Wangedrag bij partneralimentatie Over wangedrag en de consequenties daarvan binnen partneralimentatie
door
Hein de Boer ANR 87 30 67
Afstudeerscriptie Rechtsgeleerdheid
In het openbaar te verdedigen ten overstaan van de Examencommissie van de Faculteit Rechtswetenschappen van de Universiteit van Tilburg
op 22 december 2014
om 16:00 uur
MASTERSCRIPTIE RECHTSGELEERDHEID TILBURG UNIVERSITY
Student: H.O. de Boer ANR: 87 30 67 Accent: Privaatrecht Begeleider: prof. mr. P. Vlaardingerbroek Tweede lezer: mr. Y. Bogaers Afstudeerdatum: 22 december 2014 Tilburg Law School
Page | 1
Voorwoord Met gepaste trots presenteer ik u mijn scriptie ter afronding van de studie Rechtsgeleerdheid aan Tilburg University. Het onderwerp ‘wangedrag’ is voortgekomen uit één van de colleges van prof. mr. Vlaardingerbroek. Na het college heb ik verdieping gezocht in de literatuur. Al snel werd duidelijk dat ik mijn universitaire studie wilde afronden met een scriptie over ‘wangedrag’. Toen ik begon aan de opleiding Rechtsgeleerdheid, zat ik nog midden in mijn studententijd. Ik heb, terugkijkend op de afgelopen jaren, geleidelijk afscheid genomen van mijn studentenleven. Allereerst wil ik mijn ouders danken, die mij onvoorwaardelijk hebben gesteund. Daarnaast wil ik graag mijn vriendin Estelle en mijn broer Arend hartelijk danken voor de steun en voor hun genuanceerde opmerkingingen en frisse blik op het onderwerp. Tevens wil ik Amanie Dandan danken voor de vele uren in de universiteitsbibliotheek. We zijn samen gestart aan de Juridische Hogeschool en sluiten nu samen onze universitaire studie af. Een speciaal dankwoord gaat uit naar prof. mr. Vlaardingerbroek. De adviezen en begeleiding pasten mij precies en heb ik als zeer prettig ervaren. Ik wens dat u tijdens het lezen mee kan gaan in mijn grote interesse in het onderwerp wangedrag.
H.O. de Boer
Tilburg, december 2014
Tilburg Law School
Page | 2
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1
Inleiding .......................................................................................................................... 7
1.1 Aanleiding voor het onderzoek ........................................................................................................... 7 1.2 Probleemanalyse en wijze van onderzoek........................................................................................... 7 1.3 Afbakening van het onderzoek ........................................................................................................... 8 1.4 Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie ............................................................................ 9 1.5 Methodologische verantwoording..................................................................................................... 10 Hoofdstuk 2
Wangedrag binnen partneralimentatie volgens het Nederlands recht ................... 11
2.1 Inleiding ............................................................................................................................................ 11 2.2 Huwelijk, partneralimentatie en wangedrag ..................................................................................... 11 2.2.1 Huwelijk en lotsverbondenheid .................................................................................................. 11 2.2.2 Regeling omtrent partneralimentatie ......................................................................................... 12 2.2.3 Niet-financiële factoren.............................................................................................................. 14 2.2.4 Jurisprudentie betreffende ‘wangedrag’ .................................................................................... 14 2.3 Gevolgen wangedrag ........................................................................................................................ 17 2.4 Tussenconclusie ................................................................................................................................ 18 Hoofdstuk 3
Wangedrag binnen partneralimentatie volgens het Duits recht .............................. 20
3.1 Inleiding ............................................................................................................................................ 20 3.2 Partneralimentatie volgens Duits recht. ............................................................................................ 20 3.2.1 Alimentatiegronden en behoeftigheid ........................................................................................ 20 3.2.2 Negatieve hardheidsclausule ..................................................................................................... 22 3.3. Wangedrag volgens het Duits recht ................................................................................................. 24 3.5 Tussenconclusie ................................................................................................................................ 28 Hoofdstuk 4
Alternatieve consequenties bij wangedrag................................................................. 29
4.1 Inleiding ............................................................................................................................................ 29 4.2 Partneralimentatie matigen, beëindigen of in duur beperken............................................................ 29 4.3 Alternatieve consequentie wangedrag .............................................................................................. 30 4.3.1 Inleiding ..................................................................................................................................... 30 4.3.2 Schorsing van de alimentatieverplichting .................................................................................. 31 4.3.3 Echtscheidingsconvenant ........................................................................................................... 34
Tilburg Law School
Page | 3
4.3.4 Geleidelijke beëindiging van alimentatie ................................................................................... 34 4.4 Tussenconclusie ................................................................................................................................ 35 Hoofdstuk 5
Conclusies en aanbevelingen ....................................................................................... 37
5.1
Inleiding ...................................................................................................................................... 37
5.2
Conclusie..................................................................................................................................... 37
5.3
Aanbevelingen ............................................................................................................................ 38
5.3.1
Codificeren van de niet-financiële factoren en de billijkheidstoets .................................... 38
5.3.2
Schorsing van de partneralimentatie .................................................................................. 39
5.3.3
Op termijn beëindigen van de partneralimentatie .............................................................. 39
Literatuurlijst 41
Tilburg Law School
Page | 4
Lijst met afkortingen
AA
Ars Aqui
A-G
Advocaat Generaal
Art.
Artikel
BGB
Bürgerliches Gesetzbuch
BGBl.
Bundesgesetzblatt
BGH
Bundesgerichtshof
BT-Drucks.
Bundestags-Drucksache
BW
Burgerlijk Wetboek
CBS
Centraal Bureau voor de Statistiek
e.a.
En anderen
EB
EchtscheidingsBulletin
EheG
Ehegesetz
etc.
Etcetera
e.v.
En verder
FamRZ
Zeitschrif für das gesamte familienrecht
FJR
Tijdschrift voor Familie- en Jeugdrecht
FPR
Familie Partnerschaft Recht
Hof
Gerechtshof
HR
Hoge Raad
jo
Juncto
LJN
Landelijk Jurisprudentie Nummer
m.nt.
Met noot
MvT
Memorie van Toelichting
NB
Nota bene
NJ
Nederlandse Jurisprudentie
NJB
Nederlands Juristenblad
NJW
Neue Juristische Wochenschrift
nr.
Nummer
OLG
Oberlandesgericht
p.
Pagina
Parl. St.
Parlementaire Stukken
Rb
Rechtbank
Tilburg Law School
Page | 5
red.
Redactie
Rv
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Stb.
Staatsblad
TPR
Tijdschrift voor Privaatrecht
WLA
Wet Limitering Alimentatie
Tilburg Law School
Page | 6
Hoofdstuk 1
Inleiding
1.1 Aanleiding voor het onderzoek Op 12 december 2013 heeft het Hof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in een geschil tussen een man en een vrouw. 1 De man en de vrouw waren echtgenoten en het geschil betreft de toewijzing van partneralimentatie. De man stelt dat de vrouw zich grievend heeft gedragen jegens de man, waardoor er geen sprake kan zijn van partneralimentatie of, in ieder geval, beperkte aanspraak van de vrouw op alimentatie. De rechter is bevoegd om met (wan)gedrag rekening te houden bij de vaststelling van partneralimentatie, gelet op het woord ‘kan’ in art. 1:157 lid 1 BW.2 In de uitspraak gaat het Hof specifiek in op het standpunt van de man dat aan de zijde van de vrouw sprake zou zijn van wangedrag. De enkele constatering van grievend gedrag of wangedrag door het Hof, betekent niet zonder meer dat de lotsverbondenheid verbroken is. Er dient terughoudendheid betracht te worden bij een beoordeling of lotsverbondenheid verbroken is dan wel of er sprake is van grievend gedrag of wangedrag. Terughoudendheid in deze moet betracht worden gelet op het onherroepelijke karakter van beëindiging of beperking van de alimentatieverplichting. Het Hof merkt verder ook op dat een echtscheiding gepaard gaat met de nodige emoties en dat niet iedere vorm van wangedrag of grievend gedrag aanleiding om de onderhoudsverplichting te beperken of nihil te stellen.3 In overweging 16 stelt het Hof dat, zelfs al zouden de verwijten van de man juist zijn, de verwijten te zeer samenhangen met de echtscheiding en daarmee gepaard gaande emoties en dat dit in redelijkheid niet tot het einde van de onderhoudsplicht zal kunnen leiden. 1.2 Probleemanalyse en wijze van onderzoek Partneralimentatie spreekt tot de verbeelding. Veel mensen hebben er zelf mee te maken gehad of kennen mensen die er mee te maken hebben gehad. Ook de Nederlandse politiek laat zich niet onbetuigd gezien de initiatiefvoorstellen van de PVV4 en een initiatiefnota van de PvdA, VVD en D66 om de alimentatieduur aan banden te leggen.
5
Art.1:81 BW en art. 1:84 BW vormen de wettelijke grondslag van
6
lotsverbondenheid. In een huwelijk geraken partijen lotsverbonden en daaraan hangen rechten en plichten. Na de ontbinding van een huwelijk werken sommige rechten en plichten door. Partneralimentatie is hiervan een voorbeeld, getuige art. 1:157 BW. De rechter kan een verzoek tot alimentatie toewijzen. De rechter neemt daarbij de financiële en niet-financiële factoren in overweging. De financiële factoren zijn leidend: de draagkracht van de alimentatieplichtige en de behoefte van de alimentatiegerechtigde. 1
Hof Arnhem-Leeuwarden 12 december 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:9674 Hof ’s-Hertogenbosch 14 december 2010, ECLI:NL:GHSHE:2010:BO7700 m.nt. van IP. 3 Hof Arnhem-Leeuwarden 12 december 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:9674 r.o. 8 4 Kamerstukken II 2011/2012, 33 311 5 Kamerstukken II 2011/2012, 33 312 6 Vlaardingerbroek e.a. 2011, p. 164. 2
Tilburg Law School
Page | 7
Uit bovenstaande kan worden afgeleid dat de invulling van de term ‘wangedrag’ door elke rechter individueel gebeurt. De term is subjectief. Wanneer is er sprake van grievend gedrag of wangedrag? Als er sprake is van dergelijk gedrag, wanneer is dit zodanig dat er sprake is van aantasting of doorbreking van de lotsverbondenheid? Dit probleemstuk vormt het eerste deel van het onderzoek. In de casus die wordt genoemd in de aanleiding is duidelijk dat er terughoudendheid betracht dient te worden, gelet op het onherroepelijke karakter van een beëindiging of beperking van de alimentatieverplichting. Zo is het mogelijk dat het wangedrag van de alimentatiegerechtigde jegens de alimentatieplichtige niet bestraft kan worden, omdat de bestaande consequenties onevenredig zwaar zijn. De vraag rijst dan of er een alternatief is voor beëindiging of beperking van de alimentatieverplichting. Een nieuw alternatief dat minder zwaar van karakter is, waardoor er gerichter ingesprongen kan worden op gedrag dat niet door de beugel kan. Dit probleemstuk vormt het tweede gedeelte van dit onderzoek. Uit voorgaande kan de volgende probleemstelling gedestilleerd worden: “Wanneer zorgt wangedrag van de alimentatiegerechtigde voor doorbreking van de lotsverbondenheid tussen (ex)echtgenoten waardoor de alimentatieplicht beperkt of beëindigd kan worden en wat is een alternatief voor deze beperking en beëindiging van partneralimentatie bij wangedrag?” Ter beantwoording van deze vraag, is er een aantal sub vragen opgesteld. Beantwoording van deze vragen zal leiden tot beantwoording van de centrale vraag. o
Hoe is de huidige Wet- en regelgeving aangaande partneralimentatie, lotsverbondenheid en wangedrag?
o
Hoe is de Duitse Wet- en regelgeving omtrent partneralimentatie en wangedrag en wat kunnen wij leren van het Duitse recht?
o
Wat is een alternatief voor het beperken van partneralimentatie bij wangedrag?
Elke deelvraag zal per hoofdstuk behandeld worden. Hoofdstuk twee gaat in op de huidige regelgeving in Nederland omtrent wangedrag, partneralimentatie en lotsverbondenheid. Hoofdstuk drie omvat de regelgeving in Duitsland omtrent wangedrag. In dit hoofdstuk wordt ook ingegaan op de vraag wat Nederland kan leren van het Duitse stelsel. Er is voor het Duitse recht gekozen omdat deze in hoge mate overeenkomt kent met het Nederlandse recht. In hoofdstuk vier wordt uiteengezet welke alternatieven er zijn voor het beperken van partneralimentatie bij wangedrag. In het laatste hoofdstuk, hoofdstuk vijf, zal er een antwoord gegeven worden op de centrale vraag. Daarna is er ruimte voor aanbevelingen. 1.3 Afbakening van het onderzoek In dit onderzoek staan drie begrippen centraal: ‘partneralimentatie’ en ‘wangedrag’ en ‘consequenties van wangedrag’. De term ‘wangedrag’ zal daarbij het meest centraal staan. Tilburg Law School
Page | 8
Van belang is om op te merken dat de echtscheiding bewust uit dit onderzoek gemeden wordt, omdat de schuldvraag betreffende de echtscheiding op dit moment geen of geringe invloed heeft op de partneralimentatie.7 Het partneralimentatierecht is in 1971 sterk hervormd door de Nederlandse wetgeving.8 Daarbij is het één en ander veranderd, ook ten opzichte van wangedrag. Van belang is dus om partneralimentatie te omschrijven en wat onder het begrip wangedrag wordt verstaan. Het is van belang om te realiseren dat het hier uitsluitend partneralimentatie betreft en niet kinderalimentatie. Dit zijn twee aparte stelsels, met (deels) andere wetgeving. Het begrip ‘wangedrag’ is een vrij ruim begrip. Met wangedrag wordt in dit onderzoek uitsluitend het gedrag bedoeld dat zich voordoet binnen het leerstuk van partneralimentatie. De consequenties van wangedrag zijn een belangrijk leerstuk voor dit onderzoek. In de huidige jurisprudentie zijn er twee mogelijke consequenties: beperken van de alimentatie of het beëindigen van de partneralimentatie. Zoals eerder gesteld, dient de rechter terughoudend te zijn in zijn oordeel betreffende beperking of beëindiging van partneralimentatie. Om casusgericht te kunnen oordelen, zijn er alternatieve consequenties nodig. Na ontbinding van het geregistreerd partnerschap kan ook een onderhoudsplicht ontstaan. In dit onderzoek zal gemakshalve uitgegaan worden van een onderhoudsplicht na ontbinding van het huwelijk, maar is ook toepasbaar op het geregistreerd partnerschap. 1.4 Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie De wetenschappelijke relevantie van dit onderzoek is dat er nog geen onderzoek is gedaan naar alternatieve consequenties van wangedrag. De verdieping van dit onderzoek ligt verder in de rechtsvergelijking met Duitsland. Vanuit wetenschappelijk oogpunt is het daarom van belang om dit te onderzoeken om meer instrumenten aan de rechterlijke macht aan te reiken om daardoor tot een rechtvaardiger oplossing te komen in elke individuele casus. De maatschappelijke relevantie van dit onderzoek ligt vooral in de afwikkeling van de partneralimentatie na wangedrag. Dit hangt dus nauw samen met de wetenschappelijke relevantie. Het onderwerp partneralimentatie doet vele pennen schrijven. Zo schrijft het NRC Handelsblad in 2012 een artikel over de klachten die er bestaan over partneralimentatie, voornamelijk over de duur van partneralimentatie, de onduidelijkheid over de regels en uitkomst van het proces.
9
Ook zou
partneralimentatie niet bijdragen aan de emancipatie omdat partneralimentatie de afhankelijkheid van de vrouw in stand houdt.10 Dit onderzoek richt zich op de uitleg van wangedrag door de alimentatiegerechtigde, maar ook op de consequenties van dit wangedrag. Een uiteenzetting van wangedrag en een alternatieve
7
Vlaardingerbroek e.a. 2011, p. 164 Zie hoofdstuk 2, paragraaf 2.2.1. 9 Mat 2012, p. 4 10 Mat & Weeda 2012, p.5. 8
Tilburg Law School
Page | 9
consequentie na wangedrag, hebben gevolgen voor de Nederlandse maatschappij omdat het van directe invloed is op de afwikkeling van partneralimentatie. 1.5 Methodologische verantwoording In dit onderzoek worden verschillende methoden en technieken gehanteerd. Dit onderzoek stoelt vooral op de beschrijvende literatuurstudie. Dit houdt in dat er ruim gebruik gemaakt wordt van literatuur. Voor het tweede hoofdstuk zal gebruik gemaakt worden van verschillende literatuur en jurisprudentie om zo het Nederlandse stelsel uiteen te zetten. Het derde hoofdstuk bevat een rechtsvergelijkend gedeelte, waarbij het Nederlandse (partneralimentatie)recht vergeleken zal worden met het Duitse (partneralimentatie)recht. Voor dit rechtsvergelijkende gedeelte zal gebruik gemaakt worden van verschillende Duitse en Nederlandse literatuur en jurisprudentie. Voor de beantwoording van de centrale vraag en de deelvragen wordt er gebruik gemaakt van Nederlandse en Duitse literatuur, zoals handboeken, wetenschappelijke artikelen en jurisprudentie.
Tilburg Law School
Page | 10
Hoofdstuk 2
Wangedrag binnen partneralimentatie volgens het Nederlands recht
2.1 Inleiding In het voorgaande hoofdstuk is reeds besproken dat de bestaande mogelijkheden omtrent ‘wangedrag’ in partneralimentatie, niet toereikend zijn. Alvorens er onderzocht kan worden welke alternatieven meer soelaas bieden, dienen de begrippen partneralimentatie en wangedrag uiteengezet te worden. In dit hoofdstuk wordt de volgende deelvraag beantwoord: “Hoe is de huidige Wet- en regelgeving aangaande partneralimentatie, lotsverbondenheid en wangedrag?”. Het fundament van dit onderzoek wordt in dit hoofdstuk gelegd. Dit fundament wordt gelegd op basis van wet- en regelgeving, jurisprudentie en literatuur onderzoek. Het huwelijk en de daaruit voortvloeiende lotsverbondenheid worden besproken in paragraaf 2.2. In deze paragraaf wordt tevens stil gestaan bij het leerstuk omtrent partneralimentatie en wangedrag. De gevolgen van wangedrag worden besproken in paragraaf 2.3. Afsluitend volgt er in paragraaf 2.4 een tussenconclusie. 2.2 Huwelijk, partneralimentatie en wangedrag 2.2.1 Huwelijk en lotsverbondenheid Om partneralimentatie en lotsverbondenheid te begrijpen, wordt eerst het leerstuk omtrent het huwelijk uiteengezet. Met het huwelijk begint immers de ketting van lotsverbondenheid, partneralimentatie en wangedrag. Het huwelijk kan in Nederland door eenieder worden aangaan, mits men voldoet aan de vereisten gesteld in titel 5 van Boek 1 BW. Titel 6 van Boek 1 BW behelst de rechten en verplichtingen van echtgenoten. Art 1:81 BW bevat de plicht tot getrouwheid, hulp en bijstand. Met getrouwheid wordt de huwelijkstrouw bedoeld.11 De verplichting van hulp en bijstand houdt in dat men verplicht is om elkaar terzijde te staan.12 Het in rechte afdwingen van deze verplichtingen is over het algemeen niet mogelijk.13 De lotsverbondenheid wordt in het leven geroepen door het aangaan van een huwelijk. Een echtscheiding kan deze lotsverbondenheid niet zonder meer verbreken.14 Partneralimentatie komt voort uit lotsverbondenheid. Lotsverbondenheid vormt aldus de rechtsgrond voor partneralimentatie en is de voornaamste reden voor de alimentatieplichtige om te voorzien in het onderhoud van de
11
De Bruijn 2012, p. 39 De Bruijn 2012, p. 40 13 De Bruijn 2012, p. 39. 14 A. Heida 2010, p. 67. Zie ook: HR 28 september 1977, NJ 1978, 432. en HR 9 februari 2001, NJ 2001, 216 12
Tilburg Law School
Page | 11
alimentatiegerechtigde.15 De wettelijke grondslag voor lotsverbondenheid is logischerwijs art. 1:81 BW en art. 1:84 BW.16 2.2.2 Regeling omtrent partneralimentatie De regelgeving omtrent partneralimentatie vindt men in Boek 1 BW, titels 9 en 17. Het verzoek tot partneralimentatie kan ingediend worden bij de rechtbank. Dit verzoek kan tijdens de echtscheidingszaak gedaan worden, maar het verzoek kan ook naderhand worden ingediend. De rechter kan dit verzoek vervolgens toewijzen op grond van art. 1:157 BW. Gelet op het woordje “kan”, in art. 1:157 lid 1 BW, is de rechter niet verplicht om het verzoek tot partneralimentatie toe te wijzen.17 Volgens art 1:401 lid 1 BW kan, bij rechterlijke uitspraak, een eerdere rechterlijke uitspraak betreffende partneralimentatie worden gewijzigd of ingetrokken. Er dient dan sprake te zijn van een wijziging van omstandigheden, waardoor de uitspraak niet meer aan de wettelijke eisen voldoet.18 De Memorie van Toelichting betreffende art. 1:157 BW en art. 1:401 BW geeft de bedoeling weer die de wetgever heeft gehad tijdens het opstellen van deze artikelen. Waar art. 1:157 BW hoofdzakelijk gaat over de duur van de partneralimentatie en de regeling omtrent vaststelling van de alimentatie, gaat art. 1:401 BW hoofdzakelijk over de wijziging van een eerder vastgestelde alimentatie. 19 Het verschil is vooral gelegen in het moment waarop het verzoek tot partneralimentatie wordt gedaan. Indien er al een regeling tot partneralimentatie bestaat, dan zal de rechter die kunnen wijzigen op grond van art. 1:401 BW. 20 De termijn van de partneralimentatie, die wordt vastgesteld op grond van art. 1:157 BW, kan echter niet gewijzigd worden door een beroep op art. 1:401 lid 1 BW.21 Bij de beoordeling van een verzoek tot partneralimentatie, hanteert de rechter de financiële en nietfinanciële factoren.22 De wettelijke maatstaven omtrent de financiële factoren vindt men in art. 1:397 lid 1 BW. Dit artikel bevat enerzijds de behoefte van de alimentatiegerechtigde en anderzijds de draagkracht van de alimentatieplichtige. 23 De ex-echtgenoot is behoeftig wanneer hij niet over voldoende inkomsten beschikt voor zijn eigen levensonderhoud en deze in alle redelijkheid niet kan verwerven.24 Leidend is het welvaartsniveau tijdens het huwelijk.25 Er dient overigens onderscheid te worden gemaakt tussen enerzijds behoeftigheid en anderzijds behoefte. Zelfs indien er geen sprake is van behoeftigheid, kan er wel sprake
15
HR 28 september 1977, NJ 1978, 432. Zie ook: HR 9 februari 2001, NJ 2001, 216. Vlaardingerbroek e.a. 2011, p. 164. 17 Asser- De Boer 2010, nr. 620. 18 Koens & Vonken 2008, p. 547 19 Kamerstukken II 1985/1986, 19 295, 3, p. 17 (MvT) 20 Ibid. 21 Zie: laatste volzin van art. 1:401 lid 1 BW 22 Zie voor de niet-financiële factoren hoofdstuk 2, paragraaf 2.2.2 23 Heida 2010, p. 68. 24 Mourik & Nuytink 2012, p. 147-149 25 HR 19 december 2003, NJ 2004,140 zie ook: Mourik & Nuytink 2012, p. 149. 16
Tilburg Law School
Page | 12
zijn van behoefte. 26 Nadat de behoefte van de alimentatiegerechtigde is vastgesteld, dient de rechter vervolgens de draagkracht van de alimentatieplichtige vaststellen. Het is immers de alimentatieplichtige die in de behoefte van de alimentatiegerechtigde moet voorzien. Draagkracht is hetgene wat de alimentatieplichtige uit zijn middelen kan afstaan ten behoeve van de alimentatiegerechtigde. 27 Hieronder valt ook het inkomen wat hij redelijkerwijs in de naaste toekomst kan verwachten.28 Bij het vaststellen van partneralimentatie gebruikt de rechter veelal het rapport van de werkgroep Alimentatienormen van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak. Elk half jaar publiceert deze werkgroep nieuwe tabellen, die richtbedragen bevatten voor de berekening van (partner)alimentatie. Vragen omtrent de hoogte van de behoefte van de alimentatiegerechtigde kunnen zo objectief worden beantwoord. De rechterlijke macht is echter niet gebonden aan het rapport van de werkgroep, Alimentatienormen, van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak. 29 De rechter bepaalt altijd zelf nog de omvang van de alimentatie. Het rapport van de werkgroep Alimentatienormen van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak is op zichzelf geen recht in de zin van art. 79 lid 1 sub b Wet RO.30 De duur van de Partneralimentatie is in 1994 beperkt met de Wet Limitering Partneralimentatie.31 In de jaren zeventig en tachtig werd getwijfeld over het bestaansrecht van een levenslange lotsverbondenheid.32 Met onder andere de opkomst van de emancipatie, veranderde het gedachtegoed en werd eenieder geacht voor zichzelf te kunnen zorgen.33 Partneralimentatie kon tot 1994 in principe oneindig zijn. Sinds 1994 is, in beginsel, de maximale termijn voor partneralimentatie 12 jaar.34 Er bestaat echter wel een uitzondering. De rechter kan de maximale termijn van partneralimentatie overschrijden indien de beëindiging van partneralimentatie dusdanig ingrijpend is dat de ongewijzigde handhaving niet conform de redelijkheid en billijkheid is.35 Een verzoek tot verlenging kan uitsluitend op grond van art. 1:401 lid 2 BW.36 Als voldaan is aan de wettelijke maatstaven uit art. 1:397 BW, kan de rechter alsnog besluiten om het alimentatieverzoek af te wijzen. De rechter dient, zoals gezegd, naast de financiële factoren ook de nietfinanciële factoren in overweging te nemen bij een verzoek tot partneralimentatie.37
26
Mourik & Nuytink 2012, p. 149 Asser - De Boer 2010, nr. 624 en HR 25 mei 1962, NJ 1962, 266. 28 Asser – De Boer 2010, nr. 624 en HR 23 november 2001, NJ 2002, 280. 29 Heida 2010, p. 68 en Mourik & Nuytink 2012, p. 148 30 Heida 2010, p. 68. 31 Stb. 1994, 345 zie ook: Kamerstukken II 1985/86, 19 295 en Kamerstukken II 1992/1993, 22 170. 32 Kamerstukken II 1985/86, 19 295, A, p.1 33 Ibid. Voor meer informatie over de ontwikkeling van limitering van partneralimentatie zie: Spalter 2013, p. 50-62 34 Art. 157 lid 3 en 4 van Boek 1 BW Zie ook: HR 19 december 2008, NJ 2009, 136 m.nt. Wortmann. 35 Art. 157 lid 5 van Boek 1 BW 36 Asser- De Boer 2010, nr. 630. 37 Hierover meer in hoofdstuk 2, paragraaf 2.2.3. 27
Tilburg Law School
Page | 13
Uit art. 1:80d lid 2 BW vloeit voort dat geregistreerd partnerschap gelijk staat aan het huwelijk wat betreft de partneralimentatie. 2.2.3 Niet-financiële factoren Voordat de rechter niet-financiële factoren in overweging kan nemen, dient de rechter eerst te controleren of er financiële factoren aanwezig zijn. Indien de rechter heeft vastgesteld dat er sprake is van behoeftigheid en draagkracht, dient de rechter te toetsen of het wel redelijk en billijk is ten opzichte van de alimentatieplichtige om de ex-echtgenoot te blijven onderhouden. Dit zijn de niet-financiële factoren. De niet-financiële factoren zijn onder te verdelen in twee groepen: de subjectieve en de objectieve factoren.38 De objectieve factoren zijn factoren die vaststaan, zoals de duur van huwelijk, de leeftijd van de partijen en de tijd tussen de datum van ontbinding van het huwelijk en de aanvraag partneralimentatie. Subjectieve factoren
zijn
alle
persoonlijke
omstandigheden.
De
persoonlijke
omstandigheden
van
de
alimentatieplichtige kunnen er toe leiden dat van hem niet langer gevraagd kan worden een volledige bijdrage te leveren in het onderhoud van de gewezen echtgenoot. Wangedrag of grievend gedrag van de onderhoudsgerechtigde jegens de onderhoudsplichtige is aan te merken als een niet-financiële factor. Indien er sprake is van ernstig wangedrag of grievend gedrag, kan er sprake zijn van een zodanige omstandigheid, dat van de onderhoudsplichtige niet verwacht kan worden dat hij nog langer bijdraagt aan het onderhoud van de alimentatiegerechtigde. Spalter heeft de toetsing van deze niet-financiële factoren terecht omschreven als de billijkheidstoets. 39 Spalter baseert zich namelijk op het feit dat de rechter, bij de vaststelling van partneralimentatie, zich mag laten leiden door de redelijkheid en billijkheid.40 Afsluitend dient vermeld te worden dat de onderhoudsplicht van rechtswege vervalt indien de alimentatiegerechtigde met zijn of haar nieuwe partner samenleeft als ware zij gehuwd ex. art. 1:160 BW. De Hoge Raad heeft bepaald dat ‘samenleven’ restrictief moeten worden uitgelegd nu de consequenties zwaar zijn.41 De alimentatiegerechtigde ontvangt immers geen inkomsten meer. 2.2.4 Jurisprudentie betreffende ‘wangedrag’ Wangedrag wordt uitsluitend door de rechter vastgesteld, zo valt uit jurisprudentie te herleiden. In de weten regelgeving kan men geen omschrijving vinden van het begrip ‘wangedrag’. Op basis van jurisprudentie kan in ieder geval gezegd worden dat er sprake is van wangedrag in het geval van langdurige
38
Rapport Commissie De Ruiter 1978, p. 32 Spalter 2013 p. 74. 40 Asser-De Boer 2010, nr. 620. 41 HR 3 juni 2005, NJ 2005, 381 39
Tilburg Law School
Page | 14
mishandeling42, ernstige stalking43, vernieling44 en ernstige beschuldigingen45. Van wangedrag kan zowel tijdens als na het huwelijk sprake zijn. Grievend gedrag tijdens het huwelijk kan leiden tot aantasting of verbreking van de lotsverbondenheid. In het jaar 2000 is door Gerechtshof Den Haag geoordeeld dat er niet langer sprake is van lotsverbondenheid omdat de man zich zeer grievend had gedragen. Het grievend gedrag van de man bestond uit het vertellen van een grote hoeveelheid leugens, het vergooien van het huwelijksvermogen en het creëren van hoge schulden.46 Het plegen van éénmalig overspel tijdens het huwelijk kan niet zondermeer aangemerkt worden als zodanig grievend dat er geen sprake meer is van lotsverbondenheid. De Hoge Raad heeft immers opgemerkt dat het voor de toewijzing van partneralimentatie niet van belang is wie schuld heeft aan de duurzame ontwrichting van het huwelijk.47 Het Hof Amsterdam48 en het Hof ’s-Gravenhage49 hebben in hun uitspraak overspel als onvoldoende grievend gedrag aangemerkt. Het Hof ’s-Hertogenbosch heeft overspel van de alimentatiegerechtigde wel zeer kwalijk genomen, omdat zij “seksueel” contact heeft gehad met andere “mannen”.50 Daarnaast bleek de alimentatieplichtige, na lange tijd, niet de biologische vader te zijn van de tijdens het huwelijke geboren kinderen. De alimentatiegerechtigde had dit lange tijd verzwegen. In verhouding met overspel speelt het verzwijgen van wie de echte biologische vader was van de kinderen een veel zwaardere rol. Dit laatste werd de alimentatiegerechtigde zwaar aangerekend door het Hof. Een andere vorm van grievend gedrag, alhoewel niet vaak erkend door de rechtspraak, is het ernstig frustreren van de omgang met de gezamenlijke kinderen door de alimentatiegerechtigde.51 Meest recentelijk bevestigd door rechtbank Rotterdam, waarin het ernstig frustreren van de omgang tussen alimentatieplichtige en de gemeenschappelijke kinderen werd bestraft met matiging van de partneralimentatie.52 Niet elke beschuldiging van grievend gedrag leidt tot het limiteren van partneralimentatie. Het wangedrag dient zich tot de alimentatieplichtige te richten en de alimentatieplichtige dient zich ook daadwerkelijk gegriefd te voelen. De rechter moet bij beoordeling van het grievende gedrag alle relevante feiten uit de zaak overwegen. Uit jurisprudentie blijkt dat de combinatie van grievende gedragingen is dat aan de basis ligt bij het limiteren of beëindigen van de partneralimentatie. Het Hof ’s-Hertogenbosch heeft in 2014 uitspraak gedaan in een geding tussen twee gewezen echtgenoten. Onderstaand wordt deze
Hof ’s-Gravenhage 13 april 2005, ECLI:NL:GHSGR:2006:AT4360 Rb ’s-Hertogenbosch 4 april 2003, ECLI:NL:RBSHE:2003:AF8047 44 Rb Haarlem 19 september 2006, ECLI:NL:RBHAA: 2006:BA1734 45 Rb Zutphen 25 mei 2005, ECLI:NL:RBZUT:2005:AT6627 46 Hof ’s-Gravenhage 20 december 2000, ECLI:NL:GHSGR:2000:AA9930 47 HR 6 februari 1987, NJ 1987, 484; Vlaardingerbroek e.a. 2011, p. 164. Zie ook: HR 4 juni 1965, NJ 1965, 277 48 Hof Amsterdam 13 juli 2006, ECLI:NLGHAMS:2006:AY5606 49 Hof ‘s-Gravenhage 17 februari 2010, ECLI:NL:GHSGR:2010:BL6539 50 Hof ’s-Hertogenbosch 14 december 2010, ECLI:NL:GHSHE:2010:BO7700. 51 Rb Leeuwarden 9 juli 2008, ECLI:NL:RBLEE:2008:BD6634 en Hof Arnhem-Leeuwarden 9 juli 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:5448 en Rb ’s-Hertogenbosch 10 november 2000, FJR 2001,14. 52 Rb Rotterdam, 30 september 2014, ECLI:NL:RBROT:2014:9379 42 43
Tilburg Law School
Page | 15
uitspraak van het Hof ’s-Hertogenbosch uiteengezet, om zo, aan de hand van een praktijkvoorbeeld, inzicht te verkrijgen in de overwegingen van het Hof ten aanzien van een verzoek tot beëindiging van partneralimentatie wegens wangedrag(ingen) van de alimentatiegerechtigde. Hof ’s-Hertogenbosch 2014 Op 4 september 2013 heeft de Rechtbank van Limburg uitgesproken dat de man een bedrag van 2700 euro per maand aan alimentatie moet betalen aan zijn ex-vrouw. Op 1 november verzocht de man het Hof ‘sHertogenbosch om de partneralimentatie te beëindigen, subsidiair de alimentatie te beperken in zowel de duur als de hoogte. De man voerde daarbij drie grieven aan. Ten eerste stelde de man dat de lotsverbondenheid tussen de man en de vrouw verbroken is omdat de vrouw zich grievend heeft gedragen jegens de man. Ten tweede stelde de man dat de behoefte van de vrouw niet proportioneel was met de hoogte van het vastgestelde bedrag. Tot slot stelde de man dat hij niet draagkrachtig genoeg was om het vastgestelde bedrag maandelijks te betalen. Het Hof van ’s-Hertogenbosch heeft op 10 juli 2014 de grieven van de man als volgt beoordeeld. Het Hof heeft, zeer opmerkelijk, besloten om eerst het wangedrag te beoordelen van de vrouw, in plaats van eerst de behoefte van de vrouw en de draagkracht van de man vast te stellen. Het Hof motiveerde deze beslissing door te stellen dat de eerste grief het meest verstrekkend is.53 Met andere woorden: mocht deze grief slagen, dan is de behandeling van de overige grieven niet meer van belang. In rechtsoverweging 3.7 heeft het Hof uiteengezet op welke basis de partneralimentatie toegekend kan worden. Het Hof onderkent dat bij de toewijzing van partneralimentatie rekening gehouden moet worden met alle omstandigheden, dus ook met de niet-financiële factoren zoals gedragingen van de onderhoudsgerechtigde echtgenoot. Het Hof van ’s-Hertogenbosch omschrijft het als volgt: “Daarbij geldt als criterium of er feiten en omstandigheden zijn in verband waarmee van een gewezen echtgenoot in redelijkheid niet of niet ten volle kan worden gevergd tot het levensonderhoud van de ander bij te dragen. Grievend gedrag van één der gewezen echtgenoten ten opzichte van de andere kan tot de conclusie leiden dat aan iedere lotsverbondenheid tussen de gewezen echtgenoten – welke lotsverbondenheid de grondslag vormt van de onderhoudsverplichting als bedoeld in artikel 1:157 BW – een einde is gekomen”.54 Het Hof stelt dat terughoudendheid getracht moet worden omdat het toekennen van een verzoek tot beëindiging of beperking van de partneralimentatie een onherroepelijk karakter heeft. 55 Het Hof hecht verder waarde aan de emoties die inherent zijn aan een echtscheiding. Niet iedere vorm van grievend gedrag
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 10 juli 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:2117, r.o. 3.5 Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 10 juli 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:2117, r.o. 3.7 55 Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 10 juli 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:2117, r.o. 3.8 53 54
Tilburg Law School
Page | 16
is daarom aanleiding om de onderhoudsverplichting te matigen of te beëindigen.56 Het Hof is van oordeel dat de vrouw zich grievend heeft gedragen tegenover haar (ex) echtgenoot. Het Hof heeft specifiek aangevoerd dat de vrouw haar huwelijkse plicht, voorvloeiend uit art. 1:82 BW, ernstig heeft verzaakt.57 Uit stukken blijkt dat de vrouw stelselmatig geweigerd heeft een bijdrage te leveren aan de verzorging en opvoeding van hun twee kinderen. Volgens het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming was er sprake van twee gescheiden levens: de man en de kinderen met een eigen leven en de vrouw met haar eigen leven. De kinderen zijn gehoord en hebben verklaard dat zij bang waren voor hun eigen moeder, die onder andere, gedreigd heeft de dochter te doden. De vrouw heeft de man meerdere keren bedreigd, waardoor de man in beginsel bang was om een verzoek tot echtscheiding in te dienen. Daarnaast heeft de vrouw meerdere keren stampij veroorzaakt in de tandartsenpraktijk van de man, terwijl er patiënten aanwezig waren. Het Hof is door deze grievende gedragingen van de vrouw, tot het oordeel gekomen dat er geen sprake meer is van lotsverbondenheid tussen de man en de vrouw.58 Het Hof sluit af met de beantwoording van de meest evidente vraag: “Kan van de man gevraagd worden om in het onderhoud te blijven voorzien van de vrouw, in acht nemend alle omstandigheden?”.59 Het Hof beantwoordt deze vraag ontkennend: “Alle omstandigheden in aanmerking nemend, is het Hof van oordeel dat van de man in redelijkheid niet gevergd kan worden dat hij een bijdrage levert aan de kosten van levensonderhoud van de vrouw omdat door haar kwetsende en grievende gedrag van lotsverbondenheid geen sprake meer is. Het Hof zal daarom aan de man geen alimentatieverplichting jegens de vrouw opleggen”.60 2.3 Gevolgen wangedrag Allereerst komt wangedrag voort uit emoties en frustraties die te maken hebben met de echtscheiding. Deze frustraties en emoties raken niet alleen de partners, maar mogelijk ook de gezamenlijke kinderen. In sommige gevallen lopen deze emoties hoog op, waardoor een echtscheiding kan resulteren in een vechtscheiding. De staatssecretarissen Van Rijn en Teeven hebben dit probleem onderkent en hebben daarvoor plannen opgesteld om de echtscheiding te deëscaleren.61 Wanneer de Rechtbank of het Hof tot de conclusie komt dat er sprake is van grievend gedrag dat de lotsverbondenheid doorbreekt, kunnen zij bepalen de partneralimentatie te matigen, beëindigen of in tijd
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 10 juli 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:2117, r.o. 3.8 Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 10 juli 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:2117, r.o. 3.9 58 Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 10 juli 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:2117, r.o. 3.12 59 Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 10 juli 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:2117 60 Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 10 juli 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:2117, r.o. 3.12 61 Rijksoverheid 2014: ‘Uitvoeringsplan Verbeteren situatie kinderen in een ‘vechtscheiding’’, 31 maart 2014, <www.rijksoverheid.nl> (zoek op: Staatssecretarissen Teeven en Van Rijn, documenten en publicaties, vechtscheiding), laatst bekeken op 2 december 2014. Zie dezelfde link voor gerelateerde documenten zoals ‘Kamerbrief over het plan om de positie van kinderen in een vechtscheiding te verbeteren’. 56 57
Tilburg Law School
Page | 17
te beperken.62 Wangedrag kan tot gevolg hebben dat de lotsverbondenheid doorbroken wordt, waardoor er geen alimentatieplicht meer bestaat.63 Als de lotsverbondenheid niet doorbroken, maar aangetast is door wangedrag van de alimentatiegerechtigde, kan de partneralimentatie gelimiteerd worden. In de beschikking van het Hof ’s-Hertogenbosch 2014, heeft het Hof onderkend dat er gevolgen gekoppeld kunnen worden aan het verbreken van de lotsverbondenheid door wangedrag, namelijk het beëindigen van de alimentatieplicht of matiging van de alimentatie.64 Volgens Dorhout en Bie-Koopman wordt er door zowel de rechter als de advocaat, ten onrechte, weinig gebruik gemaakt van de optie tot het matigen van de partneralimentatie in tegenstelling tot het beëindiging van de partneralimentatie.65 Hierover meer in het vierde hoofdstuk. Tot slot het verschil tussen de nihil stelling en de beëindiging van de partneralimentatie. Deze twee termen worden in de jurisprudentie gehanteerd. Nihil stellen wil zeggen dat de alimentatie op ‘nul’ wordt gezet. Eerder is vastgesteld dat een beëindiging of matiging van de partneralimentatie onherroepelijk is en dat er daarom met grote terughoudendheid geoordeeld dient te worden door de rechter. Nihil stelling is daarentegen niet onherroepelijk. Nihil stelling impliceert immers dat op grond van art. 1:401 lid 1 BW een verzoek tot wijziging ingediend kan worden.66 Nihil stelling wordt met regelmaat toepast door de rechter, maar met een ander doel dan de beëindiging van partneralimentatie op grond van wangedrag.67 2.4 Tussenconclusie De deelvraag in dit hoofdstuk: “Hoe is de huidige regelgeving aangaande partneralimentatie, lotsverbondenheid en wangedrag?” wordt hieronder beantwoord. De regelgeving van het huwelijk treft men aan in titel 5 en 6 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Door het huwelijk ontstaat lotsverbondenheid tussen de twee echtgenoten, die zelfs na ontbinding van het huwelijk doorwerkt. In titels 9 en 18 van Boek 1 is de (partner)alimentatie geregeld. Op grond van art. 1:157 lid 1 BW kan de rechter partneralimentatie toewijzen aan de alimentatiegerechtigde. Als er al een rechterlijke uitspraak met betrekking tot partneralimentatie ligt, dan kan deze gewijzigd worden op grond van art. 1:401 lid 1 BW. Bij beoordeling van een partneralimentatieverzoek neemt de rechter de financiële en de niet-financiële factoren in acht. De financiële factoren zijn de behoeftigheid van de alimentatiegerechtigde en de draagkracht van de alimentatieplichtige. De niet-financiële factoren kunnen omschreven worden als alle persoonlijke omstandigheden van de partijen. De toets van de niet-financiële factoren is door Spalter omschreven als de billijkheidstoets. Dit zijn onder meer omstandigheden zoals de duur van het huwelijk en
62
Don/De Bruijn-Lückers, 2012, p. 30 & 63. Heida e.a. 2010, p. 68. 64 Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 10 juli 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:2117, r.o. 3.7 65 Dorhout & Bie-Koopman 2012 66 Dorhout & Bie-Koopman 2011 67 Voor meer informatie zie hoofdstuk 4, paragraaf 4.3.4. 63
Tilburg Law School
Page | 18
het (wan)gedrag van de alimentatiegerechtigde. Indien de alimentatieplichtige een verzoek tot beëindiging of matiging van de alimentatieplicht doet bij de rechter wegens wangedrag, dient de rechter dit verzoek met enige terughoudendheid te beoordelen. Dit omdat het een onherroepelijke uitspraak is die grote gevolgen kan hebben voor de alimentatiegerechtigde. Een echtscheiding gaat tevens gepaard met emoties. Hierdoor hoeft niet elke vorm van wangedrag van de alimentatiegerechtigde te leiden tot de beëindiging of de matiging van de partneralimentatie. Mishandeling, stalking en het ernstig frustreren van de omgang met het gezamenlijk kind, zijn voorbeelden, uit de jurisprudentie, van wangedrag waarbij de partneralimentatie is beëindigd of gematigd.
Tilburg Law School
Page | 19
Hoofdstuk 3
Wangedrag binnen partneralimentatie volgens het Duits recht
3.1 Inleiding In het voorgaande hoofdstuk is besproken hoe de Nederlandse regelgeving omtrent partneralimentatie en wangedrag er uitziet. Tevens is besproken welke gedragingen volgens de Nederlandse jurisprudentie onder het begrip ‘wangedrag’ vallen. Alvorens we kunnen kijken welke lering Nederland eventueel kan trekken uit de Duitse wet- en regelgeving omtrent partneralimentatie en wangedrag, dient uiteengezet te worden hoe deze wet- en regelgeving precies in elkaar zit. Jurisprudentieonderzoek is hiervoor noodzakelijk. In dit hoofdstuk wordt de volgende deelvraag beantwoord: “Hoe is de Duitse regelgeving omtrent partneralimentatie en wangedrag en wat kunnen wij leren van het Duitse recht?”. In paragraaf 3.2 wordt het Duitse partneralimentatierecht uiteengezet aan de hand van Duitse weten regelgeving en literatuur. Vervolgens wordt in paragraaf 3.3 wangedrag uiteengezet. Afsluitend volgt er een tussenconclusie in paragraaf 3.4. 3.2 Partneralimentatie volgens Duits recht. 3.2.1 Alimentatiegronden en behoeftigheid Het Duitse partneralimentatierecht is op 1 januari 2008 hervormd.68 Door de hervorming van het Duitse alimentatierecht zijn ook de belangen van het kind, zelfredzaamheid en vereenvoudiging, kernbegrippen geworden.69 Zowel in Duitsland als in Nederland is de voortdurende solidariteit (lotsverbondenheid) tussen de gewezen echtgenoten de grondslag voor partneralimentatie.70 Volgens §1569 Bürgerliches Gesetzbuch (BGB) is het de eigen verantwoordelijkheid van eenieder (Grundsatz der Eigenverantwortung) om in het eigen onderhoud te voorzien. 71 Als men daarin niet in kan voorzien heeft men ex. §1569 BGB een onderhoudsaanspraak op de ex-echtgenoot.72 Dit is overeenkomstig het Nederlandse recht. In Duitsland bestaat, anders dan in Nederland, geen algemene grond waarop partneralimentatie verzocht kan worden. In het Duitse wetboek staan, limitatief, een zevental gronden genoemd op basis waarvan alimentatie verzocht kan worden (§1570 BGB t/m 1576 BGB). Deze gronden worden de Enumerationsprinzip 73 of Unterhaltstatbestände74 genoemd. Vrij vertaald naar het Nederlands gaat het om “onderhoudsgronden”. De zeven gronden zijn:
68
BGBl. 2007 I S. 3189. In werking getreden op 1 januari 2008. BT-Drucks 16.1830, p.1 70 BGH 9 juni 1980, FamRZ 1980, 981. Zie ook: Schwab 2010, nr. 368 71 Ivo 2012, p.432. 72 NB: Dit geldt als men van echt gescheiden is. 73 Metz 2005, p. 88. 74 Ivo 2012, p.433 69
Tilburg Law School
Page | 20
1. Verzorging en/of opvoeding van een gezamenlijk kind (§1570 BGB) 2. Ouderdom (§1571 BGB) 3. Ziekte of gebreken (§1572 BGB) 4. Werkloosheid (§1573 BGB) 5. Aanvulling van levensonderhoud (§1573 II BGB) 6. Bij- en omscholing (§1575 BGB) 7. Andere zwaarwegende gronden. (§1576 BGB) Als het verzoek tot partneralimentatie niet gebaseerd kan worden op één van de eerste zes alimentatiegronden, wordt dit verzoek normaliter niet gehonoreerd door de Duitse rechter. De zevende en tevens laatst onderhoudsgrond kan men zien als een laatste “vangnet”. Op het moment dat er geen beroep kan worden gedaan op één van de eerste zes onderhoudsgronden, maar de weigering van partneralimentatie zeer onrechtvaardig en onbillijk is, kan men beroep doen op de zevende onderhoudsgrond. In Nederland heeft men een algemene onderhoudsaanspraak wanneer men niet voldoende inkomsten heeft voor zijn levensonderhoud en deze zich in redelijkheid niet kan verwerven.75 Nadat de ex-echtgenoot een geslaagd beroep heeft gedaan op een onderhoudsgrond dient enerzijds de behoefte van de alimentatiegerechtigde en anderzijds de draagkracht van de alimentatieplichtige vastgesteld te worden.76 Volgens § 1577 BGB kan men zich per definitie niet beroepen op de onderhoudsgronden indien men kan voorzien in eigen onderhoud. In Duitsland moet net zoals in Nederland sprake zijn van behoeftigheid (Bedürftigkeit). Gutdeutsch heeft het begrip ‘behoeftigheid’ als volgt gedefinieerd: “Er ist bedürftig, wenn er diesen seinen Bedarf nicht oder nicht ausreichend auf andere Weise deckt oder in zumutbarer Weise decken könnte”.77 Kortom, men is behoeftig wanneer men redelijkerwijs niet of niet volledig in het eigen behoefte kan voorzien. Dit komt, zoals aangegeven, overeen met het Nederlandse recht. In dit onderzoek ligt de focus op ‘wangedrag’. Derhalve wordt er niet uitvoerig stil gestaan bij de vaststelling van de behoeftigheid van de alimentatiegerechtigde en de draagkracht van de alimentatieplichtige. Volstaan wordt met de woorden van Gutdeutsch: “In Höhe der Differenz zwischen dem Bedarf und den anzurechnenden Beträgen ist der Berechtigte bedürftig, d.h., das Ausmass seiner Bedürftigkeit richtet sich nur nach diesem ungedeckten Bedarf. Gleichzeitig beinhaltet dieser ungedeckte Bedarf die Höhe des zu leistenden Unterhalts, wenn der
75
Art. 1:157 lid 1 BW. Zie verder hoofdstuk 2. Men kan aanspraak maken op meerdere alimentatiegronden. Hieraan zijn wel voorwaarden verbonden. Zie: Bömelburg 2011, nr. 113. 77 Gutdeutsch 2011, nr. 928. 76
Tilburg Law School
Page | 21
Verpflichtete in diese Höhe leistunsfähig ist.”78 Kortom, alle inkomsten van de alimentatiegerechtigde worden afgetrokken van de totale behoeftigheid. Wat overblijft, is de behoefte van de behoeftige.79 3.2.2 Negatieve hardheidsclausule In het Duitse recht bestaat er, in tegenstelling tot in het Nederlandse recht, een negatieve hardheidsclausule (Härteklausel), opgenomen in §1579 BGB. De Duitse wetgever heeft daarin acht hardheidsgronden opgenomen, waarop de draagkrachtige (ex)echtgenoot beroep kan doen. Als een beroep op de hardheidsclausule slaagt, wijst de rechter geen partneralimentatie toe ondanks het feit dat de gewezen echtgenoot behoeftig is en een alimentatiegrond heeft. Een geslaagd beroep op de hardheidsclausule leidt niet per definitie tot beëindiging van de partneralimentatie. De Duitse rechter heeft evenals de Nederlandse rechter de mogelijkheid om de partneralimentatie te matigen of te beperken in tijd.80 Volgens Gerhardt is een combinatie van deze consequenties mogelijk op basis van het woord soweit.81 Indien een beroep van de ex-echtgenoot op de solidariteit na het huwelijk onbillijk en zeer onrechtvaardig is, dan kan een beroep op de hardheidsclausule succesvol zijn. Een beroep op de hardheidsclausule slaagt wanneer het zeer onbillijk en onevenredig onrechtvaardig is als de behoeftige ex-echtgenoot beroep doet op de solidariteit na het huwelijk. Dit wordt ook wel Gegenseitigkeitsprinzip genoemd.82 Sinds 1977 is de negatieve hardheidsclausule enkele malen hervormd. Sinds 1 juli 1977 bestaat een schuldvrij onderhoudsrecht.83 Geconcludeerd kan worden dat voor de toewijzing van partneralimentatie, in zowel Nederland als Duitsland, niet wordt meegewogen wie schuld heeft aan het stuklopen van het huwelijk. Na enige aanpassing van de hardheidsclausule, is op 1 januari 2008 het nieuwe partneralimentatierecht ingevoerd. Met deze invoering is de titel van §1579 veranderd. De titel luidt, tot op heden Beschränkung oder Versagung des Unterhalts wegen grober Unbilligkeit en sluit beter aan op de strekking van §1579.84 Eveneens zijn de hardheidsgronden concreter gemaakt. 85 In §1579 BGB zijn de volgende acht hardheidsgronden opgenomen: 1.
Een korte huwelijksduur.
2.
Een nieuwe, duurzame, relatie van de gerechtigde met een ander.
3.
Strafbare feiten (misdrijven en zware overtredingen), begaan tegen de alimentatieplichtige en/of de naaste verwanten van de alimentatieplichtige.
78
Gutdeutsch 2011, nr. 935. De berekening is te vinden in §1578 BGB en aanvullende regelgeving. Voor meer informatie over de berekening van de behoefte in Duitsland, zie het proefschrift van N. Spalter: Spalter 2013, p.241 – 243. 80 Koch 2010, nr. 2234 en Gerhardt 2011, nr. 1206. 81 Gerhardt 2011, nr. 1206. 82 Palandt-Brudermüller 2012, p. 1862. 83 Spalter, p. 226. 84 BT Drucks 16/1830, p.20 85 Gerhardt 2011, nr. 1203. 79
Tilburg Law School
Page | 22
4.
Opzettelijke behoeftigheid van de alimentatiegerechtigde.
5.
Schending van vermogensbelangen van de alimentatieplichtige.
6.
Zware schending van de plicht tot het leveren van een bijdrage aan het gezinsinkomen.
7.
Ernstig wangedrag jegens de alimentatieplichtige.
8.
Een andere grond die even zwaar weegt als de bovenstaande hardheidsgronden.
De Duitse rechter hoeft niet per definitie over te gaan tot het matigen of beëindigen van de partneralimentatie als er sprake is van één van de acht hardheidsgronden. Volgens §1579 BGB moet de rechter een billijkheidstoets uitvoeren alvorens hij tot een oordeel komt, betreffende de toekenning van partneralimentatie. 86 Dit blijkt uit de woorden ‘grob unbillig’. De aanwezigheid van één van de acht gronden kan onbillijk zijn, maar hoeft niet per definitie te betekenen dat deze zodanig ernstig is dat de partneralimentatie beëindigd of gematigd dient te worden. Deze billijkheidstoets wordt ook in Nederland toegepast, maar is in tegenstelling tot Duitsland niet opgenomen in de Nederlandse wet- of regelgeving.87 Vergelijkbaar met de in Nederland geldende niet-financiële factoren, kan er in deze acht hardheidsgronden onderscheid gemaakt worden tussen de objectieve en subjectieve gronden. Enerzijds is er de categorie van de objektive Unzumutbarkeit der Unterhaltsleistung für den Unterhaltspflichtingen, oftewel de objectieve onredelijkheidscategorie. 88 De leden 1 en 2 van §1579 BGB vallen onder deze categorie. Dit is overeenkomstig het Nederlandse recht waarin de duur van het huwelijk een objectieve nietfinanciële factor is. Anderzijds is er de categorie van de vorwerfbaren Fehlverhalt des Unterhaltsberechtigten, oftewel de toerekenbare tekortkoming van de alimentatiegerechtigde. Deze categorie is daarom te vergelijken met ‘wangedrag’ in Nederland. In de leden 3 t/m 7 genoemde gronden uit §1579 BGB vallen onder deze categorie. 89 Afhankelijk van de persoonlijke omstandigheden kan de achtste hardheidsgrond ook onder deze categorie vallen. Opvallend is dat in §1579 BGB het belang van het gezamenlijk kind wordt benadrukt en wordt genoemd als een punt ter overweging bij de billijkheidstoets. Het kan dus in de praktijk voorkomen dat, hoewel er sprake is van een hardheidsgrond, de ex-partner gewoon partneralimentatie krijgt in het belang van het gemeenschappelijke kind. 90 De Nederlandse grond “samenleven ex. art. 1:160 BW” 91 is vergelijkbaar met de in Duitsland geldende tweede hardheidsgrond ex. §1579 BGB. De laatste vijf gronden worden in paragraaf 3.3. uiteengezet en vergeleken met “wangedrag” in Nederland.
86
§1579 BGB. Zie ook: Gerhardt 2011, nr. 1218. Zie hoofdstuk 2, paragraaf 2.2.3. 88 BT Drucks 16/1830, p. 20 89 Ibid. Hardheidsgrond nr. 8 kan er, onder omstandigheden, ook onder vallen. 90 Spalter 2013 p. 245. 91 Zie hoofdstuk 2, paragraaf 2.2.2 87
Tilburg Law School
Page | 23
3.3. Wangedrag volgens het Duits recht Zoals in paragaaf 3.2.4 is behandeld, zijn de hardheidsgronden in twee categorieën onder te verdelen. Enerzijds is er de objectieve onredelijkheidscategorie, waartoe §1579 BGB leden 1 en 2 behoren. De gronden 3 t/m 8 kan men vergelijken met het Nederlandse begrip wangedrag.92 Deze gronden worden hieronder besproken en vergeleken met het Nederlandse recht. Er is echter één verschil dat in het bijzonder opvalt, namelijk dat men in Duitsland de niet-financiële factoren gecodeerd heeft in de Duitse wet- en regelgeving. Dit in tegenstelling tot Nederland, waar de niet-financiële factoren uitsluitend in de literatuur en de jurisprudentie worden genoemd. De eerste hardheidsgrond die in deze paragraaf behandeld wordt is opgenomen in §1579 BGB, lid 3 BGB. o
§1579 BGB, nr. 3 BGB Strafbare feiten begaan tegen de alimentatieplichtige en/of de naaste verwanten van de alimentatieplichtige.
De alimentatieplichtige kan zich beroepen op deze hardheidsgrond, indien de alimentatiegerechtigde zich opzettelijk schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf of zware overtreding jegens de alimentatieplichtige of zijn naaste verwanten. Van belang is dat het strafbare feit toerekenbaar is aan de alimentatiegerechtigde.93 Het bestanddeel “Schweres Vergehen” uit §1579 BGB lid 3, impliceert volgens Gerhardt dat de overtreding zwaarder moet zijn dan de normale handelingen die gepaard gaan met het scheidingsproces, zoals ruzie.94 De Duitse rechter dient dus, net als in Nederland, rekening te houden met de normale emoties en handelingen die voorkomen in het echtscheidingsproces. Tevens moet de rechter nagaan of de alimentatieplichtige zich verzoend heeft met de alimentatiegerechtigde. 95 Voorbeelden van dergelijke misdrijven zijn moord, vermogensdelicten96 en mishandeling.97 Ernstige
beledigingen
en
(valse)
beschuldigingen, die stelselmatig aanhouden en nadelige gevolgen hebben voor de persoonlijke en professionele ontwikkeling van de onderhoudsplichtige, kunnen ook leiden tot een geslaagd beroep op de negatieve hardheidsclausule. 98 Het is overigens niet van belang of de alimentatiegerechtigde wordt vervolgd of is veroordeeld.99 Volledig conform het Nederlandse recht, kunnen strafbare feiten in Duitsland leiden tot het matigen en/of beëindigen van de partneralimentatie.
92
BT Drucks 16/1830 p. 20. Zie ook: Spalter 2013, p.245. Grandel & Stockmann 2012, p. 1123 94 Gerhardt 2011, nr. 1278. 95 Ibid. 96 OLG Hamm 31 augustus 1993, FamRZ 1994, 168 97 BGH 12 november 2003, NJW 2004,1324. Zie voor meer jurisprudentie: Gerhardt 2011, nr. 1279. 98 BGH 16 september 1981, NJW 1982. Zie ook: Gerhardt 2011, nr. 1285. OLG Hamm, 3 december 2013, UF 105,13. 99 Koch 2010, nr. 2246 93
Tilburg Law School
Page | 24
De tweede hardheidsgrond die wordt behandeld betreft: o
§1579 BGB, nr. 4 BGB Opzettelijke behoeftigheid van de alimentatiegerechtigde.
Deze hardheidsgrond is van toepassing indien de alimentatiegerechtigde moedwillig zijn eigen behoeftigheid heeft veroorzaakt. Aan deze hardheidsgrond zijn twee eisen verbonden. De alimentatiegerechtigde moet behoeftig zijn én moet zijn behoeftigheid moedwillig hebben veroorzaakt, waarbij hem lichtvaardig handelen verweten kan worden. 100 Van deze hardheidsgrond kan sprake zijn indien de veroorzaakte behoeftigheid, voor, tijdens of na het huwelijk moedwillig is gecreëerd. 101 Indien men bewust, nalatig en lichtvoetig heeft gehandeld en hierdoor behoeftig is geworden, kan men niet conform redelijkheid en billijkheid aanspraak maken op partneralimentatie.
102
Voorbeelden van
moedwillige behoeftigheid zijn het weigeren van een therapeutische behandeling van een depressie waardoor men niet kan werken,103 het verkwisten van eigen geld aan luxegoederen104 en het in stand houden van een drugs en/of alcoholverslaving.105 Er zijn ook zaken waarin het Duitse Bundesgerichtshof (BGH) de bovengenoemde moedwilligheid niet heeft aangenomen. Wanneer de alimentatiegerechtigde niet meer kan werken vanwege een serieuze zelfmoordpoging, wordt dit niet aangemerkt als het moedwillig behoeftig maken door de alimentatiegerechtigde.106 De derde hardheidsgrond die wordt behandeld betreft: o
§1579 BGB, nr. 5 BGB. Schending van vermogensbelangen van de alimentatieplichtige.
Bovenstaande hardheidsgrond is van toepassing indien de alimentatiegerechtigde, de vermogensrechtelijke belangen van de alimentatieplichtige ernstig heeft geschaad.107 Dit kan zowel voor als na de echtscheiding gebeurd zijn.108 Overeenkomstig de vierde hardheidsgrond geldt bij de vijfde hardheidsgrond, dat er sprake moet zijn van moedwillig handelen. Een voorbeeld hiervan is het frauduleus handelen tijdens het proces om partneralimentatie te verkrijgen.109 Zowel in Duitsland als in Nederland is het zwartmaken van de
100
Gerhardt 2011, nr. 1289, 1290 & 1294. Gerhardt 2011, nr. 1295 102 Gerhardt 2011, nr. 1292. Zie ook: Koch 2010, nr. 2250 en BGH 14 december 1983 ZR 38/82 r.o II onder a. 103 OLG Hamm 3 december 1997, FamRZ 1999, 237. 104 BGH 14 december 1983 ZR 38/82 r.o II onder a. 105 BGH 13 januari 1988, FamRZ 1988,375. Zie ook: Gerhardt 2011, nr. 1296 106 BGH 21 juni 1989, NJW-RR 1989, 1218. Zie ook: Gerhardt 2011, nr. 1316 107 Grandel & Stockmann 2012, p. 1123 108 OLG Hamburg, 10 februari 1987 FamRZ 1987, 1044. Zie ook: Gerhardt 2011, nr. 1321 109 Gerhardt 2011, nr. 1323 101
Tilburg Law School
Page | 25
alimentatieplichtige tegenover zijn werkgever, met als doel het ontslag van de alimentatieplichtige, aanleiding voor de rechter om de partneralimentatie te limiteren of beëindigen wegens wangedrag.110 De vierde hardheidsgrond die wordt behandeld betreft: o
§1579 BGB, nr. 6 BGB. Ernstige schending van de plicht tot het leveren van een bijdrage aan het gezinsinkomen.
Deze hardheidsgrond vindt uitsluitend plaats, indien de alimentatiegerechtigde langere tijd vóór de scheiding, zijn plicht tot het leveren van een bijdrage aan het gezinsinkomen ernstig geschonden heeft. Hiermee wordt bedoeld dat de plicht tot het leveren van een bijdrage aan het gezinsinkomen reeds tijdens het huwelijk geschonden kan worden. 111 Voorbeelden van deze hardheidsgronden komen voort uit jurisprudentie. Er kan gedacht worden aan het excessief nuttigen van alcohol waardoor de plicht tot het leveren van een bijdrage aan het gezinsinkomen niet volbracht kan worden. Ook het weigeren van werk, uitdrukkelijk tegen de wens in van de alimentatieplichtige, kan aangemerkt worden als een ernstige schenden van de eerder genoemde plicht.112 Werkloosheid wegens drugs verslavingen, kan ook leiden tot deze hardheidsclausule. 113 Deze hardheidsgrond is te vergelijken met de uitspaak van het Hof ’sHertogenbosch in 2014. Een uiteenzetten van deze uitspraak treft men aan in paragraaf 2.2.4. Het leiden van twee aparte levens en daarmee niet voldoen aan de huwelijkse plicht, kan zowel in Duitsland als in Nederland leiden tot matiging of beëindiging van partneralimentatie. De vijfde hardheidsgrond die wordt behandeld betreft: o
§1579 BGB, nr. 7 BGB. Ernstig wangedrag jegens de alimentatieplichtige.
De alimentatieplichtige kan een beroep doen op de zevende hardheidsgrond op het moment dat: “dem berechtigten ein offensichtlich swerwiegendes, eindeutig bei ihm liegendes Fehlverhalten gegen dem Verpflichteten zur Last fällt. 114 Met andere woorden, er moet sprake zijn van éénzijdig zwaarwegend wangedrag jegens de onderhoudsplichtige.115 Uit § 1579 nr. 7 BGB blijkt dat het wangedrag zowel vóór, tijdens als na het huwelijk plaats kan vinden. Bij wangedrag voor het huwelijk kan men denken aan een huwelijk dat niet had bestaan indien de partner op de hoogte was van de frauduleuze handelingen van de
110
OLG Zweibrücken 10 augustus 1988, FamRZ 1989, 63. Zie voor Nederland: Hof Amsterdam 9 november 2006, ECLI:NL:GHAMS:200:AZ9605. 111 Kleffmann/Kühner 2012, nr. 274. Zie ook: Palandt-Brudermüller 2012, p.1866. 112 Gerhardt 2011, nr. 1336. 113 Gerhardt 2011, nr. 1336 114 Gerhardt 2011, nr. 1351. 115 Schwab 2010, nr. 439.
Tilburg Law School
Page | 26
ander. Bij wangedrag tijdens het huwelijk moet men denken aan een ernstige schending van de huwelijkse plicht. Volgens Gerhardt vallen onder de huwelijkse verplichtingen de echtelijke fiduciaire plicht en de huwelijkse solidariteit of wederkerigheid. 116 Gedurende het huwelijk dragen de echtgenoten een extra zware verantwoordelijkheid jegens elkaar.117 Overspel kan conform §1579 nr. 7 in Duitsland leiden tot het limiteren of het beëindigen van partneralimentatie. De grondslag hiervoor treft men aan in de eerder genoemde extra zware verantwoordelijkheid die de partners jegens elkaar hebben tijdens het huwelijk.118 Het eenmalig plegen van overspel volstaat echter niet om de partneralimentatie te limiteren of te beëindigen. Voordat er sprake kan zijn van ernstig wangedrag, dienen er aanvullende omstandigheden aanwezig te zijn.119 Overspel waarbij sprake is van een langere, intieme relatie met één en dezelfde persoon, tegen de wil in van de huwelijkspartner kan men zien als een aanvullende omstandigheid.120 Hetzelfde geldt voor overspel met meerdere personen tijdens het huwelijk en het plegen van overspel tijdens het huwelijk met een gezamenlijke vriend voor een langere periode.121 Bij wangedrag na het huwelijk, moet men denken aan gedrag dat ernstig in strijd is met de na-huwelijkse solidariteit.122 Het frustreren van de omgang met het gemeenschappelijke kind kan, net zoals in Nederland, een reden zijn voor de Duitse rechter om de alimentatie te limiteren of te beëindigen.123Net als in Nederland dient er sprake te zijn van een regelmatige en langdurige frustratie van de omgang.124 Andere voorbeelden van ernstig wangedrag ex. §1579 nr. 7 BGB, zijn het vernielen van persoonlijke objecten van significante waarde van de alimentatieplichtige125 en het valselijk beschuldigen van seksueel misbruik van het gezamenlijke kind.126 De laatste hardheidsgrond die in deze paragraaf wordt besproken betreft: o
§1579 BGB, nr. 8 BGB. Een andere grond die even zwaar weegt als de bovenstaande hardheidsgronden.
De achtste hardheidsgrond kan getypeerd worden als een vangnet-grond of zoals Gerhardt zegt: een “genereller Auffangtatbestand”.127 Alles wat niet onder één van de eerder genoemde hardheidsgronden valt, kan alsnog onder de achtste hardheidsgrond worden geplaatst, indien blijkt dat het ten opzichte van de 116
Gerhardt 2011, nr. 1340. Gerhardt 2011, nr. 1340 Zie ook: Grandel & Stockmann 2012, p. 1124 118 Grandel & Stockmann 2012, p. 1124 119 Gerhardt 2011, nr. 1346 120 OLG Brandenburg 16 april 2008, FamRZ 2008, 1414. Zie ook: Gerhardt 2011, nr. 1348 121 Gerhardt 2011, nr. 1349 en OLG Koblenz 2 juli 1999, FamRZ 2000, 290. Zie ook: Gerhardt 2011, nr. 1350 122 Palandt-Brudermüller 2012, p. 1866. Zie ook: Gerhardt 2011, nr. 1353. 123 OLG Koblenz 14 maart 2007, FamRZ 2007, 882. Zie ook: Gerhardt 2011, nr. 1356. 124 Gerhardt 2011, nr. 1356 en Rb Leeuwarden 9 juli 2008, ECLI:NL:RBLEE:2008:BD6634 125 OLG Oldenburg 10 mei 2001, FamRZ 2002, 243. Zie ook: Gerhardt 2011, nr. 1355 126 Gerhardt 2011, nr. 1355 127 Gerardt 2011, nr. 1373. Zie voor meer jurisprudentie: Grandel & Stockmann 2012, p. 1124 117
Tilburg Law School
Page | 27
alimentatieplichtige te onbillijk is om van hem te eisen zijn ex-echtgenoot te onderhouden. Hierbij kan gedacht worden aan echtgenoten die wel lang getrouwd zijn geweest, maar waar vrijwel geen sprake is geweest van samenwonen.128 3.5 Tussenconclusie De deelvraag in dit hoofdstuk: “Hoe is de Duitse regelgeving omtrent wangedrag en wat kunnen wij leren van het Duitse recht?” wordt hier beantwoord. Als in Duitsland de alimentatiegerechtigde behoeftig is, dient deze zich te beroepen op één van de zeven alimentatiegronden (§1570 BGB tot en met §1576 BGB). Na een geslaagd beroep op één van de zeven alimentatiegronden moet de behoefte van de alimentatiegerechtigde vastgesteld worden. Op het moment dat er sprake is van behoeftigheid bij de alimentatiegerechtigde, zal de rechter het alimentatieverzoek toewijzen, tenzij er sprake is van de negatieve hardheidsclausule ex. §1579 BGB. Er bestaan acht hardheidsgronden die kunnen leiden tot een geslaagd beroep op de hardheidsclausule. Bij een geslaagd beroep op de hardheidsclausule kan de rechter de partneralimentatie afwijzen, matigen en beperken qua duur. De Duitse rechter moet, net als in Nederland, echter alle persoonlijke omstandigheden meewegen in zijn oordeel. Deze billijkheidstoets staat expliciet in §1579 BGB omschreven. De aanwezigheid van een hardheidsgrond ex. §1579 BGB betekent niet per definitie dat de partneralimentatie gematigd moet worden. Wangedrag van de alimentatiegerechtigde valt onder de categorie van de toerekenbare tekortkoming van de alimentatiegerechtigde. Hieronder vallen zes van de acht hardheidsgronden. Opvallend is dat er weinig verschil is tussen het Nederlandse en het Duitse recht, qua uitspraken van de rechters met betrekking tot wangedrag. Geconcludeerd kan worden dat wangedrag in Duitsland vaak ook wangedrag in Nederland betekent en visa versa. Ook de gevolgen van wangedrag zijn in Nederland en Duitsland hetzelfde. Een aandachtspunt voor Nederland kan men terugvinden in de codificering van ‘wangedrag’ in de Duitse wet- en regelgeving. In Duitsland is wangedrag namelijk wel opgenomen in de wet en in Nederland dus niet. Zeker wat betreft de billijkheidstoets is het raadzaam om deze wettelijk vast te leggen. De rechter fundeert zijn uitspraak dan op een wettelijke basis. Dit zorgt ervoor dat de betrokken partijen inzicht hebben in de totstandkoming van het oordeel van de rechter, wat bijdraagt aan de rechtszekerheid. Ondanks het codificeren van (in ieder geval) de billijkheidstoets, blijft jurisprudentie gewoon mogelijk. De partijen begrijpen dan echter meer waarom en hoe de rechter een beslissing neemt.
128
Koch 2010, nr. 2265.
Tilburg Law School
Page | 28
Hoofdstuk 4
Alternatieve consequenties bij wangedrag
4.1 Inleiding In de voorgaande hoofdstukken is besproken hoe de wet- en regelgeving omtrent partneralimentatie en wangedrag zowel in Nederland als in Duitsland is geregeld. Hierbij is uitgebreid stil gestaan bij enerzijds de verschillen en anderzijds de overeenkomsten tussen beide landen. In dit hoofdstuk wordt de volgende deelvraag beantwoord: “Wat is een alternatief voor het beperken van alimentatie bij wangedrag?”. Ter beantwoording van deze deelvraag wordt in paragraaf 4.2 uiteengezet wat de consequenties zijn van wangedrag in Nederland. Aan de hand van deze uiteenzetting wordt de lezer meegenomen in een zoektocht naar mogelijke alternatieve consequenties voor wangedrag. Vervolgens worden er in paragraaf 4.3 mogelijke alternatieve consequenties van ‘wangedrag’ in Nederland beschreven. Afsluitend wordt er in paragraaf 4.4 een tussenconclusie getrokken. 4.2 Partneralimentatie matigen, beëindigen of in duur beperken. De rechter kan, indien hij het gedrag van de alimentatiegerechtigde heeft aangemerkt als wangedrag, in principe drie consequenties aan het gepleegde wangedrag verbinden. Ten eerste kan de rechter de alimentatiebijdrage matigen, door bijvoorbeeld de partneralimentatie vast te stellen op 500,- euro in plaats van 1000,- euro per maand. Ten tweede kan de rechter de duur van de partneralimentatie beperken. Tot slot kan de rechter de alimentatieplicht beëindigen. In hoofdstuk twee zijn de verschillende criteria besproken die de rechter hanteert om uitspraak te doen in een geschil betreffende wangedrag. De rechterlijke macht dient zich terughoudend op te stellen bij de beoordeling van de vraag of de lotsverbondenheid verbroken is, omdat matiging of beëindiging van de alimentatieplicht grote gevolgen heeft voor de alimentatiegerechtigde. Van de genoemde opties, is de beëindiging van partneralimentatie het meest ingrijpend. De alimentatiegerechtigde kan namelijk van het één op het andere moment zijn inkomen verliezen. In de praktijk kan dit leiden tot een leven in de bijstand omdat er geen andere inkomensbron bestaat. Men kan zich indenken dat na 30 jaar huwelijk, waarin geen opleiding is gevolgd en geen werkervaring is opgedaan, de beëindiging van een alimentatie een zware uitkomst is voor de alimentatiegerechtigde. Dorhout & De Bie-Koopman stellen terecht dat er onderscheid gemaakt dient te worden tussen het matigen en het beëindigen van de partneralimentatie.129 Dorhout & De Bie-Koopman stellen vervolgens dat de rechters en de advocaten te weinig gebruikmaken van het matigen van de partneralimentatie.130 Deze stelling wordt niet onderbouwd door Dorhout & De Bie-Koopman. Dorhout heeft echter in 2001 al opgemerkt dat het vreemd is dat rechters en advocaten zo weinig gebruik maken van matiging van de hoogte 129 130
Dorhout & Bie-Koopman 2012. Dorhout & Bie-Koopman 2012.
Tilburg Law School
Page | 29
van partneralimentatie. Dit ondanks het feit dat de Hoge Raad daar voldoende ruimte voor heeft gegeven.131 Uit de jurisprudentie blijkt dat de alimentatieplichtige, primair, vrijwel uitsluitend verzoekt de partneralimentatie te beëindigen wanneer er van de alimentatieplichtige, in redelijkheid, niet kan worden gevraagd om te voorzien in het levensonderhoud van de alimentatiegerechtigde. Opvallend is dat er door de alimentatieplichtige zelden expliciet verzocht wordt tot het matigen van de partneralimentatie. In de enkele zaak waarin wél expliciet, subsidiair, om matiging van de partneralimentatie wegens wangedrag werd verzocht, ziet men dat een afweging werd gemaakt door de rechtbank. Zo heeft de Rechtbank Den Haag in 2013 gemotiveerd gekozen voor de matiging van de partneralimentatie, nu het wangedrag van de alimentatiegerechtigde jegens de alimentatieplichtige niet dusdanig ernstig van aard was dat het de beëindiging van de partneralimentatie zou verantwoorden.132 Vaste jurisprudentie stelt dat rechters terughoudend moeten zijn in de beoordeling van de beëindiging of de matiging van partneralimentatie ten gevolge van grievend gedrag. Terughoudendheid is gewenst, omdat de gevolgen van beëindiging en matiging van partneralimentatie verstrekkende gevolgen heeft voor de alimentatiegerechtigde en de uitspraak, na kracht van gewijsde, onherroepelijk is.133 In deze terughoudendheid zit de crux. Wangedrag leidt in veel gevallen niet tot beëindiging van partneralimentatie omdat de beëindiging in die gevallen niet proportioneel is ten opzichte van de grievende gedraging. Het limiteren van de partneralimentatie heeft minder verstrekkende gevolgen voor de alimentatiegerechtigde dan de beëindiging, omdat de alimentatiegerechtigde dan in ieder geval enige partneralimentatie overhoudt. Het is daarom raadzaam om, subsidiair, scherper te zijn in het verzoeken om matiging van de hoogte van alimentatie op basis van wangedrag. Bij afwijzing van de primaire eis om de partneralimentatie te beëindigen, kan de rechter subsidiair de partneralimentatie alsnog matigen. Niettemin blijft het matigen van de partneralimentatie op grond van wangedrag onherroepelijk en dient de rechter altijd terughoudend te zijn in zijn oordeel. 4.3 Alternatieve consequentie wangedrag 4.3.1 Inleiding De gevolgen van beëindiging of matiging van de partneralimentatie is niet zelden disproportioneel ten opzichte van het gepleegde wangedrag. Hierdoor ontstaat de kwalijke tendens dat wangedrag niet bestraft wordt omdat de beëindiging of limitering mogelijk (net) niet in proportie staat met de gevolgen. Het is daarom van belang de rechter aanvullende instrument(en) aan te rijken, waardoor de rechter meer maatwerk kan leveren. Ten opzichte van beëindiging van partneralimentatie is het matigen van de partneralimentatie,
131
Dorhout 2001, p. 90 Rb Den Haag 27 augustus 2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:1127. 133 HR 17 mei 2013, ECLI:NL:PHR:2013:CA0722 en De Bie 2014. Zie ook: Rb Almelo 11 november 2009, ECLI:NL:RBALM:2009:BK5651 132
Tilburg Law School
Page | 30
een minder zware consequentie. Deze consequentie bestaat al, maar wordt vooralsnog weinig gebruikt.134 Noodzaak bestaat om een alternatieve consequentie te ontwikkelen indien er sprake is van grievend gedrag dat niet ernstig genoeg is om de partneralimentatie te beëindigen of te matigen. 4.3.2 Schorsing van de alimentatieverplichting Zoals eerder gezegd, dient een alternatieve consequentie toegepast te kunnen worden in gevallen waarin het wangedrag van de alimentatiegerechtigde niet ernstig genoeg is om de partneralimentatie te matigen of te beëindigen. Een minder ernstige consequentie van grievend gedrag van de alimentatiegerechtigde jegens de alimentatieplichtige, is de schorsing van de alimentatieplicht. Een dergelijke mogelijkheid ontbreekt in de huidige wet- en regelgeving. Met de schorsing van de partneralimentatie wordt voorzien in de mogelijkheid voor de rechter om de partneralimentatie te schorsen voor de periode dat het wangedrag voortduurt. Een dergelijk besluit gaat niet op voor alle grievende gedragingen. In ieder geval gaat deze mogelijkheid tot schorsing niet op voor grievend gedrag dat van korte duur is en niet meer dan één keer voorkomt. De huidige consequenties dekken dergelijk grievend gedrag. Indien er gezamenlijke kinderen zijn, kan er sprake zijn van omgangsrecht. Een zoektocht op het internet laat zien dat het frustreren van dit omgangsrecht door de alimentatiegerechtigde, veelal als grievend wordt ervaren door de alimentatieplichtige. 135 In verschillende gevallen vraagt de alimentatieplichtige aan de rechter om matiging of beëindiging van de partneralimentatie wegens wangedrag van de alimentatiegerechtigde. Niet zelden wordt dit beroep dan verworpen. 136 In andere gevallen weigert de alimentatieplichtige de kinderalimentatie te voldoen. Het inhouden van kinderalimentatie is echter niet toegestaan, want kinderalimentatie is geen kijkgeld.137 In 2008 is door de rechtbank Leeuwarden geoordeeld dat het ernstig frustreren van de omgang van de gezamenlijke kinderen met de alimentatieplichtige, zeer grievend kan zijn voor de alimentatieplichtige. De rechtbank heeft hieraan de consequentie gekoppeld, dat van de alimentatieplichtige in alle redelijkheid niet verwacht kan worden te voorzien in het onderhoud van de alimentatie-gerechtigde.138 De AdvocaatGeneraal (A-G) heeft in een andere zaak betreffende kinderalimentatie, bovenstaande oplossing bestempeld als ‘omstreden’ in het kader van de problematiek die speelt rondom het frustreren van omgang tussen de alimentatieplichtige en het gezamenlijke kind. 139 De uitspraak van de rechtbank Leeuwarden is een zeldzaamheid. Het is een van de weinige keren waarin de rechter het frustreren van de omgang tussen de alimentatieplichtige en het kind heeft gekenmerkt als wangedrag. Des te opvallender is het feit dat de
134
Zie hoofdstuk 4, paragraaf 4.2. Zie bijvoorbeeld: <www.dwazevaders.nl> d.d. 22 oktober 2014. 136 Heida 2008. 137 Labohm 2014. 138 Rb Leeuwarden 09 juli 2008 ECLI:NL:RBLEE:2008:BD6634 139 HR 25 oktober 2013, ECLI:NL:PHR:2013:1136 voetnoot 22. 135
Tilburg Law School
Page | 31
rechtbank heeft besloten tot de beëindiging van de partneralimentatie in plaats van de toepassing van de “lichtere” consequentie, matiging van de partneralimentatie. Het stoppen van het inkomen van de moeder van het gezamenlijke kind kan het belang van het kind schaden. Het Hof Arnhem heeft in 2002 beslist in een zaak tussen twee ex-echtgenoten, waarin de omgang tussen het kind en de vader werd gefrustreerd door de vrouw. De man verzocht de rechter om over te gaan tot beëindiging van de partneralimentatie. Het Hof heeft vastgesteld dat de vrouw inderdaad de omgang frustreerde en dat dit te wijten was aan de afwerende houding van de vrouw. Het Hof stelde echter dat, alle omstandigheden meegenomen, er geen sprake was van zodanig grievend gedrag jegens de alimentatieplichtige, dat het de beëindiging van de alimentatieplicht rechtvaardigde.140 In de twee laatst genoemde zaken zou het hebben van de mogelijkheid tot het tijdelijk schorsen van de alimentatieplicht, een uitkomst hebben kunnen bieden. De rechter kan beslissen om de partneralimentatie te schorsen, zolang de alimentatieplichtige niet meewerkt aan de omgangsregeling. Met andere woorden, de partneralimentatie wordt niet hervat zolang het grievend gedrag voortduurt. De rechter kan aan die schorsing enkele voorwaarden verbinden, zoals bijvoorbeeld een minimum aantal geslaagde omgangsmomenten. Men kan indenken dat bij belaging/stalking een schorsing van de partneralimentatie treffend is. Zolang de belaging niet wordt beëindigd wordt de partneralimentatie niet hervat. Ook hieraan kunnen voorwaarden worden verbonden, zoals een termijn. In 2010 heeft het Hof Arnhem besloten dat er in casu geen sprake was van grievend gedrag dat de partneralimentatie doet eindigen. Strafrechtelijk werd echter wel vastgesteld dat de gedragingen van de vrouw intimiderend en bedreigend waren. Het ging immers om een bedreiging gericht tegen het leven van de man. Het Hof achtte dit gedrag echter niet als zodanig grievend jegens de man, omdat er rekening gehouden moest worden met de borderline persoonlijkheidsstoornis van de vrouw. Van belang zijn de laatste twee volzinnen in deze rechtsoverweging: “Dit alles neemt niet weg dat tot een ander oordeel kan worden gekomen indien de vrouw volhardt in het intimiderend gedrag of mocht blijken dat aan de zijde van de man onaanvaardbare gevolgen optreden. Op dit moment acht het hof een dergelijke conclusie echter te ver strekkend.”141 Het Hof achtte de beëindiging van de partneralimentatie een te zware consequentie voor het grievende gedrag van de vrouw, althans, op dat moment. Bij de voorzetting van het gedrag door de vrouw, zou dit volgens het Hof kunnen veranderen. In zo’n geval is het schorsen van de partneralimentatie bij uitstek een geschikt alternatief. Zolang het grievende gedrag zich voortzet, wordt de partneralimentatieplicht niet hervat.142 De schorsing van de partneralimentatie bevat enerzijds een bestraffend element en anderzijds is het een dwangmiddel. 140
Hof Arnhem 17 december 2002, ECLI:NL:GHARN:2002:BL5045. Hof Arnhem 30 november 2010, ECLI:NL:GHARN:2010:BP0588. r.o 13 142 NB: De partneralimentatieplicht van de man is op 7 oktober 2014 beëindigd omdat de vrouw haar grievend gedrag had voortgezet. Zie: Hof Leeuwarden 7 oktober 2014, ECLI:NL: GHARL:2014:7815. 141
Tilburg Law School
Page | 32
Gezien het feit dat er in de praktijk en in de theorie een dergelijk alternatief middel ontbreekt, is het noodzakelijk om kritisch naar dit alternatief te kijken. Enkele aandachtspunten zijn gewenst bij het uitspreken van een schorsing van de partneralimentatie. Uit bovenstaande blijkt dat het schorsen van de partneralimentatie geschikt is in bepaalde omstandigheden. In het geval van zware mishandeling, zal men immers in de schorsing van de partneralimentatie geen rechtvaardige oplossing vinden. Bij het opleggen van een schorsing hoort logischerwijs ook een hervatting. Hoe er invulling moet worden gegeven aan een dergelijke hervatting blijft echter de vraag. Een mogelijk antwoord op deze vraag is dat de partneralimentatie van rechtswege herleeft na afloop van een schorsingstermijn vastgesteld door een rechter. Het verbinden van een termijn aan een schorsing kan echter ook negatief uitpakken. De rechter kan bijvoorbeeld de partneralimentatie voor zes maanden schorsen, wegens het (ernstig) frustreren van de omgang tussen het kind en de alimentatieplichtige. Dit kan als gevolg hebben dat de alimentatiegerechtigde voor zes maanden uitstekende medewerking zal verlenen aan de omgang, maar dat zodra de termijn is afgelopen en de alimentatie weer wordt hervat, de alimentatiegerechtigde zal terugvallen in dezelfde wangedragingen. Een tweede aandachtspunt is het inkomen van de alimentatiegerechtigde. Als er (jonge) kinderen betrokken zijn in het geschil, kan het schorsen van het inkomen van de vrouw ernstige consequenties hebben. In de maanden waarin de alimentatiegerechtigde geen inkomen heeft, zal de alimentatiegerechtigde toch rond moeten komen. Het aandachtspunt dient zich voor indien de alimentatiegerechtigde besluit om te gaan werken zodat in het eigen onderhoud voorzien kan worden gedurende de tijd waarin de gerechtigde geen alimentatie ontvangt. De behoeftigheid van de alimentatiegerechtigde verandert immers als deze een eigen inkomen genereert. De rechter dient deze punten in overweging te nemen voordat men kan overgaan tot het schorsen van de partneralimentatie. Een oplossing voor het eerste aandachtspunt (termijn) kan zijn om geen termijn te verbinden aan de schorsing, maar dat de alimentatiegerechtigde zelf, na een redelijke periode, een verzoek moet indienen bij de rechter om de schorsing op te heffen. Het is immers verwijtbaar aan de gerechtigde dat de alimentatie is geschorst. Ook kan, in het geval van frustreren van de omgang, de rechter het omgangshuis vragen om toezicht te houden op de omgang. Op basis van rapportage van het omgangshuis kan de rechter eventueel ambtshalve beslissen tot het herleven van de alimentatieplicht. Een oplossing voor het tweede punt (behoeftigheid) vindt men in een combinatie van twee consequenties, bijvoorbeeld het tijdelijk matigen van de alimentatieplicht, voor de periode waarin het wangedrag nog voortduurt. Op deze wijze kan de alimentatiegerechtigde nog rondkomen, zij het op minimum niveau, zonder dat de belangen van de kinderen ernstig geschaad worden.
Tilburg Law School
Page | 33
4.3.3 Echtscheidingsconvenant Bij het opstellen van de echtscheidingsconvenant mogen de gewezen echtgenoten in beginsel afspreken wat zij willen. In feite is dit dan een contract tussen twee partijen waarop in beginsel Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is. Daarbij kan gedacht worden aan het opstellen van een ‘schorsingsartikel’. In het convenant kunnen omstandigheden worden opgenomen, die indien zij werkelijkheid worden, leiden tot schorsing van de partneralimentatie. De voorwaarden van deze schorsing kan men ook opnemen in het convenant. Het is overigens verboden om in een convenant vast te leggen dat er geen kinderalimentatie betaald hoeft te worden143, omdat art. 1:392 BW jo 1:400 lid 2 BW een dergelijke afspraak verbiedt. Voor afspraken betreffende partneralimentatie bestaat een dergelijk verbod niet. In bestaande convenanten zijn al afspraken gemaakt over de consequenties indien de alimentatiegerechtigde een nieuwe relatie aangaat met betrekking tot art. 1:160 BW. Hierdoor kan een gang naar de rechter worden voorkomen. Op 31 januari 2013 heeft het Hof Arnhem-Leeuwarden beslist in een zaak omtrent de beëindiging van partneralimentatie.
144
De man en de vrouw hadden in een
echtscheidingsconvenant geregeld dat art. 1:160 BW van toepassing was, nadat de vrouw een half jaar had samengeleefd met een derde in de zin van art. 1:160 BW, waarvan de man de eerste drie maanden alimentatie zou betalen, en de laatste drie maanden niet. Mocht de nieuwe relatie van de vrouw onverhoopt niet slagen, zou de man de partneralimentatie gewoon door betalen. Wanneer de nieuwe relatie van de vrouw wel slaagde, dan zou de partneralimentatieplicht van rechtswege eindigen op grond van art. 1:160 BW. De gewezen echtgenoten kunnen op deze wijze ook het schorsen van de partneralimentatie opnemen in een echtscheidingsconvenant. De gewezen echtgenoten komen dan overeen onder welke omstandigheden een schorsing van de alimentatieplicht redelijk is en welke voorwaarden daaraan verbonden worden. Aandachtspunt hiervoor is de uitvoering van dit convenant. De gewezen echtgenoten kunnen misbruik maken van dergelijke afspraken, door sneller dan redelijk aanspraak te maken op deze schorsingsmogelijkheid. Daarom is het ten zeerste aan te bevelen om mediation of arbitrage in te schakelen bij de overtreding van een echtscheidingsconvenant. 4.3.4 Geleidelijke beëindiging van alimentatie In de jurisprudentie bestaat de mogelijkheid om partneralimentatie op termijn op nihil te stellen. Het Hof Arnhem-Leeuwarden heeft in 2013 besloten dat de vrouw voor drie jaar partneralimentatie diende te betalen aan de man. Na drie jaar werd de man door het Hof geacht in zijn eigen onderhoud te kunnen voorzien, omdat de man een eigen bedrijfje op wilde starten.145 Bij dergelijke beslissingen worden zowel de financiële als de niet-financiële factoren mee gewogen. Hof ’s-Gravenhage 5 juli 2006, ECLI:NL:GHSGR:2006:AY3631 Hof Arnhem-Leeuwarden 31 januari 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:BZ2379. 145 Hof Arnhem-Leeuwarden 26 maart 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:BZ6862. Zie voor meer jurisprudentie: Wakker 2013 143 144
Tilburg Law School
Page | 34
Bij constatering van wangedrag is het de vraag of de lotsverbondenheid tussen partijen al dan niet is aangetast. Wanneer de lotsverbondenheid niet bestaat, verdwijnt de grondslag voor partneralimentatie. De partneralimentatie op termijn op nihil stellen is dan geen optie meer omdat nihil stellen impliceert dat de partneralimentatie weer kan herleven door een beroep te doen op art. 1:401 lid 1 BW.146 Het herleven van de partneralimentatie is niet meer mogelijk, omdat de lotsverbondenheid door wangedrag is verdwenen. De alimentatiegerechtigde kan de rechter wel verzoeken om, bij eventuele beëindiging van partneralimentatie, de partneralimentatie pas volledig te beëindigen na een bepaalde periode. Het op termijn beëindigen van de partneralimentatie is een stuk minder zwaar aangezien de alimentatiegerechtigde kan anticiperen op de nieuwe situatie. Dit maakt dat de gevolgen van beëindiging van partneralimentatie minder verstrekkend zijn. De rechter kan bijvoorbeeld aanvoeren dat de redelijkheid en de billijkheid stellen dat de alimentatiegerechtigde kan anticiperen op de nieuwe omstandigheden, waardoor de alimentatiegerechtigde niet van het ene op het andere moment in een financiële afgrond geraakt. Ook kan men denken aan het geleidelijk minderen van de partneralimentatie. Het verspreiden van één maand alimentatie over drie maanden kan er voor zorgen dat de alimentatiegerechtigde voldoende tijd heeft om te anticiperen, terwijl een minimale bijdrage haar mogelijk enige financiële ademruimte geeft. Het geeft in ieder geval meer financiële ademruimte in vergelijking met de abrupte beëindiging. De rechterlijke macht kan in principe al gebruik maken van deze mogelijkheid. Zoals aangegeven, komt het op termijn op nihil stellen van de partneralimentatie al wel voor wegens voorziene verandering in de behoefte. Het komt daarentegen niet tot nauwelijks voor dat de rechter de partneralimentatie op termijn beeindigd wegens wangedrag. Dit zou om bovengenoemde redenen wel een goed alternatief zijn. 4.4 Tussenconclusie De deelvraag in dit hoofdstuk: “Wat is een alternatief voor het beperken van partneralimentatie bij wangedrag?” wordt hier beantwoord. In de huidige wet- en regelgeving zijn er drie mogelijke consequenties verbonden aan wangedrag en de daarmee samenhangende verbreking/aantasting van de lotsverbondenheid. De drie consequenties zijn het matigen, het beëindigen en het beperken in duur van de partneralimentatie. Uit de jurisprudentie blijkt dat de rechter terughoudend dient te zijn in de beoordeling of de lotsverbondenheid is aangetast of zelfs verbroken, omdat de gevolgen verstrekkend kunnen zijn. De uitspraak is onherroepelijk en het beëindigen van de partneralimentatie zorgt ervoor dat de, in veel gevallen enige, inkomstenbron van de alimentatiegerechtigde verdwijnt of gematigd wordt. De keerzijde van terughoudend optreden van de rechter inzake wangedrag is, dat wangedrag over het algemeen niet wordt bestraft. In dergelijke gevallen is de consequentie disproportioneel in verhouding tot het gepleegde wangedrag door de alimentatiegerechtigde. De jurisprudentie constateert dit ook, door te vermelden dat niet
146
Hoofdstuk 2, paragraaf 2.3
Tilburg Law School
Page | 35
elk grievend gedag kan leiden tot het beperken of beëindigen van partneralimentatie. Met het aanreiken van een nieuw middel aan de rechterlijke macht, kan er casusgerichter worden opgetreden aangezien deze nieuwe consequentie een minder zwaar karakter heeft. Het schorsen van de partneralimentatieplicht is uitermate geschikt in die gevallen waarin matiging of beëindiging van de partneralimentatie niet in proportie is tot het wangedrag, maar waarin wel de lotsverbondenheid is aangetast. Wel dient de rechter de gevolgen van een eventuele schorsing in ogenschouw te nemen, voordat de schorsing uitgesproken kan worden. De gewezen echtgenoten kunnen de omstandigheden en voorwaarden van een schorsing ook afspreken in een echtscheidingsconvenant. Daarnaast is het op termijn matigen of beëindigen van de partneralimentatie een alternatieve consequentie. Het op termijn beëindigen van de partneralimentatie maakt de consequentie draagbaarder. De draagbaarheid blijkt uit het feit dat de alimentatiegerechtigde kan anticiperen op de nieuwe situatie.
Tilburg Law School
Page | 36
Hoofdstuk 5 5.1
Conclusies en aanbevelingen Inleiding
In deze scriptie is onderzocht wat het juridische begrip ‘wangedrag’ inhoudt in de context van partneralimentatie in Nederland en in Duitsland. Voortvloeiend hieruit is onderzocht welke alternatieve consequenties er bestaan voor wangedrag. De centrale vraag die in dit onderzoek is geformuleerd - Wanneer zorgt wangedrag van de alimentatiegerechtigde voor doorbreking of aantasting van de lotsverbondenheid tussen (ex)echtgenoten waardoor de alimentatieplicht gelimiteerd of beëindigd kan worden en wat is een alternatief voor deze limitering danwel beëindiging van partneralimentatie bij wangedrag? – wordt in paragraaf 5.2 beantwoord. Tevens worden er in paragraaf 5.3 aanbevelingen gedaan. 5.2
Conclusie
Het huwelijk en partneralimentatie zijn onderwerp van gesprek in zowel wetenschappelijke kringen als in maatschappelijke kringen. Dit onderzoek is onder meer gericht op de vergelijking tussen Nederland en Duitsland. Uit deze rechtsvergelijking is gebleken dat de Duitse recht- en regelgeving dezelfde consequenties voor wangedrag kent als Nederland. De rechtsvergelijking met Duitsland leidt dan ook niet tot beantwoording van de centrale vraag. Wel volgt er een aanbeveling uit deze rechtsvergelijking (zie paragraaf 5.3). Van belang is om te realiseren dat wangedrag zelden uit het niets ontstaat. Terecht vermeldt de jurisprudentie dat rekening gehouden moet worden met de emoties die voortkomen uit de ellende van een echtscheiding. Wangedrag komt meestal voort uit heftige emoties en frustraties. Het voorkomen van escalatie en wangedrag (vechtscheiding) is daarom van essentieel belang. Al bij de eerste stappen tot echtscheiding is het daarom van belang om professionele mensen in te schakelen, bijvoorbeeld een mediator. De uitdrukking “Beter voorkomen dan genezen” is hierop onverminderd van toepassing. De staatssecretarissen Van Rijn en Teeven hebben plannen opgesteld om mogelijk de echtscheiding te kunnen deëscaleren. De grondslag voor een verzoek tot partneralimentatie is lotsverbondenheid. De rechter kan dit verzoek tot partneralimentatie toewijzen en houdt daarbij rekening met niet-financiële factoren (de billijkheidstoets). Wangedrag is een dergelijke niet-financiële factor. De vraag die de rechter daarbij dient te beantwoorden is de volgende: Is de grievende gedraging van de alimentatiegerechtigde jegens de alimentatieplichtige zodanig dat het de lotsverbondenheid tussen partijen verbreekt of aantast? Als het antwoord hierop bekennend is, kan de rechter de partneralimentatie limiteren qua hoogte en/of tijd of de partneralimentatie beëindigen. De lotsverbondenheid wordt verbroken als het grievende gedrag van de alimentatiegerechtigde jegens de alimentatieplichtige zo ernstig is, dat van de alimentatieplichtige in redelijkheid niet meer gevergd kan worden dat hij zijn ex-echtgenoot blijft onderhouden. Het is echter te Tilburg Law School
Page | 37
allen tijde afhankelijk van alle omstandigheden van het geval. Er is dus niet te zeggen welk wangedrag de lotsverbondenheid verbreekt of aantast. Emoties horen bij een echtscheiding. Dit leidt er onder meer toe dat niet elk grievend gedrag leidt tot verbreking of aantasting van de lotsverbondenheid. Ook dient de rechter rekening te houden met eventuele psychische problemen van de alimentatiegerechtigde. Deze kunnen er immers toe leiden dat de alimentatiegerechtigde niet, of in mindere mate, verantwoordelijk gehouden kan worden voor zijn gedrag. Tot slot dient de rechter terughoudend te zijn in zijn oordeel betreffende wangedrag omdat het grote gevolgen kan hebben voor de alimentatiegerechtigde. In deze terughoudendheid zit mijns inziens de kern van het probleem. Geconcludeerd wordt dat er sprake is van een hiaat in het partneralimentatierecht. Zelfs wanneer het gedrag van de alimentatiegerechtigde ernstig grievend is voor de alimentatieplichtige, kan de rechter beslissen dat het grievende gedrag niet ernstig genoeg is om er consequenties aan te verbinden. Met andere woorden: de consequentie is niet proportioneel met het grievende gedrag. Er is een gebrek aan lichtere consequenties die opgelegd kunnen worden bij grievend gedrag. Een alternatieve consequentie kan gevonden worden in het schorsen van de partneralimentatie. De rechter kan de partneralimentatie schorsen voor zolang als het wangedrag zich voordoet. Zodra het wangedrag ophoudt te bestaan, herleeft de partneralimentatie weer van rechtswege of bij rechterlijke uitspraak. Ook kan deze schorsingsmogelijkheid worden vastgelegd in een echtscheidingsconvenant. Een tweede alternatieve consequentie is het op termijn beëindigen of matigen van de partneralimentatie. Met deze consequentie constateert de rechter dat de lotsverbondenheid is aangetast of zelfs doorbroken door het wangedrag, maar beëindigd de partneralimentatie pas op een later moment op verzoek van één van de partijen. Dit kan wenselijk zijn omdat de alimentatiegerechtigde hiermee de mogelijkheid heeft om te anticiperen op de nieuwe situatie. Die laatste paar maanden van partneralimentatie kunnen er toe leiden dat de alimentatiegerechtigde zijn financiële zaakjes op orde kan krijgen, alvorens de alimentatie definitief eindigt. 5.3 5.3.1
Aanbevelingen
Codificeren van de niet-financiële factoren en de billijkheidstoets
Zoals aangegeven, dient de Nederlandse rechter de niet-financiële factoren mee te wegen in zijn beoordeling van een verzoek tot partneralimentatie. Deze toets wordt ook wel de billijkheidstoets genoemd. Dit is een toets die niet is opgenomen in de Nederlandse wet- en regelgeving. De Duitse wet- en regelgeving voorziet hier echter wel in. Overeenkomstig met de aanbeveling van Spalter in haar proefschrift Grondslagen van partneralimentatie, is het opnemen van de billijkheidstoets in de Nederlandse wet zeer aan te bevelen. Tilburg Law School
Page | 38
Art.1:157 BW noemt wel de financiële factoren, maar maakt geen enkele melding van de niet-financiële factoren. Deze zijn uitsluitend in de jurisprudentie en de literatuur vermeld. Om de rechtszekerheid te waarborgen en om de uitspraak van een rechter begrijpelijk te maken, dient deze billijkheidstoets te worden opgenomen in de wet. Zo weten de partijen wat zij kunnen verwachten. Om naast een transparante procedure ook een begrijpelijke procedure te bewerkstelligen, is het belangrijk om in de wetgeving de nietfinanciële factoren op te nemen. Dit maakt de procedure begrijpelijk omdat partijen dan ook weten waarom de rechter een bepaalde beslissing heeft genomen. Men hoeft echter ondanks deze aanpassingen van de wet- en regelgeving in Nederland geen andere uitkomst te verwachten. Uit de rechtsvergelijking met Duitsland blijkt dat rechterlijke uitspraken betreffende wangedrag in Duitsland en Nederland overwegend dezelfde zijn. 5.3.2
Schorsing van de partneralimentatie
De ontbrekende sleutel in de consequenties die verbonden kunnen worden aan wangedrag is de schorsing van partneralimentatie. Dit is om meerdere redenen het beste alternatief voor de bestaande consequenties. Door de rechterlijke macht dit nieuwe instrument aan te reiken, kan de rechter beter inspringen op de omstandigheden van het geval. Aan deze schorsing kan de rechter voorwaarden verbinden. De partneralimentatieplicht herleeft weer op het moment dat het wangedrag zich niet meer voordoet. Bij voorkeur herleeft de partneralimentatie weer bij rechterlijke uitspraak, omdat deze de nieuwe situatie kan toetsen. De rechter kan daarvoor beide partijen eerst naar een mediationtraject verwijzen, alvorens hij een beslissing neemt. Een (opgelegd) mediationtraject leent zicht daar, mijns inziens, uitstekend voor. Het implementeren van deze schorsingsmogelijkheid is mijns inziens noodzakelijk. Er is echter wel aanvullend (empirisch) onderzoek nodig om de haalbaarheid en wenselijkheid van deze alternatieve consequentie vast te stellen. Deze mogelijkheid bestaat namelijk nog niet in de jurisprudentie, literatuur en de wet- en regelgeving. Deze alternatieve consequentie zorgt in potentie wel voor verzwaarde druk op de rechterlijke macht, omdat de partijen weer terug moeten naar de rechter zodra één van de partijen de schorsing van de partneralimentatie wil opheffen. Wil men deze verzwaarde druk bij de rechterlijke macht wegnemen, dan biedt mediation in ieder geval deels een oplossing. 5.3.3 Op termijn beëindigen van de partneralimentatie Het op termijn beëindigen van partneralimentatie heeft als voordeel dat de alimentatiegerechtigde kan anticiperen op de nieuwe situatie waarin er geen inkomen meer wordt gegenereerd uit de partneralimentatie. Het op termijn beëindigen van de partneralimentatie heeft een minder zwaar karakter dan wanneer de partneralimentatie bij rechterlijke uitspraak onmiddellijk wordt beëindigd. Voor de haalbaarheid en de wenselijkheid van deze optie is echter wel aanvullend onderzoek nodig. Ten aanzien van grievend gedrag, maakt de rechterlijke macht nog geen of weinig gebruik van deze mogelijkheid. Door het minder zware Tilburg Law School
Page | 39
karakter en de mogelijkheid voor de alimentatiegerechtigde om te anticiperen op de nieuwe situatie, is deze oplossing wel degelijk de moeite waard om verder te onderzoeken.
Tilburg Law School
Page | 40
Literatuurlijst I
Jurisprudentie Nederland o
HR 25 mei 1962, NJ 1962, 266.
o
HR 4 juni 1965, NJ 1965, 277.
o
HR 28 september 1977, NJ 1978, 432.
o
HR 6 februari 1987, NJ 1987, 484.
o
HR 9 februari 2001, ECLI:NL:HR:2001:AA9900.
o
HR 23 november 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD4010.
o
HR 19 december 2003, ECLI:NL:HR:2003:AM2379.
o
HR 3 juni 2005, ECLI:NL:HR:2005:AS5961.
o
HR 19 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BF3928.
o
HR 17 mei 2013, ECLI:NL:PHR:2013:CA0722 (conclusie).
o
HR 25 oktober 2013, ECLI:NL:PHR:2013:1136 (conclusie).
o
Hof ’s-Gravenhage 20 december 2000, ECLI:NL:GHSGR:2000:AA9930.
o
Hof Arnhem 17 december 2002, ECLI:NL:GHARN:2002:BL5045.
o
Hof ’s-Gravenhage 13 april 2005, ECLI:NL:GHSGR:2006:AT4360.
o
Hof ’s-Gravenhage 5 juli 2006, ECLI:NL:GHSG:2006:AY3631.
o
Hof Amsterdam 13 juli 2006, ECLI:NLGHAMS:2006:AY5606.
o
Hof ‘s-Gravenhage 17 februari 2010, ECLI:NL:GHSGR:2010:BL6539.
o
Hof Arnhem 30 november 2010, ECLI:NL:GHARN:2010:BP0588.
o
Hof ’s-Hertogenbosch 14 december 2010, ECLI:NL:GHSHE:2010:BO7700.
o
Hof Arnhem-Leeuwarden 31 januari 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:BZ2379.
o
Hof Arnhem-Leeuwarden 26 maart 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:BZ6862.
o
Hof Arnhem-Leeuwarden 9 juli 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:5448.
o
Hof Arnhem-Leeuwarden 12 december 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:9674.
o
Hof ’s-Hertogenbosch 10 juli 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:2117.
o
Hof Leeuwarden 7 oktober 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:7815.
o
Rb Rotterdam, 30 september 2014, ECLI:NL:RBROT:2014:9379.
o
Rb ’s-Hertogenbosch 10 november 2000, FJR 2001, 14.
o
Rb ’s-Hertogenbosch 4 april 2003, ECLI:NL:RBSHE:2003:AF8047.
o
Rb Zutphen 25 mei 2005, ECLI:NL:RBZUT:2005:AT6627.
Tilburg Law School
Page | 41
o
Rb Haarlem 19 september 2006, ECLI:NL:RBHAA: 2006:BA1734.
o
Rb Leeuwarden 9 juli 2008, ECLI:NL:RBLEE:2008:BD6634.
o
Rb Almelo 11 november 2009, ECLI:NL:RBALM:2009:BK5651.
o
Rb Den Haag 27 augustus 2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:1127.
II
Jurisprudentie Duitsland o
BGH 9 juni 1980, FamRZ 1980, 981.
o
BGH 16 september 1981, NJW 1982, 577.
o
BGH 14 december 1983, ZR 38/82.
o
BGH 13 januari 1988, FamRZ 1988,375.
o
BGH 21 juni 1989, NJW-RR 1989, 1218.
o
BGH 3 februari 1999, NJW 1999, 1547.
o
BGH 27 januari 2009, NJW 1999, 1630.
o
BGH 12 november 2003, NJW 2004, 1324.
o
BGH 20 mei 2011, NJW 2011, 1582.
o
BGH 5 oktober 2011, NJW 2011, 4968.
o
OLG Hamburg 10 februari 1987, FamRZ 1987, 1044.
o
OLG Zweibrücken 10 augustus 1988, FamRZ 1989, 63.
o
OLG Hamm 31 augustus 1993, FamRZ 1994, 168.
o
OLG Hamm 3 december 1997, FamRZ 1999, 237.
o
OLG Koblenz 2 juli 1999, FamRZ 2000,290.
o
OLG Oldenburg 10 mei 2001, FamRZ 2002, 243.
o
OLG Koblenz 14 maart 2007, FamRZ 2007, 882.
o
OLG Brandenburg 16 april 2008, FamRZ 2008, 1414.
o
OLG Stuttgart 13 juli 2011, FamRZ 2011, 1498.
o
OLG Schleswig, 21 december 2012, UF 81/12.
o
OLG Hamm, 3 december 2013, UF 105, 13.
III
Regelgeving en parlementaire stukken o
Kamerstukken II 1985/1986, 19 295.
o
Kamerstukken II 1992/1993, 22 170.
o
Kamerstukken II 2011/2012, 33 311.
Tilburg Law School
Page | 42
o
Kamerstukken II 2011/2012, 33 312.
o
Commissie De Ruiter 1978 Rapport van de Commissie alimentatienormen, Staatsuitgeverij: 1978.
IV
Artikelen o
De Bie 2014 De Bie 2014, “Gewijzigd gewijsde?”, EB 2014, 42.
o
Dorhout 2001 P. Dorhout, “Niet-financiële factoren bij vaststelling van alimentatie tussen ex-echtgenoten en expartners”, EB 2001, p. 85 – 90.
o
Dorhout & De Bie-Koopman 2011 P. Dorhout & C. De Bie-Koopman, “Emancipatie in het alimentatierecht, zegen of zorg?”, FJR 2011, 52.
o
Dorhout & De Bie-Koopman 2012 P. Dorhout & C. Bie-Koopman, “Kroniek alimentatie 2012 tot 1 mei”, FJR 2012, 67.
o
Van Duijvendijk-Brand 2008 J. van Duijvendijk-Brand, “Behoedzaamheid”, FJR 2008, p. 30.
o
Heida 2008 A. Heida, “Alimentatie en wangedrag”, EB 2008, 1.
o
Labohm 2014 A.N. Labohm, “Onderhoudsverplichtingen vootvloeiende uit het familierecht”, FJR 2014, 19.
o
Mat 2012 J. Mat, “Meneer kan ’t wel betalen”, NRC Handelsblad 21 juni 2012, p. 4.
o
Mat & Weeda 2012 J. Mat & F. Weeda, “Een logisch slot van de emancipatie. Nouja, in theorie”, NRC Handelsblad 21 juni 2012, p.5.
o
Wakker 2013 A. Wakker, “Beperking van de alimentatieduur: laten advocaten kansen liggen?”, EB 2013, 71.
V
Handboeken o
Asser- De Boer 2010 J. de Boer, mr. C. Asser’s Handleiding tot beoefening van het Nederlandse burgerlijk recht. 1. Personen- en familierecht, Zwolle: Tjeenk Willink 2010.
o
Beutler 2012
Tilburg Law School
Page | 43
B. Beutler, “Untertitel 2. Unterhalt des geschiedenen Ehegatten (§§ 1569-1586b)”, in: H.G. Bamberger & H. Roth, Beck’scher Online Kommentar zum BGB, Edition 24, München: C.H. Beck 2012. o
Bömelburg 2011 R. Bömelburg, ‘§ 4 Ehegattenunterhalt’, in: H.-J. Dose e.a., Wendel/Dose, Das Unterhaltsrecht in der Familienrichterlichen Praxis, 8 Auf., München: C.H. Beck 2011.
o
De Bruijn 2012 A.R. de Bruijn, Het Nederlandse Huwelijksvermogensrecht, Deventer: Kluwer 2012.
o
Dorn & De Bruijn-Lückers 2012 Th.M. Dorn & M.L.C.C. de Bruijn-Lückers, Alimentatieverplichtingen, 4a. Monografieën (echt)scheidingsrecht, ’s-Gravenhage: SDU Uitgevers 2012.
o
Gerhardt 2011 Gerhardt 2011 ‘§ 4 Ehegattenunterhalt’, in: H.-J. Dose e.a., Wendel/Dose, Das Unterhaltsrecht in der Familienrichterlichen Praxis, 8 Auf., München: C.H. Beck 2011.
o
Grandel & Stockmann 2012 M. Grandel & R. Stockmann, “Stichwortkommentar Familienrecht”, NOMOS: Baden-Baden 2012.
o
Gutdeutsch 2011 W. Gutdeutsch 2011 ‘§ 4 Ehegattenunterhalt’, in: H.-J. Dose e.a., Wendel/Dose, Das Unterhaltsrecht in der Familienrichterlichen Praxis, 8 Auf., München: C.H. Beck 2011.
o
Heida 2010 A. Heida e.a., Echtscheidingsrecht, Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2010.
o
Ivo 2006 M. Ivo, Eherecht in Deutschland, in: R. Süß & G. Ring, Eherecht in Europa, Angelbachtal: Zerb verlag 2006, p. 413-436.
o
Kleffman & Kühner 2012 N. Kleffmann & G. Kühner, Scholz/Kleffmann/Motzer Praxishandbuch Familienrecht, Munchen: C.H. Beck 2012.
o
Koch 2010 E. Koch e.a., Handbuch des Unterhaltsrecht, München: Franz Vahlen 2010.
o
Koens & Vonken 2008 M.J.C. Koens & A.P.M.J. Vonken, Tekst & Commentaar Personen en Familierecht, Deventer: Kluwer 2008.
Tilburg Law School
Page | 44
o
Metz 2005 B. Metz, Rechtsethische Prinzipien des nachehelichen Unterhalts. Eine Kritik an der nachwirkenden ehelichen Solidarität, Frankfurt: Peter Lang 2005.
o
Mourik & Nuytink 2012 M.J.A. van Mourik & A.J.M. Nuytinck, Personen- en Familierecht, Huwelijksvermogensrecht en erfrecht, Deventer: Kluwer 2012.
o
Palandt-Brudermüller 2012 G. Palandt-Brudermüller, Palandt Burgerliches Gesetzbuch, Munchen: C.H. Beck 2012.
o
Schwab 2010 D. Schwab, Familienrecht, München: C.H. Beck 2010.
o
Spalter 2013 N. Spalter, Grondslagen van partneralimentatie, Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2013 (proefschrift VU Amsterdam).
o
Vlaardingerbroek e.a. 2011 P. Vlaardingerbroek e.a., Het hedendaagse personen- en familierecht, Deventer: Kluwer 2011.
VI
Elektronische bronnen o
Rijksoverheid 2014: ‘Uitvoeringsplan Verbeteren situatie kinderen in een ‘vechtscheiding’’, 31 maart 2014, <www.rijksoverheid.nl> (zoek op: Staatssecretarissen Teeven en Van Rijn, documenten en publicaties, vechtscheiding), laatst bekeken op 2 december 2014.
Tilburg Law School
Page | 45