v a k a r t i k e l
Waardeoverdracht in de schijnwerpers Waardeoverdracht is een actueel onderwerp. Niet alleen vanwege de diverse knelpunten, maar ook vanwege de fundamentele discussie over waardeoverdracht die het kabinet dit jaar wil opstarten. Daarnaast zal het nieuwe pensioencontract de nodige consequenties met zich meebrengen. In deze bijdrage wordt op al deze aspecten Mr M.E.C. Boumans Mark Boumans is werkzaam
nr. 5 2011
9
ingegaan. Het onderwerp waardeoverdracht staat de
bij PGGM. Hij schreef dit artikel op persoonlijke titel.
laatste tijd volop in de schijnwerpers.
Tegenwoordig is waardeoverdracht in de Pensioenwet zo mooi dichtgetimmerd dat men zou kunnen verwachten dat het ‘is uitontwikkeld’. Echter, niets is minder waar. De laatste jaren hebben zich rondom waardeoverdracht enkele knelpunten voorgedaan, die de nodige aandacht hebben gevraagd en nog steeds vragen. Op diverse fronten is waardeoverdracht dan ook een hoogst actueel onderwerp. Daarnaast staan we aan de vooravond van een fundamentele discussie over de toekomst van waardeoverdracht. Deze discussie is vooral ingegeven door het besef dat de context (sterk) is gewijzigd. De oorspronkelijke beweegreden om voor waardeoverdracht te kiezen, het voorkomen van pensioenbreuk, heeft plaatsgemaakt voor een andere beweegreden, namelijk de behoefte om de pensioenaanspraken bij één uitvoerder te concentreren. Het informele ‘startschot’ voor de fundamentele discussie is gegeven door een koepelwerkgroep (WONS) die een aantal denkrichtingen heeft uitgewerkt. Het rapport van deze werkgroep is op 12 oktober 2010 aangeboden aan de STAR, die hierover advies zal uitbrengen. Minister Kamp is voornemens om deze discussie vanaf de tweede helft van 2011 op te starten, waarbij ook wordt gekeken naar de consequenties van het nieuwe pensioencontract voor waardeoverdracht.1
P&P_11_05.indd 9
In deze bijdrage wordt ingegaan op de ontwikkelingen rondom individuele waardeoverdracht. Als eerste wordt ingegaan op een aantal ‘harde feiten’. Daarna komen de belangrijkste knelpunten aan de orde. Nadat op de gewijzigde context is ingegaan, worden de denkrichtingen van de koepelwerkgroep besproken. Tot slot wordt kort ingegaan op de consequenties van het nieuwe pensioencontract. De praktijk van waardeoverdracht
Voordat onderstaand op alle ontwikkelingen wordt ingegaan, is het mijns inziens van belang om goed inzicht te hebben in de huidige stand van waardeoverdracht. Ik gebruik hiervoor de resultaten van het onderzoek dat SEO Economisch Onderzoek in 2010 in opdracht van het ministerie van SZW heeft uigevoerd.2 Uit dit onderzoek volgt een aantal interessante ‘harde feiten’. De belangrijkste daarvan worden hier onder elkaar gezet. Aantal waardeoverdrachten
Van de 293.600 baanwisselaars die jaarlijks voor waardeoverdracht kunnen opteren, wordt door 123.300 personen een offerte aangevraagd. In totaal dragen jaarlijks 114.600 werknemers (39%) daadwerkelijk hun pensioen over. Zo’n 179.100 (61%) baanwisselaars dragen hun pensioen dus niet over.
12/05/11 9:43 AM
v a k a r t i k e l
Totale overdrachtswaarde
SEO schat dat jaarlijks € 1,7 miljard aan pensioenwaarde wordt overgedragen tussen pensioenuitvoerders. Hiervan wordt € 727 miljoen overgedragen aan bedrijfstakpensioenfondsen, € 248 miljoen aan ondernemingspensioenfondsen en € 743 miljoen aan verzekeraars. Gemiddelde overdrachtswaarde
Uit een steekproef onder pensioenuitvoerders, blijkt dat bij 40% van de overdrachten de waarde onder de € 2.000,- ligt. Volgens SEO bedraagt de gemiddelde overdrachtswaarde van een uitgaande waardeoverdracht € 19.000,- en van een inkomende waardeoverdracht € 15.000,-. Aantal waardeoverdrachten tussen pensioenuitvoerders
nr. 5 2011
10
Op jaarbasis vinden 48.400 waardeoverdrachten naar bedrijfstakpensioenfondsen, 16.600 naar ondernemingspensioenfondsen en 49.500 naar verzekeraars plaats.
overdrachtwaarde te waarderen op de actuele marktrente, die maandelijks door DNB wordt vastgesteld. Deze gehanteerde marktrente fluctueert maandelijks.4 Zo bedraagt voor 2010 de marktrente 4,122% en voor 2011 2,984%. Vóór invoering van de Pw werd de overdrachtswaarde berekend op een vaste rekenrente van 4%. Verzekeraars hanteren voor de bij hun rechtstreeks verzekerde regelingen een rekenrente van 3%.5 Een verzekeraar waardeert bij een inkomende waardeoverdracht de nominale pensioenaanspraken tegen 3%, terwijl de overdrachtswaarde is bepaald op basis van de ‘jaarlijkse’ marktrente. Is deze marktrente hoger dan de 3% contractsrente, dan is er een bijbetalingsplicht die door de verzekeraar bij de nieuwe werkgever in rekening wordt gebracht.6 Omdat in 2011 de marktrente als onderdeel van het standaardtarief iets lager is dan de 3% contractsrente, is er een (geringe) plicht tot bijbetaling voor de oude werkgever bij een overdracht van een verzekeraar naar een andere pensioenuitvoerder.7
In de Tweede Kamer is deze problematiek in de laatste jaren regelmatig aan de orde gesteld.8 Naar aanleiding daarvan heeft de minister van SZW de STAR om advies gevraagd. Een inkomende waardeoverdracht kost circa € 180,- tot Hoewel de STAR niet met concrete aanbevelingen komt, € 240,- euro. Een uitgaande waardeoverdracht kost tussen de wordt gedacht aan het meegeven van een vaste opslag van 20% € 60 en € 120. In totaal dus tussen de € 240,- en € 360,-. Uitbovenop de overdrachtswaarde.9 Er zijn echter ook andere gaande van zo’n 179.100 waardeoverdrachten per jaar kost waardeoverdracht de pensioenuitvoerders ruim € 53 miljoen. oplossingsrichtingen mogelijk, zoals een uniforme waarderingsgrondslag of het overdragen van de werkelijke waarde.9 Zo wordt Reden voor waardeoverdracht ~ zelfs gesproken over het afstand doen Zo’n 76% van de ondervraagde pervan het wettelijk recht op waardesonen die voor waardeoverdracht Vanwege de financiële crisis is overdracht door de werknemer.10 hebben gekozen geven aan, dat ze dit hebben gedaan om alle pensioenaaneen groot aantal fondsen in spraken bij één uitvoerder te hebben. Gezien de toenemende maatschapCirca 15% geeft aan dit te hebben pelijke en politieke belangstelling en onderdekking geraakt gedaan omdat men de nieuwe penside roep vanuit met name de verzekeoenregeling beter vond dan de oude raars om tot een oplossing te komen, ~ regeling. is de druk om de problematiek aan te pakken hoog, ook al is het verschil in de rentestand in 2011 gering.11 Er wordt dan ook met spanKnelpunten ning uitgekeken naar de oplossing waar minister Kamp mee Zoals in de inleiding is aangegeven zijn er op het gebied van zal komen. waardeoverdracht een aantal knelpunten. De belangrijkste issues zijn onderstaand (kort) onder elkaar gezet. Kosten waardeoverdracht
Waardeoverdracht en onderdekking Bijbetalingsproblematiek
De bijbetalingsverplichting van werkgevers is een langslepende problematiek over een weerbarstige materie, waarvoor maar geen oplossing wordt gevonden. De bijbetalingsproblematiek is een van de onderwerpen waar minister Kamp in 2011 prioriteit aan wil geven.3 Kort gezegd wordt de bijbetalingsproblematiek veroorzaakt door een verschil in waarderingsgrondslagen die (door pensioenfondsen en verzekeraars) bij een individuele waardeoverdracht worden gehanteerd. Pensioenfondsen zijn sinds de invoering van de Pw op grond van het FTK verplicht om de
P&P_11_05.indd 10
Vanwege de financiële crisis is een groot aantal fondsen in 2008 en 2009 in onderdekking geraakt. Als gevolg hiervan is het proces van waardeoverdracht in die jaren zo goed als stil komen te liggen. Op grond van art. 72 van de Pensioenwet mag geen waardeoverdracht plaatsvinden als een of beide pensioenfondsen een dekkingsgraad hebben van minder dan 100%.12 De opschorting leidde bij een groot aantal fondsen niet alleen tot enorme stuwmeren aan stilgevallen waardeoverdrachten, maar ook tot grote onduidelijkheid over de vraag wanneer tot opschorting moet worden overgegaan, wat de consequenties daarvan zijn en wanneer het proces van waardeoverdracht weer kan worden opgestart.
12/05/11 9:43 AM
v a k a r t i k e l
In de Pensioenwet en de onderliggende regelgeving was (te) weinig geregeld over de praktische consequenties van de opschorting van de plicht tot waardeoverdracht.13 Met het wijzigingsbesluit op het Besluit uitvoering Pensioenwet van 12 november 2009 is art. 23a geïntroduceerd, waarin de procedure ingeval van opschorting van de plicht tot waardeoverdracht is verduidelijkt.14 Op grond van deze bepaling moet de beoordeling of de waardeoverdracht moet worden opgeschort, plaatsvinden aan de hand van de dekkingsgraad van de laatste dag van de voorafgaande maand. Aan deze maandsystematiek kleven uitvoeringstechnisch grote bezwaren, omdat het veel te kortcyclisch is. Het pleidooi voor een kwartaalsystematiek was echter tevergeefs.
ruilen en weer terugruilen is mijn inziens lastig uitvoerbaar. Ook wordt de communicatie hierover een interessante uitdaging. Vraag is of er geen eenvoudigere alternatieven zijn. Zo kan (naar analogie van het vijfde lid van art. 55 Pw) worden gedacht aan het tijdelijk laten doorlopen van de risicodekking na ontslag, gedurende een periode van bijvoorbeeld 8 maanden (uitlooprisico).21 Dit alternatief zal vermoedelijk iets duurder zijn, maar het is wel eenvoudiger uit te voeren. Meegeven van buffers
Er wordt al geruime tijd gediscussieerd over de vraag of bij waardeoverdracht ook niet buffers moeten worden meegegeven.22 Bij een (individuele) waardeoverdracht worden de nominale pensioenaanspraken zonder buffer overgedragen. Ook als de dekkingsgraad van het Risicogedekt partnerpensioen overdragende pensioenfonds boven In de laatste vijftien jaar heeft een ver~ de 100% ligt, dan hoeft alleen 100% schuiving plaatsgevonden van partvan de overdrachtwaarde te worden nerpensioen dat in opbouw is Bij een (individuele) waardeovergedragen. Waardeoverdracht gefinancierd, naar partnerpensioen levert dan een voordeel voor de overdat op risicobasis is gefinancierd. De overdracht worden de dragende uitvoerder op (positief oorzaak hiervan is onder meer gelegen in de versobering van het partnerpennominale pensioenaanspraken effect op de dekkingsgraad). Als de dekkingsgraad van het ontvangende sioen in veel pensioenregelingen. Een pensioenfonds ook boven de 100% risicogedekt partnerpensioen kan zonder buffer overgedragen ligt, dan gaat dit fonds er op achteruit ingeval van overlijden (vlak) na ontslag (negatief effect op de dekkingstot schrijnende situaties leiden.15 De ~ graad). Veel gehoord argument is dat dekking vervalt dan namelijk. Waardeze problematiek in de praktijk wel meevalt, omdat pensideoverdracht kan dan uitkomst bieden, doordat in veel pensioenfondsen doorgaans te maken hebben met inkomende en oenregelingen de overgedragen pensioenaanspraken ook met uitgaande waardeoverdrachten.23 Het nadeel van inkomeetellen voor het partnerpensioen.16 mende waardeoverdracht wordt opgeheven door het voordeel van uitgaande waardeoverdracht. Om negatieve effecten van Daarnaast is er ook de mogelijkheid van uitruil van ouderwaardeoverdracht te voorkomen heeft de STAR in 2009 domspensioen in partnerpensioen bij beëindiging van de voorgesteld om bij waardeoverdracht een vaste opslag van dienstbetrekking (art. 61 lid 1 Pw). Deze bepaling heeft 20% mee te geven.24 Met dit voorstel is tot op heden nog niets specifiek tot doelstelling om ook na beëindiging van de deelneming de mogelijkheid van een partnerpensioendekking te gedaan. Ik verwacht dat dit punt in het kader van het nieuwe behouden.17 pensioencontract ruimschoots aan de orde komt. Zoals gezegd, heeft vanwege de onderdekkingsproblematiek waardeoverdracht gedurende de laatste jaren voor een groot aantal maanden stilgelegen. Hierdoor zijn de consequenties van het risicogedekt partnerpensioen direct bloot komen te liggen.18 Mede naar aanleiding van Kamervragen die hierover zijn gesteld, heeft de STAR in 2010 een aantal adviezen gegeven om een hiaat in de dekking van het partnerpensioen te voorkomen.19 De STAR stelt een tijdelijke standaardomruil van een deel van het ouderdomspensioen in partnerpensioen bij beëindiging van de dienstbetrekking voor.20 Deze tijdelijke standaarduitruil zou gedurende maximaal 24 maanden aangeboden moeten worden. Daarna wordt de omruil teruggedraaid, tenzij de deelnemer aangeeft de uitruil te willen continueren. De tijdelijke uitruil beoogt de pensioenrisico’s van tussentijds overlijden na baanwisseling te voorkomen. Deze regeling van
P&P_11_05.indd 11
nr. 5 2011
11
Informatie over waardeoverdracht
Doelstelling van de informatieverstrekking door de pensioenuitvoerder bij waardeoverdracht, is de deelnemer in staat te stellen om een verantwoorde keuze te maken. Deze taak van de pensioenuitvoerder ‘beperkt’ zich tot het informeren.25 De pensioenuitvoerder hoeft echter niet te adviseren en moet dit ook helemaal niet willen. In de financiële adviespraktijk bestaat overigens ook weinig animo om hierover te adviseren. De deelnemer staat er dus min of meer alleen voor. Het is naar mijn mening dan ook niet vreemd dat een deelnemer meer vanuit zijn onderbuik dan op financiële gronden een keuze maakt. Tot op heden – althans vorig jaar – kon de deelnemer zich bij zijn keuze mede baseren op het toeslagenlabel. Nu pensioenuitvoerders niet langer verplicht zijn om dit label te voeren,
12/05/11 9:43 AM
v a k a r t i k e l
voor actieven kent dan de oude regeling voor slapers, dan kan het gunstig zijn om voor waardeoverdracht te opteren. De deelnemer moet wel op een aantal factoren letten, zoals de vraag of het om loon- of prijsindexatie gaat en het effect van het verschil daartussen en de indexeringsverwachting van het fonds. In verband hiermee moet de deelnemer ook oog hebben voor de financiële positie van het fonds. Een andere overweging die tegenwoordig bij waardeoverdracht een rol speelt, is de dekking van het partnerpensioen. Dit is in paragraaf 3 al besproken.
vervalt ook deze strohalm, die overigens ook maar beperkt inzicht bood. De AFM is voorstander van een algemeen kwaliteitslabel voor pensioenen, dat in plaats van het toeslagenlabel moet komen.26 Als dit kwaliteitslabel er komt, dan is het te hopen dat het de keuze wel of niet overdragen vereenvoudigt. Gewijzigde context waardeoverdracht
nr. 5 2011
12
De belangrijkste doelstelling van waardeoverdracht was oorspronkelijk het voorkomen van pensioenbreuk en daarmee het wegnemen van belemmeringen bij het aanvaarden van een nieuwe dienstbetrekking. Waardeoverdracht is geïntrodu~ ceerd in een tijd (jaren 80) waarin de meeste pensioenregelingen een In de tijd van de eindloonregeeindloonkarakter hadden. Doordat waardeoverdracht pensioenverlies lingen zag de wereld er een voorkomt en daarmee de arbeidsmobiliteit bevordert, heeft het een stuk eenvoudiger uit duidelijke toegevoegde functie.27 Waardeoverdracht kent daarnaast ook een belangrijke nevendoelstelling, namelijk de concentratie van pensioenaanspraken bij één pensioenuitvoerder. In de memorie van toelichting op de invoering van het wettelijk recht op waardeoverdracht is dit als volgt verwoord:28 ‘Een niet onbelangrijke nevendoelstelling van waarde-overdracht die eveneens voor alle pensioenregelingen geldt, ongeacht het gehanteerde systeem, is dat alle pensioenaanspraken worden geconcentreerd bij één pensioenuitvoerder.’ De laatste jaren zijn de meeste eindloonregelingen vervangen door middelloonregelingen. Een duidelijk trend is waarneembaar. Zo nam volgens de statistieken van DNB in 1988 66,5% van alle deelnemers deel in een eindloonregeling.29 In 2010 was dit nog maar 1% en nam 90,6% deel in een middelloonregeling.30 Bij een middelloonregeling treedt pensioenverlies als gevolg van verandering van dienstbetrekking niet op, omdat het pensioen gebaseerd is op het gemiddelde salaris. Toekomstige salarisstijgingen werken niet door naar het verleden. De minister van SZW verwoordt dit als volgt:31 ‘Geconcludeerd kan worden dat door de verschuiving naar middelloonregelingen de oorspronkelijke ratio van de plicht voor de pensioenuitvoerder om mee te werken aan waardeoverdracht (het voorkomen van een pensioenbreuk) grotendeels is weggevallen.’ De pensioenbreukproblematiek speelt tegenwoordig geen rol meer bij de vraag of waardeoverdracht voor een deelnemer wel of niet zinvol is. Tegenwoordig zijn er andere overwegingen die een rol spelen. De belangrijkste daarvan is het verschil in indexeringskwaliteit van de oude en de nieuwe regeling. Als de nieuwe pensioenregeling een betere indexeringskwaliteit
P&P_11_05.indd 12
~
De context waarbinnen waardeoverdracht zich tegenwoordig afspeelt is de laatste jaren niet alleen flink veranderd, maar ook veel lastiger geworden. In de tijd van de eindloonregelingen zag de wereld er een stuk eenvoudiger uit. Omdat het pensioenbreukrisico gro(o)t(er) was, was de keuze voor waardeoverdracht snel gemaakt. Tegenwoordig is de keuze veel ingewikkelder. Weliswaar is het financieel belang van een deelnemer van waardeoverdracht minder groot, maar de overwegingen zijn veel complexer en ondoorzichtiger. Daar komt bij dat adviseurs niet echt staan te springen om over waardeoverdracht te adviseren. En daar komt dan ook nog bij dat vanwege de toegenomen arbeidsmobiliteit de gemiddelde deelnemer vaker in aanraking met waardeoverdracht komt dan vroeger. De gemiddelde overdrachtswaarde ligt (daardoor) lager (in 40% van de overdrachten ligt de waarde onder de € 2.000,-).
waardeoverdracht ter discussie
In de vorige paragraaf is betoogd dat de context van waardeoverdracht de laatste jaren sterk is gewijzigd. De pensioenbreukproblematiek is tegenwoordig minder prominent aanwezig en het financiële belang is minder groot dan vroeger. De overwegingen die meespelen zijn echter veel complexer. Daar komt bij dat in de optiek van de deelnemer de concentratie van pensioenaanspraken de belangrijkste drijfveer voor waardeoverdracht is. De knelpunten op het gebied van waardeoverdracht die in paragraaf 3 aan de orde zijn gekomen, hebben het bewustwordingsproces van de gewijzigde context verder versterkt. De laatste jaren wordt het nut en de noodzaak van waardeoverdracht steeds openlijker ter discussie gesteld. Zo wordt in de vakliteratuur regelmatig over dit thema gesproken.32 Ook heeft het kabinet onderkend dat de tijd is aangebroken voor een fundamentele bezinning op waardeoverdracht.33 Maar eerst wilde het kabinet meer inzicht in de praktijk van waardeoverdracht. Vandaar dat aan SEO Economisch Onderzoek is verzocht om dit in kaart te brengen. De belangrijkste uitkomsten van dit onderzoek zijn in paragraaf 2 besproken.
12/05/11 9:43 AM
v a k a r t i k e l
Ook de pensioenkoepels en het verbond hebben zich de laatste tijd niet onbetuigd gelaten en zijn gaan nadenken over de toekomst van waardeoverdracht. Hiertoe heeft een werkgroep met de naam “Waardeoverdracht Nieuwe Stijl” in oktober 2010 een rapport opgesteld dat aan de STAR is aangeboden. Het kabinet is op haar beurt voornemens om in de tweede helft van 2011 samen met de STAR en het pensioenveld de fundamentele discussie over waardeoverdracht te voeren.34 Vier denkrichtingen
In bovengenoemd rapport ‘Waardeoverdracht Nieuwe Stijl’ zijn een viertal denkrichtingen over individuele waardeoverdracht uitgewerkt, waarbij de huidige stand van zaken rondom waardeoverdracht als uitgangspunt is genomen.35 Onderstaand wordt op deze denkrichtingen ingegaan. Eerste denkrichting: Doorgaan op de huidige voet met enkele aanpassingen
Belangrijk argument om op de huidige voet door te gaan is dat er geen dringende reden is om waardeoverdracht af te schaffen. Hoewel van pensioenbreuk niet echt meer sprake is, draagt de huidige systematiek bij aan het tegengaan van versnippering van pensioenaanspraken. Wel is de werkgroep van mening dat er oplossingen gevonden moeten worden voor het knelpunt inzake partnerpensioen op risicobasis en de bijbetalingsproblematiek. Voor wat betreft dit eerste is de wekgroep er voorstander van om het ouderdomspensioen bij einde deelneming standaard om te ruilen voor een partnerpensioen, met de mogelijkheid van terugruil. In paragraaf 3 is op dit onderwerp al ingegaan. Ten aanzien van de bijbetalingsproblematiek constateert de werkgroep dat nog geen uitgewerkte adequate oplossing binnen handbereik ligt. De contractsdiscussie zal hierop mogelijk een ander licht werpen. Hierop wordt in paragraaf 9 nader ingegaan. Tweede denkrichting: afschaffen van het recht op waardeoverdracht
In deze denkrichting wordt ervan uitgegaan dat nu de oorspronkelijke beweegreden voor waardeoverdracht is vervallen, de noodzaak voor het in stand laten van waardeoverdracht is verdwenen. Voor deelnemers kan dit wel eens nadelig uitwerken, nu niet meer de mogelijkheid bestaat om aanspraken onder brengen bij een nieuwe regeling met een betere indexeringskwaliteit. . De werkgroep geeft aan dat het draagvlak voor deze denkrichting beperkt is, onder meer vanwege het ontbreken van (politiek) draagvlak.
Een ander nadeel is dat de deelnemer de mogelijkheid wordt ontnomen om zijn pensioenrisico’s te spreiden over de diverse fondsen. Een variant van deze denkrichting is om de plicht tot waardeoverdracht alleen te laten gelden voor aanspraken die onder de afkoopgrens liggen. Voordeel is dat de pensioenbestemming van het pensioen van werknemers met kleine deeltijdbanen of korte dienstverbanden behouden blijft. Er wordt daarbij wel aangegeven dat deze optie hogere uitvoeringslasten met zich mee zal brengen dan afkoop. Dit is naar mijn mening een wonderlijke gedachtengang. De mogelijkheid tot afkoop bij einde deelneming is juist – recentelijk bij de invoering van de Pensioenwet – geïntroduceerd, omdat de hoge uitvoeringslasten niet in verhouding zouden staan met de verwachte pensioenuitkeringen.36 Vraag is of de pensioenuitvoerders bereid zijn om deze hogere uitvoeringskosten te aanvaarden, terwijl in de praktijk vanwege administratieve kostenbesparing volop van de afkoopmogelijkheid gebruik wordt gemaakt.37 Overigens ben ik geen voorstander van een verplichting tot waardeoverdracht. De deelnemer behoort naar mijn mening keuzevrijheid te hebben over zijn pensioen. Hoogstens zou de keuze via een negatieve optie voorgelegd kunnen worden.
13
Vierde denkrichting: Verschuiving recht op waardeoverdracht naar pensioendatum
Ook deze denkrichting kent diverse voor- en nadelen. Als belangrijk voordeel noemt de werkgroep dat wordt voldaan aan de wens van de deelnemer om vanaf pensioendatum maar met één pensioenuitvoerder te maken willen hebben. Tot dat moment blijven de aanspraken verspreid bij de oorspronkelijke uitvoerders staan. Pas op de pensioendatum kan samenvoeging van de aanspraken plaatsvinden. Voor de pensioenuitvoerder wordt de stroomlijning van procedures als voordeel naar voren geschoven. Per deelnemer is nog maar één waardeoverdrachtmoment en dat is op de pensioendatum. Deze medaille kent echter ook een keerzijde. Als een deelnemer in meerdere pensioenregelingen heeft deelgenomen en de aanspraken op pensioendatum wil overdragen, dan leidt dit tot een enorme concentratie aan waardeoverdrachten. Een andere keerzijde is dat de deelnemer pas op pensioendatum weet waar hij echt aan toe is, wat in het kader van zijn financiële planning redelijk laat is.
Derde denkrichting: plicht tot waardeoverdracht
Handhaving wettelijk recht op waardeoverdracht dan maar?
Volgens de werkgroep is het voordeel van deze denkrichting dat de aanspraken automatisch worden samengevoegd. Voor de werknemer levert dit het voordeel op om alle aanspraken bij een uitvoerder te hebben. Nadeel van deze constructie is dat een deelnemer wordt verplicht om over te dragen, ook al heeft de nieuwe pensioenregeling een lagere indexeringskwaliteit.
De in de vorige paragraaf genoemde denkrichtingen kennen elk hun plussen en minnen. Een ideale oplossing lijkt er niet te zijn. De werkgroep komt tot de aanbeveling om het wettelijk recht op waardoverdracht te handhaven. De werkgroep vindt wel dat een oplossing gevonden moet worden voor de partnerpensioen- en de bijbetalingsproblematiek. Tevens advi-
P&P_11_05.indd 13
nr. 5 2011
12/05/11 9:43 AM
seert de werkgroep om waardeoverdracht onder de afkoopgrens verplicht te stellen. De argumentatie waarop deze aanbeveling steunt, is in mijn ogen wel wat mager. Er wordt namelijk niet specifiek aangegeven waarom juist voor handhaving van de status quo wordt gekozen, terwijl uit het rapport ook naar voren komt dat in de huidige context waardeoverdracht niet zou zijn ingevoerd, als het niet al had bestaan. Van de andere kant wordt geconstateerd dat vanwege de historie van waardeoverdracht en de positieve associatie van waardeoverdracht er geen politiek draagvlak is voor afschaffing van waardeoverdracht. Zo is in de Tweede Kamer het volgende over waardeoverdracht opgemerkt:38 ‘Waardeoverdrachten zijn een buitengewoon fijne verworvenheid binnen het Nederlandse sociale stelsel.’ nr. 5 2011
14
P&P_11_05.indd 14
In het verleden is vanuit de pensioensector gepoogd om knelpunten in het proces op te lossen, maar dit heeft niet tot belangrijke verbeteringen geleid.41 In het huidige digitale tijdperk is het mijns inziens niet meer goed vol te houden waarom het proces van waardeoverdracht zo lang moet duren. In de pensioensector heeft de digitalisering sinds een aantal jaren haar intrede gedaan. En terecht, digitalisering is noodzakelijk en onomkeerbaar.42 Ook op het gebied van waardeoverdracht spelen enkele interessante ontwikkelingen.43
Ik ben er voorstander van om de procedure zoveel mogelijk te digitaliseren; zowel tussen de uitvoerders onderling alsmede in het contact met de deelnemer. De procedure waardeoverdracht zou hiermee aanmerkelijk kunnen worden ingekort. Het pensioenregister zou in het contact met de deelnemer een uitstekend platform zijn. Niets zou toch voor een deelnemer eenvoudiDe werkgroep is niet met radicale ~ ger zijn om online met waardeoverwijzigingsvoorstellen gekomen. Voldracht bezig te zijn? Het zou nog gens Meijer is dit ook niet opmerkeWaardeoverdrachten zijn mooier zijn als hij de waardeoverlijk en is het gebruikelijk om in de dracht digitaal kan aanvragen. Nu pensioenpolder voort te borduren op een buitengewoon fijne waardeoverdracht op dit moment in het bestaande systeem.39 Misschien de belangstelling staat, is het mijns is het ook nog te vroeg in de tijd voor verworvenheid binnen het inziens een gemiste kans als de pensysteemwijzigingen, mede gelet op sioensector deze handschoen niet alle andere wijzigingen die ons nog Nederlandse sociale stelsel oppakt. Een kosten-batenanalyse is op pensioengebied te wachten staan. hierbij wel op z’n plaats. Op dit Waardeoverdracht verplichtstellen ~ moment wordt maar in 39% van de zoals Meijer voorstelt, acht ik niet gevallen voor waardeoverdracht gekozen en bij 40% van de haalbaar. Want wat als een werknemer bij zijn nieuwe werkoverdrachten ligt de waarde onder de € 2.000,-. gever in een slechtere pensioenregeling terecht zou komen? Dit zou juist de arbeidsmobiliteit kunnen verstoren. Het afschaffen van waardeoverdracht is mijns inziens voor nu ook Een nieuwe context kondigt zich aan een brug te ver. Afschaffen (maar ook verplichten) ontneemt Maar we zijn er nog niet; nog lang niet. Aan de horizon konde keuzevrijheid van een deelnemer. En ten slotte, leidt de verdigt zich namelijk alweer een nieuwe context aan. Daarmee plaatsing van het overdrachtsmoment naar de pensioendatum doel ik op het nieuwe pensioencontract. Gebaseerd op de alleen tot een verplaatsing van de problematiek. Gezien de adviezen van de commissies Goudswaard en Frijns hebben bezwaren tegen deze varianten, is het wellicht toch niet zo gek sociale partners op 4 juni 2010 het pensioenakkoord gesloten, om op de huidige weg voort te borduren.40 waarin afspraken zijn gemaakt over de schokbestendigheid en toekomstbestendig van het pensioencontract. Ten tijde van de kopijaanlevering van deze bijdrage wordt nog hard nagedacht Innoveren en digitaliseren en onderhandeld over de technische uitwerking daarvan. Hoewel de STAR en het kabinet zich nog in de fundamentele Maar de contouren daarvan zijn toch wel voor een groot deel discussie moeten mengen, zou het mij niets verbazen als zij bekend, ondanks de juridische complicaties met betrekking ook straks tot de conclusie komen om de huidige weg te blijtot het ‘invaren’ en ondanks de pas op de plaats die door het ven vervolgen. Mijns inziens is de kous daarmee niet af. Het FNV in maart jl. is gemaakt. De focus ligt op de vormgeving zou juist het vertrekpunt moeten zijn om het proces van waarvan een pensioencontract met alleen maar voorwaardelijke deoverdracht sterk te innoveren. pensioenaanspraken.44 Dit houdt kort gezegd een zacht penDit proces neemt nu wettelijk gezien maximaal ruim dertien sioencontract in, waarbij de zachtheid zich onder meer uit in maanden in beslag. In de praktijk duurt dit regelmatig wel de vorm van een meebewegende pensioenleeftijd en in de aaneens langer. Waardeoverdracht is namelijk een complex rekenspraken die mee ademen met de financiële positie van het kundig en administratief proces, waarbij de medewerking van pensioenfonds. In deze systematiek is er wel een ondergrens de drie betrokken partijen (deelnemer, oude en nieuwe uitin de zin van een minimale dekkingsgraad waaronder tot korvoerder) vereist is. Een kink in deze kabel leidt tot verstoring ting wordt overgegaan. Het kent echter geen garantie in de zin van het proces, waardoor het nog langer duurt. van een ondergrens op het te bereiken pensioen.45
12/05/11 9:43 AM
v a k a r t i k e l
Overigens blijft in de nieuwe context DB (evenals DC) gewoon bestaan. Wel zullen de buffereisen worden verhoogd. Waarschijnlijk zodanig dat dit onbetaalbaar zal zijn. Voor het nieuwe pensioencontract zal naar verwachting een nieuw financieel toetsingskader gaan gelden. Het nieuwe pensioencontract is een van de belangrijkste ontwikkelingen op pensioengebied van de laatste decennia. Het zal veel aspecten van pensioen raken. Zo ook waardeoverdracht. In het rapport ‘Waardeoverdracht Nieuwe Stijl’ is dit ook onderkend. Wat de consequenties zullen zijn, was toen nog niet duidelijk. Evenmin is dat ten tijde van de kopijaanlevering van deze bijdrage. Het volgende is mijn inziens wel duidelijk. De huidige technische systematiek van waardeoverdracht zal niet toepasbaar zijn voor de nieuwe contractsvorm. Bij waardeoverdracht worden thans alleen de onvoorwaardelijke pensioenaanspraken meegerekend. Voorwaardelijke aanspraken worden niet meegeteld.46 Dit is ten aanzien van voorwaardelijke indexatie als volgt beargumenteerd:47 Het is niet goed te verdedigen dat op ingangsdatum pensioen de toeslagverlening voorwaardelijk is, terwijl dezelfde toeslagverlening op datum van vertrek bij een fonds onvoorwaardelijk is. In het nieuwe pensioencontract zijn er geen harde (vrij vertaald: onvoorwaardelijke) aanspraken meer, maar bestaan enkel zachte (vrij vertaald: voorwaardelijke) aanspraken. Hierop zullen de huidige uitgangspunten op grond waarvan de overdrachtwaarde wordt vastgesteld (alleen onvoorwaardelijke aanspraken) ten principale niet van toepassing kunnen zijn. Waardeoverdracht van ‘nieuw contract-aanspraken’ zal op een andere grondslag gebaseerd en gewaardeerd moeten worden. De zachte aanspraken vertegenwoordigen uiteraard een bepaalde economische/financiële waarde, maar de waardering daarvan dient op een andere wijze plaats te vinden dan de waardering van harde aanspraken uit een DB-regeling. Het is – voor zover mij bekend – nog niet duidelijk hoe dit zal worden vormgegeven. Voorstelbaar is om de overdrachtwaarde mee te laten ademen met de financiële positie van het pensioenfonds. Dit betekent dat de dekkingsgraad van het pensioenfonds tot uitdrukking in de overdrachtswaarde komt. De overdrachtswaarde wordt dan gebaseerd op de werkelijke waarde van de pensioenaanspraken. Als beide regelingen op het nieuwe pensioencontract gebaseerd zijn, dan ademt het pensioen twee keer mee. Eén keer bij de vaststelling van de overdrachtswaarde bij het oude fonds en één keer bij de inkoop in het nieuwe fonds. Om te kunnen beoordelen of zijn zachte rechten bij de oude uitvoerder niet ‘boterzacht’ worden bij de nieuwe uitvoerder, zal de deelnemer een beoordeling moeten maken van de financiële positie van beide fondsen.
P&P_11_05.indd 15
Hiervoor zal de gemiddelde deelnemer niet geëquipeerd zijn, als hij vanuit de pensioensector hierin niet verder wordt ondersteund.48 Ook interessant wordt het als onvoorwaardelijke aanspraken uit een DB-regeling worden overdragen naar een regeling die op het nieuwe contract is gebaseerd, of andersom. Harde rechten verworden dan tot zachte rechten of andersom. Ik waag mij er niet aan om hier in rekenkundige zin over te filosoferen. De actuariële uitdaging zal groot zijn, vermoed ik. De keuze van een deelnemer om wel of niet voor waardeoverdracht te opteren zal in de nieuwe context een stuk ingewikkelder worden dan nu al het geval is; evenals het informeren en laat staan het adviseren. Hoe nu verder?
De fundamentele discussie over waardeoverdracht moet nog door de STAR en het kabinet worden opgestart. Gezien de uitkomsten van het rapport ‘WONS’ zou het mijns inziens een verrassing zijn als uiteindelijk voor een andere oplossingsrichting dan het handhaven van de huidige status quo wordt gekozen. Wel zullen oplossingen gevonden moeten worden voor een aantal knelpunten. Daarbij heeft de bijbetalingsproblematiek de hoogste prioriteit. Daarnaast is het naar mijn mening hoog tijd om het waardeoverdrachtproces te innoveren en te digitaliseren. Maar hiermee zijn we er nog niet. Hoewel de uitkomsten daarvan nog niet bekend zijn, zal het nieuwe pensioencontract belangrijke consequenties hebben voor waardeoverdracht. Niet alleen in actuarieel en juridisch (aanpassing wettelijke regels) opzicht, maar ook in communicatieve zin. Ook voor de deelnemer zal het straks een flink stuk lastiger worden om een juiste afweging te maken.
nr. 5 2011
15
Als het wettelijk recht op waardeoverdracht wordt gehandhaafd, dan is daarmee het boek niet gesloten. Het is slechts de opmaat voor weer een nieuw hoofdstuk over waardeoverdracht. Noten 1 Brief van 1 december 2010, Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32 043, nr. 22. 2 C.D.A.M. Berden, L.M. Kok, De praktijk van waardeoverdracht, SEO-rapport 2010-52, september 2010. Het rapport is op 21 november 2010 aan de Tweede Kamer aangeboden (Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32 043, nr. 21). 3 Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32 043, nr. 24 (Reactie van 27 januari 2011 op wetgevingsbrieven DNB en AFM). Uit Tweede Kamer, vergaderjaar 2010-2011, bijlage bij documentnr 2011D11048 (in te dienen beleidsstukken) blijkt dat de minister in het eerste kwartaal van 2011 met een inventarisatie komt. Ten tijde van de kopijaanlevering was deze inventarisatie er nog niet. 4 Het standaardtarief ter bepaling van de overdrachtswaarde in enig kalenderjaar wordt jaarlijks vastgesteld op basis van de 25-jaarstermijnstructuur (marktrente) met 1 oktober van een voorgaand kalenderjaar als peildatum. 5 Het gaat hierbij om verzekerde regelingen met een DB-karakter. Voor DC-regelingen geldt deze problematiek in principe niet.
12/05/11 9:43 AM
v a k a r t i k e l
nr. 5 2011
16
P&P_11_05.indd 16
Overigens is het sinds de invoering van de Wft geen verplichting meer om de rekenrente op 3% te stellen. De verplichting hiertoe volgt uit (langlopende) contracten met werkgevers. 6 Op grond van art. 19 lid 3 Regeling Pw en WVB. Voor een uitgebreidere verhandeling wordt verwezen naar: E. Bergamin, R. van Woerden, Werkgevers financieel de klos bij waardeoverdracht, PensioenActief, april 2008, pagina 5 t/m 8 en J. Harmsen, Lagere rekenrente wettelijke waardeoverdracht: imperfectie financieringsvoorschriften Pensioenwet, Pensioen & Praktijk, 2011, nr. 1/2, pagina 6 t/m 10. 7 Art. 26 Besluit uitvoering Pw en WVB. 8 Zie onder meer: Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 226, nr. 30; Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 30 413, nr. 130, pagina 5; Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, (833) Aanhangsel 1771; Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, (645) Aanhangsel 1; Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, (2011Z03485) Vragen. 9 STAR, brief van 8 januari 2009, Bijbetalingsproblematiek bij pensioenwaardeoverdrachten. Zie ook: T. Uçar, Bijbetalingsproblematiek bij waardeoverdracht nog niet opgelost, PensioenMagazine, maart 2009, pagina 30 en 31. 10 Bijvoorbeeld: H.F.P. Capelleveen, Waardeoverdracht: waarom niet gewoon de werkelijke waarde overdragen?, Tijdschrift voor Pensioenvraagstukken, juni 2008, aflevering 3, pagina 82 t/m 86. 11 E. Lutjens, Kosten van waardeoverdracht, Pensioen & Praktijk, 2008, nr. 11, pagina 5 en J.T. Booij, Werknemer en afstand doen van recht op waardeoverdracht, Pensioen & Praktijk, 2009, nr. 6, pagina 5 t/m 7. 12 Verwezen wordt naar de open brief van AEGON van 29 november 2010 aan de minister van SZW en H.J. van Dalen, Waardeoverdracht is tikkende tijdbom voor werkgevers, PensioenMagazine, oktober 2010, pagina 12 t/m 16. 13 Zie onder meer: E. Lutjens, Waardeoverdracht en financiële crisis, ControllersMagazine, september 2009, pagina 41 t/m 43. 14 Zie: J. Los en T. Zuiderman, Nieuwe regels voor opheffing opschorting waardeoverdracht, PensioenMagazine, april 2010, pagina 18 t/m 22. 15 Besluit van 12 november 2009, tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met aanpassing van de regeling voor waardeoverdracht en de kostenregeling, Stb. 2009, 598. 16 Zie ook: T. Uçar, Partnerpensioen op risicobasis: spanningsveld tussen vrijheid en paternalisme, PensioenMagazine, 2010-2, pagina 28 t/m 30 en H.P.M. van Bijnen, Partnerpensioen kent nog menig los eindje, PensioenMagazine 2010-11, pagina 12 t/m 16. 17 In het - in paragraaf 6 te bespreken - WONS-rapport wordt aangegeven dat dit knelpunt een partnerpensioenprobleem is en niet zozeer een waardeoverdrachtprobleem. Deze visie deel ik. Dit neemt echter niet weg dat dit punt aandacht behoeft. 18 Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 30 413, nr. 85. 19 opgeroepen om zich coulant op te stellen. 20 Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, Aanhangsel 1956, pagina 4107 en 4108. 21 STAR, Advies inzake baanmobiliteit en risicodekking partnerpensioen, juni 2010.
22 De definitieve uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen zou dan pas na de uitloopperiode kunnen ingaan. 23 Zie onder meer STAR, Waardeoverdracht pensioenrechten in Nederland, juni 2004, publicatienr. 8a/04, pagina 4 en 5. 24 Brief van de minister van SZW aan de Tweede Kamer van 10 juli 2009, kenmerk AV/PB/2009/12812. 25 Brief van 8 januari 2009 aan de minister van SZW inzake bijbetalingsprobelmatiek bij pensioenwaardeoverdrachten, kenmerk AV/ PB/08/4510. 26 Y.H. van Dorssen, J.M. van Riemsdijk en M.E.C. Boumans, Informeren over waardeoverdracht, Tijdschrift voor Pensioenvraagstukken, 2010, nr. 5, pagina 30 t/m 37. 27 Brief van AFM van 7 december 2010 aan de minister van SZW (wetgevingsbrief). 28 Onder meer: R.C. Riemens, Waarde-overdracht, Serie Pensioenwijzers, FED Deventer, 1995, pagina 11 t/m 16 29 Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 23 123, nr. 3, pagina 16. 30 www.statistics.dnb.nl. 31 Het percentage deelnemers dat aan een beschikbare premieregeling deelneemt, is van 0,5% in 1988 naar 4,5% in 2010 gestegen. 32 Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 30 413, nr. 130, pagina 3. 33 Onder meer: J.W. Maarschalkerweerd, Waardeoverdracht en indexatie, Pensioen & Praktijk, 2007, nr. 7, pagina 11 t/m 19 en M.E.J. Schuit, J.P.M. Vosse, Waardeoverdracht in heroverweging, Tijdschrift voor Pensioenvraagstukken, april 2008, pagina 42 t/m 49. 34 Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 32 123 hoofdstuk XV, nr. 2, pagina 69. 35 Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32 043, nr. 21. 36 Op de bevindingen van de werkgroep met betrekking tot collectieve en internationale waardeoverdracht wordt hier niet ingegaan. 37 Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 413, nr. 3, pagina 103. 38 Zie onder meer: Persbericht Syntrus Achmea 7 maart 2011: Mijlpaal in afkoop kleine pensioenen. 39 Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 30 413, nr. 137, pagina 7. 40 J.H.J. Meijer, Waardeoverdracht: van recht naar plicht!, PensioenMagazine, maart 2011, pagina 4 en 5. 41 De Pensioenfederatie heeft aangegeven de aanbevelingen van de werkgroep te ondersteunen. Pensioenfederatie, beleidsagenda 2010–2014, 15 november 2010. 42 Rapport Waardeoverdracht in de versnelling, VB, OPF, Verbond, UvB, november 2006. 43 Ik verwijs naar: VB-contact special, Het digitale pensioen, nut en noodzaak, september 2010, nr. 205. 44 Zoals de webtoepassing ‘WaardeOverdracht Webapplicatie’ die door T&T in de markt is gezet. 45 J. Tamerus, Ook voorwaardelijke toezeggingen vragen een Financieel Toetsingskader, Tijdschrift voor Pensioenvraagstukken, december 2010, pagina 20 t/m 26. 46 Ortec Finance, Op Weg naar het Nieuwe Pensioencontract, 7 december 2010, pagina 11 en 12. 47 Zie ook: W. van Heest, Waardeoverdracht in: Pensioenwet, analyse en commentaar, derde herziene druk, Deventer, 2010, pagina 766. 48 Besluit van 18 december 2006, houdende vaststelling van regels ter uitwerking van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling, Stb. 2006, 709, pagina 41.
12/05/11 9:43 AM