De strafrechtelijke bestrijding van corruptie krijgt steeds meer aandacht, internationaal en nationaal. Diverse landen, waaronder Nederland, hebben in de afgelopen jaren hun wetgeving aangepast om gevallen van corruptie efficiënter op te sporen en harder aan te pakken. Als gevolg daarvan lopen niet alleen ondernemingen verhoogde kans om met justitie in aanraking te komen; ook de mogelijkheden om individuen (harder) te bestraffen nemen toe. Voorts wordt door verschillende (overheids)instanties druk uitgeoefend om anti-corruptieprogramma’s in te voeren waarmee gevallen van corruptie binnen de onderneming zoveel als mogelijk voorkomen moeten worden. Dit artikel geeft een overzicht van ontwikkelingen op het gebied van de corruptiebestrijding en van de risico’s die ondernemingen en hun werknemers in het kader van deze bestrijding lopen.
OMKOPING IN DE SCHIJNWERPERS Toenemende aandacht voor strafbaarstelling en risico’s Daan Doorenbos en Muriel Rosing
C
orruptie is een term die niet in het Wetboek van Strafrecht voorkomt. De term duidt op “een maatschappelijk klimaat waarin omkoping, fraude en afpersing gemeengoed zijn”.1 Corruptie is dan feitelijk een verzamelnaam voor een aantal strafbare feiten. Wanneer men in praktijk spreekt over corruptie doelt men doorgaans echter op het strafbare feit omkoping. In dit artikel zal dan ook vooral worden ingegaan op de ontwikkelingen met betrekking tot de bestrijding en strafbaarstelling van ambtelijke en private omkoping. In Nederland is omkoping strafbaar gesteld in de artikelen 177 t/m 178a, 328ter en 362 t/m 364 van het Wetboek van Strafrecht. Kort gezegd wordt onder omkoping verstaan: het door middel van giften, diensten of beloften (hierna gezamenlijk: giften) aanzetten van een ander om iets te doen of na te laten, met als doel het behalen van een zakelijk voordeel. Zowel het aanbieden of doen van giften (de zogeheten ‘actieve omkoping’) als het vragen om of aannemen van giften (de zogeheten ‘passieve omkoping’) is verboden. Niet alleen de omkoping van ambtenaren is strafbaar, ook het omkopen van personen werkzaam in de private sector is verboden. In dat verband moet worden opge-
28
merkt dat het voor ambtenaren in vrijwel geen enkel geval is toegestaan om een gift aan te nemen. De strafbaarstelling van ambtelijke omkoping beoogt de integriteit van organen die met staatsgezag bekleed zijn te beschermen en handelingen die de geregelde werking van deze organen belemmeren te voorkomen. Om die reden maakt de wet geen onderscheid tussen strafwaardige en niet-strafwaardige giften maar geldt als uitgangspunt dat geen enkele gift mag worden aangenomen. In het vervolgingsbeleid, nader beschreven in een Aanwijzing opsporing en vervolging ambtelijke corruptie in Nederland en een Aanwijzing opsporing en vervolging ambtelijke corruptie in het buitenland2, heeft het openbaar ministerie evenwel nadere criteria geformuleerd aan de hand waarvan beoordeeld wordt of in een concreet geval tot vervolging wordt overgegaan. Zo bekijkt het openbaar ministerie onder meer de mate waarin de gift sociaal geaccepteerd is. De ambtenaar die jubileert en een flesje wijn aanneemt, zal niet snel vervolgd worden. Ook bekijkt het openbaar ministerie wie het initiatief tot de gift heeft genomen. Ofschoon de wet geen verschil maakt tussen de ambtenaar die vraagt om een gift en de ambtenaar die ongevraagd een gift krijgt aan-
Goed Bestuur &Toezicht 4 2013
Goed Bestuur &Toezicht 4 2013
29
geboden, ligt vervolging van de ambtenaar in het eerste geval eerder in de rede, zo volgt uit de Aanwijzingen. Personen werkzaam in de private sector mogen onder de huidige wetsbepaling wel giften aannemen, mits zij hiervan maar melding maken aan hun werk- of opdrachtgever. De grondslag van strafbaarstelling van private omkoping is niet zozeer gelegen in de integriteit van de werknemer en diens handelen maar veeleer in de zuiverheid van de dienstbetrekking. Derhalve is in de private sector slechts sprake van omkoping indien iemand een gift ontvangt en deze - ongeacht de omvang daarvan - verzwijgt tegenover zijn werk- of opdrachtgever.
Aansprakelijkheid van onderneming en leidinggevenden Indien zich binnen een onderneming een geval van omkoping voordoet, zal dit vaak het gevolg zijn van het handelen van een individuele werknemer. Voor die handeling kan de betreffende werknemer strafrechtelijk vervolgd worden. Onder omstandigheden kan het handelen van de werknemer echter ook leiden tot strafrechtelijke aansprakelijkheid van de onderneming waarvoor hij werkzaam is. Dit is het geval indien de handeling ‘in de sfeer van de rechtspersoon’ heeft plaatsgevonden. De Strafkamer van de Hoge Raad der Nederlanden heeft overwogen dat daarvan onder meer sprake kan zijn indien (i) de gedraging is verricht door iemand die werkzaam is voor de onderneming, (ii) de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de onderneming, (iii) de gedraging de onderneming dienstig is geweest, dan wel (iv) de onderneming zeggenschap over de gedraging kon uitoefenen en desondanks niet heeft voorkomen dat deze plaatsvond.3
Indien een strafbare handeling aan de onderneming kan worden toegerekend, kunnen ook de personen worden vervolgd die tot de handeling opdracht hebben gegeven of die aan deze handeling leiding hebben gegeven. Van feitelijk leiding geven aan een gedraging is sprake indien de betreffende persoon zich ervan bewust is geweest dat de verboden gedraging zich zou kunnen voordoen, maar desondanks maatregelen ter voorkoming van de gedraging achterwege heeft gelaten, terwijl hij daartoe wel bevoegd was.4 Meestal zal het hier gaan om bestuurders, directieleden, afdelingshoofden en filiaalleiders van ondernemingen, maar het is niet uitgesloten dat ook commissarissen onder omstandigheden als feitelijk leidinggever aansprakelijk worden gehouden. Aan ondernemingen die zich schuldig maken aan omkoping kunnen op grond van de huidige wetgeving geldboetes tot € 780.000,- per strafbaar feit worden opgelegd. Aan de betrokken werknemer of feitelijk leidinggevende kan naast een geldboete tot € 78.000,- per strafbaar feit een gevangenisstraf oplopend tot vier jaar worden opgelegd.
Hardere aanpak van corruptie in Nederland De eerste ontwikkeling die bespreking behoeft, is de verharding van aanpak van corruptie binnen Nederland. Deze verharding volgt onder meer uit het wetsvoorstel tot verruiming van de mogelijkheden voor de bestrijding van financieel-economische criminaliteit. Zij houdt vermoedelijk verband met de recente kritiek van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) op de bestrijding van omkoping in Nederland. Begin 2013 uitte de OESO forse kritiek op Nederland
+++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
EEN NEDERLANDSE ONDERNEMING DIE IN HET BUITENLAND EEN AMBTENAAR OMKOOPT, ZAL HIER TE LANDE STRAFRECHTELIJK KUNNEN WORDEN VERVOLGD
30
Goed Bestuur &Toezicht 4 2013
naar aanleiding van een onderzoek dat zij uitvoerde naar de aanpak van omkoping in ons land. In het ‘Phase 3 Report on Implementing the OECD Anti-Bribery Convention in The Netherlands5 stelt de OESO dat Nederland er onvoldoende in slaagt krachtig op te treden tegen buitenlandse omkoping en dat de overheid zich harder moet inzetten om de naleving van het verbod op omkoping van buitenlandse ambtenaren te garanderen. In mei 2012 kwam Minister van Veiligheid en Justitie Opstelten met het concept-wetsvoorstel Verruiming mogelijkheden bestrijding financieel-economische criminaliteit. Volgens de minister is financieel-economische criminaliteit buitengewoon lucratief door de combinatie van hoge winsten en verhoudingsgewijs lage straffen. Het wetsvoorstel voorziet in verdergaande mogelijkheden om deze vorm van criminaliteit te vervolgen en adequate straffen op te leggen. Het voorstel bevat onder meer een actualisering en verruiming van een aantal financieel-economische strafbaarstellingen, waaronder de bepalingen betreffende ambtelijke en private omkoping. Ook zijn de strafmaxima op delicten als omkoping en witwassen verhoogd, waardoor tevens de mogelijkheden om opsporingsbevoegdheden in te zetten worden vergroot. Verder wordt een flexibel boeteplafond ingesteld voor ondernemingen, op grond waarvan de rechter desgewenst – in plaats van de wettelijke maximum geldboete van € 780.000 – een geldboete kan opleggen van ten hoogste tien procent van de jaaromzet. Van de zijde van de Nederlandse Orde van Advocaten, de Raad voor de Rechtspraak en de Raad van State is (stevige) kritiek geleverd op het wetsvoorstel. Zo is gewezen op het feit dat het wetsvoorstel niet onderbouwt in welke gevallen de huidige strafbaarstellingen tekortschieten en dat niet is aangegeven waarom een verhoging van de strafmaat tot een afname van de financieeleconomische criminaliteit zou leiden. In dat verband wijzen de critici op het feit dat de huidige maximum geldboetes nagenoeg nooit worden opgelegd en dat de mogelijkheid om geldboetes in geval van meerdere strafbare feiten te laten cumuleren veelal onbenut blijft. Naar verwachting zal een verhoging van de strafmaat in praktijk dus weinig effect sorteren. Gesteld is zelfs dat het wetsvoorstel niet meer is dan een vorm van symboolpolitiek waarmee de overheid kennelijk wil laten
Goed Bestuur &Toezicht 4 2013
zien dat zij niet aan klassenjustitie doet en ook “witteboordencriminelen” streng aanpakt. Alle commentaar ten spijt heeft de Minister het wetsvoorstel op 11 juli 2013 bij de Tweede Kamer ingediend. Het is te hopen dat de Tweede Kamer zich kritisch opstelt en niet klakkeloos zal instemmen met de voorgestelde wijzigingen.
Uitbreiding territoriale werking buitenlandse wetgeving Niet alleen in Nederland wordt meer aandacht besteed aan de bestrijding van corruptie en omkoping meer in het bijzonder. Ook in de Verenigde Staten en meer recent in het Verenigd Koninkrijk zijn de mogelijkheden om omkoping aan te pakken aangescherpt. Daarbij is van belang dat ook Nederlandse ondernemingen onder omstandigheden in deze landen aan strafrechtelijk onderzoek en strafrechtelijke vervolging kunnen worden onderworpen. Reeds geruime tijd is de US Foreign Corrupt Practices Act (hierna: ‘FCPA’) van toepassing op bepaalde Nederlandse ondernemingen. Zo vallen onder meer Nederlandse ondernemingen met in de Verenigde Staten genoteerde effecten onder het bereik van de FCPA. Voorts is de FCPA van toepassing op Nederlandse ondernemingen, hun directeuren, bestuurders, werknemers, agenten en aandeelhouders indien deze handelen namens een Amerikaanse persoon of onderneming of namens een persoon met een greencard. Ook wanneer een Amerikaanse bestuurder van een Nederlandse onderneming in verband wordt gebracht met een overtreding van de FCPA kan de Nederlandse onderneming aansprakelijk worden gesteld onder de FCPA. Voorts vallen dochterondernemingen en joint-ventures van Amerikaanse ondernemingen onder het bereik van de FCPA. Tot slot is de FCPA van toepassing op Nederlandse ondernemingen die zich direct, dan wel via een agent, bezighouden met een handeling ter bevordering van een corrupte betaling op Amerikaans grondgebied. In het Verenigd Koninkrijk is medio juli 2011 de UK Bribery Act 2010 in werking getreden. Deze wet bevat strafbaarstellingen ter zake van omkoping die grotendeels vergelijkbaar zijn met de Nederlandse bepalin-
31
gen. Deze bepalingen kunnen niet alleen binnen het Verenigd Koninkrijk worden overtreden maar ook daarbuiten, mits er een nauwe band bestaat tussen de verdachte en het Verenigd Koninkrijk. Hiervan is onder meer sprake indien Britse onderdanen of personen die doorgaans verblijf houden in het Verenigd Koninkrijk zich in het buitenland schuldig maken aan omkoping. Ook ondernemingen die zijn opgericht naar Brits recht kunnen in geval van omkoping onder de UK Bribery Act vervolgd worden. In tegenstelling tot Nederland bevat de wet echter ook een expliciete zorgplicht voor ondernemingen om omkoping binnen de organisatie te voorkómen. Op grond van de UK Bribery Act dient een onderneming over adequate procedures te beschikken die ertoe strekken omkoping te voorkomen. Kan de onderneming niet aantonen dat zij over dergelijke adequate procedures beschikt, dan levert dat een zelfstandig strafbaar feit op. Deze laatste strafbaarstelling heeft een ruimere reikwijdte dan de eerder genoemde strafbaarstellingen. De verplichting tot het hebben van adequate procedures bestaat namelijk ook voor ondernemingen die ‘part of their business’ uitvoeren in het Verenigd Koninkrijk. Wanneer daarvan sprake is, is niet gedefinieerd in de wet. Uit de door het Britse Ministerie van Justitie gegeven Guidance op de UK Bribery Act volgt dat het aan de rechter is om te beoordelen of een onderneming ‘part of its business’ uitvoert in het Verenigd Koninkrijk. Organisaties zonder ‘demonstrable business presence’ in het Verenigd Koninkrijk worden in ieder geval niet geraakt, aldus de Guidance. In het verleden zijn onder de FCPA al verschillende malen (aanzienlijke) boetes opgelegd aan Nederlandse
ondernemingen. Zo schikte Koninklijke Philips Electronics eerder dit jaar nog voor een bedrag van ruim $ 4.500.000,- met de Amerikaanse autoriteiten ter zake van het omkopen van Poolse ambtenaren. Onder de UK Bribery Act zijn vooralsnog geen Nederlandse ondernemingen vervolgd maar dit zal mogelijk slechts een kwestie van tijd zijn.
Toenemende druk op ondernemingen om corruptie proactief te bestrijden Het voorgaande laat zien dat op zowel landelijk als internationaal niveau verhoogde aandacht bestaat voor de bestrijding van omkoping. In dat verband wordt ook in verdergaande mate van ondernemingen verwacht dat zij interne procedures opstellen die moeten voorkomen dat werknemers binnen de onderneming of tussenpersonen werkzaam ten behoeve van de onderneming zich schuldig maken aan omkoping. In de vorige paragraaf bleek al dat onder de UK Bribery Act een wettelijke verplichting bestaat tot het opstellen van dergelijke procedures. Een dergelijke verplichting kent de Nederlandse wet zoals gezegd niet, maar ook de Nederlandse overheid spant zich in om ondernemingen te bewegen tot het implementeren van anti-corruptie procedures. Zo heeft een aantal ministeries in samenwerking met de werkgeversorganisaties VNO-NCW en MKB Nederland de brochure ‘Eerlijk zakendoen zonder corruptie, Praktische tips voor ondernemen in het buitenland’6 uitgebracht. In deze brochure wordt ondernemingen geadviseerd een zogeheten ‘compliance programma’ of integriteitsprogramma op
+++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
BELASTEND BEWIJS DAT EEN ONDERNEMING DOOR MIDDEL VAN MELDINGSPROCEDURES EN INTERN ONDERZOEK HEEFT VERZAMELD, KAN IN EEN STRAFZAAK TEGEN HAARZELF GEBRUIKT WORDEN
32
Goed Bestuur &Toezicht 4 2013
ER IS EEN TOENEMENDE DRUK OP ONDERNEMINGEN OM CORRUPTIE PROACTIEF TE BESTRIJDEN +++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
te stellen.7 Een compliance programma omvat het geheel aan procedures en documenten die ertoe strekken om corruptie binnen de onderneming te voorkomen. Compliance programma’s bevatten vaak gedragscodes waarin het beleid ten aanzien van giften is omschreven en die werknemers, agenten en andere tussenpersonen moeten ondertekenen alvorens ze in dienst treden bij of hun diensten verlenen aan de onderneming. Om gevallen van omkoping vroegtijdig op te sporen wordt ondernemingen geadviseerd om interne controle procedures op te stellen, zoals financiële controles en/ of interne of externe audits waarbij specifiek aandacht wordt besteed aan verdachte betalingen, onduidelijke facturen of onevenredig hoge kosten. Voorts wordt geadviseerd om een (anonieme) meldingsprocedure te implementeren, waar werknemers, agenten, tussenpersonen of andere zakenpartners vermoedens van omkoping kunnen melden. Veelal gaat de implementatie van een meldingsprocedure gepaard met het invoeren van een procedure voor interne onderzoeken waarmee meldingen van misstanden nader worden onderzocht.
Risico’s van proactief optreden Hoewel voorgaande adviezen goed bedoeld lijken en ten doel lijken te hebben dat de risico’s op strafrechtelijke vervolging voor ondernemingen beperkt worden, dient een onderneming zich bewust te zijn van de risico’s die interne of externe audits en meldingsprocedures met zich mee kunnen brengen. Zo kan in geval van een onderzoek of doorzoeking alle ter zake relevante documentatie door de opsporingsinstanties in beslag genomen worden. Daaronder valt ook de informatie die de onderneming door middel van meldingsprocedures verzameld heeft, evenals de resultaten van interne en/of externe onderzoeken. Uit het voorgaande bleek al dat de omkopingshandeling van
Goed Bestuur &Toezicht 4 2013
een medewerker onder omstandigheden aan de onderneming wordt toegerekend. Dat betekent dat zich de situatie kan voordoen dat de onderneming door middel van haar meldingsprocedures en interne onderzoeken belastend bewijs heeft verzameld dat vervolgens in een strafzaak tegen haarzelf gebruikt kan worden. Het is derhalve relevant dat de onderneming op voorhand beslist door wie een onderzoek naar een geval van omkoping wordt uitgevoerd. Wordt dit onderzoek uitgevoerd door een medewerker van de onderneming zelf of door een (externe) forensische accountant, dan kunnen resultaten van dat onderzoek zonder probleem in beslag genomen worden en zijn de betrokken personen verplicht om ten overstaan van de rechter een verklaring af te leggen over eventuele belastende informatie waarvan zij in het kader van hun onderzoek kennis genomen hebben. Alleen wanneer de onderzoekswerkzaamheden worden uitgevoerd door (externe) advocaten is de vertrouwelijkheid van de onderzoeksresultaten gewaarborgd in geval van een strafrechtelijk onderzoek. Informatie die in opdracht van een (externe) advocaat is vervaardigd mag immers niet in beslag worden genomen, omdat die informatie onder de reikwijdte van het professionele verschoningsrecht valt. Advocaten kunnen ook nimmer verplicht worden een verklaring af te leggen over hetgeen zij in de uitvoering van hun werk hebben gedaan of waargenomen. In dit verband moet ook (nogmaals) worden stilgestaan bij de eerder aangehaalde publicatie genaamd ‘Eerlijk zakendoen, zonder corruptie’. Daarin wordt gesteld dat het nuttig kan zijn om als onderneming contact te zoeken met de Rijksrecherche of de landelijk corruptieofficier van justitie van het openbaar ministerie. Deze instanties kunnen antwoord geven op vragen (...) zonder dat de onderneming meteen als verdachte wordt beschouwd, aldus de publicatie. Een ‘nuttig’ advies aldus de brochure, maar zonder twijfel een gevaarlijk
33
De Nederlandse aanpak van omkoping in het buitenland In haar rapport van januari 2013 constateerde de OESO dat
Nederland sinds 2001 nog geen enkele zaak betreffende omkoping in het buitenland door Nederlandse bedrijven voor de rechter had gebracht. Dit, ondanks het gegeven dat het Nederlandse openbaar ministerie in die tijd wel meer dan twintig meldingen ontving die op zulke zaken betrekking hadden. De OESO sprak haar zorg uit over het vermogen van de Nederlandse bevoegde autoriteiten om zaken betreffende buitenlandse corruptie te vervolgen. De Nederlandse regering heeft zich deze kritiek aangetrokken, getuige het wetsvoorstel dat in deze bijdrage wordt besproken. Maar ook het Nederlandse openbaar ministerie heeft zijn beleid aangescherpt. In de nieuwste beleidsregels wordt thans expliciet gesteld dat overwegingen van nationaal economisch belang en het mogelijk effect op relaties met een andere Staat, geen invloed mogen hebben op de afweging een zaak wel of niet aan te pakken. Het ligt dus voor de hand dat het Nederlandse openbaar ministerie (meer) werk zal gaan maken van omkoping in het buitenland door Nederlandse bedrijven. In dit kader is het van belang te beseffen dat de Nederlandse rechtsmacht ver reikt. Een Nederlandse onderneming die in het buitenland een ambtenaar omkoopt, zal hier te lande strafrechtelijk kunnen worden vervolgd. Datzelfde geldt voor haar Nederlandse leidinggevende functionarissen, indien
advies in de ogen van de meeste strafrechtadvocaten. Daarmee stelt de onderneming zich immers met zekerheid in de schijnwerpers van de opsporende en vervolgende instanties met alle bijbehorende risico’s van strafrechtelijke vervolging. Daarmee is overigens niet gezegd dat het nooit verstandig kan zijn om contact op nemen met het voornoemde instanties. In een voorkomend geval kan aanzienlijke (reputatie)schade worden voorkomen indien instanties zoals het openbaar ministerie proactief benaderd worden. Echter, alvorens contact wordt gezocht met het openbaar ministerie of een andere ter zake relevante instantie verdient het aanbeveling contact op te nemen met een gespecialiseerde advocaat die kan adviseren over de positie, de rechten
34
deze verwijtbaar nalatig zijn geweest. Als enige voorwaarde geldt dat sprake is van wederzijdse strafbaarheid. Omdat omkoping van ambtenaren in vrijwel elk land strafbaar is, zal aan die voorwaarde doorgaans zijn voldaan. Daarnaast kan ook de Nederlander die feitelijke leiding heeft gegeven aan een buitenlandse onderneming die buiten Nederland een ambtenaar heeft omgekocht, hier te lande zonder probleem worden vervolgd. Hij kan strafrechtelijk aansprakelijk worden gesteld voor het verboden gedrag van de buitenlandse onderneming. De vraag of zulk feitelijk leiding geven in het buitenland strafbaar is, is verder niet van belang, zolang de kerngedraging daar maar strafbaar is. Tot slot is denkbaar dat een Nederlandse holding-vennootschap hier te lande wordt vervolgd ter zake van een omkopingsaffaire die zich heeft afgespeeld bij een buitenlandse werkmaatschappij. Het uitgangspunt is dan dat de holding juridisch en feitelijk verantwoordelijk is voor de gedragingen van haar werkmaatschappijen. De holding kan aldus worden beschouwd als functioneel dader of deelnemer, dan wel als feitelijke leidinggever aansprakelijk worden gesteld voor het verboden gedrag van de buitenlandse rechtspersoon. Op die aansprakelijkheidsconstructie valt overigens wel het een en ander af te dingen, maar de rechtsontwikkeling gaat langzamerhand toch die richting op.
en de plichten van de betrokken onderneming en diens werknemer. Op deze wijze kan een afgewogen beslissing worden gemaakt ten aanzien van de in te nemen proceshouding.
Conclusie Zowel nationaal als internationaal wordt steeds meer aandacht besteed aan corruptie en omkoping in het bijzonder. Daarbij lopen ondernemingen, hun werknemers en hun feitelijk leidinggevenden in toenemende mate risico op strafrechtelijke vervolging. Indien het – vooralsnog summier onderbouwde - wetsvoorstel tot
Goed Bestuur &Toezicht 4 2013
NEDERLANDSE ONDERNEMINGEN KUNNEN OP GROND VAN DE AMERIKAANSE EN BRITSE ANTI-CORRUPTIEWETGEVING AAN STRAFRECHTELIJK ONDERZOEK EN VERVOLGING WORDEN ONDERWORPEN +++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
verruiming van de mogelijkheden voor bestrijding van financieel-economische criminaliteit wordt ingevoerd, zullen de strafmaxima voor van omkoping verder verhoogd worden. Dit alles vormt reden om de risico’s op betrokkenheid bij omkoping binnen de onderneming zo veel als mogelijk te beperken. De (inter)nationale richtlijnen en publicaties ten aanzien van compliance programma’s kunnen daarbij uitkomst bieden. Met intern en proactief optreden moet evenwel verstandig worden omgegaan, wil men niet het gevaar lopen belastend materiaal te creëren dat ten grondslag kan worden gelegd aan de eigen vervolging.
Noten
7. Ook in internationale richtlijnen en publicaties worden tips gegeven om omkoping te voorkomen. Zie onder meer: Transparency International UK, ‘The 2010 UK Bribery Act Adequate Procedures, Guidance on good practice procedures for corporate ant-bribery programmes’, juli 2010; United Nations Global Compact, ‘Business against corruption, A framework for Action’, 2011; ICC Guidelines on Agents, Intermediaries and Other Third Parties, 19 november 2010; Worldbank, ‘Standard Anti-bribery Code’.
Over de auteurs
Prof. Mr. D.R. Doorenbos is advocaat bij Stibbe te Amsterdam en hoogleraar Ondernemingsstrafrecht aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. Mr M.E. Rosing is advocaat bij Stibbe te Amsterdam.
1. Aldus de overheidsbrochure ‘Eerlijk zakendoen, zonder corruptie’, www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/brochures/2012/ 10/02/eerlijk-zakendoen-zonder-corruptie.html 2. Zie resp. de Aanwijzing opsporing en vervolging ambtelijke corruptie in Nederland, www.om.nl/algemene_onderdelen/uitgebreid_zoeken/ @156023/aanwijzing-opsporing-4/ en de Aanwijzing opsporing en vervolging ambtelijke corruptie in het buitenland, http://www.om.nl/ algemene_onderdelen/uitgebreid_zoeken/@160180/aanwijzing-opsporing/. 3. Hoge Raad 21 oktober 2003, NJ 2006, 328 (de zgn. Drijfmest-criteria). 4. Hoge Raad 16 december 1986, NJ 1987, 321 en 322 (de zgn. Slavenburg-criteria). 5. Het rapport is te raadplegen via www.oecd.org/daf/nocorruption. Het persbericht is te raadplegen via http://www.oecd.org/netherlands/netherlandsmustsignificantlystepupitsforeignbriberyenforcementsaysoecd.htm. 6. ‘Eerlijk zakendoen, zonder corruptie’, www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/brochures/2012/10/02/eerlijk-zakendoenzonder-corruptie.html
Goed Bestuur &Toezicht 4 2013
35