Nederlands Lezen en Schrijven op Innovatieve Scholen (Nelsis) in de onderbouw havo/vwo Docentenhandleiding
Verstand van leren Gevoel voor mensen
Nederlands Lezen en Schrijven op Innovatieve Scholen (Nelsis) in de onderbouw havo/vwo Docentenhandleiding
Marieke Donker José van der Hoeven Kris Verbeeck Amos van Gelderen
‘s-Hertogenbosch, KPC Groep, 2012
Deze publicatie is ontwikkeld door KPC Groep voor ondersteuning van het regulier en speciaal onderwijs in opdracht van het ministerie van OCW. KPC Groep vervult op het gebied van R&D een scharnierfunctie tussen wetenschap en onderwijsveld.
Het is toegestaan om in het kader van educatieve doelstellingen (delen van) teksten uit deze publicatie te gebruiken, te verveelvoudigen, op te slaan in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar te maken in enige vorm zodanig dat de intentie en de aard van het werk niet worden aangetast. Bronvermelding is in alle gevallen vereist en dient als volgt plaats te vinden: Bron: Donker, M., Hoeven, J. van der Hoeven, Verbeeck, K. & Gelderen, A. van (2012). Nederlands Lezen en Schrijven op Innovatieve Scholen (Nelsis) in de onderbouw havo/vwo. Docentenhandleiding. ’s-Hertogenbosch: KPC Groep in opdracht van het ministerie van OCW © 2012, KPC Groep, ’s-Hertogenbosch
Inhoud
1
Nelsis in een notendop
2
2 2.1 2.2 2.3
Aanpak Ordening van het leermateriaal Samenwerking Rol van de docent
3 3 5 5
3 3.1 3.2 3.3
Lesbeschrijvingen Introductie Leesopdracht (60 minuten) Schrijfopdracht (120 minuten)
6 6 7 8
4 4.1 4.2 4.3
Achtergronden Wat is een tekstsoort? Wat is een genre? Wat is een tekstkenmerk of een genrekenmerk?
5 Nieuwe taken Literatuur
Inhoud
10 10 10 11 13 14
1
1
Nelsis in een notendop
Uitgangspunt In Nelsis staan tekstgenres centraal. Leerlingen leren tekstkenmerken en genrekenmerken aan de hand van modelteksten herkennen en toepassen. Opbouw Het prototype Nelsis is uitgewerkt in vier taken. Deze taken bestaan uit een werkboek, een antwoordenblad en een voorstel voor beoordeling van het schrijfproduct. Elk werkboek bestaat uit leesopdrachten en een schrijfopdracht. Tijdsduur 180 minuten per taak: • leesopdracht: 60 minuten • schrijfopdracht: 120 minuten Doelgroep Onderbouw havo/vwo Rol van de leerling Het materiaal is zelfsturend. Dat betekent dat leerlingen er zelfstandig mee aan de slag kunnen. Rol van de docent Docenten zullen het leerproces begeleiden. Zij kunnen aan een leerling aanwijzingen geven bij de te doorlopen stappen van de leesopdrachten en de schrijfopdracht en ze kunnen inhoudelijke vragen beantwoorden. Daarnaast zullen zij bepaalde onderdelen faciliteren, zoals leerlingfeedback en zo mogelijk de samenwerking tussen leerlingen. Aandachtspunt Voordat met het materiaal gewerkt gaat worden, verdient het aanbeveling eenmalig het materiaal en de werkwijze te introduceren.
2
1 – Nelsis in een notendop
2
Aanpak
In Nelsis staan de tekstgenres centraal. Dat betekent dat een aantal vergelijkbare teksten het uitgangspunt vormt voor het ontwikkelen van leermateriaal en voor het herkennen van genrekenmerken. De vooronderstelling daarbij is dat genrekennis leidt tot beter tekstbegrip en tot betere tekstkwaliteit bij schrijfproducten. In Nelsis worden teksten met duidelijke genrekenmerken aangemerkt als modelteksten. Deze modelteksten zijn betekenisvol, omdat ze afkomstig zijn uit bronnen die toegankelijk zijn voor iedere lezer (romans, kranten, internet, enzovoort).
2.1
Ordening van het leermateriaal Het leermateriaal van Nelsis heeft de vorm van een ‘kaartenbak’. Het ordeningsprincipe van de kaartenbak is een thema gekoppeld aan een tekstgenre. Thema’s en genres staan in een bepaalde relatie tot elkaar. Niet elk genre past bij elk thema. In onderstaand schema zijn voorbeelden van genres gekoppeld aan inhoudelijke thema’s weergegeven: Genres
Thema’s
Verslagen Leerboeken Nieuws Folders Internet Romans Strips Sprookjes Verhalen Columns Leerboeken Essays Ingezonden brieven Partijprogramma’s Tijdschriftartikelen Reclame Handleidingen Spelregels Recepten Routebeschrijvingen Gedichten Liederen
Europese eenwording Milieuproblematiek De welvaartsstaat
Persoonlijke brieven Sollicitatiebrieven Zakelijke brieven
2 – Aanpak
Sociale relaties Rijkdom en armoe Oorlog en vrede De westerse democratie Vaderlandse geschiedenis Dialecten van het Nederlands Financiële crises Immigratie De rol van verzekeraars Beleid ten aanzien van verslaving en genotsmiddelen Computerprogramma’s Sport Bakken en koken Volksliederen Rijm en niet-rijm Popmuziek Schrijvers en hun correspondentie
3
In het prototype Nelsis zijn in 2012 twee genres nader uitgewerkt: het genre roman voor het thema ‘Oorlog en vrede’ en het genre betoog voor het thema ‘Verslaving’. Het leermateriaal kent een vaste opbouw. Deze bestaat uit: • leerdoelen; • aanwijzingen; • materiaal. Doelen Bij alle taken worden de leerdoelen op het leermateriaal vermeld. Het betreft twee leerdoelen: • typische kenmerken van een genre herkennen; • een tekst met geleerde genrekenmerken schrijven. Om te zorgen dat leerlingen de leerdoelen voldoende beheersen, worden per genre twee taken aangeboden. Een taak bestaat uit een lees- en een schrijfopdracht. De tweede taak is van hetzelfde genre en passend bij hetzelfde thema, maar heeft een ander onderwerp. Bijvoorbeeld: bij het genre roman wordt gekozen voor een tekstfragment uit een roman over de Tweede Wereldoorlog en een tekstfragment uit een roman over een guerrillastrijd in Zuid-Amerika. Aanwijzingen Aan leerlingen worden vooraf aanwijzingen gegeven voor het uitvoeren van de opdrachten. De aanwijzingen betreffen de te doorlopen stappen bij de lees- en schrijfopdracht (aanwijzingen bij het leerproces) en eventueel benodigde hulpmiddelen. Materiaal De leerstof bestaat uit: • modelteksten (goede voorbeelden van een specifieke tekstsoort en een genre daarbinnen) waaruit tekstkenmerken worden gehaald die richtinggevend zijn voor het lezen en schrijven van dergelijke teksten; • specifieke aanwijzingen en strategieën hoe de teksten gelezen en geschreven worden, gegeven de lees- of schrijfopdrachten; • een systematische fasering van de taakaanpak: – aandacht voor oriëntatie, planning, monitoring van eigen begrip en evaluatie bij lezen; – aandacht voor planning, formulering, revisie en evaluatie bij schrijven; • integratie van woordenschat, grammatica en spelling in deze opdrachtgestuurde benadering: – er wordt aandacht besteed aan de vakspecifieke woorden, maar ook aan andere woorden die typisch zijn voor de verschillende genres in de lees- en schrijfopdrachten; – in de schrijfopdracht besteden leerlingen expliciet aandacht aan spelling en grammatica in hun schrijfproduct. Werkvormen Het lesmateriaal Nelsis is zoveel mogelijk zelfsturend. Dat wil zeggen dat leerlingen er zelfstandig mee aan het werk kunnen, maar wel om hulp of advies kunnen vragen aan een docent of een medeleerling. In het materiaal zijn theoretische blokken (instructie, uitleg) opgenomen waarin leerlingen stapsgewijs worden meegenomen bij het herkennen van tekstkenmerken. Na een theorieblok volgen één of meerdere vragen over het besproken aspect. Na beantwoording van de vragen kunnen leerlingen met een antwoordenblad zelf de kwaliteit van de uitvoering van de leesopdrachten beoordelen. In het antwoordenblad wordt bij alle vragen het juiste antwoord gegeven. Leerlingen kunnen hun antwoord vergelijken met het antwoordenblad.
4
2 – Aanpak
Als het antwoord goed is, zetten ze een V bij het antwoord, is het antwoord onjuist, dan zetten ze een X bij het antwoord. Het gaat echter niet alleen om de constatering dat een antwoord goed of fout is, maar ook om de vraag of leerlingen begrijpen waarom een bepaald antwoord goed of fout is. Er moet dus worden gereflecteerd op het geleerde en als de leerling de antwoorden niet begrijpt of twijfelt of een antwoord juist is, zal hij dat aan een medeleerling of aan de docent kunnen vragen.
2.2
Samenwerking In de lessenserie kunnen leerlingen zowel alleen als samen aan leesopdrachten werken. Uit verschillende bronnen blijkt dat samenwerkend leren een positieve bijdrage levert aan de prestaties van leerlingen. De ervaring leert dat leerlingen een beroep op elkaar doen als ze een opgave lastig vinden en als ze hulp nodig hebben. Bij de schrijfopdracht is samenwerking een voorwaarde. Na uitvoering van de schrijfopdracht zal een schrijver feedback vragen aan een medeleerling. Het commentaar van de medeleerling wordt samen besproken en de schrijver trekt er zijn conclusies uit, die hij ook vastlegt. Op dat moment is samenwerking dus een vereiste in het programma.
2.3
Rol van de docent Het leermateriaal is zelfsturend. Dat betekent dat zoveel mogelijk leeractiviteiten aan de leerling worden overgelaten. In dit proces van zelfregulering heeft de docent twee rollen, te weten: een rol als expert en een rol als didactisch begeleider. De rol van de docent als instructeur is in het prototype beperkt, omdat de benodigde instructie en bijbehorende kennis in het materiaal worden aangeboden. Wel zullen leerlingen wegwijs gemaakt moeten worden in de werkwijze met het materiaal, zal de docent vragen beantwoorden, zal de docent bepaalde werkvormen faciliteren en zal hij leerlingen motiveren. Ten slotte is de docent de beoordelaar van de lees- en de schrijfopdrachten. Aan de hand van de criteria uit het voorstel voor docentbeoordeling geeft hij een oordeel over de prestaties van de leerlingen.
2 – Aanpak
5
3
Lesbeschrijvingen
3.1
Introductie Aangezien het leermateriaal in principe zelfsturend is, waarbij geen sprake is van klassikale sturing door de docent, lijkt het aan te bevelen leerlingen wegwijs te maken in bepaalde onderdelen van het materiaal. Dit betreft in ieder geval: • introductie in de opbouw van het materiaal; • gebruik van antwoordenbladen; • vormgeving van leerlingfeedback. Introductie in de opbouw van het materiaal Aangezien leerlingen zelfstandig met Nelsis kunnen leren, is een algemene introductie over het doel en de werkwijze aan te bevelen. De lees- en schrijfopdrachten hebben tot doel het streefniveau voor lezen en schrijven in de onderbouw (beheersingsniveau 2F en 3F in het referentiekader) te kunnen behalen. Teksten staan in Nelsis centraal, enerzijds om te lezen, anderzijds om te schrijven. Bij elk genre zijn twee taken. Elke taak bestaat uit een leesopdracht en een schrijfopdracht die onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. De leesopdrachten zijn zo opgebouwd dat de theorie tussen de opdrachten is geïntegreerd. Deze theorie bestaat uit tekstblokken die steeds worden gevolgd door een aantal vragen. In de schrijfopdracht verwerken leerlingen het geleerde in een schrijfproduct. Dit schrijfproduct komt niet in één keer tot stand, maar wordt na feedback door een medeleerling nog verbeterd. Als de leerling beide taken binnen een genre met goed gevolg heeft afgerond, heeft hij voldoende kennis over het genre opgedaan. Gebruik van antwoordenbladen Voor het nakijken van de leesopdrachten zijn antwoordenbladen voorhanden. Als leerlingen niet gewend zijn om met een antwoordenblad te werken, dan vraagt dit enige toelichting. Het antwoordenblad is bedoeld om de gegeven antwoorden met de beoogde antwoorden te vergelijken. In het geval van de constatering dat een antwoord niet goed is, is het van belang dat de leerling zich afvraagt wat er niet goed is aan het antwoord en of hij begrijpt waarom het antwoord op het antwoordenblad wel goed is. Er wordt dus een beroep gedaan op reflectieve vaardigheden. Het antwoordenblad kan na elke vraag worden geraadpleegd of na een categorie vragen. Daarnaast kan het antwoordenblad worden geraadpleegd als de leerling geen antwoord weet op een vraag en daardoor het leerproces stagneert. Vormgeving van leerlingfeedback In de didactische aanpak is gekozen voor het inzetten van leerlingfeedback bij de beoordeling van schrijfproducten, omdat dit kan leiden tot een hogere kwaliteit van deze schrijfproducten. Na het schrijven van een eerste versie van een schrijfproduct vraagt de leerling feedback van een medeleerling. Het succes van deze feedback hangt af van de kwaliteit van de uitvoering. Leg dus de nadruk op het feit dat de schrijver iets kan leren van de gegeven feedback.
6
3 – Lesbeschrijvingen
3.1.1
Aandachtspunten •
• •
3.2
Geef een korte uitleg over het doel van evalueren en reviseren bij schrijfproducten. Het doel van evalueren en reviseren kan worden omschreven als het verbeteren van de kwaliteit van de tekst. Als leerlingen het nut van feedback inzien, zullen zij meer gemotiveerd zijn. Bespreek de vragen die leerlingen moeten beantwoorden bij het geven van feedback aan andere leerlingen. Aan de schrijfopdrachten wordt gewerkt in paren. Hoewel het schrijven van de schrijfopdracht door leerlingen individueel wordt uitgevoerd, zullen leerlingen na de schrijffase feedback op elkaars producten geven. Aan het samenstellen van paren zal op tijd aandacht moeten worden besteed.
Leesopdracht (60 minuten) In de eerste les krijgen de leerlingen het lesmateriaal uitgereikt of kunnen zij er op de computer over beschikken. U kunt er dus voor kiezen de leerlingen de opdrachten digitaal (met een tekstverwerker) of met een papieren versie te laten werken. Het betreft een leesopdracht, een antwoordenblad en een schrijfopdracht. Optie Bij een klassikale aanpak kan de docent een korte inleiding geven over het thema, het project waar de taak bij past of over de tekstkenmerken die centraal staan. Daarnaast kunnen praktische aanwijzingen worden gegeven ten behoeve van de uitvoering van de opdracht. Leerlingen gaan aan het werk. Hoewel hier sprake is van zelfstandig werken, wordt samenwerken niet uitgesloten. De leesopdrachten kennen de volgende opbouw: • Stap 1 – Kennisactivering. De leerlingen beginnen met opdrachten waarin de kennis over het genre en/of het thema wordt geactiveerd. • Stap 2 – Tekstbegrip. Daarna volgt de modeltekst. Dit is een goed voorbeeld van een tekst in een bepaald genre. Vervolgens worden woordenschatopdrachten gemaakt en tekstbegripsvragen gesteld. • Stap 3 – Genrekenmerken. Ten slotte worden de tekstkenmerken van het genre uitgewerkt. • Stap 4 – Leesopdrachten zelfstandig nakijken met het antwoordenblad. Na het maken van de leesopdrachten kan de leerling aan de hand van het bijhorende antwoordenblad de leesopdrachten zelfstandig nakijken. Leerlingen kunnen dit individueel of samen met een medeleerling doen. Leerlingen verbeteren hun fouten met een ander kleur pen, zodat de docent zicht heeft op eigen antwoorden en eventueel verbeterde antwoorden. Bij een goed antwoord zetten ze een V, bij een onjuist antwoord een X. Het uitgangspunt van dit taalaanbod is het illustreren van tekstkenmerken aan de hand van modelteksten. Een modeltekst zal echter nooit alle genrekenmerken bevatten. Het is daarom raadzaam meerdere teksten en/of taken bij een genre aan te bieden.
3 – Lesbeschrijvingen
7
3.3
Schrijfopdracht (120 minuten) Het doel bij de schrijfopdracht is het schrijven van een tekst met de geleerde genrekenmerken. De schrijfopdracht bestaat uit vier fasen. Fase 1 Eerst krijgt de leerling een opdracht en schrijft een eerste versie van een schrijfproduct. Fase 2 Deze eerste versie legt hij voor aan een medeleerling. Die leest de tekst en geeft adviezen op de aangereikte punten (leerlingfeedback). Voor de leerlingfeedback is een vragenformulier ontwikkeld waarin twee categorieën (tekstbeleving en genrekenmerken) onderscheiden worden. Onder tekstbeleving worden inhoudelijke reacties op de tekst gegeven, passend bij het doel van de schrijver (spannend, gevoelig, interessant). Bij genrekenmerken wordt commentaar gegeven op bepaalde stilistische en structuurkenmerken die ook in de leesopdracht aan bod zijn gekomen. Tevens worden herschrijfadviezen gegeven in de vorm van tips. De feedbackgever ontvangt van de schrijver de eerste versie van het schrijfproduct en het feedbackformulier voor het geven van commentaar. Nadat de feedbackgever het commentaar schriftelijk heeft vastgelegd op het formulier, bespreken de schrijver en de feedbackgever de uitkomsten. Ten slotte trekt de schrijver er zijn conclusies uit (zie ook stap 3 in het leerlingmateriaal). Behalve dat hij zelf feedback krijgt, leest en becommentarieert de schrijver ook een schrijfproduct van een medeleerling. De beoordeling verloopt zoals hierboven beschreven en eindigt als de beoordeling van het schrijfproduct met de schrijver is besproken. Fase 3 Daarna kan de leerling de tekst evalueren en herschrijven. In het leerlingmateriaal vult de leerling eerst het formulier in, waarin hij toelicht waarom hij bepaald commentaar van zijn medeleerling wel verwerkt of uitlegt waarom hij bepaald commentaar niet verwerkt. Daarna kan de leerling zijn tekst herschrijven. Sommige leerlingen beperken zich tot verbetering met betrekking tot taalverzorging. Andere leerlingen zullen inhoudelijk wijzigingen aanbrengen. Met name de laatste categorie wijzigingen leidt tot betere schrijfproducten. Dat laat onverlet dat de leerling ook aandacht moet besteden aan spelling, grammatica, interpunctie. Dit wordt expliciet in de opdracht vermeld. Ook wordt dit in de herschrijffase nogmaals onder de aandacht gebracht. Als de leerling tevreden is over de tweede versie van de tekst kan hij hem ter beoordeling voorleggen aan de docent. Fase 4 De docent beoordeelt de tekst op van te voren vastgestelde criteria. De docent heeft de keuze om deze opdrachten marginaal te beoordelen (voldoende/onvoldoende), dan wel om een gefundeerd oordeel te geven met een meer genuanceerd cijfer. Hiervoor is een beoordelingsdocument bij het materiaal beschikbaar. Een gefundeerd oordeel kan worden gegeven met behulp van een aantal vragen of aan de hand van voorbeeldteksten. In de eerste variant weegt de docent na het beantwoorden van de vragen het aantal aanwezige en afwezige kenmerken om tot een eindoordeel te komen. In de tweede variant wordt een globale beoordeling van tekstkwaliteit gegeven met behulp van voorbeeldteksten. De docent leest het schrijfproduct en vergelijkt dit product met 2-3 schrijfproducten (zwak, voldoende, goed) die in het
8
3 – Lesbeschrijvingen
beoordelingsmodel zijn gegeven. Door het nieuwe schrijfproduct te plaatsen bij of tussen de drie beoordeelde producten ontstaat een beeld van de kwaliteit van het product. Advies In de beoordeling kan ook de revisievaardigheid worden meegewogen. Daarvoor zijn alle stadia van het schrijfproduct nodig: de eerste en de herziene versie van het schrijfproduct en de commentaarformulieren. De uiteindelijke tekst kan dan worden vergeleken met de eerste versie en met de feedback. Op die manier kunnen de verbeteringen worden beoordeeld. Na de beoordeling kan de leerling zijn werkboek bewaren of opnemen in een portfolio, zodat hij te allen tijde kan aantonen dat hij bepaalde tekstsoorten en genres beheerst.
3 – Lesbeschrijvingen
9
4
Achtergronden
In het referentiekader Nederlandse taal (Expertgroep Doorlopende Leerlijnen, 2008) wordt bij de niveaubeschrijvingen aangegeven welke tekstsoorten leerlingen op verschillende momenten in hun leerloopbaan moeten kennen. Tekstsoorten kennen vele verschijningsvormen, ook wel genres genoemd. Het systematisch werken met genres en bijbehorende genre- of tekstkenmerken is in de onderbouw van het havo/vwo (nog) niet gangbaar. Het werken met genredidactiek bij het vak Nederlands biedt voordelen. Inhoudelijk kan worden aangesloten bij thema’s uit andere vakken dan Nederlands. Een gebruiksaanwijzing van een apparaat kan zowel bij de techniekles (Hoe werkt het apparaat?) als bij Nederlands (Hoe ziet een gebruiksaanwijzing eruit?) aan de orde komen. Genredidactiek bij Nederlands kan een waardevolle aanvulling zijn op het bestaande aanbod voor het vak Nederlands. In het project Nelsis zeiden leerlingen daarover: “Je zoekt meer achter de tekst”, “Je gaat vooruit denken”, “Je gaat dieper op de tekst in”.
4.1
Wat is een tekstsoort? In het referentiekader Nederlandse taal worden bij het lezen de volgende tekstsoorten onderscheiden: informatieve, instructieve, betogende en verhalende teksten. Bij het domein schrijven vinden we in het referentiekader aanvullend de tekstsoort correspondentie. De verschillende tekstsoorten hebben verschillende functies. Zo is het doel of de functie van een betoog de lezer overtuigen.
4.2
Wat is een genre? Op het moment dat het doel, de stijl en de structuur van meerdere inhoudelijk vergelijkbare teksten sterk overeenkomen, spreken we van een tekstgenre. Zo komt de tekstsoort fictie en verhalen onder andere tot uitdrukking in de genres sprookjes, romans en stripverhalen. Op basis van hun kenmerken kunnen we sprookjes en romans makkelijk onderscheiden, ook al is het doel van beide genres leesplezier verschaffen. Anders gezegd: een genre is een verzameling teksten van eenzelfde soort en met hetzelfde doel die zich kenmerkt door een overeenkomstige structuur, stijl en (soms) grafische vormgeving. In het schema hierna is het bovenstaande weergegeven aan de hand van voorbeelden.
10
4 – Achtergronden
Tekstsoort
Genres
Informatie
Verslagen Leerboeken Nieuws Folders Bericht Notitie Romans Strips Sprookjes Verhalen Columns Leerboeken Essays Ingezonden brieven Partijprogramma’s Tijdschriftartikelen Reclame Handleidingen Spelregels Recepten Routebeschrijvingen Gedichten Liederen Persoonlijke brieven Sollicitatiebrieven Zakelijke brieven
Fictie en verhalen
Beschouwingen
Betogen
Instructies
Poëzie Correspondentie
Tekstsoorten/genrecategorieën en thema’s van het leermateriaal
4.3
Wat is een tekstkenmerk of een genrekenmerk? Hierboven is reeds aangegeven dat een verzameling teksten een overeenkomstige inhoud, structuur, stijl en (soms) grafische vormgeving kan vertonen. Genrekenmerken of tekstkenmerken hebben met name betrekking op de stijl en de structuur van teksten. In het prototype wordt uitgegaan van de structuur- en stijlkenmerken van Land (2009). Het gaat om de volgende kenmerken: Tekstkenmerken structuur 1 Aanwezigheid hoofdgedachte 2 Structuursignalen (connectieven) • Causaal • Temporeel • Tegenstellend 3 Zinscomplexiteit Tekstkenmerken stijl 1 Aanwezigheid personage (betrokkenheid personen) 2 Perspectief 3 Concreetheid van de tekst (taalgebruik) 4 Emoties 5 Fictieve karakter van het personage 6 Voorkomen van de directe rede
4 – Achtergronden
11
7 8 9
Aanspreken van de lezer Evaluaties van de verteller De tijd waarin de tekst is geschreven
Daarbij wordt opgemerkt dat alleen die tekst- of genrekenmerken in het leermateriaal aan bod komen die in de geselecteerde modelteksten overtuigend te herkennen zijn. Deze tekstkenmerken zijn dus niet volledig voor het genre. Zo komen in het prototype voor het genre roman de volgende tekstkenmerken aan de orde: • perspectief; • directe rede; • uitwerking van personages; • tijd. Voor het genre betoog betrof het de volgende kenmerken: • standpunt; • argumenten; • structuur; • signaalwoorden; • overtuigingskracht (doelgerichtheid). In de werkboeken zijn de leesopdrachten en de theoretische kaders gekoppeld aan een stijl- of structuurkenmerk.
12
4 – Achtergronden
5
Nieuwe taken
Voor het beheersen van een tekstsoort of een genre is het maken van één werkboek niet voldoende. Aangezien alleen die tekstkenmerken worden aangeboden die voorkomen in de modeltekst is voor het vaststellen van de beheersing van een bepaalde tekstsoort of genre het uitvoeren van meerdere taken onontbeerlijk. In het prototype Nelsis zijn twee genres, namelijk de roman en het betoog, uitgewerkt voor de thema’s ‘Oorlog en Vrede’ en ‘Verslaving’. Docenten die met andere genres en thema’s willen werken, kunnen nieuwe taken (werkboeken, antwoordenbladen, beoordelingsvoorstellen) ontwikkelen volgens het ontwerp zoals dat in Nelsis is omschreven. Het ontwerp is uitgebreid beschreven in de uitgave ‘Genredidactiek als uitgangspunt voor lees- en schrijfonderwijs. Onderzoeksrapportage Nederlands Lezen en Schrijven op Innovatieve Scholen (Nelsis) in de onderbouw havo/vwo’ (Van der Hoeven, Van Gelderen, Verbeeck, Donker & De la Rie, 2012).
5 – Nieuwe taken
13
Literatuur
Expertgroep Doorlopende Leerlijnen (2008). Over de drempels met taal. De niveaus voor de taalvaardigheid. Onderdeel van de eindrapportage van de expertgroep doorlopende leerlijnen taal en rekenen. Enschede: Expertgroep Doorlopende Leerlijnen. Hoeven, J. van der, Gelderen, A. van, Verbeeck, K., Donker, M. & Rie, S. de la (2012). Genredidactiek als uitgangspunt voor lees- en schrijfonderwijs. Onderzoeksrapportage Nederlands Lezen en Schrijven op Innovatieve Scholen (Nelsis) in de onderbouw havo/vwo. ’s-Hertogenbosch: KPC Groep in opdracht van het ministerie van OCW Land, J.F.H. (2009). Zwakke lezers, sterke teksten? Effecten van tekst- en lezerskenmerken op het tekstbegrip en de tekstwaardering van vmbo-leerlingen. Doctoral dissertation. Utrecht: Universiteit Utrecht.
14
Literatuur