W
ERK
aan de WINKEL
Scriptie Master of Urban and Area Development Laura Wille Juni 2010
2
W
ERK
aan de WINKEL
Onderzoek om inzicht te krijgen in hoe gemeenten, corporaties en ondernemers via integrale gebiedsontwikkeling in de krachtwijken de economische potentie van een wijk optimaal kunnen benutten
Scriptie Master of Urban and Area Development Hogeschool Utrecht Titel Datum Auteur Studentnr E-mailadres Begeleider Beoordelaar Vormgeving
Werk aan de Winkel Juni 2010 Laura Wille 1561203
[email protected] André Bus Mirjam Huffstadt Lijn C vormgeving & communicatie
- WERK aan de WINKEL -
3
4
INHOUDSOPGAVE Voorwoord Samenvatting 1. Inleiding 1. 1. Wijkeconomie anno 2010: grensoverstijgend 1. 2. Wijkeconomie als verbindende factor voor integrale gebiedsontwikkeling 1. 3. Doelstelling 1. 4. Vraagstelling
7 9 10 10 10 11 11
2. Onderzoekskader: strategie en methoden 2. 1. Onderzoeksafbakening 2. 2. Onderzoeksstategie 2. 3. Onderzoeksmethoden
12 12 13 14
3. Theoretisch kader: kenmerken voor een succesvolle wijkeconomie 3. 1. Fysiekruimtelijke kenmerken 3. 2. Sociaalculturele kenmerken 3. 3. Economische kenmerken 3. 4. Synthese en conclusie
16 16 18 20 22
4. Beleidskader: maatregelen en rolverdeling in de krachtwijken 4. 1. Actieplan Krachtwijken: doelstellingen voor integrale vernieuwing 4. 2. De Wijkaanpak in vijf Amsterdamse krachtwijken 4. 3. Wijkeconomie in drie Amsterdamse krachtbuurten 4. 4. Rolverdeling en samenwerking binnen wijkeconomie 4. 5. Synthese en conclusie
24 24 24 27 29 31
5. Analyse: verband tussen theorie, beleid en praktijk 5.1. Praktijktoets: kenmerken versus beleid en maatregelen 5.2. Optimaliseren van de samenwerking 5.3. Synthese en conclusie
34 34 35 36
6. Conclusies en aanbevelingen 6. 1. Conclusies 6. 2. Aanbevelingen voor de praktijk
39 39 41
Literatuurlijst
43
- WERK aan de WINKEL -
5
6
VOORWOORD
T
oen voelde Alice iets heel vreemds en zij dacht er een tijdje over na voor zij wist wat het was. Ze begon groter te worden en zij wilde eerst opstaan en de zaal uitlopen, maar toen besloot zij om te blijven waar ze was zolang ze plaats genoeg had. ‘Ik wou dat je niet zo duwde’, zei de Zevenslaper die naast haar zat, ‘ik kan amper ademhalen. ‘Ik kan er niets aan doen’, zei Alice heel deemoedig, ‘ik groei. ‘Jij hebt geen recht om hier te groeien,’ zei de Zevenslaper. ‘Praat geen onzin’, zei Alice, nu heel wat flinker, ‘je weet best dat jij ook groeit. ’Ja maar ik groei in een redelijk tempo’, zei de Zevenslaper, ‘en niet op zo’n belachelijke manier.’ Na mijn vorige studie had ik me voorgenomen om nooit meer een scriptie te schrijven. En toch heb ik me weer laten verleiden. De vergeten strijd tussen te breed of te smal gaan, te veel of te weinig lezen en perfectioneren of afraffelen kwam al snel weer boven. Er was dus Werk aan de Winkel. Dit keer heb ik het steeds weer bijwerken van niet gehaalde planningen maar achterwege gelaten en ben ik niet tien keer op vakantie gegaan ter ontspanning. Wel heb ik aan massaproductie gedaan in een zonnig huisje in Schoorl met Monica, Anne en Lady Gaga. En heb ik inspirerende input gekregen van Radboud, Tim, Maarten, Engelien, André, Theo en niet te vergeten Jane. Catelijne en Saartje zorgden voor de finishing touch. Want ook bij scripties gaat het niet alleen om het innerlijk, maar ook om het uiterlijk. Dank aan allen voor deze bijdragen die precies waren wat ik nodig had! Mijn passie voor stedelijke vernieuwing heb ik ontwikkeld tijdens mijn werk in de krachtwijken van Amsterdam Nieuw-West. Ook in mijn vrije tijd ontdek ik graag de rafelrandjes van de stad, die spannend en interessant zijn omdat er zoveel kansen en mogelijkheden liggen. Voor bewoners, voor ondernemers, en voor mijzelf als professional. De afgelopen twee jaar als student van de MUAD waren motiverend en inspirerend. De meeste colleges gaven enorm veel energie, een enkele training kon beter de ‘prullenbak’ in. Maar bovenal heb ik geleerd van de projectweken waar we uitdagende vraagstukken oplosten. Eigenlijk een vernieuwingsopgave in het klein. Met alle ups en downs in proces en samenwerking die zo herkenbaar zijn voor de uitvoering in de praktijk. In die twee jaar ben ik gegroeid. Niet zoals Alice op een belachelijk tempo, maar wel een klein beetje, en dat voelt al heel groot.
Laura Amsterdam, 16 juni 2010
- WERK aan de WINKEL -
7
8
SAMENVATTING B
ij integrale gebiedsontwikkeling wordt het belang van economische vitaliteit in de krachtwijken weliswaar onderkend door gemeente en woningcorporaties, maar in de praktijk is de rol van economie in de wijk vaak beperkt tot maatregelen ter ondersteuning van ondernemers. De economische potentie van de wijk wordt daarmee onvoldoende benut. Dit onderzoek geeft antwoord op de vraag hoe gemeenten, woningcorporaties en ondernemers gezamenlijk bij kunnen dragen aan het optimaal benutten van de economische potenties in de krachtwijken, om daarmee een positieve impuls te geven aan de wijk en haar omgeving. Lees verder over de context in hoofdstuk 1
O
m een antwoord te vinden op bovenstaande vraag worden vier onderzoeksvragen beantwoord middels een kwalitatief empirisch onderzoek. De doelstellingen en maatregelen voor de versterking van de wijkeconomie die in de praktijk worden ingezet, worden getoetst aan een theoretisch kader. Iedere wijk heeft zijn eigen problematiek en verdient een aanpak op maat. De focus van dit onderzoek ligt op het inzichtelijk maken van mogelijke combinaties: ingrediënten (maatregelen) die binnen iedere wijk met een ander recept (beleidsdoelstellingen en partijen) de economische potenties kunnen versterken. Lees verder over de onderzoeksaanpak in hoofdstuk 2 Uit het literatuuronderzoek blijkt dat de bestaande theorieën over wijkeconomie die uitgaan van de economische potentie van een wijk fysiek-ruimtelijke, sociaal-culturele en economische kenmerken hebben. Deze drie categorieën van kenmerken zijn niet op zichzelf staand en hebben een raakvlak met elkaar: de verschillende kenmerken zijn in staat om elkaar te versterken. In een model worden zij met elkaar in verband gebracht en wordt inzichtelijk gemaakt vanuit welke invalshoeken kan worden ingezet op een verbetering van de economische potentie in de krachtwijken. Lees verder over kenmerken die wijkeconomie versterken in hoofdstuk 3
S
inds de wijkaanpak is de aandacht voor wijkeconomie vergroot en er wordt inmiddels in de krachtwijken flink geïnvesteerd. Uit deskresearch en interviews blijkt dat de koppeling tussen doelen van beleid en maatregelen echter nog onvoldoende scherp gedefinieerd is. Er gebeurt heel veel, maar hoe de maatregelen uiteindelijk bijdragen aan het realiseren van welke doelstellingen is nog vaag. Door het proces als een leercyclus te beschouwen kan op flexibele wijze worden gestuurd op veranderingen en verbeteringen in de economische potenties van een wijk. Lees verder over de wijkeconomie in de praktijk van krachtwijken in hoofdstuk 4
- WERK aan de WINKEL -
U
it interviews blijkt dat de samenwerking tussen de partijen sterk in ontwikkeling is. Voorheen werd het gebrek aan aandacht voor de wijkeconomie geweten aan een onduidelijke regierol. Uit de Amsterdamse praktijk blijkt dat het niet noodzakelijk is om top-down regie te voeren op de wijkeconomie. Betrokken partijen kunnen in een coalitie op wijkniveau verantwoordelijk worden gemaakt voor een aanpak op maat. Dit kan worden versterkt door op verschillende schaalniveaus aanvullende allianties te sluiten om zo door nieuwe initiatieven de economie te versterken. Lees verder over samenwerking in de uitvoering in hoofdstuk 4
E
nerzijds zijn in dit onderzoek de theoretische kenmerken benoemd die de economische potentie van een wijk beïnvloeden, anderzijds is in beeld gebracht hoe in de praktijk van de krachtwijken wordt ingezet op het aandachtsgebied van wijkeconomie. Wanneer deze twee met elkaar in verband worden gebracht ontstaat een beeld van de kenmerken die nog niet, onvoldoende of voldoende worden meegenomen in het analyseren van beleidsdoelstellingen en maatregelen in de praktijk van wijkeconomie. Met dat inzicht wordt duidelijk waar een kwaliteitsslag mogelijk is om bij de wijkaanpak en vanuit integrale gebiedsontwikkeling de economische potentie van de krachtwijken beter te benutten. Lees verder over de kwaliteitsslag voor wijkeconomie in de krachtwijken in hoofdstuk 5
O
ok zo benieuwd naar hoe de economische potentie in jouw krachtwijk geoptimaliseerd kan worden? Lees dan de conclusies en aanbevelingen in hoofdstuk 6
9
1
INLEIDING Al in het millenniumjaar spraken de Europese landen in Lissabon de ambitie uit om in 2010 de Europese Unie de meest competitieve en dynamische (kennis)economie ter wereld te laten zijn. In navolging daarvan is door de Europese Ministers voor het Stedenbeleid in 2007 het Leipzig Charter aangenomen: het fundament onder een nieuw stedelijk beleid in Europa. De belangrijkste doelstelling is om middels een integrale aanpak van grootstedelijke vraagstukken op korte termijn te komen tot een duurzame en dynamische stedelijke economie. Deze ambitieuze doelstelling is echter ingehaald door de economische conjunctuur zelf. De kredietcrisis die eind 2008 vanuit Amerika ook Nederland trof heeft de economische hoogtijdagen van het afgelopen decennium doen keren. Ondernemers ondervinden hiervan meer en meer de negatieve gevolgen: het wordt steeds moeilijker om aan geld voor investeringen te komen en werknemers aan het werk te houden (www.mkb.nl, 2009). Voor de Nederlandse krachtwijken niets nieuws onder de zon. Daar is de neerwaartse economische spiraal al jaren geleden ingezet. De kwaliteit van voorzieningen is marginaal, de werkloosheidscijfers zijn hoog en de kleine groep kapitaalkrachtigere bewoners verlaat de wijk. Een weinig aantrekkelijk investeringsklimaat, grote bedrijven blijven er dan ook liever verre van. Het zijn de kleine ondernemers die de economische bedrijvigheid nog enigszins een impuls geven. Hierbij houden zij zelf maar net het hoofd boven water: een aanzienlijk deel van de kleine zelfstandigen heeft een inkomen onder de armoedegrens (Van der Linden, 2009). Nu de economie zowel in Europa als in Nederland hoog op de beleidsagenda staat, liggen er extra mogelijkheden om bij te dragen aan het versterken van de economische vitaliteit in de krachtwijken. In deze tijd van recessie komt het er nog meer op aan om de kansen die zich voordoen in deze wijken optimaal te benutten. Inmiddels is ook binnen de gemeentelijke en lokale beleidsvorming bewustwording en draagvlak om vanuit integrale gebiedsontwikkeling een extra impuls te geven aan de wijkeconomie (Ministerie van Vrom, 2007). Opvallend is echter dat in het Actieplan Krachtwijken van minister Vogelaar het woord ‘economie’ niet één keer voorkomt. Er wordt gesproken over ondernemerschap, maar vooral vanuit de mogelijkheid voor bewoners van krachtwijken om zichzelf meer perspectief op sociale stijging te bieden. De rol van de bestaande wijkeconomie voor wijkverbetering op sociaal, cultureel en economisch vlak is onderbelicht. Dat doet onvoldoende recht aan het belang van de wijkeconomie voor de leefbaarheid in wijken (Kok, 2008).
Toen wel met een andere tendens: de wijk werd gezien als een zelfstandig functionerende economische eenheid waar bewoners zelf werk creëerden, afgestemd op de behoeften van de buurt. Met de toenemende mobiliteit van mensen en de groeiende sector van dienstverlenende kenniseconomie is deze invulling van wijkeconomie veranderd. Mensen leven niet meer in een besloten kring van wonen, werken en recreëren, maar kijken over de grenzen van de wijk heen voor werk en het gebruik van voorzieningen (Ouwehand, 2006). Wijkeconomie anno 2010 gaat over de economische potentie van een wijk. Het realiseren van goedkope bedrijfsruimte, het aanbieden van stageplaatsen voor jongeren, het opknappen van een bedrijvenplint: in de krachtwijken is een scala aan maatregelen terug te vinden die gericht zijn op het versterken van de economische dynamiek. De effecten van deze maatregelen manifesteren zich niet alleen in de wijk zelf, maar zijn grensoverstijgend en werken door op het schaalniveau van de stad en de regio (Kok, 2008). Zo trekt de slager die bekend staat om zijn kwaliteitsvlees klanten aan uit andere wijken. En doet de startende vormgever zaken met bedrijven uit stad en regio.
Wijkeconomie verbindende factor voor integrale gebiedsontwikkeling
Wijkeconomie anno 2010: grensoverstijgend De term wijkeconomie is niet nieuw, en werd al in de jaren ’80 geïntroduceerd bij de vernieuwing van de vooroorlogse stadswijken.
10
De beleidsprioriteit voor de versterking van de stedelijke economie biedt aanknopingspunten en kansen om ook de economie een gefundeerde plek te geven bij de aanpak van
wijken. In de economische ontwikkeling van een wijk ligt misschien wel dé verbindende factor voor integrale gebiedsontwikkeling. Door een integraal en samenhangend pakket aan doelstellingen en maatregelen gericht op de fysieke inrichting van de wijk (voorzieningen, bereikbaarheid, broedplaatsen), de gevestigde en toekomstige ondernemers (bedrijvigheid, starters) en de bewoners (arbeidsparticipatie, scholing, cultuur) kan een synergie ontstaan die leidt tot een opwaartse spiraal en een verbetering van het woon-, leef- en ondernemersklimaat (Vrom-Raad, 2006). Bij integrale gebiedsontwikkeling wordt het belang van economische vitaliteit in de krachtwijken weliswaar onderkend door gemeenten en woningcorporaties, maar in de praktijk wordt op dit vlak nog te weinig visie en ambitie getoond. De nadruk in de planvorming ligt op de fysiekruimtelijke veranderingen en de rol van economie in de wijk is vaak beperkt tot maatregelen voor het verbeteren van de leefbaarheid (Geerdes, 2008). De afgelopen jaren is er echter langzaam meer aandacht voor de sociaal-economische aspecten. Een belangrijke oorzaak voor deze koerswijziging komt voort uit het advies ‘Stad en Stijging’ van de Vrom-raad: de stad moet functioneren als emancipatiemachine en verschillende routes bieden om mensen vooruit te laten komen op het gebied van wonen, werken, onderwijs en vrije tijd (Vrom-Raad, 2006). Sinds dit advies is een nieuwe consensus ontstaan over de toekomst van de samenleving en de invloed hierop door stedelijke vernieuwing. De nadruk op sociaal-economische aanpak door de formulering van de beleidsdoelstellingen in de Wijkaanpak heeft ook de bijdrage en het belang van wijkeconomie weer naar voren gebracht. Terwijl dit belang in alle lokale wijkactieplannen terugkomt, blijft in de praktijk de discussie echter nog vaak hangen in welke definiëring van wijkeconomie men voor ogen heeft, in doelstellingen zonder concrete maatregelen en beoogde effecten, of in concrete maatregelen zonder duidelijke aansluiting bij de doelstellingen (Geerdes, 2008). Dit betekent niet noodzakelijk dat de aanpak van slechte kwaliteit is, maar om een optimalisatieslag te maken in de effecten voor de wijkeconomie is het van belang om beleidsdoelstellingen en maatregelen sterker met elkaar te verbinden.
ruimtelijke, economische en sociale doelstellingen, samenhangende programma’s worden ontwikkeld. Het onderzoek heeft betrekking op zowel de vooroorlogse als de naoorlogse krachtwijken. Deze zijn vergelijkbaar in die zin dat de koppeling tussen economische beleidsdoelstellingen en de daarbij behorende maatregelen verder geoptimaliseerd kan worden. Iedere wijk heeft zijn eigen problematiek en verdient een aanpak op maat. Het gaat dan ook om het inzichtelijk maken van mogelijke combinaties: ingrediënten (maatregelen) die binnen iedere wijk met een ander recept (beleidsdoelstellingen en partijen) de economische potenties kunnen versterken. Uit de conclusies komen aanbevelingen waarmee de partijen gezamenlijk de economische beleidsdoelstellingen en maatregelen beter aan elkaar kunnen koppelen. Met de resultaten van dit onderzoek wordt geen blauwdruk neergelegd voor een succesvolle versterking van wijkeconomie. Daarvoor is economie teveel een dynamisch samenspel van mensen en hun gezamenlijke interactie. Het zijn uiteindelijk de mensen die de economie maken: initiatiefrijke ondernemers, starters met lef, nieuwsgierige consumenten, aanbieders van bedrijfshuisvesting en verstrekkers van bedrijfskredieten. Een belangrijk punt om niet uit het oog te verliezen is dat economie wellicht te sturen is, maar daarmee nog niet maakbaar is.
Vraagstelling Om het bovengestelde doel te realiseren wordt in dit onderzoek gezocht naar een antwoord op de onderstaande vraagstelling:
Doelstelling De doelstelling van dit onderzoek is het verkrijgen van inzicht in hoe verschillende partijen bij integrale gebiedsontwikkeling in de krachtwijken gezamenlijk bij kunnen dragen aan het versterken van de wijkeconomie. Daarbij wordt gezocht naar een theoretisch kader waaraan de praktijk getoetst kan worden. De partijen die daarbij worden onderscheiden zijn de gemeente, woningcorporaties en ondernemers in de wijk. Het onderzoek richt zich op de stedelijke vernieuwing in die Amsterdamse krachtwijken, waar vanuit fysiek-
- WERK aan de WINKEL -
Hoe kunnen gemeenten, corporaties en ondernemers via integrale gebiedsontwikkeling in de krachtwijken de economische potentie van een wijk optimaal benutten en daarmee een positieve impuls geven aan de wijk en haar nabije omgeving?
11
2
ONDERZOEKSKADER strategie en methoden
Om een antwoord te vinden op de vraagstelling zoals benoemd in hoofdstuk 1 wordt een kwalitatief empirisch onderzoek uitgevoerd: een onderzoek waarbij de praktijk van beleidsdoelstellingen, maatregelen en de rol van de betrokken partijen wordt getoetst aan een theoretisch kader. In dit hoofdstuk worden allereerst enkele begrippen nader gedefinieerd. Vervolgens wordt de link gelegd tussen theorie en praktijk (onderzoeksstrategie). Tenslotte wordt de vraagstelling opgesplitst in stapsgewijze onderzoeksvragen en worden de onderzoeksmethoden uiteengezet. Onderzoeksafbakening Om de vraagstelling vanuit een afgebakend kader te kunnen beantwoorden wordt nader gedefinieerd wat er in dit onderzoek wordt verstaan onder integrale gebiedsontwikkeling, wijkeconomie en betrokken partijen. Integrale gebiedsontwikkeling Stedelijke vernieuwing is de transformatie van bestaand stedelijk gebied in en rondom de stad. Het vindt plaats binnen verschillende gebiedstypen en op verschillende schaalniveaus. De visie op de stedelijke vernieuwingsopgave is vaak breed en maatschappelijk relevant. Binnen stedelijke vernieuwing is integrale gebiedsontwikkeling een methodiek om de transformatie van een gebied vorm en invulling te geven vanuit doelstellingen, programma’s en projecten. De integraliteit van de planvorming kan op twee manieren worden opgevat. Enerzijds in fysiekruimtelijke zin, waarbij de transformatie van grond en vastgoed in een gebied met uiteenlopende functies in samenhang plaatsvindt. Anderzijds vanuit een breder perspectief waarbij zowel fysiekruimtelijke, economische en sociale programma’s en projecten in samenhang worden ontwikkeld (Huffstadt, 2005). Dit onderzoek richt zich op de laatste vorm van integrale gebiedsontwikkeling. Wijkeconomie Dit onderzoek richt zich op het zoeken naar verbanden die de economische potentie van een wijk kunnen versterken. Van een wijk is echter geen standaarddefinitie te geven. Het kan een fysieke eenheid zijn, een administratieve eenheid of een community, een groep bewoners. Hoe een wijk moet worden afgebakend zal keer op keer moeten worden bepaald op basis van het doel van het beleid en de maatregelen (Chaskin, 2001). In dit onderzoek wordt vanuit praktische overwegingen de administratieve indeling van krachtwijken in de gemeente Amsterdam gebruikt. Deze indeling wordt ook door gemeente en het rijk gebruikt. Het gaat dus niet per definitie om functioneel samenhangende gebieden of gebieden met een duidelijke culturele identiteit. De beleving van de wijk als eenheid kan bijvoorbeeld verschillen per ondernemer of bewoner. Daar wordt in dit onderzoek geen rekening mee gehouden.
12
Over de definiëring van wijkeconomie is veel gezegd en geschreven. In de meest smalle zin van het woord gaat wijkeconomie enkel over de economische activiteiten van het aanwezige bedrijfsleven (Bulterman, 2007). Dat kunnen winkels zijn met een verzorgende functie voor de wijk en haar omgeving, zoals een groenteboer of supermarkt. Daarnaast gaat dit ook over wijkoverstijgende bedrijvigheid van bijvoorbeeld zakelijke dienstverlening of creatieve en culturele bedrijven. Deze bedrijvigheid is overigens niet altijd even zichtbaar: achter vele voordeuren van woningen blijkt een bedrijf schuil te gaan (Hagens, 2009). Dat kan bijvoorbeeld een freelance vormgever zijn, maar ook een stratenmaker die voor zichzelf is begonnen als zzp-er. Wanneer het begrip wijkeconomie breder beschouwd wordt, gaat het ook over investeringen die de economische activiteit versterken en de kwaliteit van het vestigingsklimaat vergroten. Dit kunnen investeringen zijn van verschillende partijen, zoals woningcorporaties of de gemeente. Wijkeconomie raakt in dit geval de leefbaarheid in de wijk, waarvoor bewoners (consumenten), non-profitorganisaties (investeerders) en bedrijven (ondernemerschap) samen verantwoordelijk zijn (Bulterman, 2007). In dit onderzoek wordt de brede definiëring van wijkeconomie gehanteerd. Partijen Bij integrale gebiedsontwikkeling zijn vele partijen betrokken. De complexiteit van de planvorming maakt dat er steeds meer partijen belang hebben bij de ontwikkeling van het gebied, maar dat zijn wel uiteenlopende
belangen. Vooral verschillen tussen individuele belangen en gebiedsbelangen, en tussen korte- en langetermijnbelangen kunnen knelpunten opleveren in de samenwerking. Daarnaast speelt mee dat de verhouding en de rolverdeling tussen de partijen is veranderd. Er is sprake van een afnemende interventie vanuit de overheid, deels veroorzaakt door het steeds meer afnemende grondeigendom van de overheid. Hierdoor zijn de verhoudingen tussen wie betalen en bepalen veranderd (Huffstadt, 2005). Waar eerst de economie een investeringspijler van met name de gemeente was, komt het nu steeds meer voor dat ook woningcorporaties de economische dynamiek in de wijken waar zij bezit hebben willen verbeteren. Ook partijen die tot een aantal jaren geleden nog geen actieve partij waren, zoals ondernemers, hebben een sterkere rol gekregen binnen planvorming. Omdat zij visie en lef hebben, en verder denken dan alleen de binnenkant van hun winkel. Daarom zijn zij een belangrijke partner in de discussie rondom de versterking van de economische potentie (Hagens, 2009). In dit onderzoek worden drie belangrijke partijen voor de ontwikkeling van wijken meegenomen: de gemeente, de corporaties en de ondernemers zelf. Er wordt gekeken naar hun visie op wijkeconomie, en daarmee samenhangende beleidsdoelstellingen en maatregelen. De bewoners van de wijk worden buiten beschouwing gelaten, alhoewel de verbetering van de sociaaleconomische positie van bewoners een belangrijke doelstelling is in de wijkaanpak. De link tussen maatregelen die gericht zijn op het verbeteren van deze positie en het effect dat dit heeft op de economische vitaliteit van een wijk komt naar mijn mening in de onderzochte literatuur marginaal naar voren. Dit onderzoek richt zich dan ook niet op hoe sociale stijging van bewoners kan worden gerealiseerd, het richt zich op de economische kracht van een wijk. Het zijn de ondernemers, de gemeente en de corporatie die hierin het meeste kunnen sturen en investeringen kunnen doen. De effecten van een dynamische wijkeconomie zijn echter wel merkbaar voor de bewoners. De leefbaarheid zal verbeteren en bewoners plukken hier ook de vruchten van (Kok e.a. 2009).
Onderzoeksstategie
• De economische potentie van een wijk kan worden verstrekt vanuit een aantal kenmerken. Deze worden gecategoriseerd in fysiekruimtelijke, sociaal-culturele en economische kenmerken. De mate van samenhang tussen deze kenmerken heeft invloed op de wijkecenomie. • De beleidsdoelstellingen en maatregelen dienen voort te komen uit kaders die op een landelijk en gemeentelijk schaalniveau liggen. Bij wijkeconomie is dat vanuit overheid en gemeente het beleidskader over de krachtwijken en de wijkaanpak, en vanuit de stedelijke vernieuwing de integrale ontwikkeling van het gebied met een fysiek, sociaal en economisch programma. • De samenwerking komt tot stand tussen de verschillende partijen die belang hebben bij een succesvolle wijkeconomie: gemeente, bewoners, ondernemers en woningcorporaties. Vanuit de literatuur wordt benoemd welke partijen daadwerkelijk sturing kunnen uitoefenen op wijkeconomie en welke rolverdeling daarbij gewenst is. Door bovenstaande externe factoren in verband te brengen met hoe de vier proceselementen in de praktijk worden ingezet, wordt inzichtelijk gemaakt welke aandachts- en verbeterpunten er zijn om vanuit de juiste samenwerking de economische potentie van een wijk optimaal te benutten en economische beleidsdoelstellingen en maatregelen beter aan elkaar kunnen koppelen. Om zo vanuit een samenhangend kader de wijkeconomie te versterken en daarmee een positieve impuls te geven aan de krachtwijken.
Doelstelling, vraagstelling, afbakening en de maatschappelijke context zijn in figuur 1 met elkaar in verband gebracht. Dat geeft de strategie weer die aan de basis ligt van dit onderzoek. De kern van het onderzoek draait om de wijkeconomie. Om de wijkeconomie te versterken vindt een samenspel plaats tussen de economische potentie van een wijk, beleidsdoelstellingen om die potentie optimaal te benutten, maatregelen die volgend zijn op de doelstellingen en die vanuit samenwerking tussen de partijen worden uitgevoerd. Dit is een circulair proces dat constant in beweging is, waarbij deze vier proceselementen elkaar onderling beïnvloeden. Ieder proceselement wordt daarbij ook beïnvloedt door diverse externe factoren:
- WERK aan de WINKEL -
13
Figuur 1: onderzoeksstrategie
Sociaal Krachtwijken
W ijkaanpak Economisch
Beleids doelstellingen
Fysiek Integrale gebiedsontwikkeling
Maatregelen
Wijkeconomie
Kenmerken
Economische potentie
Fysiek -ruimtelijk Ondernemerschap Sociaal -cultureel W erkgelegenheid Economisch Dynamiek stad
Samen werking Gemeente Consument Ondernemers W oningcorporaties Bewoners
Onderzoeksmethoden Naar aanleiding van de onderzoeksstrategie (zie figuur 1 ‘onderzoeksstrategie’ ) zijn vier onderzoeksvragen geformuleerd. Deze zijn ieder opgedeeld in onderstaande deelvragen. In deze paragraaf wordt ook benoemd welke onderzoeksmethoden ten grondslag liggen aan de beantwoording van de onderzoeksvragen.
14
Onderzoeksvraag 1 Welke kenmerken bepalen de economische potentie van een wijk en dragen bij aan een succesvolle wijkeconomie?
Onderzoeksvraag 2 Welke beleidsdoelstellingen en maatregelen staan op de landelijke en lokale beleidsagenda om de wijkeconomie te versterken?
Deelvragen: a. Wat zijn vanuit bestaande theorieën kenmer ken die bijdragen aan economische potentie en een succesvolle wijkeconomie? b. Hoe kunnen de verschillende theorieën met el- kaar in verband worden gebracht? c. Hoe kunnen deze theorieën en verbanden wor- den samengevat in een theoretisch kader voor een succesvolle wijkeconomie?
Deelvragen: a. Welke economische beleidsdoelstellingen zijn landelijk en lokaal geformuleerd in relatie tot krachtwijken en de wijkaanpak? b. Welke maatregelen zijn geformuleerd in de planvorming? c. Hoe worden beleidsdoelstellingen en maat- regelen aan elkaar gekoppeld?
Onderzoeksvraag 3 Hoe wordt in de praktijk door betrokken partijen geïnvesteerd in het versterken van de wijkeconomie in de krachtwijken? Deelvragen: a. Wat is de rol van gemeente, woningcorporaties en ondernemers bij het realiseren van de doelstellingen en maatregelen om de wijkeconomie te versterken? b. Hoe werken deze partijen samen binnen de wijk? c. Waar liggen vanuit de samenwerking verbeterpunten?
Onderzoeksvraag 4 Hoe kan de bestaande theorie gekoppeld worden aan de huidige beleidskaders, maatregelen en investeringen van betrokken partijen, zodat inzichtelijk wordt hoe vanuit deze samenhang keuzes aangaande het versterken van de economische potentie van de wijk vanuit het juiste kader tot stand kunnen komen? Deelvragen: a. Wat is de samenhang tussen theorie, beleids- doelstellingen en maatregelen en hoe kan deze bijdragen aan een succesvolle wijkeconomie? b. Wat zijn de verbeterpunten voor het versterken van doelen van beleid en maatregelen en het hierop baseren van keuzes? c. Welke rol kunnen de partijen het beste vervul- len vanuit samenwerking?
In figuur 2 ‘onderzoeksmethoden’ is weergegeven met welke methoden van onderzoek antwoord is gezocht op bovenstaande onderzoeks- en deelvragen. Daarbij wordt in beeld gebracht wat de relatie is tussen de onderzoeksvragen.
Figuur 2: onderzoeksmethoden
Onderzoeksvraag 1
Onderzoeksvraag 2
Onderzoeksvraag 3
Methode: literatuur onderzoek (deskresearch) naar: • Bestaande theorie ë n over kenmerken economische potentie van een wijk • Bestaande theorie ë n over verbanden tussen kenmerken
Methode: onderzoek beleidsstukken (deskresearch) naar: • Beleid economische agenda Nederland en Amsterdam in relatie tot stedelijke vernieuwing • Maatregelen in drie Amsterdamse krachtwijken gekoppeld aan het theoretisch en beleidskader
Methode: onderzoek rol betrokken partijen (interviews) naar: • Betrokkenheid van partijen bij maatregelen vanuit theoretisch en beleidskader • Rolverdeling, regie, en financiering van wijkeconomie in Amsterdamse krachtwijken
Synthese : theoretisch kader met kenmerken en verbanden
Synthese : beleidskader wijkeconomie in de krachtwijken
Synthese : samenwerking en rolverdeling versterken wijkeconomie
Onderzoeksvraag 4 Methode: Analyse verzamelde data onderzoeksvragen 1,2,3: verbanden leggen • Samenhang tussen theorie, beleid en maatregelen • Mogelijkheden voor samenhangende beleidsdoelstellingen en maatregelen, en economische potentie • Rolverdeling partijen voor goede investering en samenwerking
Vraagstelling Conclusie en aanbevelingen: • Hoe economische potentie optimaal te benutten • Met samenhangend beleid en maatregelen • Vanuit welke samenwerking en rolverdeling • W at zijn aanbevelingen voor de praktijk • Aanbevelingen voor vervolgonderzoek
- WERK aan de WINKEL -
15
3
THEORETISCH KADER
kenmerken voor een succesvolle wijkeconomie In dit hoofdstuk wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe met behulp van theorie het inzicht kan worden vergroot om de economische potentie van een wijk optimaal te benutten. Bestaande theorieën over wijkeconomie in relatie tot integrale gebiedsontwikkeling dienen hiervoor als basis. Deze theorieën zijn uiteengezet om te komen tot een antwoord op bovenstaande vraag, tevens onderzoeksvraag 1. Deze theorieën zijn gecategoriseerd in fysiekruimtelijke, sociaal-culturele en economische kenmerken. In de laatste paragraaf wordt de synthese tussen deze drie categorieën in een theoretisch kader samengevat. Fysiekruimtelijke kenmerken Jane Jacobs werd in 1961 in een klap wereldberoemd met haar boek ‘The Death and Life of Great American Cities’. Alle gevestigde planningstechnieken en strategieën voor stedelijke ontwikkelingen verloren voor even hun onovertroffen waarheidsgehalte. Voorheen werd de fysiekruimtelijke ontwikkeling van de stad en de stadswijk van binnen uit beschreven en werd de stad vanuit de potentie van de bewoners en ondernemers bezien. Jacobs werd in haar eigen tijd verguisd, maar het duurde niet lang voordat ook de maakbaarheid van de stad vanuit haar perspectief werd bekeken. Tenslotte is de dynamiek van een stad niet te danken aan de ontwerpers van straten, gebouwen en pleinen, maar juist aan diegenen die daar wonen, leven en werken. Dat maakt dat juist in deze tijd van vernieuwde inzichten over stedelijke vernieuwing het gedachtegoed van Jane Jacobs weer opnieuw actueel is. Waar het over stedelijke dynamiek gaat, gaat het natuurlijk ook over economie. En de kenmerken die Jacobs benoemt voor een florerende lokale economie lijken nog steeds heel goed toepasbaar op de vraagstukken van deze tijd over wijkeconomie. Jacobs kijkt daarbij naar hoe fysiekruimtelijke kenmerken de juiste condities kunnen scheppen voor menselijke interactie, die volgens haar de basis vormt voor economische activiteiten. Haar centrale gedachte daarbij draait om het begrip diversiteit. Diversiteit als voedingsbodem voor vernieuwing en groei van de lokale economie. Het gaat Jacobs niet om het creëren van diversiteit an sich maar wel om het optimaal benutten van het economisch potentieel. Wijken en buurten kunnen deze diversiteit faciliteren via vier fysiekruimtelijke kenmerken: gemengde hoofdfuncties, kleine bouwblokken, een hoge concentratie van mensen en vastgoed van verschillende leeftijden. Deze kenmerken kunnen worden aangevuld met kenmerken van wijken die ook diversiteit als uitgangspunt hebben, zoals bijvoorbeeld diversiteit in leefstijlen, of diversiteit in kwaliteit van ondernemerschap. De theorie van Jacobs vormt de basis voor deze paragraaf. In de literatuur zijn natuurlijk nog vele bekende theorieën van stedenbouwkundigen en architecten te vinden over de fysiekruimtelijke kenmerken
16
van stedelijk dynamiek, zoals Le Corbusier en Van Eesteren, belangrijke grondleggers van de monofunctionaliteit van wijken. Toch is hier gekozen voor de theorie van Jacobs omdat deze het beste van toepassing is op de vraagstukken over stedelijke dynamiek, juist omdat deze theorie de antipool is van de monocultuur. Er zijn geen andere theorieën gevonden waarbij fysiekruimtelijke kenmerken zo verbonden worden aan de economie van een wijk en de interactie die tussen mensen plaatsvindt. Het startpunt van Jacobs is juist deze interactie. De verschillende elementen van de stad (mensen, parken, economie) kunnen in haar visie niet zonder elkaar (Van Veldhuizen, 2006). Gemengde hoofdfuncties in de wijk Jacobs onderscheidt voornamelijk wonen en werken als de twee belangrijkste hoofdfuncties van een wijk. Voor een dynamische wijkeconomie dienen minimaal deze twee functies aanwezig te zijn in een wijk, zij noemt dit primaire diversiteit: ‘The district, and indeed as many of its internal parts as possible, must serve more than one primary function; preferably more than two. These must insure the presence of people who go outdoors on different scheduled and are in the place for different purposes, but who are able to use many facilities in common (Jacobs, 1961: 152).’ Deze primaire diversiteit zorgt ervoor dat mensen zich door de wijk zelf bewegen, dat er plekken zijn die mensen in de wijk aan zich binden en mensen van buiten de wijk aantrekken. Activiteiten beperken zich daardoor niet alleen tot de avonduren, weekenden of de lunchpauzes, maar vinden plaats verspreid
over de hele dag en week. Als reactie op deze doorlopende activiteit ontstaan diverse voorzieningen, zoals winkels voor dagelijkse boodschappen, horecagelegenheden en culturele voorzieningen. Deze voorzieningen kunnen op hun beurt bijdragen aan het vergroten van de aantrekkelijkheid van de wijk voor bewoners en consumenten uit de wijk, de stad en de regio als geheel. De succesfactor van functiemenging is volgens Jacobs voornamelijk een kenmerk van binnenstedelijke gebieden. Zij stelt echter wel dat in buitenwijken van de stad ook voldoende kansen liggen om economische dynamiek te genereren vanuit dit principe. Er dient dan wel voldoende aandacht te zijn voor de werkfunctie van een wijk. Zoals ze zelf stelt: ‘In city districts that are predominately or heavily residential, the more complexity and variety of primary uses that can be cultivated, the better, just as in downtowns. But the chief chessman that is needed in these districts is the primary use of work (Jacobs, 1961: 174).’ In de naoorlogse wijken van de stad overheerst vaak monofunctionaliteit, het zijn van oorsprong gebieden met voornamelijk een woonfunctie. De transformatie van deze gebieden naar multifunctionele wijken verdient extra aandacht ten opzichte van wijken met een reeds bestaand multifunctioneel karakter. Zo is bijvoorbeeld de versterking van de wijkeconomie in de Indische buurt in Amsterdam niet alleen door haar ligging aan de rand van het centrum zeer effectief, maar ook doordat er ook al voor de vernieuwing sprake was van functiemenging. Veel meer dan bijvoorbeeld het buiten de ring gelegen – van oorsprong monofunctionele - Geuzenveld, waar de economische vitaliteit ondanks extra inspanningen van de partijen nog lang niet op het gewenste niveau is. Vastgoed van verschillende leeftijden Het tweede kenmerk is de aanwezigheid van vastgoed in de wijk uit verschillende bouwperioden en met verschillende bouwstijlen: ‘Cities need old buildings so badly it is probably impossible for vigorous streets and districts to grow without them. By old buildings I mean not museumpiece old buildings, not old buildings in an excellent and expensive state of rehabilitation (…) but also a good lot of plain, ordinary low-value old buildings (Jacobs, 1961: 187)’. Een goede mix van oude en nieuwe, en van goed en minder goed onderhouden gebouwen trekt verschillende doelgroepen naar een wijk. Dit geldt zowel voor woongebouwen als voor bedrijfsruimtes en winkelpanden. Op deze manier kan een gedifferentieerd aanbod van voorzieningen ontstaan vanuit een verschillende vraag van consumenten en ondernemers, die zich niet alleen kunnen vestigen maar ook kunnen doorgroeien binnen de wijk. Infrastructurele verbindingen Kleine bouwblokken, en daarmee een netwerkgerelateerd stratenpatroon, zijn volgens Jacobs een belangrijke factor voor een levendige
- WERK aan de WINKEL -
stadswijk en kan de lokale economie stimuleren. ‘Most blocks must be short: that is, streets and opportunities to turn corners must be frequent (Jacobs, 1961: 178)’. Als er meerdere routes zijn die bewoners, werknemers en bezoekers door een wijk kunnen nemen, zijn er verschillende knooppunten mogelijk waarop commerciële activiteiten zich kunnen vestigen. Zo ontstaat een ideale voedingsbodem voor diversiteit en daarmee voor economische activiteit. Dit kenmerk van Jacobs past heel goed in de tijdgeest van de jaren ’60, toen de buurt nog veel meer dan nu een eenheid was waar het leven van alledag zich afspeelde. Echter, in de huidige maatschappij is door de toegenomen mobiliteit en technologische innovatie de wereld van mensen veel groter geworden. Het gaat nu dan ook niet meer om een netwerkgerelateerd stratenpatroon. Het gaat om een netwerk waarin verbindingen met de wijk, de stad, de wereld gelegd worden. Zodat mensen waar dan ook vandaan zelf de verbinding met de wijk kunnen leggen en zo een wijdse interactie creëren (Van Ruiten, 2010). De stadsgeograaf Janelle sluit zich hierbij aan en stelt dat de infrastructurele aansluiting van de wijk de economische potentie van de wijk kan beïnvloeden (Boonstra, 2009). Volgens zijn theorie wordt het economisch karakter van een gebied in grote mate beïnvloed door de manier waarop dit gebied met zijn omgeving is verbonden. Een optimale bereikbaarheid zorgt voor dynamische mogelijkheden voor interactie tussen verschillende gebieden. Nieuwe en snellere verbindingen zorgen voor meer mogelijkheden en voor versnelling van de interactie. Deze theorie is niet op wijkniveau ontwikkeld, maar laat zich wel vertalen naar dit niveau. Een voorbeeld hiervan is te vinden in New York, waar de wijken in de stad als het ware door stedelijke radialen met elkaar verbonden zijn. Lopend over de avenue van Spanish Harlem naar downtown Manhattan, worden de verbindingen tussen de wijken zichtbaar: wijken
17
met ieder een eigen kleur en een eigen identiteit, maar waarbij het verweven patroon van interactie economische activiteit organiseert (Van Ruiten, 2010). Balans in concentratie mensen Het vierde kenmerk dat lokale economie positief kan beïnvloeden is de mate waarin mensen zich concentreren dan wel spreiden door de openbare ruimte van een wijk heen: ‘The district must have a sufficient dense concentration of people, for whatever purpose they may be there. This includes people there because of residence (Jacobs, 1961: 200).’ Hiervoor is wel een goede balans nodig. Enerzijds is er een concentratie van mensen nodig om voldoende draagvlak voor voorzieningen te creëren. Anderzijds kan een te hoge concentratie van mensen op een te klein grondgebied leiden tot overlast en drukte. Jacobs legt hierbij een koppeling met een sociaal-culturele component, namelijk de belevenis van de stad en van de wijk door haar gebruikers. Een koppeling tussen de geplande en de geleefde stad. Om de concentratie van mensen af te stemmen op de economische dynamiek is het nodig om een fysiekruimtelijke vertaalslag te maken van de wijze waarop de openbare ruimte en de voorzieningen in de wijk op verschillende momenten van de dag gebruikt wordt door verschillende doelgroepen. Tussen groepen mensen met een verschillende leefstijl kunnen routines verschillen. Bijvoorbeeld de tijden waarop ouderen, drukke tweeverdieners en gezinnen met kinderen de boodschappen doen. Die verschillen zijn belangrijk, want daardoor verandert voortdurend het gebruik van de openbare ruimte en de voorzieningen (Nio e.a. 2008). Deze routines maken dat een gedifferentieerde economische dynamiek ontstaat.
Sociaal-culturele kenmerken Vaak wordt economie beschouwd vanuit het perspectief van het productmilieu: de cumulatie van productiefactoren arbeid, kapitaal en ideeën geeft steden een concurrentievoordeel ten opzichte van minder verstedelijkte gebieden. Het denken vanuit het product lijkt steeds meer een vrij eenzijdige gedachte. De stad functioneert niet alleen meer als productiemilieu waar mensen naartoe komen omdat er werk te vinden is. De stad wordt juist meer en meer een consumptiemilieu, waar mensen willen zijn en naartoe trekken op zoek naar voorzieningen waar zij behoefte aan hebben. Bewoners ‘consumeren’ de stad en haar aantrekkelijkheden, zoals bezoekers dat ook doen (Boonstra, 2009). Deze twee milieus beïnvloeden elkaar natuurlijk wel: het aanwezige consumptiemilieu trekt specifieke groepen bewoners aan, die op hun beurt de arbeidspotentie vormen voor reeds aanwezige en toekomstige bedrijfstakken. Zowel stedelijke als wijkgebonden economische groei kunnen dus niet los worden gezien
18
van de waardering van de stad als leefmilieu. Economische dynamiek heeft daardoor ook een sociaalculturele component. Leefstijl en identiteit van het individu Het individu heeft sinds de jaren ‘60 steeds meer behoefte aan een eigen leefstijl en geeft hier invulling aan door eigen keuzes in kleding, muziek, woonlocatie, woninginrichting en werkomgeving. Deze verschillende leefstijlen vormen subculturen binnen de dynamiek van de stad en haar omgeving. Monocultuur is slecht voor de economische vitaliteit van een wijk, omdat ondernemerschap en voorzieningen meerdere leefstijlen nodig hebben die als drager van de wijkeconomie kunnen fungeren. Verschillende en dus gedifferentieerde leefstijlen componeren een multiculturele samenleving (Dohle, 2010). Deze maatschappelijke ontwikkeling kent een ruimtelijke vertaalslag naar de stedelijke leefomgeving: een omgeving die waarde hecht aan (keuze)vrijheid, sociale diversiteit, dagelijkse en hoogwaardige voorzieningen met dienstverlening en goederen die verschillende doelgroepen met verschillende leefstijlen aanspreken. De Franse filosoof Baudrillard noemt dit de revolutie van de consument: het kapitalisme draait niet langer om de macht van het eigendom van productiemiddelen maar om de macht van de klant om betekenis te geven aan goederen, diensten en voorzieningen in de stad (Boonstra, 2009). Dat leefstijl een kenmerk is van economische potentie blijkt uit het voorbeeld van de wijk Lombok in Utrecht. Door transformatie van de woningvoorraad en het benadrukken van de multiculturele identiteit van het gebied werd in een aantal jaar tijd een nieuwe doelgroep aangetrokken van jonge tweeverdieners. Hierdoor verbeterde de kwaliteit van het bestaande voorzieningenaanbod, en ontstonden culturele- en horecavoorzieningen. De huizenprijzen stegen aanzienlijk en Lombok is nu een van de populairste wijken.
Consumentgericht ontwikkelen De keuze voor de stad als (toekomstig) woon- en werkmilieu wordt gestuurd door de voorkeuren van de individuele consument. De identiteit van de locatie en de leefstijl van het individu moeten bij elkaar aansluiten. En de identiteit van een locatie wordt op haar beurt gevormd door de sociaalculturele, economische en fysiekruimtelijke kenmerken van de plek in de stad en van de stad als geheel. Dat vereist inzicht in de leefstijl en voorkeuren van consumenten, terwijl juist de invloed van leefstijl op behoefte vaak wordt vergeten in de uitgangspunten bij integrale gebiedsontwikkeling. Het zou goed zijn om meer en meer vanuit het gebied zelf te kijken naar (woon)wensen van huidige, potentiële en gewenste doelgroepen. Het gaat daarbij om inzicht te krijgen in de specifieke woonwensen van verschillende doelgroepen en dat is voor ieder gebied weer anders. Ieder gebied moet dan ook een eigen profiel hebben dat zich uit in een uniek en consumentgericht programma met daarbijbehorende functies (Dohle, 2010). Wanneer leefstijl wordt onderkend als kenmerk voor het versterken van de wijk, kan een positieve economische wisselwerking het resultaat zijn. Jonge hoogopgeleiden verkiezen bijvoorbeeld de stad als woongebied vanwege het voorzieningenniveau en de vele mogelijke contacten, en tegelijkertijd zijn zij de potentiële groep van waaruit kennisintensieve en kleinschalige bedrijvigheid tot bloei kan komen (Storper, 2006). Creativiteit en economie versterken elkaar Richard Florida was een van de eersten die een relatie legde tussen de aanwezigheid van de creatieve industrie en de concurrentiepositie van een wijk. Creatieve mensen zoeken ontmoeting en inspiratie, zij komen daarom op een gebied af en stimuleren daarmee een goed aanbod van kunst, cultuur en horeca. Cultuur en economie versterken elkaar, horen bij elkaar en misschien is creativiteit wel de belangrijkste brandstof voor onze economie van de 21-ste eeuw. Florida stelt dat de aanwezigheid van de creatieve klasse de motor is achter stedelijke ontwikkeling en associeert een hecht netwerk van creatieve bedrijven en culturele voorzieningen met betere economische prestaties (www.kei-centrum.nl). Het gaat daarbij om kleine bedrijven die elkaar nodig hebben, maar ook gedijen in de aantrekkelijke omgeving die de stedelijke omgeving hen te bieden heeft. Dit is ook toepasbaar voor wijken buiten het centrum. Er zijn namelijk steeds nieuwe plekken nodig waar dit soort creatieve activiteiten zich kunnen herhalen en vergroten. Mensen zijn steeds op zoek naar een milieu dat ruimte biedt de dingen te doen die ze ergens anders niet kunnen doen. Creativiteit, cultuur en kunst kunnen daardoor in potentie leiden tot binding en vervolgens tot economische ontwikkeling (De Wolff, 2010). Een kenmerk van de creatieve industrie is dat naast de aandacht voor vorm en toepassing er altijd gezocht wordt naar opbrengsten die voortkomen uit productie. Florida’s aanduiding van de ‘motor
- WERK aan de WINKEL -
voor vernieuwing van de wijk’ is misschien pretentieus, en alleen een handjevol kunstenaars een buurt inwerpen versterkt nog niet de wijkeconomie. Maar culturele activiteiten en creatieve industrie kunnen zeker als katalysator van vernieuwing van de wijk dienen. Een voorbeeld van deze katalyserende werking is te vinden in de wijk Klarendal in Arnhem. Hier zijn kansen gecreëerd voor ondernemers in de mode, en aanverwante ambachten. Er zijn winkel-, werk- en woonruimtes aangekocht om ondernemers in staat te stellen samen een cluster te vormen. Een cluster dat niet alleen de aantrekkingskracht van de ondernemingen, maar ook de aantrekkingskracht van de wijk heeft vergroot voor nieuwe doelgroepen. De wijk als marketingproduct Locatie en doelgroep moeten goed op elkaar worden afgestemd. Dat wordt steeds meer gerealiseerd door de inzet van een effectieve stedelijke- en wijkmarketing: de betekenis van een stad moet worden gecommuniceerd naar de meest relevante doelgroepen. Daarmee is marketing als vakgebied de meest concrete erkenning dat de stad product is geworden. Gebiedsmarketing is het afstemmen van gebieden en hun (toekomstige) programma op de wensen van de consument en de mate waarin een gebied zich in het bewustzijn van bewoners en gebruikers onderscheidt van andere gebieden. Daarbij ligt de focus op de functionele aspecten van een gebied in combinatie met emotionele- en belevingswaarde (Buhrs, 2008). Deze functionele aspecten gaan over wonen, maar ook over economische en culturele voorzieningen. Een wijk is lastig te definiëren omdat het een combinatie betreft van publieke en private goederen. Het is daarom van belang een gebied uiteen te rafelen in afzonderlijke plekken en belevenissen, maar om ook op zoek te gaan naar de overkoepelende waarden. Gebiedsmarketing is erop gericht om de vraag naar en het aanbod van de functies wonen, werken, winkelen en recreëren samen te
19
brengen binnen een eigen en uniek profiel. Dit profiel moet aansluiten bij het product, of de doelgroep en het liefst allebei (Dohle, 2010). Zoals bijvoorbeeld bij de branding van Stadhaven Minerva, een bedrijventerrein in Amsterdam bedoeld voor creatieve en ambachtelijke bedrijven. In de branding komen termen terug als robuust karakter, ruimte & uitzicht, spanning & ontspanning, licht & lucht. Kwalificaties die passen bij een voormalig industrieel havengebied (product). In de ontwikkelingsvisie worden juist de onderscheidende kwaliteiten genoemd: kleinschaligheid, diversiteit, flexibiliteit, vrijheid. Dit zegt vooral iets over het type bedrijven en de manier van vestigen (doelgroep). Het profiel laat zich vanuit de doelgroep en het product doorvertalen naar de waarden vrijheid, inspiratie en vitaliteit.
Economische kenmerken In de huidige krachtwijken zijn vele voorbeelden te noemen van zaken die de economische vitaliteit van een wijk in een negatieve spiraal doen belanden, zoals bijvoorbeeld, een eenzijdig aanbod van winkelvoorzieningen, leegstand of juist dubieus ogende bedrijvigheid en weinig contact tussen ondernemers en de buurt. Er zijn vijf economische kenmerken voor een succesvolle wijkeconomie te benoemen die deze negatieve spiraal kunnen doorbreken. Deze komen voort uit een inhoudelijke verdieping met een kwalitatief panel van experts werkzaam in de stedelijke (economische) vernieuwing (Wille, 2009), en worden in onderstaande paragrafen toegelicht. Betaalbaarheid Een belangrijk kenmerk van economische potentie in een wijk is het vestigingsklimaat. Ondernemers moeten zich graag willen vestigen omdat zij kansen zien om hun product of dienst vanuit juist die ene specifieke locatie te kunnen aanbieden aan hun consumenten. Daarbij moet die locatie voldoen aan bepaalde kenmerken die op dat moment voor een ondernemer van belang zijn. Voor de beoordeling van een locatie en het aantrekkelijk maken van ondernemerschap in de wijk is vooral flexibiliteit in huurprijs en –contract een belangrijke factor (Hagens, 2009). Startende ondernemers worden verleid om naar deze buurten te trekken en zullen eerder hun kans wagen en het risico nemen van het opzetten van een eigen zaak. Daarnaast houden bestaande ondernemers beter het hoofd boven water en kunnen zij hun investeringen richten op het verbeteren van de kwaliteit van hun producten, dienstverlening en personeel. Hier is een directe link te leggen met het kenmerk van Jacobs over vastgoed van verschillende leeftijden. Het bestaande vastgoed in de krachtwijken biedt namelijk een goede kans om betaalbare bedrijfshuisvesting te bieden. Op deze manier kan de flexibiliteit in huurprijs vanuit de marktwerking zelf worden gereguleerd: de grootte en de
20
kwaliteit van een ruimte bepaalt de huurprijs. Door diversiteit in vastgoedaanbod in een wijk te bieden maken ondernemers zelf de keuze voor de plek in de wijk van waaruit ze hun economische activiteiten willen uitdragen. Het kunstmatig laaghouden van huurprijzen door woningcorporaties is dan ook geen noodzakelijk middel om betaalbaarheid te organiseren. Het is zelfs niet wenselijk, omdat het de natuurlijke marktwerking van vraag en aanbod verstoort (Van Ruiten, 2010). Verlaagde huurprijzen kunnen natuurlijk wel worden ingezet om als een economische spin-off te werken, om een aantal bedrijven met aantrekkingskracht voor ondernemers en klanten te verleiden om zich in een wijk te vestigen. Deze investering hoeft echter geen eenrichtingsverkeer te zijn: in ruil voor betaalbaarheid en flexibiliteit kunnen ondernemers activiteiten opzetten voor en met de buurt. Dit creëert bewust ondernemerschap in de wijk en tegelijkertijd een interessante wisselwerking tussen de ondernemers en bewoners (Wille, 2010). Zichtbaarheid Het succes van winkeliers en ondernemers in de buurt kan worden vergroot door de economische activiteiten in de wijk zichtbaar te maken. Het gaat daarbij om zichtbaarheid naar binnen toe, en zichtbaarheid naar buiten toe (Wille, 2009). Dit kenmerk van een economische succesvolle wijk heeft allereerst een sociaal karakter (binnen): als bestaande en startende ondernemers elkaar face-to-face tegenkomen in een netwerk heeft dit een multiplier effect. Want succesvol ondernemen in de wijk doe je samen. Dat geldt ook voor het ondernemerschap achter de voordeur, zoals zelfstandig ondernemers en thuiswerkers. De vormgever die een leuke klus krijgt vraagt de thuiswerkende tekstschrijver om de hoek om een wervelende tekst te schrijven. Ondernemers kunnen van elkaar leren en kunnen gezamenlijk investeren in het versterken van de economische vitaliteit in hun wijk. De gemeente kan daarin faciliterend zijn met de aanstelling van een
winkelstraatmanager die in samenwerking met de ondernemers inhoud kan geven aan het economisch functioneren van een straat of gebied. De meerwaarde hiervan wordt niet altijd onderkend, maar is wel degelijk aanwezig. Succesfactor voor een effectief netwerk is daarbij wel dat het geen trekken aan een dood paard wordt, de ondernemers moeten het zelf willen (Van Ruiten, 2010). Zichtbaarheid heeft ook een faciliterend karakter: zichtbaarheid naar de wijk, naar de klanten toe (buiten) is ook belangrijk. Daarbij is het wel van belang dat gemeente en corporaties de ondernemer de mogelijkheid biedt om zichzelf te kunnen laten zien. Een bord aan de gevel, een terrasje op straat of een buitenetalage, dit zijn allemaal zaken die bijdragen aan de zichtbaarheid van de ondernemer in de buurt. Vaak wordt dit bemoeilijk door procedures en regelgeving. Om de economische potentie van een wijk te vergroten is het daarom goed om hier flexibel mee om te gaan en oog te hebben voor wat de ondernemers nodig hebben om klanten uit de buurt en van buiten de buurt aan te trekken (Wille, 2009). Kwaliteit De kwaliteit van het ondernemerschap zelf laat in de krachtwijken te wensen over. Ondernemers in krachtwijken hebben vaak andere dingen aan hun hoofd en zijn meer bezig met overleven dan aandacht te besteden aan hun eigen ondernemerschap. Terwijl kwalitatief goed ondernemerschap absoluut een kenmerk is van een succesvolle wijkeconomie (Ter Beek, 2005). Door ondernemers te ondersteunen in het aanbrengen van de broodnodige verbetering van de kwaliteit van dienstverlening of producten wordt hun positie in de wijk en naar de consument versterkt. Coaching van deze groep levert dan ook veel op. Om kwaliteit te verbeteren kan het bijvoorbeeld gaan om het geven van advies over bijscholing, of om het doen van een analyse van groepen bewoners in de wijk waar ondernemers hun productaanbod op kunnen afstemmen. Zeker in wijken waar de komende jaren veel gaat veranderen liggen goede kansen om nieuwe groepen in de samenleving te bedienen. Zoals de slager die zijn klandizie ziet verminderen en een slagersleerling aanneemt die halal vlees kan preparen. Een voorbeeld van hoe dit in de praktijk succesvol kan zijn, is het project Kansenzones. Kansenzones is een van oorsprong Rotterdams project dat bestaande en nieuwe ondernemers stimuleert om met een bijdrage van de gemeente investeringen te plegen in hun vastgoed en/ of (duurzame) bedrijfsmiddelen. De afgelopen vier jaar hebben ruim zeshonderd ondernemers in Rotterdam-Zuid door middel van Kansenzones fors in hun bedrijf geïnvesteerd. 65% van de ondernemers geeft aan dat Kansenzones een positieve invloed heeft op de omzet, driekwart van hen vindt dat de regeling bijdraagt aan de aantrekkelijkheid van de vestigingsplaats (www.kansenzones.nl, 2009).
- WERK aan de WINKEL -
Talent en ambacht Een kenmerk van een succesvolle wijkeconomie ligt in de mogelijkheid om talenten in een buurt tot ontwikkeling te brengen en aan de wijk en de stad te binden (Kennisnetwerk Amsterdam, 2005). Het is van belang om deze talenten te ondersteunen. Door de verborgen kwaliteiten van bewoners van een wijk naar voren te halen, kunnen deze personen rolmodel zijn voor de rest van de wijk. Iedereen heeft een talent en kan er wat mee. Dit talent kan uiteenlopend van aard zijn, maar het meest grijpbare, zichtbare en voorkomende talent in een wijk gaat vaak over vakmanschap. De buurvrouw die populaire burkini’s ontwerpt, de oom die op feesten in de buurt fabuleuze hapjes op tafel zet, het gaat om handwerk, om ambachtelijkheid, over iets heel goed kunnen. Een voorbeeld van het stimuleren van talentontwikkeling rond ambachtelijkheid is het project Skillcity in Rotterdam. Daar worden op scholen projecten opgestart die te maken hebben met de ontwikkeling van vakmanschap. Daar heb je skills voor nodig die anders zijn dan de vaardigheden die in de dagelijkse lessen worden onderwezen en die erg verbonden zijn met onze kenniseconomie. Door fysiek bezig te zijn en diverse materie te leren begrijpen, bloeien kinderen die normaal in de klas niet opvallen of niet meekomen op. Want in juist die ambachtelijkheid ontdekken ze hun talenten (Oosterling, 2009). Afstemming vraag en aanbod Aandachtspunt in de krachtwijken is vaak om de diversiteit van de voorzieningen en branchering aandacht te geven. Het aanbod in deze wijken is vaak te eenzijdig, naast winkels voor dagelijkse boodschappen van hetzelfde pluimage worden winkelplinten gevuld met belwinkels en soms dubieus ogende bedrijven. Onderzoek stelt dat het dan ook van belang is om meer variatie aan te brengen in het winkelaanbod en een goede branchering te bepalen. Traditioneel werd daarbij gebruik gemaakt van rekensommen
21
van aantal vierkante meters, van winkeltypering en zonering. Een dergelijk distributieplanologisch onderzoek is echter niet meer van deze tijd. Stedelijke economie is een dynamisch samenspel van aanbod en vraag, en vraagt om een meer flexibelere benadering. De marktwerking moet uiteindelijk leidend zijn voor de invulling en mate van variatie in het voorzieningenniveau. Een monocultuur van overlastgevende zaken moet worden aangepakt, maar een economisch vitale monocultuur van twintig restaurants wordt blijkbaar gevoed door een behoefte van de klant van binnen en soms ook buiten de wijk (Van Ruiten, 2010). Diversiteit is altijd goed, omdat dit kan voldoen aan de behoefte van doelgroepen met verschillende leefstijlen. Dit vergroot de economische potentie van een wijk. Echter, uiteindelijk gaat het erom dat de klant, de consument met een behoefte, bepaalt of een ondernemer overleeft. In plaats van pushfactoren door sturing op branchering en variatie, laat de praktijk van vraag en aanbod zien of een product of een voorziening een succes wordt of niet. Ondernemers moeten zich dus door het doen van marktonderzoek bewust zijn van de vraag of er behoefte is aan hun ondernemerschap, en waar die behoefte ligt. Op die manier worden vraag en aanbod optimaal op elkaar afgestemd en wordt dit een kenmerk van een succesvolle wijkeconomie (Dohle, 2010).
Synthese en conclusie De bestaande theorieën over wijkeconomie die uitgaan van de economische potentie van een wijk hebben verschillende perspectieven. Er is daarom onderscheid gemaakt tussen fysiekruimtelijke, sociaalculturele en economische kenmerken voor een succesvolle wijkeconomie. Deze drie categorieën zijn niet op zichzelf staand en hebben een raakvlak met elkaar: de verschillende kenmerken zijn in staat om elkaar te versterken. Door bijvoorbeeld oude woongebouwen een economische functie te geven (fysiekruimtelijk), wordt een plek gecreëerd die voldoet aan de vraag naar een plek die mensen aanspreekt op hun eigen leefstijl en identiteit (sociaal-cultureel) en worden diverse ondernemers geprikkeld om zich te vestigen in die betreffende wijk (economisch). Daarnaast zijn de categorieën niet op zichzelf staand doordat ze elkaar aanvullen en gekoppeld het beste tot hun recht komen. Door een aanbod van vastgoed van verschillende leeftijd in een wijk (fysiekruimtelijk), is er aanbod van enerzijds nieuwe en dure bedrijfsruimte, en anderzijds bestaande en betaalbare bedrijfsruimte (economisch). Intrinsiek bezitten deze kenmerken een fysieke, economische en/of sociale focus. In figuur 3 zijn de kenmerken voor een succesvolle wijkeconomie in relatie tot elkaar in beeld gebracht.
22
Conclusie De verschillende theoretische inzichten hebben inzichtelijk gemaakt welke kenmerken de economische potentie van een wijk kunnen versterken. Deze kenmerken vullen elkaar aan en zijn dan ook in figuur 3 in samenhang met elkaar gebracht. Een optimaal effect op de economische potentie hoeft niet noodzakelijkerwijs te bestaan uit een combinatie van alle kenmerken. Het gaat erom te kijken waar de economische potenties van een wijk liggen en waar deze versterkt kunnen worden. Iedere wijk is anders, de economische dynamiek is overal anders, dus dit zal elke keer weer een aanpak op maat vragen. Wat daarnaast inzichtelijk is geworden, is dat sommige kenmerken meerdere perspectieven kunnen beïnvloeden. Niet ieder kenmerk is dan ook een uitgangspunt voor het versterken van de wijkeconomie, maar kan ook een aanvulling of een gevolg zijn van een ander kenmerk. Vanuit deze synthese wordt het belang aangetoond van een integrale benadering van de wijkeconomie binnen stedelijke vernieuwing. Juist voor de economische opgave ligt een integrale aanpak voor de hand: een succesvolle wijkeconomie door een versterking van de economische potentie is afhankelijk van zowel fysieke, sociale als economische kenmerken. De integraliteit ligt als het ware in de economie zelf besloten! Met deze kenmerken is inzichtelijk gemaakt waar de economische potentie van een wijk door wordt beïnvloedt. Nu dit bekend is, dient zich de vraag aan hoe deze potentie kan worden vertaald naar beleidsdoelstellingen, maatregelen en uitvoering op maat en welke rol de verschillende partijen daarin kunnen vervullen. Het volgende hoofdstuk gaat in op dat vraagstuk.
Figuur 3: kenmerken van economische potentie
m
en
gd
va
stg
oe d
tie
t ich
Ge
ra
Infras
truct urele verbin ding
n
i ns
t en
co
nc
t
en
m su
la
Ba FY KE SIE NM K R ER UIM KE TE N LI
n Co
Wijkmarketing
URELE L CULT SOCIAA EN RK KENME
JK
E
ng
ngi
Cre
ind u ivid
od
nb
aa
eli
ng
alba arhe id
A
a
vr
Ta len to nt wi kk
Beta
m
m
e fst
g
in
ag
en
l en
chap
t
stij
ernemers
itei
f Lee
Kwaliteit o nd
EC KE ONO NM M ER ISC KE HE N
ativ
Zicht baarh eid
c Fun
e tiem
r ge
- WERK aan de WINKEL -
23
4
BELEIDSKADER
maatregelen en samenwerking in krachtwijken Het belang van een gezonde en dynamische economie voor de ontwikkeling van steden en wijken wordt op alle schalen onderkend. Dit hoofdstuk geeft allereerst antwoord op de vraag hoe de ontwikkeling van de wijkeconomie is opgenomen in landelijke beleidsdoelstellingen. Er wordt gekeken hoe deze lokaal op de agenda zijn gezet, welke maatregelen in de praktijk worden uitgevoerd en hoe doelen van beleid en maatregelen gekoppeld zijn. Daarvoor worden drie casussen in de krachtwijken van Amsterdam onderzocht (onderzoeksvraag 2). Vervolgens wordt de rolverdeling en samenwerking tussen gemeente, woningcorporaties en ondernemers bekeken en wordt onderzocht waar verbeterpunten liggen in deze rolverdeling (onderzoeksvraag 3). In de laatste paragraaf wordt de synthese tussen beleidsdoelstellingen, maatregelen en samenwerking samengevat. Actieplan Krachtwijken: doelstellingen voor integrale vernieuwing
Een belangrijke verschuiving in de beleidsontwikkeling in de stedelijke vernieuwing in Nederland is de verschuiving van een fysiek georiënteerde aanpak naar een integrale aanpak waarbij het sociale en economische perspectief ook meegenomen worden. De urgentie van een dergelijke integrale aanpak werd nog eens extra duidelijk na de wijkentour van Vogelaar aan het begin van de vorige kabinetsperiode (2006-2010). De complexiteit van multidisciplinaire problemen in de veertig krachtwijken bleek dusdanig dat een intensieve en integrale aanpak op wijkniveau voor de verbetering van deze wijken nodig was om de negatieve spiraal te keren (Ministerie van VROM, 2007). Daartoe stelde het Ministerie van Wonen, Werken en Integratie het Actieplan Krachtwijken op. De centrale doelstelling van dit actieplan is om de veertig wijken in acht tot tien jaar om te vormen tot vitale, woon-, werk-, leer- en leefomgevingen. Deze beleidslijn is de Wijkaanpak genoemd, en benoemt doelen op vijf gebieden: wonen, werken, leren en opgroeien, integreren en veiligheid. De wijkaanpak komt boven op het vigerende beleid, en betekent een extra impuls en intensivering van reeds bestaand beleid in de krachtwijken waar het reguliere beleid tot op heden onvoldoende effect heeft gesorteerd (Ministerie van VROM, 2007). In deze en de volgende paragraaf wordt aan de hand van deskresearch van bestaande beleidsdocumenten onderzocht welke beleidsdoelstellingen en maatregelen op landelijk en Amsterdams niveau zijn benoemd voor de versterking van wijkeconomie in de krachtwijken. Aandachtsgebieden Werken en Wonen Binnen de aandachtsgebieden Werken en Wonen zijn op hoofdlijnen drie doelstellingen die een raakvlak hebben met wijkeconomie (Ministerie van VROM, 2007): • Werken: verhoging van de arbeidsparticipatie binnen verschillende doelgroepen van de samenleving. De ambitie is om 200.000 extra mensen aan de slag te krijgen. Een deel van deze extra participatie
24
moet vanuit de veertig wijken komen. • Werken: het vergroten van de mogelijkheden van ondernemerschap in de wijken is een belangrijke prioriteit van het kabinet. De gemeenten kunnen hier een belangrijke rol bij spelen door het aantrekkelijker maken van de buurt als vestigingsplaats en het versterken van ondernemerschap. Voor startende ondernemers heeft het kabinet microkredieten beschikbaar. • Wonen: wooncarrières in de wijken moeten mogelijk worden gemaakt. Daarnaast moet voor de lagere inkomens voldoende betaalbare huisvesting zijn van goede kwaliteit. Daarom heeft het bevorderen van een gevarieerde en kwalitatief goede woningvoorraad prioriteit.
Wijkaanpak in Amsterdamse krachtwijken Vijf van de veertig krachtwijken die voormalig minister Vogelaar heeft aangewezen liggen in Amsterdam in de stadsdelen Noord, NieuwWest, West, Oost en Zuidoost. De wijken vormen geografisch uitgestrekte gebieden, daarom is er in Amsterdam voor gekozen om de vijf krachtwijken op te delen in inmiddels vijfentwintig buurten. In navolging van het Actieplan Krachtwijken benoemde ook het College van de gemeente Amsterdam in 2007 de extra inzet op de aanpak van complexe problemen in de vijf krachtwijken als speerpunt van beleid voor de komende jaren.
Met het document ‘Krachtige mensen, Krachtige buurten, Krachtige uitvoering’ werd het fundament gelegd voor een stevige inzet op de Amsterdamse wijkaanpak vanuit beleidsdoelstellingen, maatregelen, uitvoering en monitoring. Uitgangspunt voor de wijkaanpak is dat alle krachtwijken in Amsterdam op de gebieden leefbaarheid en veiligheid, voorzieningen, wonen en woonomgeving, en wijkeconomie een bepaald basisniveau van kwaliteit moeten hebben (Gemeente Amsterdam, 2007). Deze basiskwaliteit is nodig om een wijk erbovenop te helpen. De gemeente meet de niveaus van deze velden aan de hand van een set indicatoren. Die bepalen gezamenlijk het ‘Amsterdams Peil’, een gemiddelde dat laat zien waaraan alle buurten idealiter voldoen. De buurten van de wijkaanpak zitten structureel en op meerdere van deze velden onder Amsterdams Peil. De basisniveaus zijn als volgt geformuleerd (Gemeente Amsterdam, 2007): • Leefbaarheid en veiligheid: de straat, de buurt en de openbare ruimte moeten schoon, heel en veilig zijn. Hier wordt door de stad al flink op ingezet, echter, in de buurten van de wijkaanpak zal dit op onderdelen geïntensiveerd moeten worden. • Voorzieningen: uitstraling en kwaliteit van de ontmoetingsplekken en voorzieningen is essentieel voor de kwaliteit van leven in buurten. Mensen willen goed wonen, maar ook aantrekkelijke voorzieningen als gezondheidscentra, brede scholen en buurthuizen, sportvoorzieningen en cultuurpanden in de buurt hebben. • Woningen van hoge kwaliteit en uitnodigende openbare ruimte: de kwaliteit van de woningen en van de woonomgeving, de openbare ruimte, moet goed zijn. Mensen moeten als ze dat willen in hun buurt kunnen blijven wonen, een wooncarrière kunnen maken. De karakteristieke bebouwing en/of het stedenbouwkundig ontwerp van buurten kan beter benut worden. De kracht van een buurt, het
- WERK aan de WINKEL -
karakter, wordt vaak door de bebouwing bepaald. • Wijkeconomie: Wijkeconomie als vitale motor voor de wijkaanpak. Thema’s die daarbij spelen zijn: het investeringsklimaat verbeteren, meer ondernemerschap in de buurt, verbinding van sociale en economische programma’s op buurtniveau en bedrijfsgerichte gebiedsverbetering. De plannen voor de Amsterdamse wijkaanpak zijn voor al deze buurten omgezet in concrete buurtuitvoeringsprogramma’s (de zogenaamde BUP’s) met een korte termijn planning. Deze BUP’s komen samen in het Amsterdams Uitvoerings Programma (AUP) waarin de grote lijnen en de afspraken voor de gehele Amsterdamse wijkaanpak zijn vastgesteld. Vanuit het AUP zijn vervolgens de afspraken met het rijk uitgewerkt en vastgelegd in een ‘Charter’, die op 20 juni 2008 is ondertekend door de toenmalige minister voor WWI en vertegenwoordigers van de gemeente Amsterdam.
25
Beleidsdoelstellingen wijkeconomie in de Amsterdamse wijkaanpak Binnen het thema werken en economie vallen de volgende programmaonderdelen (Programmateam Amsterdamse Wijkaanpak, 2008): 1. Mensen aan het werk 2. Kansenzones 3. Buurteconomie
Maatregelen wijkeconomie in Amsterdamse wijkaanpak ‘Buurteconomie is voor veel buurten van de wijkaanpak de belangrijkste motor waarop verbetering kan draaien, een motor die echter nu nog veel te weinig op gang komt. De uitvoeringsprogramma’s kennen vrijwel allemaal een sterke inzet op het versterken van het economisch klimaat’ (Programmateam Amsterdamse Wijkaanpak, 2008). De maatregelen die in de wijken onder andere worden ingezet ter versterking van de wijkeconomie zijn de volgende: •
• • •
• • Om deze programmaonderdelen invulling te geven zijn beleidsdoelstellingen geformuleerd. Hieronder de voor wijkeconomie relevante doelstellingen: • Verbeteren van vestigingsklimaat voor gevestigde en startende ondernemers • Verbeteren samenwerking tussen dienstverleners op het gebied van wijkeconomie • Bevorderen van een veilig ondernemersklimaat in de wijk • Toename van de bedrijvigheid • Opzetten van een Microkredietenfonds en Kansenzones • Vergroten aanbod van culturele centra en broedplaatsen • Meer kleinschalige bedrijfsruimten • Betere kwaliteit buurtwinkels • Versterken ondernemerschap • Sturen op branchering op buurt/stadsdeelniveau
26
• •
• • •
Uitbreiding van dienstverlening aan startende (en gevestigde) ondernemers door extra inzet van ondernemershuizen of commerciële dienstverlening (bundeling van kennis en expertise) Het ondersteunen van netwerken van ondernemers Startersfonds, microkredietfonds en Kansenzones implementeren in de wijken Winkelstraatmanagement (kennisdeling, meer budget, uitbreiding, professionalisering en verbreding van straat naar gebied) Stimuleren aanbieders om aanbod kleinschalige bedrijfsruimten te vergroten Extra ondersteuning van ondernemers in minder veilige buurten, en inzet van de Amsterdamse Stimuleringsregeling Veilig Ondernemen Aanpak ongewenste bedrijvigheid in samenwerking met woningcorporaties Branchering invullen via afspraken met woningcorporaties over huurders, huurprijzen en huurpijsgewenning Terugbrengen van woningen naar bedrijfsonroerend goed, Aankopen van beeldbepalende, of juist storende, panden Branding van winkelstraten en buurten
Wijkeconomie in drie Amsterdamse krachtbuurten De Amsterdamse wijkaanpak is per buurt uitgewerkt in de Buurtuitvoeringsprogramma’s (BUP’s), waarin bovengenoemde overkoepelende doelen van beleid en maatregelen uit het Amsterdams Uitvoeringsplan vertaald zijn op buurtniveau. Dit gebeurt bottom-up, vanuit de buurten wordt gekeken wat een aanpak op maat is om de economische vitaliteit te stimuleren. Sommige van die maatregelen bestonden al uit de gebiedsontwikkeling, anderen zijn tot stand gekomen vanuit de wijkaanpak zelf. Om inzicht te krijgen in hoe de wijkeconomie in de praktijk in uitvoering gebracht wordt (maatregelen), zijn de BUP’s van drie buurten in Amsterdamse krachtwijken onderzocht vanuit het aandachtsgebied werken en economie. In deze paragraaf worden de buurten nader uitgelicht. In de synthese in de laatste paragraaf van dit hoofdstuk worden de BUP’s afgezet tegen de doelstellingen en maatregelen uit het Amsterdams Uitvoeringsprogramma, om te kijken hoe deze koppeling is gemaakt. Indische buurt In Amsterdam-Oost zijn twee buurten benoemd als krachtwijk: de Transvaalbuurt en de Indische buurt. De laatste buurt is gekozen om nader te bekijken in dit onderzoek, omdat er sterk wordt ingezet op de wijkeconomie.‘De relatief kleine Indische Buurt is het oudste gedeelte van het stadsdeel Oost en is met meer dan 21.000 bewoners dichtbevolkt. De buurt met recht multicultureel te noemen, 60% van de bewoners is van niet-Nederlandse afkomst. Door de vernieuwing wordt het een gemengde wijk van hoge kwaliteit, met gemengde bewoners, gemengd woningaanbod en een diversiteit aan economische, sociale en culturele voorzieningen’ (www.dmo.amsterdam.nl, 2010). De doelstelling in het aandachtsgebied Werken en Economie is het zorgdragen voor voldoende mogelijkheden voor een gezonde buurteconomie. Door middel van sociale activering moeten mensen dichterbij de arbeidsmarkt komen wordt de arbeidsparticipatie vergroot. De ambitie is de economische vitaliteit van de buurt te versterken door de verbreding en versterking van het winkelaanbod in de Javastraat en de realisatie van kleinschalige bedrijfsruimtes. Er zijn twee plannen met concrete doelen en maatregelen ten behoeve van de versterking van de buurteconomie (Stadsdeel Zeeburg, 2009): • Aanvalsplan Javastraat • Realiseren van kleinschalige bedrijfsruimtes De Indische buurt zet in op versterking van de wijkeconomie met het Aanvalsplan Javastraat. Voor een betere wijkeconomie en om de positieve kanten van de Javastraat te benadrukken (de sfeer en het multiculturele karakter), is het nodig om het ondernemerschap
- WERK aan de WINKEL -
in de straat te versterken, om nieuwe ondernemers te trekken en de straat te promoten. Het moet dé boodschappenstraat van de Indische Buurt worden en blijven. Daarnaast wordt geprobeerd winkelend publiek van buiten de buurt naar de Javastraat te trekken om de straat economisch te laten floreren. Het stadsdeel heeft een winkelstraatmanager aangesteld die verantwoordelijk is voor: • •
•
• •
Het versterken van de kwaliteit van ondernemerschap Acquisitie naar nieuwe ondernemers om leegstand te minimaliseren en te werken aan de gewenste branchering Het ontwikkelen van een marketingplan in samenwerking met de ondernemersvereniging Het ondersteunen en adviseren van de ondernemers Het leggen en onderhouden van contacten met vastgoedeigenaren en overige relevante partijen om tijdig ontwikkelingen en kansen te signaleren
In het uitvoeringsplan is de afspraak gemaakt om 50 kleinschalige bedrijfsruimtes te realiseren. Aan dergelijke ruimtes is grote behoefte ter versterking van de buurteconomie. Wanneer deze in plinten van woonblokken gerealiseerd worden bevordert dit bovendien de levendigheid van de buurt. Ondanks de recessie kan in de vraag nog steeds moeilijk worden voorzien. Vanuit dat perspectief is de afspraak dat iedere corporatie jaarlijks drie kleinschalige bedrijfsruimtes realiseert in plinten van woonblokken. In een beperkt aantal jaar komen er op die manier een flink aantal ruimtes bij. Het stadsdeel heeft bij het nieuwe bestemmingsplan de mogelijkheden voor vrijstelling ten behoeve van dergelijke ruimtes aanzienlijk verruimd. Daarnaast werken partijen in 2010 aan de realisatie van een bedrijfsverzamelgebouw om een flink aantal ruimtes ineens aan de markt toe te voegen.
27
Concreet zijn in twee jaar tijd de volgende resultaten geboekt (Stadsdeel Zeeburg, 2009) • Zeven nieuwe winkels en twee nieuwe horecavestigingen • De ondernemersvereniging heeft zich versterkt • De horecavisie is vastgesteld en is vertaald naar het nieuwe bestemmingsplan. • Middels de Bedrijfsstimuleringsregeling is een aantal winkelpanden opgeknapt en voor een aantal ligt de bouwaanvraag klaar • De corporaties hebben een aantal panden aangekocht. Door de economische crisis en daardoor de veranderde financieringsruimte van de corporaties, zijn de plannen voor het aanpakken van die panden nog niet afgerond. In 2010 start de uitvoering • Samenwerking met de handhavingspartners is verbeterd • Er hebben diverse activiteiten op het gebied van promotie van de straat plaatsgevonden (met focus op evenementen) en onderzoek om de identiteit van het ‘merk’ Javastraat te ontwikkelen Vogelbuurt/IJplein In Amsterdam-Noord zijn vier buurten benoemd als krachtwijk: De Banne, Nieuwendam-Noord, de Van der Pekbuurt en de Vogelbuurt/ IJplein. De laatste buurt is gekozen om nader te bekijken in dit onderzoek. In vergelijking met de andere twee gebieden wordt hier specifiek de economische potentie benoemd. Daarom is het interessant om te kijken hoe met deze potentie wordt omgegaan. ‘De ongeveer 8000 bewoners van Vogelbuurt/IJplein wonen voornamelijk in relatief kleine sociale huurwoningen. De buurt heeft een mooie en gunstige ligging aan het IJ, met een ‘eigen’ pont naar het Centraal Station. De werkloosheid in de buurt is hoog, maar de economische potentie is groot’ (www.dmo.amsterdam.nl 2010). De doelstelling in het aandachtsgebied Werken en Economie is versterking van de wijkeconomie door de bedrijvigheid in de wijk te versterken, de individuele kwaliteit en uitstraling van bestaande bedrijvigheid te versterken, en nieuwe detailhandel of andere economische activiteiten te stimuleren. Indien mogelijk wordt gelijktijdig gewerkt aan het versterken van de openbare ruimte (opknappen, onderhoud). Er zijn vier plannen met concrete doelen en maatregelen ten behoeve van de versterking van de buurteconomie (Stadsdeel Noord, 2009): • Ontwikkeling Spreeuwenpark: de aankoop van bedrijfspanden, de verbetering van de uitstraling winkels en het plaatsen van containers voor muziekbroedplaatsen • Het verbeteren van de uitstraling van het bedrijfsonroerend goed (BOG) in de Punt • Vogelbuurt/IJplein maakt deel uit van de Economische Kansenzone Oud-Noord • 3 Koopwoningen worden beschikbaar gesteld aan kunstenaars,
28
er komt een oefenstudio voor muzikanten en muziek uitleen voor de buurt Concreet zijn in twee jaar tijd de volgende resultaten geboekt (Stadsdeel Noord, 2009): • Investeringen in schoon, heel en veilig • Een pandenboek om in kaart te brengen hoe het aanbod van bedrijfsonroerend goed is en waar mogelijke overschotten en tekorten zijn • Er is een pleinenanalyse uitgevoerd ten behoeve van de ontwikkeling van de openbare ruimte • Er is een onderzoek gestart naar de marktpotentie van het Spreeuwnpark, waar de detailhandel zit, om draagvlak voor voorzieningen in kaart te brengen. • Gezamenlijke en succesvolle aanpak van het August Allebéplein vanuit een samenwerking tussen gemeente en ondernemers. Daarbij is ingezet op verbetering van de uitstraling en de leefbaarheid van het plein en de winkels Overtoomse Veld In het nieuwe stadsdeel Amsterdam NieuwWest zijn negen buurten benoemd als krachtwijk. In dit onderzoek wordt gekeken naar de buurt Overtoomse Veld. Het uitgangspunt bij de wijkaanpak voor de buurt is het Stedelijk vernieuwingsplan Overtoomse Veld. De wijkaanpak is er vooral om tempo te maken met de sociale en fysieke vernieuwing van de buurt. Het plan is om de fysieke vernieuwing in 2013 af te ronden. Daarnaast worden de lopende projecten op het sociale domein geïntensiveerd. De ambitie is om ervoor te zorgen dat Overtoomse Veld weer een buurt wordt waar het goed wonen is en waar mensen prettig met elkaar samenleven en kansen krijgen om zich (door werk of opleiding) te ontplooien. De doelstelling in het aandachtsgebied Werken en Economie is versterking van de wijkeconomie, het verbeteren van het imago van de buurt, de kwaliteit van het vastgoed te verbeteren, het verhogen van de kwaliteit
van het ondernemerschap en het creëren van aanbod aan kleinschalige bedrijfsruimtes. Er zijn vijf plannen met concrete doelen en maatregelen ten behoeve van de versterking van de buurteconomie (Stadsdeel Slotervaart, 2009): • Microkrediet Ondersteuning, hiervoor wordt in 2010 een pilot opgestart • Activiteitenprogramma Villa Beehive: hier worden diverse activiteiten georganiseerd, die een relatie hebben met de buurt • Stimuleren kleinschalige bedrijfsruimtes door renovatie en het plaatsen van containers • Fietsbazaar waar diverse activiteiten rondom fietsen komen (reparatie, verkoop, fietstaxidienst, fietslessen, fiets wegenwacht). Het project wordt bedrijfsmatig opgezet en moet in de toekomst loonvormend zijn Concreet zijn in twee jaar tijd de volgende resultaten geboekt (Stadsdeel Slotervaart, 2009): • Onder de aandacht brengen en toepassen van de Kansenzone. De eerste toekenningen hebben ook reeds plaatsgevonden • Uitbreiding winkelstraatmanagement • Proef met cameratoezicht in combinatie met een buren-bel• syteem in de winkels aan de Johan Huizingalaan. De resultaten tot dusver zijn goed en de proef wordt naar andere buurten uitgebreid • Er is veel nieuwe bedrijfsruimte ontwikkeld. Op dit moment staan echter nog veel duurdere ruimten in nieuwbouwlokaties leeg. Er is meer vraag naar bedrijfsruimte voor een lage prijs. In opdracht van Far West vult Beehive de leegstaande plinten in de bestaande bouw. Sinds kort is Villa Beehive van start gegaan in een voormalig uitvaartcentrum
Rolverdeling en samenwerking binnen wijkeconomie De partijen die sturing kunnen geven aan een succesvolle invulling van wijkeconomie in de krachtwijken en die worden onderscheiden in dit onderzoek zijn de gemeente, de woningcorporaties en de ondernemers zelf. Onder de noemer gemeente zijn in Amsterdam meerdere schaalniveaus te onderscheiden, namelijk de bestuurlijke en ambtelijke organisatie van de stadsdelen, meerdere diensten die betrokken zijn bij wijkeconomie en de wijkaanpak. In de tekst wordt dit onder een noemer gevat. Er zijn in de praktijk nog twee partijen die de wijkeconomie kunnen beïnvloeden, dat zijn bewoners van een wijk en consumenten. Hun invloed komt voort uit behoeften en uitgavenpatroon, en zijn niet meegenomen in dit onderzoek. In deze paragraaf wordt gekeken naar rolverdeling, regie en samenwerking tus-
- WERK aan de WINKEL -
sen de drie partijen. Daartoe zijn interviews gehouden met medewerkers van de wijkaanpak en woningcorporatie Far West en een proactieve ondernemer uit Overtoomse Veld. Rolverdeling Woningcorporaties zijn in de naoorlogse aandachtswijken vaak eigenaar van niet alleen een groot deel van de woningen in de wijk, maar ook een groot deel van de bedrijfsruimtes. Zij hebben een gebiedsgericht belang bij de verbetering van de economische vitaliteit dat gekoppeld is aan een goede leefbaarheid. Dit vergroot de aantrekkelijkheid van een gebied en verhoogt daarmee de marktwaarde van het vastgoed. Het is een lange termijn belang, woningcorporaties investeren in de buurten om hun bezit voor minimaal vijftig jaar te realiseren. Een corporatie heeft daarnaast een scala aan mogelijkheden om de ontwikkeling van wijkeconomie te faciliteren. Deze maatregelen kunnen fysiek van aard zijn, zoals het realiseren van gedifferentieerd en kwalitatief vastgoed in een buurt. Ook kunnen de maatregelen economisch van aard zijn, zoals het aanbieden van goedkope bedrijfsruimte en flexibele huurcontracten (Van Ruiten, 2010). De positie van de gemeente in de krachtwijken is eveneens invloedrijk en dat biedt mogelijkheden om goed ondernemerschap te faciliteren. De overheid heeft allereerst een belangrijke rol in het creëren van de juiste randvoorwaarden voor een goed ondernemersklimaat voor startende en zittende ondernemers. Kansen voor een versterking van de economische dynamiek moeten niet onbenut blijven door een web van regelgeving. Juist door deregulering kan nieuw en creatief ondernemerschap ontstaan (Wille, 2009). Ten tweede kan de overheid met financiële maatregelen de aantrekkelijkheid van de wijk voor ondernemers vergroten. Een mooi voorbeeld wordt gevonden in de Franse banlieues waar bedrijven die zich vestigen in wijken met een negatief imago een behoorlijk belastingvoordeel krijgen. Ook in Amsterdam worden
29
dergelijke financiële regelingen gefaciliteerd door de gemeente: in meerdere krachtwijken zijn Kansenzones geimplementeerd om de kwaliteit van het ondernemerschap te vergroten. Daarmee draagt de gemeente bij aan haar lange termijn belang bij een florerende wijkeconomie. Dit vergroot de aantrekkelijkheid en de leefbaarheid van de stad. Het is een overkoepelend stedelijk belang, maar door de uitwerking van de wijkaanpak op buurtniveau is het gebiedsgericht georiënteerd (Hengeveld, 2010). Ondernemers in de wijk hebben een belang dat gericht is op hun eigen business. Dat is een bedrijfsgericht, meer persoonlijk belang, om het eigen welslagen en om het welzijn van hun personeel. Het is een korte termijn belang gericht op goede bedrijfsresultaten (Raad voor Werk en Inkomen, 2007). Ondernemers kunnen sturend zijn op het vergroten van de kwaliteit van het eigen ondernemerschap. Dit kan op verschillende manieren, door opleiding, herinrichting van een winkel of het bijdragen aan een netwerk in de buurt. Daarnaast kunnen zij verbindingen zoeken in de buurt door allianties aan te gaan die faciliterend kunnen zijn voor het ontwikkelen en uitvoeren van eigen initiatieven. Een voorbeeld van een succesvolle samenwerking tussen ondernemers en gemeente zijn de positieve resultaten van het Kansenzone project. De gemeente en ondernemers investeren financieel in het verbeteren van de kwaliteit van hun ondernemerschap en dienen daarmee beiden vanuit hun eigen rolverdeling en verantwoordelijkheid het gezamenlijk belang in een versterking van de wijkeconomie. Een voorbeeld van een succesvolle samenwerking tussen ondernemer en woningcorporatie is het Beehive Plintenplan. Zes gerenoveerde bedrijfsruimtes is Overtoomse Veld zijn beschikbaar voor startende ondernemers die vanuit de nabij gelegen broedplaats willen doorgroeien naar een grotere ruimte. Inmiddels zijn alle ruimtes gevuld en is er veel interactie tussen de ondernemers en de buurt ontstaan vanuit allerlei activiteiten. Daarmee is de woningcorporatie faciliterend geweest aan het innovatieve initiatief van een ondernemer, die vervolgens zelf verantwoordelijk is voor de verdere uitvoering van het project (De Wolff, 2010). Regie In veel onderzoeken komt naar voren dat de marginale inzet op wijkeconomie binnen de krachtwijken voornamelijk het gevolg is van de afwezigheid van regie. Het blijft moeilijk om het onderwerp actief op de agenda te plaatsen en het is onduidelijk wie een trekkersrol vervult in het opzetten van een visie met beleidsdoelstellingen en maatregelen. Daardoor ligt de focus op fysieke en sociale vernieuwing en blijft wijkeconomie onderbelicht (Wille, 2009). In de praktijk nemen de partijen deze verantwoordelijkheid inmiddels op wel hun eigen terrein. In de Amsterdamse krachtwijken ligt vanuit de buurtuitvoe-
30
ringsplannen een visie op wijkeconomie, en de woningcorporaties nemen de economische opgave mee in hun planvorming. De vraag is dan ook of regie wel echt noodzakelijk is. Tenslotte is economie moeilijk te sturen, en gaat het om eigen initiatieven en de markt die zijn werk doet. Economie is niet maakbaar: gemeente en woningcorporaties kunnen faciliterend zijn in het optimaliseren van de economische potentie om deze marktwerking mogelijk te maken. Uiteindelijk bepaalt dan de interactie tussen ondernemerschap, voorzieningen en consumenten de slaagkans van de economische vitaliteit in een wijk (Van Ruiten, 2010). Vanuit de wijkaanpak is de regie van het programma op wijkeconomie niet centraal georganiseerd. Er wordt zoveel mogelijk autonomie neergelegd bij de buurten zelf. Tenslotte is iedere aanpak buurtgericht en op maat, en is het dan ook belangrijk om de regie bij die partijen te leggen die actief zijn in de buurt. De coalities in de wijken bepalen wat er gebeurt. Het is wel van belang om procesmatig de aanpak te uniformeren (Hengeveld, 2010). Daar zijn in de Amsterdamse wijkaanpak inmiddels behoorlijke stappen in gezet die het succes van versterking van de economische aanpak beïnvloeden. De coalities in de wijken worden stedelijk ondersteund en gefaciliteerd. Er wordt voornamelijk ingezet op de systematiek van wijkaanpak en de uitvoering (koppeling doelen en maatregelen, vormen van coalities) en op kennisdeling op verschillende schaalniveaus. Ieder thema binnen de wijkaanpak heeft een verantwoordelijke verbinder: die zorgt voor het verbinden van kennis, partijen, proces en systematiek. (Hengeveld, 2010) Het is een vrij unieke aanpak in Nederland, die mede voortkomt uit de verschillende bestuurslagen in Amsterdam, maar zichzelf inmiddels succesvol heeft bewezen. Samenwerking Hoe er wordt samengewerkt binnen de uitvoering van de wijkaanpak in combinatie
met overige vernieuwingsopgaven verschilt per krachtwijk. Er zijn wijken waar zeer intensief vanuit vitale coalities in de kleinschalige buurten zelf wordt ingezet op een gezamenlijke uitvoering. Een geslaagd voorbeeld is te vinden in de Transvaalbuurt, waar woningcorporaties en het stadsdeel een pandenbank hebben aangelegd, waar de afstemming tussen vraag en aanbod van voorzieningen, bestaande en nieuwe ondernemers, en bedrijfsruimtes op elkaar worden afgestemd. Er zijn ook krachtwijken, zoals in NieuwWest waar op een overkoepelend wijkniveau afstemming en overleg plaatsvindt op het niveau van beleidsdoelstellingen. De verantwoordelijk voor de uitvoering van de maatregelen ligt vervolgens bij de partijen zelf en er vindt dan nog periodiek overleg plaats over de resultaten (Hengeveld, 2010). Er liggen voor de toekomst kansen om vanuit een goede samenwerking op bepaalde maatregelen een multiplier effect te creëren door combinaties te maken tussen investeringen van gemeente, woningcorporaties en ondernemers. Een goede vorm daarin is het aangaan van allianties waarbij vanuit de economische potenties in een wijk samenwerking wordt gezocht. Naast de bestaande structuren van overleg en afstemming. Er zijn al diverse inspirerende voorbeelden van allianties op buurtniveau, die niet alleen worden geïnitieerd door gemeente of woningcorporaties maar ook door actief ondernemerschap (Hengeveld, 2010). Zo heeft de Albert Heijn vanuit de doelstelling om maatschappelijk verantwoord te ondernemen intensief ingezet op lokale betrokkenheid. Daarvoor is samenwerking gezocht met de Amsterdamse wijkaanpak, de politie en overige partijen zoals het MKB. Vanuit achttien vestigingen in de Amsterdamse krachtwijken willen zij een actieve bijdrage leveren aan het verbeteren van de leefbaarheid en leerwerkmogelijkheden voor bewoners. De eerste succesvolle resultaten zijn al zichtbaar op het August Allebéplein in Overtoomse Veld. Een ander voorbeeld is de Alliantiefabriek Nieuw-West, door woningcorporatie Far West geïnitieerd. Far West was op zoek naar nieuwe partners en initiatieven die een positieve bijdrage kunnen leveren aan de vernieuwingsoperatie. Op de thema’s onderwijs, leefbaarheid en werk en inkomen is een breed scala van partijen samengebracht met als doel nieuwe verbindingen te leggen. Met behulp van de Alliantiefabriek zijn 38 nieuwe allianties gesmeed (Van Ruiten, 2010).
Synthese en conclusie Binnen integrale gebiedsontwikkeling in de krachtwijken heeft de verschuiving van een fysieke naar een meer sociaal-economische focus ertoe geleid dat een geheel beleidsprogramma van het Ministerie van Vrom hieraan gewijd is. Deze focusverschuiving is een belangrijke ontwikkeling, de wijkeconomie krijgt daarmee de aandacht die
- WERK aan de WINKEL -
nodig is om de economische potenties in de krachtwijken te benutten. Het is interessant om inzichtelijk te maken hoe deze aandacht in de praktijk invulling krijgt. Daartoe is in dit onderzoek ingezoomd op de wijkaanpak in de vijf Amsterdamse krachtwijken, die opgedeeld zijn in vijfentwintig krachtbuurten. Drie buurtuitvoeringsplannen zijn middels deskresearch geanalyseerd op het aandachtsgebied van de wijkeconomie. Er is gekeken naar de koppeling tussen de beleidsdoelstellingen en de maatregelen die in de praktijk worden uitgevoerd. In de analyse is tevens onderzocht hoe de rolverdeling en samenwerking is tussen de gemeente, woningcorporaties en ondernemers. Daartoe zijn interviews gehouden met medewerkers van de Amsterdamse Wijkaanpak en woningcorporatie Far West. In tabel 1 zijn de resultaten van de analyse samengebracht. Daarin wordt inzichtelijk hoe doelen van beleid en maatregelen op het gebied van wijkeconomie aan elkaar zijn gekoppeld, en welke partij verantwoordelijk is voor de uitvoering van deze maatregel (G=Gemeente, C = corporatie, - = niet opgenomen in BUP). Conclusie Door de inzet vanuit de wijkaanpak is de aandacht voor wijkeconomie vergroot en wordt inmiddels in de krachtwijken door verschillende partijen geïnvesteerd in de economische potenties. In tabel 1 wordt zichtbaar dat de koppeling tussen doelen van beleid en maatregelen nog onvoldoende scherp gedefinieerd is. Er gebeurt heel veel, maar hoe de maatregelen uiteindelijk bijdragen aan het realiseren van welke doelstellingen is nog vaag. De wijkeconomie wordt op een pragmatische wijze benaderd, zodat al op korte termijn resultaten zichtbaar kunnen worden. Een dergelijke trial and error aanpak heeft als voordeel dat er versnelling kan optreden in de effecten voor de wijkeconomie. Het nadeel is echter dat er ook maatregelen kunnen worden uitgevoerd die
31
niet of nauwelijks bijdragen aan de beleidsdoelstellingen. Door het proces in de toekomst nog meer als een leercyclus te beschouwen, en de koppeling tussen beleid, maatregelen resultaat constant te monitoren en te evalueren, kan op flexibele wijze worden gestuurd op veranderingen en verbeteringen in de economische potenties van een wijk.
geëvalueerd en geoptimaliseerd en kunnen mogelijke nieuwe initiatieven en verbindingen ontstaan. Op deze wijze vindt een kwalitatieve optimalisatieslag plaats waarmee de economische potenties van een wijk beter kunnen worden benut.
De regie op de overkoepelende doelstellingen uit de wijkaanpak ligt bij de gemeente, die vervolgens de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van maatregelen bij de coalities legt die in de krachtbuurten zelf gevormd worden. Woningcorporaties zijn aangehaakt in deze coalities en hebben inmiddels ook economische programma’s die onderdeel uitmaken van de integrale gebiedsontwikkeling. De coalities zijn succesvol doordat vanuit een gezamenlijk gedragen visie, een buurgerichte aanpak op maat wordt uitgevoerd ter versterking van de economische potenties. Een gemiste kans is tot nu toe de marginale rol van ondernemers. Zij hebben een bedrijfsgericht belang bij economische vitaliteit en zijn dan ook gemotiveerd om bij te dragen aan de verbetering van de buurt en de nabije omgeving. Daarom zijn zij een belangrijke partner om in de toekomst intensiever te deel te laten uitmaken van de coalities. Er zijn wel voorbeelden te noemen van eigen initiatieven die door ondernemers zelf ter versterking van de wijkeconomie worden uitgevoerd, zoals de Beehive Bloeiplaats in Overtoomse Veld. Startende ondernemers die een unit huren in deze creatieve broedplaats investeren gemiddeld twee uur per week in maatschappelijke projecten en initiatieven in en voor de wijk.
In dit hoofdstuk is de vraag beantwoord hoe in de praktijk wordt ingezet op het versterken van de wijkeconomie, en welke rol de verschillende partijen daarin vervullen. Nu dit inzichtelijk is gemaakt, kunnen het theoretisch kader (hoofdstuk 3) en het beleidskader in verband met elkaar worden gebracht om te onderzoeken hoe de partijen gezamenlijk de economische potentie optimaal een plek kunnen geven in de praktijk van integrale gebiedsontwikkeling.
De samenwerking tussen de partijen is in ontwikkeling. Voorheen werd het gebrek aan aandacht voor de wijkeconomie geweten aan het gebrek aan een duidelijke regierol. Uit de Amsterdamse praktijk blijkt dat het niet noodzakelijk is om stedelijk een sterke regie te voeren op het versterken van de wijkeconomie. Door de betrokken partijen op buurtniveau in een coalitie verantwoordelijk te maken voor het opstellen van doelen en het uitvoeren van maatregelen wordt een aanpak op maat gemaakt. Iedere partij heeft zijn eigen rol en verantwoordelijkheid en er vindt periodieke afstemming plaats om elkaar te informeren over de voortgang, en om doelstellingen en maatregelen op elkaar af te stemmen. Daarnaast worden op gemeentelijk-, wijk- en buurtniveau aanvullende allianties gesloten. Deze alliantievorming kent inmiddels enkele voorbeelden, zoals de alliantie met Albert Heijn die op het August Allebéplein succesvol is gebleken in het verbeteren van de leefbaarheid en de kwaliteit van het ondernemerschap. In de toekomst dienst het samenwerken vanuit allianties verder geprofessionaliseerd te worden om te komen tot een uitgebreid en dynamisch netwerk. Doordat verschillende partijen en partners vanuit hun gezamenlijk belang van de wijkeconomie in een netwerk samenkomen wordt de bestaande aanpak regelmatig
32
Tabel 1. Analyse beleidskader
- WERK aan de WINKEL -
33
5
ANALYSE
verband tussen theorie en praktijk In dit hoofdstuk wordt onderzocht hoe de kenmerken voor het versterken van de economische potentie van de wijk (hoofdstuk 3) in de praktijk wordt toegepast vanuit de beleidsdoelstellingen en maatregelen (hoofdstuk 4). Ook wordt gekeken naar hoe dit geoptimaliseerd kan worden in de rolverdeling tussen de partijen. Middels deze analyse wordt antwoord gegeven op onderzoeksvraag 4. In de laatste paragraaf wordt het verband tussen theorie en praktijk in beeld gebracht. Praktijktoets: kenmerken versus beleid en maatregelen De analyse is gedaan door de economische programma’s uit de wijkaanpak binnen de integrale gebiedsontwikkeling in de drie onderzochte Amsterdamse krachtbuurten (hoofdstuk 4) te toetsen aan de kenmerken die economische potentie van de wijk positief beïnvloeden (hoofdstuk 3). Hieronder wordt per kenmerk aangegeven welke aandacht hier in de praktijk aan gegeven wordt en welke partijen daar een rol in vervullen. Fysiek-ruimtelijke kenmerken: • Er wordt indirect gestuurd op functiemenging. Dit is echter geen doelstelling op zich maar wordt benoemd als het vergroten van de bedrijvigheid, of het wijzigen van de woonfunctie van panden. De gemeente stelt hiertoe met name maatregelen in voor het aantrekken van nieuw ondernemerschap. De woningcorporaties dragen hieraan bij door het realiseren van extra vierkante meters bedrijfsonroerend goed in de nieuwbouwprogramma’s. • In de wijkaanpak is er geen doelstelling benoemd over het verbeteren van de fysieke verbinding tussen buurten om de interactie tussen mensen en voorzieningen te vergroten. In enkele buurtuitvoeringsplannen en vernieuwingsplannen worden wel maatregelen genoemd om de infrastructurele verbinding te verbeteren, echter deze zijn gekoppeld aan een fysieke doelstelling, bijvoorbeeld de verbetering van de bereikbaarheid van parken. • Er wordt noch vanuit de wijkaanpak noch vanuit de gebiedontwikkeling aandacht besteed aan de afstemming van de concentratie mensen die zich op verschillende dagdelen in de openbare ruimte bewegen, op het aanwezige en gewenste aanbod van voorzieningen, om de draagkracht voor die voorzieningen te bepalen. Met andere woorden: er wordt geen tot weinig aandacht besteed aan het aanwezige of potentiële draagvlak voor economische activiteiten in de wijk. • Het vergroten van het aanbod van gevarieerd vastgoed in oppervlakte, kwaliteit en huurprijs is een doelstelling vanuit het AUP, die in alle andere plannen terugkomt. De focus ligt daarbij wel vanuit de wijkaanpak op het aanbod van kleinschalige en goedkope bedrijfsruimten, en is er onvoldoende ingezet op algehele differentiatie. In de plannen van de corporaties komt dit sterker naar voren. Enerzijds in renovatie van bestaand vastgoed
34
om kwaliteit en betaalbaarheid te realiseren en anderzijds in het nieuwbouwprogramma om ook duurder aanbod van bedrijfsonroerend goed te bieden. Sociaal-culturele kenmerken: • In het AUP is geen doelstelling opgenomen waarbij een relatie wordt gelegd tussen leefstijlen in relatie tot aanbod van en vraag naar voorzieningen. In de maatregelen is indirect wel aandacht voor het aantrekken van verschillende en ook nieuwe doelgroepen ondernemers en bewoners. Maar daarbij wordt vooral ingezet op meer koopkrachtige groepen mensen en niet op individuele voorkeuren. De woningcorporaties gebruiken sporadisch leefstijlen in de planvorming, maar dit is gericht op het vastgoed en niet op het bedrijfsonroerend goed en mogelijke invulling hiervan. • Vanuit de wijkaanpak wordt op het overkoepelende schaalniveau geen rekening gehouden met de wensen van de consument. Op buurtniveau wordt in enkele buurten geïnventariseerd wat mogelijke nieuwe voorzieningen kunnen zijn. Of hierbij consumenten worden betrokken is niet vermeld. Het lijkt vooral een gemeentelijk gestuurde invulling van het voorzieningenaanbod, met name gericht op het vergroten van een gedifferentieerd aanbod en het beperken van overlastgevende bedrijvigheid. De woningcorporaties maken wel gebruik van marktonderzoek wanneer het gaat om woonwensen (nieuwe doelgroepen) voor te ontwikkelen nieuwbouwprogramma’s vanuit woningtyperingen, grootte en prijsklasse.
•
•
Vanuit zowel de wijkaanpak als de fysieke planvorming van bedrijfsonroerend goed zijn maatregelen benoemd om creatief ondernemerschap en culturele voorzieningen te stimuleren. In de buurten worden broedplaatsen gerealiseerd en worden mogelijkheden voor netwerkgerichte bedrijvigheid gefaciliteerd door gemeente en woningcorporaties. Daarbij is er tevens aandacht voor een interessante wisselwerking tussen de ondernemers en de buurt. Opvallend is echter wel dat onvoldoende duidelijk is waarom dit als succesvol wordt beschouwd voor de wijkeconomie, in het gemeentelijk beleidskader van de wijkaanpak is namelijk geen directe doelstelling geformuleerd. Er wordt nog weinig vanuit gebiedsmarketing ingezet op het versterken van de wijkeconomie. Het is geen specifieke doelstelling en in een enkele buurt wordt een proef gedaan met winkelstraatbranding. Er is nog geen inzicht in de effecten hiervan. Woningcorporaties doen vanuit de gebiedsontwikkeling wel vaker aan gebiedsmarketing, maar dit is voornamelijk gericht op de functie wonen.
Economische kenmerken: • Er wordt indirect gestuurd op betaalbaarheid. Dit is echter geen doelstelling op zich maar wordt benoemd als realiseren van een aantrekkelijk vestigingsklimaat (gemeente), of van kleinschalige bestaande bedrijfspanden en broedplaatsen (woningcorporatie). Er worden in de buurten wel uiteenlopende maatregelen op dit gebied getroffen die variëren van het differentiëren van het aanbod tot het verlagen van huurprijzen en het aanbieden van flexibele huurcontracten. • Vanuit de wijkaanpak wordt intensief ingezet op maatregelen die bijdragen aan het vergroten van de zichtbaarheid van ondernemers in de buurt. Dit gaat over netwerken waarin ondernemers zichtbaar worden naar elkaar toe, maar ook over het vergroten van de betrokkenheid tussen ondernemers in de buurt. Vooral met winkelstraatmanagement worden veel positieve resultaten geboekt. • De ondersteuning van ondernemers is een belangrijke doelstelling in het AUP en wordt vanuit de wijkaanpak met uiteenlopende maatregelen ingevuld. Dit kan zowel financieel van aard zijn als coachend en faciliterend. De kansenzones zijn inmiddels succesvol geïmplementeerd in meerdere buurten. Ook de woningcorporaties ondersteunen ondernemers financieel door huurprijzen te verlagen. Wat nog sterker naar voren kan komen is de faciliterende rol van de gemeente door flexibel om te gaan met vergunningen en extra mogelijkheden voor ondernemers. • Vanuit de wijkaanpak worden maatregelen ingezet die leiden tot talentontwikkeling in de buurten. Dat is voornamelijk financieel ondersteunend georganiseerd voor startende ondernemers, bijvoorbeeld door microkredieten te verstrekken. Een verbeterpunt ligt aan de onderwijskant, waar nu nog met name wordt gedacht
- WERK aan de WINKEL -
•
vanuit de problematiek van bijvoorbeeld jongeren en niet op kansen en talenten. De woningcorporaties denken al meer vanuit de kansen en ondersteunen en stimuleren ondernemerstalenten in de wijk zelf. Dit zijn echter geen structurelemaar vaak eenmalige projecten waardoor de invloed hiervan op wijkeconomie nog marginaal is. Er wordt vanuit de wijkaanpak indirect ingezet op de afstemming van de vraag naar diensten en producten en het aanbod van voorzieningen. Dit uit zich in de praktijk echter voornamelijk door een aanbodgerichte sturing op branchering, vanuit de gedachte om overlastgevende bedrijven te weren en nieuwe, gezonde bedrijvigheid toe te voegen. Er is weinig aandacht voor de wensen en behoeften van de consument op het gebied van uiteenlopende voorzieningen in de buurt.
Optimaliseren van de samenwerking In hoofdstuk 4 is onderzocht hoe drie partijen die investeren in de krachtwijken samenwerken, wat hun rolverdeling is en wat verbeterpunten voor de toekomst zijn. Wanneer deze rolverdeling wordt afgezet tegen de kenmerken van economische potentie, wordt inzichtelijk dat voornamelijk de woningcorporaties en de gemeente een actieve rol hebben in de versterking van de wijkeconomie. Ondernemers hebben een ondergeschikte rol, terwijl zij juist vanuit hun passie voor de eigen zaak en hun betrokkenheid bij de buurt een goede partner zijn binnen allianties van de wijkaanpak en bij integrale gebiedsontwikkeling. Een betere samenwerking, waarbij iedere partij handelt vanuit de eigen belangen, mogelijkheden en verantwoordelijkheden, kan de wijkeconomie positief beïnvloeden. Met de input uit deskresearch en de gehouden interviews wordt inzichtelijk hoe de partijen op optimale wijze kunnen samenwerken om te sturen op het versterken van de economische potenties van een wijk. Dit inzicht is weergegeven in tabel 2.
35
Tabel 2. Optimale samenwerking wijkeconomie
Woningcorporaties
Gemeente (diverse schaalniveaus)
Ondernemers
Gebiedsgericht
Gebiedsgericht
Bedrijfsgericht
Lange term ijn (vastgoedwaarde)
Lange term ijn (econom ische vitaliteit en leefbaarheid)
Korte term ijn (bedrijfsresultaat)
Faciliterend: realiseren van gedifferentieerd vastgoed m et verschillende huurprijzen voor diverse voorzieningen in flexibele contracten
Faciliterend: m ogelijk m aken van ondernem erschap en aantrekkelijk m aken van het vestigingsklim aat
Pro-actief: passie voor eigen ondernem erschap en gericht op kwaliteit dienstverlening of product, eigen initiatief in buurt en netwerk
Flexibel: inspelen op veranderingen en behoefte van ondernem ers vanuit buurt en stad
Verbindend: het sam enbrengen van verschillende partijen op buurt- en stedelijk niveau
Consum entgericht: naast reikwijdte van klantenbinding ook gericht op nieuwe doelgroepen
Fysiek-ruim telijk (balans, vastgoed vanuit aanbod)
Fysiek-ruim telijk (functiem enging, balans, verbinding)
Fysiek-ruim telijk (vastgoed vanuit vraag)
Sociaal-cultureel (creatieve sector vanuit aanbod, gebiedsm arketing)
Sociaal-cultureel (leefstijl, consum entgerichte branchering)
Sociaal-cultureel (creatieve sector en leefstijl vanuit vraag, consum entgericht)
Econom isch (betaalbaarheid, kwaliteit)
Econom isch (zichtbaarheid, kwaliteit, talent, afstem m ing)
Econom isch (zichtbaarheid, kwaliteit, talent)
Regie
Gebiedsontwikkeling (vastgoed - wonen en bog en openbare ruim te)
Eigen initiatieven voor verbinding m et buurt en versterken van het eigen eigen ondernem erschap
Samenwerking
Vanuit overleg de eigen m aatregelen afstem m en m et andere partijen. Aansluiting zoeken bij allianties en oog hebben voor initiatieven van ondernem ers
Wijkaanpak (sociaal en econom isch) + Bestem m ingsplannen en andere regelgeving com plem entair m aken Vanuit overleg de eigen m aatregelen afstem m en m et andere partijen. Verder op buurtniveau partijen sam enbrengen om allianties te sm eden.
Belang
Rol
Investering op kenmerken
Synthese en conclusie
Tabel 3 is als volgt opgebouwd: •
Om de vraag te beantwoorden hoe gemeente, corporaties en ondernemers via integrale gebiedsontwikkeling de economische potentie van een wijk optimaal kunnen benutten is het beleidskader getoetst aan het theoretisch kader (paragraaf 1). En er is gekeken hoe de rolverdeling tussen de partijen dusdanig kan worden ingevuld dat er een meerwaarde in de samenwerking ontstaat (paragraaf 2). Deze twee analyses zijn in samenhang in beeld gebracht in tabel 3, die inzichtelijk maakt vanuit welke kenmerken reeds wordt ingezet op versterking van de wijkeconomie en vanuit welke kenmerken de gewenste optimalisatieslag mogelijk is.
36
Zoeken van allianties m et partijen die faciliterend zijn om eigen initiatieven te kunnen realiseren
•
De rode vlakken (min) duiden op geen tot weinig aandacht voor het betreffende kenmerk vanuit de huidige praktijk en samenwerking. Er wordt bijvoorbeeld niet gekeken naar de afstemming tussen de concentratie mensen in de buurt en de draagkracht voor de voorzieningen. De gele vlakken (plusmin) duiden op indirecte aandacht voor het betreffende kenmerk. Hiermee wordt bedoeld dat het kenmerk een gevolg is van een maatregel die wordt ingezet vanuit een andere doelstelling. Zo draagt bijvoorbeeld
•
de doelstelling om de functie van woonpanden te wijzigen naar een bedrijfsfunctie indirect bij aan het creëren van gemengde hoofdfuncties in de wijk. Deze functiemenging is echter geen op zichzelf staand doel. De groene vlakken (plus) duiden op directe aandacht vanuit doelstellingen en maatregelen binnen de wijkaanpak en/of de gebiedsontwikkeling. Wanneer meerdere maatregelen bijdragen aan een doelstelling zijn meerdere plussen aangegeven. Dit geeft een beeld van de intensiviteit van de aanpak. Zo worden er veel maatregelen uitgevoerd die betrekking hebben op de verbetering van de kwaliteit van het ondernemerschap.
Conclusie In dit hoofdstuk is het theoretisch kader afgezet tegen het beleidskader en de samenwerking om inzichtelijk te maken in hoeverre in de wijkaanpak en bij integrale gebiedsontwikkeling de economische potentie van de wijk optimaal wordt benut. Uit tabel 3 wordt opgemaakt dat er vanuit bepaalde kenmerken doelstellingen zijn geformuleerd en maatregelen in de wijken ten uitvoer worden gebracht, waardoor de potentie van een wijk positief wordt beïnvloed. Andere kenmerken zijn niet of zeer marginaal omschreven en behoeven extra aandacht om versterkend te kunnen werken voor de economische vitaliteit. Deze optimalisatie hoeft niet noodzakelijkerwijs te bestaan uit een inzet vanuit alle kenmerken. Het gaat erom te kijken waar de potenties van een wijk liggen en waar deze versterkt kunnen worden. Iedere wijk is anders, de economische dynamiek is overal anders, dus dit zal elke keer weer een aanpak op maat vragen. Wanneer niet alle kenmerken zijn meegenomen betekent dat niet dat de potentie niet optimaal wordt benut, mits er wel duidelijk wordt gemaakt waarom de partijen geen beleid en maatregelen inzetten vanuit dit kenmerk. Als bijvoorbeeld uit analyse blijkt dat er een overschot is aan betaalbare bedrijfsruimte, hoeft dit kenmerk vanzelfsprekend niet te worden meegenomen in de visie op de verbetering van de wijkeconomie. Hieronder wordt per categorie kenmerken een conclusie geformuleerd. De fysiekruimtelijke potentie wordt nog onvoldoende benut. De kenmerken die hieraan bijdragen, hebben vanzelfsprekend een sterke koppeling met de fysieke doelstellingen uit de integrale gebiedsontwikkeling. Echter, daarbij worden vooralsnog weinig economische analyses meegenomen in de planvorming om als input te dienen voor de programma’s van bijvoorbeeld de ontwikkeling van bedrijfsonroerend goed. Er kan dan ook meerwaarde worden gecreëerd voor de wijkeconomie wanneer een analyse van de eventuele potentie voor de buurt vanuit deze kenmerken onderdeel gaat uitmaken van de wijkaanpak en de planvorming in de krachtwijken. De gemeente kan bijvoorbeeld specifiek inzetten op functiemenging als doelstelling en daarin faciliterend zijn naar woningcorporaties en on-
- WERK aan de WINKEL -
dernemers, bijvoorbeeld vanuit de bestemmingsplannen. Woningcorporaties hebben een rol in het realiseren van gedifferentieerd vastgoed door bijvoorbeeld flexibel te bouwen zodat vastgoed kan worden aangepast aan de behoefte van ondernemers om zich te vestigen in de wijk. Ondernemers kunnen vanuit de vraagkant input leveren voor de afstemming van gewenste typering, kwaliteit en grootte van het vastgoed. Ook de sociaal-culturele potentie wordt onvoldoende benut. Er zijn geen doelstellingen gekoppeld aan deze categorie kenmerken. In de praktijk zijn er wel enkele maatregelen te benoemen die hieraan bijdragen, echter deze worden niet gekoppeld aan de sociaal-culturele kant van wijkeconomie. De maatregelen die worden ingezet gaan met name om het aantrekken van creatief ondernemerschap en culturele voorzieningen. Ook hierbij wordt te marginaal benoemd waarom dit als succesvol wordt beschouwd voor de wijkeconomie. Zoals al eerder benoemd volstaat het aantrekken van creatieve ondernemers en kunstenaars niet om de wijkeconomie te versterken. Er dient een koppeling te worden gelegd met de leefstijl van deze groep mensen, en nieuwe groepen die hierdoor kunnen worden aangetrokken. Om de sociaal-culturele potentie te versterken kunnen woningcorporaties vanuit hun rol meer aan consumentenonderzoek doen om op die wijze woon- en winkelaanbod te realiseren dat aansluit bij de leefstijl van bestaande en de gewenste doelgroepen. De gemeente kan vanuit de wijkaanpak inzetten op de marketing en branding van winkelstraten, zoals nu al experimenteel wordt gedaan in de Javastraat in Amsterdam-Oost. Ondernemers kunnen de potentie van de wijk benutten door via marktonderzoek hun aanbod van diensten en producten af te stemmen op bestaande en nieuwe doelgroepen in de buurt. Er wordt ruim voldoende ingespeeld op de kenmerken die de economische potentie versterken. Beleid en maatregelen leg-
37
gen op dit gebied het zwaartepunt van de investeringen die worden gedaan om de wijkeconomie te versterken. Met name de inzet van winkelstraatmanagement blijkt in de praktijk succesvol te zijn en bij te dragen aan meerdere doelstellingen. De leefbaarheid verbetert en er ontstaat een gedifferentieerd aanbod van voorzieningen. Daarnaast ontstaat er een goede samenwerking tussen ondernemers en de gemeente, waardoor zij haar faciliterende karakter op maat kan inzetten in de buurten. Ook de samenwerking tussen ondernemers wordt versterkt, vanuit netwerken zijn zij beter in staat om invloed uit te oefenen op de verbetering van de kwaliteit van het ondernemerschap. Kritische noot hierbij is wel dat er veel wordt ingezet op financiële ondersteuning van ondernemers. Dit is een positieve maatregel zolang deze wordt gebruikt om gezonde ondernemers
die net dat beetje extra kunnen gebruiken te helpen om een goede kwaliteitsslag te kunnen maken. Het ‘redden’ van ondernemers die een product of dienst aanbieden waar geen vraag naar is van consumenten vanuit de buurt en de stad leidt niet tot het optimaliseren van de economische potentie. Het is uiteindelijk toch de markt die zijn werk moet doen. Daarom blijft het ook hier van belang om per buurt te analyseren op welke kenmerken moet worden ingezet en hoe dit kan bijdragen aan het versterken van de wijkeconomie.
Tabel 3. Verband tussen theorie en praktijk in wijkeconomie Fysiekruimtelijke kenmerken
* Gemengde hoofdfuncties * Infrastructurele verbinding * Balans concentratie * Gemengd vastgoed Sociaalculturele kenmerken
* Leefstijl en individu * Consumentgericht * Creativiteit en cultuur * Wijkmarketing Economische kenmerken:
* Betaalbaarheid * Zichtbaarheid en netwerk * Kwaliteit ondernemerschap * Talentontwikkeling * Afstemming vraag aanbod
38
Actieplan krachtwijken:
Wijkaanpak Amsterdam:
Buurtuitvoeringsplannen:
Gebiedsontwikkeling: stedelijke
doelstellingen
doelstellingen/ maatregelen
maatregelen wijkeconomie
vernieuwing irt wijkeconomie
+/-
+/-
+/-
+/-
-
-
+/-
+/-
-
-
-
-
+/-
+/-
+/-
+
Actieplan krachtwijken: doelstellingen
Wijkaanpak Amsterdam: doelstellingen/
Buurtuitvoeringsplannen: maatregelen
Gebiedsontwikkeling: stedelijke vernieuwing irt
maatregelen
wijkeconomie
wijkeconomie
-
+/-
+/-
+/-
-
-
+/-
+
-
+/-
+/-
+/-
-
+/-
+/-
+/-
Actieplan krachtwijken: doelstellingen
Wijkaanpak Amsterdam: doelstellingen/
Buurtuitvoeringsplannen: maatregelen
Gebiedsontwikkeling: stedelijke vernieuwing irt
maatregelen
wijkeconomie
wijkeconomie
+/-
+/-
+
+
+
+
++
-
+
+++
+++
-
+
+
++
+/-
+/-
+/-
+/-
-
6
CONCLUSIES & aanbevelingen
De hoofddoelstelling van dit onderzoek is het verkrijgen van inzicht in hoe verschillende partijen bij integrale gebiedsontwikkeling in de krachtwijken gezamenlijk bij kunnen dragen aan het versterken van de wijkeconomie. Het gaat om het inzichtelijk maken van mogelijke combinaties: ingrediënten (maatregelen) die binnen iedere wijk met een ander recept (beleidsdoelstellingen en partijen) de economische potenties kunnen versterken. In dit hoofdstuk worden de conclusies samengevat die antwoord geven op de vier onderzoeksvragen. Daarnaast worden op basis van de conclusies enkele aanbevelingen gedaan voor de praktijk. Conclusies Onderzoeksvraag 1: Welke kenmerken bepalen de economische potentie van een wijk en dragen bij aan een succesvolle wijkeconomie? De bestaande theorieën over wijkeconomie die uitgaan van de economische potentie van een wijk hebben verschillende perspectieven. Er is daarom onderscheidt gemaakt tussen fysiekruimtelijke, sociaalculturele en economische kenmerken voor een succesvolle wijkeconomie. Deze drie categorieën zijn niet op zichzelf staand en hebben een raakvlak met elkaar: de verschillende kenmerken zijn in staat om elkaar te versterken en staan met elkaar in verbinding (zie theoretisch model in hoofdstuk 3). Een optimaal effect op de economische potentie hoeft niet noodzakelijkerwijs te bestaan uit een combinatie van alle kenmerken. Het gaat erom te analyseren waar de economische potenties versterkt kunnen worden. Iedere wijk is anders, de economische dynamiek is overal anders, dus dit zal voor iedere wijk een unieke aanpak op maat vragen. De kenmerken zijn als het ware de ingrediënten die de basis vormen van het juiste recept voor een succesvolle wijkeconomie. Niet ieder kenmerk is altijd een voorwaarde voor het versterken van de wijkeconomie. Soms kan het een aanvulling of een gevolg zijn van een ander kenmerk. Wanneer bijvoorbeeld wordt gestuurd op een gedifferentieerd aanbod van bedrijfsonroerend goed, kan dit leiden tot de realisatie van kleinschalige bedrijfsruimte (fysiek-ruimtelijk), waardoor de betaalbaarheid van ondernemen in een wijk toeneemt (economisch), en er creatieve startende ondernemers worden verleid om zich te vestigen in de wijk (sociaal-cultureel). Vanuit deze synthese wordt het belang aangetoond van een integrale benadering van de wijkeconomie bij stedelijke vernieuwing. Juist voor de economische opgave ligt een integrale aanpak voor de hand: een succesvolle wijkeconomie door een versterking van de economische potentie is afhankelijk van zowel fysieke, sociale als economische kenmerken. De integraliteit ligt als het ware in de economie zelf besloten!
- WERK aan de WINKEL -
Onderzoeksvraag 2: Welke beleidsdoelstellingen en maatregelen staan op landelijke en lokale beleidsagenda om de wijkeconomie te versterken? Binnen integrale gebiedsontwikkeling in de krachtwijken heeft de verschuiving van een fysieke naar een meer sociaal-economische focus ertoe geleid dat een geheel beleidsprogramma van het Ministerie van Vrom hieraan gewijd is. Dit is een belangrijke ontwikkeling, de wijkeconomie krijgt daarmee de aandacht die nodig is om de economische potenties in de krachtwijken te benutten. Inmiddels wordt er in de krachtwijken door met name gemeente en woningcorporaties geïnvesteerd in het verbeteren van de wijkeconomie. Hiertoe zijn beleidsdoelstellingen geformuleerd waar maatregelen aan gekoppeld worden. Deze koppeling blijkt echter nog onvoldoende scherp gedefinieerd. Er gebeurt heel veel, maar hoe de maatregelen uiteindelijk bijdragen aan het realiseren van welke doelstellingen is nog vaag. Daarnaast wordt er voornamelijk geïnvesteerd in maatregelen die financiële ondersteuning bieden aan ondernemers. Terwijl wijkeconomie op vele andere manieren gestimuleerd kan worden. In de praktijk wordt het versterken van de economische potentie op een pragmatische wijze benaderd, zodat al op korte termijn resultaten zichtbaar kunnen worden. Een dergelijke ‘trial and error’ aanpak heeft als voordeel dat er versnelling kan optreden in de effecten voor de wijkeconomie. Het nadeel is echter dat er ook maatregelen kunnen worden uitgevoerd die niet of nauwelijks bijdragen aan de beleidsdoel-
39
stellingen. Door het proces in de toekomst nog meer als een leercyclus te beschouwen, en de koppeling tussen beleid, maatregelen resultaat constant te monitoren en te evalueren, kan op flexibele wijze worden gestuurd op veranderingen en verbeteringen in de economische potenties van een wijk. Onderzoeksvraag 3: Hoe wordt in de praktijk door betrokken partijen geïnvesteerd in het versterken van de wijkeconomie in de krachtwijken? De partijen die sturing kunnen geven aan een succesvolle invulling van wijkeconomie in de krachtwijken die worden onderscheiden in dit onderzoek zijn de gemeente, de woningcorporaties en de ondernemers zelf. De regie op de overkoepelende doelstellingen uit de wijkaanpak ligt bij de gemeente, die vervolgens de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van maatregelen bij de coalities legt die in de krachtwijken zelf gevormd worden. Woningcorporaties zijn aangehaakt in deze coalities en hebben inmiddels ook economische programma’s die onderdeel uitmaken van de integrale gebiedsontwikkeling. De coalities zijn succesvol doordat vanuit een gezamenlijk gedragen visie, een wijkgerichte aanpak op maat wordt uitgevoerd ter versterking van de economische potenties. Een gemiste kans is tot nu toe de marginale rol van ondernemers. Zij hebben een bedrijfsgericht belang bij economische vitaliteit en zijn dan ook gemotiveerd om bij te dragen aan de verbetering van de buurt en de nabije omgeving. Daarom zijn zij een belangrijke partner om in de toekomst intensiever deel te laten uitmaken van de coalities. Er zijn wel voorbeelden te noemen van eigen initiatieven die door ondernemers zelf ter versterking van de wijkeconomie worden uitgevoerd, zoals de Beehive Bloeiplaats in Overtoomse Veld. Deze voorbeelden uit de praktijk kunnen een inspiratiebron vormen voor een meer actieve rol voor ondernemers in de toekomst. De samenwerking tussen de partijen is in ontwikkeling. Voorheen werd het gebrek aan aandacht voor de wijkeconomie geweten aan een onduidelijke regierol. Uit de Amsterdamse praktijk blijkt dat het niet noodzakelijk is om stedelijk een sterke regie te voeren op het versterken van de wijkeconomie. Door de betrokken partijen op wijkniveau in een coalitie verantwoordelijk te maken voor het opstellen van doelen en het uitvoeren van maatregelen wordt een aanpak op maat gemaakt. Iedere partij heeft zijn eigen rol en verantwoordelijkheid en er vindt periodieke afstemming plaats om elkaar te informeren over de voortgang, en om doelstellingen en maatregelen op elkaar af te stemmen. Daarnaast worden op verschillende schaalniveaus aanvullende allianties gesloten. Deze alliantievorming kent inmiddels enkele succesvolle voorbeelden, zoals de alliantie met Albert Heijn op het August Allebéplein. In de toekomst dient het samenwerken vanuit allianties verder geprofessionaliseerd te
40
worden om te komen tot een uitgebreid en dynamisch netwerk. Doordat verschillende partijen en partners vanuit hun gezamenlijk belang van de wijkeconomie in een netwerk samenkomen wordt de bestaande aanpak regelmatig geëvalueerd en geoptimaliseerd en kunnen mogelijke nieuwe initiatieven en verbindingen ontstaan. Op deze wijze vindt een kwalitatieve optimalisatieslag plaats waarmee de economische potenties van een wijk beter kunnen worden benut. Onderzoeksvraag 4: Hoe kan de bestaande theorie gekoppeld worden aan de huidige beleidskaders, maatregelen en investeringen van betrokken partijen, zodat inzichtelijk wordt hoe vanuit deze samenhang keuzes aangaande het versterken van de economische potentie van de wijk vanuit het juiste kader tot stand kunnen komen? Om deze vraag te beantwoorden is het theoretisch kader afgezet tegen het beleidskader en de samenwerking om inzichtelijk te maken in hoeverre in de krachtwijken de economische potentie van de wijk optimaal wordt benut. Uit deze analyse blijkt dat er vanuit bepaalde kenmerken uit het theoretisch kader doelstellingen zijn geformuleerd en maatregelen in de wijken ten uitvoer worden gebracht, waardoor de potentie van een wijk positief wordt beïnvloed. Andere kenmerken zijn niet of zeer marginaal omschreven en behoeven extra aandacht om versterkend te kunnen werken voor de economische vitaliteit. Deze optimalisatie hoeft niet noodzakelijkerwijs te bestaan uit een inzet vanuit alle kenmerken. Het gaat erom te kijken waar de potenties van een wijk liggen en waar deze versterkt kunnen worden. Wanneer niet alle kenmerken zijn meegenomen betekent dat niet dat de potentie niet optimaal wordt benut, mits er wel duidelijk wordt gemaakt waarom de partijen geen beleid en maatregelen inzetten vanuit dit kenmerk. Als bijvoorbeeld uit analyse blijkt dat er juist een overschot is aan betaalbare bedrijfsruimte,
hoeft dit kenmerk vanzelfsprekend niet te worden meegenomen in de visie op de verbetering van de wijkeconomie. Hieronder wordt per categorie kenmerken een korte conclusie geformuleerd: •
•
•
De fysiek-ruimtelijke potentie wordt nog onvoldoende benut. De kenmerken die hieraan bijdragen, hebben vanzelfsprekend een sterke koppeling met de fysieke doelstellingen uit de integrale gebiedsontwikkeling. Echter, daarbij worden vooralsnog weinig economische analyses meegenomen in de planvorming om als input te dienen voor de programma’s van bijvoorbeeld de ontwikkeling van bedrijfsonroerend goed. Er kan dan ook meerwaarde worden gecreëerd voor de wijkeconomie wanneer een analyse van de eventuele potentie voor de buurt vanuit deze kenmerken onderdeel gaat uitmaken van de wijkaanpak en de planvorming in de krachtwijken. Ook de sociaal-culturele potentie wordt onvoldoende benut. Er zijn geen doelstellingen gekoppeld aan deze categorie kenmerken. In de praktijk zijn er wel enkele maatregelen te benoemen die hieraan bijdragen, echter deze worden niet gekoppeld aan de sociaal-culturele kant van wijkeconomie. De maatregelen die worden ingezet gaan met name om het aantrekken van creatief ondernemerschap en culturele voorzieningen. Ook hierbij wordt te marginaal benoemd waarom dit als succesvol wordt beschouwd voor de wijkeconomie. Er wordt ruim voldoende ingespeeld op de kenmerken die de economische potentie versterken. Beleid en maatregelen leggen op dit gebied het zwaartepunt van de investeringen die worden gedaan om de wijkeconomie te versterken. Met name de inzet van winkelstraatmanagement blijkt in de praktijk succesvol te zijn en bij te dragen aan meerdere doelstellingen. Kritische noot hierbij is wel dat er veel wordt ingezet op financiële ondersteuning van ondernemers. Dit is een positieve maatregel zolang deze wordt gebruikt om gezonde ondernemers die net dat beetje extra kunnen gebruiken te helpen om een goede kwaliteitsslag te kunnen maken. Het is uiteindelijk toch de markt die zijn werk moet doen.
- WERK aan de WINKEL -
Aanbevelingen voor de praktijk Met de resultaten van dit onderzoek wordt geen blauwdruk neergelegd voor een succesvolle versterking van wijkeconomie. Daarvoor is economie teveel een dynamisch samenspel van mensen en hun gezamenlijke interactie. Het zijn uiteindelijk de mensen die de economie maken: initiatiefrijke ondernemers, starters met lef, nieuwsgierige consumenten, aanbieders van bedrijfshuisvesting en verstrekkers van bedrijfskredieten. Economie is wellicht te sturen, maar daarmee nog niet maakbaar. Toch worden hieronder vier belangrijke aanbevelingen gedaan voor de praktijk die voortkomen uit dit onderzoek. Om in de toekomst vanuit een integrale benadering en door samenwerking met de juiste partijen de economische potentie van de krachtwijken optimaal te benutten. Begin bij de economische potentie Wat goed is voor een buurt is voor elke buurt anders. Een succesvolle aanpak van de wijkeconomie begint dan ook met een gezamenlijke visie op de toekomst vanuit de kenmerken die de economische potentie van een wijk kunnen versterken, en de keuzes die gemaakt worden ten aanzien van het zwaartepunt van de benodigde investeringen. Welke ingrediënten heeft deze wijk nodig om een positieve impuls te geven aan de economische activiteit? Vanuit deze potentie kunnen vervolgens beleidsdoelstellingen worden geformuleerd, en hieraan gekoppelde maatregelen worden ingezet. Op deze manier wordt het duidelijk waarom er gekozen is voor een bepaalde aanpak, en wat de beoogde effecten zijn van deze aanpak. Let wel: de visie dient als kader voor toekomstige besluiten, initiatieven en bijsturingen. Wijkeconomie is dynamisch, en er moet voldoende ruimte zijn voor iedereen om de grenzen van die dynamiek steeds weer op te zoeken. Een goede visie is richtinggevend maar niet initiatiefdodend.
41
Betrek ondernemers in de aanpak Ondernemers hebben een direct belang hebben bij een succesvolle wijkeconomie: het beïnvloedt hun bedrijfsresultaat op positieve wijze. Ondernemers zijn dan ook vaak gemotiveerd om te investeren in het vergroten van de kwaliteit van het eigen ondernemerschap. Daarnaast kunnen zij verbindingen zoeken in de buurt door allianties aan te gaan die faciliterend kunnen zijn voor het ontwikkelen en uitvoeren van eigen initiatieven. Ondernemers hebben visie en lef, en kijken verder dan alleen de binnenkant van hun winkel. Zij hebben een directe buurtbinding. Daarom zijn zij een belangrijke partner in de discussie rondom de versterking van de economische potentie. Leg de verantwoordelijkheid in de wijk De regie over het programma op wijkeconomie kan decentraal worden georganiseerd door de autonomie in de wijken zelf te leggen. Tenslotte is iedere aanpak wijkgericht en op maat, en is het dan ook belangrijk om de verantwoordelijkheden voor beleid, maatregelen en uitvoering bij die partijen te leggen die actief zijn in de wijk. De coalities in de wijken bepalen wat er gebeurt. Het is wel van belang om procesmatig de aanpak te uniformeren en stedelijke doelstellingen te formuleren. Daar zijn in de Amsterdamse wijkaanpak inmiddels behoorlijke stappen in gezet die het succes van versterking van de economische aanpak beïnvloeden. Dit kan als inspirerend voorbeeld dienen voor andere gemeenten. Werk samen vanuit allianties Een dynamische en vernieuwende samenwerking creëert kansen voor de versterking van de wijkeconomie door de juiste verbindingen te leggen tussen investeringen van gemeente, woningcorporaties en ondernemers. Een goede vorm daarin is het aangaan van allianties waarbij vanuit de economische potenties in een wijk samenwerking wordt gezocht. Naast de bestaande structuren van overleg en afstemming. Ook private partijen kunnen hierbij aansluiten, zodat met uiteenlopende partners vanuit hun gezamenlijk belang bij een economisch vitale wijk in een netwerk samenkomen waardoor nieuwe initiatieven en verbindingen ontstaan.
42
LITERATUURLIJST Voor de totstandkoming van deze scriptie zijn diverse Nederlandse en buitenlandse boeken en artikelen geraadpleegd. Ook zijn interviews gehouden met betrokken professionals. De verwijzingen in de hoofdstukken zijn terug te vinden in onderstaande lijst: • • • •
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Beek, H.M. ter, D. Leveling, C. van Rij (2005), Wijkeconomie in Zuid-Holland: aanpak, best practices en succesfactoren, Regioplan, Amsterdam Boonstra, B. e.a. (2009), Wijken die werken – de relatie tussen stedenbouwkundige kenmerken en wijkeconomie, TNO, Delft Buhrs, M., M. van Wingerden e.a. (2008), Gebiedsmarketing. Kiezen voor een succesvolle toekomst voor locatie, wijk en stad, Scriptum, Schiedam Bulterman, S., A. van Klink, V. Schutjens (2007), ‘Ondernemers en hun bedrijven in de wijk: het cement voor de economische pijler’, in: Dijk, J. van, V. Schutjens (red.), De economische kracht van de wijk, p. 129-144, Koninklijke Van Gorcum, Assen Chaskin, R.J. (2001), ‘Perspectives on neighborhood and community: A review of the literature’, in: Tropman, J., J. Erlich, J. Rothman (red.), Tactics and Techniques of Community, vol.4, p34-55 Dohle, T. (2010), Oprichter Communicatieadviesbureau De Wijde Blik, Interview op 1 juni 2010, Amsterdam Franke, S., G.J. Hospers (2009), De levende stad. Over de hedendaagse betekenis van Jane Jacobs, SUN Trancity, Amsterdam Geerdes, C., K. van Dijken (2008), Scan Wijkeconomie Wijkactieplannen, Nicis Institute, Den-Haag Gemeente Amsterdam (2008), Krachtige mensen, Krachtige buurten, Krachtige uitvoering: fundament voor de Amsterdamse wijkaanpak, Amsterdam Hagens, J., E. van der Krabben e.a. (2009), Wijkeconomie: de kleine ondernemer aan het woord, Buiten, Utrecht Hengeveld, E. (2010), Verbinder economie en werk Amsterdamse Wijkaanpak, Interview op 4 juni 2010, Amsterdam Hospers, G.J. (2009), ‘De wijkeconomie tussen romantiek en realiteit’, in: Franke, S., G.J. Hospers (red.), De levende stad. Over de hedendaagse betekenis van Jane Jacobs, p. 69-79, SUN Trancity, Amsterdam Huffstadt, M. (2005), Regie Stedelijke vernieuwing: praktijk, theorie en onderwijs, Hogeschool Utrecht, Utrecht Jacobs, J. (1961), The death and life of great American cities, Vintage Books, New-York KennisNetwerk Amsterdam (2005), Creatieve industrie en culturele activiteiten, een motor voor vernieuwing van de wijk? Cahier 21 Kok, J., R. Aalders, A. Bakkeren, T. Twigt (2008), De kracht van de wijk. Belang van wijkeconomie voor de leefbaarheid in Amsterdamse Krachtwijken, Rabobank, Amsterdam Leone, R.A., R. Struyck (1976), ‘The incubator hypothesis: evidence from the five SMSA’s’, in: Urban Studies, vol. 13, p. 325-331, Linden, B. van der, P. Vroonhof, M. Folkeringa (2009), Review inkomens van ondernemers, EIM, Zoetermeer Louw, E. (2004), ‘Functiemenging wonen en werken’ in: Habiforum inspiratiepapers woonwijken van de toekomst nr.5, Quantes, Rijswijk Ministerie van VROM (2007), Actieplan Krachtwijken. Van aandachtswijk naar krachtwijk, VROM, Den-Haag Nio, I., A. Reijndorp, W. Veldhuis (2008), Atlas Westelijke Tuinsteden Amsterdam. De geplande en geleefde stad, Trancity, Amsterdam Oosterling, H. (2009), Woorden als daden. Rotterdam Vakmanstad Skillcity 2007-2009, Jaap Sam Books, Heijningen Ouwehand, A., M. van Meijeren (2006), Economische initiatieven in stadswijken. Een verkennend onderzoek, OTB, Delft Ouwehand, A., M. van Meijeren (2006) Werk in de wijk. Economische impulsen in de stedelijke vernieuwing, VROM, Den Haag Programmateam Amsterdamse Wijkaanpak (2008), Amsterdams Uitvoerings Programma Wijkaanpak 08–09, Gemeente Amsterdam, Amsterdam Programmateam Amsterdamse Wijkaanpak (2010), Amsterdams uitvoeringsprogramma wijkaanpak 2010-2011, voor een stad in balans, Spinhex & Industrie, Amsterdam
•
- WERK aan de WINKEL -
43
• • • • • • • • • • •
44
Raad voor Werk en Inkomen (2007), De wijk Inc.: ondernemerschap en arbeidsparticipatie in aandachtswijken, Ministerie van WWI, Den-Haag Ruiten, T. van (2010), Hoofd beheer woningcorporatie Far West, Interview op 1 juni 2010, Amsterdam Schutjens, V., P. Korteweg, A. Mackloet (2006), ‘De woning als bedrijfslocatie: van springplank naar anker.’, in: Kempen, R. van, S. Musterd (red.), De stadsbuurt: ontwikkeling en betekenis, p. 45-59, Koninklijke Van Gorcum, Assen Stadsdeel Noord, Amsterdam (2009), Buurtuitvoeringsprogramma Vogelbuurt/IJplein 2010, Gemeente Amsterdam Stadsdeel Slotervaart, Amsterdam (2009), Buurtuitvoeringsprogramma Overtoomse Veld 2010, Gemeente Amsterdam Stadsdeel Zeeburg, Amsterdam (2009), Buurtuitvoeringsprogramma Indische Buurt 2010, Gemeente Amsterdam Storper, M., M. Manville (2006), ‘Behaviour, preference and cities: urban theory and urban resurgence’ in: Urban Studies, vol. 43, p. 1247-1274 Veldhuizen, D. van (2006), Onderzoek naar de bijdrage van etnische ondernemers aan de leefbaarheid in vooroorlogse stadswijken, Radboud Universiteit, Nijmegen VROM-raad (2006), Stad en stijging: sociale stijging als leidraad voor stedelijke vernieuwing, VROM, Den Haag Wille, L. (2009), ‘5 ingrediënten voor economische vitaliteit’, in: Vitale Stad, vol. 9, p.39-46 Wolff, M. de (2010), Oprichter Beehive Broedplaats en Raising Bee, Interview op 10 juni 2010, Amsterdam
- WERK aan de WINKEL -
45