Samenwonen en doop [1]
Teken om naar te leven Kan ons kindje gedoopt worden? Een vraag die kerkenraden – vooral van gemeenten met een volkskerkkarakter – meer dan eens van een samenwonend paar krijgen. Wat te doen als je het ongehuwd samenwonen als onbijbels afwijst?
W Ds. A.J. Sonneveld is hervormd predikant te Lopik.
anneer het gesprek ontstaat over het al dan niet dopen van een kindje van ouders die ongehuwd samenwonen, komt naast de vraag of je de bediening van de doop kunt weigeren nog een voornamer vraag, namelijk: wie behoorden niet tot het verbond middels besnijdenis dan wel doop? Kortom: wie werden in het Oude Testament niet besneden? Wie werden in het Nieuwe Testament niet gedoopt? Voor een goede afweging van argumenten luisteren we eerst naar de Schriften als maatgevend. Mozes In het Oude Testament vinden we de opdracht dat al wat mannelijk besneden behoort te worden op de achtste dag (Gen. 17:12). Dit geldt ook voor jongens uit relaties waar we vragen bij kunnen stellen. Een voorbeeld hiervan is Ismaël. Hij is weliswaar geboren uit een relatie die in die tijd juridisch gezien in orde is, maar vanuit Gods richtlijnen ligt dit toch anders. De meisjes en vrouwen worden geacht in de man begrepen te zijn. Doorgaans voert de vader de besnijdenis uit (Gen. 17:23). Later in de geschiedenis vinden we de moheel, een rituele besnijder. Daarbij zien we dus dat de besnijdenis wat meer gereglementeerd is geworden. De besnijdenis wordt alleen uitgevoerd door hen die daarvoor aangesteld zijn. In noodgevallen voert de moeder
6
de waarheidsvriend
de besnijdenis uit (Ex. 4:25). Met dat ik dit noem, komen we gelijk aan een belangrijk punt. We zitten met dit voorbeeld in de geschiedenis van Mozes die teruggaat naar Egypte. Onderweg komt de HEERE hem tegen om hem te doden, omdat hij zijn zonen niet besneden heeft. Het niet uitvoeren van de besnijdenis neemt de HEERE dus hoog op. We mogen op grond van de bijbelse gegevens concluderen dat in Israël elke man besneden werd en dat vrouwen in de mannen begrepen zijn. Dat ieder man besneden is zien we bijvoorbeeld ook in de tijd van de koningen. Er zijn koningen die hun kinderen aan de Moloch offeren (2 Kon. 16:3 en 17:17; 2 Kron. 28:3). De ouders van deze kinderen gedragen zich als godlozen, terwijl hun kinderen toch verbondskinderen zijn en ook het verbondsteken gedragen hebben. We zien dat terug in koningen als Manasse en Hizkia.
hebben bij dit vermengde volk te denken aan Egyptenaren en slaven uit andere volken die met Israël meegaan. Zij zijn op de HEERE en Zijn dienst betrokken geraakt. Ook zij behoren tot de kinderen Israëls, in dit geval de kinderen van Jakob. Zij zijn weliswaar niet zijn natuurlijke kinderen, maar zijn geestelijke kinderen. Ook later in het Oude Testament zien we van tijd tot tijd heidenen zich tot de God van Israël keren. Zij worden in het volk opgenomen. Een bekend voorbeeld hiervan is Ruth. Waar het op dit punt misgaat is wanneer heidenen in naam behoren tot het volk van het verbond, maar feitelijk heidense elementen bij Gods volk inbrengen. Ik denk hierbij aan de persoon van Izebel. Dit spanningsveld treffen we reeds direct na de uittocht uit Egypte aan. We horen al vrij spoedig na de exodus over een zoon van een Israelitische en een Egyptenaar, die de Naam van de HEERE door het slijk haalt (Lev. 24:10-23). In elk geval is duidelijk dat het uitgangspunt is dat ieder manspersoon besneden behoort te zijn. Wie onbesneden is, heet een heiden. Het kenmerk van een heiden is dat hij buiten het verbond van God staat.
Doop gaat uit van bekering ouders
Vermengd In het Oude Testament is het dus een verschrikkelijk iets om niet besneden te zijn. Wie niet besneden is behoort niet tot het verbond van God. Filistijnen heten onbesnedenen. Hoewel dit oordeel klinkt, zien we tegelijkertijd dat heidenen tot het volk van God kunnen gaan behoren door bekering. Tot de bekering behoort de besnijdenis als teken van het verbond. We lezen in Exodus 12 dat met Israël veel vermengd volk meegaat Egypte uit, het Beloofde Land tegemoet. We
Hart Hoewel de besnijdenis van grote betekenis is, reikt de Schrift ons ook een paar nuanceringen aan. Vóór Abraham is niemand besneden. Mensen als Henoch en Noach wandelden met God zonder besne-
16 april 2009
den te zijn. We spreken hier wel van het scheppingsverbond. Belangrijker dan het uiterlijke teken van de besnijdenis is het hebben van een besneden hart. De boodschap van de besnijdenis vraagt dus om meer. Zowel Mozes als de profeet Jeremia beklemtonen dat het teken van het verbond in het vlees niet voldoende is. De besnijdenis van het vlees dient gepaard te gaan met de besnijdenis van het hart (Deut. 10:16 en 30:6; Jer. 4:4 en 9:15). Het komt dus aan op geloof. Dat het geloof allesbepalend is zien we ook in het Nieuwe Testament in Romeinen 4. Abraham is als heiden gerechtvaardigd. Ofwel: God rechtvaardigt de goddeloze. Want tussen Genesis 15 en 17 liggen zo’n 29 jaar. Teken Vroegen we ons af in hoeverre de besnijdenis geweigerd is, dan moeten we concluderen dat dit niet zal zijn voorgekomen bij hen die tot het volk Israël behoren en ook niet bij hen die in Israël zijn ingelijfd. Vast staat dat alleen diegenen besneden werden die tot het volk van het verbond behoorden. Dit geldt ook toetreders tot het verbondsvolk. We spreken dan over wat we nu een zendingssituatie zouden noemen. Uiteraard gaat de besnijdenis in dit soort situaties nooit en te nimmer samen op met de belijdenis van de Baäls en Astartes. Daarmee wordt de hoofdlijn duidelijk: besnijdenis van hart is belangrijk. Ofwel: geloof en bekering zijn zaligmakend. We zien dat ook bij het werk van de profeet Jona. Hij roept op tot bekering. Over de besnijdenis van Ninevieten geen woord. De besnijdenis is een teken van Gods zoekende liefde. Hij zoekt contact. De besnijdenis zegt veel, maar niet alles en zeker niet het allerbelangrijkste. Wel duidt de besnijdenis het allerbelangrijkste aan: dat besnijdenis van het hart nodig is. Nieuwe Testament In de evangeliën vinden we in het Nieuwe Testament de besnijdenis.
de waarheidsvriend
De Heere Jezus is besneden. Wat in het Nieuwe Testament opvalt is dat bij de besnijdenis ook gelijk de naam gegeven wordt (Luk. 1:59 en 2:21). Verder horen we in het Nieuwe Testament niet zo heel veel over de besnijdenis, omdat de Heere Jezus Zijn discipelen de wereld inzendt met het bevel om de volkeren te onderwijzen en te dopen (Mat. 28:19). Wanneer na de eerste zendingsactiviteiten de vraag opkomt of heidenen ook besneden moeten worden, besluit het apostelconvent dat de besnijdenis van heidenen niet verplicht is (Hand. 15:24 i.c.m. 15:29). Het mag wel, maar het hoeft niet. In het Nieuwe Testament ligt alle nadruk op de heilige doop. De doop heet zelfs de christelijke besnijdenis of de besnijdenis van Christus (Kol. 2:11). Het geloof treedt op de voorgrond. Filippus antwoordt op de doopvraag van de minister uit Ethiopië: ‘Indien gij van harte gelooft…’ (Hand. 8:37). We spreken hier van een zendings-
Kerkenraden krijgen soms de vraag of het kind van een samenwonend stel kan worden gedoopt.
situatie. Desalniettemin worden ook kinderen gedoopt. We horen dit resoneren in Petrus’ toespraak op de pinksterdag in Jeruzalem, waar hij zegt dat de beloften ons en onze kinderen toekomen (Hand. 2:39). Ook mogen we op grond van de teksten die verwijzen naar iemands huis, concluderen dat kinderen in het verbond begrepen zijn middels de doop (Hand. 16:15 en 33, 1 Kor. 1:16 en 7:14). Sterker nog, allen die onder het gezin vallen worden gedoopt, dus ook huisknechten en slavinnen. Tegelijk zien we zich een belangrijke grondlijn aftekenen: de doop van een kind veronderstelt een daadwerkelijke bekering van de ouders tot de HEERE. Deze bekering komt onder andere tot uitdrukking in het meeleven van ouders met gemeente en kerk. Want direct na het zendingswerk van de apostelen ontstaan gemeenten. Geloof In het Nieuwe Testament komen we eenzelfde lijn tegen als in het Oude Testament, namelijk dat de doop Gods beloften uittekent en verzegelt. Het doopwater veroorzaakt de afwassing van zonden niet, het doopwater tekent de noodzaak van de vergeving uit en roept op tot een nieuwe leven (1 Petr. 3:21b). We horen Paulus in 1 Korinthe 1:17 de doop relativeren, want niet de doop maakt zalig, maar Christus. Het geloof is het middel om deze zaligheid toe te eigenen. God breekt in ons bestaan in. Hij roept op tot geloof en bekering. Hij schenkt als teken van Zijn verbond in het Oude Testament de besnijdenis en in het Nieuwe Testament de doop. Zowel de besnijdenis als de doop hebben plaats in de gemeente. De gemeente is een geloofsgemeenschap. Deze geloofsgemeenschap begeert te gaan in het spoor van Gods geboden, want het verbond heeft ook verbondsverplichtingen. Het verbond zegt dus allerlei voor en over relaties. Bijgevolg heeft dit ook gevolgen voor relaties en ook het omgaan met elkaar in relaties.
A.J. Sonneveld
16 april 2009
7
Samenwonen en doop [2]
Gelovige ouders In het Oude Testament werd iedere mannelijke Israëliet besneden. En wie in het Nieuwe Testament tot de gemeente van Christus behoort, is gedoopt. Hoe is in de geschiedenis omgegaan met kinderen die niet uit een wettig gesloten huwelijk voortkwamen? Werden zij gedoopt?
H Ds. A.J. Sonneveld is hervormd predikant te Lopik.
oewel de lijn in het Oude Testament is dat elke manspersoon die tot het volk van God behoort besneden wordt, vinden we in de Joodse traditie toch enkele gevallen waarin de besnijdenis niet wordt uitgevoerd. Deze situatie komt betrekkelijk weinig voor. Ze is meer een theoretische aangelegenheid. Specifiek aspect in dezen is dat de moeder kan verhinderen dat haar zoontje besneden wordt. Wanneer een Joods jongetje niet besneden wordt, blijft hij toch Jood. Elk kind uit een Joods moeder geboren is Joods. De Joodse traditie rekent uit de moeder. Wie de moeder is, is altijd zeker. Niet wie de vader is. Daarom heeft de moeder ook de mogelijkheid om de besnijdenis te weigeren. Maar zo ’n weigering tot besnijdenis is weinig voorgekomen. Nooddoop Kort na de tijd van het Nieuwe Testament zien we dezelfde lijn als die van de apostelen: degenen die toetreden tot de gemeente worden gedoopt. Dat de kerk de doop niet zomaar bedient, blijkt uit het zogeheten refrigium. Dat betekent: afkoelingsperiode. Wie tot de kerk wilde gaan behoren kreeg drie jaar onderwijs. Toetreding tot de kerk mocht niet vanuit een vlaag van emotie gebeuren, maar moest weloverwogen geschieden. Kerkvaders melden dat
12
de waarheidsvriend
kinderen gedoopt worden. Zij horen erbij, maar worden gedoopt op het geloof van hun ouders. Wat we in de eerste eeuwen ook wel zien, is dat de doop zo lang mogelijk wordt uitgesteld. Dat heeft te maken met de idee dat de doop de zonden afwast. De gedachte hierachter is dat als je de doop zo lang mogelijk uitstelt er dan meer zonden afgewassen zijn. Allerlei varianten van deze visie zien we tot op de dag van vandaag terugkeren, tot en met de nooddoop van kindertjes in ziekenhuizen toe. De doop lijkt een soort tovermiddel: wie gedoopt is heet schoon en kan voor God verschijnen. De doop wordt hier een soort magische handeling. Deze handeling wordt daar uitgevoerd waar de dood dichtbij is. Dit geldt jong en oud. Bijgevolg wordt de doop zelden geweigerd en zeker niet bij jonge kinderen van wie wordt verwacht dat ze spoedig zullen sterven.
Kerk de doop dusdanig belangrijk, dat ieder kind gedoopt wordt. Ruime dooppraktijk De kerk van de Reformatie in ons land heeft vanaf het begin alle kinderen gedoopt, met uitzondering van kinderen van zigeuners. Nederland werd gezien als het nieuwe Israël. Hoewel we bij deze aanduiding vraagtekens kunnen zetten, moet wel gezegd zijn dat in die tijd de verbondslijn van Oude naar Nieuwe Testament duidelijk gezien werd. Zigeuners stonden op één lijn met heidenen. Ook hierbij zijn genoeg vragen te stellen. In elk geval werd de doop niet gauw geweigerd. De Staten van Holland en Zeeland wilden dat alle kinderen zonder onderscheid gedoopt werden. De kerk had het hier moeilijk mee. Ze benadrukte dat er toch verband was tussen de doop en het Woord van God en ook tussen doop en belijdenis. Kerkenraden onderzochten wel degelijk of er na de doop voldoende duidelijkheid bestond over een christelijke opvoeding. Waren ouders die hun kindje ten doop wilden houden niet gehuwd, dan werden ze met zeer veel drang aangespoord in het huwelijk te treden. Bijzonder aspect in dezen is dat de gebruiken rond de doop van een buiten een wettig huwelijk geboren kind per gemeente verschillen. Sommige gemeenten dopen deze kinderen zonder meer. Bij andere gemeenten geeft de kerkenraad of de predikant toestemming. Weer andere stellen de doop uit tot de moeder vermaand is en berouw
In de praktijk wordt doop niet geweigerd
Automatisch In de klassieke rooms-katholieke visie wordt de doop gezien als heilsnoodzakelijk. De doop wast de erfzonde af. De doop werkt dus metterdaad iets uit. Ze is meer dan een teken. Ze werkt – zeg maar – automatisch. Vanwege het grote gewicht van de heilige doop mag ze in noodgevallen bediend worden door verloskundige, kraamverzorgster of zelfs een van de ouders. In hoeverre hier het verbondsdenken van het Oude Testament een rol speelt vraag ik me af. Ik zie er eerder iets in van bijgeloof. In elk geval is in de Rooms-Katholieke
23 april 2009
getoond heeft. Nog weer andere gemeenten bedienen de doop pas na openbare bestraffing. Er heeft dus rond de bediening van de heilige doop een zekere vorm van tucht plaats, namelijk vanuit het Woord. Toch worden alle kinderen gedoopt, ook kinderen van ouders die in concubinaat leefden. In geval van samenwonen was er wel een ernstige vermaning. Als ouders berouw toonden, kwam het wel voor dat eerst het huwelijk bevestigd werd en daarna op diezelfde dag hun kind gedoopt. Was er geen berouw, dan werd in het doopboek aangetekend dat het om een buitenechtelijk kind ging. Traden de ouders van het kindje later in het huwelijk, dan werd het alsnog gewettigd. Een enkele keer bedient de gereformeerde kerk de doop uit vrees dat de ouders hun kindje anders in de Rooms-Katholieke Kerk laten dopen. Uitstel De stroming van de Nadere Reformatie komt in het geweer tegen de ruime dooppraktijk. De kerkenraad van Jodocus van Lodensteyn kiest ervoor de doop uit te stellen en ouders eerst te onderwijzen in het christelijk geloof. Het blijkt voortdurend nodig om de bijbelse lijn wat betreft huwelijk en verbond uiteen te zetten. Wanneer je gegevens uit die tijd op je laat inwerken, komt het er in de praktijk op neer dat geen kind de doop wordt geweigerd. Deze lijn is gebaseerd op het denken vanuit het verbond der genade. Dit is het spoor van Calvijn. Zijn ouders nauwelijks bij kerk en geloof betrokken, dan wordt gekeken of er onder de voorouders vromen waren. Soms werden hierbij ook doopgetuigen ingeschakeld. Deze moesten een zekere waarborg zijn voor een christelijke opvoeding. Dit gold ook specifiek in situaties van concubinaat. Getuigen Wat betreft de getuigen dienen we wel te beseffen dat deze niet in de plaats van de ouders komen, maar naast de ouders staan. De doopgetuigen hebben als taak de wettige
de waarheidsvriend
ouders te herinneren aan de door hen gedane beloften bij de heilige doop. Ze krijgen een belangrijke taak wanneer een van de ouders onverhoopt mocht wegvallen. Ook bij buitenechtelijke kinderen hebben doopgetuigen een voorname taak. De kerk heeft het aantal doopgetuigen vanaf het begin sterk beperkt, onder andere om een doopfeest (met eventuele uitwassen daarvan!) te voorkomen. Doopgetuigen vinden we terug in het klassieke doopformulier bij de derde vraag die bij de doopsbediening gesteld wordt. De (doop) getuige wordt daar expliciet genoemd. In de geschiedenis van de kerk kennen we ook uit de twintigste eeuw zogeheten doopkwesties. Het is wel voorgekomen dat een vader of een moeder geen antwoord mocht geven op doopvragen of dat een van beide ouders een specifieke doopvraag kreeg. Elke (volkskerk)gemeente kent hiervan wel voorbeelden. In deze omstandigheden treffen we dezelfde lijnen aan als die uit de eeuwen daarvoor. Namelijk: zullen ouders een christelijke opvoeding geven? Zijn ze werkelijk bereid het door hen gegeven jawoord gestand te doen?
het oog op concrete zonden. Vaak gaat het hierbij om openbare dronkenschap en ongeoorloofde relaties. We komen in dit laatste geval dan ook aansporingen tegen om zich tot de huwelijke staat te begeven. Als de kerk twijfelt aan de christelijke opvoeding door de
Onderwijs Het jodendom leert ons dat alleen ouders het teken van het verbond kunnen weigeren. De Vroege Kerk wijst er ons op dat toetreding tot de gemeenschap van de kerk niet zomaar iets is, maar weloverwogen dient te geschieden. In de kerk van de Reformatie zien we dezelfde lijn terugkeren. De doop veronderstelt gelovige ouders. Denk hierbij ook aan de aanspraak in het klassieke doopformulier. Ook de doopvragen van dit formulier wijzen erop. De eerste twee vragen zijn belijdenisvragen. De derde doopvraag wijst op de grote verantwoordelijkheid van ouders bij het onderwijs van hun kinderen in de leer waarvan de ouders in de voorgaande vragen belijdenis doen. Rond de doop vindt pastoraat en onderwijs plaats. Zo nodig is er ook tucht door vermaningen met
In de praktijk wordt geen kind de doop geweigerd. De negentiendeeeuwse schilder Johannes Bosboom legde doopouders met hun kind in de Bakenesserkerk in Haarlem vast.
ouders zijn er doopgetuigen. De kerk houdt het huwelijk zeer hoog. De protestantse traditie gaat hierbij uit van het door de overheid gesloten burgerlijke huwelijk. Bij kinderen die buiten een wettig huwelijk geboren zijn spoort de kerk aan tot een zo spoedig mogelijke huwelijkssluiting. Kernzaak bij elke doopsbediening is dat we de betekenis van onze eigen doop weer leren verstaan. Het is goed om in doopgesprekken of doopcatechese naar voren te laten komen wat de doop voor onszelf en voor onze kinderen betekent. Deze lijn geldt ook richting de gemeente in haar geheel. Allen die aanwezig zijn zijn getuigen, in dit geval dus: doopgetuigen.
A.J. Sonneveld
23 april 2009
13
Samenwonen en doop [3]
Huwelijk is geen onderonsje Met de samenlevingsvormen die er vandaag zijn, komen vooral volkskerkachtige gemeenten vandaag voor dilemma’s te staan. Worden kinderen die eruit voortkomen gedoopt? Schrift en geschiedenis geven richtlijnen voor vandaag.
D Ds. A.J. Sonneveld is hervormd predikant te Lopik.
10
e kerk houdt het huwelijk zeer hoog. De protestantse traditie gaat hierbij uit van het door de overheid gesloten burgerlijke huwelijk. Dat ligt tot ver in de twintigste eeuw helder. Samenwonen of iets dergelijks acht men ongeoorloofd – ‘hokken’, heet dat tot eind jaren ’70 van de vorige eeuw. De enige wettige samenlevingsvorm tussen man en vrouw is het huwelijk en algemeen bindend is dat kinderen binnen het huwelijk geboren worden. Is er sprake van een zwangerschap zonder dat er sprake is van een huwelijkse relatie, dan zoekt men doorgaans naar mogelijkheden om zo snel mogelijk in het huwelijk te treden. Voor in de jaren ’60 zien we het samenwonen opkomen, toen vooral in de studentenwereld. Deze gewoonte breekt meer en meer baan. Bijgevolg zien we dat de overheid met regelgeving hierop aanpast. Inmiddels kennen we kennen het zogeheten samenlevingscontract en het geregistreerd partnerschap. Het samenlevingscontract wordt bij de notaris opgemaakt, het geregistreerd partnerschap is een door de overheid erkende relatievorm. Voor de overheid ligt het geregistreerd partnerschap dicht tegen het huwelijk aan. Verder valt op dat onze overheid in de wetgeving het huwelijk zo verzakelijkt heeft dat bijbelse noties in het Burger-
de waarheidsvriend
lijk Wetboek zoekgeraakt zijn. Dit maakt het voor de kerk des te lastiger om uiteen te zetten wat het verschil is tussen het huwelijk en een geregistreerd partnerschap. Zorgpunt Op grond van bijbelse gegevens heeft de kerk altijd de volgende beleidslijn aangehouden: worden kinderen buiten een wettig huwelijk geboren, dan is de aansporing om zich zo spoedig mogelijk tot de huwelijke staat te begeven. De kerk volgt hier de overheid in wat zij als huwelijk ziet. Vraag is: wanneer de kerk het door de overheid gesloten huwelijk erkent en als uitgangspunt neemt voor haar beleid, hoe zit dat met geregistreerd partnerschap nu? Moet je in dit geval ook die vorm accepteren, al dan niet na onderwijs in de bijbelse principes voor het samenleven tussen man en vrouw? Hier ligt een zorgpunt. Het mooiste zou zijn wanneer de kerken een duidelijk beleid zouden formuleren over wat zij als huwelijk erkennen. Probleem hierbij is dat we het alleen al binnen onze eigen kerk niet eens kunnen worden over welke relaties wel en niet geoorloofd zijn. Dit is jammer, want het verzwakt ons getuigenis. Het zou de kerk sieren wanneer zij de overheid zou durven aanspreken op de manco’s in de wetgeving aangaande het huwelijk.
ren, ook wanneer het verzoek tot de doop van een kindje tot ons komt dat niet in een huwelijkse relatie is geboren. Om het met een voorbeeld te verduidelijken: wanneer je de wetgeving voor het geregistreerd partnerschap bekijkt, valt het verschil met het huwelijk op. Het zogeheten geregistreerd partnerschap is met allerlei extra regelingen omgegeven, vooral als het over een kind of kinderen gaat. Het ligt zelfs zo ingewikkeld dat websites hierover zelfs in tegenspraak met elkaar zijn. Dit is waarschijnlijk te wijten aan het feit dat de ene website bij geregistreerd partnerschap aan een partnerschap van man en vrouw denkt en een andere website aan een partnerschap van twee mensen van hetzelfde geslacht. Ook valt op dat hier de notaris regelmatig genoemd wordt. Dus zowel op het gemeentehuis als ten kantore van de notaris kan een en ander geregeld worden. Vragen hierbij zijn: (a) waar blijft het publiekrechtelijke karakter van deze verbintenis? (b) Moeten wij toegeven aan de tijdgeest door alternatieven voor het huwelijk te erkennen? (c) Zit in dit soort relaties toch vaak niet een stukje vrijblijvendheid, waarom er dan ook zoveel regels zijn, die je zelf – al dan niet later – kunt invullen? (d) Heeft een ‘geregistreerd partnerschap’ niet te veel ontbindingsclausules in zich, waarom wij als kerk vinden dat deze relatie voor een kind net iets te weinig zekerheid biedt? Deze vraag geldt met name voor de derde doopvraag.
Stabiele gezin komt toch het meeste voor
Vrijblijvendheid Mij dunkt dat we niet moeten schromen de richtlijnen van de Schriften duidelijk te proclame-
1 mei 2009
De Waarheidsvriend Voetangels Het is goed wanneer de kerk het huwelijk zoals ons Burgerlijk Wetboek dat noemt als uitgangspunt neemt. Zodra je als kerk de wettelijke regels loslaat kom je in aanraking met allerlei voetangels en klemmen, waarbij iedere kerkelijke gemeente doet wat goed is in eigen oog. Dat we zo’n richterentijdperk in onze maatschappij hebben is erg; dat zoiets in de kerk gaat ontstaan is nog erger. De erkenning van het burgerlijk gesloten huwelijk is een goed uitgangspunt voor bijbels onderwijs in dezen. Hoewel we dit burgerlijke van het huwelijk niet direct in de Bijbel lezen, geeft de Heilige Schrift wel duidelijk aan dat het huwelijk een publiekelijke en een rechtelijke aangelegenheid is. De gemeenschap is erbij betrokken. Het huwelijk is geen onderonsje. Vergissing Samenwonen of geregistreerd partnerschap komt inmiddels veel voor. Het is verstandig hierbij onderscheid te maken tussen hen die kerkelijk opgevoed zijn en met de gemeente meeleven en hen die van buiten de gemeente komen. De eerstgenoemden weten hoe de kerk het huwelijk hoog acht, de laatstgenoemden zijn vaak gaan samenwonen uit gebrek aan bijbelse kennis over het unieke en het mooie van het huwelijk. Je zou hier kunnen spreken over dwaling. Het Oude Testament kent hiervoor een speciaal woord, dat we het beste kunnen weergeven met ‘vergissing’. Niet dat de zonde van vergissing goedgepraat kan worden. Geenszins. De zonde van dwaling of vergissing peilt de diepte van de zonde: je bent zó zondaar dat je zonder na te denken al zondigt. Wel leert dit onderscheid ons dat we voorzichtig hebben te zijn in het oordeel, want ieder zondigt onbewust. Bijzonder is nu dat de HEERE ons onze zonden bewust maakt. Hij roept ons op te gaan in het spoor van Zijn geboden. Tot deze gebo-
de waarheidsvriend
den behoort het huwelijk. Wanneer samenwonenden het bijbels onderricht over het huwelijk horen, mogen ze zich (laten) verrassen door Gods heil, juist ook zoals de HEERE dat in relaties wil uitwerken. Bescheidenheid Wat betreft het negatief of somber spreken over relaties en opvoeding van kinderen past ons als kerk de nodige bescheidenheid. De gezinssocioloog Peter Cuyvers heeft in zijn boeken betoogd dat het stabiele gezin het meest voorkomt. Eindigt statistisch gekeken een op de drie huwelijken in een echtscheiding, zodra er kinderen zijn ligt dit percentage één op negen. Het huisje-boompje-beestjegevoel is heel diep in de ziel van de mens verankerd. Dit noopt ons als kerk tot voorzichtigheid in het op een negatieve manier spreken over gezinnen die niet kerkelijk betrokken zijn. Vaak zijn er nog structuren die enigerlei wijze aansluiten bij bijbelse uitgangspunten. Mijns inziens liggen hier voor het evangelisatiewerk de nodige aanknopingspunten. Gaven We zien in de Bijbel de grote betekenis van het huwelijk voor het Koninkrijk van God. Dit geldt in het Oude Testament nog sterker dan in het Nieuwe. Kinderen zijn een zegen van God. De HEERE geeft deze zegen binnen het huwelijk. De kinderen zijn niet het eigendom van de ouders, ze zijn gaven van God. Ouders hebben kinderen op te voeden tot eer van God. Het grootbrengen tot eer van God betekent ook dat de opvoeding het heil van de kinderen beoogt. Ouders zijn de handen van God (aldus Luther). De vader en moeder hebben een voorbeeldfunctie. Ze wijzen heen naar God. De vader is priester in het gezin en ook moeder leidt haar kind(eren) tot Jezus. Een goede opvoeding vereist een stabiele gezinsstructuur.
A.J. Sonneveld
officieel orgaan van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk Hoofdbestuur ds. H.J. Lam, Ridderkerk, 1e voorzitter; ds. M.A. Kuijt, Huizen, 2e voorzitter; ds. J. Harteman, Kampen, secretaris; A.H. Teeuwissen, Huizen, penningmeester; ds. J.A. van den Berg, IJsselmuiden; ds. C. Blenk, Lienden; dr. P.F. Bouter, Leerdam; A.D. Drost, Werkendam; ds. C. van Duijn, Gouda; mr. G. Holdijk, Uddel; ds. G.D. Kamphuis, Amersfoort; ds. A.J. Mensink, Driesum; ds. H. Roseboom, Kesteren; mr. D.G. van Vliet, Wilnis.
Redactie drs. P.J. Vergunst (hoofdredacteur); drs. B.C.Ph. van der Waal-Goudriaan (eindredacteur); mr. G. Holdijk; ds. G.D. Kamphuis; dr. W. Verboom
Algemeen secretariaat en redactie drs. P.J. Vergunst bureau: Kleine Fluitersweg 253, 7316 MX Apeldoorn, tel. 055-5766660; Fax 055-5767707. Werkkamer thuis: tel. 055-5789132. E-mail:
[email protected] www.gereformeerdebond.nl
Voorlichter H. Geluk, tel. 0184-612632; E-mail:
[email protected]
Ledenadministratie Kleine Fluitersweg 253, 7316 MX Apeldoorn, tel. 055-5766660.
Advertenties Voor alle plaatsingen en informatie (uitgezonderd rouwadvertenties): G. Verweij , tel. 0187-471020. Advertenties worden aangenomen tot tien dagen voor verschijning; verzenden naar uitg. Eilanden Nieuws, Postbus 8, 3240 AA Sommelsdijk onder vermelding van De Waarheidsvriend; e-mail:
[email protected]
Abonnementenadministratie Voor nieuwe abonnees, adreswijzigingen enz. liefst schriftelijk: Kleine Fluitersweg 253, 7316 MX Apeldoorn. Prijs € 45,– per jaar. Losse nummers € 0,95 p. st. plus verzendkosten. Bezorgklachten: tel. 055-5766660. Voor een nieuwe jaargang kan slechts voor 1 december worden opgezegd.
Productie Opmaak ReproVinci BV, www.reprovinci.nl Druk Kon. BDU Grafisch Bedrijf BV
Gesproken editie Informatie en opgave: CBB, Christelijke Bibliotheek voor Blinden en Slechtzienden, Postbus 131, 3850 AC Ermelo, tel. 0341-565499.
Digitale jaargangen Informatie en opgave: Stichting Reformatica, p/a Valleistraat 52, 3901 RT Veenendaal tel. 0318-624648, e-mail:
[email protected] ISSN: 0167-3262.
Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Bond (THGB) ‘Johannes Calvijn’ Directeur: dr. J. Hoek, e-mail:
[email protected] Postbus 80, 6710 BB Ede, tel. school (CHE): 0318-696300, fax 0318-696396, www.thgb.tk
1 mei 2009
11
Samenwonen en doop [4, slot]
Niet de kerk sluit uit Als de kerk een kind van ongehuwde ouders niet wil dopen, ligt dat aan de ouders zelf. Je kunt toch geen verbondsteken verlangen maar verbondsverplichtingen weigeren?
B
Ds. A.J. Sonneveld is hervormd predikant te Lopik.
ij het begeren van de heilige doop neemt de kerk het huwelijk altijd als uitgangspunt. Is een kindje dus uit samenwonende ouders geboren, dan dringt de kerk daarom altijd aan op het huwelijk. Drang valt te onderscheiden van het stellen van voorwaarden. Er is drang, maar geen dwang. Bij dwang tot het huwelijk leg je mogelijk kiemen voor een latere echtscheiding. Als de ouders besluiten alsnog in het huwelijk te treden, zal dan ook geïnvesteerd moeten worden in huwelijkscatechese, een en ander in overeenstemming met het plaatselijke beleid in dezen. De kerk heeft in te zetten bij het unieke en mooie van het huwelijk door een duidelijk bijbels onderwijs. Degenen die zondigen door dwaling zullen zich verwonderen over wat de HEERE met huwelijk en gezin bedoelt en voorheeft. Het gaat hier om de ethiek van de Schriften. Tot de ethiek van de Schriften behoort dat het huwelijk de enige wettige relatie is waarbinnen seksueel verkeer plaatsvindt en kinderen geboren worden. Verbondsverplichtingen Een tweede afweging is dat de heilige doop nooit wordt geweigerd. Wel stelt de kerk vragen bij onwettige kinderen die een ouder of ouders ten doop wil(len) houden. De kerk geeft duidelijk aan wat de Schrift zegt over relaties en verwacht in Gods Naam boete en berouw. De boodschap is in dezen helder: er is een duidelijk verband
8
de waarheidsvriend
tussen het behoren tot het verbond en het houden van verbondsverplichtingen, waaronder het huwelijk. Het is een tegenstrijdigheid om het huwelijksverbond te schenden en de heilige doop als verbondsteken te begeren. Bij het ontbreken van boete en berouw legt de kerk de verantwoordelijkheid bij degenen die het kindje ten doop willen houden. Alleen ouders kunnen de doop van hun kindje dus ‘weigeren’. Soms zullen ouders op grond van de kritische vragen van de kerkenraad en de oproep tot bekering afzien van de doop van hun kindje. Dan is het niet de kerk die hen uitsluit, maar sluiten zij zichzelf uit. Uiteindelijk zijn het hier de ouders die deze verantwoordelijkheid op zich nemen. De Schriften leren ons in dezen dat wij mensen het verbond van God niet kunnen beperken, maar dat wij als
zondaren wel het verbond van God kunnen breken. Duizendste geslacht Ouders hebben een grote verantwoordelijkheid voor de godsdienstige opvoeding van hun kind(eren). Tot de stabiele gezinsrelatie behoort het huwelijk. Andere relatievormen riskeren gebrek aan stabiliteit in de bijbelse betekenis van het woord, waarbij ik denk aan woorden als trouw en volharding. Het is een gegeven dat alternatieve samenlevingsvormen sneller schipbreuk leiden dan huwelijken, met alle gevolgen voor kinderen uit dergelijke relaties. Trouw en volharding zullen ook blijken uit het meeleven met de gemeente als geloofsgemeenschap. Het strijdt met elkaar wanneer ouders wel de doop van hun kindje begeren, maar de gemeenschap van de kerk mij-
Doop kan ook nog later plaatshebben
Bij een doopaanvraag hoeven we ons niet op te laten jagen door de vraag of de doopjurk nog wel past. De Vroege Kerk gaf drie jaar onderwijs aan mensen die tot de kerk wilden gaan behoren.
7 mei 2009
den. Gods trouw geldt tot in het duizendste geslacht, maar dan wel het duizendste geslacht van hen die Hem liefhebben. Ieder ouder die de doop voor zijn kind begeert, spreekt in de tweede doopvraag ook de intentie uit te willen gaan in de lijn van de Schriften. Tot dit getuigenis van de Schriften behoort ook de ethiek. Zowel Oude als Nieuwe Testament legt nadruk op het Koninkrijk van God, met de levensstijl die hierbij hoort. Het huwelijk zij bij allen in ere (Hebr. 13:4). De HEERE vraagt besnijdenis van hart: Hem dienen met ons gehele bestaan door Zijn geboden te houden uit dankbaarheid. De vreze des HEEREN heeft huwelijk en gezin te doortrekken. Laten we in ons gemeenteleven duidelijk zijn over wat de ethiek van de Schriften en dus van de gemeente is. Dit heeft consequenties voor het leven van elke dag. Het geloof raakt niet alleen de leer, maar ook het leven; het onderwijs van de Schriften is praktisch. Wij mensen kunnen niet zonder regels en ook niet zonder instituties. Tot deze instellingen behoort het huwelijk. Investeren Het uitvoeren van het beleid wat betreft huwelijkscatechese vraagt aan kerkenraad en gemeente een investering in tijd en onderwijs. Dit geldt de catechese, waaronder ook aandacht voor de huwelijkscatechese. Mogelijk voorkomt uitgebreid onderwijs de stap om te gaan samenwonen. In Lopik is het de laatste acht jaar gebruikelijk om in de 16+-groep een half seizoen besteden aan allerlei onderwerpen rond het zevende gebod. Evaluatie aan het einde van het seizoen leert dat met name van dit onderwijs het nodige blijft hangen. Ik zou zeggen: laten we alle schroom varen en zo concreet mogelijk in ons onderwijs zijn. Noem gerust man en paard. Onze jongeren zijn er dankbaar voor. Ze wensen duidelijkheid. Een volgend uitgangspunt voor het plaatselijke beleid is dat we in concrete situaties ook investeren in gesprekken met betrokkenen, onder andere door te vragen naar wat de beweegredenen zijn om te
de waarheidsvriend
laten dopen, door te wijzen op de verantwoordelijkheid die ouders nemen voor Gods aangezicht, door te benadrukken dat de gemeente een geloofsgemeenschap is die meeleven veronderstelt en door onderwijs te geven in de ethiek van de Schriften. Ik sluit niet uit dat we de ene situatie anders zullen beoordelen dan een andere. Wanneer ouders niet meeleven en de kerk als een service-instituut zien zonder ooit echt te willen meeleven, dan zullen contacten gauw stroef verlopen en zal er verwijdering optreden. Hebben we te maken met potentiële toetreders tot de kerk, dan is er een lange weg te gaan. Ik denk dan aan de drie jaar van de Vroege Kerk. Deze drie jaar kwam ook in de vorige kerkorde terug als voorwaarde voor belijdeniscatechese. Enige voorwaarde Nu pin ik me niet vast op die drie jaar. Wel is het goed om voluit de tijd te nemen. We hoeven ons bij een doopaanvrage niet op te laten jagen door de vraag of de doopjurk nog wel past. De doop kan ook nog later plaatshebben. Hebben we te maken met hen die al enige tijd met de gemeente meeleven, maar in hun levensstijl nog zoeken de bijbelse richtlijnen toe te passen, dan vallen beletselen voor de doop weg. We zullen een weg vinden om gezamenlijk te gaan. Het Evangelie is onvoorwaardelijk, in die zin dat de enige voorwaarde is: geloof met bekering. Het is hierbij belangrijk te letten op sporen van de Geest. Soms kom je tot de verrassende ontdekking dat de Heilige Geest ons is voor geweest. Dat bevrijdt van kramp. Voor de praktijk van het gemeenteleven is het belangrijk dat de beleidslijnen van de kerkenraad helder gecommuniceerd zijn en/of worden, zodat de gemeente niet met allerlei vragen achter blijft. Dit betekent dat duidelijk aangegeven wordt wat de bijbelse lijnen zijn. Als de kerkenraad van deze normen afwijkt, zal hij duidelijk moeten aangeven welke stappen hij genomen heeft en welke procedure hij gevolgd heeft.
A.J. Sonneveld
De Waarheidsvriend officieel orgaan van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk Hoofdbestuur ds. H.J. Lam, Ridderkerk, 1e voorzitter; ds. M.A. Kuijt, Huizen, 2e voorzitter; ds. J. Harteman, Kampen, secretaris; A.H. Teeuwissen, Hui zen, penningmeester; ds. J.A. van den Berg, IJsselmuiden; ds. C. Blenk, Lienden; dr. P.F. Bouter, Leerdam; A.D. Drost, Werkendam; ds. C. van Duijn, Gouda; mr. G. Holdijk, Uddel; ds. G.D. Kamphuis, Amersfoort; ds. A.J. Mensink, Driesum; ds. H. Roseboom, Kesteren; mr. D.G. van Vliet, Wilnis.
Redactie drs. P.J. Vergunst (hoofdredacteur); drs. B.C.Ph. van der Waal-Goudriaan (eindredacteur); mr. G. Holdijk; ds. G.D. Kamphuis; dr. W. Verboom
Algemeen secretariaat en redactie drs. P.J. Vergunst bureau: Kleine Fluitersweg 253, 7316 MX Apeldoorn, tel. 055-5766660; Fax 055-5767707. Werkkamer thuis: tel. 055-5789132. E-mail:
[email protected] www.gereformeerdebond.nl
Voorlichter H. Geluk, tel. 0184-612632; E-mail:
[email protected]
Ledenadministratie Kleine Fluitersweg 253, 7316 MX Apeldoorn, tel. 055-5766660.
Advertenties Voor alle plaatsingen en informatie (uitgezonderd rouwadvertenties): G. Verweij , tel. 0187-471020. Advertenties worden aangenomen tot tien dagen voor verschijning; verzenden naar uitg. Eilanden Nieuws, Postbus 8, 3240 AA Sommelsdijk onder vermelding van De Waarheidsvriend; e-mail:
[email protected]
Abonnementenadministratie Voor nieuwe abonnees, adreswijzigingen enz. liefst schrifte lijk: Kleine Fluitersweg 253, 7316 MX Apeldoorn. Prijs € 45,– per jaar. Losse nummers € 0,95 p. st. plus verzendkosten. Bezorgklachten: tel. 055-5766660. Voor een nieuwe jaargang kan slechts voor 1 december worden opgezegd.
Productie Opmaak ReproVinci BV, www.reprovinci.nl Druk Kon. BDU Grafisch Bedrijf BV
Gesproken editie Informatie en opgave: CBB, Christelijke Bibliotheek voor Blinden en Slechtzienden, Postbus 131, 3850 AC Ermelo, tel. 0341-565499.
Digitale jaargangen Informatie en opgave: Stichting Reformatica, p/a Valleistraat 52, 3901 RT Veenendaal tel. 0318-624648, e-mail:
[email protected] ISSN: 0167-3262.
Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Bond (THGB) ‘Johannes Calvijn’ Directeur: dr. J. Hoek, e-mail:
[email protected] Postbus 80, 6710 BB Ede, tel. school (CHE): 0318-696300, fax 0318-696396, www.thgb.tk
7 mei 2009
9