Nummer 4 • jaargang 41 december 2012
Erasmus MC wereldwijd Pijlen gericht op allochtone student
Waarom is Rudolphs neus rood?
Monitor • december 2012
1
Quaevis terra patria
‘Heel de wereld is mijn vaderland’
*Noorwegen pag. 26
Adagia # 1193
*Verenigde staten*
* Duitsland *Spanje pag. 8
pag. 20, 21
pag. 47
ë i n e m e *Ro ije k r u *T sraël *I 2,
.1
g pa
36
*Rusland*
pag. 21, 24, 50
p
. ag
5
,3
21
g.
pa
10
*Iran India* pag. 56
*Thailand
pag. 21
pag. 21
* a b u r A * e m a n Suri pag.
*China
pag. 21
15
pag.
11
*Indonesië
pag. 9, 18, 21,
Australië *
pag. 39
*Brazilië
Ruim 500 jaar later is deze spreuk van Desiderius Erasmus van Rotterdam meer van toepassing dan ooit. We leven in een multiculturele samenleving met partners, buren, vrienden, collega’s, klas- en studiegenoten uit alle delen van de wereld. Een diversiteit die wordt weerspiegeld binnen het Erasmus MC, waar medewerkers met allerlei nationaliteiten zorgdragen voor uitstekende patiëntenzorg, wetenschappelijk onderzoek en onderwijs. We werken samen met ziekenhuizen en onderzoeksinstellingen van de Noordpool tot Zuid-Afrika, van Indonesië tot Brazilië. En steeds meer studenten, verpleegkundigen, artsen en onderzoekers komen hierheen om te werken, te studeren, voor onderzoek of opleiding. Niet ‘wij’ en ‘zij’, maar samen. Of, zoals prof. dr. Steven Lamberts, General Director of International Affairs van het Erasmus MC, het verwoordt: “We zitten hier niet op een eiland.” Lees het interview op pag. 21
pag. 21
*a Zuid-afrik
pag. 16
2 2
37
Monitor •• december december 2012 2012 Monitor
Monitor • december 2012
33
Beeld Maarten Laupman Tekst Gert-Jan van den Bemd
Kinderen kokkerellen voor jarig Sophia
H
et Erasmus MC-Sophia - het oudste en grootste kinderziekenhuis van Nederland - bestaat in 2013 150 jaar. Achter de schermen wordt al hard gewerkt aan het jubileum. Zoals door deze kinderen, die onder leiding van een echte kok heerlijk gaan koken. Hun inspanningen komen in een speciaal kookboek. Samen met de honderden medewerkers en vrijwilligers van het Erasmus MC-Sophia, met de zieke kinderen en hun ouders, met de stad Rotterdam en iedereen die het Sophia een warm hart toedraagt, worden er het hele jaar door bijzondere en feestelijke evenementen georganiseerd. Een paar voorbeelden: 200 kinderen gaan het record appeltaart bakken proberen te verbreken, in april is er de Rotterdamse ABN AMRO Marathon en Kids Run, en op 27 januari is er het Sophia Benefietconcert van ‘De Vrienden van Amstel LIVE!’ in Ahoy. De opbrengst van de jubileumactiviteiten komt ten goede aan het Erasmus MC-Sophia en het nog op te richten Sophia Kinderthoraxcentrum voor kinderen met afwijkingen aan het hart en / of de longen. Prof. dr. Johan de Jongste, kinderlongarts van het Erasmus MC-Sophia: “Wij hopen dat u het jarige Erasmus MC-Sophia, alsmede het Sophia Kinderthoraxcentrum een warm hart toedraagt. Als we straks beter begrijpen waarom kinderen ziek worden, kunnen we deze ziekten beter voorkomen en behandelen. We gaan voor de best mogelijke uitkomst op de lange termijn, wat door de bijzondere opzet van het Kinderthoraxcentrum gerealiseerd zal worden. Dit zal onze patiënten uiteindelijk een nog betere toekomst en kwaliteit van leven bieden.” Kijk voor meer informatie en een overzicht van alle activiteiten op www.sophia150jaar.nl
4
Monitor • december 2012
Monitor • december 2012
5
Tekst Gert-Jan van den Bemd
‘Chaos is het woord dat we bedacht hebben voor een orde die we niet begrijpen’
D
it lijkt wellicht geënsceneerd, ter illustratie van een artikel over het nieuwe werken, met flexibele werkplekken en een clean desk... maar aan deze tafel op een laboratorium van het Erasmus MC wordt echt gewerkt. Een wanordelijke werkplek schijnt niet goed te zijn. Troep veroorzaakt onrust, het leidt af en het ziet er niet uit. Maar er zijn ook tegengeluiden. Mensen met een rommelige werkplek zouden juist sneller iets terug kunnen vinden dan hun geordende collega’s. Bovendien zou chaos de creativiteit stimueren. Dat laatste klinkt eigenlijk wel geloofwaardig. Wie het atelier van kunstenaar Francis Bacon in The Hugh Lane Gallery in Dublin weleens heeft gezien, begrijpt waarom.
Henry Miller, Amerikaans schrijver (1891-1980)
6 6
Monitor Monitor •• december december 2012 2012
Monitor • december 2012
7
Tekst Gert-Jan van den Bemd
Naam: Afkomstig uit: Studeerde: Volgt nu:
Johannes Lehmann, 25 jaar Berlijn, Duitsland Biochemie in Jena, Duitsland, en York, Groot-Brittannië masteropleiding Molecular Medicine
Tekst Gert-Jan van den Bemd
Naam: Afkomstig uit: Vooropleiding: Volgt nu:
Astari Pranindya, 24 jaar Jogjakarta, Java, Indonesië bachelor Geneeskunde aan Gadjah Mada universiteit, Jogjakarta tweejarige masteropleiding Infection & Immunity
Astari uit Indonesië
Johannes uit Duitsland Waarom? “Ik ontdekte de masteropleiding op internet. Het programma sprak me aan. Ik houd ervan als zaken goed geregeld zijn, dat je weet wat de eisen zijn en wat je tijdens de opleiding zult leren. Ik heb niet specifiek gekeken naar de ranking van het Erasmus MC. Voor zover ik weet zijn de universiteiten in Nederland allemaal goed.” Bevalt het? “Ja, de opleiding is interessant. Het is researchgericht, niet te veel colleges en dat bevalt me wel. Je krijgt de colleges direct van de professoren die experts zijn op hun vakgebied. De docenten zijn dus zeer gemotiveerd en deskundig. Tijdens de opleiding zijn er twee stages. De eerste, op de afdeling Orthopedie, heb ik afgesloten. Nu ben ik bezig met mijn tweede stage, op het Erasmus MC Stamcel Instituut. Hier ga ik me bezighouden met stamcelonderzoek. Ik ga zoeken naar markers, kenmerken waarmee stamcellen kunnen worden onderscheiden van andere cellen. En ik ga proberen om embryonale stamcellen van het varken te kweken. Dat is nooit eerder gedaan. Het varken is een belangrijk proefdiermodel, ook voor tissue engineering (het kweken van cellen en organen, bijvoorbeeld voor 8
transplantatie, red.). Ook dan zijn stamcellen noodzakelijk. Je hebt binnen het Erasmus MC veel onderzoeksafdelingen die relatief dicht bij elkaar liggen. Je kunt zo snel informatie uitwisselen of bijvoorbeeld apparatuur gebruiken. Bovendien is er ook nauw contact met de kliniek. Daardoor zie je direct de toepassing van wetenschappelijk onderzoek in de geneeskunde. Een minpuntje: er is geen echt campus-gevoel. Je hebt het faculteitsgebouw, maar dat is echt een onderzoekstoren. In York wonen de studenten op de campus, die sfeer mis ik hier wel. Rotterdam is een prima stad: groot, maar toegankelijk, met veel nationaliteiten en veel plekken om te ontdekken. Aan de andere kant, echt op toeristen ingesteld is het ook weer niet. Als mijn gasten iets typisch Nederlands willen zien, neem ik ze mee naar Delft, haha!”
En nu? “Ik denk dat ik hierna promotieonderzoek ga doen. Waar? Dat weet ik nog niet. Ik laat dat afhangen van de onderzoeksgroep waar ik terechtkom.”
Monitor • december 2012
Waarom? “Als kind was ik al gefascineerd door Nederland. Ik had in tijdschriften foto’s van windmolens en tulpen gezien. Toen wist ik nog niet dat dat ‘de Keukenhof’ heette, maar ik vond het prachtig! Vanaf 2008 ben ik me gaan oriënteren: hoe is het onderwijs in Nederland? Wat zijn de mogelijkheden? Hoe zijn de kansen op het verkrijgen van een beurs? Zes maanden voor mijn afstuderen ben ik gerichter gaan zoeken naar een vervolgopleiding en ontdekte ik de masteropleiding Infection & Immunity van het Erasmus MC. Dat sprak me direct aan: het is een brede opleiding met veel relevantie binnen allerlei medische vakgebieden. Het geeft me de mogelijkheid om me daarna verder te ontwikkelen. Mijn keuze om in Rotterdam te gaan studeren werd eerlijk gezegd niet beïnvloed door de hoge ranking van het Erasmus MC. Ik heb mijn keuze vooral laten leiden door de inhoud van de masteropleiding.”
Monitor • december 2012
Bevalt het? “Ja, het is heel interessant; een mooie combinatie tussen theorie en praktijk. We zijn met twintig studenten en we zijn een hechte club van vrienden geworden die elkaar steunen en samen leuke dingen ondernemen, dus ik zie ook nog wat van Nederland!” Waar doe je nu? “Ik doe onderzoek naar Pseudomonas aeruginosa, een bacterie die wondinfectie en longschade kan veroorzaken en steeds meer problemen geeft in ziekenhuizen vanwege de toenemende ongevoeligheid voor antibiotica. In augustus hoop ik af te studeren. Ik moet mijn onderzoeksresultaten in een verslag vastleggen en presenteren tijdens een openbare verdediging. Hopelijk kunnen mijn ouders overkomen uit Indonesië om daarbij te zijn.”
En daarna? ? “Ik weet het nog niet. Misschien ga ik promotieonderzoek doen. Uiteindelijk hoop ik het onderzoek in het laboratorium te combineren met werk in de kliniek, met patiënten.” 9
Tekst Gert-Jan van den Bemd
Naam: Afkomstig uit: Studeert: Volgde:
Lilach Epstein, 25 jaar Tel Aviv, Israël Geneeskunde aan Tel Aviv University keuze-coschappen Kindergeneeskunde bij het Erasmus MC-Sophia
Naam: Studie: Beroep: Buitenlandervaring:
Myrthe Menting Geneeskunde, afgelopen oktober afgestudeerd Arts-onderzoeker op de afdeling Congenitale Cardiologie van het Erasmus MC keuze-coschap in Suriname, mei en juni 2012
Myrthe naar Suriname
Lilach uit Israël
Paramaribo
W Waarom? “Ik ben in Israël geboren, maar mijn ouders komen uit Nederland, daarom spreek ik Nederlands. Ik heb zes weken bij het Erasmus MC-Sophia een keuze-coschap gelopen op de afdeling Kindergeneeskunde Medium Care. Dat is een afdeling voor kinderen die over het algemeen niet geopereerd worden, maar vaak langdurig ziek zijn.” Beviel het? “Ja, het was heel leerzaam. Het is anders georganiseerd dan in Israël. Je krijgt hier als student toch meer verantwoordelijkheden. Ik kon meedenken over het behandelbeleid en zag direct de gevolgen ervan op de genezing van de patiënt. Dat vind ik prettig.”
En nu? “Ik heb dit keuze-coschap in mijn vakantie gedaan. Als ik terug in Israël ben, heb ik nog twee weken vakantie. Daarna
10
start mijn tweede jaar coschappen met het coschap Chirurgie. In Israël duurt de totale opleiding Geneeskunde zeven jaar: de eerste drie jaar zijn theoretisch, daarna volgen drie jaar coschappen en ten slotte is er nog een afsluitend jaar waarin je op allerlei ziekenhuisafdelingen gaat werken. Na deze basisopleiding moet ik nog gaan specialiseren. Ik weet nog niet welke richting ik opga, maar kindergeneeskunde vind ik heel interessant. Of ik later bij het Erasmus MC zou willen werken? Het lijkt me een goede plek om te leren en te werken, maar de keuze om naar het buitenland te gaan hangt van veel zaken af. Ik weet niet of ik mijn familie in Israël lang kan missen en mijn verloofde zou ook een baan moeten kunnen vinden, maar werken in het buitenland spreekt me zeker aan. Het maakt je bewuster; je neemt niet alles als vanzelfsprekend aan.”
Monitor • december 2012
aarom naar Suriname? “Ik ben in Suriname geweest voor een keuze-coschap op de Spoedeisende Hulp (SEH) in het Academisch Ziekenhuis Paramaribo. Ik heb daar zowel dag-, avond-, als nachtdiensten gedraaid. Ook heb ik een aantal weekenden gewerkt. Patiënten die binnenkwamen werden eerst door een arts getrieerd (beoordeeld en ingedeeld op basis van de ernst van hun situatie, red.). Vervolgens nam ik de patiënt mee naar de behandelkamer voor een korte anamnese (voorgeschiedenis van de ziekte, red.) en lichamelijk onderzoek, waarna ik een beleid opstelde. Na snel overleg met de arts, zette ik extra diagnostiek in of startte ik de behandeling. Als er bloed nodig was voor onderzoek, moest ik zelf bloed prikken. Als er steriele urine nodig was, moest ik zelf catheteriseren. Op de SEH kwamen veel traumapatiënten binnen, waardoor ik beter röntgenfoto’s heb leren beoordelen en ik
Monitor • december 2012
veel wonden heb kunnen hechten. Een groot verschil met Nederland is dat er nog weinig is gedigitaliseerd: bloeduitslagen worden gefaxt, röntgenfoto’s worden op een lichtbord bekeken en patiëntenstickers worden met de hand op tape geschreven.”
Wat heb je ervan opgestoken? “Vanwege het grote patiëntenaanbod en tekort aan artsen, leer je er snel zelfstandig handelen en kort en krachtig overleggen met specialisten. Bovendien heb ik geleerd om met minder middelen toch te proberen een zo goed mogelijke kwaliteit van zorg te geven.
En voor de toekomst? “Ik wil uiteindelijk cardioloog worden en ben nu arts-onderzoeker op de afdeling Congenitale Cardiologie in het Erasmus MC. Mijn buitenlandervaring heeft mijn keuzerichting niet beïnvloed; wel heeft het ertoe geleid dat ik meer uit het lichamelijk onderzoek haal, zorgvuldiger zal omgaan met aanvragen van aanvullend onderzoek en zelfstandiger ben in het opstellen en uitvoeren van een beleid.”
Toen ik terugkwam uit Suriname heb ik mijn oudste coschap op de Eerste Hart Hulp gelopen. Vanwege de ervaring op de SEH in Paramaribo merkte ik dat ik zelfverzekerder te werk ging.”
11
Tekst Gerben Stolk
Verder kijken dan bloedstamcel alleen
Juiste omgeving Als een mens de juiste omgeving nodig heeft om gelukkig te zijn en zijn werk goed te doen, waarom zou dan niet hetzelfde gelden voor een bloedstamcel? Over de ovationeel ontvangen invalshoek van de Roemeense celbioloog Mihaela Crisan.
C
onsternatie binnen het Erasmus MC Stamcel Instituut. Het Nederlandse ‘groot plezier’ mag dan lijken op het Franse ‘grand plaisir’, Mihaela Crisan was er begin september bij lezing van deze woorden niet helemaal zeker van of ze een felbegeerde Erasmus MC Fellowship had gewonnen, goed voor 200.000 euro en vier jaar onderzoek op basis van haar eigen projectvoorstel. “Sinds mijn presentatie voor de commissie in augustus had ik om de vijf minuten mijn e-mail gecheckt in de hoop op een positieve reactie op mijn aanvraag van een van de vier Erasmus MC Fellowships. Collega’s moesten lachen wanneer ik me zelfs afvroeg of ik weg kon gaan voor lunch. En nu had ik dan de reactie op mijn beeldscherm staan, maar begreep ik de Nederlandse tekst maar deels. Ik vroeg aan collega’s met spoed de e-mail te vertalen. Toen zij bevestigden dat de fellowship met groot plezier aan mij was toegekend, heb ik gegild van blijdschap.”
Vaak vervangen Het gaat allemaal om bloedstamcellen. Die hebben als eigenschap dat ze zich kunnen ontwikkelen tot rode of witte bloedcellen of bloedplaatjes, al naar gelang de behoefte van het lichaam. Een belangrijke eigenschap, want rode bloedcellen hebben een levensduur van slechts 120 dagen, terwijl witte bloedcellen al na een paar uur tot een paar dagen moeten worden vervangen. Functioneren de bloedstamcellen niet of minder goed, dan kan bijvoorbeeld leukemie ontstaan. Crisan bestudeert de totstandkoming en ontwikkeling van bloedstamcellen.
In contact
Frankrijk en Amerika
Zij vertelt: “Bloedstamcellen liggen altijd naast een ander type stamcel, de zogenaamde mesenchymale stamcellen, ofwel MSC’s. Hun rol bij de vorming en ontwikkeling van bloedstamcellen is nog onbekend. In het beenmerg van volwassenen communiceren bloedstamcellen en MSC’s voortdurend met elkaar. Moet ik voorlopig een bloedstamcel blijven of ga ik me tot een specifiek celtype ontwikkelen? Ik wil begrijpen hoe bloedstamcellen ontstaan en wat de communicatie met de omliggende cellen is. Hiervoor ga ik onderzoek verrichten in muizenembryo’s, zowel op het moment dat de eerste bloedstamcellen tot stand komen als tijdens de verdere ontwikkeling.”
Mihaela Crisan (41) werd geboren in Roemenië. Twee jaar na de val van het communisme vertrok ze in 1991 naar Frankrijk om zich aan de gerenommeerde Université Pierre et Marie Curie en de Université Paris-Diderot te specialiseren in celbiologie en fysiologie. Later bekwaamde ze zich in onderzoek naar stamcellen aan de Universiteit van Pittsburgh in Amerika. In 2008 koos Crisan voor de onderzoeksmogelijkheden in het Erasmus MC.
12
Monitor • december 2012
Monitor • december 2012
Alfabet De celbioloog wil de taal leren kennen die de cellen met elkaar spreken. Wat zeggen ze precies tegen elkaar? Ze legt uit: “Een bloedstamcel heeft een specifieke omgeving nodig om te ontstaan, met daarin twee soorten MSC’s. Het ene type ligt tegen de bloedstamcel aan en communiceert daar waarschijnlijk direct mee. Het andere type bevindt zich iets verder weg en geeft boodschappen niet rechtstreeks door, maar doet dat door stoffen uit te scheiden. Bovendien communiceren de MSC’s hoogstwaarschijnlijk ook onderling. Door deze interacties kan een bloedstamcel ontstaan, zich verplaatsen, zich ontwikkelen of zichzelf vernieuwen om de voorraad aan te vullen. De komende jaren richt ik mij op het begrijpen van de uitwisseling tussen bloedstamcellen en hun omgeving, die naar verwachting zeer complex en goed georganiseerd is.”
Nieuwe invalshoek behandeling leukemie
Patiënten Beantwoording van de fundamentele onderzoeksvragen in muizenembryo’s en, in een later stadium, ook bij mensen, zou uiteindelijk patiëntbehandelingen kunnen opleveren. Crisan: “We leren immers ook eerst het alfabet voordat we een boek kunnen lezen.” Zij schetst twee mogelijke behandelingen. “Ten eerste medicatie. Ken je de normale communicatiemechanismen tussen de betrokken cellen, dan kun je een geneesmiddel ontwikkelen om bij ziekte de interactie te repareren. De tweede mogelijkheid zou celtherapie zijn. De gangbare benadering is om zieke bloedstamcellen te verwijderen en nieuwe te transplanteren. Volgens mij moeten we breder kijken dan puur naar de bloedstamcel. Ik denk dat in sommige patiënten met een bloedziekte ook de MSC’s afwijkend kunnen zijn. Als dat zo is, zou het kunnen helpen deze MSC’s te vervangen door gezonde exemplaren. Alleen in de juiste omgeving kunnen zich gezonde bloedstamcellen ontwikkelen die hun taken goed uitvoeren.” 13
Tekst Gert-Jan van den Bemd
X-chromosoom inactivatie bij muis en olifant
Van dieren kun je leren Vrouwen hebben twee X-chromosomen, waarvan er één moet worden uitgezet om gezond te zijn. Maar hoe zit dat bij dieren? Cheryl Maduro gaat regelmatig naar de dierentuin om het uit te zoeken.
V
leermuis, knobbelzwijn, kat, hond, wolf, zeeleeuw, wallaby en opossum. Dat zijn de dieren die Cheryl Maduro, promotieonderzoeker bij de afdeling Voortplanting en Ontwikkeling, op haar lijstje heeft kunnen afstrepen. Zo nu en dan krijgt ze een telefoontje van Diergaarde Blijdorp, dat er weer een biopt voor haar klaarligt; een stukje huid dat dierenarts Willem Schaftenaar van de Rotterdamse dierentuin voor haar bij het dier heeft weggenomen. Dat doet hij niet speciaal voor haar - het dier moest sowieso geopereerd worden of het was overleden en men wilde de doodsoorzaak vaststellen – maar Maduro is er desalniettemin heel blij mee. Ze gebruikt het biopt om er cellen (fibroblasten) uit te kweken. Die heeft ze nodig voor haar onderzoek naar X-chromosoom inactivatie (zie Kader: Fibroblasten worden stamcellen). Maduro legt uit: “Wanneer mensen en dieren zich voortplanten, smelten ei- en zaadcel samen en ontstaat er een embryo met DNA van de moeder en van de vader, samengepakt in 23 paar chromosomen. Eén van die paren bestaat uit geslachtschromosomen. Een man heeft een X-chromosoom en een Y-chromosoom, een vrouw heeft twee X-chromosomen. Om te voorkomen dat er een te hoge activiteit van de genen op het X-chromosoom optreedt, is het noodzakelijk dat een van de X-chromosomen bij de vrouw wordt uitgeschakeld. Dat proces heet X-chromosoom inactivatie.”
Olifant Bij zoogdieren met een placenta, zoals de muis en ook bij mensen, is óf het X-chromosoom van de vader óf het X-chromosoom van de moeder uitgeschakeld, maar bij buideldieren is altijd het X-chromosoom van de vader inactief. Maar hoe belangrijk is het nou om te weten hoe dat bij bijvoorbeeld een olifant is geregeld? Maduro: “De olifant en mensen hebben weliswaar een heel ander uiterlijk en zijn in de evolutie zo’n 100 miljoen jaren van elkaar verwijderd, toch is er ook een opvallende overeenkomst: de genen van de olifant zijn voor een groot gedeelte op dezelfde manier geordend als bij mensen. Blijkbaar zijn biologische processen heel stabiel; ze evolueren heel langzaam. Door X-chromosoom inactivatie bij andere dieren te bestuderen, leren we ook veel over onze eigen mechanismen.”
Fibroblasten worden stamcellen Om vast te stellen hoe X-chromosoom inactivatie bij de andere dieren verloopt, worden de fibroblasten die uit het biopt zijn gekweekt omgevormd tot stamcellen (induced pluripotent stem cells). Stamcellen zijn cellen uit een vroeg stadium in de ontwikkeling. Het zijn de voorlopercellen van alle typen cellen die in het lichaam aanwezig zijn: bijvoorbeeld levercellen, vetcellen, zenuwcellen en ook fibroblasten. Om de fibroblasten tot stamcel te vormen, brengt onderzoekster Cheryl Maduro stukjes DNA in de fibroblasten. Die stukjes DNA bevatten regelgenen die actief zijn in stamcellen, maar in meer gespecialiseerde cellen (zoals fibroblasten) zijn uitgeschakeld. Door het introduceren van die regelgenen gaan de fibroblasten als het ware terug in hun ontwikkeling en komen ze in het eerste stadium van het ontstaan van embryonaal leven. Dat is tevens het stadium waarin X-chromosoom inactivatie voor het eerst plaatsvindt.
Subtiel X-chromosoom inactivatie is van levensbelang. Gebeurt het niet, dan is een embryo niet levensvatbaar. Maar onlangs werd door de onderzoeksgroep waar Maduro onderdeel van uitmaakt ontdekt dat het subtieler ligt: het is in ieder geval bij vrouwtjesmuizen mogelijk om in bepaalde cellen twee actieve X-chromosomen te hebben zonder dat de muis dood gaat. Blijkbaar worden de afwijkende cellen ondersteund door gezonde cellen waarvan wel één van de twee X’en is uitgeschakeld (zie ook Monitor 3, 2012). Dat was een verrassende ontdekking, die bovendien perspectief biedt voor de behandeling van genetische ziekten die verband houden met genen die gelegen zijn op het X-chromosoom: als er iets mis is met een gen op het actieve X-chromosoom, zou een intact gen op het inactieve X-chromosoom aangezet kunnen worden om het mankement te compenseren. Dit is nu nog toekomstmuziek, maar de onderzoekers van de afdeling Voortplanting en Ontwikkeling van het Erasmus MC zijn druk bezig om het mechanisme verder te ontrafelen. Cheryl Maduro draagt er graag haar steentje aan bij. Zodra Blijdorp belt gaat ze op pad, want er staan nog heel wat dieren op haar verlanglijstje!
Naam: Cheryl Maduro, 25 jaar Afkomstig uit: Nederland, op tweejarige leeftijd verhuisd naar Aruba Studie: Life Sciences aan de HAN (Hogeschool van Arnhem en Nijmegen) en de research master opleiding Molecular Medicine van het Erasmus MC Doet nu: promotieonderzoek op de afdeling Voortplanting en Ontwikkeling van het Erasmus MC 1414
Monitor• december • december2012 2012 Monitor
Monitor • december 2012
15
Beeld Ineke Lokker Tekst Gert-Jan van den Bemd
Verliefd op Kaapstad Lekker op de fiets naar het werk zit er even niet in, maar verder heeft Ineke Lokker het reuze naar haar zin in Zuid-Afrika. De verplegingswetenschapper werkt er zes maanden, als onderdeel van haar promotieonderzoek.
I
neke Lokker heeft niet de eerste de beste locatie voor haar onderzoek uitgekozen: het Groote Schuur ziekenhuis in Kaapstad, befaamd vanwege de eerste harttransplantatie die hartchirurg Christiaan Barnard er eind 1967 uitvoerde. Maar dat ziekenhuis, of zelfs Zuid-Afrika stond niet bovenaan haar verlanglijstje. Lokker wilde heel graag naar het buitenland en vanwege de taal het liefst naar een land waar Engels gesproken werd. Groot-Brittannië viel af. “Engeland vond ik toch een beetje te dichtbij”, zegt Lokker lachend. Japan en de Verenigde Staten waren zeker een optie, maar toen kwam ze op een congres in contact met een Zuid-Afrikaanse huisarts die haar vertelde dat een Engelse expert op haar vakgebied achttien maanden in Kaapstad zou werken. “Toen was de keuze snel gemaakt.”
Vragenlijsten Het onderzoek verloopt voorspoedig. “De bereidheid onder patiënten om aan het onderzoek mee te doen is groot: van de 233 patiënten die ik heb benaderd, hebben er slechts drie geweigerd. Niet omdat ze niet wilden, maar omdat ze gewoon zo’n slechte conditie hadden dat ze een interview van dertig minuten een te grote inspanning vonden. De patiënten zijn blij dat er naar ze geluisterd wordt en dat er naar hun situatie gekeken wordt.” De deelnemers aan het onderzoek krijgen diverse vragenlijsten voorgelegd, aan het begin van de studie en hierna nog twee maal binnen een totale periode van zes maanden: wat voor symptomen ervaren de patiënten en hoeveel last hebben ze van die symptomen? Krijgen ze medicijnen voorgeschreven? Nemen ze die
Sociaal
Ernstig hartfalen Lokker’s carrière laat een duidelijke lijn zien: ze volgde een HBO-opleiding tot verpleegkundige, specialiseerde zich tot oncologieverpleegkundige, richtte zich in het bijzonder op de zorg voor mensen met hoofd- en halstumoren en voltooide twee Master of Science opleidingen. En steeds was daar de grote belangstelling voor de zorg tijdens de laatste levensfase. Vanaf mei 2010 is ze bezig met haar promotieonderzoek aan de afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg van het Erasmus MC: zorg en symptomen in de palliatieve- / stervensfase. Als onderdeel van haar promotieonderzoek verblijft ze sinds eind juli in Zuid-Afrika. Het onderzoek dat Lokker in Kaapstad uitvoert, richt zich op patiënten met hartfalen die vallen binnen de New York Heart Association (NYHA)-stadia III of IV. Dat zijn patiënten met de ernstigste klachten: mensen die zelfs bij de geringste inspanning last hebben van kortademigheid en een beklemmende pijn op de borst (angina pectoris). “Vaak zien de cardiologen voor deze patiënten geen concrete oplossingen meer. Dat verklaart ook waarom er bij dit type patiënten weinig onderzoek wordt gedaan. Maar zorgverlening houdt niet op bij deze patiënten en daarvoor is inzicht in de problematiek van deze patiënten van groot belang.”
16 16 16
Monitor• december • december2012 2012 Monitor
Monitor • december 2012
Nederland. Op de poliklinieken is dat verschil iets kleiner, maar zo assertief als in Nederland zijn de verpleegkundigen hier niet.” Als Zuid-Afrikaans voorbeeld van ‘De Patiënt Prominent’ noemt Lokker het gebruik van golfkarretjes om patiënten door het ziekenhuis te vervoeren. “Vergelijk het maar met Schiphol. Soms zijn de afstanden die mensen moeten afleggen erg groot en dan werkt zo’n karretje uitstekend.” Maar er zijn ook zaken minder goed geregeld: “De poliklinieken sluiten om vier uur, de apotheek om half vier. Met als gevolg dat de patiënten die in het laatste halfuur komen, hun medicijnen niet meer kunnen ophalen. Dat betekent voor hen een extra reis en dus extra kosten. Die kunnen ze soms niet betalen en dan laten ze die medicijnen maar zitten.”
‘Het wordt allemaal minder vanzelfsprekend’ dan ook trouw in? En blijven de symptomen gelijk, nemen ze af, of misschien wel toe? Lokker hoopt zo meer inzicht te krijgen in het verloop van de ziekte en de kwaliteit van leven bij patiënten met ernstig hartfalen. “De voertaal is Engels, maar ook met Nederlands kom je een heel eind. Het lijkt toch veel op Afrikaans. Voor de patiënten die alleen Xhosa (een van de elf officiële talen in Zuid-Afrika, red.) spreken gaat er een collega met me mee.” Lokker heeft elke vier weken overleg met haar begeleiders in Nederland, via Skype. “Dat werkt prima. We bespreken de stand van zaken en de vervolgstappen. De afstand speelt geen rol.”
Andere blik Dat neemt niet weg dat ze in een heel andere wereld zit. Een fantastische ervaring, vindt ze: “Buitenlandervaring maakt je rijper. Je gaat met een andere blik naar je eigen werk in Nederland kijken. Het wordt allemaal minder vanzelfsprekend. Je wordt je bewuster van de cultuurverschillen. Hier is de afstand tussen verpleegkundigen en artsen op de afdeling veel groter dan in
“In Nederland geldt ‘afspraak is afspraak’, maar dat speelt hier minder. Je moet hier geen mailtje sturen en denken dat je het geregeld hebt. Zo werkt dat niet. Het sociale aspect is heel belangrijk. Je moet bij de mensen langslopen, informeren hoe het met ze gaat en pas dan kom je to the point. Doe je dat niet, dan bereik je niets.” Die omgangsvormen lijken misschien inefficiënt, maar Lokker ziet ook voordelen: “In Kaapstad is het sociale leven heel belangrijk. Mensen spreken heel vaak met elkaar af, ook buiten werktijd. Dat is voor nieuwkomers zoals ik heel prettig: je wordt niet aan je lot overgelaten.” Lokker voelde zich dan ook direct meer dan welkom: “Het land is prachtig, de mensen aardig. Ik ben echt verliefd geworden op Kaapstad!” Alleen het thuisfront, dat mist ze wel, maar haar man komt regelmatig over en ze hebben elke dag contact via Skype. “Dan is het ideaal dat er nauwelijks een tijdsverschil met Nederland bestaat. We hoeven niet middenin de nacht te gaan bellen.” En er zijn nog wel een paar zaken die ze mist. Lokker: “Lekker op de fiets naar je werk, dat kun je hier wel vergeten. Ik zou dan elke dag de Tafelberg moeten bedwingen.” Ze heeft dus maar een auto gehuurd. Haar beweging krijgt ze met yoga en vechtsport. Typische Nederlandse zaken zoals kruidnootjes, daar kan ze ook wel naar verlangen. Maar verder? “Nee, het is hier heerlijk!” 17
Tekst Gerben Stolk Beeld Léon van Adrichem
Operatie- en revalidatiecentrum Harapan Jaya
Vleugels uitslaan in Indonesië
Wie in Indonesië een ernstige lichamelijke afwijking heeft, maakt vaak geen deel uit van de maatschappij. Plastisch en reconstructief chirurgen en handchirurgen uit het Erasmus MC zorgen er mede voor dat mensen toch hun vleugels uitslaan.
“E
r was een 32-jarige man met een spleet in zowel zijn lip, kaak als gehemelte. Hij zat thuis min of meer gevangen, omdat hij door die schisis een sterk afwijkend gezicht had en slecht sprak. In een derdewereldland als Indonesië word je dan niet geaccepteerd. Nadat ik hem had geopereerd, gingen spraak en uiterlijk vooruit. Wat hij thuis mondjesmaat had gedaan - motoren repareren - is hij daarna in een vaste betrekking bij een baas gaan doen.”
patiënten naar de kliniek in de stad Pematang Siantar. Sommigen wonen op een ander eiland en nemen de boot. We opereren vooral patiënten met schisis of aangeboren handafwijkingen, zoals vingers die aan elkaar vastzitten of krom staan. We helpen ook bij brandwonden. Soms hebben mensen jarenlang rondgelopen met schade die in Nederland al lang zou zijn verholpen. Denk aan een arm die vanwege een brand in de gehele lengte is vastgegroeid aan het lichaam.”
De woorden zijn van Léon van Adrichem. Hij is één van de twaalf plastisch en reconstructief chirurgen of handchirurgen uit het Erasmus MC die zich hebben verbonden aan operatie- en revalidatiecentrum Harapan Jaya op Sumatra. Al ruim twintig jaar vertrekken, doorgaans in de herfst, twee teams van twee leden
Eigen bedrijf
voor twee weken naar het eiland. Voormalige artsen uit het Erasmus MC of chirurgen uit een ander ziekenhuis kunnen ook tot zo’n duo behoren. Anesthesisten en anesthesiemedewerkers gaan eveneens mee.
naar een plek in de maatschappij. In een tehuis krijgen kinderen en jongeren reken-, taal- en schrijfles of leert men een vak. Er is een vrouwelijke ex-patiënt die een kleermakersbedrijf heeft opgezet. De dankbaarheid van Indonesiërs ervaar ik ook als een stimulans. Als in Nederland het resultaat van een operatie 80% is, luidt de vraag waarom de overige 20% niet is gelukt. In Indonesië is men zeer tevreden met de vooruitgang van die 80%.”
Wat is Van Adrichems motivatie? “Dat je als chirurg niet je kunstje doet en daarmee het verhaal verteld is. Harapan Jaya, opgezet door de Nederlandse zuster Jeannette van Paassen, kijkt naar de toekomst. Na operatie volgt revalidatie en na revalidatie volgt begeleiding op weg
Opleiding in Sumatra Sumatra is ruim elf keer zo groot als Nederland en heeft tweeënhalf keer zoveel inwoners, maar kent slechts vier plastisch en reconstructief chirurgen. Op initiatief van het Erasmus MC moet dat veranderen. “Op1 januari gaat aan de Universiteit van Noord-Sumatra in Medan een specialistische opleiding tot reconstructief en plastisch chirurg van start”, vertelt Steven Hovius. Hij is afdelingshoofd en hoogleraar Plastische en reconstructieve chirurgie en handchirurgie aan het Erasmus MC. “Er hebben zich al zes artsen in opleiding aangemeld. Twintig Nederlandse chirurgen, onder meer uit het Erasmus MC, zullen naar Indonesië reizen om de vier Sumatraanse collega’s te ondersteunen bij het vormgeven van de opleiding. Dat doen zij met behulp van Nederlandse opleidingsmodules, examens en praktische instructies. Binnen vier tot zes jaar moeten de plaatselijke chirurgen de opleiding zelfstandig kunnen draaien. De opleiding in Sumatra is vanzelfsprekend ook toegesneden op tropenziekten. Hoe handel je bijvoorbeeld bij de combinatie van dysenterie en brandwonden?” Waarom heeft het Erasmus MC het voortouw genomen in deze exercitie? Hovius: “Omdat een universitair medisch centrum als het onze zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid hoort te nemen, óók in het buitenland. Dit initiatief past in de oriëntatie van het Erasmus MC op het Verre Oosten. Zo helpt de organisatie er onderzoek op te zetten en is er uitwisseling van studenten. Bovendien willen we graag dat Nederlandse coassistenten nu ook klinische ervaring op kunnen doen in Sumatra.” 18
Monitor • december 2012
Met de boot Van Adrichem was zelf drie keer actief in Sumatra. “Gezamenlijk opereren de Nederlandse artsen er jaarlijks 150 tot 200 kinderen en volwassenen en voeren ze 200 à 300 ingrepen uit. Vanuit het hele eiland komen Monitor Monitor••december december2012 2012
Meer informatie: www.harapan-jaya.com 19 19
Beeld Helen van Vliet Tekst Gert-Jan van den Bemd
Naam: Studie: Buitenlandervaring:
Inspelen op een globaliserende wereld
Sanaz Samiei Geneeskunde, keuze-onderzoek tot het einde van dit jaar, begint in februari met coschappen keuze-onderzoek in Baltimore, Verenigde Staten
‘We zitten hier niet op een eiland’
Sanaz en Michelle naar de Verenigde Staten Naam: Studie: Buitenlandervaring:
Michelle Niekoop Geneeskunde, masterfase keuzeonderzoek in de Verenigde Staten
Waarom zou een academisch medisch centrum als het Erasmus MC aan internationalisering moeten doen? Is Nederland niet goed genoeg? Een gesprek met prof. dr. Steven Lamberts, General Director of International Affairs.
Baltimore
W
“O
p het gebied van patiëntenzorg, wetenschappelijk onderzoek, onderwijs en opleiding behoort het Erasmus MC tot de Europese en wereldtop. We staan middenin een globaliserende wereld. Het Erasmus MC weerspiegelt dat ook. De aanwezigheid van getalenteerde studenten, onderzoekers en artsen uit de hele wereld versterkt niet alleen ons prestige, maar zorgt er ook voor dat we in de toekomst de beste mensen aan ons kunnen binden. Zo waarborgen we de kwaliteit van onze kerntaken.”
aarom naar de Verenigde Staten, Sanaz? “Ik werk in het Johns Hopkins Hospital in Baltimore, Verenigde Staten. Ik was één van de gelukkige winnaars van de Baltimorebeurs 2011-2012. Voor mijn keuze-onderzoek werk ik op de afdeling Cardiovasculair en doe ik onderzoek naar linkeratrium volume / strain en atriumfibrilleren (het functioneren van de linkerboezem van het hart, red.) binnen de Multi-Ethnic Study of Atherosclerosis (MESA study). Dit is een onderzoek met meer dan 6000 deelnemers uit zes gemeenschappen in de Verenigde Staten met een follow-up van bijna tien jaar.”
Wat heb je ervan opgestoken? “Uiteraard heb ik enorm veel opgestoken van de expertise van de cardiologen en onderzoekers van het Johns Hopkins Hospital: één van de topinstituten op het gebied van onderzoek. Ik heb de nodige MESA meetings mogen meemaken en begin november heb ik de American Heart Association in Los Angeles bezocht (een congres waar meer dan 20.000 artsen en onderzoekers bij elkaar komen, red.). Ik ben enorm onder de indruk geraakt van de hoeveelheid tijd en inspanning die al die mensen steken in cardiovasculair onderzoek.
Sanaz Samiei
Michelle Niekoop
Bevorderen van innovaties in de patiëntenzorg
W
“We zitten hier niet op een eiland. De samenstelling van onze patiëntenpopulatie verandert snel. Steeds vaker zijn de patiënten niet in Nederland geboren. Er komen steeds meer tropische en cultureelgebonden ziektes in omloop. Dat veroorzaakt een enorme diversiteit in de geneeskunde. Door samenwerking met topinstituten uit landen als Turkije en Marokko kunnen we succesvoller inspelen op nieuwe ziektes in onze samenleving.”
aarom naar de Verenigde Staten, Michelle? “Voor mijn keuzeonderzoek studeer ik nu aan de University of Maryland School of Medicine, Baltimore, Verenigde Staten. Ik heb een Baltimore-beurs gekregen (Het Erasmus MC geeft vier studenten per jaar de mogelijkheid om het keuzeonderzoek in Baltimore uit te voeren: twee bij Johns Hopkins University en twee bij de University of Maryland, red.). Op de afdeling Cardiologie / Elektrofysiologie doe ik onderzoek naar de hartspier bij ritmestoornissen die kunnen optreden in de hartkamers. Ik ben hier sinds augustus, voor een periode van vijf maanden.“
Verdiepen en verbreden van wetenschappelijk onderzoek “Op het gebied van de wetenschap leggen we verbindingen met andere leidende instituten in de wereld. We wisselen mensen en kennis uit en starten samen onderzoeksprojecten. Veel van onze onderzoekers hebben die contacten zelf al gelegd. We gaan die mensen dus niet voor de voeten lopen, maar ondersteunen. De kunst van internationalisering is dat je het niet bureaucratiseert, maar faciliteert en nieuwe wegen opent. Engels is in het Erasmus MC de taal van de wetenschap geworden. De binnenlandse geldstromen voor onderzoek worden steeds minder. We moeten ons dus richten op het binnenhalen van internationale fondsen en subsidies, met name die van de Europese Unie. Daar zijn we ten opzichte van andere universitair medische centra al succesvol in: onze onderzoekers hebben al zeven Advanced Grants van de European Research Council in de wacht gesleept.
Wat heb je ervan opgestoken? Zes maanden in een ander land wonen en daar onderzoek doen heeft mij laten inzien wat er allemaal buiten de Nederlandse grenzen te vinden is, wat voor mogelijkheden er zijn. Mijn verblijf in de Verenigde Staten heeft voor mij veel deuren geopend en ik heb dingen mogen meemaken waar ik in Nederland niet zo snel de gelegenheid voor zou krijgen. Een ervaring die ik niet had willen missen!”
“Dat een heleboel dingen anders gaan dan in Nederland. Wat in Nederland vanzelfsprekend is, hoeft elders niet zo te zijn. Daarnaast ben je in het buitenland erg op jezelf aangewezen. Als je iets gedaan wilt krijgen, moet je er dus ook echt achteraan gaan. Het heeft zeker meerwaarde. Door een studieonderdeel in het buitenland te volgen, ontwikkel je niet alleen jezelf op persoonlijk gebied, maar krijg je ook meer inzicht door de kennis en ervaringen van anderen.”
En voor de toekomst? “Uiteindelijk hoop ik de kant van Cardiologie op te gaan. Voordat ik naar de Verenigde Staten ging, was dit al mijn eerste keuze. Door mijn onderzoekservaring sta ik hier alleen maar meer achter.” 20
En voor de toekomst? “Ik ben er nog niet helemaal over uit welk specialisme het gaat worden. Mijn buitenlandervaring heeft er wel voor gezorgd dat het moeilijker is geworden om een keuze te maken.” Monitor • december 2012
Monitor Monitor••december december2012 2012
21
Research Masters Het Erasmus MC biedt een zestal Research Masters aan: • Health Sciences (NIHES) • Clinical Research • Neuroscience • European Master of Science • Molecular Medicine • Infection & Immunity Lees elders in deze Monitor interviews met studenten van twee van deze masteropleidingen. Voor meer info: www.erasmusmc.nl/graduateschool/researchmasters
Dat zijn beurzen van zo’n drie tot vier miljoen euro. Een fantastisch resultaat, maar we moeten zorgen voor continuïteit. Daarom bundelen we onze kennis en ervaring, zodat we elkaar kunnen ondersteunen en begeleiden bij de aanvraag van subsidies.”
Robuuster maken van onderwijs en opleiding “Het Erasmus MC biedt een zestal masteropleidingen aan (zie Kader: Research Masters). Dit zijn kostbare studies. Niet alleen in de betekenis van ‘waardevol’, maar ze zijn ook ‘duur’. De opleidingen zijn samengebracht in de Graduate School, van waaruit we betere voorlichting kunnen geven aan studenten over de hele wereld. Het doel van internationalisering is ook dat er betalende Research Masterstudenten binnenkomen. Dat maakt de opleiding robuuster in omvang en de kosten worden beter gedekt. Bovendien maakt een groter aanbod aan studenten het mogelijk om een strengere selectie toe te passen, zodat alleen de allerbeste doorstromen in de PhD opleidingen (het traject dat leidt tot promotie en een doctorstitel, red.). Binnen de bachelor Geneeskundeopleiding zijn er vrijwel geen buitenlandse studenten. Dat heeft met de taal te maken waarin de artsenopleiding wordt gegeven. Die is en blijft Nederlands. Dat is in de wet vastgelegd. We moeten mensen opleiden die zich daarna in Nederland als arts kunnen vestigen. Het is een klinische beroepsopleiding, gericht op patiënten die in Nederland wonen en de meeste patiënten spreken nu eenmaal Nederlands. Maar ik sluit niet uit dat we parallel aan de Nederlandstalige opleiding een Engelstalige variant gaan ontwikkelen. Die zal meer op de physician-scientist, de arts-onderzoeker, gericht zijn. Ook delen van de specialistenopleiding kunnen op termijn internationaal worden aangeboden. Dat zal ook instroom van buitenlandse studenten en artsen genereren. We richten ons voor het werven van veelbelovende studenten op een beperkt aantal ‘target’ landen; landen of delen van de wereld waar de economie goed draait en waar de overheden veel geld investeren in opleiding en ontwikkeling: Brazilië, Rusland, India, China, de Verenigde Staten van Amerika, Europa, Thailand, Indonesië. Steeds meer talentvolle jonge mensen uit die landen krijgen beurzen om in het buitenland te gaan studeren. Wij willen daarin participeren.”
‘De kunst van internationalisering is dat je het niet bureaucratiseert, maar faciliteert en nieuwe wegen opent’
22
Welkom “Internationale studenten en medewerkers moeten direct bij binnenkomst in het Erasmus MC het idee krijgen: ‘Dit was een goeie beslissing!’ Dat heeft met gastvrijheid te maken, maar ook met veiligheid. De ouders die de masteropleiding van hun zoon of dochter betalen, willen ook dat hun kind in goede handen is. Dat betekent dat Monitor • december 2012
Monitor Monitor••december december2012 2012
23
de nieuwe mensen moeten worden opgehaald van Schiphol, ze moeten snel aan woonruimte worden geholpen, hun verblijfsvergunning moet geregeld zijn. Er moet een soepel lopend welkomstbureau zijn, met een ‘gezicht’ waar iedereen zich toe kan wenden. De begeleiders, de afdelingshoofden en senior onderzoekers, zouden niet iedere keer opnieuw het wiel moeten uitvinden. Een telefoontje is genoeg en het wordt geregeld. Kortom: simpel en goed. We zijn druk bezig om dat proces te stroomlijnen. Maar naast een bureau voor arriverende buitenlandse studenten, hebben we ook een bureau waar vertrekkende Nederlandse studenten terechtkunnen. We streven ernaar dat tenminste 40% van onze Geneeskundestudenten tijdens hun opleiding een langere stage in het buitenland doet. Het zou ideaal zijn als vertrekkende studenten alleen hun lakens zouden verschonen en vervolgens hun kamersleutel zouden overdragen aan een student uit het buitenland. Dan is het ook niet zo kostbaar. Daarom gaan we de bureaus voor arriverende en vertrekkende studenten ook aan elkaar koppelen.”
Sociaal “Je kunt wel een fantastische opleiding aanbieden, maar als we de beste mensen aan het Erasmus MC willen binden, moeten zij zich wel veilig en welkom voelen. Dan moet je dus een omgeving creëren waardoor mensen niet eenzaam zijn. Dat betekent: studenten met elkaar in contact brengen, ze maximaal informeren over wat er in het Erasmus MC en in hun stad te doen is. Daarvoor hebben we bijvoorbeeld de Engelstalige Erasmus MC website. Op Woudestein (de campus waar de overige faculteiten van de Erasmus Universiteit zijn gevestigd, red.) zijn veel internationale programma’s met borrels, films en debatten. En recent is het Cultural Café van start gegaan; een muzikaal evenement in het nieuwe Onderwijscentrum van het Erasmus MC, waar medewerkers en studenten met een internationale achtergrond of belangstelling elkaar kunnen ontmoeten.”
Tekst Gert-Jan van den Bemd Beeld Can Ince
Veldcoördinatoren Het Erasmus MC timmert internationaal flink aan de weg. Vooral in Brazilië, Rusland, India, China, de Verenigde Staten van Amerika, Europa, Thailand en Indonesië. Dat varieert van ondersteuning van plaatselijke ziekenhuizen of laboratoria, tot uitgebreide samenwerkingsverbanden, waarbij wordt geparticipeerd in grootschalige onderzoeken en projecten. Om de samenwerking uit te breiden en te versterken, worden binnen het Erasmus MC veldcoördinatoren aangesteld: artsen en onderzoekers die in die landen al ervaring hebben opgedaan.
Hartinfarcten voorspellen Een aantal jaren geleden werd het Erasmus MC bezocht door vertegenwoordigers van Peking University Health Science Center (PUHSC) uit Beijing. Prof. dr. Eric Boersma, hoogleraar Klinische epidemiologie van hart- en vaatziekten, was een van de projectleiders die met de Chinezen in gesprek gingen. Boersma was toen al bezig met het BIOMArCS onderzoek bij patiënten die een hartinfarct hadden gehad. In BIOMArCS worden de patiënten gedurende een jaar intensief gevolgd. Boersma: “In de eerste zes maanden na het infarct nemen we elke veertien dagen bloed af, daarna elke maand. Er zullen uiteindelijk ongeveer duizend mensen in de studie worden gevolgd. Een deel van de deelnemers aan de studie, naar schatting vijftig mensen, zal binnen de onderzoeksperiode van een jaar opnieuw een hartinfarct krijgen. Als we alle bloedmonsters hebben verzameld, gaan we kijken of we in de bloedwaarden patronen herkennen die het optreden van een tweede hartinfarct als het ware hebben ‘aangekondigd’. We zijn op zoek naar markers, eiwitten in het bloed die een hartinfarct kunnen voorspellen.” Boersma was op zoek naar ziekenhuizen die aan zijn studie mee zouden willen doen. De artsen en onderzoekers uit Beijing waren geïnteresseerd, maar vonden de frequentie van bloedafname wel erg hoog. In hun cultuur ligt het afstaan van bloed ingewikkelder dan bij ons. Bij een tweede overleg, in Beijing, werden er concrete afspraken gemaakt: “We zijn overeengekomen om gezamenlijk een protocol op te stellen. We gaan bij 4000 patiënten die in Beijing worden opgenomen met een hartinfarct eenmaal bloed afnemen. Daarna worden ze gedurende vijf jaar gevolgd. Onder die 4000 patiënten zijn er naar schatting duizend met diabetes. Die komen in een intensiever vervolgprotocol, waarbij elke maand bloed wordt afgenomen. Mensen met suikerziekte zijn gewend om vaker in het ziekenhuis te komen, dus bij hen is de weerstand om bloed af te staan ook kleiner.”
De eerste editie van het Cultural Café, op 15 november, stond in het teken van Brazilië.
Maatschappelijk verantwoord ondernemen “We hebben maatschappelijke verantwoordelijkheden, zeker naar de derde wereldlanden. Daartoe heeft de Erasmus Universiteit het Rotterdam Global Health Initiative opgericht; een netwerk dat bijdraagt aan wereldwijde verbetering van de gezondheid, de organisatie en de toegang tot de gezondheidszorg. Tot nu toe zijn er acht kleinschalige projecten gesteund die worden opgestart door onderzoekers van het Erasmus MC en van het Institute of Social Studies. Na die opstartfase is het de bedoeling dat er grotere projecten ontstaan, waarvoor de betrokken onderzoekers vervolgens uitgebreidere financiering vinden.” 24
Hij heeft er een neus voor… ‘Wie heeft er een bekende neus?’ vroeg prof. dr. Can Ince zich af. Een neus waarmee hij zijn onderzoek naar de bloedcirculatie in het menselijk reukorgaan een beetje kon hypen. “Rudolph”, dacht hij direct, “Rudolph, the red-nosed Reindeer.”
Wat heeft het Erasmus MC nou aan deze samenwerking? “Het Erasmus MC heeft er misschien niet op korte termijn voordeel van, maar voor mijn onderzoek naar markers van een hartinfarct is de interactie met Beijing zeker van belang. Ik kan er mijn patiëntengroep mee uitbreiden, waardoor het onderzoek robuuster en betrouwbaarder wordt. We zijn aan het bekijken hoe we de samenwerking met het PUHSC kunnen uitbouwen. Het heeft geen zin om een zak met geld op tafel te leggen en te zeggen: ‘Jullie gaan samenwerken’. Dat beklijft niet. Er moet een inhoudelijke vraagstelling zijn die ons met elkaar verbindt. Bovendien is een persoonlijke klik tussen projectleiders van groot belang. In beide opzichten is deze eerste samenwerkingsovereenkomst veelbelovend”, vindt Boersma. Monitor • december 2012
Monitor • december 2012
25
Een deel van het onderzoeksteam, van links naar rechts: prof. dr. Arnoldus Blix (University of Tromsø), dr. Dan Milstein (AMC), prof. dr. Can Ince en prof. dr. Lars Folkow (University of Tromsø).
I
nce, die als fysioloog in deeltijd verbonden is aan het Erasmus MC, werkt voor de afdeling Intensive Care Volwassenen. Daar weet hij met ingenieuze apparatuur de bloed- en zuurstofvoorziening tot in de allerkleinste bloedvaten bij ernstig zieke patiënten in beeld te brengen. Door zijn kennis en vaardigheden op dat gebied is hij regelmatig betrokken bij wetenschappelijk onderzoek dat mijlenver van de Intensive Care lijkt af te staan. Soms letterlijk, want een maand geleden trotseerde hij de extreme vrieskou in het meest noordelijke puntje van Noorwegen, zo’n 3000 km van Rotterdam, om daar onderzoek te doen bij rendieren.
Sexyer “In eerste instantie ben ik niet aan het onderzoek bij rendieren begonnen omdat ik zo gefascineerd was door hun neuzen”, bekent Ince lachend. “Maar ik beweeg me graag op het scheidingsveld tussen onderzoeksgebieden. Dat is het mooie van wetenschap: je krijgt een idee en belandt vervolgens in een onderzoeksveld waarin zich allerlei interessante zaken afspelen.” Het avontuur, want zo ziet hij het zelf, kwam min of meer op zijn pad, nadat hij een onderzoek naar de structuur van bloedvaten in de menselijke neus had afgerond. “Ik had een microscoop ontwikkeld waarmee ik ook de circulatie in de menselijke neus kan 26
Prof. dr. Can Ince verricht een meting in de neus van Rudolph.
bestuderen. Voor die tijd hadden KNOartsen niet echt de mogelijkheid om de activiteit in de microvaten in de neus te meten. En dat is wel van belang, bijvoorbeeld om vast te stellen of bepaalde medicijnen de bloedvaten nou verwijden of juist vernauwen. Of om te onderzoeken waarom een patiënt voortdurend last heeft van gezwollen klieren en ongevoelig lijkt te zijn voor een neusspray.” Die studie had aardige resultaten opgeleverd, maar om nou te zeggen dat de toptijdschriften stonden te trappelen om het te publiceren, is ook weer overdreven. Ince zocht naar een manier om zijn bevindingen sexyer te maken en kwam op het idee om de metingen ook in een wereldberoemde neus te gaan uitvoeren: die van Rudolph, the red-nosed reindeer.
Recorder Hij legde contact met de vooraanstaande Noorse fysioloog Arnoldus Blix, van de afdeling Arctic and Marine Biology van de Universititeit van Tromsø. Er wordt daar onderzoek gedaan naar de bloedcirculatie in de hersenen en het aanpassingsvermogen van dieren aan extreme koude. “Blix heeft de beschikking over een afgebakend terrein waar een veertigtal rendieren leeft. Hij stond direct open voor mijn onderzoeksvraag. ‘Let’s do it!’ zei hij, dus vloog ik met mijn apparatuur naar het hoge noorden. Er
werden de hele dag metingen gedaan, maar ’s avonds bleek dat de recorder niets had vastgelegd. Dat was niet goed voor de moraal”, vertelt Ince. “Ik had van alle apparaten reserve exemplaren meegenomen, behalve van de recorder, want die is erg zwaar. Gelukkig vond ik op het laboratorium een afgedankte VHS recorder en in Tromsø kon ik nog een paar oude banden op de kop tikken. Daarmee konden we de metingen herhalen en die resultaten zagen er prima uit.”
Extreem De metingen aan Rudolphs neus lijken dan wel ludiek, als grap moeten ze zeker niet worden afgedaan. “Het is wel degelijk waardevol onderzoek waar we uit kunnen leren”, zegt Ince. “Studies tussen vakgebieden leveren mooie dingen op. Door de rendieren wordt onze kennis over het aanpassingsvermogen van de bloed- en zuurstofvoorziening onder extreme omstandigheden vergroot. Mensen hebben ook te maken met extreme fysiologie. Denk aan eskimo’s, of wielrenners tijdens de Tour de France.” Ince heeft iets met dat ‘tussen’ onderzoeksgebieden instaan. Eerder was hij betrokken bij het Extreme Everest Project van het University College Londen, waarbij bergbeklimmers op de top van de Mount Everest bij elkaar bloed afnamen en metingen verichtten. “Onder die Monitor • december 2012
Microscopische opname van de microvaten in de neus van Rudolph.
condities – zeer koud en weinig zuurstof – bleek het hart heel snel te gaan kloppen, maar verliep de circulatie in de microvaten juist ontzettend langzaam: een manier waarop het lichaam zich aanpast om een maximale opname van zuurstof mogelijk te maken. Bij mij komt dan de vraag op waarom het bij gezonde mensen op de top van de Mount Everest wel goed gaat, maar met bepaalde patiënten op de intensive care niet, ook al zijn daar temperatuur en zuurstofspanning een stuk minder extreem. Kennelijk is er door de ziekte, of de manier waarop behandeld wordt, het regelapparaat bij die patiënten niet in staat om in te spelen op de situatie.”
Koelkast Ince wilde zijn bevindingen in de menselijke neus graag plaatsen in het vooraanstaande British Medical Journal (BMJ), en dan in het speciale kerstnummer. “Eén van de meest gelezen uitgaven van medische tijdschriften ter wereld. Elk jaar groeit de aandacht voor die editie, dus het zou geweldig zijn om daarin gepubliceerd te worden. Ik had het vermoeden dat toevoeging van metingen bij ‘Rudolph’ de kans op acceptatie van het artikel zou vergroten. Hier is Rudolph misschien niet zo bekend, maar in de Anglo-Saksische cultuur is het een befaamde verschijning.”
Monitor • december 2012
Opname van Rudolph, gemaakt met een warmtebeeldcamera. De warme gebieden, zoals de neus, zijn rood. Op de cover van deze Monitor staat een close-up.
Het artikel heeft een medische insteek: de microcirculatie in de menselijke neus. Maar tevens wordt de vraag beantwoord waarom het belangrijkste rendier van de kerstman een rode neus heeft. Heeft Rudolph misschien te diep in het glaasje gekeken? Of ligt de reden op het niveau van de microcirculatie? Ince en zijn collega-onderzoekers komen met de verklaring:
Ince opnieuw naar Tromsø om het onderzoek in aanwezigheid van een complete cameraploeg te herhalen. De videofilm zal op de website van het wetenschappelijk tijdschrift en op YouTube te zien zijn en Ince sluit niet uit dat ook televisiezenders de film gaan vertonen. “Je krijgt misschien nog een heel drukke kerst”, waarschuwde een redacteur van BMJ.
“De voeten van het rendier staan op ijs van 40 graden onder nul, de hersenen zijn 37 graden boven nul. Hoe regelt zo’n beest dat? We hebben kunnen vaststellen dat de neus van het rendier vol zit met een complex netwerk van microvaatjes waarmee het dier de temperatuur van het brein op peil houdt. Via de neus wordt warmte uitgewisseld. Een beetje zoals een koelkast warmte afstaat aan de omgeving om de binnenkant koel te houden.”
Het artikel en de video van prof. dr. Can Ince zijn te bekijken op de website van British Medical Journal: www.bmj.com
Drukke kerst Inces voorgevoel bleek terecht: BMJ reageerde heel enthousiast en accepteerde het artikel. Bovendien komt er waarschijnlijk een onderzoeksopname van Rudolph op de cover. En om het feest helemaal compleet te maken, kwamen de redacteuren van het wetenschappelijk tijdschrift ook nog met het voorstel om van de metingen in het hoge noorden een videoreportage te maken. Dus trok
Prof. dr. Can Ince, van Turkse afkomst maar in Cambridge, Engeland geboren, volgde een opleiding tot elektrotechnisch ingenieur aan de Universiteit van Birmingham, Engeland. Zijn interesse voor de geneeskunde bracht hem naar Nederland. “Daar is de overstap van het ene vakgebied naar het andere een stuk eenvoudiger dan in andere landen.” Op de afdelingen Infectieziekten en Fysiologie van de Universiteit Leiden promoveerde hij op immunologisch / fysiologisch onderzoek. Hij werkt nu als hoogleraar Translationele Fysiologie bij het AMC en als fysioloog bij de afdeling Intensive Care Volwassenen van het Erasmus MC.
27
Beeld Sabine Schreuder Tekst Gert-Jan van den Bemd
Vanuit het hart Asbestkanker (ook wel mesothelioom of borstvlieskanker genoemd) is een agressieve vorm van kanker: na de diagnose is de levensverwachting negen maanden. Chemotherapie kan het leven slechts twee maanden verlengen. De afdeling Longziekten werkt met een team van artsen en onderzoekers aan een effectievere behandeling. Daarbij worden speciale afweercellen (dendritische cellen) uit het lichaam van de patiënt klaargestoomd om de kankercellen aan te pakken. In het laboratorium brengt een onderzoeker de dendritische cellen in contact met eiwitten van kankercellen die bij de patiënt zijn weggenomen. De dendritische cellen worden teruggeplaatst in het lichaam van de patiënt en trekken naar de lymfeklieren. Daar activeren ze andere gespecialiseerde afweercellen (vooral T-cellen), die de tumorcellen aanvallen. De eerste resultaten zijn veelbelovend, maar verder onderzoek moet uitwijzen of deze aanpak onderdeel wordt van de standaardbehandeling. Van links naar rechts op de foto: Joachim Aerts, coördinator klinische studies, Joost Hegmans, coördinator laboratoriumstudies, Margaretha Lambers, research analist, Sanne Lievense, promovenda, Koen Bezemer, research analist, Robin Cornelissen, longarts / promovendus, Femke Muskens, research analist. 28
Monitor • december 2012
Monitor • december 2012
29 29
Tekst Gert-Jan van den Bemd
Met plezier richting geven aan koers
‘Ik wil het contact met en gevoel voor de werkvloer niet verliezen’
Per 1 december 2012 is prof. dr. Ernst Kuipers benoemd tot lid van de Raad van Bestuur van het Erasmus MC. Op 1 juni 2013 volgt hij prof. dr. Hans Büller op als voorzitter.
E
rnst Kuipers is in Deventer, Groningen en Amsterdam opgeleid tot internist en MDL-arts. Hij is sinds 2000 in dienst van het Erasmus MC, onder andere als hoofd van de afdelingen Maag-, Darm- en Leverziekten en later Inwendige Geneeskunde. Hans Büller wil zich na acht jaar voorzitterschap op een andere wijze inzetten voor het Erasmus MC.
Waarom deze switch? “Die switch komt niet helemaal uit de lucht vallen. Ik had natuurlijk al wel eens nagedacht of ik dat ‘ooit’ in de toekomst zou willen doen. Op het pad van staflid naar afdelingshoofd en later themavoorzitter komen besturingsonderwerpen geleidelijk op je af. Daarbij werd mij duidelijk dat ik er plezier in heb en het een uitdaging vind om mee richting te geven aan de 30 30
koers van dit prachtige centrum, en optimale mogelijkheden te creëren voor patiënten en medewerkers.”
waarbij ik het contact met en gevoel voor de werkvloer niet wil verliezen.”
Waar liggen de uitdagingen?
Wat gaat al goed?
“De belangrijkste uitdaging voor de langere termijn is het prolongeren en versterken van de positie van het Erasmus MC als grootste universitair medisch centrum van ons land. Ik ben er stellig van overtuigd dat wij een onmisbare, niet te onderschatten rol spelen in het leveren van optimale zorg. Dat gaat gepaard met continue innovatie en is onlosmakelijk verbonden met onderwijs en opleiding.
“Het Erasmus MC staat op de kaart als een centrum waar hoogstaande, tertiaire zorg wordt geleverd. En dat in combinatie met uitstekend onderwijs, een breed opleidingspakket en onderzoek op topniveau. De themavorming en de nieuwbouw, met onder andere de verhuizing van Erasmus MC-Daniel naar de centrumlocatie, bieden een uitstekende basis om deze aspecten in de komende jaren verder uit te bouwen.”
Voor mijzelf ligt er daarbij een uitdaging om een soepele overgang te maken van arts en onderzoeker naar bestuurder
Wat moet anders?
Monitor • december 2012
gekomen. Maar deze is nog onvoldoende ontwikkeld. Veel medewerkers hebben daar gelukkig weinig last van, maar veel leidinggevenden verzanden in de hoeveelheid overleg en onduidelijke beslisbevoegdheden. Ik doel op de huidige structuur van overleg in grote en kleine driehoek, domeinen en tafels. We moeten dat efficiënter en helderder maken, zonder het kind met het badwater weg te gooien.”
Wat wordt het eerste doel? “Los van de genoemde besturingsvorm wordt uiteraard het opvangen van de aangekondigde bezuinigingen voor ons als huis, en dus ook voor de voorzitter van de Raad van Bestuur, een absolute prioriteit.”
“Bij de themavorming is er ook een nieuwe besturingsvorm Monitor • december 2012 Monitor • december 2012
31
Tekst Ellen Brand
Wereldkampioen na harttransplantatie Soms is een ziekte zo bijzonder, dat er in ons land slechts enkele honderden patiënten zijn. Zeldzame postzegels, zeggen artsen weleens. Deze keer: Dennis Hasny (31). Hij onderging een harttransplantatie en won goud en zilver tijdens het wereldkampioenschap powerlifting.
32 32
Monitor• •december december2012 2012 Monitor
Monitor • december 2012
33 33
Grenzeloos betrokken Het Erasmus MC biedt ruimte aan talentvolle en vakkundige artsen van over de hele wereld. Sommigen zijn hier voor een korte periode, anderen voor langere tijd, maar altijd met compassie voor de patiënt.
D
ennis Hasny: “Toen ik twee was, werd bij mij een niertumor ontdekt en daarvoor werd ik behandeld in het Erasmus MC-Sophia. Ik kreeg een aantal agressieve chemokuren, waardoor ik wel genas, maar mijn hartspier is toen definitief beschadigd. Op mijn vijftiende kreeg ik voor de eerste keer last van hartfalen. De arts vertelde me toen al dat ik ooit een harttransplantatie zou moeten ondergaan.” Dr. Kadir Caliskan, de cardioloog bij wie Dennis onder controle staat: “Inderdaad is hartfalen een bekende bijwerking van sommige chemotherapieën. Het gaat om langetermijnaantasting van de hartspier waarbij de pompkracht vermindert. Patiënten krijgen dan last van kortademigheid, zijn sneller moe of houden vocht vast. Een harttransplantatie is dan in sommige gevallen de enige optie.” Hasny: “Op mijn 23e kwam ik op de wachtlijst. Dat was wel heel spannend, ik liep constant met een telefoon op zak, ging natuurlijk niet met vakantie, want er kon elk moment een hart voor me binnenkomen. Na 21 maanden was het zo ver: de telefoon ging, mijn nieuwe hart was gearriveerd. Gelukkig verliep alles goed, zonder complicaties.” Caliskan: “De wachtlijst voor harttransplantatie varieert van zes maanden tot twee jaar, maar drie jaar of langer is ook
niet ongewoon. Het hangt af van een aantal factoren, zoals bloedgroep, lichaamslengte en -gewicht. Als de operatie en revalidatie voorspoedig verlopen, kan de patiënt meestal zijn leven en sportieve activiteiten hervatten.”
‘Vier maanden later won ik goud op het onderdeel ‘dood gewicht’ en zilver op het onderdeel bankdrukken. Het lukte me om 170 kilogram te tillen.’
Caliskan: “Dennis was al een ervaren bodybuilder, dus is het begrijpelijk dat hij het in die richting zoekt. Bij andere sporten, zoals lopen, fietsen of schaatsen, gaat het om een dynamische beweging. Dat is beter voor het lichaam dan powerlifting omdat die sport een zware, statische belasting geeft. Maar het is natuurlijk ook belangrijk dat iemand een sport beoefent waar hij zich goed bij voelt.” Hasny: “In juli werd ik in het Duitse Schwetzingen Europees kampioen powerlifting in de klasse tot 82,5 kilogram. Vier maanden later won ik goud op het onderdeel ‘dood gewicht’ en zilver op het onderdeel bankdrukken. Het lukte me om 170 kilogram te tillen. Mijn familie en vrienden zijn best onder de indruk van mijn prestaties.” Caliskan: “Zijn prestaties zijn absoluut iets om trots op te zijn. Het laat zien dat je ook na een harttransplantatie nog topsport kan beoefenen.”
Hasny: “Nog met mijn oude hart deed ik fanatiek aan bodybuilding, maar toen het steeds slechter met me ging, ben ik daar weer mee gestopt. Met mijn nieuwe hart ben ik me gaan toeleggen op powerlifting. Je moet in verschillende houdingen (liggend, door je benen zakkend en staand, red.) gewichten optillen.”
Kadir Caliskan, cardioloog, Turkije 34 34 34
oktober 2012 • Monitor Monitor Monitor• •december december2012 2012
Monitor • december 2012
35
Tekst Gerben Stolk Beeld Helen van Vliet
Catalina Parasca, coassistent Inwendige Geneeskunde, Roemenië 36
Bing Thio, dermatoloog, Indonesië Monitor • december 2012
Monitor • december 20122012 Monitor • december
37
37
Naam: Annika van den Broek Studie: Geneeskunde, 14 december afgestudeerd Buitenlandervaring: keuzeonderzoek in Australië, van februari tot en met augustus 2012
Annika naar Australië
W
aarom naar Australië?
Wat heb je ervan opgestoken?
En voor de toekomst?
“Ik heb gewerkt op het pathologie laboratorium, voor de afdeling Hematologie/ Oncologie van het Women’s and Children’s hospital in Adelaide, Australië. Mijn onderzoek ging over trombose bij kinderen en adolescenten.
“Het heeft een boost gegeven aan mijn Engels. Verder heeft het me heel veel nieuwe en lieve vrienden opgeleverd. Het is een grote ervaring, waarbij je echt op jezelf bent aangewezen. Ik ben er nog zelfstandiger en assertiever van geworden. De mensen daar hebben de meeste indruk op me gemaakt; de vriendelijkheid, warmte en relaxte sfeer. Ik ben er met open armen ontvangen. Werken in het buitenland heeft zeker meerwaarde: je ontmoet veel nieuwe mensen, een nieuwe cultuur, een andere manier van werken.”
“Ik wil graag orthopedisch chirurg worden. Mijn buitenlandervaring heeft hier geen invloed op gehad, het heeft wel mijn keuze bevestigd. Een stage in het buitenland vind ik een grote aanrader, het is een onvergetelijke ervaring geweest die mij heeft gemaakt tot wie ik nu ben!”
Adelaide
Maya Vereen, anesthesioloog, Zuid-Afrika 38 38
Monitor Monitor• •december december2012 2012
Monitor • december 2012
39
Tekst Gert-Jan van den Bemd Beeld Karen Stegers-Jager en Levien Willemse
‘Nederlandse studenten zijn niet beter, het gaat om de context’
Bewust worden van culturele verschillen
Pijlen gericht op allochtone student
In het begin van de geneeskundestudie lijkt er niets aan de hand: allochtone studenten doen het niet slechter dan autochtone studenten. De problemen treden pas op tijdens de coschappen. Karen Stegers-Jager zoekt naar de oorzaak.
D ‘Internationalisering is prima, maar je moet wel in de gaten houden wat je doel is’
r. Karen Stegers-Jager kreeg het idee voor de cover van haar proefschrift toen ze haar jongste zoon van drie met stoepkrijt in de weer zag. De illustratie verbeeldt niet alleen een aesculaap (een slang die zich rond een staf kronkelt en symbool staat voor de geneeskunde), maar de pijlen verwijzen ook naar drie groepen studenten. Stegers-Jager: “De groene pijl staat voor de studenten die de geneeskundestudie zonder noemenswaardige problemen doorlopen. De rode zijn de studenten die ofwel ongeschikt of ongemotiveerd zijn voor de studie Geneeskunde. Het gaat mij om de groep die door de oranje pijl wordt gesymboliseerd: studenten die wel geschikt zijn, maar net een zetje in de goede richting nodig hebben.” Tot die laatste groep behoren opvallend vaak allochtone studenten.
Onbegrip Stegers-Jager, als senior onderwijsadviseur/ onderzoeker verbonden aan de Erasmus MC Desiderius School, promoveerde onlangs op onderzoek naar uitval en vertraging onder geneeskundestudenten. Ze richtte haar pijlen met nadruk op de studenten die het moeilijk hebben tijdens de geneeskundeopleiding, maar aan wie nog wel eer te behalen valt. “Het heeft geen zin om tijd, geld en energie te steken in studenten die weinig of geen inzet tonen. Dat zijn studenten die zich afsluiten voor alles wat binnen en buiten de opleiding wordt georganiseerd. Daar moet je zo snel mogelijk afscheid van nemen. Richt je op de groep die tijdens de opleiding inzet en academisch potentieel heeft getoond”, is haar advies. “Studenten die wel hard werken maar desondanks moeilijkheden ondervinden.” De etniciteit van de studenten blijkt een belangrijke factor te zijn in dat ‘wel willen maar niet direct kunnen’. Emeritus hoogleraar Ted Splinter, haar begeleider van 40
40
Monitor •• december december 2012 2012 Monitor
het eerste uur, was het opgevallen dat hij de studenten met hoofddoekjes die hij in het eerste studiejaar in de collegebanken had zien zitten, niet meer terugzag in de opleiding tot medisch specialist. ‘Wat gebeurt er met de allochtone studenten?’ vroeg hij zich af. Stegers-Jager startte haar promotieonderzoek en ontdekte dat Turkse en Marokkaanse studenten het in het begin van hun studie niet slechter doen dan autochtone studenten. “Dat vond ik verrassend, want er heerst toch het idee dat studenten van niet-Westerse komaf het minder goed doen. Maar het probleem treedt later op, tijdens het tweede deel van de studie, wanneer de studenten voor hun coschappen de kliniek ingaan. Dan halen zowel Westerse als niet-Westerse allochtonen lagere cijfers dan hun Nederlandse studiegenoten.” Je kunt je afvragen of dat nou zo erg is. Immers, slechts twee % van de studenten verlaat tijdens de coschappen de opleiding. Stegers-Jager meent van wel: “Die lagere cijfers zijn waarschijnlijk van invloed op de latere ontwikkeling van de allochtone studenten. We nemen aan dat ze door de slechtere beoordeling minder makkelijk doorstromen naar vervolgopleidingen. Of dat werkelijk zo is moeten we nog bekijken, maar onderzoek bij het VUmc in Amsterdam toonde aan dat het voor allochtone basisartsen in ieder geval moeilijk is om in een specialistenopleiding te worden toegelaten.”
Klik Volgens Stegers-Jager heeft de slechte doorstroming naar de specialistenopleiding vooral te maken met culturele verschillen: “Het gaat erom dat je weet hoe je je moet gedragen in een bepaalde situatie. Vaak is er een verschil in assertiviteit. Wij vinden het heel normaal dat je iets ongevraagd doet, in andere culturen kan dat anders liggen. Als een buitenlandse student tijdens een operatie afwacht tot hij de opdracht krijgt om een instrument aan te reiken, kan dat bij de opleider overkomen als weinig assertief; voor de student is het een vorm van beleefdheid. Het is een algemeen bekend psychologisch verschijnsel: je voelt je meer op je gemak bij mensen die meer op jezelf lijken. Je begrijpt ze beter, ze reageren zoals je dat verwacht. Een opleider zal heus niet discrimineren, maar hij heeft gewoon eerder een ‘klik’ met iemand uit zijn of haar eigen cultuur.” Volgens de onderzoekster moeten we ons meer bewust worden van het feit dat het probleem niet zozeer bij de allochtoon ligt: “Onze Nederlandse studenten halen vermoedelijk in het buitenland ook lagere Monitor • december 2012
cijfers dan de lokale studenten. Nederlandse studenten zijn niet beter, het gaat om de context.” Heeft het ook niet zijn voordelen, een allochtone arts die de patiënten uit de eigen cultuur helemaal begrijpt? “Het is niet wenselijk dat een arts zich puur richt op patiënten van zijn eigen culturele achtergrond. We hebben een Nederlandse samenleving, met Nederlandse normen en waarden en de artsen hebben een Nederlands artsendiploma. Maar het is waar: wat die Nederlandse normen en waarden zijn is niet zo duidelijk. De vraag is dan ook: wat voor artsen willen we nou eigenlijk opleiden? In mijn optiek zouden dat cultureel sensitieve artsen moeten zijn.”
Bagage Blijft de vraag waarom allochtone studenten tijdens de coschappen slechter worden beoordeeld. Zijn ze nou slechter of vindt men dat alleen maar? “Die vraag is nauwelijks te beantwoorden”, zegt StegersJager, “ maar we kunnen wel kijken of er in het bacheloronderwijs al indicaties zijn dat allochtone studenten het slechter doen op het gebied van communicatie en attitude. Ik heb in mijn onderzoek bekeken of de studenten nominaal studeren, dat wil zeggen binnen de gestelde tijd, maar niet met welke cijfers op het gebied van communicatie en arts-patiënt contact. Als blijkt dat dan al verschillen met autochtone studenten optreden, kan daar in het begin van de opleiding extra aandacht aan worden besteed. Het is heel oneerlijk om te zeggen: ‘Jullie mogen de opleiding in’, maar aan het eind krijgen ze te horen: ‘Jullie doen het toch minder.’ Ergens in de vooropleiding hebben we ze dan niet de juiste bagage meegegeven.”
Bewustwording In het begin van haar onderzoek liep Stegers-Jager regelmatig op tegen onbegrip. “Waarom ga je energie steken in slechte studenten, er zijn er genoeg die het wel kunnen. Of er werd gezegd: ‘De uitval is toch helemaal niet hoog?’. Er rustte bovendien een enorm taboe op het kijken naar prestaties in relatie tot etniciteit.” Zes jaar later is het taboe minder groot. En worden er ook maatregelen genomen om iets tegen het probleem te doen. “We zijn bezig om de beoordelingen in de klinische fase objectiever te maken. In het verleden vond er vaak een eindgesprek plaats met een examinator, die je soms niet eens had zien interacteren met een patiënt. Nu bestaat het examen in ieder geval uit vijf onderdelen, waarbij je minimaal twee maal geobserveerd bent door verschillende
specialisten. We gaan dus meer mensen bij de beoordeling betrekken. ‘Ik vind jou zo aardig, dus jij krijgt van mij een acht’ is er niet meer bij. Of deze maatregelen daadwerkelijk helpen, moet nog worden onderzocht.” Een Summer course, een ontmoetingsperiode voordat de studie daadwerkelijk begint, zou volgens de onderzoekster gebruikt kunnen worden om allochtone studenten een stoomcursus in de Nederlandse cultuur te geven. Daarnaast ziet ze heil in een buddy systeem, waarbij een ouderejaars student met dezelfde culturele achtergrond de nieuwkomer begeleidt en eigen ervaringen deelt. Volgens Stegers-Jager moet er gewerkt worden aan Cultural awareness, de bewustwording dat we nu eenmaal niet allemaal dezelfde culturele achtergrond hebben. “Je kunt van een allochtoon niet verwachten dat hij zich exact zo gaat gedragen als een Nederlander. De vraag is ook of dat wenselijk is. Het algemene beeld bestaat dat chirurgen nogal onbehouwen met patiënten om kunnen gaan. Dat accepteert vrijwel iedereen, want het zijn chirurgen. Veel minder tolerant zijn we naar allochtone artsen; die moeten zich maar aanpassen.” In haar vervolgonderzoek gaat Stegers-Jager met prof. dr. Axel Themmen, één van haar promotoren, proberen te achterhalen in hoeverre de culturele achtergrond van de examinator een rol speelt bij de beoordeling van coassistenten.
Verrijking Het Erasmus MC investeert veel in het aantrekken van buitenlandse artsen en studenten. Is dat eigenlijk wel verstandig? Stegers-Jager: “Internationalisering is prima, maar je moet wel in de gaten houden wat je doel is. Haal je die mensen hierheen om ze op te leiden en ze daarna terug te laten keren naar hun eigen land of wil je ze hier houden? Die keuze stelt heel andere eisen aan de opleiding.” De onderzoekster vindt het een verrijking om een tijdje in het buitenland te werken. Zelf deed ze dat een half jaar in Engeland, tijdens haar studie Educational Science and Technology aan de Universiteit Twente. Daarna verrichtte ze een jaar onderzoek en een vervolgstudie in Vancouver, Canada. “Dingen zijn in het buitenland niet meer zo vanzelfsprekend. De samenwerking met studenten uit een andere cultuur laat je beseffen dat het niet altijd zo gaat of hoeft te gaan, zoals jij dat wilt. Ik ben er een voorstander van dat studenten buiten Nederland een keuze-coschap doen. Het vergroot hun Cultural awareness.” 41
Tekst Reanne van Kleef
Erasmus MC opent Hersentumorcentrum
Samen sterk tegen hersentumor
Krachten bundelen Het Erasmus MC start begin 2013 met een Hersentumorcentrum om hersentumoren beter te kunnen behandelen. Per jaar krijgen zo’n 1000 tot 1200 Nederlanders te horen dat ze een kwaadaardige hersentumor hebben. De impact van de diagnose op de (veelal jonge) patiënten is enorm, want genezing is nog niet mogelijk. “Het verwijderen van zoveel als mogelijk van de kwaadaardige tumor uit de hersenen zonder dat daarbij schade ontstaat, is een ingewikkelde klus. Dat vereist veel ervaring. Hoewel het aantal ziekenhuizen in Nederland waar hersenoperaties uitgevoerd mogen worden is beperkt tot achttien, denken wij dat verdere concentratie de behandeling van dit ziektebeeld zal verbeteren. Elke hersentumor is uniek en kan weer op een andere plek zitten. Daarom is het belangrijk dat een chirurg op jaarbasis veel tumoren opereert. Want hoe vaker je opereert, hoe beter je wordt”, vertelt neurochirurg prof. dr. Clemens Dirven, één van de oprichters van het Hersentumorcentrum. In het Hersentumorcentrum van het Erasmus MC komen alle specialisten bij elkaar om patiënten de best mogelijke zorg te bieden. “Er is in het Erasmus MC al veel kennis over hersentumoren aanwezig, maar deze is verspreid en de specialisten richten zich ook op andere onderwerpen. In het centrum kunnen we de kennis bundelen en ons volledig focussen op de behandeling van hersentumoren. Voor de optimale behandeling moet je namelijk een heel goed gespecialiseerd team vormen.” Binnen het centrum werken neuro-oncoloog, neurochirurg, radiotherapeut, neuro-patholoog, neuroradioloog en internist-oncoloog nauw samen. Neurooncoloog prof. dr. Martin van den Bent vertelt: “Zo is voor ons de samenwerking met de patholoog ongelofelijk belangrijk. Deze kijkt met wat voor soort tumor we te maken hebben en dat is essentieel voor het vaststellen van de verdere behandeling.” Ook voor wetenschappelijk onderzoek naar hersentumoren is de samenwerking tussen de verschillende disciplines gewaarborgd. Onderzoekers zullen meer gaan samenwerken en de databases met hun bevindingen worden aan elkaar gekoppeld. Van den Bent: “We moeten gebruikmaken van elkaars expertise en resultaten. Wat we echt nodig hebben, zijn betere medicijnen. Vanuit de neuro-oncologie richten we ons daarom vooral op geneesmiddelenonderzoek. Het Erasmus MC speelt hierin internationaal al een vooraanstaande rol. We onderzoeken met behulp van moleculaire identificatie welke patiënten baat hebben bij vroege chemotherapie. Hierin werken we ook weer met de interne oncologie samen.”
Tien jaar geleden had Angelique Mulder (42) veel last van hoofdpijn en viel ze regelmatig flauw. Ze ging naar de dokter en er werd een hersenscan gemaakt. Daarop was een klein puntje te zien, maar niemand wist wat het was. Jarenlang leek er niets aan de hand, maar in 2010 volgde dan toch de zo gevreesde diagnose: ze had een hersentumor.
M
ulder: “Daarna volgde een lang traject. Ik onderging een wakkere hersenoperatie, 37 bestralingen en kreeg een aantal zware complicaties. Gelukkig ging het daarna een tijdje goed en konden we zelfs nog met de familie op vakantie naar Turkije.” Begin 2012 bleek dat de tumor toch weer groter was geworden. De drie chemokuren die daarop volgden hadden geen effect. In mei 2012 was Mulder uitbehandeld. “En dat is heel eng. Je krijgt geen scans meer en hebt dus geen idee waar je aan toe bent. Eigenlijk wil je gewoon weten hoe groot de tumor al is, hoe lang je nog hebt en hoelang je nog kan lopen en praten. Het kan heel snel gaan of het kan nog lang duren. Het is elke keer angstig als je weer wat hebt. Soms kan ik bijvoorbeeld ineens geen klok meer kijken. Ik heb mijn kinderen van negen en dertien gevraagd wat ze nog graag
42
wilden doen. Mijn dochter wilde met z’n allen naar de Efteling en mijn zoon naar de dierentuin. Mijn man en ik wilden met het hele gezin nog een keer op vakantie. Dat is Spanje geworden.” Samen met familie en vrienden heeft Mulder de stichting ‘Angel’s Hope’ opgericht. Hiermee zamelt ze geld in voor onderzoek naar de behandeling van hersentumoren. Het doel: 50.000 euro ophalen en meer aandacht krijgen voor hersentumoren. “Het is enorm zwaar om een hersentumor te hebben. Misschien is het wel zwaarder dan het hebben van bijvoorbeeld borstkanker. Dat beseffen mensen vaak niet. Je weet namelijk dat dit het einde is. De tumor komt altijd terug, je leeft met een tijdbom in je lichaam. Elke dag is een gevecht en als je naar bed gaat weet je niet of er nog een morgen is.” Monitor • december 2012
Inzichtelijk Naast het bundelen van de zorg en het onderzoek heeft het Erasmus MC Hersentumorcentrum een derde doel: het inzichtelijk maken van de uitkomsten van de behanMonitor • december 2012
deling. Dirven: “We kunnen wel met z’n allen roepen dat we goed bezig zijn, maar op een gegeven moment willen we dat ook vast kunnen stellen. Daarom zijn we parameters aan het definiëren waarmee we kunnen laten zien wat het effect van onze behandelingen is op de duur en de kwaliteit van leven van patiënten. We willen weten wat een behandeling kost en opbrengt. Op termijn kunnen we dit vergelijken met andere centra in de wereld.”
Top vijf Dirven hoopt dat het Hersentumorcentrum over een aantal jaar bij de top vijf van Europa hoort als het gaat om de manier van behandelen van hersentumoren. “We zijn op weg om nieuwe medicijnen te maken die meer kunnen en een kwaadaardige hersentumor beter onder controle houden. Ook krijgen we steeds meer oog voor de kwaliteit van leven van de patiënten.” Van den Bent: “De nieuwbouw van het Erasmus MC moet de samenwerking nog verder vormgeven. In de eerstkomende tijd zitten we nog niet op één vaste locatie. Verpleegkundigen gaan nu al met patiënten mee van de ene de andere plek. Als we straks ook fysiek op één locatie te zitten, heeft dat een grote meerwaarde.”
De cijfers In Nederland krijgen naar schatting 2500 mensen per jaar een hersentumor. Iets minder dan de helft van de patiënten heeft een kwaadaardige tumor. Hierbij worden combinaties van behandelingen (opereren, bestralen en chemotherapie) toegepast. Glioblastomen, de grootste groep van deze tumoren, zijn heel kwaadaardig: na drie jaar is 90 % van de patiënten overleden. Bij de iets minder kwaadaardige varianten is de gemiddelde overleving tien tot vijftien jaar. 43
Tekst Gerben Stolk
Slimme vernevelaar tegen taaislijmziekte
Verdediging omzeild Een betere weg banen voor medicatie bij taaislijmziektepatiënten. Promotieonderzoeker Marije van den Beukel-Bakker bewees dat een geneesmiddel meer in de kleine vertakkingen van de luchtwegen aankomt met een geavanceerde vernevelaar, de Akita.
W
e hebben nu het idee dat ons kind het echt ergens voor doet. Dat hoorden Marije van den Beukel-Bakker en collega’s dikwijls van ouders wier kinderen betrokken waren bij haar onderzoek. Mopperende pubers vormden ook een indicatie dat de goede weg was ingeslagen. Ze legt uit: “Kinderen met taaislijmziekte moeten dagelijks één of meer keren medicijnen inhaleren met een vernevelapparaat. Een tijdrovende en saaie bezigheid. Vooral bij pubers willen daarom weleens onbedoeld foutjes sluipen in de routine van het vernevelen. Of ze worden wat nonchalanter met de inhalatie. Hierdoor behalen ze niet het optimale behandelresultaat. De meeste standaardvernevelaars geven alleen de medicatie af. De patiënt krijgt geen sturing om op de juiste manier te inhaleren. De nieuwe vernevelaar dwingt een patiënt juist om zich te concentreren tijdens het vernevelen: het apparaat stuurt de inademing en geeft feedback als iemand niet op de juiste manier vernevelt. De reacties van de ouders en pubers gaven aan dat er met veel meer aandacht werd verneveld.”
‘Kleine luchtwegen 17 tot 38% beter doorgankelijk’ Longfalen Van de 4.000 kinderen die in ons land worden geboren, heeft er één taaislijmziekte, ook wel cystische fibrose (CF). Hun gemiddelde levensverwachting is ongeveer 45 jaar. Het merendeel overlijdt aan wat medici longfalen noemen: hun longen hebben zoveel schade opgelopen, dat ze niet meer genoeg zuurstof kunnen opnemen en onvoldoende koolzuur - een afvalproduct van de verbranding van voedingstoffen - kunnen kwijtraken. 44
Monitor • december 2012
Monitor • december 2012
Het grootste probleem van een CF-patiënt is dat de lichaamsvloeistoffen te taai zijn. De belangrijkste moeilijkheden doen zich voor in de longen. Daar hoort zich op het luchtwegslijmvlies een dunne, vloeiende slijmlaag te bevinden die de luchtwegen schoonhoudt. Bij een CF-patiënt is deze laag te stroperig, zodat slijm ophoopt. Bacteriën, ingeademde stofdeeltjes en andere viezigheid van buitenaf kunnen dan niet worden afgevoerd uit de longen. Het gevolg: infecties en longschade. Dit is een continu proces dat begint op de babyleeftijd. Iemands longen verslechteren steeds meer gedurende zijn leven, zodat de longfunctie langzaam achteruitgaat. De patiënt kan vanwege snelle bacterievermeerdering ook acuut ernstig ziek worden en naar het ziekenhuis moeten. Dan zijn vooral antibiotica nodig om de infectie te bestrijden, medicijnen om het slijm te verdunnen en fysiotherapie om dat op te hoesten.
Efficiënter Het Erasmus MC is één van de zeven gespecialiseerde CF-centra in Nederland. Het Sophia CF-team heeft 130 kinderen in behandeling en het CF-team op de centrumlocatie ziet 150 volwassenen. Eind 2005 werd een nieuw type vernevelaar in de strijd geworpen met als doel de longproblemen efficiënter te behandelen. Van den Beukel-Bakker, die in januari 2013 begint aan de opleiding tot kinderarts, verrichtte onderzoek naar de effecten. In oktober promoveerde ze. De kersverse doctor: “CF begint heel diep in de long, in de kleinste takjes van de luchtwegen. Juist daarheen wil je het medicijn brengen dat slijm verdunt. Het probleem is dat longen en luchtwegen erop zijn gebouwd alles van buitenaf tegen te houden. Dat natuurlijke verdedigingsmechanisme is nodig om je te beschermen tegen bijvoorbeeld de viezigheid die je tegenkomt wanneer je door een stofwolk loopt. Hoe omzeil je dus die verdediging om toch effect te sorteren met het medicijn? De oudere, conventionele vernevelaars kunnen dat niet zo goed. Het merendeel van de geïnhaleerde medicijnen 45
‘Veel minder verspilling medicatie dan met andere apparaten’
Voordelen
Het apparaat zorgt ervoor dat de minuscule druppeltjes in de nevel kleiner zijn dan normaal. En hoe kleiner de druppeltjes, hoe beter ze kunnen binnendringen in de luchtwegen.
komt niet verder dan de eerste grote vertakkingen, terwijl je veel dieper de longen wilt binnendringen. Een slimme vernevelaar, de Akita, gaf ons in 2005 de hoop op verbetering (zie kadertekst ‘Voordelen’, red.). Mijn onderzoeksvraag was: verbetert de longfunctie en verminderen klachten over slijm, hoesten en benauwdheid wanneer je het medicijn wél diep de luchtwegen in krijgt?”
Positief Vijftig kinderen in de leeftijd van zes tot achttien jaar gebruikten vier weken lang dagelijks de slimme vernevelaar. Daarmee kregen zij het medicijn DNase toegediend om slijm te verdunnen. De uitkomsten zijn positief. Van den Beukel-Bakker: “De kleine luchtwegen waren na een maand gemiddeld 17 tot 38% beter doorgankelijk. De verstopping van de luchtwegen verminderde dus. Naar aanleiding van dit resultaat denken we nu ook dat bij langdurig gebruik het proces van continue longbeschadiging wordt beperkt. Maar daar moet nader onderzoek naar worden verricht.” Zij voegt toe: “Met de Akita blijkt ook meer medicatie in de long terecht te komen. We kwamen op 70%, terwijl het bij de oude vernevelaars 10 tot 20% was. Dat is niet alleen gunstig voor de patiënt, maar ook voor de kosteneffectiviteit. DNase is erg duur. Met de Akita hebben we een hogere en effectievere longdosis bereikt tegen dezelfde medicatiekosten.”
Volwassenen De combinatie van slimme vernevelaar en DNase kan ook vruchten afwerpen bij volwassen patiënten, stelt Van den Beukel-Bakker. De hoogste tijd dus om ermee aan de slag te gaan bij alle CF-patiënten? “Nee, helaas is het daarvoor te vroeg”, zegt ze. “CF-patiënten gebruiken vaak nog meer vernevelde medicatie, zoals antibiotica. De effectieve werking en veiligheid van de slimme vernevelaar moeten daar nog worden aangetoond. Daarom zet het Erasmus MC deze vernevelaar vooralsnog alleen in bij kinderen die harder dan gemiddeld achteruitgaan of van wie de longfunctie in de kleine lichtwegen opvallend slecht is.” 46
Naam: Studie: Buitenlandervaring:
De Akita heeft drie voordelen ten opzichte van conventionele vernevelaars.
Een nog belangrijker pluspunt is het maatwerk per patiënt. De Akita zorgt ervoor dat de gebruiker diep en langzaam inademt. Dat is nodig om de medicijnen diep in de longen te krijgen. In het Erasmus MC wordt gemeten hoeveel liter lucht de patiënt maximaal per inademing kan inhaleren. Een jongen van zestien heeft bijvoorbeeld een groter maximaal volume dan een meisje van zes. Het juiste volume wordt vervolgens ingesteld op het apparaat. Op basis van deze instelling toont de vernevelaar op een schermpje hoelang de patiënt moet inademen. Er wordt afgeteld, bijvoorbeeld van vijf naar nul bij de 16-jarige jongen en van drie naar nul bij het 6-jarige meisje. Dankzij deze aanpak ademt de patiënt lang genoeg in. Deze benadering is veel intensiever dan bij de oude vernevelaars, waar iemand de medicatie inademt met oppervlakkige rustademhaling, bijvoorbeeld wanneer hij leest of tv-kijkt. Nu wordt hij gestimuleerd zijn volledige inademingscapaciteit te gebruiken.
Fane Mensah Research Master Infection & Immunity, laatste jaar onderzoeksproject in Spanje
Fane naar Spanje
Madrid
De patiënt moet niet alleen heel diep ademhalen, maar dat vooral ook rustig doen. Bij te snel of te krachtig inademen is de snelheid van de luchtstroom te hoog en zullen de meeste neveldeeltjes al neerslaan in de mond, luchtpijp en de eerste grote vertakkingen van de luchtwegen. Ze bereiken dan niet de kleine luchtwegen dieper in de long. Dit is te vergelijken met een auto die op een landweg te snel rijdt en er daardoor in de eerste de beste bocht uitvliegt. Het apparaat geeft de patiënt een waarschuwing wanneer hij te snel en krachtig inademt. Artsen kunnen het medicatiegedrag van hun patiënt nauwgezet volgen. Het apparaat bevat een chip die registreert of en hoe vaak de patiënt de medicatie heeft gebruikt, hoeveel inademingen hij heeft verricht en hoeveel foutmeldingen er zijn. De arts kan die gegevens uitlezen en ze bespreken met de patiënt. Bij een groot aantal foutmeldingen is het belangrijk dat de specialistisch verpleegkundige de inhalatietechniek nog eens goed met de patiënt doorneemt. Een patiënt wiens longfunctie snel achteruitgaat en bij wie geconstateerd wordt dat slechts de helft van de medicatie is gebruikt, moet niet andere of meer medicatie worden voorgeschreven, maar het advies krijgen de medicatie volgens voorschrift te gebruiken.
Blik op astma en COPD “Dit schreeuwt om navolging in andere ziektegroepen”, zegt kinderlongarts Harm Tiddens. De buitengewoon hoogleraar kinderpulmonologie was de promotor van onderzoeker Marije van den Beukel-Bakker. “We hebben dan ook de ambitie om na te gaan of dezelfde effecten optreden bij astma- en COPD-patiënten die geïnhaleerde medicatie gebruiken. Ook willen we kijken of het leidt tot efficiënter gebruik van geïnhaleerde antibiotica. Bij ziekten in de longen en luchtwegen is het lastig om het medicijn op de juiste plek te krijgen. De slimme vernevelaar zou een belangrijke stap kunnen zijn.” Monitor • december 2012
W
aarom naar Spanje?
Wat heb je ervan opgestoken?
En voor de toekomst?
“Ik ben bezig met een onderzoeksproject bij TiGenix, een medisch celtherapiebedrijf in Madrid. Ik doe onderzoek naar celtherapie met mesenchymale stamcellen bij patiënten die lijden aan reumatoïde artritis (een vorm van reuma met ontstekingen in de gewrichten, red.). Ik onderzoek de effecten op de verschillende type B cellen (immunologische cellen, red.) en antilichamen.
“Ik heb vooral zelfstandig leren werken in een voor mij nieuwe omgeving. Het verschil tussen een academisch ziekenhuis zoals het Erasmus MC en een medisch bedrijf zoals TiGenix heeft het meeste indruk gemaakt. In het buitenland werken en studeren heeft zeker meerwaarde. Je leert andere dingen en doet nieuwe ervaringen op. Bovendien verrijkt het je CV.”
“Na mijn masteropleiding wil ik gaan promoveren en daarna als postdoc gaan werken, het liefst in een academisch ziekenhuis. Misschien beland ik later in mijn carrière bij een bedrijf. Uiteindelijk wil ik een succesvol wetenschapper worden en een bijdrage leveren aan de medische wereld.”
Monitor • december 2012
47
Tekst Ellen Brand Beeld Censuur.com
Goed voorbereid op zwangerschap ‘Eén glaasje wijn kan toch geen kwaad?’ Zomaar een vraag die een (bijna) zwangere bezig kan houden. Prof. dr. Eric Steegers, hoofd Verloskunde en Prenatale Geneeskunde van het Erasmus MC, schreef met verpleegkundige en socioloog Anjo Geluk een boek met tips over gezond zwanger worden en zijn.
Is zo’n boek nog nodig? Mensen weten toch wat wel en niet goed is? Eric Steegers: “Dat valt tegen. Uit onderzoek blijkt dat de helft van de Rotterdamse bevolking niet weet dat roken en het drinken van alcohol slecht is voor het ongeboren kind.”
Waar moet je voor de bevruchting rekening meehouden? “Sigaretten en alcohol moet je gewoon laten staan. Vrouwen die blijven roken, hebben een veel grotere kans op een kind met een te laag geboortegewicht. Als het kind ouder wordt, heeft het vervolgens meer kans op het krijgen van diabetes of hart- en vaatziekten. Ook alcohol is niet gezond. Mensen vragen weleens of één glaasje wel mag. Wij adviseren om dat toch niet te doen, want we weten niet wat het effect van dat ene glas kan zijn. Het blijkt dat 30 tot 50 % van de Rotterdamse vrouwen tijdens de zwangerschap alcohol blijft drinken.”
Welke voeding is gezond? “Uit onderzoek blijkt dat mannen en vrouwen die mediterraan voedsel eten, vruchtbaarder zijn dan mensen die dat niet doen. Een gezonde maaltijd bestaat uit de schijf van vijf, aangevuld met olie en vette vis. We dachten altijd dat vooral laagopgeleiden zich daar minder aan hielden, maar het tegendeel blijkt waar. Juist hoogopgeleiden hebben te weinig tijd om een goede maaltijd klaar te maken. Vaak kiezen ze ervoor om even snel eten te halen. Junkfood heeft als grootste nadeel dat er een gebrek ontstaat aan gezonde voedingsstoffen, zoals groenten en vitaminen.”
die medicijnen gebruikt en toch zwanger wil worden, kan het best met haar arts bespreken hoe ze die medicijnen kan minderen. Misschien zijn er goede alternatieven. En stellen waarbij in de familie een bepaalde afwijking voorkomt, kunnen zich laten voorlichten over de kans dat hun kind die afwijking ook heeft.”
Nog een tip? “Ik ben er een groot voorstander van dat vrouwen zich op jongere leeftijd beraden op een zwangerschap, zeker als er sprake is van een medische aandoening. Vrouwen die de 38 naderen, hebben een verhoogde kans op een kind met afwijkingen. Soms lukt zwanger worden niet zo snel. Als je wat jonger begint, heb je meer tijd, ook als je nog een tweede of derde wilt.”
ERIC STEEGERS & ANJO GELUK
Alle vrouwen en mannen met een kinderwens hopen op een gezonde baby. De basis daarvoor wordt echter niet alleen tijdens de zwangerschap gelegd maar juist ook in de tijd daaraan voorafgaand. De zorg voor een kind begint daarom niet bij het eerste bezoek aan de verloskundige, maar al vóór de bevruchting en de zwangerschap, en heet preconceptiezorg. De kennis hierover heeft de laatste jaren een grote vlucht genomen en vormt het uitgangspunt voor dit boek. Eric Steegers, hoogleraar Verloskunde en Prenatale Geneeskunde, en Anjo Geluk geven je alle informatie, tal van tips en wetenswaardigheden om de kans op een gezonde baby te vergroten. Wat ook aan bod komt is erfelijkheid, problemen met de vruchtbaarheid en de zwangerschap zelf. Moeder en vader worden doe je op die manier al een beetje voordat je zwanger bent.
Prof.dr. Eric A. P. Steegers is gynaecoloog en hoogleraar Verloskunde en Prenatale Geneeskunde in het Erasmus MC in Rotterdam. Hij heeft meerdere initiatieven genomen om de verloskundige zorg te verbeteren, bijvoorbeeld met preconceptiespreekuren.
Drs. Anjo Geluk-Bleumink is publicist, verpleegkundige en socioloog. Ze is (mede)auteur van onder meer Het tweelingenboek en Vroeg geboren.
ISBN
978-90-458-0269-5
9 789045 802695
Zijn er nog meer belangrijke factoren? “Wie van tevoren foliumzuur gaat slikken, kan ervoor zorgen dat de kans op een kind met een open ruggetje met 70 % afneemt. Maar waar het eigenlijk op neerkomt, is dat wij mensen adviseren om van tevoren een plan te maken. Een vrouw 0204 Gezond Zwanger stof.indd 1
48
Monitor • december 2012
Monitor • december 2012
05-09-12 10:33
Gezond zwanger worden Van kinderwens tot kraambed Eric Steegers en Anjo Geluk ISBN: 9789045802695 49
Tekst en beeld Céline van Poucke
Studenten naar St. Petersburg
Russisch dagboek De Erasmus MC Honours Class is bedoeld voor ambitieuze en talentvolle bachelorstudenten Geneeskunde. Zij maken gedurende de tweede helft van het eerste jaar en het gehele tweede jaar kennis met het snijvlak tussen geneeskunde, wetenschap en maatschappij. Ieder half jaar zetten ze hun tanden in een nieuw onderwerp. In totaal zijn er drie blokken, waarin experts van binnen of buiten het Erasmus MC uitgenodigd worden om met de studenten te discussiëren. Daarnaast volgen ze workshops en gaan ze op excursie. De meest recente reis leidde naar het Russische St. Petersburg. Céline van Poucke, één van de twintig Honours Class studenten, hield op verzoek van Monitor een dagboek bij.
Dag 1, donderdag 4 oktober
Na een lange dag reizen, kwamen wij op 2179 kilometer van het Erasmus MC aan bij onze overnachtingsplaats. Het hostel bevond zich in een verschrikkelijke achterbuurt, waar zelfs de mannen onder ons de kriebels van kregen. Onze eerste fles wodka, die later die avond soldaat werd gemaakt, was dan ook meer dan welkom!
Dag 2, vrijdag 5 oktober
Het bezoek aan de HIV-kliniek van St. Petersburg heeft diepe indruk op ons gemaakt! Eén op de 100 mensen lijdt hier aan HIV, waarvan 70% opgelopen door drugsgebruik. Een tolk maakte het mogelijk dat wij konden communiceren met de patiënten en de artsen. De medische zorg van Rusland kwam op ons vrij paternalistisch over.
Dag 3, zaterdag 6 oktober
Vandaag hebben wij De Hermitage, een van de grootste en omvangrijkste kunst- en cultuurhistorische musea in de wereld, bezocht. Daarna hebben wij ondanks het gure weer, met de vrieswind in onze haren het water van deze prachtige havenstad bevaren.
Dag 4, zondag 7 oktober
Een ontzettend aardige Russische geneeskundestudente, genaamd Tamara, nam ons vandaag op sleeptouw en heeft ons de culture hoogtepunten laten zien. De naar ons idee ietwat ‘Efteling-achtige’ Kerk van de Verlosser op het Bloed 50
mocht uiteraard niet ontbreken.
Dag 5, maandag 8 oktober
Onze eerste kennismaking met het Russische onderwijssysteem vond vandaag plaats. Onder begeleiding van Tamara, bezochten wij de Geneeskunde faculteit. Geneeskundestudenten kiezen hier in hun tweede jaar al direct hun specialisatie, waarna nog acht jaar onderwijs volgt. Daarnaast nemen vakken zoals geschiedenis en politicologie hier een veel grotere plaats in het curriculum in dan bij ons.
Dag 6, dinsdag 9 oktober
De mannen in pak en de dames met panty’s en op hoge hakken, want vandaag waren wij te gast op een internationaal congres over ‘Woman, child and HIV’. Hier luisterden wij naar experts, waaronder professor Charles Boucher, één van de begeleiders van onze Honours Class. ‘s Avonds namen wij afscheid van Tamara maar niet zonder haar uit te nodigen om ons natuurlijk ook een keer in Rotterdam te komen bezoeken.
Dag 7, woensdag 10 oktober
Een beetje weemoedig over het zo snel vervliegen van deze geweldige reis, gaven wij onze laatste roebels uit aan onze allerlaatste Blini, een typisch Russische gevulde pannenkoek. Het was een leerzame week vol met gezelligheid, mooie gesprekken, interessante discussies, nieuwe vriendschappen en een beetje wodka...
Monitor • december 2012
Monitor • december 2012
51
Tekst Ellen Brand
ING 2995
Geld uitdelen en ophalen Het Erasmus MC telt 4000 vrienden. Eén van hen is Jan Breen; weldoener in hart en nieren.
J
an Breen heeft het niet van een vreemde. Hij komt uit een familie die graag voor een ander klaarstaat. Of het nu een kleine dienst is of een groot geldbedrag, dat maakt niet zoveel uit, als hij mensen maar uit de problemen kan helpen. “Eigenlijk kun je wel zeggen dat het in mijn genen zit.”
Stuwende kracht Zelf was hij zijn hele leven werkzaam in de financiële sector. Eenmaal met pensioen, richtte hij samen met zijn vrouw Jacoba - de stuwende kracht - de familiestichting Breenco op. “Niet alleen wilden wij beiden maatschappelijk actief zijn, we schonken ook graag aan goede doelen op medisch gebied.” De giften gingen bijvoorbeeld naar het Koningin Wilhelmina Fonds en de Nederlandse Hartstichting, maar ook mensen die een blindgeleidehond nodig hadden, konden rekenen op steun. Daarnaast steunde het echtpaar andere goede doelen en dat kostte leergeld: “Het was lang niet altijd duidelijk waar dat geld aan besteed werd, soms verdween het zelfs. We hebben meegemaakt dat er een cheque van 10.000 gulden zoekraakte.”
Roer om Dat kon zo niet langer. Het roer moest om. Een aantal jaar geleden besloot hij met het Erasmus MC te gaan samenwerken. “Ik wilde medische apparatuur gaan bekostigen, maar dan wel op een veilige manier.” Hij legt uit dat het Erasmus MC een apparaat - zoals bijvoorbeeld een MRI-scanner - bestelt en de factuur doorstuurt naar zijn stichting. “Vervolgens maken wij het bedrag over aan het Erasmus MC, dan weten we zeker dat het geld zijn bestemming bereikt.” In de afgelopen jaren heeft de stichting al heel wat gedoneerd. “We hebben bijvoorbeeld een hartcatheterisatie-kamer en een aantal couveuses voor het Erasmus MC –Sophia gefinancierd. Daarnaast hebben we de afdeling Maag-, Darm- en Leverziekten geholpen met apparatuur die nodig is voor het bevolkingsonderzoek naar darmkanker.” 52
Netwerk Om zijn stichting van voldoende inkomsten te voorzien, maakt Breen gebruik van zijn financiële kennis en zijn nog altijd groeiende netwerk. Hij bezoekt ondernemers en tracht hen te bewegen om bedragen te schenken voor het goede doel. “Ik ken de trucjes, dus we zijn over het algemeen heel succesvol.” De meest recente schenking is voor de inrichting van het nieuwe Darmcentrum - een samenwerkingsverband tussen het Erasmus MC en dochterorganisatie Havenziekenhuis Rotterdam - dat begin volgend jaar haar deuren opent. “Wij hebben voor de apparatuur gezorgd, waarmee per dag dertig patiënten op darmkanker kunnen worden onderzocht.”
’Eigenlijk kun je wel zeggen dat het in mijn genen zit’
Jacoba Zijn vrouw Jacoba is drie jaar geleden overleden, na een ziekbed van een half jaar. Zij zou ook heel blij geweest zijn met alle activiteiten van de stichting, die inmiddels haar naam draagt. Voor de ingang van het Darmcentrum komt een bronzen borstbeeld van haar te staan. “Het beeld ziet er prachtig uit en de gelijkenis met mijn vrouw is zeer treffend.” De stichting Jacoba, maar ook zijn andere activiteiten zorgen voor een dagvullend programma, maar Breen denkt er niet aan om op zijn lauweren te gaan rusten: “Achter de geraniums ga ik pas plaatsnemen als het echt niet anders meer kan.” Ook Vriend worden? Zie ‘Monitor cadeau’ op pagina 55.
Monitor • december 2012
Monitor • december 2012 Monitor • december 2012
5353
Tekst Erwin Kompanje
Monitor cadeau
De penis van de overheid
Erasmus MC’er Erwin Kompanje zoekt in de medische geschiedenis naar eerste beschrijvingen van ziekten. Ditmaal: de bestrijding van syfilis.
I
n de tweede helft van de negentiende eeuw heerste er een ware epidemie van syfilis in West-Europa. Het waren met name Parijse artsen die zich specialiseerden in syfilis. Er werden in Frankrijk speciale ziekenhuizen voor geslachtsziekten geopend. Het Parijse Hôpital des vénériens telde in het midden van de negentiende eeuw niet minder dan 600 bedden. In zijn boek over Parijse prostitutie schatte Emile Ricard het aantal syfilislijders in 1890 in Parijs op 85.000. Andere schattingen komen nog hoger uit. De directeur van het beroemde Institut Pasteur, Emile Duclaux, stelde in 1902 dat er circa een miljoen besmettelijke syfilislijders in Frankrijk leefden. De syfilisonderzoeker Alfred Fournier concludeerde na bestudering van 17.406 gevallen van syfilis dat het leeuwendeel van seksueel opgelopen syfilis hoofdzakelijk voorkwam bij vrouwen tussen 18 en 21 jaar en bij mannen tussen 20 en 26 jaar.
54 54
De link tussen syfilis en prostitutie werd door velen terecht gelegd. De Amsterdamse dermatoloog Samuel Mendes da Costa schrijft in 1914: “Het krijgen van syfilis is een ongeluk; het overbrengen der ziekte op een ander is een daad, waarvoor men verantwoordelijk is en die, als zij bewust bedreven wordt, een misdaad genoemd
mag hij zich “onder de door het lot bevoorrechten rekenen.” Een ware Russische roulette dus. Geslachtsziektebestrijding en prostitutie zijn zodoende sinds begin 1800 nauw met elkaar verbonden. Controle op het voorkomen van syfilis bij prostituees werd in begin 1800 vanuit de overheid
‘De link tussen syfilis en prostitutie werd door velen terecht gelegd’ moet worden.” Hij stelt dat de grootste kans op besmetting geslachtsgemeenschap met een geïnfecteerde prostituee is. De kans is, zo schrijft hij, één op drie. Als een man na drie bordeelbezoeken nog geen syfilis heeft opgelopen, dan
gereguleerd. Inspecteurs, door de overheid aangestelde artsen, controleerden de vrouwen op zweren (sjankers) en andere uitingen van syfilis bij apotheken, politiebureaus of in de bordelen. In meer dan de helft van de gevallen gingen de
Nog betere zorg, nog beter onderzoek en nog beter onderwijs. Dat is het doel van het Erasmus MC Vriendenfonds. Al ruim 3.000 particulieren zijn inmiddels Vriend. Een jaarlijkse donatie van 35 euro volstaat. Vrienden ontvangen onder meer vier keer per jaar gratis Monitor, het magazine dat u nu leest.
inspecteurs naar de bordelen waar zij de daar werkzame vrouwen achter elkaar inspecteerden. In 1844 werden in Parijs op deze manier 155.897 controles uitgevoerd. Toch bleef syfilis een veel voorkomende infectie. Volgens de beroemde syfilisarts Philippe Ricord (1800-1888) kwam dit omdat de controles slecht werden uitgevoerd. Zo stelde hij dat veel inspecteurs alleen de uitwendige geslachtsdelen van de vrouwen onderzochten, maar nooit in de vagina keken. Om deze reden bedacht hij in 1844 een speculum dat gemakkelijk in de vagina in te brengen was en waardoor ook sjankers aan de baarmoedermond te vinden waren. Volgens Ricord een onmisbaar instrument bij de bestrijding van syfilis. Op deze manier werden meer gevallen van syfilis gevonden en verdere besmettingen voorkomen. In zijn magistrale boek over syfilis, Traité complet des maladies vénériennes clinique iconographique de l’Hôpital des Vénériens recueil d’observation, survies de considérations pratiques sur les maladies qui ont été traitées dans cet hôpital uit 1851 zijn platen te vinden waarop het speculum en de sjanker aan de baarmoedermond zijn afgebeeld. In de prachtige film L’Apollonide, Souvenirs de la maison close van regisseur Bertrand Bonello wordt het leven in een Parijs’ bordeel in 1899-1900 verbeeld. In de film is de overheidscontrole van prostituees op syfilis en de angst van de vrouwen voor medische controle op venerische ziekten ontluisterend weergegeven.
Meer informatie: www.erasmusmcvrienden.nl en 010 704 35 09
ING 2995
Op www.erasmusmc.nl staat de digitale versie van Monitor.
Colofon Monitor is het magazine van het Erasmus MC voor externe relaties. Frequentie: vier keer per jaar.
Redactieadres Erasmus MC, Communicatie Postbus 2040 3000 CA Rotterdam E-mail:
[email protected] Redactie Fred Balvert (hoofdredacteur), Gert-Jan van den Bemd (eindredacteur en art director) en Gerben Stolk (redacteur) Vormgeving Erik Sandifort, Rotterdam Fotografie Levien Willemse (tenzij anders vermeld) Medewerkers Ellen Brand Reanne van Kleef Erwin Kompanje Helen van Vliet Overname artikelen: toegestaan met bronvermelding: Monitor, Erasmus MC, Rotterdam.
De Parijse prostituees die tot hun ergernis soms wekelijks door artsen van de overheid werden gecontroleerd, noemden het speculum van Ricord de le pénis du gouvernement, de penis van de overheid. Monitor • december 2012
Het Erasmus MC is een universitair medisch centrum in Rotterdam waar ruim 13.000 professionals zich inzetten voor de kerntaken: patiëntenzorg, wetenschappelijk onderzoek en medisch onderwijs.
Monitor • december 2012
55
Beeld Jan van Rietschoten Tekst Gert-Jan van den Bemd
Teamwerk
Mark Fakkel (7 jaar), werd geboren met craniosynostose, een schedelgroeiprobleem waarbij er aan de voor- en rechterzijde van zijn schedel te weinig ruimte was voor de groei van de hersenen. Links van Mark staat dr. Jacques van der Meulen. Hij werkt als plastisch chirurg in het Craniofaciaal Team Nederland, dat een centrale rol speelt in de behandeling van aangeboren schedelen aangezichtsafwijkingen. Toen Mark nog een baby was, werd hij door Van der Meulen en een neurochirurg geopereerd om de schedel groter te maken en de hersenen meer ruimte te geven. Het gaat nu goed met hem, maar hij moet regelmatig naar het ziekenhuis voor controle. Van der Meulen is oprichter en coördinator van het Dutch Association for Facial Plastic and Reconstructive Surgery fellowship programma (zie www.dafprs.nl), dat als doel heeft om kennis en vaardigheden binnen het vakgebied over te dragen aan jonge plastisch chirurgen uit de hele wereld. Babak Nikoumaram uit Teheran, Iran, is zo’n jonge plastisch chirurg, die zich gedurende drie maanden binnen het Erasmus MC komt verdiepen in de aangezichtschirurgie. 56
Monitor • december 2012