HET GESPREK WMO RHEDEN 2013 Onderzoeksverslag Pilot Het Gesprek
Jeannet Klooker, Onderzoeksbureau La Base, in opdracht van de gemeente Rheden
Voorwoord Dit onderzoek is tot stand gekomen dankzij de inzet van alle gespreksvoerders van de pilot Het Gesprek. Ook hebben burgers uit Dieren met wie gesprekken zijn gevoerd, de tijd genomen om de vragenlijsten in te vullen én terug te sturen. Via deze weg wil ik burgers en gespreksvoerders hiervoor bedanken. Ook een woord van dank richting Margriet Loeven, zij is gedurende het jaar een vast aanspreekpunt geweest en heeft alle beschikbare informatie verstrekt voor het onderzoek. Als onderzoeker is dit een inspirerende pilot geweest: gespreksvoerders en projectleiders waagden een sprong in het diepe. Vervolgens lukte het hen om relatief snel vaste grond onder de voeten te krijgen. Tegelijk ontwikkelden zij een werkwijze, die zoals het nu lijkt, een stevige basis vormt om mee verder te gaan. Jeannet Klooker, La Base 8 februari 2014
2
Inhoudsopgave Voorwoord
2
Inleiding
4
Hoofdstuk 1. Onderzoek
5
Hoofdstuk 2. Het Gesprek: de Methodiek De vraag van burgers Gespreksthema’s Leefdomeinen Vaardigheden voeren van Het Gesprek
6 6 6 7 8
Hoofdstuk 3. Het proces en de organisatie Richtlijnen Registratiesysteem Sociale kaart Samenwerking Regie Tijdsdruk Team Vaardigheden
10 10 10 11 11 12 12 12 13
Hoofdstuk 4. De arrangementen Visie op participatie Creatieve oplossingen Inzetten van eigen kracht Inzet vrijwilligers en collectieve voorzieningen Oplossingen en antwoorden
14 14 14 15 16 16
Hoofdstuk 5. Van pilot naar werkwijze De richtlijnen voor Het Gesprek De overdraagbaarheid van de methodiek Aanpassen beleid Tijdsdruk Complexe problematiek Regievoering Sociale kaart Sociale en maatschappelijk participatie Vrijwilligers
18 19 19 20 20 20 21 21 21 21
Conclusies
23
Bijlagen Bijlage 1 Planning Kwaliteitsmeting pilot Het Gesprek Bijlage 2 Doelstellingen gespreksvoerders pilot Het Gesprek Bijlage 3 Overzicht vragen Bijlage 4 Borgen van kwaliteit Bijlage 5 Het Rhedens Model
24 24 25 26 28 30
3
Inleiding De pilot Het Gesprek is uitgevoerd in 2013. Kern van de pilot was het ontwikkelen van een nieuwe werkwijze in de gespreksvoering met Wmo-‐cliënten. In de pilot werkten MEE Gelderse Poort, Het Meldpunt Vrijwillige Thuishulp Rheden/Rozendaal, stichting VIVA Rheden, COSBO en de gemeente Rheden samen. Bij de oude werkwijze stond het afhandelen van voorzieningen centraal, bij de nieuwe werkwijze gaat het om het voeren van brede gesprekken met burgers. Het uiteindelijke doel van de nieuwe werkwijze is het vergroten van de sociale en maatschappelijke participatie van (kwetsbare) burgers in de samenleving. De gesprekvoerders van de samenwerkende organisaties kregen de ruimte om, als team, te bepalen hoe zij deze manier van werken vorm wilden geven en hoe zij daarbij een sterk team konden vormen. De beoogde resultaten van de pilot zoals beschreven in het projectplan Het Gesprek Wmo waren: • het voeren van een breed gesprek met burgers; • gespreksvoerders zijn in staat het brede gesprek te voeren; • er is bepaald of de gemeente en/of samenwerkingspartners het brede gesprek voeren; • de werkprocessen zijn aangepast conform de uitgangspunten van de kanteling; • een groter deel van de burger dient geen aanvraag voor een individuele voorziening in. De opgave waar de gesprekvoerders en de teamleider voor stonden, betekende het volgen van een nog onbekende weg. Ter ondersteuning van de ontwikkeling van de werkwijze wenste de gemeente inzicht in de volgende onderwerpen: • het gesprek/de methodiek; • de arrangementen; • het proces/de organisatie; • de samenwerking/de overdraagbaarheid. Om zicht te krijgen op de ontwikkelingen is aan onderzoeksbureau La Base gevraagd om gedurende het pilotjaar onderzoek te verrichten. De verworven inzichten dienden om op verschillende evaluatiemomenten de werkwijze en/of de samenwerking binnen het team waar nodig aan te passen. Daarnaast zou het totaalbeeld van het pilotjaar mede bepalend zijn voor een brede voortzetting van deze werkwijze binnen de gemeente Rheden. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in de tweede helft van het pilotjaar. In het onderzoek is, deels terugblikkend, de ontwikkeling van de start tot de afronding geanalyseerd. Deze rapportage beschrijft in hoofdstuk 2 tot en met hoofdstuk 4, op gevraagde onderwerpen, de resultaten van de pilot. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 besproken wat de aandachtspunten zijn bij de stap van pilot naar werkwijze.
4
Hoofdstuk 1. Onderzoek De gespreksvoerders van de samenwerkende organisaties ontwikkelden gezamenlijk de werkwijze gedurende het jaar van de pilot. Bij deze aanpak, waarbij het vertrouwen én een stuk verantwoordelijkheid ligt bij de uitvoering, hoorde een onderzoek dat vanuit de basis werd ontwikkeld. Gespreksvoerders werd gevraagd om mede te bepalen welke onderzoeksvragen, voor hen, relevant waren voor de ontwikkeling van de werkwijze. Op basis van gesprekken met de opdrachtgever en het bestuderen van beschikbare documenten1 is, per onderwerp, een voorlopige lijst met onderzoeksvragen opgesteld. In een bijeenkomst met gespreksvoerders op 28 mei 2013 is gevraagd wat de gespreksvoerders op 21 december 2013 wilden bereiken met hun inspanningen (zie bijlage 1). Daarnaast is besproken welke respondentengroepen het best benaderd konden worden en welke onderzoeksmethoden aansloten bij de respondentengroepen en de pilot. De einddoelen van de consulenten zijn gecombineerd met de projectdoelen. Op basis hiervan is een lijst opgesteld met vragen. Deze vragen zijn vervolgens vertaald naar twee vragenlijsten: één voor burgers en één voor gespreksvoerders. Door het uitzetten van vragenlijsten konden zowel burgers als gesprekvoerders, anoniem, hun mening geven over de kwaliteit en het effect van de werkwijze. Daarnaast is in de vragenlijsten voor gespreksvoerders veel aandacht besteed aan de ontwikkeling van het groepsproces, aangezien een dergelijke samenwerking tussen gemeente en partnerorganisaties nog niet vanzelfsprekend te noemen is: ieder komt vanuit zijn eigen organisatie, met zijn eigen expertise en kwaliteiten. Er is gekozen voor vier evaluatiemomenten gedurende het pilotjaar (zie bijlage 1). Voor ieder evaluatiemoment zijn metingen verricht. Deze metingen dienden inzicht te geven of en in hoeverre de beoogde doelstellingen behaald werden. Na ieder evaluatiemoment is binnen het team de werkwijze waar nodig aangepast. Naast schriftelijke vragenlijsten is gebruik gemaakt van focusgroep discussies, documentstudie, diepte-‐interviews en observatie (netwerkbijeenkomsten). Bij een aantal burgers (die in eerste instantie niet reageerden) is de vragenlijst telefonisch afgenomen. De respons is als volgt: Burgers: voor het onderzoek zijn in totaal 29 volledig ingevulde vragenlijsten gebruikt. Bij vier burgers is een telefonische vragenlijst afgenomen. Gespreksvoerders: er zijn in totaal 27 volledig ingevulde vragenlijsten gebruikt voor de analyse. Gemeente Rheden: 15 consulenten. Partnerorganisaties: 12 gespreksvoerders. Er zijn 2 focusgroep discussies gevoerd met alle gespreksvoerders en projectleiders . Er zijn 2 diepte-‐interviews gehouden met gespreksvoerders van gemeente Rheden en partnerorganisaties. In de volgende hoofdstukken staat beschreven wat de uitkomsten zijn van het onderzoek. 1 Documenten: projectplan Het Gesprek WMO (4 juni 2012); convenant 5
Hoofdstuk 2. Het Gesprek: de Methodiek “Eerder had ik sneller informatie verzameld over de indicatie. Nu gaat het gesprek veel verder. Mensen kunnen emotioneel worden. Dat is soms lastig. Het is best zoeken hoe ik het beste een gesprek kan voeren en wat ik veroorzaak met bepaalde vragen. Ik zoek naar motivatie van mensen, zij zijn soms vastgeroest. Ik bespreek het sociale netwerk en stel vragen als ‘wat maakt dat u geen hulp vraagt?.’ Eerder vroeg ik alleen ‘heeft u geen kinderen?’. Ik merk dat de nieuwe manier van vragen stellen meer los maakt. Wat kan en mag ik vragen? Wat is precies het doel van de vragen? Omdat de oplossing vanuit mensen moet komen zijn de gesprekken erop gericht de mensen meer in beweging te brengen. Het is écht een andere manier van gespreksvoeren.” In dit hoofdstuk komt de methodiek van de pilot Het Gesprek aan de orde. Zowel het totaalbeeld van het pilotjaar komt aan bod als ontwikkelingen gedurende het pilotjaar. De vraag van burgers Burgers melden zich in de eerste instantie voornamelijk bij de gemeente met een vraag of probleem. De verhouding partnerorganisatie-‐gemeente is gedurende het pilotjaar 1:4. Deze verhouding lijkt constant te zijn. Het eerste bezoek aan huis werd volgens burgers vrijwel altijd door consulenten van de gemeente afgelegd. Een enkeling gaf aan dat er een VOA op bezoek kwam. De drie meeste genoemde vragen of problemen waarmee burgers zich meldden hadden betrekking op: in de eigen woning blijven wonen, het huis schoon houden, het zelfstandig kunnen verplaatsen in en rond het huis. Naar andere toe kunnen gaan werd ook relatief vaak genoemd, een actiever lever leiden werd het minst genoemd. Gespreksthema’s Het gesprek dat burger en consulent voerde, ging volgens 16 burgers over meerdere onderwerpen. Volgens 12 burgers bleef het bij één onderwerp, hoewel een aantal van hen vervolgens wel meer dan één gespreksonderwerp aankruiste. Thema’s die besproken werden, waren voornamelijk de fysieke beperkingen en de eigen kracht en mogelijkheden. Een aantal gespreksthema’s werden niet gekozen door burgers: werk, religie en de wens van burgers om meer deel te nemen aan de samenleving. Een groot deel van de burgers met wie een gesprek is gevoerd is ouder dan 67 jaar. Het bespreken van de wens om deel te nemen aan de samenleving is wellicht te veel geformuleerd vanuit de participatiegedachte. Concreter zou bijvoorbeeld zijn: zelfstandig op bezoek kunnen bij de buren. Burgers blijken immers in de eerste instantie bezig met het realiseren van een acceptabel leven in en rond de eigen woning (zich kunnen verplaatsen, zelfstandig zijn, contact met naasten). 6
Hierbij sluiten de gespreksthema’s in de pilot aan. Gespreksthema’s volgens burgers
Meting 1
De fysieke beperking Eigen kracht en mogelijkheden Moeizaam verplaatsen buiten Contact met o.a. familie Praktische steun omgeving Moeizaam verplaatsen in/rond huis Emotionele gebeurtenissen Vrije tijdsbesteding Financiële situatie Huisvesting Religie Werk Wens deel te nemen aan de samenleving Anders
Meting 2 5 4 2 3 3 2 3 1 1 1 0 0 0 0
Meting 3 12 7 5 6 5 3 2 4 2 1 0 0 0 0
Totaal 4 1 2 0 1 3 0 0 0 0 0 0 0 0
21 12 9 9 9 8 5 5 3 2 0 0 0 0
Leefdomeinen Ook de gespreksvoerders gaven aan welke leefdomeinen zij bespraken met burgers. Zij konden aangeven of een leefdomein vrijwel altijd, soms of niet of nauwelijks aan de orde kwam. Lichamelijke gezondheid, sociale contacten en huiselijke relaties zijn het meest besproken. Opvallend is dat het thema inkomen in het begin het minst besproken onderwerp is en dat dit aan het eind van de pilot steeds vaker een gespreksonderwerp is. In het begin van het pilotjaar noemden gespreksvoerders tien keer dat zij bepaalde levensdomeinen niet aan de orde brachten (met name inkomen, werk en vrije tijdsbesteding). Aan het eind van de pilot werd slechts door één gespreksvoerder een thema genoemd dat niet aan de orde kwam (vrije tijdsbesteding). Het brede gesprek dat hoort bij de nieuwe werkwijze lijkt in de loop van het jaar steeds breder te worden. Na het bespreken van de vraag of het probleem én verschillende levensdomeinen komen de mogelijke oplossingen aan bod. Oplossingen kunnen liggen in het inzetten van de eigen kracht, de kracht van het sociale netwerk, het inzetten van vrijwilligers, het algemene of collectieve aanbod en/of het verstrekken van individuele voorzieningen. Gespreksvoerders bespreken de verschillende mogelijkheden in veel gevallen met burgers. Gespreksvoerders gaven bijvoorbeeld 15 van de 26 keer aan dat zij de inzet van vrijwilligers altijd bespraken met burgers, 11 keer gaven zij aan dat dit wel gebeurde maar niet altijd. Geen van de gespreksvoerders koos niet of nauwelijks. De inzet van algemene en collectieve diensten wordt door een deel van de gespreksvoerders altijd en door een deel van hen soms aan de orde gebracht. Wie volgens burgers de oplossing bepaalde én wat de uiteindelijke oplossingen zijn, komt aan de orde in hoofdstuk 4 De arrangementen. “Allereerst komen de kinderen of broers en zussen in het gesprek naar voren. Wat zij doen of niet kunnen doen.” 7
“[Eigen kracht] komt altijd aan de orde. In sommige gevallen is duidelijk dat iemand niet veel kan doen vanuit 'eigen kracht'. In de tweede instantie kijken we of in de kring rondom persoon [inzet van sociaal netwerk] 'eigen kracht' aangewend kan worden. Als dit niet kan, dan helpen wij met het regelen’. “eigen kracht is, mede door de Eigen Kracht-‐conferenties, een zwaar woord geworden. Ik noem het niet letterlijk zo in gesprek met burgers. Wanneer ik de leefdomeinen bespreek vraag ik ‘wat heeft u zelf al gedaan’? Burgers worden hierdoor bewust van de mogelijkheid om zelf bij te dragen aan de oplossing.” Vaardigheden voeren van Het Gesprek Het voeren van een breed gesprek vraagt om specifieke competenties en vaardigheden. De gespreksvoerders gaven aan welke vaardigheden zij tijdens de pilot meer inzetten dan voorheen. Het hoogst scoorde meedenken maar niet oplossen, gevolgd door doorvragen en de tijd nemen. Vaardigheden/competenties die bij de pilot meer ingezet worden dan bij de oude werkwijze
Meting 1
Meting 2
Meting 3
Totaal
Meedenken maar niet oplossen
7
8
5
20
Doorvragen
5
5
4
14
De tijd nemen
3
6
4
13
Kaderen van het gesprek
5
2
2
9
Burger centraal stellen
2
3
1
6
Betrokkenheid tonen
1
2
3
6
Luisteren
3
1
1
5
Inleven
1
1
2
4
Open staan voor andere culturen/gebruiken
1
1
2
4
Burgers beoordelen een aantal vaardigheden en competenties van de gespreksvoerders. Gedurende het jaar liep de beoordeling op van een 8 naar ruim een 9. De meeste groei is te zien bij de professionaliteit van de gesprekvoerders: van een 7,6 naar een 9,3. Vaardigheden van gespreksvoerders volgens burgers Meting 1
Meting 2
Meting 3
Luisteren
8,12
8,88
9,25
Vragen stellen
8,00
9,00
9,25
De tijd nemen
8,06
9,00
9,25
Betrokkenheid tonen
8,06
9,00
9,00
Meedenken
8,00
9,15
9,00
Professionaliteit van de gespreksvoerder
7,60
9,00
9,33
Gemiddelde van bovenstaande
7,97
9,01
9,18
8
Gespreksvoerders gaven door middel van een rapportcijfer aan hoe zij dachten dat de burgers hun vaardigheden/competenties beoordeelden. Inschatting van gespreksvoerders over eigen vaardigheden
Meting 1
Meting 2
Meting 3
Luisteren
8,33
8,30
8,00
Doorvragen
7,67
7,70
8,13
De tijd nemen
8,11
8,20
8,38
Burger centraal stellen
8,00
8,20
8,25
Inleven
8,33
8,30
8,50
Betrokkenheid tonen
8,22
8,30
8,13
Open staan voor andere culturen/gebruiken
7,33
7,70
7,71
Meedenken/ meedenken maar niet oplossen
7,22
7,40
7,88
Gemiddelde van bovenstaande
7,90
8,01
8,00
Bij de laatste meting schatten de gespreksvoerders in dat burgers gemiddeld een 8 zouden geven aan de verschillende vaardigheden. In de praktijk gaven de burgers bij de laatste meting gemiddeld een 9,18. De burgers gaven aan dat zij met name de tijd die de gespreksvoerders namen voor het gesprek, de persoonlijke aanpak en het gesprek aan huis als positief ervoeren. Er zijn burgers die hun tevredenheid benoemden: “Het is goed dat het gesprek thuis wordt gevoerd in plaats van bijvoorbeeld in het gemeentehuis” en burgers die ronduit enthousiast reageerden: “Sorry voor de vele tienen, dit was ideaal!” Terugkijkend op de beoogde resultaten van de pilot zoals beschreven in de inleiding, kan gesteld worden dat het brede gesprek ontwikkeld en uitgevoerd is. Gespreksvoerders bleken in staat op professionele wijze brede gesprekken te voeren met burgers, tot tevredenheid van laatste.
9
Hoofdstuk 3. Het proces en de organisatie Een goed werkbaar registratiesysteem is één van de randvoorwaarden voor Het Gesprek. Daarnaast zijn kennis van de sociale kaart, een goede onderlinge samenwerking en consensus over de wijze waarop het gesprek gevoerd, belangrijke randvoorwaarden. Ook is het belangrijk dat gespreksvoerders voldoende tijd hebben om de gesprekken te voeren en alle zaken bij het arrangement te regelen. In dit hoofdstuk komen de randvoorwaarden voor Het Gesprek aan de orde. Hoe beoordeelden de gespreksvoerders de randvoorwaarden? Welke ontwikkelingen vonden plaats in de loop van het jaar? Richtlijnen In het pilotjaar zijn enkele richtlijnen voor het gesprek bepaald. Het grootste deel van de gespreksvoerders vond de richtlijnen voldoende duidelijk. Geen van de gespreksvoerders vond de richtlijnen onduidelijk. Dit is gedurende het jaar gelijk gebleven. Een gespreksvoerder gaf het volgende aan: “Omdat het maatwerk is, zijn er geen echte richtlijnen te maken. Wel is een schema een mooi hulpmiddel om niets te vergeten.” Gespreksvoerders gaven aan dat zij in hun hoofd richtlijnen voor het gesprek hebben verzameld, zoals open vragen stellen en de oplossing bij de ander laten. Op twee punten gaven gesprekvoerders aan dat er wellicht iets van een richtlijn nodig was: het bespreken van financiële zaken met burgers en op vergelijkbare wijze het gesprek voeren. Het bespreken van financiële zaken werd door meerdere gespreksvoerders als lastig ervaren, toch bleek dat het thema wel steeds vaker besproken werd. “Financiën bespreken is een moeilijk onderwerp, maar zal bepalend worden in de toekomst.” Tijdens de pilot speelde de vraag in hoeverre gespreksvoerders op vergelijkbare wijze het gesprek dienden te voeren en op welke wijze een richtlijn hierin een rol kon spelen. “Hoe kunnen alle gespreksvoerders op dezelfde wijze in de gesprekken staan en op vergelijkbare wijze de gesprekken voeren?”. Een gesprekvoerder noemde dat met Het Gesprek de gesprekvoerder en burger ‘samen met tot een passende oplossing komen. Tot tevredenheid van beide partijen’. In Het Gesprek vormen de brede situatie van de burger en zijn of haar participatie de uitgangspunten voor de oplossing. De gesprekken mogen op verschillende wijze gevoerd worden, de situatie van iedere burger is immers uniek. Tegelijk is er sprake van een bepaalde aanpak: het brede gesprek, de tijd nemen, doorvragen etc. De werkwijze dient overdraagbaar te zijn. Bij de laatste meting gaf een het merendeel van de gespreksvoerders aan dat de werkwijze op dat moment overdraagbaar was. Twee gespreksvoerders gaven een onvoldoende voor de overdraagbaarheid. Voor nieuwe teams bij Het Gesprek vormt dit een aandachtspunt, hetgeen besproken zal worden in het hoofdstuk van pilot naar werkwijze. Registratiesysteem Eén van de randvoorwaarden voor Het Gesprek is een werkbaar systeem om gegevens van burgers in te bewaren. Bij de eerste meting scoorde het systeem een 4,2. Na deze meting is dit opgepakt als aandachtspunt. Bij de tweede meting gaven de gespreksvoerders gemiddeld een 5,5 en bij de derde en laatste meting een 6,5. 10
Sociale kaart Een belangrijk punt in het proces is weten waar burgers terecht kunnen. De sociale kaart vult hierin een centrale rol. Met betrekking tot de sociale kaart konden gespreksvoerders aanvinken wat voor hun van toepassing was de afgelopen periode. Aantal gespreksvoerders dat de volgende punten van toepassing vindt Gespreksvoerder heeft een goed overzicht van de sociale kaart Pilotteam heeft een goed overzicht van de sociale kaart Gespreksvoerder heeft behoefte aan goede sociale kaart Voor het team ontbreekt nog een goede sociale kaart De sociale kaart is goed, maar niet volledig
Meting 1
Meting 2
Meting 3
1 0 6 2 2
2 6 6 5 0
4 6 6 5 3
Bij de eerste meting koos één persoon het antwoord ‘gespreksvoerder heeft goed overzicht van de sociale kaart’, bij de laatste meting kozen vier personen voor deze stelling. Het aantal personen dat aangaf dat het pilotteam een goed overzicht had van de sociale kaart groeide van nul naar zes personen. De aandacht die hiervoor is geweest vanaf de eerste meting, lijkt zijn vruchten af te werpen. Tegelijk is er nog werk te verrichten zodat de sociale kaart meer volledig wordt en het hele team ervaart dat er voldoende overzicht is, zowel op individueel als op groepsniveau. Met of zonder goede sociale kaart, het lukt de gespreksvoerders van het pilotteam vrijwel altijd de burger in twee stappen op de juiste plek te krijgen en om niet de burger maar de vraag door te sturen. Samenwerking Om bij elkaar te rade te gaan en naar elkaar te kunnen verwijzen is onderlinge samenwerking en vertrouwen nodig. Het vertrouwen in de overdracht scoorde constant gedurende het onderzoek (gemiddeld 8,44). In de eerste maanden van de pilot is veel aandacht besteed aan het vormen van een team, in de tweewekelijkse (casuïstiek)bijeenkomsten stemde het team af en deelde ervaringen en kennis. De gespreksvoerder …… Meting 1 Meting 2 weet bij wie hij/zij terecht kan, met welke vraag 7 ook buiten bijeenkomsten neemt de gespreksvoerder contact op met andere teamleden 6 is goed op de hoogte van het werk van andere teamleden voor de pilot 4 vindt verantwoordelijkheden en rollen duidelijk weet door het pilotteam beter waar burger terecht kan vindt dat er onderling goede afspraken zijn
11
4 4 3
Meting 3 9 9 9 7 8 5
Totaal 9
25
9
24
7
20
8 6 6
19 18 14
Regie Hoe complexer de problematiek van burgers hoe belangrijker de regievoering. In het begin van de pilot was er weinig aandacht voor regievoering mede omdat de casuïstiek nog relatief eenvoudig was. In de loop van het jaar is een werkwijze ontwikkeld waarbij per casus bepaald werd wie de regie voerde. Hierover bestond consensus onder de gespreksvoerders. Tegelijk was er behoefte aan meer duidelijkheid over de betekenis van regievoering en over de vraag hoe om gegevens uitgewisseld konden worden. “Soms is het niet duidelijk wat er na het gesprek van de regievoerder verwacht wordt. Met elkaar praten is dan goede oplossing om dit voor jezelf duidelijk te hebben.” Tijdsdruk Het Gesprek (van eerste contact, het gesprek aan huis tot en met het arrangement), vraagt een andere tijdsinvestering dan het al dan niet verstrekken van een voorziening. Dit is nog sterker het geval bij meer complexe casuïstiek. Het is niet zo zeer ‘het brede gesprek aan huis’ waardoor gesprekspartners tijdsdruk ervoeren. Met name de afwikkeling kostte hen veel tijd. Ook noemden zij ‘het combineren van verschillende taken’ (deelnemen aan de pilot en tegelijk het reguliere werk verrichten) als oorzaak van de werkdruk. In de loop van het pilotjaar nam de tijdsdruk toe. Mogelijke verklaringen zijn: meer aanvragen binnen de pilot, meer complexe problematiek (mede doordat minder CIZ indicaties worden afgegeven voor de AWBZ zorg). Een deel van de tijdsdruk werd uiteraard veroorzaakt doordat de werkwijze in de pilot nog uitgevonden moest worden. In het hoofdstuk 5 Van pilot naar werkwijze komt het onderwerp tijdsdruk nader aan de orde. Tijdsdruk
Meting 1
Meting 2
Meting 3
Totaal
De tijdsdruk is op dit moment belastend
3
6
0
9
Tijdsdruk is acceptabel of ervaar niet of nauwelijks tijdsdruk De tijdsdruk is op dit moment zeer belastend voor mij
5
3
1
9
1
1
5
7
Team Om tot goede oplossingen voor burgers te komen is onderlinge samenwerking binnen het team van gespreksvoerders essentieel. Bij elkaar te rade gaan, snel en efficiënt werken, gaat het best wanneer ieders kwaliteiten bekend zijn en benut worden. In de loop van de pilot zeiden de gespreksvoerder steeds meer oog te krijgen voor de kwaliteiten van collega’s uit het pilotteam (toename gemiddelde van 8 naar een 8,5). Ook scoorde het punt ‘binnen het team wordt voldoende gebruik gemaakt van ieders kwaliteiten’ bij iedere meting hoger. “Ik denk dat we nog meer gebruik kunnen maken van elkaars kwaliteiten. Je kunt altijd van een ander leren en deze kennis weer meenemen in het werk. We doen dit allemaal al veel meer dan aan het begin van de pilot.” Zoals eerder genoemd heeft het vormen van een team de eerste maanden veel aandacht gekregen. Het groepsgevoel werd vervolgens versterkt door het tweewekelijkse casusoverleg.
12
Bij de overleggen konden allerlei vragen en problemen besproken worden. Het team leerde elkaars werkwijze en kwaliteiten kennen en inzetten. “Elkaar leren kennen en waarderen en investeren aan de start heeft ons goed geholpen” “Door het casusoverleg wordt duidelijk waar de kwaliteiten van een ieder liggen.” “Er is een werkwijze ontstaan waarbij de onderlinge verschillen mogen bestaan en ieder werkt van waaruit hij of zij goed is en waarbij van elkaar wordt geleerd, door lastige situaties te delen, elkaar vragen te stellen en bijvoorbeeld gezamenlijk op huisbezoek te gaan.” “Laat mensen doen waar ze goed in zijn en neem mensen mee die in deze kwaliteit nog moeten/kunnen/willen groeien.” Vaardigheden Een goede onderlinge samenwerking vraagt om bepaalde competenties en vaardigheden. Gespreksvoerders gaven bij aanvang van het onderzoek aan welke vaardigheden belangrijk zijn. Gedurende de pilot is de ontwikkeling gemeten. Op alle punten schatten de gespreksvoerders hun vaardigheden in de loop van het jaar positiever in. De meeste groei is te zien bij ‘op een handige manier feedback geven’ en ‘bijdragen aan een sfeer van veiligheid’. Werken binnen het pilotteam Het Gesprek lijkt medewerkers van gemeente en partnerorganisaties een positieve impuls te geven. Zij gaven bovendien aan dat de kwaliteit en de meerwaarde van de samenwerking toenamen in de loop van het jaar. Beide punten scoorden aan het eind van de pilot een acht. Terugkijkend op de beoogde doelstellingen van de pilot Het Gesprek kan gesteld worden dat de uitkomsten van het onderzoek op de onderdelen proces en organisatie positief zijn. De werkprocessen zijn gekanteld en overdraagbaar. In het nu volgende hoofdstuk komen de uitkomsten van Het Gesprek (arrangementen en resultaten) aan de orde.
13
Hoofdstuk 4. De arrangementen Het bieden van passende arrangementen aan burgers heeft tot doel de sociale en maatschappelijke participatie van burgers te verbeteren. Met het oog op uiteindelijke participatie kunnen voor vergelijkbare problemen verschillende arrangementen geboden worden. De methodiek van Het Gesprek is gericht op participatie van burgers. In dit hoofdstuk komen achtereenvolgens andere belangrijke ingrediënten om participatie te realiseren aan de orde. • de visie van gespreksvoerders op participatie; • creatieve oplossingen (arrangementen), er is immers geen standaard antwoord meer; • het inzetten van de eigen kracht, de kracht van het sociale netwerk, het bieden van algemene en collectieve voorzieningen en in de laatste plaats het bieden van een individuele voorziening. Ten slotte wordt besproken of de burger geholpen is met de oplossing en wat dit betekent voor zijn of haar sociale en maatschappelijke participatie. Visie op participatie Gespreksvoerders beschrijven participatie op drie manieren: 1. participatie is mee doen in de oplossing van de vraag of het probleem; 2. participatie is mee doen met de maatschappij in sociaal een maatschappelijk opzicht; 3. participatie is mee doen (in het algemeen). Ook refereert een van de gespreksvoerders aan zelfstandigheid (zelfstandig wonen). ‘ Meehelpen, niet alleen zeggen maar echt de handen laten wapperen.’ ‘Participatie is deel kunnen nemen in de maatschappij, contacten (kunnen)onderhouden, hobby's hebben en kunnen uitoefenen, je betrokken en gewaardeerd voelen in de samenleving door vrienden, familie of derden.’ ‘Samenleven in onze maatschappij voor iedereen, ongeacht ras, geloof of beperking.’ Werk of vrijwillig werk wordt niet expliciet genoemd maar komt impliciet naar voren in opmerkingen als: ‘Participatie is deelname aan het maatschappelijk leven. Dan kan op verschillende manieren’ en ‘meedoen in de breedste zin van het woord’. Creatieve oplossingen Creatieve oplossingen, in de vorm van arrangementen, worden geformuleerd om bij te dragen aan de participatie van burgers in de samenleving. Bij de oplossingen zelf wordt ook van burgers verwacht dat zij participeren in de oplossing. Gespreksvoerders ervoeren in de loop van het pilotjaar meer ruimte voor creatieve oplossingen. Zij ervoeren echter nog niet alle ruimte. De volgende belemmeringen scoorden het hoogst: het huidige beleid van de gemeente en het financieel besluit gevolgd door het (ontbreken) van het juridisch kader. Teamleden gaven aan dat de creatieve oplossing soms extra werk met zich meebracht. Ook werd genoemd dat het een kwestie is van de tijd nemen om te wennen aan deze werkwijze. 14
Een aantal voorbeelden van oplossingen: ‘Het bijkopen van particuliere hulp door de kinderen.’ Buren koken afwisselend voor elkaar, zodat niet ieder eenzaam is en de werkbelasting ‘gedeeld wordt.’ ‘Het bij elkaar intrekken van cliënten om elkaar makkelijk te kunnen verzorgen.’ ‘Het zoeken van een vismaatje.’ Een deel van deze oplossingen zijn voorgesteld door de burger zelf. Arrangementen bestaan vaak uit een combinatie van oplossingen. Een voorbeeld is het arrangement voor mevrouw x. Waarbij de zoon advies over en hulp geeft bij de administratie, de buurman de hond uitlaat, de mevrouw zelf het MVT en de Plusbus benadert, de consulent een lijn naar de VOA uitzet en er eventueel een uitbreiding van de huishoudelijke hulp via de Wmo geregeld wordt. Een combinatie van eigen kracht, vrijwillige inzet, een collectieve voorziening en eventueel een individuele voorziening. Inzetten van eigen kracht In het brede gesprek kwam bij de meeste gespreksvoerders de inzet van de eigen kracht ter sprake. Burgers werden aan het denken gezet over hun mogelijkheden. Niet alleen de cliënt, ook de naaste familie: ‘Mensen worden zich vaak tijdens het gesprek bewust dat ze ook iets voor anderen betekenen. Soms zie je ook dat mensen zich voor vooral familie willen inzetten (kinderen die toch meer voor ouders willen doen).’ Voorbeelden van de inzet van de eigen kracht: ‘burger verzorgt zelf een deel van de woningaanpassing’; ‘een deel van de hulpmiddelen wordt aangeschaft door de burger’; ‘echtpaar reageert zelf op woningen van de woningbouwvereniging’. Het inzetten van de ‘kracht van het sociale netwerk’ werd besproken. Dit was echter een minder vanzelfsprekende oplossing voor burgers die juist naar de gemeente of één van de partnerorganisaties kwamen omdat zij de benodigde steun niet kregen binnen hun eigen sociale netwerk. “Mensen vragen om concrete hulp omdat buren, mantelzorgers etc., dit niet in kunnen vullen.” ; “Vooral wanneer de gezondheid achteruit gaat en de mobiliteit afneemt, is het moeilijk om een beroep te doen op het soms kleine of (vrijwel) afwezige netwerk.” Naast het aan de orde brengen van het thema kunnen heel gericht methodieken ingezet worden ter versterking van het sociale netwerk. Laatste blijkt weinig te gebeuren. In het volgende hoofdstuk komen mogelijkheden voor het inzetten van die methodieken aan de orde. Voorbeelden van het inzetten van de kracht van het sociale netwerk: ‘een neef verzorgt een eenvoudige drempelhulp’; ‘een buurman laat hond uit’. Gespreksvoerders gaven aan dat het inzetten van de eigen kracht van burgers nog lang niet vanzelfsprekend was. Doordat zij het thema aan de orde te brachten, gingen mensen mee in 15
deze denkwijze en bleken zij vaak bereid zich in te zetten. Er bleek veel op eigen kracht gedaan te kunnen worden. ‘Mensen gaan nadenken over hun eigen rol en mogelijkheden. Je merkt dat mensen nog wel steeds voorzieningengericht zijn en denken en hopen dat de gemeente het probleem voor ze oplost. Aan de andere kant merk je ook dat "kantelen" door de aandacht in de media meer zijn plek gaat krijgen en mensen ook bereid zijn eigen initiatief te tonen. Ze hebben vaak wel een duwtje in de rug nodig. "Het Gesprek" is hiervoor soms al voldoende.’ Inzet vrijwilligers en collectieve voorzieningen Ook bij het bespreken van de inzet van vrijwilligers werd burgers de ogen geopend over mogelijkheden voor (mantelzorg)ondersteuning door vrijwilligers. Vaak waren zij hier nog niet mee bekend. Gesprekvoerders gaven aan dat het niet in alle gevallen van toepassing was om de inzet van vrijwilligers ter sprake te brengen. Voorbeeld waarbij daadwerkelijk gebruik gemaakt werd van de inzet van vrijwilligers: ‘er komt een vrijwillig vismaatje’; ‘een vrijwilliger reist samen met de burger’; ‘Inzet vrijwilliger voor hulp met de belastingpapieren.’; ‘VOA wordt ingeschakeld’; ‘Het Meldpunt wordt benaderd’. Burgers waren, tenslotte, ook lang niet altijd bekend met algemene en collectieve voorzieningen, door deze mogelijkheden te bespreken raakten ze hiermee bekend en wisten ze beter de weg ernaar toe. Een veel genoemde algemene en collectieve voorzieningen zijn de Plusbus en maaltijdvoorzieningen Oplossingen en antwoorden Draagt dit alles nu bij aan de oplossing van de vraag of het probleem? Wat is de mening van de burger hierover? De kwaliteit van de oplossing kreeg een gemiddeld een 8,5! Van de 26 burgers vond 21 burgers dat zij helemaal (18) of enigszins (3) geholpen zijn. Mensen die zich geholpen voelden gaven bijvoorbeeld aan dat ze nu minder zorgen hadden en dat het huis veiliger was geworden. Burgers die (nog) niet tevreden waren, zeiden dat de voorziening nog niet geplaatst was of dat er eenvoudigweg geen oplossing gevonden was. Burgers noemden één of meerdere uitkomsten van het gesprek. Burgers noemen opvallend vaak dat zij inzicht kregen in de manier waarop zij zelf het probleem konden oplossen. Uitkomst gesprek Inzicht in manier waarop burger zelf probleem kan oplossen Hulp in de huishouding Woonvoorziening in huis Gebruik maken van collectief vervoer Actief familie, vrienden, kennissen betrekken Gebruik maken van een rolstoel Hulp bij wassen strijken (hh) Gebruik maken van scootmobiel
Meting 1 6 5 2 3 0 1 2 1
16
Meting 2
Meting 3 3 3 3 1 2 1 1 1
Totaal 0 1 2 0 1 1 0 0
9 9 7 4 3 3 3 2
Gehandicapten parkeerkaart Vrijwilliger komt langs Tegemoetkoming in vervoerskosten Maatschappelijk werk
1 1 0 0
1 0 0 0
2 1 0 0
Een van de beoogde resultaten van de pilot Het Gesprek was het verminderen van het aantal aanvragen voor individuele voorzieningen. Uit bovenstaande tabel blijkt dat voor ieder probleem gemiddeld meer dan 1 oplossing geboden wordt. Dit gaat dus verder dan het verstrekken van een voorziening. Burgers geven aan dat de onderwerpen: ‘hulp in de huishouding’ en ‘inzicht in de manier waarop ik zelf het probleem kan oplossen’, het vaakst aan bod komen in Het Gesprek. Consulenten zien dat burgers open staan voor andere oplossingen dan ‘de individuele voorziening’. Het Gesprek blijkt burgers hier inzicht in te geven. “’Een VOA bracht echtpaar in met een huishoudelijke vraag. Het brede gesprek ging van het ene het andere onderwerp en uiteindelijk over het sociale netwerk. Uiteindelijk gaan de mensen zonder voorziening verder en zijn daarmee heel tevreden.”
17
Hoofdstuk 5. Van pilot naar werkwijze Het afgelopen jaar hebben een groep gespreksvoerders en de projectleider van het pilotteam met Het Gesprek een sprong in het diepe gewaagd. De gespreksvoerders vormden een gemotiveerde groep mensen, die zelfstandig de kanteling in de Wmo gespreksvoering vorm gaven. In dit hoofdstuk komen, met het oog op de stap van pilot naar werkwijze, basiselementen van Het Gesprek aan de orde. Van de 26 burgers die de vragenlijst invulden, vonden 19 burgers dat de wijze waarop met hen Het Gesprek is gevoerd de standaard werkwijze moest worden van de gemeente, 1 persoon vond van niet en 6 burgers gaven geen mening. Er zijn veel enthousiaste reacties van burgers: met name over de persoonlijke aanpak, de privacy (thuis in plaats van aan het loket), de tijd die de consulent nam en de duidelijke uitleg van de gespreksvoerder. ‘Aan het loket staan er mensen achter je. Dan heb je het idee hebt dat ik op moet schieten. Dit is fijner’; ‘Sorry voor de vele tienen dit was ideaal’. Gespreksvoerders konden bij de metingen hun mening geven over verschillende onderdelen van de pilot. De cijfers voor de werkwijze en de resultaten zijn het meest gestegen in de loop van de pilot. Gemiddeld genomen werd de pilot Het Gesprek steeds beter beoordeeld. Slechts op het punt randvoorwaarden (organisatie en beleid van de gemeente), was een afname te zien. Hoewel de score van ruim 7 niet slecht te noemen is, vragen de randvoorwaarden om aandacht. Wanneer de werkwijze een standaard werkwijze wordt binnen de gemeente zullen wellicht ook de randvoorwaarden gunstiger worden. Hieraan dient actief aandacht besteed te worden.
Samen-‐ werking
Meerwaarde Werkwijze team
Meerwaarde Organisatie van de en beleid werkwijze van de gemeente
Resultaten
Meting 1
7,88
7,75
7,63
8,00
7,13
7,38
Meting 2
8,10
8,10
7,90
8,10
7,10
7,80
Meting 3
8,11
8,11
8,33
8,22
7,00
8,11
Gemiddeld 8,03 Ontwikkeling 0,24
7,99 0,36
7,95 0,71
8,11 0,22
7,08 -‐0,13
7,76 0,74
Een aantal punten hebben bijgedragen aan de positieve resultaten van de pilot Het Gesprek: • teamvorming (veiligheid, vertrouwen, kwaliteiten, onderlinge verschillen); • casuïstiek bespreken (ruimte voor leren, delen ervaringen, kennis uitwisselen, bij elkaar te rade gaan); • samen op huisbezoek (leren van elkaars ervaring); • als team verantwoordelijkheid krijgen over de werkwijze (hoort bij pilot maar vergroot ook de betrokkenheid en het begrip voor de werkwijze); • een gedeelde visie op de werkwijze en ruimte voor eigen invulling van Het Gesprek; • een gedeelde visie op participatie van burgers (zowel in de oplossing van de vraag of het probleem als sociaal-‐maatschappelijke participatie);
18
reflecteren op kwaliteit en voortgang en waar nodig verbeteringen aanbrengen aan werkwijze en/of randvoorwaarden (zie bijlage 4 Borgen van kwaliteit); Voor toekomstige teams vormen dit basiselementen voor het gezamenlijk optrekken in de uitvoering van Het Gesprek. Een aantal andere basiselementen staan hieronder nader uitgewerkt. •
De richtlijnen voor Het Gesprek De voorwaarden voor het al dan niet verstrekken van een voorziening konden gevat worden in duidelijke regels. Nu gaan gesprekvoerders naar mensen thuis, het gesprek en de uitkomsten dienen aan te sluiten bij de unieke situaties van individuele burgers. Tegelijk zijn er wel degelijk richtlijnen: Het Gesprek moet breed zijn en gaan over meerdere levensdomeinen, de vraag achter de vraag dient boven tafel te komen. Daarnaast is de oplossing van het probleem gelegen in het inzetten van de eigen kracht, het sociale netwerk, de vrijwillige inzet, en de algemene en collectieve voorzieningen. Pas in de laatste plaats gaat het om een verstrekken van een individuele voorziening. Gespreksvoerders gaven hun mening over de richtlijnen voor Het Gesprek. Op één inhoudelijk punt hadden gespreksvoerders uit de pilot behoefte aan richtlijnen: het bespreken van financiële zaken met burgers. Verder kwam naar voren dat voor maatwerk geen strakke schema’s gemaakt moeten worden. “Gesprekspunten moeten in een soort natuurlijk verloop aan de orde komen”. De belangrijkste richtlijnen zijn het langsgaan van leefdomeinen en het doorvragen. “het eerste gesprek is oriënterend, het is belangrijk om aan te voelen wat wel en niet aan de orde kan komen. Het is bijvoorbeeld niet goed om met een zeer overbelaste persoon direct te beginnen over het inzetten van de eigen kracht”. De gespreksvoerder dient zich te beseffen wat het effect is van zijn of haar vragen en reactie op de ander. Deze en andere vaardigheden zijn, zoals besproken is in hoofdstuk 2, nodig om het brede gesprek te kunnen voeren. Ook is het belangrijk dat de gespreksvoerder op de hoogte is van beperkingen en medische zaken, inclusief psychiatrie. “Uiteraard moet de gespreksvoerder in staat zijn te begrijpen wat de beperking bij de aandoening voor iemand betekenen kan, waardoor de cliënt zich begrepen voelt, diepgang en de zoektocht naar de vraag achter de vraag zal dan adequater kunnen verlopen.” De overdraagbaarheid van de methodiek Gespreksvoerders noemden de belangrijkste elementen voor een goede overdraagbaarheid. Het is belangrijk dat gemeente en partnerorganisaties gemotiveerd zijn en weten wat gekanteld werken inhoudt. “Er is kennis en kunde nodig en tevens voldoende vaardigheden die noodzakelijk zijn voor de functie van gespreksvoerder. Nieuwe gespreksvoerders moeten "zin" hebben in de functie van gespreksvoerder.” Voor nieuwe gesprekvoerders van Het Gesprek ziet een deel van het pilotteam een risico: “De ene pakt het makkelijk op, de ander past het totaal niet.” Hiervoor dient een adequate oplossing te komen, zoals het verdelen van werkzaamheden. Eerder genoemde punten komen ook hier aan de orde: er zijn duidelijke regels nodig over verslaglegging, het opslaan en het delen van informatie. Ook dient het systeem om gegevens van burgers in te voeren verder aangepast worden. Tenslotte is een goede samenwerking binnen het team essentieel. 19
Aanpassen beleid De nieuwe werkwijze vraagt enerzijds om richtlijnen en anderzijds om een grotere handelingsvrijheid van gespreksvoerders. Soms kunnen bestaande regels of het denken in regels in de weg zitten voor uitvoerders. De kanteling kan nog meer doorgetrokken worden naar beleid, financieel besluit en juridisch kader. De ruimte die ontstaat kan helpen om de burger centraal te stellen en om te komen tot creatieve oplossingen. “Als gespreksvoerder moet je duidelijk zijn, je moet kunnen invoelen, je hebt ook creativiteit nodig om te kunnen motiveren en om helder te krijgen wat mensen motiveert. Je moet verder durven gaan dan het vertrouwde. Je neemt jezelf mee in zo’n gesprek. Hiervoor moet je ook in je zelf iets aanboren en risico’s durven nemen, de veiligheid een beetje loslaten en buiten kaders denken. Het minder voor de hand liggende doen eigenlijk. Je moet ook heel duidelijk zijn in wat er niet kan. Je hebt een dubbele rol: zacht en duidelijk.” Tijdsdruk Het Gesprek (van eerste contact, het gesprek aan huis tot en met het arrangement), vraagt een andere tijdsinvestering dan het al dan niet verstrekken van een voorziening. Het combineren van de pilot met reguliere werkzaamheden leverde tijdsdruk op. “Als er één werkwijze voor ieder is zal dit de tijdsdruk verminderen (red: na invoering Het Gesprek als werkwijze). Als niet bij elke aanvraag nagedacht hoeft te worden is dit oude werkwijze of nieuwe is, geeft dit tijdsdrukvermindering: er hoeft dan ook niet geregistreerd/geteld te worden. Aan het begin zal de tijdsdruk voor nieuwe gesprekvoerders hoger zijn. Aanleren van iets nieuws kost aan het begin altijd extra energie. Bij succes geeft dit later ook energie.” Het ‘het brede gesprek’ lijkt voor de ene persoon meer tijd te kosten dan voor de ander: “alles kost meer tijd: van het gesprek zelf tot de administratieve afhandeling. Ook blijven dossiers langer aan je "hangen" omdat je nog veel meer lijnen uitzet dan eerder” en “het kost minder tijd omdat er al veel voorwerk is gedaan” Ook hier kan het verdelen van de werkzaamheden. Gezocht kan worden naar een taakverdeling waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen een front office en een back office. Een deel van de afwikkeling kan mogelijk door de backoffice worden opgepakt. Hiervoor zijn goede afspraken voor het zorgvuldig en efficiënt uitwisselen van informatie nodig. “Van te voren is het moeilijk in te schatten hoe lang het gesprek duurt. Burgers vinden het soms te lang duren. Het is dan nodig om als gespreksvoerder zelf beslissingen te nemen. Het eerste gesprek heeft soms te veel thema’s. Er zijn dan meer gesprekken nodig. Mensen raken soms bij het tweede gesprek pas gemotiveerd. Niet alle gespreksvoerders kiezen hiervoor, zij vinden meer dat het meteen uit mensen moet komen….Het lijkt vooral een aandachtspunt dat het eerste gesprek soms zeer lang kan duren. Wel twee uur en dan is nog niet alles besproken. Hier is nog een oplossing voor nodig” Complexe problematiek De tijdsdruk is hoger bij meer complexe casuïstiek. Ook is er meer kennis en kunde nodig. Dit kan deels ondervangen worden door extra scholing. Ook kan inhuur van professionals 20
noodzakelijk zijn voor uitvoering en advies. De komende jaren neemt deze casuïstiek toe. Het CIZ (Centraal Indicatie orgaan voor de Zorg) geeft indicaties voor de AWBZ (zwaardere zorg). De drempel tot de AWBZ is de afgelopen jaren hoger geworden waardoor mensen bijvoorbeeld langer thuis wonen en niet verhuizen naar een verzorgingshuis of andere instelling. Nu komen meer mensen met zwaardere klachten en beperkingen bij de gemeente om een beroep doen op de Wmo. Het is belangrijk dat (een deel van de) gespreksvoerders dergelijke gesprekken kunnen voeren en dat zij weten wat mogelijk is voor deze burgers en/of gezinnen. Regievoering Hoe complexer de problematiek van burgers hoe belangrijker de regievoering. In het begin van de pilot was er weinig aandacht voor regievoering, mede omdat de casuïstiek nog relatief eenvoudig was. In de loop van het jaar is een werkwijze ontwikkeld waarbij per casus bepaald wordt wie de regie voert. Hierover bestaat consensus onder de gespreksvoerders. Tegelijk is er behoefte aan meer duidelijkheid over de betekenis van regievoering. Ten slotte speelt ook hier de vraag hoe om te gaan met de uitwisseling van gegevens. Sociale kaart Ook de sociale kaart bleek het afgelopen jaar om verbetering te vragen. Teamleden en projectleider van de pilot zijn nauw betrokken bij de implementatie van de nieuwe sociale kaart. Sociale en maatschappelijk participatie Het hoofddoel van Het Gesprek is bij te dragen aan de sociale en maatschappelijke participatie van burgers. Uit de pilot blijkt dat het brede gesprek burgers er van bewust maakt dat de oplossing niet alleen ligt in de voorziening. Tijdens de pilot bleek dat burgers zich vaak helemaal niet bewust zijn van de eigen mogelijkheden. Eenvoudige vragen als ‘wat heeft u zelf al ondernomen’ en ‘Wat zou u zelf kunnen bijdragen aan het oplossen van het probleem’ gaven de burgers inzicht. Zij bleken vaak bereid zich in te zetten. Burgers bleken ook vaak op een wat negatieve manier te denken over hulp van ‘vrijwilligers’ en het vragen om hulp aan bekenden. Als gespreksvoerders de voordelen op een rijtje zetten en op een luchtige manier voorbeelden gaven, raakten burgers toch geïnteresseerd. Steeds maakten gespreksvoerders een inschatting of en hoe zij dergelijke zaken ter sprake brachten. Deze bewustwording van burgers zou nog versterkt worden door methodieken gericht op sociale en maatschappelijke participatie onderdeel te maken van het arrangement. Dit hoeft niet te gaan om zware materie maar kunnen ook gesprekmethodieken zijn. Deze kunnen bijvoorbeeld gevoerd worden door vrijwilligers. Vrijwilligers Vrijwilligers ervaren vrijheid en onafhankelijkheid in hun benadering en bijvoorbeeld in de tijd die zij kunnen nemen voor een gesprek. Vrijwilligers hebben een zeer mensgerichte houding. Zij stellen de burger centraal , zonder last te hebben van eventuele regels of belangen. Het contact met burgers is vaak gelijkwaardig en ook minder afstandelijk dan het contact tussen een gemeente medewerker en een burger. Voor de rol binnen het team van gespreksvoerders is het ook voor (nieuwe) vrijwilligers belangrijk dat zij weten waar ze aan toe zijn. Wat zijn de verwachtingen over en weer, wat is de tijdsinvestering, hoe kunnen zij zich opstellen als professionele vrijwilligers bij de uitvoering van Het Gesprek. Hoe combineren zij de vrijheid en onafhankelijkheid met de richtlijnen van het gesprek. Vrijwilligers zijn teamleden die ook 21
feedback geven en ontvangen en ook hebben zij net als andere gespreksvoerders aansturing en begeleiding nodig. De manier waarop gaandeweg, op zorgvuldige wijze, de methodiek voor Het Gesprek ontwikkeld is, heeft als resultaat een stevige basis en de nodig kennis over aandachtspunten. Het Gesprek als werkwijze lijkt een logisch vervolg op deze investering en opbrengst.
22
Conclusies De doelstelling van de pilot Het Gesprek was het doorvoeren van de kanteling in de gespreksvoering met burgers. Bij de oude werkwijze werd door consulenten van de gemeente bepaald of de burger al dan niet recht had op een voorziening. Bij de nieuwe werkwijze voerden gespreksvoerders, van gemeente én partnerorganisaties, brede gesprekken met burgers. Het uiteindelijke doel van de de werkwijze was het vergroten van de sociale en maatschappelijke participatie van (kwetsbare) burgers in de samenleving. Deze gekantelde werkwijze werd in de praktijk gebracht en gaandeweg doorontwikkeld door het team van gesprekvoerders. De beoogde resultaten van de pilot waren: • het voeren van een breed gesprek met burgers; • gespreksvoerders zijn in staat het brede gesprek te voeren; • er is bepaald of de gemeente en/of samenwerkingspartners het brede gesprek voeren; • de werkprocessen zijn aangepast conform de uitgangspunten van de kanteling; • een groter deel van de burger dient geen aanvraag voor een individuele voorziening in. Ter ondersteuning van de ontwikkeling van de werkwijze heeft onderzoeksbureau La base gedurende het pilotjaar vier maal een evaluatie verricht op de volgende niveau’s: • het gesprek/de methodiek; • de arrangementen; • het proces/de organisatie; • de samenwerking/de overdraagbaarheid. De vragen of problemen waarmee burgers zich meldden, hadden voornamelijk betrekking op: in de eigen woning blijven wonen, het huis schoon houden, het zelfstandig kunnen verplaatsen in en rond het huis. De gesprekken met burgers werden in de loop van het jaar steeds breder (er kwamen meer leefdomeinen aan de orde). Gespreksvoerders bespraken de verschillende mogelijkheden (eigen kracht, sociaal netwerk, inzet vrijwilligers) met burgers. Het brede gesprek bleek burgers bewust te maken van andere mogelijkheden dan individuele voorzieningen. Consulenten zagen dat veel burgers open stonden voor andere oplossingen. De richtlijnen voor het gesprek waren, in hoofdlijn, aanwezig. Het merendeel van de gespreksvoerders vond de methodiek voldoende overdraagbaar. Burgers waren zeer tevreden over de professionaliteit van de gespreksvoerders. Om dit alles te realiseren zijn naar aanleiding van casuïstiekbesprekingen en onderzoek de werkwijze en randvoorwaarden voortdurend ontwikkeld. Er is veel aandacht besteed aan onder andere teamvorming, het registratiesysteem en de ‘sociale kaart’. Het resultaat is een sterk team en positieve ontwikkelingen in de randvoorwaarden. Aan het bestaand beleid, financieel besluit en het juridisch kader dient de komende periode nog extra aandacht besteed te worden. Een ander aandachtspunt is de (toenemende) complexiteit van de problematiek en de randvoorwaarden die hierbij horen (extra tijd, regievoering en nog bredere sociale kaart). In het pilotjaar is op betrokken en professionele wijze samengewerkt aan de nieuwe werkwijze Het Gesprek. 23
Bijlagen Bijlage 1 Planning Kwaliteitsmeting pilot Het Gesprek
Maart 2013
Juli 2013
Oktober 2013
December 2013
oude
werkwijze 0-‐ meting begin nwe
1e meting
2e meting
kwaliteit
kwaliteit
3e kwaliteit & meting overdracht
werkwijze
0-‐meting gespreksverslagen • gesprekken/bijwonen bijeenkomsten 1e meting • documentstudie/vragenlijsten/gesprekken • Ontwikkeling ten opzichte van 0-‐meting • Presentatie op 17 september 2013 2e meting • documentstudie/vragenlijsten/gesprekken • Ontwikkeling ten opzichte van meting 1 • Presentatie november 2013 3e meting • documentstudie/vragenlijsten/gesprekken • Ontwikkeling ten opzichte van meting 2 & totaalbeeld • Presentatie februari 2014 • Eindrapport
24
Bijlage 2 Doelstellingen gespreksvoerders pilot Het Gesprek 28-‐5-‐2013 Focusgroep discussie met gesprekvoerders ‘Wat wil je aan het eind van het jaar bereikt hebben?’ 1. Gesprek voeren waar ik tevreden mee ben waar ook de klant tevreden mee is. 2. Geen voorzieningen meer verstrekken. Wel ondersteunen in zelfredzaamheid. a. Dit is gelukt als de burger zich redt en als hij niet meer terugkomt met dezelfde vraag 3. De vraag doorspelen en niet de persoon. Client verstrekt 1 keer gegevens. a. Dit is gelukt als er onderling (consulenten, partnerorganisaties) goede afspraken zijn/ goede contacten/afstemming onderling 4. Als iemand zich meldt, moet hij zo snel mogelijk op plek komen (projectplan 2 stappen max) a. Bereiken dat persoon zich geholpen voelt. Kan ook zijn dat hij goed verwezen wordt. 5. Goed inschatten, elkaar (partners) goed kennen, overleg ‘waarheen’ (tweewekelijkse casuïstiek) dan niet meer nodig. Nu is er geen zicht op (voorbeeld MEE/ ‘verkeerde’ verwijzing) en dit wordt nu concreet door casusoverleg 6. Bereiken dat wij allemaal weten dat elke klant anders, dat wij met iedere klant een breed gesprek kunnen voeren. Doorvragen wordt automatisme. 7. Gespreksvaardigheden: beeld van eigen competenties& vaardigheden. 8. Samenwerking! Ook mede-‐vrijwilligers hen daarover kunnen vertellen. Overdraagbaarheid. De rest ook meenemen. Enthousiasme overbrengen naar de rest. Weg naar professionals is makkelijker geworden. Duidelijker geworden wat partners doen. Wat levert het ons (vrijwilligers) in dagelijks werk op 9. Gezicht en naam hebben wanneer je casus overdraagt. Elkaar kennen, vertrouwen in het overdragen, dat er echt iets mee gebeurt. 10. Prettig meedraaien met elkaar. Op elkaar inhaken. Combinaties maken. Goed gesprek kunnen voeren. En weten waar we eventueel terecht kunnen. De grenzen kennen van het eigen werk. 11. Vraag: hoe ervaren burgers de gesprekken. Maakt het uit wie de consulent is? Van welke organisatie hij of zij komt. Vormen wij een geheel? Is er sprake van een uniforme werkwijze? 12. Eerder werkten we vanuit regels. Uitdaging is nu dat de afstand tot de burger wordt verkleind. Doel is om samen tot creatieve oplossingen te komen. a. Zijn de arrangementen anders dan wat voorheen geboden werd? 13. Doel is dat de burger de kanteling niet alleen als bezuiniging ervaart. 14. Doel is dat de samenwerking is uitgebreid. 15. Doel is dat we dichter bij burgers staan. 16. Doel is dat we geen pilot meer zijn maar dat dit de werkwijze in Rheden wordt. 25
Bijlage 3 Overzicht vragen Naar aanleiding van de doelen van gespreksvoerders en het projectplan zijn per thema, vragen geformuleerd. Doelen consulenten gaan over een aantal hoofdthema’s: het gesprek, het proces/organisatie, samenwerking en overdraagbaarheid. Hieronder zijn de doelen van de consulenten aangevuld met algemene projectdoelen (aangegeven met *), en de uitgangspunten van het Rhedens model meegenomen (inwoner startpunt, eigen verantwoordelijkheid burger, vrijwillige inzet voor prof inzet.) Het gesprek/ de methodiek • wijze waarop dit gesprek gevoerd wordt door consulent • is het verschil met ‘vroeger’ voldoende duidelijk/wat is verschil* • overdraagbaarheid • breed gesprek: gespreksvaardigheden • consulent heeft beeld eigen competenties/vaardigheden • doorvragen is automatisme • omgaan met diversiteit • ervaring burger, tevredenheid • kanteling last of winst voor burgers* • voelt burger zich geholpen • ervaar burger dat hij/zij goed verwezen is • burger komt niet terug met zelfde probleem • is hij meer zelf redzaam • participeert hij weer of meer* • is de afstand tot de burger kleiner • is de oplossing creatiever • is er een uniforme aanpak • merkt de burger met wie hij het gesprek voert • heeft de burger voorkeur • vormt de burger het startpunt* • zijn in ieder gesprek doelstellingen van het gesprek helder* • kost het gesprek relatief veel tijd* • hoe arbeidsintensief is traject/afstemmen/ instrumentarium/tijdsdruk* • wat is er aan beschikbaar aan instrumentarium of hulpmiddelen* • voldoen de richtlijnen* • ICT/input PVE Cvision WIZ/ICT applicatie gesprekvoering* • opleiding/wat is nodig* • gekanteld juridisch kader/verordening/financieel besluit/beleidsregels/formulieren: is dit op orde/is het werkbaar/toepasbaar/wat is nodig* • hoe verloopt regievoering bij complexe situaties* Het proces en de organisatie • vragen doorspelen/niet cliënt • burger binnen twee stappen op juiste plaats 26
• • • • •
afstemming onderling (consulenten) sociaal kaart, weten waar iemand terecht kan hoe ziet gekantelde werkproces er nu uit/ hoe moet het eruit komen te zien* hoe is zorgloket nu ingericht/ hoe moet dit er idealiter uitzien)* wat is er op organisatieniveau nodig*
Samenwerking & overdraagbaarheid • onderling goed afstemmen (welke vormen/wat werkt) • regievoering* • betekenis netwerkoverleggen/casusbesprekingen • gezicht en namen kennen • weten naar wie te verwijzen • vertrouwen hebben bij overdracht • goede afspraken • grenzen kennen van eigen werk • grenzen kennen van eigen mogelijkheden • overdragen binnen eigen organisatie wat samenwerking oplevert • enthousiasme kunnen overbrengen • stappen van pilot naar werkwijze Rheden (wat is nodig) • onderling veilig voelen om het niet te weten en elkaar om raad te vragen* • wat is ieders professionele rol en verantwoordelijkheid* • wordt er gebruik gemaakt van ieders specifieke kwaliteiten* • hoe verloopt afstemming/samenwerking met externe partnerorganisaties* • verstrekt samenwerken de competenties* Arrangementen • zijn de arrangementen anders dan de ‘oude’ oplossingen • oplossingen creatiever • niet werken vanuit regels, werkt dat • komt de eigen verantwoordelijkheid burgers duidelijk naar voren* • wat zijn vraagpatronen burgers* • welke typen arrangementen zijn er* • zie je het Rhedens model terug in arrangementen* • is de organisatie voldoende klaar voor werken met arrangementen*
27
Bijlage 4 Borgen van kwaliteit Gedurende de pilot is aandacht besteed aan samenstellen van een team. Tegelijk is een werkwijze ontwikkeld en in de praktijk gebracht. De eerste arrangementen zijn tot stand gekomen. Op deze punten zijn metingen verricht. De werkwijze en randvoorwaarden zijn mede aan de hand van de uitkomsten bijgestuurd. Het kwaliteit van de pilot is zeer positief te noemen. Het borgen van kwaliteit is aandachtspunt voor de komende periode. Het monitoren van inhoudelijke én financiële resultaten draagt bij aan de kwaliteit van Het Gesprek (bijsturen waar nodig) en dient ter verantwoording (inzicht in (financiële) resultaat). Ten tijde van de rapportage waren gegevens over kosten en baten niet beschikbaar. Halverwege is 2014 komen deze in principe beschikbaar. In dit hoofdstuk staan beknopt aandachtpunten en mogelijkheden voor onderzoek en kwaliteitsbewaking beschreven. Mogelijkheden voor de uitvoering • uitvoering geheel laten verzorgen door een extern bureau • integreren van onderzoek in de werkwijze in samenwerking met onderzoeker • integreren van onderzoek in de werkwijze/ zelf uitvoeren. Voorbeelden van informatieniveaus • project • team • individuele medewerkers • gemeente • partnerorganisaties Meetmomenten • het uitvoeren van meerdere metingen per jaar. • het uitvoeren van doorlopende onderzoek • De aandachtspunten voor onderzoek zijn: • afstemmen onderzoek Het Gesprek op bestaand onderzoek (partnerorganisaties) • aansluiten op bestaande registratiesysteem • motiveren van medewerkers tot actief meewerken in onderzoek Concreet betekent dit bijvoorbeeld kan besluiten om onderzoek een integraal onderdeel van de werkwijze van de gespreksvoerders te maken. Binnen het bestaande registratiesysteem komt ruimte om na afronding van een casus een aantal extra vragen in te vullen. Voor partnerorganisatie dient ook een mogelijkheid te komen om vragen online te beantwoorden. Gespreksvoerders sturen samen met het verslag van het brede gesprek een vragenlijst naar de burger. De verzamelde informatie komt meerder keren per jaar in een onderzoeksverslag (inclusief financiële resultaten, beschikbaar gesteld door de gemeente). Respondenten blijven anoniem. De inhoud en de voortgang gaat over project-‐ en teamniveau en wordt op groepsniveau besproken. 28
Een andere optie is integraal onderzoek waarbij zowel aandacht is voor de kwaliteit van het project in zijn geheel als voor het team én de individuele medewerker. Iedere gespreksvoerder krijgt inzage in zijn of haar persoonlijke resultaten en ontwikkeling. Voor deze vorm van onderzoek is een online registratiesysteem nodig. De vragenlijsten die burgers en gespreksvoerders gedurende het jaar invullen worden in dit systeem verzameld. Een individuele gespreksvoerder kan voor de eigen casuïstiek een overzicht opvragen (bij voorkeur ieder willekeurig moment met een druk op de knop). De gespreksvoerder ziet hoe de burgers de gesprekken beoordeelden, welke oplossingen geboden zijn. Ook kan bijvoorbeeld vergeleken worden hoe gespreksvoerder én burger het gesprek ervoeren. Het invoeren van gegevens en de informatie voor individuele gespreksvoerders is niet anoniem. Op basis van de verzamelde gegevens kan een of twee keer per jaar een analyse gemaakt worden. Deze verslagen zijn anoniem. De financiële kosten en baten, aangeleverd door de gemeente, zijn onderdeel van de rapportages. De inhoud van het onderzoek zal, desgewenst, na afstemming met projectleider in een apart document uitgewerkt worden.
29
Bijlage 5 Het Rhedens Model Het Rhedens Model Reikwijdte van het Rhedens Model De gemeente Rheden gaat bij de ondersteuning van mensen in een kwetsbare positie uit van het ‘Rhedens Model’. Dit Rhedens Model is van toepassing op alle beleidsterreinen van waaruit ondersteuning wordt geboden aan burgers in een kwetsbare positie. Het Rhedens Model is daarmee net zo goed van toepassing op ouderen met een hulpvraag als op overbelaste mantelzorgers, en evenzeer op werkzoekenden met een Wwb-‐uitkering als op risicojongeren. Met deze korte uitgangspuntennotitie wil de gemeente Rheden helderheid scheppen over het Rhedens Model: wat is het en hoe werkt het? De cirkels van het Rhedens Model Het Rhedens Model is de onderlegger voor ondersteuning aan en begeleiding van mensen in een kwetsbare positie. Het Model bestaat uit vier cirkels, waarbij het hart wordt gevormd door de eerste cirkel: 1. Het uitgangspunt vormt de eigen potentie en kracht van onze inwoners èn de mogelijkheden en kracht van hun netwerk van familie en vrienden. Mensen zijn primair zelf verantwoordelijk voor hun eigen leven. Als zij daarbij hulp nodig hebben, doen zij een beroep op hun meest nabije netwerk: familie en vrienden. 2. Als mensen een ondersteunings-‐ of begeleidingsbehoefte hebben, waarin zijzelf en hun nabije netwerk niet kunnen voorzien, komt de volgende ring in beeld: de vrijwillige ondersteuning of begeleiding vanuit kennissen of vanuit de buurt. Hierbij komen bijvoorbeeld de buren in actie, de kerk of de sportvereniging. 3. Als ook dit netwerk niet kan voorzien in de behoefte van mensen aan ondersteuning of begeleiding, dan kunnen mensen een beroep doen op de georganiseerde vrijwillige ondersteuning. Hier komen de vrijwilligers in beeld die een specifieke dienst leveren; ze hoeven de betreffende persoon niet persoonlijk te kennen. Denk bijvoorbeeld aan de vrijwilligers die helpen bij de thuisadministratie of de vrijwilligers die mantelzorgers tijdelijk ontlasten. 4. Tot slot: als ook die vrijwilligers niet kunnen voorzien in de noodzakelijke ondersteuning, dan pas kunnen mensen een beroep doen op professionele ondersteuning of begeleiding. Dan komen de beroepskrachten van de thuiszorg in actie, de begeleiders van de GGZ of de consulenten van een re-‐integratiebedrijf. In plaatje op de volgende pagina zijn de vier cirkels in beeld gebracht. De flexibiliteit en omvang van de cirkels De ene cirkel is voor de ene persoon groter dan voor de andere persoon. Niet iedereen heeft immers een even groot netwerk. En niet voor elke ondersteuningsbehoefte is passende informele ondersteuning voorhanden. Elk mens is uniek en elke situatie is uniek. Het verlenen van ondersteuning en begeleiding is dus maatwerk. Dit betekent ook dat mensen met dezelfde ondersteuningsbehoefte elk wat anders krijgen, omdat zij een ander persoonlijk netwerk hebben! Niemand heeft recht op bepaalde ondersteuning.
30
Ook het moment waarop mensen van de ene cirkel in de andere terecht komen, is verschillend. De ambitie van de gemeente Rheden is dat mensen soepel van de ene in de andere cirkel terecht komen: van binnen naar buiten, maar zeker ook van buiten naar binnen. Wij streven naar een warme doorgeleiding van binnen naar buiten, en ook naar (verantwoorde) afbouw van ondersteuning en begeleiding, zodat mensen van de buitenste cirkels weer naar de binnenste gaan. Ambitie van de gemeente Rheden De centrale ambitie van de gemeente Rheden is om ervoor te zorgen dat de binnenste cirkels rondom mensen zo sterk mogelijk zijn, opdat het beroep op de buitenste cirkels zo klein mogelijk is. Dat is de ‘civil society’: de samenleving waarin burgers zich om elkaar bekommeren en elkaar ondersteunen. De gemeente Rheden wil deze civil society faciliteren. Daarnaast is het de ambitie van de gemeente Rheden dat de naastgelegen cirkels naadloos op elkaar aansluiten. Mensen en beroepskrachten in de naastgelegen cirkels moeten elkaar weten te vinden. Voorzieningen vanuit deze cirkels moeten op elkaar aansluiten. Hierbij ziet de gemeente Rheden, zoals de wet dat ook voorschrijft, een regisserende rol voor zichzelf weggelegd.
31
Colofon Opdrachtgever: Gemeente Rheden Inwonerszaken Team Sociaal www.rheden.nl Uitvoering onderzoek: La Base, dé basis voor maatschappelijke ontwikkeling. Jeannet Klooker www.la-‐base.nl
32