WAARBORGEN VAN DE WAARDE VAN EEN DIPLOMA
1. We zijn “op reis gegaan” om in teamproces te komen tot een publicatie in een nog onbestemde vorm welke kan bestaan uit : a. Een gezamenlijk artikel b. Meer artikelen waaraan leden van de werkgroep gezamenlijk hebben gewerkt. c. Een Themanummer (bijv NTOR) met losse ‘essays’ met een rode draad d. Een boekje (in NVOR serie) met kop en staart en dus strakker geredigeerd als echt boek e. Een boek in de SDU serie Wegen voor nieuw hoger onderwijs: zie: http://www.sdu.nl/onlineshop/Pages/results.aspx?s=Producten&start=1&k=Evenwicht+zonder+Keywords%3a%22Hoger+onderwijs%22 Frank: wil er met klem voor pleiten om niet te snel alle individuele bijdragen met een soort abstracte ‘grand theory’ aan elkaar te gaan rijgen. Dat ‘boek’ was slechts 1 van de opties, terwijl het nu wordt neergezet als het proces. Mijns inziens niet helemaal terecht (maar natuurlijk wel leuk als het daar kan eindigen) Laten we eerste eens kijken wat er aan individuele bijdragen ligt en hoe die vorm krijgen. De kop en start kunnen er dan altijd nog wel bij.” Ellen: Lijkt mij onjuist. Ook als er met losse producten gewerkt gaat worden, moet er een verbindende rol zijn. De activiteiten van de groep moeten afgestemd worden en blijven. Maar nu al uitgaan van een boek, geeft wel heel weinig ruimte voor andere initiatieven. PeterU: Het resultaat moet niet leidend zijn. Primair doel van de werkgroep is een platform voor vakinhoudelijke bespreking en discussie. Op het moment dat alle inhoudelijke bijdragen in hoofdlijnen bekend zijn en iedereen een schets van een schrijfplan af heeft, zien we vrij eenvoudig wat de output, gelet op de input het beste zou kunnen worden. Vorm is in beginsel ondergeschikt. Anderzijds als het te realiseren valt (inhoudelijk en bijdragen in lijn te brengen met elkaar) dan lijkt het mij erg leuk. PeterK: Dat moment van PeterU lijkt nu daar. Een grand theory aan elkaar rijgen moest al niet. De opmerking van Frank zie ik niet als principieel, maar als waarschuwend. Om inhoudelijke redenen zouden we de vorm op 15 september moeten aftikken, althans welke opties zeker afvallen, anders raken de auteurs in een richtingloos vacuum. - Met losse artikelen, optie a of b, is er aan een rol zoals ik (PeterK) die vervul geen behoefte, evenmin als het trekken van rode draden: dat kan allemaal ‘autonoom’ met de gevormde schrijfkoppels of een schrijversgroep. - Wordt samenhang aangebracht tussen onderdelen/onderwerpen/bijdragen, dan ligt dat anders en moet e.e.a zijn afgekaart, omdat dit de inhoud bepaalt en niemand kan schrijven als niet in hoofdlijn vaststaat waarin. Als pas aan het eind wordt bedacht dat een boekje of een tijdschrijft-themanummer adequaat is, is bovendien de tekst verouderd voordat het wordt gepubliceerd, mede omdat de verbindende elementen nog moeten worden gemaakt. Die vorm bepaalt zeker de (stijl, omvang, diepgang van de) kerninhoud. - Optie e lijkt mij iets te hoog gegrepen / te ambitieus. Het voorzittersvoorstel is, alles afwegend, om met het (voortschrijdend) onderstaande schrijfplan, een afgesproken tijdpad en bijbehorende werkafspraken, te richten op een “boekje” met een kop, een staart en een verbindende verhaallijn (optie c/d). Ondertussen kan vz. met NVOR-bestuur/NTOR-redactie exploreren welke uitgever geïnteresseerd is en/of een themanummer van NTOR aan de orde kan zijn. Op deze wijze kan dit project een hoofdschotel van de werkgroep blijven, want geschreven spin-off betekent niet dat de Werkgroep hogeronderwijsrecht niet ook andere activiteiten onderneemt; andere themabijeenkomsten houdt.
2. Welke vorm van de publicatie ook wordt gekozen: samenwerking vergt een stevig commitment, naar inhoud en naar elkaar, en veel discipline. Daarnaast kennis van zaken en tijd en bereidheid diep in de materie te duiken. Hoe meer auteurs daaraan meewerken, en dat kan, hoe beter. Je kunt dus je “eigen” expertteam vormen (ook met anderen dan op 12 mei / 15 sept aanwezig): duo’s en trio’s, groter zou ik het niet maken. In de eerste ronde kan dat in zwaan kleef aan-systeem, maar hoe verder we op streek zijn hoe lastiger het is om op een rijdende trein te springen. Je kunt ook een eigen achtergrondkoortje vormen die jouw inbreng op je “gekozen subonderwerp” voedt, maar niet meedoet in de ‘kernschrijfgroep’ of de plenaire werkgroep. 3. Op 15 september om 15.00 uur is de volgende bijeenkomst met als hoofditem wat wij konden opbouwen in 3 timeslots: a. Startdocument: tot en met 1 juni i.Tijd om de inbreng te ordenen en te integreren (voor Peter) 10 juni. Gedaan en gehaald b. Ronde 2: tot en met 10 juli i.Tijd om inbreng te integreren: tot 1 augustus. Gedaan en gehaald. c. Ronde 3: tot en met 1 september (aan
[email protected] ) i.Hierbij afgesloten. 4. We moeten (in een samenwerkingsmodus) wat streng voor elkaar zijn om zuinig te zijn op de tijdsinvesteringen die worden geleverd: als je 3 timeslots overslaat, of 2 timeslots achter elkaar; dan krijg je een rode kaart. Niemand opperde hiertegen bezwaar. 5. Voor reacties op de documenten gebruiken we: a. Het circulerende document zelf in de REDACTIEMODUS (die hierin dus ook “AAN” staat). Type je correcties en aanvullingen in en gebruik vooral ook de COMMENTAARBALLONNEN. b. Je eigen toegevoegde documentbestanden met opzetjes en conceptteksten. Lever (nog) GEEN rapporten, literatuur etc van anderen, maar VERZAMEL die wèl, omdat we ordelijk de bronvermeldingen en literatuurverwijzingen moeten opnemen. Verzamel die zeker in je eigen directory (voor jezelf of voor co-auteurs).
SCHRIJFPLAN met een overarching bovenste rij (zeg maar de inleiding). Hou je vooral NIET in om je aantekeningen te maken en ook niet om je te willen bemoeien met verschillende kolommen. Zet je naam bij je interessegebied(en) en vul in wat je ermee wilt/kunt, hoe en met wie. Kijk ook wat je over de andere kolommen kwijt wilt aan suggesties en ideeën. Op mijn vraag of dit plan moet worden uitgezet op bijv de (NVOR) linkedingroep hogeronderwijsrecht om daaruit degenen die hieraan willen meeschrijven op te pikken, reageert Frank: “Prima om te polsen of er ook breder interesse is. Dit temeer daar de sessie in Utrecht vooral op accreditatieleest was ingestoken, onderwijsrecht is natuurlijk breder dan dat. Het gekozen thema is dat ook, dus bredere expertise is ook wenselijk.” Dit levert echter verschillende reacties op – voors en tegens. Het is op 15 sept ter bespreking.
Waarborgen van de waarde van een diploma. (Inleiding: PeterK) Het diploma is niet wo-waardig; niet hbo-waardig. Mijn diploma is waardeloos. Het roept vele vragen op (vanuit allerlei perspectieven). Bijvoorbeeld: - Wat is “wo-/hbo-waardig”? - Welke factoren bepalen dat? - Wie bepaalt dat? - Hoe bewijst hij/zij dat? - Hoe reken je dat uit? - Wat is “de waarde van een diploma - Wie bepaalt de waarde van een diploma - Voor wie moet die waarde zijn? - Hoe hoog moet/kan de waarde zijn en hoe reken je dat uit? En als we dat allemaal en meer weten: hoe beïnvloedt je dat allemaal IN universiteiten en hogescholen (of daarbuiten) zowel positief als negatief. HO-cultuur, HO-stelsel
art 23 Grw, art 1.6 WHW (academische vrijheid van docent en student) Frank vindt de link met art. 23 minder interessant, maar academische vrijheid en positie van professional in relatie tot cultuur in organisaties wel erg de moeite waard. Art 1.3 WHW, binariteit, titulatuur, Veerman.
Onderwijsprogram, onderwijskunde; relatie tussen onderwijs en onderzoek Zie aparte docs van Marjon
Aandacht voor wo/hbo: fundamenteel, speerpunt en toegepast onderzoek Ook interessant, hogescholen met wo opleidingen en rol van onderzoek daarbinnen (NHTV) Zie ook hieronder
OER en, Examencommissie
Student. Positie en Verhaals-recht
Intern toezicht & bestuur Extern toezicht
Financiering
Dilemma: Hoe verhoudt OER zich met academische vrijheid van docent en student ?
Ellen: Welke invloed heeft de student er zelf op. OC werd als instrument niet genoemd. Blijkbaar hebben die nog weinig invloed. Zij ziet graag dat OC vrij groot gaat worden en meer invloed krijgt omdat ze meer meewerkt aan innovatie dan bijv een MR
Verantwoordelijk -heden en interventies
Het dilemma tussen kwaliteit en rendement
Hoe wordt de onderwijskundige visie van de opleiding in de OER uitgewerk? Verhouding examencie met instellingsbestuur Handreiking HBO-raad. Ellen is bezig met het schrijven
Frank: Welke opties heeft student bij onwaardig diploma? Niet goed geld
Verhouding examencommiss ie met: Fd Cvb Oc DMR CMR/UR OCW/Inspectie versus NVAO, visitatie, accreditatie en sancties CDHO.
Rol/functie beroepen-veld / vakgebied. Werkveld Branche, Markt. De plekken waar studenten met een diploma geld gaan verdienen. Als contraperspectief van vertrekpunt staat promotieonderzoek Maarten Wolbers, over diploma-inflatie: gediplomeerden accepteren te snel werk onder opleidingsniveau Zie ook hieronder.
Afstemming onderwijsaanbod op toekomstige arbeidsmarkt
Rode draad
Werktitels paragrafenf: * Strategische agenda, invloed bedrijfsleven (industriepolitiek) *Verantwoordelij k Overheid voor bekostigd en niet bekostigd onderwijs *Reductie aanbod: 6.5WHW *Hoe meet/ voorspel je de arbeidsmarkt? *Relatie tot doelmatigheid *Brede bachelors *AHELO
Verband met overig HO-beleid Regering, Parlement, weten regelgeving Juridische waarborgen van de waarde van het diploma: a. WHW b. Lagere wetgeving, c. Interne regels (OER, examencie)
Frank vraagt: verbinden met ontwikkelingen in andere stelsels zoals mbo en in het buitenland? Joris
Marjon & Rian
van scriptie: rechtsbeschermi ng van studenten in het ho inzake toetsing en examinering. Dit dient als input. Ellen
terug? Zie ook hieronder
Frank
Miek
Hans & Marjon & Rian?
PeterU
Iedereen
Ter toelichting (op 15-9 ter bespreking als iemand daarom vraagt) = = Structuuraanpassing sinds de eerste versie - Kolom 1 en 2 (oud) heb ik gefuseerd tot 1; Idem kolom 3 en 4: tot nr. 2 - Gelet op de belangstelling tot nu zijn 7 en 8 ook gecombineerd tot 5 - Kolom 9 (oud) heb ik ondergebracht in 12 oud) - Kolom 10 (oud) is een lastige - Kolommen 11 en 12 (oud) zijn beslist apart, maar houden onderling sterk inhoudelijke raakvlakken: interessant ! - Er loopt een dikke rode draad: kwaliteit personeel. - Ger Willems kan onder omstandigheden niet meeschrijven, maar wel graag meediscussieren en aldus bijdragen. Geen probleem natuurlijk. = = KOLOM 2 (nieuw) Op 15 sept geven Marjon en Rian hierover een inleiding Zie verder aparte docs van Marjon. Marjon schreef eerder: Vanuit het perspectief van een onderwijsmanager doorgedacht over de matrix 'de waarde van een diploma' Twee onderwerpen die m.i. van belang zijn: 1. (verplaatst naar matrix) 2. Cruciale factor in de programmatische waarde van een diploma, of de beroepsdeskundigheid van de afgestudeerde, is het personeel in het hoger onderwijs. In de matrix staat wel het intern toezicht en bestuur genoemd, maar ik bedoel docenten, managers, onderwijskundigen / stafdiensten die de programma's, en de examens bedenken. Wat is er te zeggen over hun kwaliteit, en waarde in het geheel? De mensen die de concrete inhoud van een studie (en dus diploma) bedenken zouden wat mij betreft een apart hokje in de matrix moeten krijgen. Mee eens? PeterK schreef terug over 2: De kwaliteit van personeel (personeelsbeleid dus) is in alle kolommen van belang. Zet je dat in een aparte kolom dan krijg je gauw een obligaat stukje, tenzij je helemaal in een handboek HRM in het onderwijs duikt (dat laatste is overigens geen slecht idee als je het mij vraagt). Dat het in kolom 2 wel een chapiter m.i. zeker. = = KOLOM 4 (nieuw) FrankH over de kolom Student: ‘Niet goed, geld terug’ bij onwaardig diploma?
De discussie over de waardigheid van diploma’s roept ook een andere discussie op. Namelijk in hoeverre kunnen studenten zich richting een instelling wenden indien de ‘onwaardigheid’ van een diploma is vastgesteld of naar mening van de student in kwestie aantoonbaar is. Of, in bredere zin, welke verhaalsrecht hebben studenten eigenlijk jegens de instelling? Deze vraag is natuurlijk niet nieuw. In het (recente) verleden is geprocedeerd door studenten tegen instellingen die naar mening van de student te weinig kwaliteit leverden of anderszins tekort schoten in de nakoming. Voor studenten lijkt het echter lastig om op deze wijze verhaal te halen. In 2007 is de motie Besselink aangenomen. Deze verzocht de regering een ‘niet goed, geld terug’ regeling in het hoger onderwijs mogelijk te maken. In de wet versterking besturing, die goeddeels per 1 september 2010 is ingevoerd, voorzag de regering hierin. Gedurende het debat in het parlement is deze bepaling echter onder druk van een aantal fracties geschrapt. Onduidelijkheden in de formulering en reikwijdte en een vrees voor verdere juridisering van het hoger onderwijs lagen hieraan ten grondslag. Er is toegezegd dat de regering met een aangepaste uitwerking van de regeling dient te komen. Deze uitwerking laat, nog steeds, op zich wachten. In het recente debat over de inspectierapporten in het hbo liet de staatssecretaris zich overigens ontvallen weinig voor zulks een regeling te voelen (terwijl hij, pikant genoeg, wel de motie die hiertoe opriep) ondertekende. De uitkomsten van de onderzoeken bij hogeschool Inholland hebben de vraag naar verhaalsmogelijkheden voor studenten opnieuw naar voren gebracht. Ook andere (mogelijk aanstaande) wijzigingen in wetgeving roepen in dit verband vragen op (denk bijv. aan langstudeerboete). Interessant is dus om te verkennen onder welk juridisch kader studenten thans verhaal kunnen halen, of studenten dat succesvol kunnen doen (en waar succes- en faalfactoren zitten) en welke aanpassingen in wetgeving eventueel noodzakelijk zouden zijn. In mijn bijdrage wil ik deze zaken nader uit te werken. Daarbij werk ik mogelijk deels samen met een duale student van De Haagse Hogeschool die bij ons werkt en op dit onderwerp ook actief is. = = = KOLOM 7 (nieuw) HansF: Voor mij speelt het element beroepenveld:vakgebied mee. In de nieuwe kaders komt het woord `beroepenveld` wel 58 keer (inclusief toelichtingen) voor. Met als meest kenmerkende plek S1: De beoogde eindkwalificaties passen wat betreft niveau en oriëntatie (bachelor of master; hbo of wo) binnen het Nederlandse kwalificatieraamwerk. Ze sluiten bovendien aan bij de actuele eisen die in internationaal perspectief vanuit het beroepenveld en het vakgebied worden gesteld aan de inhoud van de opleiding. Ook de WHW is expliciet: Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen, Titel 1. Definities en taakomschrijving, Artikel 1.1. Begripsbepalingen. In deze wet wordt verstaan onder: Sub d. hoger beroepsonderwijs: onderwijs dat is gericht op de overdracht van theoretische kennis en op de ontwikkeling van vaardigheden in nauwe aansluiting op de beroepspraktijk Vanuit mijn onderzoek ben ik specifiek geïnteresseerd in het HBO, maar de accreditatiekaders maken tegenwoordig geen verschil meer tussen HBO en WO. Alleen wordt beroepenveld/vakgebied nog al eens vermeld met de opmerking: indien relevant. Relevant is het in mijn optiek altijd. Hoger onderwijs is altijd gericht op een beroepenveld of vakgebied (ook als je er onderzoek in wilt doen). Kortom, ik verheug me in de discussie op dit gebied: wanneer is een diploma HO-waardig en waarom.
Rian: Vanuit WO is beroepenveld m.i. vaak pas belangrijk in laatste fase van de studie, waarna vervolgonderwijs gevolgd kan / moet worden om in de beroepsvereniging opgenomen te worden. Hoe liggen verhoudingen tussen HBO en WO écht in de praktijk? WHW is ander verhaal, want het onderscheid dat niet in de wet staat, bestaat m.i. in praktische zin wel. = = = KOLOM 8 (nieuw) Peter Ubachs merkt verder o.a. op: Samengevat ben ik van mening dat de arbeidsmarkt grotendeels het antwoord geeft op de vraag: wie bepaalt de waarde van een diploma? Met dit onderwerp ben ik in mijn werk voor de commissie doelmatigheid hoger onderwijs voor een gedeelte dagelijks bezig. Kort gezegd: beoordelen van o.m. arbeidsmarktrelevantie/perspectieven van nieuwe opleidingen in het HBO en WO. Een slecht of onduidelijk arbeidsmarktperspectief voor toekomstige studenten kan een van de redenen zijn waarom de Minister besluit een nieuwe opleiding van een hogeschool of universiteit niet te bekostigen. In die zin is er door meer nadruk op doelmatigheidstoetsing in het hoger onderwijs in het voortraject de afgelopen jaren een soort vangnet ontstaan. Dit vangnet houdt de echte 'pretstudies' of 'opleidingen die evident opleiden voor werkeloosheid' grotendeels tegen. Aldus wordt de kans op een niet hbo-waardig diploma voor een gedeelte in het voorstadium al beperkt. Het onderwerp onderwijs-arbeidsmarkt is wellicht wat minder juridisch, doch meer bestuurlijk/beleidsmatig van aard op het eerste gezicht. Toch kan denk ik voor deze paragraaf nadruk gelegd worden op de rol van de overheid en de sturingsmogelijkheden en verantwoordelijkheden, waarmee je het geheel weer meer in het juridische segment plaatst. Voorts zou ik eventueel ook bijdrage kunnen leveren aan het stelsel-onderwerp op basis van Veerman. PeterK: Arbeidsmarkt is immers ook een plek waar de waarde zich moet bewijzen (en waar je die wellicht kunt meten). Denk je dan ook aan het AHELOproject van de OESO? PeterU neemt dit mee.
Werkgroepleden tot zover:
[email protected];
[email protected];
[email protected];
[email protected];
[email protected];
[email protected];
[email protected];
[email protected];
[email protected];
[email protected];
[email protected];
[email protected];
[email protected];
[email protected]