Wanggemalo, 19 oktober 2014 Woensdag 15 oktober is een heel rustige dag voor ons, we rusten uit van de tocht naar Kharuwakhe. Er komen een paar mensen voor medicijnen en anderen komen voor een praatje. Riyafare komt ons eieren van een boskip brengen. Irene neemt er 1 mee naar huis en daar zit een kuiken in. Dan zal het in deze 2 eieren ook wel zitten. Jammer van de kuikens, maar we kunnen ze niet terug brengen. Ik type het verslag over de reis. In de middag slaap ik nog een uurtje. Irene maakt eten klaar, we eten deze keer sayur paku, een soort eetbare varens. Best lekker. We zoeken de spullen bij elkaar voor de tournee morgen, want we willen vroeg weg, graag om half zeven. Als ik de bagage bekijk denken we toch 5 lopers nodig te hebben. Aan het eind van de middag lopen we naar de kampong en zeggen dat we 5 mensen nodig hebben om de spullen te dragen. Anders wordt het zo zwaar voor de anderen. Ze zullen er voor zorgen, zeggen ze. We gaan naar huis, maken wat eten klaar, genieten van de zonsondergang en kijken nog een deel van onze filmserie op de laptop. En dan naar bed. We zijn donderdagmorgen om half zes wakker. Mooi op tijd. Jaap stuurt het verslag van mij weg en haalt andere berichten binnen en ik bak nog een keer een eitje voor het ontbijt. Om half 7 zijn we klaar om te gaan lopen. Matias zit al vroeg voor ons huis te wachten. Hij is de zoon van Yanyafo, de man die we onder elkaar ‘knoopje’ noemden, omdat hij altijd een klein wit knoopje voor op het puntje van zijn neus droeg. Van Riyafare en de andere dragers nog geen spoor. Jammer, want we willen zo graag op tijd weg om niet in de hitte te lopen. Eindelijk komt Kerafo kijken en neemt alvast wat bagage mee. Om 7 uur lopen we zelf maar naar de kampong en helpen we de bagage te dragen. Dan blijkt dat gisteravond niets is geregeld en er nu nog iemand bij gezocht moet worden. Je leert zo wel geduldig te worden. Kerafo gaat naar zijn huis en haalt zijn vrouw op. Die moet dan maar mee lopen. Als ze eindelijk komt kijkt ze niet vrolijk, ze heeft niet veel zin, maar ze moet luisteren naar haar man. In een kleine rijstzak gaat ook haar kip mee; kennelijk is ze bang dat die anders door de honden wordt opgegeten. Ook de vrouw van Matias gaat mee, met 4 kleine kinderen. Om half 8 gaan we eindelijk op weg. Het heeft niet geregend en de paden zijn goed begaanbaar. We lopen een klein uurtje en dan is daar de eerste rustplaats al. Dat is eigenlijk helemaal niet zo fijn. De eerste ruk kun je beter wat langer lopen. Maar dit is een plaats waar iedereen eigenlijk even rust. Er is ook een vuurplaatsje. De vrouw van Matias loopt ook mee. Eigenlijk veel te gek. Ze heeft 4 kinderen bij zich, waarvan eentje een peuter en de jongste een baby. Het oudste meisje (ca 11 jaar) draagt vaak de baby in een slendang. Maar ze lopen goed en vlot en zeuren eigenlijk niet. Alleen willen ze bij elk riviertje eigenlijk wel vissen. Met een duikbrilletje op en een speertje, proberen vissen te vangen en garnalen te zoeken. Een heerlijk vermaak in de kleine riviertjes als het zo heet is. Het lopen gaat al gauw heuvel op, heuvel af. Jaap doet een beetje voorzichtig, om niet weer last van zijn knie te krijgen. Heuvel af is geen probleem, maar heuvel op wel. We moeten dan nog wel eens even rusten en de mannen vinden dat niet erg, want dan kunnen ze een sigaret roken. Dat is net genoeg om weer op adem te komen. Als we weer op weg zijn wordt er opeens door de dragers
achter ons geschreeuwd. Eén van hen was aangevallen door een giftige slang die op het pad lag te slapen. Hij had nog net op tijd weg kunnen springen, en de ander had met een stuk hout de slang doodgeslagen. Toch even schrikken, en je bent nog meer alert op slangen op het pad. Een paar keer hebben we een wat langere rustpauze, zodat de vrouwen en de kinderen weer de rivier in kunnen. Alles met elkaar hebben ze toch een paar vissen en wat grote garnalen gevangen. Wij strekken ons op de grond uit op een aantal grote varens, je krijgt op den duur toch wel spierpijn. Als je dan op je rug ligt en naar boven kijkt zie je allerlei vlinders vliegen. Onderweg zien we trouwens ook een paar prachtige bloemen. We hebben er niet op gerekend om zo vaak te rusten, maar het is heel gezellig en welkom. Als we bij de kali Rufu komen is daar een goeie stroming en Jaap en ik gaan er heerlijk in liggen genieten van het koele water, dat je ook zo maar kunt drinken, terwijl je ligt. Vandaar lopen we door en dan duurt het niet lang meer dat we in Ndeima aankomen. Ze hebben een brug gemaakt over het grote moeras aan de rand van het dorp. Dat is heel fijn, maar hele stukken van de brug zijn kapot en soms kunnen we maar over 1 plank lopen. In het bos geeft het lopen over boomstammen het grootste oponthoud, maar met de hulp van de dragers komen we overal veilig over. In Ndeima word ons het dorpshuis gewezen, waar we kunnen logeren. Een huis met aluminium dak en cementen vloer. Jaap en ik mogen een kamertje gebruiken, de anderen zoeken onderdak bij familie in het dorp. Het is nog midden op de middag en dan is alles rustig in de kampong, zeker als het zo heet is gaat iedereen het bos in. We gaan op zoek naar Dorai, de man die Jaap vroeger altijd met de prauw naar Uni bracht. De begroeting is allerhartelijkst. Jaap krijgt een dikke knuffel. Het mannetje is zo klein dat hij maar tot Jaap zijn schouder komt. Langzaam komen de anderen ook binnendruppelen en de hele middag zitten we te praten en elkaar te verwelkomen. De mensen kennen Jaap wel, maar mij niet, want ik ben hier nog nooit geweest. We gaan nog even lekker mandien in de kali (rivier) vlakbij. Kinderen beginnen al volleybal te spelen. En een uurtje later staat het volleybalveld vol en ernaast zitten heel veel mensen te kijken. We ontmoeten
Sarles, één van de leerlingen van de vroegere Bijbelschool in Boma. Hij heeft jaren de kerk in Uni geholpen en is nu sinds kort evangelist hier in Ndeima. Hij doet erg emotioneel bij de ontmoeting, maar het komt op één of andere manier minder echt over als bij sommige anderen, die niet veel zeggen maar zichtbaar aangedaan zijn. Er zijn ook mensen van Ugo aangekomen: Agus, de evangelist en Yemi, een ouderling, die we ons nog wel herinneren als jonge vent, vroeger. Bij Dorai in huis wordt het eten klaargemaakt dat wij hebben meegenomen: rijst, mie en vis. Van de vrouw van Kerafo krijgen we ook nog een visje en een paar grote riviergarnalen. Wij delen dat op onze beurt weer met een paar andere dragers. Riyafare krijgt de vis, want zijn gebit is zo slecht dat hij een garnaal niet meer goed kan kauwen. Het smaakt heerlijk, we eten samen met een stel anderen, maar niet alle dragers zijn er bij, want ze hebben hier ook familie wonen. Kerafo zien we niet meer sinds we in Ndeima zijn aangekomen. Hij is meteen bij familie in huis gegaan en blijft daar tot we weer weggaan. Het is leuk om te zien hoeveel plezier ze samen hebben. Onder het eten worden weer allerlei verhalen van vroeger opgehaald, en doorgegeven aan de jongeren. Dorai is een vreselijk druk mannetje, die ook heel snel praat en waar ik weinig kan verstaan. Als Jaap niet meteen luistert: bapak, bapak, bapak! Het lijkt Mira wel. Na het eten, is het ca half acht en gaan we naar ons gastenverblijf. Alle dragers hebben een plek in de kampong gezocht en wij slapen alleen in het dorpshuis. Riyafare komt vragen of we niet bang zijn om alleen in het huis te slapen. Nee hoor, ga jij maar gezellig naar de anderen toe. Het was een lange dag en we gaan dan ook maar naar bed. Ik neem wel de e‐reader mee, heerlijk zonder zaklamp toch lekker lezen. We slapen prima. Wat wil je ook. Na een tocht van wel twaalf beste heuvels in het oerwoud en dan midden overdag, bij een temperatuur van (in de schaduw) 35 graden. Vrijdag 17 oktober worden we wakker gemaakt door een koor van hanengekraai. Wie het mooiste kan kraaien. Uit bed wat water drinken. En dan met de poli beginnen. Het is meer een apotheek openen. Bijna iedereen komt met dezelfde klachten. Ze hebben het elkaar misschien wel voorgezegd wat ze moeten vragen. Iedereen is sakit panas (malaria), verkouden, hoofdpijn, veel buikpijn, moe, niet fit, niet goed kunnen lopen, enz. Bijna iedereen krijgt malaria‐medicijnen en paracetamol, vitamine A en medicijnen tegen wormen. Anderen zien er zo ziek uit dat ze antibiotica krijgen of medicijnen tegen bloedarmoede. Ik ben zo best een poos bezig. Medische hulp is hier heel weinig. Men heeft nog geen paracetamol tegen kiespijn of hoofdpijn. Een paar moeders komen met kinderen die
allemaal kleine wondjes hebben. Die adviseer ik om de kinderen elke dag goed te wassen met warm water en een beetje zout erin, dat werkt reinigend. Er is een vader met een dochtertje van ca 6 jaar. Die is gisteravond door een slang in de voet gebeten. Ze hebben de beet opengesneden om het gif er uit te laten lopen. Ik kan niet meer doen dan verband op de wond en adviseren het meisje niet te laten lopen, heel stil laten liggen. Het gif gaat via de lymfe en dat gaat langzaam door het lichaam, dan heb je de meeste kans dat je het overleeft. Al met al is het weer een drukte van belang. Jaap praat ondertussen bij met Sarles, de evangelist hier in Ndeima, en Agus, de evangelist van Ugo. Ze vertellen over hun werk. Wat ze heel erg nodig hebben is preekbundels. Die hebben ze wel gehad, maar in dit klimaat hebben dat soort boeken geen lang leven. Jaap belooft zijn best te zullen doen hen wat toe te sturen. Ze zijn ook erg blij als ze horen dat de revisie van het zgn rode boekje van Ellie Nieboer bijna klaar is. Ook vragen ze naar kerkbellen, voor de nieuwe kerken die in Ndeima en in Ugo gebouwd worden. Vroeger is er wel eens een kerkklok gestuurd vanuit Nederland, en ook vanuit Australië, maar dat waren uitzonderingen. Als we zo’n beetje het hele dorp hebben gehad, gaan we bij Dorai ons ontbijt eten: rijst met mie en vis en warme thee. Smaakt best na een morgen poli houden. Dan pakken we de spullen in en gaan op weg naar Fifiro. We denken dat we er zo zijn, want men zegt dat het maar 11/2 á 2 uur lopen is, dus dan kan ik vanmiddag daar de mensen helpen. We nemen afscheid van veel mensen en gaan. Dorai gaat mee. Hij loopt voorop. Elke keer als hij wat zegt (en dat is heel vaak) staat hij stil, dat schiet niet op. Na een poosje wordt hij wat rustiger en loopt hij goed door. Ook hier komen we lastige stukken tegen, geen heuvels maar wel erg veel omgevallen bomen en riviertjes waar we overheen moeten. Het duurt maar en het duurt maar. Jaap: ”Dorai, is het nog ver? Jullie zeiden dat het maar 2 uur lopen is.” Nee, bapak, we moeten nog heel ver. Ineens staat Dorai stil en slaat met de parang op de grond: een groene slang, hij hangt hem even om zijn nek en even later rusten we even uit en geeft hij de slang weg. Daar kunnen de kinderen nog wel van eten vanavond. Als je erop rekent dat een tocht niet zo lang is, dan valt het erg tegen als het veel langer is. Het komt ook omdat het zo droog is. Daardoor zijn de moerassige gedeelten van de weg behoorlijk ingedroogd, en dat is fijn. Maar in de kali Rufu staat het water zo laag dat een prauw daar met geen mogelijkheid door kan. Dus is het lopen, tot we bij de kali Manggono aankomen, tegenover Fifiro. Het is dan ca. 2 uur, we hebben er dus dubbel zo lang over gedaan. Het is dan op het heetst van de dag, alles is stil. Bapak desa is wel thuis, en we mogen meteen bij hem in huis. Dat is wel heel fijn, kunnen we meteen de bagage weg zetten. Er komen weer wat mensen binnen druppelen om ons te begroeten. We wachten tot het wat afgekoeld is en gaan dan
mandien in de kali. Daarna zet ik de medicijnen klaar om uit te delen. De vrouwen komen ons zeggen dat het eten klaar is, dus eten we eerst maar. Dit is de eerste keer dat we samen eten, zonder de anderen. En dan kan ik met de poli beginnen. Ook hier is het weer best druk. Soms moet ik de mensen in het huis vragen wat minder hard te praten, anders kan ik de patiënten niet eens verstaan. Ze halen weer allerlei oude geschiedenissen op. Zoals van die keer in 1978 dat Jaap hier in de buurt een sagowormenfeest bezocht, en daar die nacht bijna werd gepijld. Dorai was daarbij, en een zoon van een andere begeleider van toen (het dorpshoofd van het oude Ifo) zit er ook bij. Dorai vertelt in geuren en kleuren hoe dat toen allemaal gegaan was. Op een gegeven moment ben ik door de antibiotica heen en helemaal aan het eind geef ik een oudere vrouw die zich heel zwak voelt, de rest van de staaltabletten. Heeft ze voor 2 maanden genoeg. Hopelijk helpt het haar. Er zijn uitzonderingen, maar de meeste ziektebeelden zijn hetzelfde en ook hier weer hetzelfde verhaal: geen mantri, geen medische hulp. Ndeima krijgt een enkele keer nog een mantri op bezoek, maar hier komt nooit iemand. Ik ben niet karig met uitdelen van paracetamol en aspirine en vitamines. Na de polik zitten we nog een poos buiten en gaan dan naar bed. Ik lees nog een poos. Val in slaap en een paar uur later word ik wakker, want de mannen zitten nog te praten, het is 12 uur en ze praten en maken plezier. Niet zachtjes, nee, luid en vrolijk! Een klein kind ligt vreselijk te hoesten en huilt veel. Honden vechten af en toe met elkaar. Ik hoor mensen nog eten klaarmaken en dat gaat maar door. Soms gaan er mensen naar buiten, en de deur knarst en piept erbarmelijk. Op deze manier heb ik zo weer een boek uit. Eindelijk val ik dan toch in slaap en dan is het zomaar weer 5 uur, als we weer wakker worden van het Fifiro‐hanenkoor. We staan meteen op, want we willen vroeg weg. Het regent jammer genoeg wel een beetje! We vragen of er eten is klaar gemaakt dat we mee kunnen nemen. Nee, dat is er niet, want het water was op. Ja, dan kun je niet koken. En in het donker ga je geen water halen. Dan maar zonder eten. We zitten buiten te wachten. Het duurt allemaal nogal een poos. Als Riyafare en Matias er zijn en Dorai ook gaan we op weg. Dorai heeft een aluminium golfplaat voor op het dak bij zich en draagt dat boven zijn hoofd. We gaan eerst met de prauw naar de overkant van de Manggono. Blijkt dat Dorai die plaat helemaal naar Ndeima mee wil nemen. Hij loopt voorop en het is best lastig, zo’n brede plaat door de hutan mee te nemen. Jaap houdt veel afstand, want als hij struikelt of valt krijgt hij die plaat tegen zijn gezicht of zijn keel (moet er niet aan denken). Dorai heeft helemaal niet in de gaten dat het gevaarlijk is, soms draait hij zich om, om Jaap te helpen, en dan zwiept die golfplaat gevaarlijk in het rond. Jaap wil er niet van weten en laat liever Riayafare hem helpen. Het is lastig lopen want het regent nog steeds en alle boomstammen zijn spekglad, we moeten dus heel
voorzichtig over die boomstammen balanceren. Na een tijdje stoppen we even en rolt Dorai die aluminium golfplaat op. Maar dan nog moet Jaap goed veel afstand houden. Een voordeel met regen is dat het lekker koel is. Voor ons gevoel lopen we goed door, maar we doen er toch echt drie uur over voor we in Ndeima zijn aangekomen. Daar krijgen we meteen rijpe pisang en warm water. Heerlijk smaakt dat na deze tocht. Voor Jaap maak ik een beker soep (goed voor het zoutgehalte bij al dat zweten) en zelf pak ik een zakje mie met warm water. Dat is genoeg om weer mee verder te gaan. Tegen tienen gaan we verder. We besluiten om met z’n vieren verder te gaan. Riyafare, Matias, Jaap en ik. Die jongens zijn daar ook blij mee, want die vrouwen met die kinderen houden de zaak telkens op, en daar wordt je vreselijk moe van. De anderen komen dan later wel. Het lopen gaat best goed en we rusten elk uur eventjes, net als de heenreis. En we hebben weer dezelfde heuvelroute. We lopen veel vlotter omdat de dames er niet bij zijn die steeds eten willen zoeken. Als we weer een keer zitten te rusten tovert Riyafare twee pisang nona te voorschijn. Voor Jaap en mij. Nee, zelf hoeft hij niet. Als we bij een volgende rustpauze weer verder willen, blijkt Matias zo vast in slaap te zijn dat we hem haast niet wakker kunnen krijgen. Hij heeft de afgelopen nacht ook nauwelijks geslapen, vertelt hij. Ja, dat hebben we gemerkt! Bij de laatste rustplaats trekt Jaap een blikje sardientjes open. Er zitten er precies 4 in. Jaap eet er zelf een op, zelf smaakt het me niet. Met nog een zakje mie er bij maakt Riyafare een heerlijk tussendoortje klaar voor hemzelf en Matias. Matias maakt het lege blikje zorgvuldig schoon, hij wil het bewaren als herinnering aan deze tocht. En dan duurt het maar even dat we weer thuis zijn: kwart over vier. Troep opruimen, uitgebreid mandien, dan voel je je een ander mens. Pas een uur later komt Kerafo met de vrouwen aan. De kinderen waren hangerig en ze konden helemaal niet eten zoeken. Irene komt water heet maken en gaat dan weer naar huis. We zitten buiten tot het donker is. En eten daarna nog wat en lezen wat. We liggen om 8 uur in bed. Zondagmorgen zijn we al om 5 uur weer wakker. Als Irene komt om een vuurtje te maken geeft ze een briefje aan Jaap. Van Semuel: hij is ziek en kan niet preken, of Jaap wil preken. Jaap vraagt: “en anders?” “Dan is er geen kerkdienst”, zegt Irene. Jaap had er al op gerekend, dus de kerkdienst gaat wel door.. Verder is de zondag rustig en iedereen is het bos weer in. Dat krijg je in de droge tijd, lekker lopen in het bos, koelte zoeken en eten in de riviertjes. Voor ons is het eerst wel eventjes genoeg geweest. Jaap raakte de tel kwijt dat hij spinrag, vaak met een spin, in het gezicht kreeg. Je moet zo goed opletten waar je je voeten neerzet, dat je steeds naar beneden kijkt. Maar we zijn blij dat we de 6‐daagse deze week (met 1 rustdag) tot het eind volbracht hebben. De conditie werd elke dag beter. En het is fijn dat we zoveel mensen hebben ontmoet en konden helpen. Maar nu genieten we van het relatieve gerief hier in ons oude huis!