. Als ISS gereed is, zal meer dan 400 ton aan materiaal in de ruimte zijn gebracht. De lengte van de ISS balken is dan 108 meter en de breedte is 78 meter. Zodoende kunnen zes astronauten permanent onderzoek verrichten in de zes laboratoria, die zijn vervaardigd door NASA, ESA, Japan en Rusland en op een hoogte van circa 365 kilometer rond de arde cirkelen. Het Amerikaanse laboratorium Destiny kan begin 2001 al voor onderzoek worden benut. Verder werken de VS en Japan samen aan de bouw van een bemande Centrifuge Module, waarin de Life Science Glovebox (LSG) wordt geplaatst, waarvoor de Nederlandse firma Bradford al veel belangrijke onderdelen heeft ontwikkeld. Het Europese laboratorium Columbus zal in 2004 aan ISS worden gekoppeld. Het Japanse laboratorium met de naam Kibo wordt ook in 2004 gelanceerd. Vooralsnog zijn twee Russische modules gepland. De kosten van de opbouwfase bedragen meer dan 200 miljard gulden, inclusief de kosten van alle partners, de shuttlelanceringen en het gebruik in de eerste jaren. Europa draagt voor ruim zeven miljard gulden bij aan de bouw van ISS-delen. Ook kent ESA aparte programma’s voor de ontwikkeling en bouw van faciliteiten voor onderzoek en delen van ISS. Europa doet eveneens mee aan de bouw van de reddingsvoertuigen voor ISS, de vier Crew Rescue Vehicles (CRV). De Nederlandse bijdrage aan de bouw van ISS is ruim 70 miljoen gulden. Daarnaast draagt Nederland bij
4
RUIMTEVAART FEBRUARI 2001
aan de ontwikkeling en bouw van delen van ISS, zoals de robotarm ERA, de grote glovebox voor ISS en de roeren van de CRV’s. Het jaar 2001 zal een druk jaar worden. ISS wordt midden 2001 al groter dan Mir. De datums van de ISS missies moeten met de nodige voorzichtigheid worden genoemd omdat de planning regelmatig wordt gewijzigd vanwege onverwachte omstandigheden. Voor de allernieuwste planningen kan men de websites van NASA raadplegen. Vooral www. spaceflight.nasa.gov geeft goede informatie. Ook ESA heeft inmiddels een fraaie website, waarbij zelfs informatie in het Nederlands wordt gegeven, op www.esa.int/export/ esaCP. Volgens de laatste planning wordt in januari tijdens de elfde missie voor de opbouw van ISS het Amerikaanse onderzoekslaboratorium Destiny gelanceerd. In februari gaat de Italiaanse MPLM Leonardo met STS-102 omhoog. In deze module zijn apparatuur en onderzoeksfaciliteiten voor het Destiny laboratorium aangebracht. Italië heeft drie van
RUIMTEVAART FEBRUARI 2001
deze modules vervaardigd, die regelmatig met de shuttle heen en weer zullen gaan om faciliteiten in ISS aan te brengen. Tijdens deze vlucht wordt ook de eerste ISS-bemanning afgelost en de drie nieuwe bewoners zijn dan de Rus Yury Usachev (gezagvoerder) en de Amerikanen James Voss en Susan Helms. In april gaat alweer een MPLM omhoog (Rafaello). Het meest spectaculaire van deze missie is de lancering van de behoorlijk grote Canadese robotarm, waaraan zo lang is gewerkt. Deze kostbare arm is evenals de shuttle robotarm weer een paradepaardje van Canada, alhoewel de VS ook veel hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van deze veelzijdige arm. Voor de volledigheid en om misverstanden te voorkomen, Europa (met een grote bijdrage van Nederland) bouwt de ERA (European Robotic Arm), die dienst zal gaan doen op het Russische deel van ISS. ERA zal tijdens een shuttlemissie in 2004 naar ISS worden vervoerd en gemonteerd op het Russische SPP (Solar Power Platform). Beide armen vullen elkaar aan bij de verschillende taken om elementen op de ISS-balken aan te brengen en te vervangen.
Vanaf de top van de P6 balk fotografeerde Joseph Tanner de ‘beneden’ klimmende (zie pijl) Carlos Noriega tijdens de eerste EVA op 5 december 2000. Rechts is het Remote Manipulator System (RMS) te zien. [NASA]
5
De Europese deelname aan ISS
Zo zag het assemblage schema er in oktober 2000 uit. Dit schema wordt echter voortdurend aangepast als er vertragingen optreden. [ISS Fact Book NASA]
De activiteiten in Europa aan de ISS-elementen vorderen gestaag. De belangrijkste Europese bijdragen aan het ISS-programma zijn het Columbus laboratorium, het onbemande vrachtvoertuig ATV (Automated Transfer Vehicle) en delen van de CRV reddingsvoertuigen. Europa vervaardigt echter ook andere delen van ISS, waaronder de koppelstukken (nodes) 2 en 3 en het zogenaamde CUPOLA venster. Door dit venster hebben de astronauten vrij zicht op ISS en kunnen ze tevens naar de aarde kijken. Hierbij wordt nauw samengewerkt met NASA. Verder vervaardigt ESA faciliteiten voor onderzoek (zoals de grote glovebox) die aan NASA worden geleverd en de robotarm ERA. Doordat Europa ISS-delen aan NASA levert, hoeft Europa aan NASA geen cash geld te betalen voor het gebruik van ISS gedurende een zekere periode. Er worden ook meerdere delen aan NASA geleverd om te voorkomen dat veel geld heen en weer wordt geschoven. NASA en ESA werken dan ook goed met elkaar samen en wederzijds leren ze van elkaar. Er bestaat zodoende een prima technology transfer. De werkzaamheden aan Columbus verlopen volgens de planning. Dit laboratorium lijkt veel op de MPLM’s, die al bijna klaar zijn. Columbus is cilindervormig en heeft een lengte
van 6,7 meter en is 4,5 meter in diameter. De configuratie van het vrachtvoertuig ATV is al enkele keren aangepast, maar nu is alles gereed voor de eerste lancering in april 2004. Daarna zal ongeveer elk jaar een ATV worden gelanceerd om verschillende taken bij ISS uit te voeren. Er zijn bij Arianespace reeds negen lanceringen van ATV’s met Ariane 5 geboekt. Er bestaan enkele typen ATV. Zo kan ATV met vele tanks vol met stuwstoffen ISS in een hogere baan brengen. Ook kan ATV veel apparatuur naar ISS brengen en zodoende de shuttle ontlasten. Er hebben al diverse testen plaatsgevonden met de X-38 testvoertuigen als voorbereiding op de aanmaak van vier operationele CRV reddingsvoertuigen. De eerste zogenaamde V-131R valtest is uitgevoerd. Het onbemande testvoertuig landde met de enorme parafoils in een Amerikaanse woestijn. Het mooiere X-38 model, met roeren vervaardigd door het Nederlandse Aeolus-team onder leiding van Fokker Space, zal getest worden tijdens de V-201 missie, die gepland is voor begin 2002. Het Aeolus-team maakt ook goede vorderingen met de ontwikkeling van de roeren van de operationele CRV’s. Deze roeren zullen worden vervaardigd van het geavanceerde materiaal CMC (Ceramic Matrix Composite). Deze CRV’s zijn vanaf 2005 inzetbaar.
Assembly Sequence as of October 2000 1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
* Shuttle launches of partner elements are included in U.S. assembly line (Japan’s Kibo, ESA’s COF, Canadian SSRMS, Russian SPP). ** Russian assembly launches exclude logistics, resupply, and crew exchange flights.
6
RUIMTEVAART FEBRUARI 2001
Europa bouwt verschillende faciliteiten voor onderzoek die in de ISS-laboratoria worden geplaatst. Het merendeel van deze grote instrumenten worden in Columbus geïntegreerd. Er worden echter ook belangrijke faciliteiten in Destiny of elders ondergebracht. Nederlandse bedrijven vervaardigen voor deze rekken diverse onderdelen, zoals gloveboxen, bloeddrukmeters, warmtehuishoudingsystemen, experimentcontainers en componenten. Hierbij zijn bedrijven en instellingen betrokken, waaronder Fokker Space, Bradford, CCM, TNO Space, NLR en diverse MKB’s. De biologische glovebox is een belangrijk onderdeel van Biolab en de bloeddrukmeters worden ondermeer afgenomen door CNES en NASA om gebruikt te worden in Cardiolab en het fysiologische laboratorium. Nederland is behoorlijk betrokken bij de ontwikkeling en bouw van het multifunctionele European Drawer Rack (EDR) en het European Multi Cultivation System (EMCS) voor biologisch onderzoek. De vorderingen aan al deze Nederlandse componenten verlopen voorspoedig.
Het gebruik van ISS De ISS-partners en met name NASA en ESA besteden veel aandacht aan de voorlichting omtrent het gebruik van ISS. ESA heeft fraaie brochures uitgebracht (kunnen bij ESTEC worden aangevraagd) en NASA heeft vooral op het web veel informatie. De ISS User’s Guide en het ISS Fact Book bevatten elk veel achtergrondinformatie en vooral de verwijzing naar websites is prettig. NASA wil in de eerste jaren de nadruk leggen op biomedisch onderzoek, fundamentele biologische processen, biotechnologie en vloeistoffysica. Hierna komen disciplines aan de beurt zoals Human Support Technology (HST), materiaalonderzoek, verbranding, fysica, chemie, aardwetenschappen en ruimteonderzoek. Op al deze gebieden worden reeds instrumenten en faciliteiten ontwikkeld. ISS is ook een onderzoekslaboratorium voor apparatuur die het mogelijk maakt de mens langdurig in de ruimte te laten verblijven, zoals dat voor bemande missies naar Mars nodig is. Nu al wordt gewerkt aan gesloten systemen voor de klimaatregeling in
RUIMTEVAART FEBRUARI 2001
ruimteschepen, waarbij zweet en andere stoffen van de astronauten worden opgevangen om daarna weer te worden gebruikt voor bijvoorbeeld het water voor het wassen van astronauten. Ook worden proeven met planten en algen uitgevoerd om voedsel aan boord te produceren. Nederlandse instellingen zijn reeds betrokken bij dergelijk onderzoek. Deze experimenten hebben ook een behoorlijke spin-off. Het betreft bijvoorbeeld biologische luchtfilters, die in de ruimte m.b.v. specifieke bacteriën schadelijk stoffen uit de atmosfeer van ISS halen. Dergelijke filters kunnen ook in onderzeeboten, vliegtuigen en aardse kleine afgesloten ruimtes worden toegepast. Stork is al jaren betrokken bij dergelijk onderzoek. Onlangs heeft de Nederlandse biotechnologie firma Bioclear tezamen met vele Nederlandse, Canadese en Franse wetenschappers twee voorstellen voor onderzoek in ISS ingediend over bacteriën. De internationale beoordelingscommissie die de meer dan 300 voorstellen op de gebieden van levenswetenschappen en fysica beoordeelde, gaf dermate hoge punten aan de Nederlandse voorstellen, dat Bioclear op de eerste en de derde plaats terecht kwam; een bijzondere prestatie. Overigens stelden Nederlandse wetenschappers relatief veel experimenten (meer dan 20) voor. De internationale oproepen voor experimenten worden blijkbaar in Nederland goed gelezen. Ook Shell toonde belangstelling.
Astronaut Carlos Noriega is hier, met de aarde als achtergrond, te zien gedurende de derde EVA van STS-97. [NASA]
NASA en ESA benadrukken steeds het belang van bemande ruimtevaart en het gebruik van ISS voor strategische zaken met betrek-
7
king tot de versterking van wetenschappelijke kennis op het gebied van tientallen disciplines en het verkrijgen van commerciële producten. De spin-off van ISS voor aardse producten (nieuwe farmaceutische materialen), betere kennis van medische processen (botontkalking, hartonderzoek), stimulans voor nieuwe technologieën (miniaturisatie) en dergelijke wordt hierbij toegelicht. ISS is ook een vervolg op het streven van de mensheid om zelf de ruimte in te gaan voor bemande vluchten naar de maan, Mars en mogelijk honderden jaren na 2000 enige stappen verder. Een bekende Nederlandse astronoom vertelde enige maanden geleden zelfs op TV dat onze achterkleinkinderen toch wel een verdere stap in de ruimte willen zetten (de bekende kolonisatie van de ruimte) en dat we alleen al om deze redenen bemand onderzoek moeten gaan doen. ISS wordt ook politiek van groot belang geacht, daar ISS een van de meest ambitieuze internationale samenwerkingsprojecten van deze tijd is, waarbij Ame-
rikanen, Russen, Europeanen en Japanners vredig met elkaar samenwerken met de politieke, technologische en economische voordelen van dien. Ook wordt het onderzoek naar klimaatbeheersingsystemen en voedselproductie in ISS van belang geacht. Zonder goed vooronderzoek dient men niet te beginnen aan riskante bemande Marsmissies. Europa maakt zich wel wat zorgen over de nieuwe onderzoeksprogramma’s van NASA over de technologie voor dergelijke Marsmissies. In dit kader worden studies uitgevoerd over alternatieve lichtgewicht structuren, nieuwe voortstuwingsystemen, nanotechnologie, ICT en dergelijke. De resultaten van dergelijke studies zijn ook van belang voor aardse en militaire toepassingen, nieuwe generatie communicatiesatellieten, nieuwe constellaties en nanosatellieten. Europa dient zich ook op dit gebied te bekwamen om de boot niet te missen. Hoewel in Europa (en ook in Nederland) ruimtestationprogramma’s niet bovenaan staan op de lijsten voor de
In het Erasmus User Centre bij ESTEC in Noordwijk wordt onder meer promotie gemaakt voor het ISS. Hier, in de zgn. High Bay, staat een replica van de Columbus module. [ESA]
8
RUIMTEVAART FEBRUARI 2001
ruimtevaartactiviteiten die prioriteit dienen te hebben, moeten de plannen van de VS niet worden onderschat. Europa moet alert blijven. Uiteraard hebben in Nederland de ruimtevaartprogramma’s met een toegepast karakter die betrekking hebben op zaken als klimaat, milieu, veiligheid en navigatie een hoge prioriteit, maar ook op andere gebieden zoals wetenschappelijk onderzoek, bemande ruimtevaart en lanceersystemen dient Nederland zijn goede positie niet te verliezen.
De activiteiten in Nederland In het artikel ‘Ruimtestationprogramma vordert gestaag’ in Ruimtevaart van december 1999 is al uitgebreid ingegaan op de Nederlandse activiteiten in het kader van de bemande ruimtevaartprogramma’s van ESA. De genoemde werkzaamheden omtrent ERA, MSG, Columbus (massageheugens en kleppen), ATV (zonnepanelen en simulaties), EDR en CRV verlopen nog steeds voorspoedig. Tenslotte zal de voortgang met betrekking tot het European User Centre (EUC) in het ESTEC Erasmus gebouw worden genoemd. In 1998 heeft staatssecretaris mw. De Vries en de ESA Director General dit nieuwe EUC voor het gebruik van ISS geopend. De Nederlandse overheid heeft substantieel bijgedragen aan de opzet, de uitwerking en de bouw van dit centrum. De functies van het EUC zijn meervoudig. Er wordt informatie verstrekt over het gebruik van ISS en de experimentatoren worden geassisteerd bij het definiëren van hun proeven. Tevens krijgt het grote publiek in de verschillende EUCruimtes en een virtual reality theater een goed beeld hoe ISS wordt benut. Er zijn reeds diverse mediamanifestaties gehouden vanuit het EUC. Eind 2000 is besloten het EUC uit te breiden met een zgn. Facility Responsible Centre (FRC) voor de EDR faciliteit. In dit ISS-rek kunnen een tiental experimentmodules worden geplaatst. In het nieuwe FRC-EDR worden testen uitgevoerd ter voorbereiding op de uiteindelijke experimenten in ISS. Nederland heeft toegezegd om tezamen met vooral België deze nieuwe functionaliteit toe te voegen aan het EUC. Echter ook ESA zelf (infrastructuur, be-
RUIMTEVAART FEBRUARI 2001
staande apparatuur), Italië en andere landen zullen bijdragen. Inmiddels is een team bestaande uit onder meer het NLR, Fokker Space, Origin, Chess en de instelling DESC tezamen met ESTEC en hun Belgische collega’s begonnen aan de ontwikkeling van deelelementen van dit FRC. De noodzaak van gebruikersondersteuning is evident. De wetenschappers moeten adequaat worden voorgelicht over de mogelijkheden voor onderzoek in de ruimte. Vervolgens moeten faciliteiten en containers worden geselecteerd, ontworpen en getest. Ook moet het experiment goed worden voorbereid voor een vlucht, waarbij procedures moeten worden opgesteld voor het uitvoeren van de proeven door de astronauten. Dit alles moet op de grond grondig worden voorbereid. Deze voorbereidingen worden verricht door de industrie en laboratoria, die allen expertise bezitten m.b.t. faciliteiten, procedures, computers, e.d. De industrie zal overigens in de toekomst meer aandacht moeten besteden aan dergelijke operationele activiteiten. Een juiste ondersteuning van gebruikers is essentieel, zodat wetenschappers zich voornamelijk kunnen bezig houden met de wetenschap en de operationele zaken kunnen overlaten aan de industrie.
Slot De laatste maanden wordt in de media relatief veel aandacht besteed aan ISS. Diverse ISS-evenementen kwamen in de TV-journalen aan bod. Onze tweede astronaut Dr. Andre Kuipers kwam regelmatig in het nieuws. Ook lichtte onze eerste astronaut Dr. Wubbo Ockels de mogelijkheden van ruimteonderzoek toe in enkele TV-programma’s. Enkele films over ISS, Mir en de shuttle kwamen op TV. Een hoogtepunt in december jl. was ongetwijfeld de drie films over bemande ruimtevaart van elk een uur op Discovery Channel. De titels waren: Inside the Space Station, The Space Game en Mir Chronicles. Tijdens een vergadering van de ESA-programmaraad voor Manned Space in Parijs, op donderdag 7 december, werd zelfs aangekondigd dat de nieuwe film over ISS in 150 landen zou worden uitgezonden. De dag na de eerste uitzending
9
werden de drie films al herhaald en ook andere films over bemande ruimtevaart werden vertoond. Opvallend waren de overtuigende uitspraken over het belang van bemande ruimtevaart voor de mensheid in het algemeen (medisch onderzoek, vooruitgang, uitdagingen) en voor technologische vooruitgang in het bijzonder. Ook werd gesproken over de wens van de mensheid om steeds weer nieuwe grenzen te verleggen en evenals Columbus steeds zelf nieuwe ontdekkingen te willen doen. Ook verklaarden vele wetenschappers in deze films dat er
steeds nieuwe onverwachte resultaten uit dit ruimteonderzoek kwamen met grote gevolgen voor vele disciplines. Opvallend was hoe het onderzoek in Mir op positieve wijze werd toegelicht en talloze experimenten werden getoond. Uiteraard was het aardig te zien hoe vissen in waterbellen zwommen en hoe salamanders zich onder gewichtloze omstandigheden bewogen. Naast deze aardige proeven, werden ook experimenten met bijzondere materialen getoond. Al met al films die de moeite waard waren om te bekijken.
Via de hier getoonde home page van NASA voor bemande ruimtevaart (www.spaceflight.nasa.gov) zijn alle zaken die het ISS betreffen (en nog veel meer), inclusief videoopnamen, geluidsfragmenten en veel foto’s te zien en te downloaden. [NASA]
10
RUIMTEVAART FEBRUARI 2001
In het Spoor van Sputnik Verslag van een reis naar Moskou Prof. Ir. H. Wittenberg
In april 2000 werd door het reisbureau CIRC Rusland Reizen een reis met als titel “In het spoor van Sputnik” georganiseerd, met als doel het bezoeken van Russische ruimtevaartinstellingen en -exposities in en rondom Moskou. Deze zevendaagse reis werd geleid door Piet Smolders, onder meer bekend van zijn vele televisiedocumentaires en boeken over de Russische ruimtevaart.
De eerste indrukken van Moskou Op zondag 9 april verzamelde zich op Schiphol een groep van negen personen om samen met de reisleider per KLM de reis naar Moskou te aanvaarden. Op het vliegveld van Moskou wachtte een busje met chauffeur en een charmante Russische dame die het gezelschap gedurende de reis zouden vervoeren en begeleiden. In hotel Belgrad, gelegen aan de binnenste ringweg van Moskou, werd de groep bij aankomst verwelkomd door de kosmonaut A.P. Alexandrov die in 1983 en 1988 ruimtevluchten naar Saljut 7 en de Mir maakte. Hierna gingen de verschillende deelnemers op eigen gelegenheid de stad verkennen. Op maandag 10 april werd een rondrit door Moskou gemaakt met onder meer een bezoek aan het Kremlin en het Rode Plein.
Bezoek aan Koroljov
tolk optrad. Opvallend was dat hij door alle Russische gastheren en -dames als een oude bekende werd begroet. Het voert te ver om hier een opsomming te geven van alle tentoongestelde objecten, daarom zullen we ons beperken tot een aantal unieke prototypes van ruimtevaartuigen die het vermelden waard zijn. Op een verhoogd balkon bevinden zich kopieën van de Sputnik 1 (1957), Sputnik 2 (met hondje Laika, 1957) en de Sputnik 3 (eerste ruimtevaartuig voor wetenschappelijk onderzoek, 1958) te zien. Ook kopieën van de eerste Russische maansondes zijn op het balkon aanwezig; de Luna 2 (eerste voertuig met een harde landing op de maan, 1959), Luna 3 (eerste foto’s van de achterzijde van de maan, 1959) en de Luna 9 capsule (eerste zachte landing op de maan, 1966). Dit historische gezelschap werd aangevuld met de eerste Russische communicatiesatelliet, de Molniya 1 uit 1965 en de Venera 4 Venussonde uit 1967.
Een overzicht van een gedeelte van het tentoongestelde materiaal in het Energia Museum in Korolev, Rusland. Te zien zijn onder meer Woschod capsules die daadwerkelijk in de ruimte zijn geweest, o.a. die van Gagarin en van Tereshkova. [G. Kitmacher]
Dinsdag 11 april vond de eerste ruimtevaartexcursie van de reis plaats en werd het bedrijf S.P. Koroljov Space Corporation Energia (KSCE) bezocht. Het bedrijf is gevestigd in de nabij Moskou gelegen stad Kaliningrad, die als eerbetoon aan de hoofdconstructeur van de Russische lanceerraketten en ruimtevaartuigen is omgedoopt tot Koroljov (19071966). Het was helaas niet mogelijk de kantoren en werkplaatsen van dit zeer uitgebreide bedrijf te bezoeken waar naar schatting 10 000 personen werken. Niettemin was het bezoek aan de grote tentoonstellingsruimte bij Energia interessant genoeg. Onder leiding van een Russisch sprekende dame werd een rondgang gemaakt, waarbij Piet Smolders als
RUIMTEVAART FEBRUARI 2001
11
Naast de ruimtevaartuigen is er ook nog een verzameling raketmotoren aanwezig. De herinnering aan Koroljov wordt in een aangrenzende ruimte levend gehouden door een reconstructie van zijn werkkamer. Zo kan men hier een groot, zwart, houten bureau zien dat hij in 1945 van zijn verkenningsmissie door Duitsland meebracht en sindsdien gebruikte.
Een Woschod ruimtevaartuig zoals die halverwege de zestiger jaren werden gelanceerd. [G. Kitmacher]
Terug op de begane grond werd de door de terugkeer gepokte Wostok 1 bezichtigd. Hierin bevond zich nog de slede voor de schietstoel, waarmede Joeri Gagarin vóór de landing uit de capsule werd geschoten. Ook de Wostok 6 waarmee de eerste kosmonaute Tereshkova in 1963 een vlucht maakte en de Woschod 1 waarmee in 1964 de eerste ruimtevlucht met drie kosmonauten werd uitgevoerd, waren hier aanwezig. De tentoongestelde Woschod 2 was uitgerust met de opvouwbare luchtsluis waarmee Alexei Leonov in 1965 als eerste ruimtevaarder een ruimtewandeling maakte. De meerpersoons Woschod is afgeleid van de eenpersoons Wostok. Daardoor boden de Woschod capsules maar heel weinig ruimte aan de inzittenden. Ook waren er geen schietstoelen aanwezig voor het geval van een mislukte start. Veel meer ruimte bood het eerste ruimtestation Salyut, dat in 1971 werd gelanceerd en waarvan een model van binnen kon worden bezichtigd. Indrukwekkend was ook de aanwezigheid van de Soyuz 19 en Apollo, die gezamenlijk op ware grootte staan opgesteld. Tijdens de Apollo-Soyuz vlucht vond in 1975 de eerste ontmoeting van Russen en Amerikanen in de ruimte plaats. De terugkeercapsule van de twee Russische kosmonauten (Valerie Kubasov en Alexei Leonov) was ernaast opgesteld, voorzien van hun handtekeningen. De bemande ruimtevaartafdeling werd afgesloten met een model van de Mir in de volledige configuratie.
12
Na KSC Energia werd een bezoek gebracht aan het nabijgelegen TSUP vluchtleidingcentrum waar verbinding wordt onderhouden met de Mir. Tijdens het bezoek waren de kosmonauten S. Zaljotin en A. Kaleri aan boord van het ruimtestation. De baan van de Mir kon op een grote wereldkaart aan de wand worden gevolgd. Bij onze aankomst in de controleruimte was de Mir juist Nederland gepasseerd en kwam binnen het bereik van de Russische volgstations. De communicatie met Mir vindt voornamelijk plaats via datauitwisseling. Alleen bij uitzondering (b.v. als er kritieke omstandigheden optreden) wordt radio- en/of TV-communicatie gebruikt. In een andere controleruimte, die ook werd bezocht, vinden de voorbereidingen plaats voor de communicatie met het International Space Station. Het bezoek werd besloten met een video over het leven van de kosmonauten aan boord van de Mir.
Dag van de Ruimtevaart Woensdag 12 april was de “Dag van de Ruimtevaart”, waarop de Russische ruimtepioniers worden geëerd. Onze groep sloot zich aan bij de Russische delegaties die aan deze herdenking meededen. De dag begon met een bloemenhulde bij het standbeeld van Koroljov in de naar hem genoemde stad, waarbij behalve vele ouderen ook groepjes jonge schoolkinderen aanwezig waren. Piet Smolders bracht namens ons reisgezelschap een bloemengroet. Vervolgens reed de stoet van enkele bussen en auto’s, waarin ook onze bus meereed, langs het huis waar Koroljov van 1946 tot 1957 woonde. Ook hier waren bloemen neergelegde bij de gedenkplaat die aan haar voormalige bewoner herinnert. Daarna werd gestopt bij de borstbeelden op de Kosmonauten Allee. Hier worden alle grote namen uit de Russische ruimtevaart herdacht zoals S.P. Koroljov, M.V. Keldysh
RUIMTEVAART FEBRUARI 2001
(president van de Russische Academie van Wetenschappen en initiator van het Russische ruimteonderzoek), Yuri Gagarin, Velentina Tereshkova, Pavel Bjeljajev en Alexei Leonov (de kosmonauten van de Woschod 2) en Vladimir Komarov. De laatste kwam om toen de landingscapsule van het eerste Soyuz ruimtevoertuig bij de terugkeer in 1968 op de grond te pletter sloeg. Dit ongeluk werd veroorzaakt door besturingsproblemen en falende parachutes. Bij de herdenking waren de op zijn grootvader lijkende kleinzoon van Koroljov met andere familieleden aanwezig. De dag van de ruimtevaart eindigde op het Rode Plein waar, na enige tijd wachten, onze groep achter een aantal hoogwaardigheidsbekleders kon stilstaan bij de gedenkplaten voor Gagarin en Koroljov. De urnen met as van bekende overledenen bevinden zich in een lange rij in de buitenmuur van het Kremlin, afgedekt met een gedenkplaat. Ook hier legde Piet Smolders namens de groep bloemen neer.
Het Instituut voor Medisch-biologische Vraagstukken Op donderdag 13 april volgde een bezoek aan het Instituut voor Medisch-biologische Vraagstukken, dat in 1963 werd opgericht. Hier wordt het gedrag van levende wezens onder extreme omstandigheden, zoals in de ruimte maar ook bijvoorbeeld in de poolstreken, bestudeerd. In het controlecentrum van het instituut worden de kosmonauten op medisch gebied gevolgd door sensoren die hun lichamelijke conditie waarnemen. Hun geestelijke gemoedstoestand wordt geanalyseerd via het stemgeluid. Hieruit blijkt als eerste dat iets niet in orde is, nog vóórdat de kosmonaut daar zelf erg in heeft. In het controlecentrum werd de groep te woord gestaan door de kosmonaut-arts V. Poljakov, die in 1988/89 241 dagen en in 1994/95 438 dagen aan boord van de Mir doorbracht. Het laatste verblijf is nog steeds het record voor een aaneengesloten verblijf in een ruimteschip. Hij vertelde onder andere dat bij hem de botontkalking minder groot was geweest dan bij andere kosmonauten, wellicht omdat hij als arts in de ruimte een grote discipline wat betreft leefwijze en oefeningen kon opbrengen. Tijdens zijn beide vluchten was hij respectievelijk 46
RUIMTEVAART FEBRUARI 2001
en 52 jaar oud en ondervond hij daarna geen nadelige gevolgen. Ook van ruimteziekte heeft hij geen last gehad. Poljakov legde uit dat de gevoeligheid voor ruimteziekte voor elke kosmonaut verschillend is. Verder werd er een video getoond over zijn terugkeer op aarde. Omdat de landingsplaats vooraf niet nauwkeurig bekend is, wordt direct na de landing per helikopter een opblaasbare tent ingevlogen, waarin het eerste medische onderzoek plaatsvindt. In deze tent rookte Poljakov, tegen de regels in, een sigaret. Echter, een glas wijn werd hem geweigerd. In tegenstelling tot vele andere kosmonauten bleek hij direct in staat om op zijn benen te staan. Het bezoek aan het instituut werd hierna vervolgd met de bezichtiging van drie aan elkaar gekoppelde, gesimuleerde ruimtestations van 150, 100 en 50 m3. Tijdens het bezoek bevonden zich in de kleinste ruimte vier proefpersonen, allen jonge artsen, voor een verblijf van 28 dagen in de afgesloten ruimte. Bij de proeven wordt een echte ruimtevlucht zoveel mogelijk nagebootst. De proefpersonen moeten zich daarbij strikt aan de voorgeschreven leefregels houden (werken, maaltijden, slapen en ontspanning). In de controlekamer konden we via een TV-scherm de verrichtingen van de proefpersonen in het gesimuleerde station volgen. Piet Smolders voerde met één van hen een gesprek in het Russisch. Tijdens dit gesprek bleek dat zij uitkeken naar de volgende dag wanneer het experiment zou eindigen. Echter, na het beëindigen van het experiment wachtte hen nog een afsluitend interview van tenminste een week.
Een inkijkje in de Vostok terugkeercapsule. De eerste ruimtevaarder, Yuri Gagarin, werd bij zijn terugkeer op 12 april 1961 met een schietstoel vlak voor de landing uit de capsule geschoten. [K.D. Dodenhoff]
De ruimtevaartafdeling van het
13
Volledig werkend model van de Lunokhod maanrobot die met Luna 21 naar de maan werd gebracht en daar op 16 januari 1973 landde. Deze robot werd door een vijfkoppige bemanning bestuurd vanuit het Yevpatoria controlestation op de Krim. [K.D. Dodenhoff]
Polytechnisch museum
Sterrendorp
Het tweede bezoek op 13 april was een rondleiding door de ruimtevaartafdeling van het Polytechnisch Museum. Ook hier zijn vele bezienswaardigheden op ware grootte of als schaalmodel te zien, samen met illustratiemateriaal over de Russische ruimtevaart. De rondleidster, die zelf een elektrotechnische achtergrond had, bleek zeer deskundig. Onder andere werd stilgestaan bij het aanwezige koppelmechanisme van de Soyuz 19 en Apollo ruimteschepen. De nacht vóór de koppeling, zo werd er verteld, hadden de Amerikanen moeilijkheden met het toegangsluik naar de Soyuz en de Russen met de TV-verbinding met de grond. Na een nacht hard doorwerken kon de ontmoeting toch nog op de geplande tijd plaatsvinden. Tijdens de koppeling waren bijzondere voorzieningen en procedures nodig vanwege het verschil in atmosfeer in beide ruimtevoertuigen. De Soyuz heeft een atmosfeer van gewone lucht onder 1 bar terwijl de Apollo een atmosfeer van zuivere zuurstof heeft onder een druk van eenderde atmosfeer. Tijdens ons bezoek werden ook weer groepen schoolkinderen rondgeleid, waaruit blijkt dat bij de jongere generatie ook nu nog belangstelling voor de ruimtevaart wordt gewekt.
Een volgend hoogtepunt van de reis was het bezoek aan Sterrendorp op vrijdag 14 april. In Sterrendorp vindt de training van de kosmonauten plaats en de meeste van hen leven er ook met hun gezinnen, evenals het personeel dat bij de trainingsactiviteiten betrokken is. Sterrendorp was lange tijd een streng geheim gehouden plaats en de gebouwen worden geheel omringd door bos. Het dorp ligt op circa zeven kilomter ten noordoosten van het centrum van Moskou. Pas in 1975 werden de eerste westerse bezoekers, waaronder Piet Smolders, toegelaten in verband met de Soyuz-Apollo vlucht. Maar om de exacte ligging te verhullen vond de heen en terugreis reis plaats in geblindeerde bussen. Thans geven richtingsborden de weg er naar toe aan. Het gehele Sterrendorp is overigens wel nog steeds afgesloten en wordt bewaakt, hoewel de toegang via een gebroken en primitief gerepareerde, houten slagboom geen voorbeeld van moderne bewakingstechniek was. In Sterrendorp werden een groot aantal faciliteiten bezocht. Allereerst werden de trainingmodules voor de Mir en het ISS bekeken. Zo bevonden zich in een hal het centrale deel van de Mir en de Kristall module. Deze laatste module was ooit bedoeld voor het koppelen van de Russische shuttle Buran aan de Mir, maar is later door de Amerikaanse space shuttle gebruikt. Ook was er een model op ware grootte van de Zvezdamodule van het Internationale Ruimtestation aanwezig voor de training van kosmonauten. In een ander deel van het centrum bevindt zich de grote centrifuge, CF-18 genaamd, met een armlengte van achttien meter waarbij tot dertig keer de zwaartekracht kan worden opgewekt. In de cabine aan het eind van de arm is plaats voor twee personen en deze cabine kan ten opzichte van de arm met verschillende vrijheidsgraden worden bewogen. Bij ruimtevluchten is de maximale belasting van de kosmonauten onder normale omstandigheden vier g, maar zij worden tot acht g getest. Echter, uit een getoonde grafiek bleek dat de belasting van twee kosmonauten bij een mislukte raketlancering gedurende zeer korte tijd 21 g bedroeg toen de ontsnappingsraket in werking trad. Beiden overleefden het
14
RUIMTEVAART FEBRUARI 2001
ongeval. Tijdens het bezoek werd een video vertoond van het verloop van een test in de CF-18. Behalve deze grote centrifuge is er ook een kleinere met een armlengte van zeven meter, daarom CF-7 genaamd. Om kosmonauten te oefenen in het maken van ruimtewandelingen is er een groot waterbassin in een overdekte hal. Het bassin heeft een doorsnede van 23 m en een diepte van 19 m. In het bassin kan een model van een ruimtevaartuig op een plateau geplaatst worden dat in verticale richting kan bewegen. Tijdens ons bezoek bevond zich een model van de Zvjezdamodule van het ISS in het bassin. De ruimtevaarders worden in hun ruimtepakken met een kleine kraan in het water neergelaten. Tijdens het oefenen worden zij onder water bijgestaan door duikers. In een ruimte naast het bassin zijn ramen aangebracht waardoor onder de waterspiegel in het bassin kan worden gekeken. Er werd een video getoond van de training van kosmonauten met daarin beelden van het waterbassin, van paraboolvluchten in een vliegtuig en van parachutesprongen. Dit laatste behoort wel tot de training van Russische kosmonauten maar niet tot die van westerse astronauten. Een interessant nieuwtje was dat de tweede Nederlandse astronaut, André Kuijpers, deel zal nemen aan trainingen in Sterrendorp. Boris, de gids in sterrendorp, toonde tijdens zijn uitleg enige bitterheid met betrekking tot de huidige gang van zaken in de Russische ruimtevaart. Hij zag, door geldgebrek, de plannen voor Mir-2 in rook opgaan en verzuchtte: “Wij hebben de kennis van langdurig verblijf in de ruimte, maar de Amerikanen hebben het geld.”
Monument voor de Veroveraars van de Ruimte De laatste excursie op het gebied van de ruimtevaart vond plaats op zaterdag 15 april naar het in 1964 opgerichte monument voor de Veroveraars van de Ruimte, aan het einde van de Kosmonauten Allee. Het monument is zeer fraai en bestaat uit een zich versmallende boog van honderd meter hoog met in de
RUIMTEVAART FEBRUARI 2001
top een raket die als het ware zijn ruimtevlucht aanvangt. De gehele constructie is van titanium. Vóór het monument bevindt zich een standbeeld van Tsiolkovsky, de ‘vader’ van de Russische ruimtevaart. In een museum onder het monument worden in een feeërieke ambiance de hoogtepunten van de Russische ruimtevaart getoond. Zo is een kopie van de terugkeercapsule van Gargarin te zien en een kopie van de Woschod 2 waarin Leonov zijn vlucht maakte. Ook de Lunochod maanwagen en de terugkeercapsule van de Luna maansonde, die een kleine hoeveelheid maanmateriaal naar de aarde terugbracht, worden getoond. Beide missies werden in het begin van de jaren 70 uitgevoerd. Aan het einde van de hal is een vijf meter hoog beeld van een kosmonaut opgesteld met daarachter een bol met de tekens van de dierenriem en andere sterrenbeelden volgens een sterrenkaart uit de zeventiende eeuw. Beide objecten steken af tegen een gebrandschilderd raam aan het einde van de expositieruimte. Daarachter bevindt zich nog een zaaltje waar een kunstzinnig diaprogramma wordt vertoond over kosmos en aarde. Ook hier behoorden groepen kinderen weer tot de bezoekers.
Afsluiting Als culturele afsluiting van de reis werd gezamenlijk een bezoek gebracht aan de Tretyakov galerie, die over een uitgebreide collectie Russische schilderkunst beschikt. Op zondag 16 april werd de terugreis naar Amsterdam aanvaard, waarbij iedereen met genoegen kon terugkijken op een geslaagde reis.
Aanbevolen literatuur over de Russische ruimtevaart P.L.L. Smolders: Russen in de Ruimte; Kluwer Algemene uitgaven, Wageningen, 1971, ISBN 90 6117 0613. J. Harford: Korolev; John Wiley & Sons, Inc., New York, 1997, ISBN 0-471 14853 9. (Anoniem) From First Satellite to Energia-Buran and Mir; Uitgave S.P. Korolev Space Corporation Energia, Russia, 1994. Pirand, T.: The Space Museum at RKK Energia; Spaceflight, Vol. 42, June 2000, pg. 247 – 253.
15
Jaaroverzicht 2000 Drs. J.G. van Dalen en Drs. G.G. van de Haar
Zo op het eerste gezicht is het verslagjaar 2000 er een met hoogte- noch dieptepunten. Dat laatste is, op enkele mislukte lanceringen na, inderdaad het geval. Verder is de teloorgang van het Iridiumnetwerk wellicht een indicatie dat de telecommunicatiebedrijven te veel zeepbeleigenschappen vertoonden, zoals ook veel aandelenbeurzen in het afgelopen jaar lieten zien.
Inleiding Hoogtepunten waren er echter wel degelijk, om te beginnen natuurlijk de voortgezette opbouw van het internationale ruimtestation en daarin de permanente bewoning. Het is, om de woorden van Neil Armstrong in herinnering te roepen, nog steeds een kleine stap, die 300 km hoge baan, maar het is bedoeld een opmaat te zijn naar verdere exploratie en exploitatie van de ruimte en dat is geen kleinigheid. Daarnaast kwam de interplanetaire sonde NEAR in een baan rond de asteroïde Eros en werd het onderzoek van Galileo rond Jupiter met veel succes voortgezet. In de laatste maanden van het verslagjaar werd de sonde daarin bijgestaan door de Saturnussonde Cassini, waardoor beide sondes hun metin-
gen in tandem konden verrichten. De mondialisering in de ruimtevaart schrijdt voort; zo werd in mei de eerste Amerikaanse raket (de nieuwe Atlas-III) gelanceerd met behulp van Russische motoren.
Bemande ruimtevaart Het International Space Station (ISS) Vier shuttlevluchten waren er in 2000 om voorraden naar de eerste modules te brengen en nieuwe modules of uitrusting af te leveren. Het jaar begon met twee modules van het ruimtestation, Zarya en Unity, reeds gelanceerd in 1998. Om het huisvesten van een bemanning mogelijk te maken, was Zvezda nodig, de oorspronkelijke Mir-2. Mede als
De Zarya/FGB-2 ligt bij Khrunichev (Moskou) te wachten op een nieuwe bestemming, mogelijk als onderdeel van een toekomstig zelfstandig Russisch ruimtestation, maar meer waarschijnlijk als een commerciële module voor ISS. [C.M. van den Berg]
RUIMTEVAART FEBRUARI 2001
17
gevolg van problemen met de Proton draagraket werd de lancering van Zvezda steeds weer uitgesteld, maar op 12 juli vond vanaf Baikonur een vlekkeloze start plaats. Het uitstel had wel tot gevolg dat er vóór de lancering van Zvezda een onderhoudsvlucht van een space shuttle moest plaatsvinden. Zarya en Unity waren al te lang onbemand geweest. Deze vlucht werd STS-101, of ISS-2A.2A in de ISS naamgeving. De vlucht ging op 19 mei van start en bracht voorraden en onderdelen naar ISS zoals batterijen, ventilatoren en filters, in totaal zo’n twee ton. Binnen werden de luchtcirculatie en de geluidsisolatie verbeterd. Verder werd diverse apparatuur aan de buitenkant van Zarya en Unity aangebracht. Tenslotte werd ISS in een hogere baan gebracht; het station verliest onder normale omstandigheden wekelijks ongeveer 2,4 km aan hoogte. Overigens verklaarde NASA niet geheel tevreden te zijn met de kwaliteit van de Russische modules van het station. Het betrof met name de geluidsisolatie en de veiligheid. Uiteraard waren de Russen het hiermee geheel oneens, maar tijdens STS-101 werden isolatiepanelen tegen de FGB-wanden aangebracht. Vervolgens werd Zvezda gelanceerd. Een kwartier na lift-off begon het uitvouwen van zonnepanelen en antennes, maar het koppelen liet enkele weken op zich wachten en vond plaats op 26 juli. Kort daarna nam het datamanagementsysteem van Zvezda de controle van het ruimtestation over. Dit systeem is door een Europees consortium gebouwd. Een vergelijkbaar systeem zal worden toegepast in de Europese bijdrage aan ISS, de Columbus Orbital Facility (COF). Op 9 augustus koppelde een Russische Progress aan het station met 2,4 ton aan voorraden voor de toekomstige bemanningen (leeftocht, kleding, en dergelijke) en stuwstof. Aan de bemanning van STS-106 was onder meer de taak om deze voorraden uit te laden. STS-106 duurde van 8 tot 20 september; de lancering verliep niet vlekkeloos omdat een bevestigingsbout van de External Tank niet volledig werd ingetrokken toen deze zich van de shuttle scheidde, maar gelukkig ontstond er geen schade. De koppeling met het ISS vond plaats op 10 september. Tijdens ruimtewandelingen werden verbindingen aangelegd tussen Zarya en Zvezda en binnen werd alles gereed ge-
18
maakt voor de komst van de eerste bemanning. Ook werd zo’n vier ton aan goederen overgeheveld. Tenslotte werd ook nu weer de baan van ISS verhoogd. De televisie vertoonde weliswaar spectaculaire beelden van astronauten tegen een achtergrond van een 13 verdiepingen hoog ruimtestation, maar ISS zal niet eerder dan 2006 compleet zijn. Op 11 oktober vertrok de Discovery naar het ruimtestation. Het nummer van deze vlucht was STS-92, maar in feite was het de honderdste shuttlevlucht. Deze vlucht had minder aangenaam kunnen beginnen. Enkele van de bouten die de combinatie aan het platform vasthouden, werden op tijdstip nul onvolledig verbroken. Dit had kunnen leiden tot een ongebalanceerde start met mogelijk ernstige gevolgen voor bemanning en ruimteschip. Tijdens de vlucht werd het Z1-raamwerk aangebracht op het ISS, zij het op een tijdelijke plek. Z1 heeft plaats voor een viertal gyroscopen ten behoeve van de standregeling en huisvest tevens communicatieapparatuur. Bovendien dient het als basis voor de zonnepanelen die met STS-97 naar boven werden gebracht. Ook werd een nieuwe koppelpoort aangebracht, de Pressurized Mating Adapter PMA-3. Deze dient onder andere voor het Destinylaboratorium dat in februari 2001 tijdens STS-98 door de Atlantis zal worden afgeleverd. Discovery landde op 24 oktober op vliegbasis Edwards aan de westkust van Amerika. De weersomstandigheden in Florida waren hiervoor de voornaamste oorzaak. Het was de eerste landing aldaar sinds STS76 in 1996. Nog geen week later werd de eerste bemanning per Soyuzraket gelanceerd vanaf Baikonur en enkele dagen later, op 2 november, koppelde ze aan het ISS en werd de eerste bewoning van het ruimtestation - dat prompt “Alpha” werd gedoopt door de bemanning een feit. Deze Expedition One bemanning, bestaande uit Shepherd, Gidzenko en Krikalev, zal in maart 2001 worden afgelost na de komst van de Discovery (STS-102). In Rusland is het ISS een ontwikkeling waarvoor de overheid alle zeilen op de begroting moet bijzetten. Na het aankoppelen van de cruciale Zvezdamodule wist Rusland tot nu toe alle Progressschepen op tijd af te meren en voor 2001 (en later) zijn aflossingen per Soyuz in
RUIMTEVAART FEBRUARI 2001
De ISS controlezaal te Moskou. Het betreft dezelfde zaal die vroeger voor Buran werd gebruikt, maar nu is aangepast voor ZaryaZvezda operaties. [C.M. van den Berg]
voorbereiding. Overigens kan dan steeds een betalende gastastronaut voor een weekje worden meegenomen. Europa gaat hiervan gebruik maken. Eind 2001 vliegt de Française Claudie André-Deshays (samen met twee Russen), ESA-kandidaten voor latere Soyuz missies naar ISS zijn Reiter, Ewald en Tognini. Op 30 november vertrok space shuttle Endeavour voor vlucht STS-97 naar het station. Ook hier deed zich tijdens de lancering een ernstig probleem voor toen tijdens de scheiding van de linker SRB een plofbout niet explodeerde. Een reservesysteem nam deze taak onmiddellijk over, maar de voor lancering in januari gereedstaande Atlantis werd veiligheidshalve extra onderzocht. De Endeavour leverde de eerste set zonnepanelen af. Deze bevatten 35 800 zonnecellen en hebben een spanwijdte van 73 meter. Ze leveren gezamenlijk een vermogen van 23 kW. Voor het aanbrengen was een drietal ruimtewandelingen nodig, waarbij een onvoorzien probleem met een niet geheel gespannen paneel volledig kon worden opgelost. Pas na deze werkzaamheden ging de shuttlebemanning aan boord van het ISS, waar ze uiteraard een warm onthaal ten deel viel. Na slechts één dag gezamenlijke werkzaamheden scheidden hun wegen zich, maar niet dan nadat Shep-
RUIMTEVAART FEBRUARI 2001
herd zijn collega’s officieel toestemming had gegeven te vertrekken en dat bevestigde door het driemaal luiden van de scheepsbel. De Endeavour landde op 11 december op de thuisbasis in Florida. Het in 1998 gelanceerde ISS-onderdeel Zarya heeft nog een identiek broertje, dat door Boeing en Khrunichev mogelijk op de markt zal worden gebracht als de eerste commerciële module van het ISS of zelfs zelfstandig zal vliegen. Dit FGB-2 of Commercial Space Module (CSM) is vrijwel gereed en zou in 2002 gelanceerd kunnen worden. Het zou extra ruimte bieden voor bemanning, ten behoeve van opslag, alsook voor het uitvoeren van experimenten.
NASA verleende contracten aan een viertal bedrijven om alternatieve mogelijkheden te zoeken om het ISS te bereiken in geval van problemen met de primaire transportvoertuigen zoals de shuttle en de Progress schepen. Lanceringen moeten binnen een week kunnen plaatsvinden. Kistler Aerospace (K-1 draagraket) en Microcom (Scorpius draagraket) doen mee. Er zijn eisen voor zowel lichte als zwaardere vrachten, alsook voor mogelijkheden om vracht terug te brengen naar de aarde.
19
Op last van NASA heeft Boeing wegens budgetoverschrijdingen het werk aan het Amerikaanse Propulsion Module (USPM) voor het ISS moeten staken. Om toch over voldoende motorvermogen te kunnen beschikken, heeft NASA nu gekozen voor de reservemodule Node-X. Dit is een aangepaste versie van Unity die zal worden voorzien van externe tanks voor stuwstoffen ten behoeve van de raketmotoren. Het kan in 2004 worden gelanceerd. Mir Nadat zomer 1999 de vorige bemanning Mir verliet, leek het station op sterven na dood. De Russische overheid was niet meer bereid (noch in staat) er geld in te stoppen. Echter, het operationele bedrijf achter Mir, RKK Energiya, liet het er niet bij zitten en samen met wat Amerikaanse miljonairs werd MirCorp opgericht, met als hoofdzetel Amsterdam. MirCorp bood Mir commercieel aan iedereen aan die geïnteresseerd was en er veel geld voor over had. Uiteindelijk werden er voldoende middelen gevonden voor een opstart-, inspectie- en reparatiemissie naar Mir, welke van april tot juni 2000 werd uitgevoerd door commandant Sergei Zaletin (37) en boordingenieur Aleksandr Kaleri (43). De vlucht werd door MirCorp aangeduid als de eerste commerciële bemande ruimtevlucht, al bleek er onvoldoende geld te zijn ontvangen om de volledig opgeleide filmacteur Steklov ook daadwerkelijk mee naar boven te nemen. Naast de hoofdtaken hadden de kosmonauten nog tijd voor wat medische en astronomische experimenten en voor het verbouwen van broccoli en het kweken van farmaceutische kristallen. Begin 2001 zou dan de eerste betalende toerist, de Amerikaan Dennis Tito (ex-NASA), een weekje in Mir verblijven. Deze zou gevolgd kunnen worden door bijvoorbeeld een winnaar van een TV-quiz en zelfs een Italiaan en een Nederlander, Carlo Viberti en Wubbo Ockels (beiden ex-ESA), althans dat was de bedoeling als er maar genoeg geld in het laatje vloeide. Inmiddels ziet het er echter naar uit dat Mir begin 2001 in de dampkring terugkeert. China Het enig andere land met bemande ruimtevaartactiviteiten, naast de bekende ISS-lan-
20
den, is China. Na de eerste test van een bemanbaar schip in 1999 zullen in 2001 nog twee onbemande tests volgen voordat de eerste bemande vlucht in 2002 kan plaatsvinden. Enkele Chinese astronauten zijn daartoe al in Rusland opgeleid (het Chinese schip is gebaseerd op de Soyuz).
Lanceeractiviteiten Amerika In 2000 waren het - naast de shuttle natuurlijk - de X-voertuigen die de grootste aandacht opeisten. Met name de X-33 was veel in het nieuws. NASA kwam echter tot de overtuiging dat het beter was om niet op één paard te wedden en schreef in de loop van het jaar plannen uit voor de tweede generatie Reusable Launch Vehicles (RLV’s). In het kader van dit Space Launch Initiative (SLI) wordt over een periode van vijf jaren in totaal $4,5 miljard beschikbaar gesteld. Doel is het bewijzen van de technieken die benodigd zijn voor een tweede generatie RLV’s en concurrentie is het sleutelwoord. NASA verwacht dan ook zeker twee ontwerpen die de ontwikkelingsfase ingaan. In 2005 kan dan een keuze worden gemaakt voor één van de ontwerpen, dat dan in 2010 de operationele fase moet bereiken. De eerste fase van het SLI is inmiddels ingegaan en de industrie is gevraagd om (innovatieve) voorstellen te doen op een tiental technische terreinen. De waarde van de contracten in deze eerste fase bedraagt ongeveer $900 miljoen. Met de X-33 en daarmee ook met shuttlevervanger Venture Star, waarvan de X-33 een voorloper is, ging niet alles zoals gepland. De problemen met de composiettank in november 1999 zorgden voor een langdurige vertraging. Er wordt nu gestreefd naar een aluminium tank maar die is zwaarder, killing voor een project als dit. Bovendien leidde dit ook tot veranderingen aan de eerste ontwerpen van de Venture Star, die nu van een extern in plaats van een intern vrachtruim voorzien zou moeten worden. Tests met de motor van de X-33 verliepen intussen wél goed: op 12 mei werd de motor gedurende 4 minuten en 50 seconden ontstoken. De test was de laatste uit een grotendeels succesvolle serie van 14 die werden uitgevoerd op NASA’s Stennis Space Center.
RUIMTEVAART FEBRUARI 2001
Het SLI project van NASA zette intussen de relatie met Lockheed Martin (LM), bouwer van de X-33 en de toekomstige Venture Star, op scherp. Het bedrijf heeft reeds veel eigen geld in de ontwikkeling van de X-33 gestoken en ziet zich genoodzaakt er nog meer in te steken, terwijl de fondsen van NASA aan een vooraf vastgesteld plafond gebonden zijn. Ook geeft NASA alleen geld als er bepaalde doelen zijn behaald. Uiteindelijk sloten NASA en LM een akkoord, waarbij LM voorlopig door kan gaan met de ontwikkeling van de X-33 en er een deel van de NASAfondsen vervroegd aan LM beschikbaar worden gesteld. Om meer geld te krijgen, zal LM zich evenwel moeten meten met mededingers binnen het SLI. Een eerste vlucht van de X33 kan niet vóór 2004 verwacht worden. Het schema van de in de lucht te lanceren X-34 werd intussen geheel omvergegooid. Testvluchten zullen op z’n vroegst in 2002 worden uitgevoerd en dan nog een fors lager aantal (6 i.p.v. 27) bij eveneens fors lagere maximumsnelheden (Mach 2,5 i.p.v. 8). In de Verenigde Staten werden verdere landingtests uitgevoerd met de X-38, voorloper van een Crew Return (of Rescue) Vehicle (CRV). Begin 2000 werden tests uitgevoerd met de parachute, waaraan het CRV moet landen. Het doek heeft een spanwijdte van 43 m en een oppervlak van bijna 700 m2. Een pallet van ruim acht ton stelde de X-38 voor. Een C-130 liet het gevaarte vallen vanaf een hoogte van 6,5 km. Op 30 maart maakte de X-38 een zweefvlucht vanaf bijna 12 km hoogte naar de aarde, waar hij landde aan een parachute. Het was de vijfde testvlucht. Ook in het najaar werd nog een testvlucht uitgevoerd.
trie voor de ontwikkeling van nieuwe lanceervoertuigen in het SLI. Zij waren best ver met de ontwikkeling van de BA-2. De BA-810 motor, bestemd voor de tweede trap, werd reeds getest. Deze vloeibare brandstof raketmotor komt met een stuwkracht van 810 000 lbs direct ná de F1/F1A van de Saturnus 5 (1,5/1,8 miljoen lbs) en de RD-170/171 van de Energia en de Zenit 2 (1,6 miljoen lbs). Na een reorganisatie wegens budgetoverschrijdingen werden de activiteiten in oktober volledig stilgelegd. Ook voor Rotary Rocket viel het doek, althans voorlopig. Feitelijk is ook de Roton een veelbelovend project. Bemande testvluchten zijn al uitgevoerd, zij het met een zeer beperkte scope, maar gebrek aan geld maken voorlopig verdere activiteiten onmogelijk. Een enorme primeur was de eerste lancering van de nieuwe Atlas-III raket in mei: de eerste Amerikaanse raket met een Russische motor. Deze RD-180 motor is een aangepaste versie van de RD-170 motoren die worden gebruikt voor de Energya en Zenit raketten. LM zal de RD-180 ook gebruiken voor de heavy lift launcher Atlas V die in 2002 wordt geïntroduceerd. Na twee mislukte pogingen slaagde op 23 augustus 2000 een proeflancering van de nieuwe Delta-3 raket. Net als LM werkt ook Boeing aan een heavy lift variant, de Delta-4, waarvan wordt verwacht dat de eerste eind 2001 gelanceerd zal worden.
De Russische RD-180 hoofdmotor wordt gereed gemaakt voor de eerste Atlas III lancering op 24 mei 2000 vanaf Cape Canaveral. [C.M. van den Berg]
En hoe staat het met de reeds lopende projecten om te komen tot goedkopere en opnieuw bruikbare transportmiddelen naar de ruimte? Beal Aerospace, een private en privaat gefinancierde onderneming die zich bezig hield met de ontwikkeling van de BA2 draagraket, hing de lier aan de wilgen. Directe aanleiding voor deze beslissing was gebrek aan geld. De leiding van het bedrijf beschuldigde NASA en de Amerikaanse overheid van oneerlijke concurrentie, omdat zij immers grote hoeveelheden geld beschikbaar stellen aan de ruimtevaartindus-
RUIMTEVAART FEBRUARI 2001
21
De laatste Globalstar satelliet wordt bij Astrotech in Florida klaar gemaakt voor de lancering per Delta2 raket op 8 februari 2000. [C.M. van den Berg]
Rusland Het civiele budget van de Russische ruimtevaartoorganisatie RAKA is in het eerste jaar onder president Putin licht gegroeid naar $150 miljoen (nauwelijks meer dan het Nederlandse budget), waarbij zij vermeld dat de omvang van het militaire ruimtevaartbudget onbekend is. Het merendeel van het RAKAbudget gaat op aan ISS-verplichtingen. De overige activiteiten worden vooral betaald uit de commerciële activiteiten die overigens steeds meer opleveren: Proton (ILS) en Soyuz (Starsem) lanceringen draaiden op volle toeren met respectievelijk zeven en vier stuks in 2000 voor betalende klanten zoals ESA, VS, Indonesië en Eutelsat. Daarnaast waren er nog zeven Protons voor het lanceren van nationale satellieten, met name voor telecommunicatiesatellieten als Gorizont en Ekspress (die overigens gelijk voor westers commercieel gebruik werden aangeboden).
Ook andere Russische raketten (Kosmos, Start, Dnepr en Zenit) werden voor het lanceren van kleinere satellieten, zowel buitenlandse als nationale, ingezet. Niet-Russische satellieten kwamen uit Italië, Maleisië, Saudi-Arabië, China, VS, Arabische Emiraten, Israël, Duitsland en het VK. Tegenslagen waren de mislukte Sea Launch lancering in maart (maar gevolgd door twee succesvolle zodat LM zich gedwongen zag de Atlas lanceerprijs behoorlijk te laten zakken) en twee mislukte lanceringen vanaf Plesetsk: in november kwam een Amerikaanse commerciële aardobservatiesatelliet (Quick Bird) niet in de geplande omloopbaan terecht, evenals zes nationale telecommunicatiesatellietjes in december. Totaal telde Rusland 36 lanceringen in 2000 ten behoeve van 46 satellieten, waarvan 25 nationale en 21 buitenlandse. Van de nationale lanceringen waren er acht voor ISS en Mir en acht uit de militaire Kosmosreeks (nummers 2369 t/m 2376). Opvallend was dat er in 2000 geen nationale wetenschappelijke of civiele aardobservatiesatellieten werden gelanceerd; alle civiele nationale satellieten waren voor telecommunicatiedoeleinden. Europa De Ariane beleefde een nieuw recordjaar: Twaalf geslaagde lanceringen, waarvan vier met de Ariane-5. Totaal werden in 2000 met Ariane, 16 (middel)grote communicatiesatellieten omhoog gebracht. Japan Malaise troef in Japan. Ontplofte in 1999 al hun opgevoerde draagraket, in februari 2000 mislukte een reguliere versie waardoor ook de lading, de röntgenastronomiesatelliet Astro-E, verloren ging. Een andere tegenvaller voor Japan was het noodgedwongen stopzetten van het werk aan het kleine ruimteveer Hope-X die te duur werd. Succesjes waren de lanceringen van twee telecommunicatiesatellieten met een Ariane draagraket in februari en oktober. China China zet de ingezette zelfstandige ontwikkeling gestaag voort. Er werden met vijf eigen raketten evenzoveel satellieten gelanceerd, t.b.v. aardobservatie, meteorologie,
22
RUIMTEVAART FEBRUARI 2001
navigatie (2) en telecommunicatie. In 2001 wordt de tweede gezamenlijk met Brazilië gebouwde aardobservatiesatelliet gelanceerd. China wil over twee jaren haar draagrakettencapaciteit opvoeren tot 12 ton in een lage omloopbaan. India Nog een interessant Aziatisch land is India, dat eigenlijk van alle markten thuis is. Het heeft een eigen draagraket en eigen satellieten (zowel voor telecommunicatie als voor aardobservatie). Het jaarbudget is inmiddels gegroeid tot $459 miljoen (vergelijkbaar met Duitsland) en plannen voor een ruimtevaartuig naar de maan in 2005 zijn al goedgekeurd. In 2001 wordt de proefstart van hun opgevoerde draagraket (capaciteit 2,5 ton naar geostationaire overgangsbaan) verwacht na twee jaren vertraging. In 2000 werd overigens alleen een telecommunicatiesatelliet met een Ariane gelanceerd. Overige (Aziatische) landen De globalisering is nu duidelijk ingezet. Enkele opvallende ontwikkelingen: Oezbekistan gaat eigen satellieten ontwikkelen, Zuid-Korea en Indonesië willen elk een eigen lanceercentrum bouwen en ook Iran werkt aan een eigen draagraket. Israël ontwikkelt een nieuwe draagraket samen met Astrium. Zoals reeds eerder gemeld lieten ook andere Aziatische en Afrikaanse landen satellieten lanceren, vaak voor het eerst: Maleisië, Verenigde Arabische Emiraten en Egypte. Er zullen er alleen maar meer volgen.
Interplanetair Op 17 januari werden officieel de pogingen gestaakt om contact te krijgen met de Mars Polar Lander (MPL). Deze had op 3 december 1999, na een zachte landing op Mars, contact moeten opnemen met het vluchtleidingscentrum op aarde. Dit gebeurde echter niet. Korte tijd later dacht men toch nog een signaal te hebben gedetecteerd dat van de MPL afkomstig zou kunnen zijn, maar het bleek valse hoop. Toekomstige missies zullen moeten uitwijzen wat er precies gebeurd is. Als oorzaak komt een voortijdig uitschakelen van de daalmotor het meest in aanmerking. Een sensor zou het uitklappen van het
RUIMTEVAART FEBRUARI 2001
landingsgestel hebben aangezien voor het raken van de Marsbodem en de motor hebben uitgeschakeld. De sonde zou vervolgens vanaf een hoogte van enkele tientallen meters te pletter zijn geslagen. Het Marsonderzoek gaat intussen wel door. In het verslagjaar haalde de Rode Planeet regelmatig de media met nieuwe foto’s, afkomstig van de Mars Global Surveyor. Er lijken aanwijzingen te zijn voor de aanwezigheid van stromend water onder het oppervlak van de planeet, maar daar zijn de geleerden het niet over eens. Nader onderzoek is nodig en daar wordt hard aan gewerkt. Naast enkele sondes van NASA zullen ook Europa (in 2003 met de Mars Express en de Engelse Beagle-2), Japan (Nozomi) en het Franse CNES (Netlanders) meedoen. NASA’s Mars Surveyor 2001 programma kreeg, waarschijnlijk onder invloed van de cultfilm ‘2001, A Space Odyssey’ naar het gelijknamige boek van Arthur C. Clarke, een nieuwe naam: 2001 Mars Odyssey. De boodschap die van de naamswijziging uitgaat, is de nieuwe start van het Marsonderzoek. De sonde staat voor 7 april 2001 op het lanceerprogramma en moet in oktober 2001 bij Mars arriveren. NASA wil bovendien in de loop van 2003 een tweetal Marsrovers, de Mars Mobile Landers, lanceren. Ze moeten in januari 2004 landen aan parachutes en op airbags. Deze methode bleek bij de Mars Pathfinder in 1997 goed te werken. De karretjes zijn een grotere versie van de Sojourner, hebben een zestal instrumenten aan boord (vooral op het gebied van de geologie en verder een camera en een watersensor), wegen ca. 140 kg en moeten gedurende minimaal 90 dagen zeker 100 m per dag kunnen afleggen. De kosten bedragen zo’n $600 miljoen. Ook staat een nieuwe orbitermissie, de Mars Surveyor Orbiter, op het programma. Overigens zal het budget van de NASA sterk moeten toenemen om de geplande missies te kunnen uitvoeren. De Amerikaanse sonde NEAR werd, na een mislukte poging in 1999, opnieuw naar de asteroïde Eros gestuurd. Op 14 februari werd NEAR in een baan rond Eros gebracht en levert sindsdien grote aantallen foto’s van het pindavormige, ongeveer 34 km lange rotsblok. De eerste opnamen lieten een relatief
23
enorme krater zien. De baanhoogte van NEAR varieert van enkele honderden tot slechts enkele tientallen kilometers. Men hoopt zelfs in februari 2001 de sonde tot bij het oppervlak te brengen en dat even te laten raken. Opnamen van die ‘indruk’ geven vervolgens een indruk van de structuur van het oppervlak.
De Atlas IIA raket staat gereed voor de lancering van de Spaanse Hispasat telecommunicatiesatelliet op 3 februari 2000 te Cape Canaveral. [C.M. van den Berg]
De op 7 februari 1999 gelanceerde Stardust heeft inmiddels gedurende drie maanden de eerste interstellaire stofdeeltjes verzameld op z’n plakpanelen. Er komen nog enkele perioden van verzamelen, onder meer tijdens de scheervlucht langs de komeet Wild in 2004. Het stof moet naar de aarde teruggebracht worden in 2006. In november overleefde Stardust een intense uitbarsting van de zonnewind, die ca. 100 000 maal krachtiger was dan normaal en enorme hoeveelheden hoogenergetische protonen de ruimte instuurde. Enkele beeldpunten van de boordcamera
werden erdoor aangetast, waardoor de sonde zich niet meer kon oriënteren. Vanuit het Jet Propulsion Laboratory kregen technici de sonde weer onder controle. De Deep Space 1 (DS1) is onderweg naar de komeet Borrelly voor een scheervlucht in september 2001. De sonde heeft nieuwe technologieën aan boord, alsmede kunstmatige intelligentie, die inmiddels hun waarde hebben bewezen. De sterrensensor liet het in november 1999 afweten, maar m.b.v. nieuwe software kan nu de camera gebruikt worden voor de navigatie. De ionenmotor van de DS1 brak in de loop van 2000 een record door langer te functioneren dan NASA’s SERT-2 (Space Electric Rocket Test) in 1970. Deze leverde gedurende 160 dagen stuwkracht, een periode waar de DS1 nu ruimschoots boven zit. Met de in 1997 samen met de Europese Huygens gelanceerde Saturnussonde Cassini gaat het nog volgens plan. Zoals eerder gemeld, voert Cassini nu samen met Galileo metingen uit in de buurt van Jupiter. Voor de toekomst bij Saturnus worden echter problemen voorzien. De Huygens zal zich dan met toenemende snelheid van Cassini verwijderen voor de landing op Titan. Dit zorgt voor een Dopplereffect in de signalen, die door Cassini moeten worden opgevangen en doorgezonden naar de aarde. Er is onvoldoende rekening gehouden met dit effect, waardoor een deel van de signalen verloren kan gaan. Er wordt aan gewerkt om dit probleem op te lossen en daar is gelukkig nog tot november 2004 de tijd voor.
Telecommunicatie In het verslagjaar werden weer grote aantallen communicatiesatellieten gelanceerd, zij het dat de aantallen uit 1999 niet werden gehaald. Toen ging het echter wel erg hard, vooral dankzij de grote constellaties, met name die van Globalstar. In 1999 ging het om meer dan 70 satellieten, nu om ruim 40. Samen met navigatiesatellieten maakten zij wel het overgrote deel uit van alle lanceringen. Op 17 maart werd Iridium failliet verklaard en een dag later stopten alle operationele ac-
24
RUIMTEVAART FEBRUARI 2001
tiviteiten. De schuldenlast bedroeg $4,4 miljard. Het bankroet liet 88 satellieten nutteloos achter in hun banen en om deze vervuiling teniet te doen, werd overwogen de satellieten gecontroleerd in de dampkring te laten verbranden. Later in het jaar nam het nieuwe bedrijf Iridium Satellite met toestemming van de curatoren het netwerk, inclusief grondstations en dergelijke, over voor het luttele bedrag van $25 miljoen. Iridium Satellite wil een nieuwe poging doen communicatiediensten te slijten aan industrie en overheid; zelfs Rusland overweegt hierin te stappen. Op 12 maart mislukte de Sea Launch lancering van de eerste ICO satelliet, de F1, toen de boordcomputer 450 s na lift-off de motor van de tweede trap uitschakelde na het constateren van een probleem. Oorzaak bleek een softwareprobleem, waardoor een drukventiel in de tweede trap ten onrechte open bleef staan. Er staan reeds nieuwe satellieten klaar voor lancering, echter alle met andere draagraketten. Het ICO netwerk moet uiteindelijk bestaan uit tien satellieten plus twee reserves en in 2002 operationeel zijn. ICO Global Communications had reeds in augustus 1999 surséance van betaling aangevraagd, werd op 17 mei gered na een deal van $1,2 miljard met Teledesic en ging verder als New ICO. Een en ander leidde tot een fusie van ICO en Teledesic, een ander gepland netwerk van telecommunicatiesatellieten.
miljoen extra opgehoest om het systeem tot mei 2001 in de lucht te houden. Dan moeten de problemen opgelost zijn. Het opmerken waard zijn tenslotte nog de problemen die de communicatiesatellieten van de oudere HS601-types ondervinden met hun Spacecraft Control Processors (SCP’s). Op 25 november viel de tweede SCP van de Galaxy VII uit, waardoor de satelliet buiten gebruik gesteld moest worden. De eerste SCP viel in juni 1998 uit. Het euvel heeft al eerder satellieten van dit type aangetast of buiten werking gesteld en is vermoedelijk te wijten aan kortsluiting door de vorming van tinkristallen. Bouwer Hughes gebruikt al vanaf 1997 nikkel in plaats van tin, maar er zijn nog 19 HS601-satellieten die het probleem binnen kortere of langere tijd ook kan overkomen.
Wetenschappelijke missies In 2000 waren er diverse wetenschappelijke missies. We pikken er enkele uit, die om wat voor reden dan ook wat meer in het oog liepen dan andere.
In september ging vervolgens Orbcomm in surséance van betaling, nadat al in juli alle activiteiten waren gestopt. Een reorganisatie moet de nodige lucht bieden en inmiddels is al een behoorlijk deel van het personeel ontslagen. De geringe belangstelling van de kant van potentiële klanten is dé oorzaak van het debacle.
STS-99, de Shuttle Radar Topography Mission SRTM, een vlucht van 11 dagen die in februari met de Endeavour werd uitgevoerd. Doel was het verkrijgen van digitale, hoge resolutie opnamen van het aardoppervlak voor het samenstellen van gedetailleerde topografische kaarten. De vlucht werd een volledig succes en leverde meer dan een biljoen metingen op. Meer dan 80% van het aardoppervlak werd in kaart gebracht en met name de verkregen 3D-informatie is daarbij van groot belang. Zie het december 1999 nummer voor een uitgebreid artikel over deze missie.
Voor Globalstar werden op 8 februari de laatste vier satellieten gelanceerd. Het netwerk bestaat nu uit 48 operationele satellieten en drie reserves (die al in een baan rond de aarde zweven). Ook bij Globalstar loopt niet alles op rolletjes en ook hier is de minimale belangstelling van potentiële klanten een belangrijke oorzaak. Het bedrijf heeft nog financiële reserves tot maart 2001 en inmiddels is er door Loral Space & Communications na een investering van $1 miljard nog eens $500
Een ander uiterst succesvol project was het Compton Gamma Ray Observatory (GRO). GRO, gelanceerd tijdens STS-37 in 1991, kreeg ernstige problemen met de standregeling nadat één van de drie gyroscopen het begaf. Aanvankelijk werd nog overwogen met de shuttle een reparatievlucht uit te voeren, maar uiteindelijk werd besloten tot een gecontroleerde terugkeer in de dampkring. Niet alle wetenschappers waren het eens met deze beslissing, maar konden die uiteindelijk niet
RUIMTEVAART FEBRUARI 2001
25
tegenhouden. Op 4 juni werd de actie uitgevoerd. Over een traject van ruim 4000 km brak de 15 ton zware satelliet in stukken. Een groot deel verbrandde tijdens de terugkeer in de atmosfeer en enkele grotere stukken kwamen zonder schade aan te richten in de oceaan terecht. Compton nam details waar van meer dan 400 gammabronnen en meer dan 2600 uitbarstingen van gammastraling. De geplande actieve levensduur was vijf jaren, een termijn die dus ruimschoots werd overschreden. Na de geslaagde onderhoudsvlucht van STS103 in december 1999, werd de Hubble Space Telescope per 10 januari weer operationeel verklaard. Kort daarna maakte de telescoop alweer nieuwe spectaculaire opnamen. Dit laatste geldt overigens ook voor de beide andere grote, in 1999 gelanceerde, astronomiesatellieten Chandra en XMM. Op 8 februari en 20 maart vertrok een Starsem Soyuz-Fregatdraagraket vanaf Baikonur met aan boord een dummy satelliet, Dumsat. Met deze geslaagde lanceringen werd de lancering van de Europese Cluster satellieten getest. Bij de lancering van de eerste Ariane 5, in 1996, gingen de vier oorspronkelijke Clustersatellieten verloren. De vier nieuwe Clustersatellieten hebben dezelfde opdracht als de eerste serie, namelijk het verrichten van waarnemingen aan de interactie tussen de zonnewind en de aardse magnetosfeer. Ze zullen hun metingen verrichten in vierhoeksformatie boven de polen in elliptische banen en maken daarmee een driedimensionaal beeld van de interactie mogelijk. Ze zijn identiek, zitten soms dicht bij elkaar, soms op 20 000 km afstand van elkaar en hebben elk 11 wetenschappelijke instrumenten aan boord. De geplande duur van de missie is twee jaren. De vier kregen na een wedstrijd binnen de landen van de ESA de namen van dansen, Tango, Salsa, Samba en Rumba. Op 16 juli werden, met een dag vertraging, de eerste twee satellieten gelanceerd. Salsa en
26
Samba bereikten vijf dagen later hun banen van 16 870 bij 121 100 km hoogte. Het tweede paar volgde op 9 augustus. Overigens lanceerde ook NASA een satelliet voor onderzoek van de aardse magnetosfeer, de Imager for Magnetopause-to-Aurora Global Exploration (IMAGE). De 500 kg zware satelliet verricht zijn metingen vanuit een elliptische baan na de lancering op 25 maart. Ook bij IMAGE gaat het om de interactie van de magnetosfeer met de zonnewind. Terra, Quick Bird en EO-1. Op 18 december 1999 werd Terra gelanceerd. Het is het vlaggenschip van NASA’s Earth Observation System (EOS). Kort na de lancering traden er computerproblemen en problemen met de antenne op. Beide werden softwarematig opgelost. Vervolgens traden problemen op met de standregeling, maar in de loop van maart gaf NASA de eerste opnamen vrij. Ze bleken van uitstekende kwaliteit. Op 21 november werd de EO-1 gelanceerd, eerste van een drietal aardobservatiesatellieten in het kader van NASA’s New Millennium Earth Observation programma. Een dag eerder ging de Quick Bird 1 kort na de lancering verloren. Oorzaak was een menselijke fout. De lancering was een uur vertraagd en men had verzuimd de tijdklok aan boord aan te passen aan het nieuwe schema. Gevolg was dat de zonnepanelen al werden uitgevouwen terwijl de satelliet zich nog op de nog werkende tweede trap van de draagraket – een Cosmos 3M – bevond. Quick Bird is een commerciële aardobservatiesatelliet van EarthWatch. In december 1997 ging, twee dagen na de lancering, EarthWatch’ eerste aardobservatiesatelliet verloren, de Early Bird. In 2001 moet de Quick Bird 2 gelanceerd worden, maar de problemen hebben inmiddels al geleid tot ontslagen. EarthWatch concurreert met Space Imaging (Ikonos) en Orbital Sciences (de Orbview satellieten).
RUIMTEVAART FEBRUARI 2001
International Space University Zomerprogramma 2000 Ir. M.O. van Pelt
Eind juli 2000; ik bevind mij in een bus vol deelnemers aan de zomersessie van de International Space University (ISU), rijdend door het kale landschap aan de rand van de Chileense Atacama woestijn. Geïnspireerd door de intensieve ruimtevaartcolleges van de afgelopen weken wanen we ons hier op het ge-terraformde Mars van de verre toekomst. Een woestenij van donkerrode aarde bezaait met brokken rots van allerlei formaat, waarin hier en daar een vetplant of cactus probeert te overleven. We zijn op weg naar de grote ESO (European Southern Observatory) sterrenwacht op zo’n 2500 m hoogte. We hebben lang naar deze excursie uitgekeken en genieten van de relatieve rust na de maand vol colleges, teambuilding oefeningen, themadagen en het examen dat we gisteren hebben afgelegd. De afgelopen tijd was zeer intensief. Na onder begeleiding van muziek uit de sciencefiction serie Battlestar Galactica de cursus in het Chileense parlementsgebouw te hebben geopend, hebben we een stortvloed van ruimtevaartkennis over ons heen gekregen. De meest uiteenlopende zaken zijn behandeld, van de veranderende vloeistofhuishouding in astronauten (ze dragen inderdaad luiers tijdens de lancering) tot het opzetten van een businessplan voor een satelliettelecommunicatiebedrijf.
De astroliner, een lanceervoertuig dat ook meedingt naar de X-prize. [Kelly Space Technology]
ISU is een particuliere organisatie voor ruimtevaartonderwijs dat door middel van de drie I’s van Internationaal, Intercultureel en Interdisciplinair, studenten kennis wil op laten doen van ruimtevaartzaken buiten hun eigen expertise. ISU steunt vooral op twee programma’s: Een elf maanden durende cursus op de eigen campus in Straatsburg en de negen weken durende zomersessie die elk jaar
in een ander land wordt gehouden. De studenten zijn meestal afgestudeerde academici, veelal werkzaam binnen de ruimtevaart. Via ISU wordt nieuwe kennis en ervaring opgedaan, wordt geleerd onder hoge tijdsdruk samen te werken met mensen uit andere culturen, en worden netwerken opgebouwd die tot ver na het einde van de cursus hun diensten bewijzen. De organisatie van ISU bestaat uit een aantal vaste professoren en medewerkers en daarnaast een groot aantal mensen uit de ruimtevaart: wetenschappers, managers, astronauten en ruimtevaartmedici. Dit jaar zijn 81 studenten uit 25 landen naar Chili gekomen voor het ISU Summer Session Program 2000, ofwel de ISU Zomercursus 2000. Omdat we ons echter op het zuidelijk halfrond bevinden is het voor velen van ons meer een wintercursus. Met steun van het ISU Nederland Fonds en ESA worden er elk jaar ook een aantal Nederlandse deelnemers afgevaardigd. Dit jaar zijn dat er drie: Frans Doejaren, Michiel Rodenhuis en de auteur van dit artikel. Bovenop de berg waarop de ESO sterrenwacht zich bevindt, is het uitzicht adembenemend. Hier lijkt werkelijk niets te groeien, er zijn geen planten, geen vogels, geen vloeibaar water. Alleen een aantal gebouwen met daarin astronomen die wachten tot het donker wordt. Het arsenaal telescopen dat hier staat is indrukwekkend, van de grote, ouder-
28
RUIMTEVAART FEBRUARI 2001
De Kanku Maru, een Japans concept voor een volledig herbruikbaar, een-traps lanceervoertuig voor ruimtetoerisme. [Japanese Rocket Society]
wetse 3,6 meter spiegeltelescoop in een traditioneel koepelgebouw tot de moderne New Technology Telescope in haar hoekige, op een vliegtuighangar lijkende constructie. Voor het donker wordt, moeten we van de berg zijn verdwenen, want de astronomen verlangen een absoluut donker. Geen auto- of zaklamp mag hun kostbare waarnemingen verstoren. Om zelf van de sterrenhemel op het zuidelijk halfrond te genieten, moeten we daarom naar een andere berg, waar we vanuit een amateur sterrenwacht een schitterend uitzicht hebben op de Melkweg en de Magelhaense Wolken. De hoeveelheid sterren die we hier zien is overweldigend. In het volle Europa met haar fel verlichte steden is zo’n uitzicht bijna niet meer te vinden. Het ISU programma van deze zomer zit vol met zulke speciale momenten en activiteiten: Russische wetenschappers vertellen over de gloriedagen van het Sovjet Marsonderzoek, mevrouw Jocelyn Bell vertelt hoe zij de eerste Pulsar ontdekte (en hoe de pers meer geïnteresseerd was in haar liefdesleven) en de helaas onlangs overleden Gerald Soffen die het wetenschapsteam van het Viking Marsprogramma leidde, vertelt over zijn werk op het gebied van de astrobiologie. De astronauten Jean-Jacques Favier en Bob Thirsk helpen bij het lanceren van door de studenten gebouwde
RUIMTEVAART FEBRUARI 2001
modelraketten (die met een rauw ei als lading een geslaagde parachutelanding in de oceaan dienen te maken), en in het zwembad van de universiteit worden gewichtloosheidtrainingen uitgevoerd in scuba-uitrusting. Naast de ruimtevaartactiviteiten is er echter ook tijd voor het bekijken van de stad, contact met de plaatselijke studenten, het ontdekken van de plaatselijke gerechten, dranken en discotheken en de beruchte culturele avonden, waarbij ieder land zich dient te presenteren. Het tot de laatste Heinekenfles leegplunderen van de plaatselijke supermarkt maakt ook van de Nederlandse inbreng een groot succes. Onze activiteiten blijven in Valparaiso, de stad waar ISU dit jaar te gast is, niet onopgemerkt. Bijna wekelijks vinden radio, televisie en krantenverslaggevers hun weg naar de technische universiteit van de stad, waar die vreemde buitenlanders zich bezighouden met Legorobots, maanmijnbouw en het opzetten van een plan voor een Chileense ruimtevaartorganisatie. Vooral dit laatste krijgt veel belangstelling, want er wordt in Chili al jaren gepoogd zoiets van de grond te krijgen. Een senator wil van de verzamelde kennis in ISU gebruik maken om nieuwe ideeën op te doen. Een kleine groep studenten, waaronder ikzelf, hebben er voor gekozen meer te leren over de zakelijke kant van de ruimtevaart, en
29
staan. Zeker voor een land als Chili, met zijn recente dictatoriale achtergrond, is zoiets van groot belang. Een aantal van ons wordt hierop gevraagd een businessplan voor een toekomstige Chileense ruimtevaartorganisatie op te zetten en om dit aan het einde van de cursus aan de senaat te presenteren. Op het moment van schrijven van dit artikel wordt er nog steeds over dit voorstel overlegd en is er hierover veel contact tussen de Chileense overheid en ISU. Voor ons studenten is het een geweldige ervaring om op zulk hoog niveau mee te helpen met het opzetten van een nieuwe ruimtevaartorganisatie.
Een gedeelte van de ISU studenten bij het begin van de weg naar de La Silla sterrenwacht. [M.O. van Pelt
we krijgen de taak om vragen en suggesties voor de senator op een rij zetten. In een hierop volgende vergadering met de senator, het hoofd van de universiteit, de studenten en een afvaardiging van de ISU-leiding blijken de Chilenen zeer onder de indruk. Velen van ons werken in een nationale of internationale ruimtevaartorganisatie en onze indrukken en ervaringen blijken zeer waardevol. In Chili zijn de zeer beperkte ruimtevaartactiviteiten tot nu toe vooral door de luchtmacht uitgevoerd. Een van onze adviezen is echter om het Chileense ruimtevaartmanagement los te koppelen van de militairen, omdat dit samenwerking met civiele organisaties in andere landen (zoals ESA) in de weg kan
Het Japanse bouwbedrijf Shimizu heeft een studie verricht naar de ontwikkeling van dit grote ruimtehotel. [Shimizu]
30
De tweede helft van het ISU zomerprogramma bestaat voornamelijk uit het werk aan een van de twee ontwerpprojecten van dit jaar. De eerste betreft de bestudering van ENSO (El Niño and the Southern Oscillation), een klimaatfenomeen dat regelmatig overstromingen, droogte, visschaarste en andere ellende in Zuid-Amerika veroorzaakt. Het is aan de ISU studenten om te bestuderen hoe meer kennis en een betere informatievoorziening, mede door middel van ruimtevaart, de situatie kunnen verbeteren. Uiteindelijk volgt hieruit een voorstel tot de opzet van een nieuwe overheidsinstelling in Chili, die in samenwerking met vergelijkbare instituten in de buurlanden informatie moet inwinnen en begrijpelijke adviezen moet verspreiden naar de lokale bevolking. De Nederlandse deelnemers van dit jaar kiezen echter allen voor deelname aan het tweede project: Ruimtetoerisme. Wat mij persoonlijk vooral trekt aan dit onderwerp is het visionaire karakter ervan en de relatief geringe hoeveelheid onderzoek die er tot nu toe naar dit onderwerp is verricht. Daarbij, waar anders krijg je de mogelijkheid om je een maand lang intensief met dit controversiële onderwerp bezig te houden? Het opzetten van de doelstellingen en een managementplan voor onze studie verloopt behoorlijk soepel, ondanks de (opzettelijk) gelimiteerde hulp van de leiding, de grote tijdsdruk en de diverse meningen, prioriteiten en karakters van de 43 deelnemers. We kiezen ervoor een matrix managementstructuur op te zetten, waarin diverse disciplinegroepen (zoals de economen, de ingenieurs
RUIMTEVAART FEBRUARI 2001
en de medici) werken aan de door ons gekozen doelstellingen van de studie: de achtergrond van ruimtetoerisme en de mogelijkheden nu en in de nabije en verre toekomst. Voor elke groep en doelstelling kiezen we een manager. Ondanks het feit dat onze organisatie hierdoor geen centrale leiding kent, blijkt deze opzet behoorlijk efficiënt te werken en hoeven we onze nachtrust niet al teveel te beperken. Behalve voor de business groep, die de economie van een ruimtetoerisme-industrie bekijkt, heb ik er voor gekozen ook aan het presentatieteam deel te nemen. Wij zijn verantwoordelijk voor alle presentaties tijdens de studie, waarbij vooral de grote, drie uur durende eindpresentatie ons het angstzweet doet uitbreken. Een ISU eindpresentatie dient behalve overviewprojecties ook theater en film etc. te bevatten en er zijn veel belangrijke ISU mensen, Chilenen en internationale sponsors van ISU uitgenodigd. Tijdens onze studie krijgen we veel hulp van experts op allerlei gebied, waarbij vooral die van de econoom Patrick Collins onontbeerlijk is. Hij bestudeert in dienst van de Japanse ruimtevaartorganisatie NASDA al jaren de mogelijkheden van ruimtetoerisme en presenteert vol vuur zijn visie en onderzoeksresultaten. Daarnaast zijn er ook diverse mensen die zich afvragen of wij niet bezig zijn onze tijd te verdoen met fantasieplannen zonder toekomst. Als groep proberen wij het onderwerp echter zo objectief mogelijk te benaderen. Uiteindelijk vinden we vele mogelijkheden en vooruitzichten voor trips en vakanties buiten de aardse atmosfeer, maar ook vele problemen en hindernissen die nog overwonnen moeten worden. De eerste vraag die wij onszelf stellen is: “Waarom ruimtetoerisme?” Voor de toerist van de toekomst biedt de ruimte een geweldig uitzicht op de aarde, gewichtloosheid en een nieuwe, spannende ervaring. Aangezien toerisme momenteel de grootste economische drijfveer in de wereld is en uit marktonderzoeken blijkt dat veel mensen een ruimtereis willen maken, kan de economische invloed van zo’n onderneming enorm zijn. Verder zal een echte ruimtetoerisme-industrie efficiënte afhandeling van een groot aantal lan-
RUIMTEVAART FEBRUARI 2001
ceringen in combinatie met lage lanceerkosten vereisen, hetgeen alleen mogelijk is met herbruikbare lanceervoertuigen. De ontwikkeling hiervan zal ook de lanceerkosten voor andere ruimtevaarttoepassingen sterk kunnen verlagen. De hoeveelheid geld die in de huidige toeristische industrie omgaat is velen malen groter dan de budgetten van alle ruimtevaartinstellingen bij elkaar, waardoor de gehele ruimtevaart zal kunnen profiteren van de grote investeringen en omzetten die met ruimtetoerisme gemaakt kunnen worden. Ook op dit moment zijn er al aan ruimtevaart gerelateerde toeristische mogelijkheden. Het is mogelijk om in Rusland met een straaljager naar dertig km hoogte te vliegen en daar de kromming van de aarde te zien. Je kan in Sterrenstad een kosmonautentraining volgen en diverse bedrijven bieden al parabolische vluchten in een vliegtuig aan waarbij de passagiers voor korte tijd gewichtloosheid kunnen ervaren. Echt ruimtetoerisme wordt misschien al binnenkort mogelijk via het bedrijf MirCorp, dat voor zo’n 20 miljoen dollar vluchten naar het Mir ruimtestation aanbiedt. MirCorp is echter in de problemen gekomen omdat Rusland heeft besloten het station binnenkort in de atmosfeer te laten opbranden. Als alternatief wil men in samenwerking met
Een van de door de ISU studenten ontworpen en gebouwde modelraketten kiest het luchtruim. [M.O. van Pelt]
31
De Ascender is een concept voor een Brits raketvliegtuig voor toeristische trips naar de rand van de atmosfeer. [Bristol Spaceplanes]
Rusland toeristische vluchten naar het International Space Station gaan uitvoeren. Voor de nabije toekomst bieden misschien de lanceervoertuigen die voor de X-prize wedstrijd worden ontwikkeld mogelijkheden. Om de X-prize Foundation prijs van tien miljoen dollar te winnen, dient een door een particuliere organisatie ontwikkeld driepersoons voertuig een hoogte van minimaal honderd km te halen en binnen twee weken twee vluchten te maken. De X-prize voertuigen, die niet in een baan om de aarde komen maar wel een spannende vlucht, uitzicht en gewichtloosheid bieden, kunnen een eerste stap vormen in de richting van routinematige toeristische ruimtevluchten. Medisch gezien zijn er weinig problemen te verwachten, aangezien de vlucht maar kort is en de fysische belastingen niet veel hoger zijn dan in een achtbaan op de kermis. Ook zijn deze sub-orbitale voertuigen minder gecompliceerd dan echte lanceervoertuigen, wat de ontwikkeling en het gebruik ervan eveneens minder gecompliceerd maakt. Uit onze analyses blijkt echter dat echt lage ticketprijzen hiermee niet behaald zullen worden tenzij er veel meer dan twee passagiers (en een piloot) per vlucht mee kunnen. Grotere voertuigen brengen echter andere problemen met zich mee en tot nu toe heeft nog niemand van het groot aantal
32
deelnemende teams zelfs maar een proefvlucht uitgevoerd. Daarbij zijn er nog de grote, vooral zakelijke, risico’s die investeerders tegenhoudt geld te steken in deze initiatieven en ontbreken wettelijke richtlijnen en certificatiemogelijkheden voor dit soort bemande raketvoertuigen. Als alternatief voor een X-prize voertuig is het misschien mogelijk om vluchten met stratosfeerballonnen te organiseren. De technologie hiervoor is reeds volledig ontwikkeld en er zijn sinds de jaren vijftig al diverse vluchten met passagiers gemaakt. Een grote ballon gevuld met helium zou een capsule naar zo’n veertig km hoogte kunnen brengen, waarna deze na een vrije val (waarbij de passagiers gewichtloosheid ondervinden) aan parachutes landt. Grootschalig ruimtetoerisme in een baan om de aarde zal pas van start kunnen gaan als grote, herbruikbare lanceervoertuigen beschikbaar komen. De lanceerkosten zullen hiermee sterk gereduceerd moeten worden zodat de ticketprijzen laag genoeg worden om een redelijke markt te creëren. Dit betekent dat de voertuigen vooral voor minimale operationele kosten (onderhoud, startklaar maken en de vlucht zelf) ontworpen moeten worden, zoals dat met de huidige commer-
RUIMTEVAART FEBRUARI 2001
Chili is een langgerekt land aan de westkust van ZuidAmerika. Dit jaar vond de ISU zomersessie plaats in de havenstad Valparaiso, niet ver van de hoofdstad Santiago. [Lonely Planet]
ciële lijnvliegtuigen gebeurt. Er zijn grote investeringen nodig voor de ontwikkeling van de benodigde technologie, maar tot nu toe zijn potentiële investeerders zeer terughoudend om geld te steken in herbruikbare lanceervoertuigen voor ruimtetoerisme. Dit komt vooral omdat men de zeer optimistische, maar erg beperkte marktanalyses niet vertrouwd. Grootschalige marktanalyses uitgevoerd door een professioneel en objectief instituut zijn daarom dringend nodig. Uit medisch oogpunt gezien kunnen bij langere vluchten de gebruikelijke astronautenkwalen als spier- en botafname problemen opleveren. Veel belangrijker is echter de misère die wordt veroorzaakt door ruimteziekte, een vorm van bewegingsziekte waarvan ongeveer 70% van de astronauten de eerste dagen in de ruimte last heeft. Dit gaat gepaard met misselijkheid en lusteloosheid en kan daarmee een toeristische ruimtetrip danig verzieken. Effectieve tegenmaatregelen zoals medicijnen zullen nodig zijn om ervoor te zorgen dat dit probleem overkomen wordt. Een ander groot probleem dat zal moeten worden opgelost, is het huidige gebrek aan wetten, richtlijnen en certificeringprocessen die ruimtetoerisme mogelijk moeten maken. De internationale overeenkomsten die nu bestaan zijn gericht op bemande ruimtevaart uitgevoerd door overheden, niet op commerciële vluchten met gewone passagiers. Tenslotte willen we ook een blik in de verre toekomst werpen. Wij zien gewichtloze zwembaden, ruimtehotels, maanparken, luxe cruises door het zonnestelsel en skivakanties op de noordpool van Mars. In deze toekomst zou ruimtetoerisme vergelijkbaar zijn met de huidige commerciële luchtvaart-, hotel- en pretparkindustrie. Maar voor het zover is, zullen eerst de hiervoor genoemde stappen genomen moeten worden. Ruimtetoerisme zal evolueren van een kleinschalige operatie met dure, korte en relatief riskante vluchten voor de happy few, tot betaalbare, uitgebreide mogelijkheden voor een groot gedeelte van de wereldbevolking. Onze bevindingen zijn uiteindelijk in een rapport en een eindpresentatie in het mooie universiteitstheater met lichtshow, muziek, theater en video wereldkundig gemaakt. Di-
RUIMTEVAART FEBRUARI 2001
verse grote ruimtevaart websites hebben inmiddels aandacht besteedt aan ons werk en ook is een samenvatting van het rapport op het laatste IAF symposium in Brazilië gepresenteerd. Wij hopen dat ons werk zal dienen als referentie voor eenieder die geïnteresseerd is in dit fascinerende onderwerp, hetzij als overheid, als ruimtevaartbedrijf, als toeristische organisatie of als toekomstig ruimtetoerist. De ISU zomersessie 2000 is voor mij een enorme positieve ervaring geweest, waarbij ik veel over ruimtevaart, teamwerk en vooral mezelf heb geleerd. Het is zeer motiverend om je bijna twee maanden te kunnen onderdompelen in alle facetten van de ruimtevaart, zoveel contacten op te doen met zoveel verschillende mensen en tegelijkertijd het een en ander van een onbekend land te zien. Tot slot wil ik graag het ISU Nederland Fonds en ESA bedanken voor het mogelijk maken van deze reis en iedereen die is geïnteresseerd oproepen een aanmeldingsformulier bij het NIVR aan te vragen. Volgend jaar is er immers weer een nieuwe zomersessie.
33