Wardje Wasbeer: Daar zijn echte vrienden voor! Julia Boehme Stefanie Dahle GEGEVENS BOEK: ISBN 978 90 5924 432 0 € 13,99 Uitgeverij Bakermat Suggesties: Emy Geyskens Vanaf 3 jaar Ook verschenen: Wardje Wasbeer Het grote kerstwenswonder Thema’s: vriendschap, hulpvaardigheid, feest, lente
KORTE INHOUD: Op een mooie lentemorgen wordt Wardje Wasbeer wakker en ... zijn hele wintervoorraad is op! Geen wonder dat de magen van Wardje en Sibelius om het hardst knorren. Meteen maken ze zich klaar om lekkere vis te gaan vangen. Maar onderweg moeten ze eerst dringend hun vrienden helpen: bij een notenspeurtocht, op een vossenbouwwerf en bij een uilenreddingsactie. Wanneer de avond valt, hebben Wardje en Sibelius nog altijd honger. Maar thuis wacht hen een verrassing ... Een prachtig prentenboek over vriendschap en hulpvaardigheid.
VOOR HET VOORLEZEN Echte vrienden - Vraag aan de kinderen wie hun vriendjes zijn, zowel in als buiten de klas. Laat hen hierover even vertellen in een kring. - Denk na met de kinderen wat een goede vriend precies is. Wat doen vrienden samen? Wat doen ze voor elkaar? … Laat de kinderen dit tekenen of maak een woordspin. - Speel een stellingenspel. De kinderen geven aan of het iets is wat vrienden wél of net niet doen. Kleine ruimte? Dan kunnen de kinderen kaartjes omhoog steken om aan te geven of het wél of niet om vriendschap gaat. Bv. een groen kaartje = wel, een rood kaartje = niet. Of je kunt prenten zoeken waarbij het duidelijk is voor kinderen, bv. door een prent te zoeken van kindjes die samen spelen (wel) en kindjes die ruzie maken (niet). Grotere ruimte? Dan kun je een ren-je-rot-spel ervan maken. Gaat het wél om vriendschap – ren dan naar links. Gaat het niet om vriendschap – ren dan naar rechts. (Ook hier kun je dan weer kaartjes omhoog hangen ter verduidelijking.) Mogelijke stellingen zijn: • Vrienden maken elke dag ruzie. (NIET WAAR) • Vrienden luisteren naar elkaar. (WAAR) • Vrienden doen elkaar pijn. (NIET WAAR) • Vrienden zijn lief voor elkaar. (WAAR) • Vrienden kunnen delen. (WAAR) • Vrienden spelen graag samen. (WAAR) … - Vertel dat het boekje dat je zult voorlezen over vrienden zal zijn. Welke vrienden kennen zij nog uit de boekjes? • Nellie en Cezar • Jip en Janneke? • Kaatje en Kamiel? … Laat hen hierover vertellen. Wat doen de duo’s samen? - Neem het prentenboek ‘Daar zijn echte vrienden voor!’ erbij en zet je in een gezellige kring met de kinderen.
HET VOORLEESMOMENT Samen in de kring - De kinderen mogen er een knuffel(vriendje) bijnemen om te luisteren naar het verhaal in de kring. Kunnen dieren ook vrienden zijn van mensen? Waarom wel of waarom niet? Wie heeft er thuis een echt dier als vriend? Wie heeft er thuis een knuffeltje als vriend? - Toon de cover van het boek. Wat zien de kinderen allemaal? Welke dieren zien ze? Wat zouden ze gaan doen? (Benoem deze zaken zoveel mogelijk.) - Vertel dat de das Daantje heet – Daantje Das – en dat de wasbeer Wardje heet. (Laat de kinderen dit eens herhalen – wie weet het nog?) Zij zijn échte vrienden … - Lees de woorden op de pijlen. Naar waar zouden de vrienden gaan? Waarom? (Ze gaan naar de rivier, want ze hebben een hengel, een mandje en een schepnet mee. Ze gaan duidelijk vissen.) Je zegt dat die tocht naar de rivier wel niet helemaal verloopt zoals ze hadden gepland. Luister maar eens goed! - Je leest het verhaal voor. Telkens wanneer de vrienden andere dieren uit het bos zijn tegengekomen, herhaal je even wie ze nog al op hun pad kruisten. Zo maak je een slinger van dieren (in de juiste volgorde): de broers Hert, de eekhoorntjes, Piet Konijn, de vossen, de uilen (en Elsje het uiltje). Tip: Wanneer Das Elsje het uiltje in de lift zet om haar weer in het nestje te krijgen, is het aangeraden dit ‘hijsen’ ook even uit te beelden, zodat dit helemaal duidelijk is. Tip: Bij de voorlaatste pagina maak je het spannend. Geef de kinderen de tijd om de schaduwen te ontdekken. Welke schaduwen herkennen ze? Wat doen zij daar in het huisje van Daantje en Wardje? … Laat de kinderen het stil maken, muisstil… Laat ze hun adem even inhouden en zeg dat jullie dan samen de deur zullen openen … Om dan over te gaan naar ‘VERRASSING!’ Merken de kinderen op wat voor lekkers er allemaal op tafel ligt? Uiteindelijk is er veel te eten en er is zelfs vis … Wie zou daar al van gegeten hebben? Bespreek het verhaal nog even na. - Deze echte vrienden maakten samen nog méér vrienden! Weet je nog welke? - Wat vond je goed aan het verhaal? Wat vond je grappig/spannend/...?
NA HET VOORLEZEN Dierenmanieren - Er komen heel wat dieren in het boek aan bod. Weten de kinderen nog welke dieren? Zoek naast de prenten ook foto’s van deze dieren in het echt. Geef ze een plaatsje in de klas of maak er woordkaartjes van. - Speel een raadselspelletje. Weten de kinderen over welk dier het gaat? • Heb je dat wel goed gezien? Op mijn staart staan strepen; wel tien! (Wardje Wasbeer) • Een zwarte streep op mijn kop. En hop! Wat smak ik graag mijn buikje vol. Het was zo gezellig in mijn hol. (Daantje Das) • Ik was niet zo blij want mijn broertje hing vast in mijn gewei! (broers Hert) • Wat een zorgen, wat een spijt! Wij zijn onze nootjes kwijt! (eekhoornfamilie) • Au, au… een doorn in mijn pootje. Wat een pijn voor … (Piet Konijn) • Ik ben geen wolf, geen kat, geen paard. Wit is het puntje van mijn staart. Ik woon wel in het bos. Ik ben een … (vos)
Samen spelen, samen delen - Er zijn heel wat leuke spelletjes om te spelen met de kinderen naar aanleiding van het verhaal. Vertrouwensspelen, het verhaal laten naspelen of gewoon laten lekker ravotten (want dat is leerrijk én ze bouwen zo ook aan hun vriendschapsrelaties). Enkele suggesties: • Mijn lieve vriendjes zijn ... Alle kinderen zitten in de kring op een stoel (voorkeur in een turnzaal of op de speelplaats). Jij staat in het midden van deze kring en zegt: ‘Mijn lieve vriendjes hebben … een bruine broek aan!’ De kinderen met een bruine broek staan op en zij gaan op zoek een andere stoel. Nu noem je iets anders op, bijvoorbeeld: vriendjes die een staart hebben, vriendjes die blauwe schoenen hebben… Telkens staan deze kinderen op en zoeken een andere stoel. Dan doe je zelf ook mee en zegt opnieuw iets, zoals: ‘Mijn lieve vriendjes hebben een haarband in!’ Je speelt het spel dus opnieuw, maar nu probeer jij ook een stoel te bemachtigen. Dat wil zeggen dat er nu één kind over blijft. Dit kind mag niet zeggen: ‘Mijn lieve vriendjes …’ En zo spelen jullie het spel verder. Een extra regel kan zijn: je mag niet opstaan en op de stoel naast je gaan zitten en/of je mag niet terug gaan naar je eigen stoel.
• Blindelings vertrouwen Je tekent op de speelplaats met krijt een soort van doolhof. Je zet de kinderen per twee. Eén van deze twee kindjes sluit zijn ogen of draagt een blinddoek. Het andere kindje wijst de weg en zegt hoe dit geblinddoekte kind moet stappen. Maar pas op: zonder de krijtlijnen te raken! Wie wordt goed begeleid? • Laat het (niet) los, laat het (niet) gaan! De kinderen zetten zich in een kring en geven elkaar een hand (zowel links als rechts). Eén kind zal de groep straks moeten ontknopen en mag even op de gang gaan staan (of in de poppenhoek wachten of…). Nu leggen de kinderen zichzelf in de knoop (of jij leidt dit als begeleider). De kinderen lopen naar elkaar toe, stappen over elkaars armen, draaien om elkaar heen enzovoorts … Natuurlijk zonder hun handen te lossen! Het kindje dat de groep mag ontknopen, komt nu weer in het spel. Zijn taak is de groep weer uit de knoop te halen. Maar ook ditmaal: de handen mogen elkaar niet lossen! Lukt het om de kinderen weer mooi in de oorspronkelijke kring te krijgen?