Vuur werk hét relatiemagazine van de Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde december 2013 jaargang 9, nr. 18
REDACTIONEEL
P.3
INTERVIEW
ARTIKEL
Theo Kocken
P.18
IN MEMORIAM
P.4
Lustrum Symposium
P.5
P.28 STELLINGNEMEN
P.22 NIEUWS
P.23 2 ARTIKEL
Redactioneel
Taking charge of your career
VERSLAG
INTERVIEW
PUBLIKATIES
P.30 JAAROVERZICHT FEWEB
P.38
CoLoFoN Negende jaargang, nr. 18 - December 2013 De volgende Vuurwerk verschijnt juni 2014 Vuurwerk is het relatiemagazine van de Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde (FEWEB). Vuurwerk verschijnt twee keer per jaar in een oplage van 9.500 exemplaren.
Redactie
STEUN HET UAF
P.44
Mira Maletic, Ina Putter, Marije Huiskes-Tolsma, Henri de Groot, Iris Visser
Adres
Jan Willem Gunning De onderwijsvisie
P.10
TUSSENSTAND ONDERZOEK
P.24
Faculteitsbureau FEWEB, de Boelelaan 1105 1081 HV Amsterdam
[email protected] 020 598 6157
Dat inzicht brengt mij als decaan al jaren aan het twijfelen, vooral nu mijn decanaat ten einde loopt. Want er gebeurt altijd van alles op zo’n grote faculteit, van grote en beslissende ontwikkelingen tot groot en klein menselijk geluk en leed. En zelfs het gewone bestuurlijke proces is al enerverend genoeg. Veel bestuurlijke drukte, die overigens lang niet altijd tot iets leidt. Dus klemt de vraag of de beschikbare tijd, en soms meer dan dat, wel aan de juiste dingen wordt besteed. Wat is belangrijk, en waarom dan, en wat kunnen we laten lopen? Je moet kiezen, anders word je geleefd. Het blijft echter altijd knagen. Totdat een collega opgewekt de laatste inzichten uit de antistress cursus komt vertellen, namelijk: maak je niet druk, neem je rust en ga lummelen. Met het lezen van Vuurwerk wordt aan alle drie de adviezen tegemoet gekomen, en je steekt er nog wat van op ook. Het vierde advies, meer bewegen, komt straks wel.
Ontwerp en opmaak Room for ID’s, Nieuwegein
DE BOEKENKAST VAN
P.16
Illustraties Room for ID’s, Nieuwegein Shutterstock Barto Martínez, unit.nl Seb Janot, unit.nl
Fotografie
Ook deze aflevering van Vuurwerk zou eigenlijk weer van kaft tot kaft gelezen moeten worden. Zoveel wetenswaardigheden over het reilen en zeilen van de faculteit, het verslag van het lustrumsymposium ter gelegenheid van ons 65 jarige bestaan, interessante interviews en publicaties, en als extra nog het jaaroverzicht. Maar om Cruijff maar weer eens te citeren: “Er zijn te veel van allerlei dingen, je moet kiezen.”
FEWEB, Riechelle van der Valk, Shutterstock
BLOGS, QUOTES & TWEETS
P.17
Druk NPN drukkers, Breda
Harmen Verbruggen
P.26
Harmen Verbruggen
3
Foto: Riechelle van der Valk
4
In memoriam Piet Rietveld It is with great sadness that we announce the passing of Piet Rietveld, Professor in Transport Economics and Head of the Department of Spatial Economics, VU University Amsterdam. Piet passed away, after a short period of illness, on November 1, 2013. Piet studied econometrics at Erasmus University, Rotterdam (cum laude degree) and received his PhD in economics at VU University Amsterdam. He worked at the International Institute of Applied Systems Analysis (Austria) and was research co-ordinator at Universitas Kristen Satya Wacana in Salatiga, Indonesia. Since 1990 he was professor in Transport Economics at the Faculty of Economics and Business Administration, VU University Amsterdam. He was a fellow of the Tinbergen Institute, the Regional Science Association International (RSAI) and the Netherlands Institute for Transport Policy Analysis (KiM). Furthermore, he was a member of the Royal Netherlands Academy of Arts and Sciences (KNAW). Piet has been Head of the Department of Spatial Economics since 2002. Under his unique and inspiring leadership, the Department has flourished, and has gained and maintained its unique position worldwide in the fields of Spatial, Transport and Environmental Economics. As a researcher, Piet has made ground-breaking contributions to these fields, on a wide variety of themes including transport and regional development, valuation, transport pricing, public transport, transport and environment, land-use modelling, and policy assessment. A good impression of his impressive scientific legacy, the scope of themes he was working on, his academic network, and the wide impact of his research, can be obtained from the overview of his work on Google Scholar. But above all, Piet was dearly beloved by everyone who has had the privilege to work with him, for his wisdom, his warm personality, his gentleness, and his sense of humour. He will be deeply missed.
FEWEB Lustrum Symposium 2013
Verslag Lustrumsymposium 2013
6
Het nieuwe generatieconfflict? DAGVOORZITTER
DE FACULTEIT DER ECONOMISCHE WETENSCHAPPEN EN BEDRIJFSKUNDE (FEWEB) BESTAAT DIT JAAR 65 JAAR. TER ERE HIERVAN ORGANISEERDE DE FACULTEIT OP DONDERDAG 17 OKTOBER EEN LUSTRUMSYMPOSIUM. HET THEMA VAN HET SYMPOSIUM WAS HET NIEUWE GENERATIECONFLICT? VOORHEEN WAS 65 JAAR DE LEEFTIJD WAAROP JE MET PENSIOEN GING, MAAR DE HUIDIGE GENERATIE ZAL LANGER DOOR MOETEN WERKEN. IS ER VOOR DE JONGEREN STRAKS NOG WEL EEN PENSIOEN EN KUNNEN ZIJ ÜBERHAUPT NOG AAN EEN VAST CONTRACT KOMEN? MOETEN WE ONS PENSIOEN OP EEN ANDERE MANIER GAAN REGELEN? OM HET SPANNINGSVELD TUSSEN DE GENERATIES OP DE HUIDIGE ARBEIDS- EN PENSIOENMARKT TOE TE LICHTEN, WAREN GERENOMMEERDE SPREKERS UITGENODIGD OM HUN VISIE TE GEVEN.
SPREKERS
Mathijs Bouman
Prof. dr. Theo Kocken
journalist en econoom
hoogleraar Risicomanagement voor Institutionele Beleggers en CEO van Cardano Group
Dr. Martin Pikaart zelfstandig adviseur en onderhandelaar op het gebied van arbeidsvoorwaarden en pensioenen en voorzitter Alternatief voor Vakbond (AVV)
Dr. Kick van der Pol voorzitter Raad van Bestuur Pensioenfederatie
Drs. Lou Spoor senior manager bij Achmea
Drs. ing. Erica Verdegaal econoom en journalist
Prof. dr. Pieter Gautier hoogleraar Economie
Verslag van het symposium Op donderdagmiddag lopen om 13.00 uur ruim 400 belangstellenden de Aula van de Vrije Universiteit binnen. Op de achtergrond klinkt My generation van The Who door de luidsprekers. FEWEB is 65 jaar geworden en dat vieren we met een interessant symposium over pensioenen. Of, zoals Mathijs Bouman in zijn introductie zegt: “Het gaat over geld.” Bouman verwijst naar de foto op de uitnodiging, bij de oudere heer zie je een lichte glimlach, de jongedame kijkt sip. Is dit terecht? Daar gaan we vandaag achter komen.
Welkom door decaan prof. dr. Harmen Verbruggen De decaan heet alle aanwezigen welkom en memoreert de start van de faculteit in 1948. De faculteit die begon als Faculteit Economie en Sociale Wetenschappen – met 90 studenten – is nu als Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde de cash cow van de universiteit met 5500 reguliere studenten en 1250 postgraduate studenten. De faculteit is inmiddels zo groot geworden dat zij vrijwel het gehele hoofdgebouw van de VU in beslag neemt. Het onderzoek heeft nog nooit op zo’n hoog niveau gestaan. We zijn sterk internationaal georiënteerd. We werken intensief samen met het Tinbergen Instituut en het Amsterdam Business Research Institute. De banden met de Universiteit van
Amsterdam worden steeds hechter. We zijn in een vergevorderd stadium wat betreft het professional en executive onderwijs en we zijn bezig met de nog te starten Amsterdam University Business School. De keerzijde van de groei is dat de tevredenheid van de studenten de afgelopen jaren is afgenomen. Er is te weinig persoonlijke aandacht en er zijn te weinig studieplekken. De faculteit neemt deze bezwaren serieus en is hard bezig ze op te lossen. Bijvoorbeeld door het instellen van een numerus fixus bij bepaalde opleidingen en het herformuleren van de onderwijsvisie. Een discussie over de onderwijsvisie tref je elders aan in dit blad.
3. Werkeloosheid De werkeloosheid groeit, met name bij jongeren. Zij doen daarom weinig ervaring op. 4. Collectieve pensioenfonds De AOW gaat enorm veel duurder worden. De werkleeftijd wordt langzaam opgeschoven. Men moet voorzichtig omgaan met de berekeningen van de pensioenen. De huidige problemen worden doorgeschoven naar de volgende generatie.
THEO KOCKEN
INTERGENERATIONAL ASPECTS OF AN UNSTABLE ECONOMIC SYSTEM Kocken vraagt zich af wat de generatieconflicten zijn. Op cultureel gebied begrijpen de verschillende generaties elkaar wel, maar op economisch gebied niet. De demografie heeft er nog nooit zo uitgezien als nu. We hebben te maken met een steeds meer afnemende werkbevolking. De private schuld is in de jaren ’80 enorm gegroeid terwijl er nu ontschulding plaatsvindt. Tegelijkertijd loopt de staatsschuld op: een generatie-effect. De volgende zaken pakken negatief uit voor jongeren: 1. Problemen op de huizenmarkt In 2007 was er sprake van een enorme explosie van de huizenprijzen en werden er gemakkelijk hypotheken verstrekt. Nu de prijzen sterk zijn verlaagd heeft dat als effect dat veel huizen een hogere hypotheek hebben dan de waarde van het huis, 20-25% gemiddeld. Dit is vooral bij jongeren het geval terwijl de 65-plussers juist een overwaarde hebben. 2. Overheidsschuld De overheidsschuld loopt langzaam op (2% per jaar) en gaat dus door naar de volgende generatie. Daar tegenover staat een negatieve groei van de beroepsbevolking met 0,5%. De staatsschuld wordt niet over de groeiende bevolking gespreid.
Samenvattend stelt Kocken dat de overheidsschuld niet op een generatie zou moeten worden afgewend; dat er meer armoede heerst onder de jongeren, namelijk 10% tegenover 3% bij de ouderen; dat het handig zou zijn als pensioenspaargeld zou kunnen worden ingezet voor het aflossen van de hypotheek; dat het eigenaarschap van het pensioen duidelijk zou moeten zijn. Stelling “Het wordt te weinig onderkend dat in een lange-schulddepressie, met krimpende (beroeps)bevolking, de 45- generatie het kind van de rekening wordt. Dit moet expliciet door de regering worden onderkend en speerpunt van beleid worden om dit te voorkomen.”
7 MARTIN PIKAART
DE TIJDBOM VAN HET GENERATIECONFLICT: WANNEER WORDT HIJ ONTMANTELD? In zijn betoog gaat Pikaart in op de sociale zekerheid van toen, nu en straks. Daarbij richt hij zich op twee aspecten: flex & zeker en ontslag; en pensioen. De werknemers met een vast contract zijn in Nederland zeer goed beschermd. Hoe langer je hebt gewerkt, hoe meer geld je krijgt als je met pensioen gaat. Dit geldt niet voor flexwerkers en ZZP’ers. Je hoort vaak dat Nederland het beste pensioenstelsel ter wereld heeft, dat gebaseerd is op solidariteit en collectiviteit; je krijgt een hoog percentage van je laatstverdiende loon. Dit geldt echter niet voor mensen zonder vast contract. Zij kunnen daardoor geen gebruik maken van het pensioenstelsel. Ons pensioenstelsel is ouder dan de AOW. De AOW werd in de jaren ’50 ingevoerd. De demografische bevolkingsopbouw is inmiddels sterk veranderd. De afhankelijkheidsratio was destijds 7:1, ofwel 7 werkenden betaalden de omslaggefinancierde pensioenen voor 1 gepensioneerde. De afhankelijkheidsratio is nu 2:1 en dit heeft tot gevolg dat de premies omhoog gaan. We hebben niet alleen te maken met de veranderende demografie, maar ook met de rendementen van het gespaarde geld. Men dacht altijd “het komt wel goed.” De pensioenfondsen zijn echter niet per toeval in de
problemen gekomen. Het gemiddeld jaarlijks rendement valt tegen. De mensen die nu met pensioen gaan hebben gemiddeld 16% premie betaald over hun hele carrière. Nu wil men de premie stabiliseren, maar dan wel op 24%. En dat is exclusief de VUT-premie, die op dit moment op 4% ligt (was 0,2% in de jaren ’80). Het verschil tussen de lusten en lasten voor de ouderen en jongeren wordt zo wel heel erg hoog.
8
Het ABP kan in deze tijd niet indexeren. Voor de ouderen heeft dit niet zoveel gevolgen, omdat zij gedurende het grootste deel van hun carrière wel geïndexeerd zijn. Voor de jongeren die nu beginnen te werken wordt er de komende tien jaar niet geïndexeerd, waardoor de opbouw uiteindelijk veel minder is. Bovendien moeten zij veel langer werken tot hun pensioen. Als je de kosten en baten van het pensioensysteem afzet van iemand die nu net met pensioen is tegen iemand die nu 35 jaar is, dan is er 10 jaarsalarissen verschil in profijt. Stelling “Veertigers, dertigers en nog jonger moeten nu in actie komen om de welvaartsstaat grondig te hervormen.”
KICK VAN DER POL
LOU SPOOR
ERICA VERDEGAAL
PIETER GAUTIER
REACTIES VANUIT HET PUBLIEK
EEN STERKE TWEEDE PIJLER
EERLIJK ZULLEN WE ALLES DELEN
LEVENSLANG ZELFREDZAAM
UITDAGINGEN VOOR DE NEDERLANDSE ARBEIDSMARKT
De rest van de wereld vindt dat wij het in Nederland goed voor elkaar hebben. In Nederland is de armoede onder ouderen zeer laag door een sterke combinatie van drie pijlers: 1. AOW (100% doet mee) 2. Collectief pensioen (90% doet mee) 3. Individueel pensioen: Zelf afgesloten regelingen
Is er in Nederland wel sprake van een kloof? Wat de pensioentoereikendheid betreft is er niet zoveel verschil tussen de verschillende leeftijden. Wel zijn er een aantal verstoringen opgetreden: • Pensioenopbouw is nu 30% minder bij een modaal inkomen. Om dat te compenseren moet er 4 jaar langer worden doorgewerkt, maar dat moest toch al vanwege de hogere levensverwachting. • Arbeidsmarkt; Er zijn steeds minder vaste arbeidsrelaties en dit betekent ook dat men langer moet doorwerken voor een gunstiger pensioenopbouw. • Studiefinanciering; Er wordt momenteel meer geleend dan er wordt afgelost. • Woonlasten; De hypotheekrenteaftrek wordt minder. Door de studieschuld kunnen mensen minder lenen en de huren stijgen meer dan de inflatie. • Kinderregelingen; o.a. minder geld voor kinder opvang. • Zorgkosten; Bijna onvermijdelijk meer lasten voor toekomstige jongeren. Om de kosten eerlijker te verdelen moet er beleid komen op: 1. Beheersing zorgkosten; 2. Participatie en langer doorwerken; 3. Vermindering woonlasten na pensionering; en 4. Sparen voor ouderenzorg.
Wij hebben in Nederland niet te maken met een generatieconflict maar met een aanpassingsproces omdat we de babyboomers qua pensioen teveel hebben verwend. We zullen ons moeten aanpassen, maar het duurt lang voordat dit proces in gang wordt gezet. We zijn wakker geschud doordat er een crisis is ontstaan.
“OF NOU DE JONGEREN OF DE OUDERE GENERATIE DE WINNAARS OF VERLIEZERS ZIJN, IK BEN ER NOG STEEDS NIET UIT”
Voor de crisis hadden wij een blind vertrouwen in ons stelsel: wij zouden bij ons pensioen 70% van ons loon ontvangen. Maar er kwam een opeenstapeling van problemen: • Aanhoudende financiële schokken • Explosieve groei van verplichtingen • We leven langer • Buffers voor financiële schokken, maar niet voor langer leven Het blinde vertrouwen is veranderd in zichtbaar wantrouwen. De kracht van het pensioensysteem is tevens zijn zwakte. Uitdaging is om de kracht te behouden door middel van: - Behoud solidariteit voor risicodeling, delen buffers, verlagen van de kosten en kwaliteit beleggingen - Bepaal maatschappelijke wenselijke solidariteit - Bied meer individuele keuzes - Bereik alle werkenden ongeacht hun juridische status: breder dan CAO- bereik. De drie pijlers moeten worden gepositioneerd en de kernvragen voor de toekomst van de tweede pijler zijn: 1. Arbeidsvoorwaarde of wettelijk recht; 2. Solidair of individueel; 3. Collectief of individueel; 4. Pensioen ambitie; en 5. Ingebouwde keuzevrijheden. Er is nog geen sprake van hersteld vertrouwen. Het wantrouwen tegen alle financiële instituties is structureel. Er moet ook meer inbreng komen van jongeren: welk stelsel willen zij? Stelling “Jong en oud hebben belang bij een collectief stelsel. Terechte bezwaren zijn oplosbaar.”
Stelling “Een beetje minder 2e pijler-pensioen kan, mits we draagkracht jongeren in domeinen wonen en zorg vergroten.”
Er is eigenlijk sprake van een ziek pensioensysteem. De doorsneepremie past niet in de participatiesamenleving. Het pensioen moet eerlijker en eenvoudiger: - Mopperende babyboomers moeten worden voor gelicht. - Premie naar leeftijd, homogene voorwaarden. - Minimalisering kosten. - Flexibeler opbouw en uitkering. - Toegankelijke informatie (vergelijkingssites). - Lager opbouwpercentage tegen lagere premie. - Opbouw wel verplicht laten. Het denken over het pensioen is ontspoord. Een vroeg en lang pensioen is onbetaalbaar en een gegarandeerd pensioen is een illusie. Wat te doen? Benadruk niet de onzekerheden, maar juist hoe je je kan redden met je pensioen; maak mensen financieel weerbaarder en zelfredzaam. Stelling “Hou op over pensioenonzekerheden. Leer mensen zich financieel te redden.”
Er is geen markt waarin zoveel wordt ingegrepen door de overheid als de arbeidsmarkt: • hoogte en duur van de uitkeringen • minimumloon • CAO/AVV (80% van de werknemers in Nederland valt onder een CAO) • ontslagbescherming • activerend arbeidsmarktbeleid We moeten niet teveel focussen op de werkeloosheid alleen. Alle toestanden op de arbeidsmarkt (non- participatie en werkgelegenheid) zijn belangrijk, evenals de effecten op de stromen tussen die verschillende toestanden. Er stromen voortdurend mensen uit, maar er komen ook steeds nieuwe mensen bij. Zelfs in een recessie vinden veel mensen nieuw werk. Het zijn vooral de non-participanten (bv. schoolverlaters) die moeilijk werk vinden. Als het weer beter gaat met de economie, zijn het vooral de mensen die liever niet werken maar noodgedwongen moesten werken die weer stoppen met werken. In Nederland zijn er weinig stromen door de hoge ontslagbescherming, de uitkeringsduur (je wordt nauwelijks geprikkeld om werk te zoeken), de CAO en de verstoring van de huizenmarkt. We zijn hierdoor minder mobiel. Juist jongeren hebben belang bij veel in- en uitstroom, omdat deze groep vaak werkeloos is. In Nederland blijft het loon doorstijgen tot aan ons pensioen. Terwijl wij ook een sterke ontslagbescherming hebben. De oudere werknemer heeft hier veel profijt van. Gautier vindt dat je eigenlijk minder loon zou moeten krijgen in ruil voor ontslagbescherming. Als mensen eenmaal in de WW zitten, is het goed om ze verplicht te laten solliciteren; de duur van de WW wordt hier aantoonbaar mee verkort. Sinds de maximale WW-duur in Nederland is beperkt tot 9 maanden – was 12 maanden – vinden meer mensen een baan. De prikkels werken stimulerend. De problemen op de arbeidsmarkt zijn niet de oorzaak van de crisis, maar zij maken de crisis wel hardnekkiger. Stelling “Vakbonden vertegenwoordigen voornamelijk oudere werknemers (ontslagbescherming, stijgende lonen, CAO)”
“DE DAG IS EEN FEEST VAN HERKENNING” “WE SPAREN EERDER TE VEEL DAN TE WEINIG, MAKEN WE ONS DAAR NOU ZORGEN OM?” “IK MAAK ME GEEN ZORGEN OVER OF IK TE VEEL OF TE WEINIG SPAAR, MAAR OF MIJN GELD NIET NAAR IEMAND ANDERS GAAT” “LEUK! INTERESSANT! GEBALANCEERDE DISCUSSIE, MEERDERE KANTEN BELICHT” “INHOUDELIJK EEN HEEL GOEDE SESSIE”
Zowel na de eerste drie sprekers als de laatste drie sprekers vond er een interessante paneldiscussie onder leiding van Matthijs Bouman plaats waarbij de sprekers hun stelling probeerden te verdedigen. Afsluiting Ten slotte zorgde cabaretier en tevens alumnus van de faculteit Joep Stassen voor een vermakelijke afsluiting van het geheel. De dag werd afgesloten met een feestelijke receptie waar men onder het genot van een drankje en een bitterbal met elkaar kon napraten. We kunnen terugkijken op een zeer geslaagde middag.
MEER INFORMATIE, FOTO’S EN VIDEO VAN DE DAG: WWW.FEWEB.VU.NL/LUSTRUM
9
Discussie met
De onderwijsvisie IN 2012 IS DE COMMISSIE VAN DER WEL IN HET LEVEN GEROEPEN OM HET ONDERWIJS VAN DE FACULTEIT TE REORGANISEREN. IN DE COMMISSIE VAN DER WEL ZITTEN DE VOLGENDE LEDEN: FRANS VAN DER WEL (VOORZITTER), MIRELLA KLEIJNEN (SECRETARIS), ERIC BARTELSMAN, RENÉ VAN DEN BRINK,
10
KEES CAMFFERMAN, ROB DE CROM, TOM ELFING, RUUD FRAMBACH, HENRI DE GROOT, TOM GROOT, HESTER VAN HERK, GERARD VAN DER LAAN, HERBERT RIJKEN, FRANS ROOZEN, TAMAR PAGRACH. DE COMMISSIE HEEFT TEVENS DE ONDERWIJSVISIE VAN DE FACULTEIT GEFORMULEERD. VERBRUGGEN: Hartelijk welkom. We
gaan vandaag een discussie voeren over het onderwijs van de faculteit en de universiteit en alle ontwikkelingen die daar een rol hebben gespeeld. Het hele proces van onderwijsvernieuwing aan de faculteit en het formuleren in het verlengde daarvan van de onderwijsvisie is nu ongeveer een jaar bezig. Aanleiding hiervoor was de dalende studententevredenheid: er waren te veel studenten, er was onvrede over het niveau van de studenten, over de geringe betrokkenheid van de studenten en de lage rendementen. Daarbij kwamen de onderwijsplannen van de universiteit met vernieuwingen zoals de minoren en de academische kern. Het faculteitsbestuur wilde dit allemaal integraal aanpakken en na een jaar hierover gepraat te hebben kwam dan eindelijk de beslissing. Het gevoel van urgentie was er wel, maar uiteindelijk is er toch aan de late kant gereageerd. Voor zover de achtergrond. Als je gaat nadenken over vernieuwing van onderwijs, dan
heb je een visie nodig. De VU had al een visie. Mijn eerste vraag is: Toen jullie met dat hele proces begonnen, waren jullie toen op de hoogte van de visie die de VU geformuleerd had en konden jullie daarmee uit de voeten? VAN DER WEL: Ja, we waren er wel van
op de hoogte. We vonden het echter ontoereikend, in die zin dat we met het raamwerk zoals het er lag niet goed uit de voeten konden. Er was een mate van geforceerdheid in de VU visie en als je daar iets mee wilde doen en een leidraad wilde hebben voor onderwijsvernieuwing, dan moest je het uit elkaar trekken om helderheid te creëren. Daar zijn we best wel even mee bezig geweest. We zijn in oktober 2012 gestart en rond de jaarwisseling waren we hier mee klaar. Dat is heel erg de moeite waard geweest, want die heldere lijn die we hebben ingezet en de inhoud die we daaraan hebben gegeven, geven ons steun in de vernieuwing die we willen bewerk stelligen. De eerste vereiste is namelijk dat we een academicus opleiden. VERBRUGGEN: Zien jullie dat ook zo? KLEIJNEN: Ik was als docent in het begin
helemaal niet op de hoogte van de onderwijsvisie van de VU en ze blijkt ook vrij moeilijk bereikbaar te zijn. Ik moest ook bijna echt graven om die visie op tafel te krijgen. De kernwaarden bleken heel beperkt beschreven te zijn. Bovendien was het niet duidelijk of deze visie gedragen en herkend werd door de mensen. Het was heel lastig om de visie expliciet te maken en voor de buitenwereld duidelijk te maken waarvoor we stonden en hoe het vertaald werd in ons onderwijs programma. Dat is echt wel een slag die we nu pas maken. CAMFFERMAN: Ik ben een late bekeer-
HARMEN VERBRUGGEN
FRANS VAN DER WEL
MIRELLA KLEIJNEN
Discussieleider en decaan van FEWEB
Voorzitter Commissie van der Wel
Secretaris Commissie van der Wel
Portefeuillehouder onderwijs
Hoogleraar Accounting
en hoogleraar PGO Accountancy
en UHD Marketing
en lid Commissie van der Wel
en lid Commissie van der Wel
ling tot onderwijsvisies in het algemeen. Het document was er wel, maar het functioneerde niet. DE CROM: De VU visie vindt zijn
oorsprong een beetje in het instellingsplan. Maar daar worden alleen de drie waarden ´verantwoordelijk, persoonlijk en open´ genoemd en dat zijn eerder een soort beginselen dan dat het een visie is. Vervolgens zijn die beginselen ´verantwoordelijk, persoonlijk en open´ omgezet in een visie, omdat de instellingsaudit kwam. Het stuk was echter dermate rommelig geworden, omdat het zo vaak gewijzigd was, dat er nauwelijks draagvlak voor te vinden was. VERBRUGGEN: Om daar nog even op
door te gaan: Het stuk wat daar toen lag met begrippen als ‘community of learners’ en het emancipatoire karakter van de universiteit. Hoe keken jullie daar tegen aan? CAMFFERMAN: Bij die ‘community of
learners’ had ik de indruk dat het bedacht was door mensen die uit een vrij kleinschalige onderwijssetting komen. Daar gaat het allemaal heel goed. Als je met drie studenten in een laboratorium aan de slag gaat, dan gaat het prima, maar bij onze faculteit zie ik niet hoe je dat nu goed kunt implementeren in een bachelor opleiding bijvoorbeeld.
VERBRUGGEN: Activerende werkvormen
in kleinere groepen hadden wij altijd al, maar is voor een studentrijke faculteit zoals de onze onbetaalbaar en daarmee onuitvoerbaar. CAMFFERMAN: We werken in kleine
groepen en dat is prima. Maar dat is iets anders dan wat de VU visie bedoelde. VERBRUGGEN: En dat emancipatoire
arakter, hoe kijken jullie daar tegen k aan?
wel nagedacht over wie wij hier willen binnenhalen. Die discussie is heel veel gevoerd, ook in de commissie. Duidelijk is nu dat wij hoog in zullen steken en dat we het universitaire karakter en het hoge niveau willen handhaven, respectievelijk herstellen. Dat zie je ook terugkomen in de huidige onderwijsvisie van de VU. VERBRUGGEN: Zijn jullie in de discussies
die jullie binnen de commissie gevoerd hebben er toen van bewust geweest van wat er gebeurd is in het proces met die proefaudit commissie? Waar wrong toen de schoen en hoe is dat verlopen? Jullie zaten toen midden in dat proces en dan krijg je plotseling die negatieve berichten. Die hele VU visie is daar toen afgeschoten.
Zoals het op de VU geïnterpreteerd wordt is het eigenlijk een vorm van activerend leren. Er is twee jaar geleden een prachtig boek verschenen in full color en daarin staat dat de rechtenfaculteit een ‘community of learners’ heeft, omdat daar een aantal cases worden opgevoerd van een rechtbank. Dat heeft echter niets te maken met ‘community of learners.’
sies in de verschillende commissies ook nog gesproken over de bezuinigingen die wij als faculteitsbestuur hebben door gevoerd met daaraan gekoppeld de vraag of dat niet te rigoureus is geweest?
seerd meer helderheid te verschaffen in de visie. De kernwaarden van de VU visie hebben nu vooral betrekking op gedragsachtige componenten. Er zitten wel veel goede dingen in de onderwijsvisie van de VU, maar het had nog wat sterker gekund. Ons model is eigenlijk daar een hele goede opmaat voor.
begonnen. We hebben afgesproken om te gaan werken vanuit de vraag wat we hier willen neerzetten. We weten dat er bezuinigingen zijn geweest, maar we wilden geen discussie voeren over de voor- en nadelen van de getroffen maatregelen. Je moet het anders doen. Je moet zeggen: “Wat wil ik hier bereiken?” Vervolgens kom je wel aan de vraag of het wel reëel is. Het moet natuurlijk ook nog gefinancierd worden. Dat laatste realiseren we ons ook duvels goed. Het is wel goed om de bezuinigingen in gedachten te houden. Er zijn immers fouten gemaakt, zoals het niet consequent doorvoeren van maatregelen, en dat wil je niet herhaald zien.
men dus begonnen met het herformuleren van de onderwijsvisie binnen de VU en jullie hebben daar nog een bijdrage aan geleverd. Hoe moet ik dat zien, die bijdrage die daaraan is geleverd? Er kwam een nieuwe rector magnificus en die is in de tuin gaan zitten onder de appelboom, zoals hij dat zegt. Hoe is die discussie met hem gegaan? Wat zijn nu de belangrijkste punten die jullie de rector magnificus hebben meegegeven vanuit onze onderwijsvisie?
KEES CAMFFERMAN
uit de VU visie komt is dat de VU een toegankelijke universiteit wil zijn. Gisteren herhaalde de rector dat ook weer in de Dies rede. Alle sociale klassen en standen mogen hier komen, maar we stellen wel hoge eisen aan de studenten en we zijn ook bereid om de aantallen te beperken en voor de poort te selecteren. Dat is ook datgene wat in onze facultaire visie centraal staat.
VERBRUGGEN: Door jullie inspanningen
heeft onze faculteit een visie geformuleerd. Wat hebben jullie uiteindelijk weten over te dragen aan de rector en kun je het terugvinden in het stuk dat de rector geschreven heeft?
VAN DER WEL: Nee, we zijn andersom
VERBRUGGEN: Op een gegeven moment is
gepasseerd. Wij hadden toen voor onze faculteit de conclusie al getrokken dat de visie voor ons niet toereikend was en dat het daardoor heel moeilijk was om daaraan invulling te geven. Het heeft ons niet verbaasd dat daar kritiek op is gekomen. Toen die kritiek kwam hadden wij dit al op tafel. Wij hadden daar ook best veel werk aan. We hadden heel veel gediscussieerd en wij waren wel eens bang dat mensen
VAN DER WEL: We hebben hem geadvi-
VERBRUGGEN: Hebben jullie in de discus-
VAN DER WEL: We hebben natuurlijk
KLEIJNEN: Wij waren toen dat punt al DE CROM: Kees heeft helemaal gelijk.
zouden vragen wat we al die tijd nou gedaan hadden. Je ziet dan ook hoe zinvol die discussie is op het moment dat die kritiek komt. Wij hadden toen ons antwoord denk ik wel al klaar. We hebben dat toen ook ingebracht in de discussies op VU niveau en daar is toen ook heel positief op gereageerd.
ROB DE CROM
CAMFFERMAN: Een van de dingen die
benadrukt zijn is dat onderwijs zelf centraal moet staan en dat de status van onderwijs opgewaardeerd moet worden. Onderzoek moet niet ten koste gaan van onderwijs. Die twee zijn nu meer in balans gebracht. Dit zie je nu terug in de onderwijsvisie. KLEIJNEN: Internationalisering is ook
een punt dat meer naar voren komt. Verder is er meer behoefte aan concretisering. Het is een visie, maar zoals ze was kon niemand er wat mee. Je kunt er van vinden wat je wilt, maar er ligt nu wel een duidelijke visie. VAN DER WEL: Het heeft handen en voe-
ten gekregen. Het universitaire stuk is nu echt een goed stuk geworden. Daar kunnen we echt wel wat mee. Het is een wereld van verschil met de stukken die er voor de komst van de nieuwe rector lagen. KLEIJNEN: Het geeft ons genoeg ruimte
als faculteit om daarin te bewegen. De visie die wij nu hebben geschreven is eerder complementair dan dat het vervangend of tegengesteld is. VERBRUGGEN: Een van de aspecten die
KLEIJNEN: Daar hebben we ook expliciet
over gediscussieerd in onze groep. Wij konden niet uit de voeten met wat eerder omschreven was, want dat zou suggereren dat alle diversiteit verwelkomd wordt en dat we ons daaraan maar moeten aanpassen. Diversiteit is zeker welkom, in die zin dat we willen dat mensen weten hoe ze met diversiteit moeten omgaan. We zien dat nu terugkomen in de projecten en de onderzoeken die lopen en de studenten waarderen dat enorm. Het is meer de omgang met elkaar en het leren van elkaar waar het om draait dan het feit dat iedereen mag komen en dat je daar dan maar allerlei mouwen aan moet passen. VERBRUGGEN: Vinden jullie op het ogen-
blik dat wij voldoende hoge eisen stellen aan onze studenten? Iedereen schudt nee. KLEIJNEN: Dat is niet alleen onze
consensus. Dat komt structureel naar voren uit alle interviews die wij hebben gehouden. Dat geldt met name voor de bacheloropleiding. CAMFFERMAN: Ja, bij de masteropleiding
hoor je dat niet. VERBRUGGEN: Ervaren jullie een groot
verschil tussen de bachelor en de master programma’s?
11
“Studenten vinden het niveau
“Ik was als docent in het begin helemaal niet op de hoogte van
de colleges toe komen”
de onderwijsvisie van de VU” KLEIJNEN: Over het algemeen is de
ervaring dat de master van een beduidend hoger niveau wordt gezien. Dat gevoel is sterker bij economie. De masteropleiding van economie is van heel hoog niveau. Het gat tussen de bachelor en de masteropleiding is te groot. VAN DER WEL: Het niveau van de bache-
lor moet omhoog.
12
VERBRUGGEN: Geven jullie ook adviezen
in de uitwerking van de visie en de vernieuwing van het onderwijs? Hoe het bachelorprogramma bijvoorbeeld vernieuwd kan worden? Hoe de docenten daarin op moeten treden? Over de onderwijsvormen en dat soort zaken?
vormen en dat is nog voor een deel in ontwikkeling. We gaan dan ook werken aan een nieuwe organisatiestructuur van het onderwijs. We gaan ook meer vragen van de docenten. Hoe krijgen we dat voor elkaar? CAMFFERMAN: Een van de dingen die
we willen bereiken is dat docenten duidelijk ervaren dat onderwijs ook gewaardeerd wordt door de faculteit. Dit moet zichtbaar worden in beoordelingen en in de feedback die mensen krijgen. Er moeten ook maatregelen worden genomen als het onderwijs onder de maat is. In de afgelopen jaren hebben we te vaak gehoord: “Je kunt doen wat je wilt met onderwijs, het maakt in feite niets uit voor je bevordering.”
IN KOOR: Ja. KLEIJNEN: Sterker nog, als het slecht VERBRUGGEN: Gaat er hier dan een
totaal andere wind waaien? Er wordt ja geknikt. VAN DER WEL: Dat die wind gaat waaien
moet nog wel gerealiseerd worden. We maken natuurlijk nu hele mooie plannen en er worden goede analyses gedaan. Er komt een hoop boven water door de interviews en de workshops. Er wordt veel gedaan om gestalte te geven aan de onderwijsvormen. De vraag is zo meteen: “Krijgen we het ook voor elkaar om het nieuwe geïmplementeerd te krijgen zonder dat het een bureaucratische operatie gaat worden.” Er moet energie vanuit gaan. Mensen die daar energie in kunnen brengen moeten dat gaan leiden en vasthouden. Een van de dingen die we hebben gezien in de commissie is dat er in de faculteit een onderlinge grote onbekendheid is en dat er weinig wordt samengewerkt.
is hoor je ook niets. Dat is iets waar we absoluut vanaf willen. Het moet gewoon niet kunnen dat mensen structureel niet functioneren op onderwijs, ook al zijn ze fantastisch in allerlei andere zaken. Dat is denk ik de grootste doorn in het oog van docenten die wel gemotiveerd zijn en daarnaast ook hele goede onderzoekers zijn. VERBRUGGEN: Hoor je bij studenten
klachten of onvrede over de kwaliteit van de docenten?
DE CROM: Dat je heel goed een vak
kunt halen op het moment dat je veel oude tentamens bestudeert en uit je hoofd leert. VERBRUGGEN: Dat is geen goede zaak. KLEIJNEN: Nee, en ze doen het vooral
bij vakken waar ze niet geïnspireerd worden. Op het moment dat het wel gebeurt kijken ze veel minder om naar die oude tentamens. VERBRUGGEN: Maar dan spreken wij
zo’n docent aan en die zegt: “Ja, hallo zeg, ik moet al 400 tentamens of meer nakijken. Hoe moet ik dat allemaal voor elkaar krijgen?”
over een aantal docenten. Studenten vinden het niveau soms zo laag, dat ze niet naar de colleges toe komen, omdat het voldoende is om het boek te kopen en te leren voor een tentamen. De meeste klachten gaan overigens over de tentaminering. VERBRUGGEN: Wat zijn dan de klachten
over de tentaminering? VERBRUGGEN: Dat betekent dus dat we
gaan werken aan nieuwe onderwijs-
HET IS WEL VAN BELANG DAT MEN DE OPLEIDING ALS EEN INTEGRAAL PRODUCT ZIET
KLEIJNEN: Ik denk dat het een hulpmid-
del is. Er zal altijd een groep zijn die meer uitgedaagd wil worden dan de ander, maar ik denk dat het ook een taak is van ons om te laten zien waar wij voor staan en dat dat het type student is waarnaar wij op zoek zijn. Sterker nog – en ook niet onbelangrijk voor onze studenten – wij staan als faculteit en als universiteit ergens voor. Het is wetenschappelijk onderwijs, maar er is ook een afnemend veld. We weten inmiddels heel goed wat het afnemend veld wil. Als een student niet verder uitgedaagd wil worden, dan heeft hij misschien ook een verkeerd carrière pad gekozen. DE CROM: Je moet nog eerder beginnen
DE CROM: Sommige docenten gaan nu
te lang door met een leerboek. Dat is ook een van de gehoorde klachten. Er is daardoor maar een beperkte hoeveelheid stof en op een gegeven moment zijn de vragen op. Dan moet je na een paar jaar een ander boek nemen.
met de communicatie. We zijn vaak niet echt duidelijk. Dat begint al door in 4 en 5 vwo de scholen langs te gaan. Het heeft vaak een karakter van een wervingsbijeenkomst i.p.v. een wervings- en selectiebijeenkomst. We zouden volstrekt helder moeten zijn over wat de inhoud van de opleiding is en wat je wel en wat je niet krijgt.
beter begeleiden en uitleggen waarom een bepaald vak belangrijk is voor de opleiding.
ten. Een van de klachten is niet zozeer dat het niveau te laag is, maar dat het tempo te laag ligt. Veel studenten zouden best wel wat meer stof kunnen verwerken in dezelfde periode.
daagd worden. VERBRUGGEN: Hoe breng je dan die
scheiding aan tussen studenten die meer uitgedaagd willen worden – dat zijn eigenlijk de studenten die je wilt hebben en die je betrokken wilt laten zijn bij de faculteit – en de studenten die moeite hebben om het bij te houden? Raken we die dan kwijt – dat is een beetje onaardig gezegd – met het bindend studieadvies? Is dat een hulpmiddel bij het geheel?
VAN DER WEL: En de samenhang van
het pakket, want dat laten we niet zien. Studenten komen hier geïnspireerd binnen en zijn het binnen de kortste keren kwijt. Ze zijn de draad kwijt. Er is ook geen docent die hun dat kan vertellen. We moeten bewerkstelligen dat zowel de studenten als de docenten dat zien en weten. Dat is nu niet het geval. We hebben dat ook gemerkt in onze gesprekken met de verschillende afdelingen. Als je vraagt wat is nu kenmerkend voor Economie of Bedrijfskunde dan weten de docenten daar echt geen antwoord op. Die zijn met name gericht op hun eigen vak. Het gaat er om dat je je niet alleen richt op je eigen vak, maar ook kijkt naar de samenhang van de hele opleiding. Dan kun je de studenten ook
DE CROM: Dat was wel zo in de eerste
5 jaar.
denken en werken. Dat is toch een heel aantrekkelijk perspectief. Waarom zouden die studenten dat niet willen?
VERBRUGGEN: Maar toen hadden we VERBRUGGEN: Dat streven is ook in het
huidige onderwijsprogramma terug te vinden met de 4-weeks vakken en de integratievakken. Betekent het dan dat dit op een andere leest geschoeid gaat worden? KLEIJNEN: Ja, ik denk dat transparantie
van de opbouw van het programma heel belangrijk wordt. Zowel studenten, docenten als alumni zeggen het: “We staan ergens, maar we weten absoluut niet waar het naar toe gaat.” Het betekent dat we alle partijen winnen als we eerst die routekaart heel duidelijk kunnen maken. VERBRUGGEN: Betekent dat dan dat de
nieuwe opleidingsdirecteur van de bacheloropleiding economie en bedrijfseconomie of die van bedrijfskunde in het eerste semester helemaal die routekaart uit zal gaan leggen, in samenwerking met de docenten?
CAMFFERMAN: Of een boek er naast zet-
KLEIJNEN: Ze willen vooral meer uitgeDE CROM: Je hoort wel degelijk klachten
soms zo laag, dat ze niet naar
CAMFFERMAN: Hoe hij of zij dat gaat
doen is niet zo belangrijk. Het is wel van belang dat men de opleiding als een integraal product ziet. Dat vinden sommige mensen een akelig woord, maar ik gebruik hem toch maar. Dan ben je dus verantwoordelijk voor het hele proces. Wat de inhoud is, hoe je het organiseert, hoe je het verkoopt en hoe je mensen erover informeert. Dat is bij de vorige ronde van 2000 niet gebeurd. Dat was best een aardig programma, al zeg ik het zelf, maar aan communicatie is veel te weinig aandacht besteed. Het idee was dat als het programma goed in elkaar zit en je schuift het de organisatie in, dan loopt het wel, want de mensen zijn slim genoeg om het allemaal uit te voeren. Dat is dus niet zo.
ONDERZOEK MOET NIET TEN KOSTE GAAN VAN ONDERWIJS
ook veel minder studenten. Toen waren we de helft in omvang. Straks krijg ik dat prachtige rapport. Iedereen is enthousiast. We gaan het allemaal anders aanpakken. Dan gaan wij op zoek naar de juiste opleidingsdirecteur. Hoe krijgen we die, want nu wordt er vaak gezegd: “Ja hallo, ik moet publiceren of ik moet een buitenlandse conferentie bijwonen, ik heb daar geen tijd voor.” Hoe krijgen we dat beter voor elkaar? CAMFFERMAN: Je moet in ieder geval
niet gaan zoeken onder mensen die aan het begin van hun carrière staan en zich nog moeten bewijzen. Wat je ziet in de bacheloropleiding is dat er relatief vaak jonge mensen aangesteld worden als periodecoördinator, terwijl die er inderdaad geen tijd voor hebben en zich met andere dingen zouden moeten bezighouden. Je kunt dit beter overlaten aan een gevorderde groep mensen die al hun onderzoekreputatie op orde hebben. Je zou hun kunnen vragen zich een jaar of 3 à 4 op onderwijs te storten. Daarna zou de faculteit ervoor moeten zorgen dat ze weer in het onderzoek terug kunnen komen door ze te faciliteren met een sabbatical voor een aantal maanden of een half jaar. VERBRUGGEN: Dus daar staat iets tegen-
KLEIJNEN: Het is niet dat de studenten
dat niet zouden willen, maar het is niet het element dat de opleiding richting geeft of uniek maakt. De academische kern is een basis en niet “het sausje” wat erover zit dat het aantrekkelijker maakt voor de student, het typerende van dat specifieke bachelor profiel. Ik denk wel dat de academische kern een wezenlijk onderdeel is, maar deze kern is voor heel veel studenten gelijk. Dat is niet het differentiërende onderdeel. Waar studenten naar zoeken zijn de elementen in de opleiding waardoor ze gedreven en gemotiveerd worden. VERBRUGGEN: Maar Frans, denk jij niet
dat dit studenten zou kunnen motiveren als ze wetenschapsleer krijgen? Als ze leren redeneren bijvoorbeeld? Of geschiedenis van het economisch denken? VAN DER WEL: Dat is voor een aantal
studenten heel interessant, zeker als ze door willen gaan in onderzoek. Deze studenten kom je zeker tegen. Andere studenten daarentegen zitten daar heel anders in. Zij willen een zo hoog mogelijke opleiding krijgen om straks een goede professionele loopbaan te hebben. Die zijn vooral geïnteresseerd in vakkennis. Waar we ze van moeten overtuigen is dat die academische kern ze verder brengt.
over dan? Staat dat in de plannen? VERBRUGGEN: Hoe krijgen we dat voor IN KOOR: Jazeker! VERBRUGGEN: Er wordt door docenten
wel eens wat nukkig gedaan over het niveau van de studenten. In de academische kern wordt gepoogd om voldoende academisch niveau te krijgen. Ik heb het zelf wel eens genoemd ‘academische tafelmanieren’: Academisch leren
elkaar, Rob? DE CROM: De vakken die in die acade-
mische kern komen, met uitzondering misschien van de geschiedenis van het economisch denken, bieden wij ook nu al aan op diverse plaatsen in het curriculum. Er gaat weinig binding van uit, met uitzondering van een niet al
13
ER MOETEN OOK MAATREGELEN WORDEN GENOMEN ALS HET ONDERWIJS ONDER DE MAAT IS
“Over het algemeen is de ervaring dat de master van een beduidend hoger niveau wordt gezien” te grote groep studenten. Wellicht dat je de studenten ervoor kunt interesseren als je die vakken samenbindt met een strik erom en het vervolgens academische kern noemt. Dit moet wel goed gecommuniceerd worden met de studenten, zodat ze begrijpen waarom deze vakken belangrijk zijn voor de academische opleiding. KLEIJNEN: We moeten die vaardigheden
14
van de academische kern meer invulling geven binnen de specifieke context van de opleiding en ook verder in de toetsing. Nu gaat iedereen toch weer een beetje zijn eigen wiel uitvinden. VERBRUGGEN: Dat betekent dus dat de
elementen die men gedoceerd krijgt in de academische kern hun weerklank moeten vinden in andere vakken. VAN DER WEL: Het is belangrijk dat er
bij de docenten goed begrip is in welke context een vak uit de academische kern wordt gegeven. De academische kern moet gegeven worden in de context van de economische opleiding. Op die manier kunnen we er invulling aan geven. Ik denk dat daardoor veel niet aangehaakt gedrag ontstaat, aan beide kanten. De docenten begrijpen de studenten niet en de studenten denken “wat is dat voor een wereldvreemd iemand. Dat snap ik helemaal niet.” Bij deeltijdopleidingen is dat zeer herkenbaar. De verschillen tussen docenten en studenten zijn soms erg groot en ik vraag me wel eens af hoe we die bij elkaar kunnen brengen. Het is een enorme veranderslag die je moet realiseren. DE CROM: De academische kern hoeft
niet voor alle opleidingen gelijk te zijn. Het kan best dat die van de bedrijfskundige opleiding verschilt van die van de economische opleiding.
VERBRUGGEN: Zal dat ook gelden voor
het onderwijs in de ethiek, waar we toch ook als faculteit en als VU waarde aan hechten? VAN DER WEL: Ik ben geen voorstander
van het plaatsen van ethiekvakken als losse eenheden door de opleiding. Ik denk dat je wel met een basisvak moet beginnen, maar dat je de leerlijnen door de inhoudsvakken moet meenemen. Bij mijn eigen opleiding hebben we dat ook gerealiseerd en daar is het ook nodig.
helemaal begrijpen waarom ze het moeten doen. De kennis moet dus eerst bij de docenten en vervolgens bij de studenten worden gebracht. VERBRUGGEN: Nog twee kleine
onderwerpen, die overigens ook zeer belangrijk zijn, wil ik hier bespreken. In het kader van de prestatieafspraken in Den Haag moet het aantal studenten dat het honoursprogramma gaat volgen aanzienlijke verhoogd worden. We liggen wel al aardig op schema, maar het moeten er nog meer worden. Daarnaast moeten er ‘minoren’ worden ingericht.
DE CROM: Bij de Master Bedrijfskunde
doen de docenten dat zelf. De hoogleraar geeft de hoorcolleges en de docenten van de vakken (zoals financiering, marketing, logistiek, enz.) werken de cases uit hun vakgebied uit met hun studenten. Dat maakt het een heel stuk herkenbaarder voor studenten. CAMFFERMAN: Toch zit er nog steeds
iets tweeslachtigs in die academische kern. Aan de ene kant moeten studenten juist heel breed gevormd worden en aan de andere moeten ze heel concrete technieken leren, zoals literatuurverwijzing en dat soort dingen. Ik denk dat het voor studenten niet zo simpel is om dat allemaal te vatten onder de noemer van een academische kern. Ik weet niet of het echt gaat helpen als je er een strik omdoet en dat presenteert als de academische kern. VERBRUGGEN: Het is eigenlijk het eerste
gereedschapskistje waarmee de student zijn studie verder kan voltooien. Daar heb je achtergrondkennis op academisch niveau en concrete vaardigheden voor nodig om aan de slag te gaan. VAN DER WEL: Inderdaad, we moeten
het zodanig inrichten dat het verschil ook duidelijk is voor iedereen. We horen ook van docenten dat ze niet
DE CROM: Wat het honoursprogramma
betreft is de rek er serieus uit. Om het programma te kunnen doen moet een student gemiddeld een 7,5 staan. Alle faculteiten hebben nog een behoorlijke groei, want van de totale studentenaantallen die zich kwalificeren zit maximaal de helft in het honoursprogramma. Behalve bij onze faculteit. Hier zitten vrijwel alle studenten die voldoen aan de criteria in het honoursprogramma. Dus we hebben doodeenvoudig niet meer studenten die we zouden kunnen selecteren. Die rek is er echt uit. VERBRUGGEN: Tenzij je de kwaliteit
verhoogt. DE CROM: Inderdaad. Het is heel belang-
rijk om de kwaliteit van de instroom te verhogen. We moeten het imago en de studentkwaliteit verbeteren. VERBRUGGEN: Met dit hele proces zijn
we uit op minder studenten, die van een hogere kwaliteit zijn en die een vernieuwd programma aangeboden krijgen. Dat is het doel van deze hele exercitie. In dat kader zou je ook het honoursprogramma natuurlijk een betere plaats kunnen geven. En hoe zit het met de minoren?
KLEIJNEN: We hebben in de commissie
al veel discussies over dit onderwerp gevoerd. Ik denk dat er genoeg ideeën zijn. Onze uitdaging is om nu een selectie te maken uit deze ideeën. Het is nog moeilijk te voorspellen hoe de doorstroom naar de verschillende minoren zal zijn. Er zijn nu een aantal concepten voor minoren waar we een keuze uit moeten maken binnen de kaders die er budgettair gezien liggen. Er komen in ieder geval twee universiteitsminoren economie en bedrijfskunde die met name gericht zijn op studenten buiten FEWEB. Deze zijn we niet alleen verplicht om aan te bieden vanuit de VU, maar we verwachten ook dat veel studenten deze minoren aantrekkelijk zullen vinden. VERBRUGGEN: Er zullen ook verdiepen-
de minoren worden aangeboden. Het zijn de opleidingen die dat zelf moeten formuleren. Daarnaast zal er een vrije minor komen waarmee je kunt stage lopen. KLEIJNEN: Over de stages loopt nog
een discussie, want die zouden we in een bepaald format willen aanbieden. VAN DER WEL: Daar blijkt veel be-
hoefte aan te zijn bij studenten. Ze zeggen bijna allemaal dat ze stages willen lopen. KLEIJNEN: We willen daar echter
geen 30 ECTS aan besteden. Onze discussie gaat er nu over hoe we de stages kunnen inrichten. We kunnen bijvoorbeeld een stage aanbieden van een bepaald aantal ECTS en daarnaast een aantal vakken zetten. We hebben ons daarbij laten inspireren door de postdoctorale opleidingen. Het voorstel is om bijvoorbeeld een aantal maanden stage te lopen en daarnaast vakken te volgen die altijd
op dezelfde dag, in dit geval de vrijdag, plaatsvinden, als een soort terugkomdag. De studenten kunnen dan voor het bedrijf iets betekenen en daarbij ook op een fatsoenlijke manier vakken volgen. VERBRUGGEN: De studenten hechten
tegenwoordig steeds meer waarde aan de voorbereiding op de arbeidsmarkt. Dat is toch wel een belangrijke verandering in vergelijking met vroeger. Is dat ook een gedachte die jullie vorm proberen te geven? VAN DER WEL: Ja, maar het had geen
prioriteit bij de commissie. Ik vind het zelf belangrijk dat op de universiteit kennis wordt opgedaan. Werken kun je je hele leven nog. Maar uit de interviews blijkt dat mensen er om vragen en daar kun je niet omheen. VERBRUGGEN: We persen wel de hele
studie in 4 jaar. CAMFFERMAN: We moeten er wel
wat mee, maar er zit ook nog een knelpunt in de universitaire onderwijsvisie, die de master heel erg sterk koppelt aan onderzoek. Op zich heb ik daar geen problemen mee, maar de studenten zien de master toch vooral als een specialisatie in de beroepsrichting, nadat ze de brede bachelor gedaan hebben. Dat kun je best oplossen die spanning, maar die zit er wel in. VERBRUGGEN: Je zult de stage op een
bepaalde manier vorm moeten geven. Het heeft namelijk geen zin om te werken op een postkamer. Het moet toch zeker een academische betekenis hebben.
VAN DER WEL: Tien jaar geleden was
ik tegen de stages, omdat studenten vaak op taken werden neergezet die absoluut geen zin hadden. Stages hebben alleen zin als de studenten inhoudelijk aan het werk worden gezet. VERBRUGGEN: Dat betekent nogal wat
voor de faculteit om die studenten op de goede plekken te krijgen en dat te organiseren. KLEIJNEN: Ja, dat is zo, maar er is
zeker ook vraag naar vanuit de bedrijven. Zij willen heel graag, maar krijgen die VU studenten momenteel niet te pakken. Je ziet bij de bedrijven waar de relaties al goed zijn dat ze de VU zien als eerste leverancier voor het aannemen van mensen. Als we die cyclus op orde kunnen krijgen, dan winnen we enorm veel. Wat belangrijk is m.b.t. de stages is de praktijkervaring en confrontatie met de praktijk. Wat de studenten willen is voelen waar ze later rond gaan lopen. Veel studenten wonen nog thuis en dan is zo’n stage een belangrijk moment waarbij ze op eigen benen moeten gaan staan en uit de box moeten gaan denken. Dat is ook heel motiverend. DE CROM: Eigenlijk vind ik dat je het
begrip stage zou moeten verruimen. We zijn nu druk bezig om het in het stramien van de academische opleiding te gieten en dat valt niet mee. Mijn voorstel zou zijn om studenten in de zomervakantie tussen de bachelor en de master of na afloop van de master stage te laten lopen. Ze krijgen er dan geen studiepunten voor, maar kunnen het uitstekend op hun cv zetten en doen praktijkervaring op. Wij als faculteit zouden daarin kunnen bemiddelen.
KLEIJNEN: Als er studiepunten voor
staan, dan moeten er ook richtlijnen komen.
VERBRUGGEN: Binnen afzienbare tijd
krijgen we een prachtig uitgewerkt en
STAGES HEBBEN ALLEEN ZIN ALS DE STUDENTEN INHOUDELIJK AAN HET WERK WORDEN GEZET
geheel vernieuwd concept onderwijsprogramma aan onze faculteit. Iedereen zal het omarmen. Hoe gaat het dan verder? Gaan we dan iemand aantrekken die het coördineert, hebben we behoefte aan een projectgroep met projectleider, hoe kunnen we dit nu het beste implementeren? VAN DER WEL: Dat is een goede vraag.
Als voorzitter van deze commissie kan ik zeggen dat we hele goede dingen aan het doen zijn op het terrein van de inhoud en de onderwijsvormen. De volgende stap is het implementeren ervan en ik maak me daar nu het meeste druk om. Het moet terug de lijn in. VERBRUGGEN: Dus we moeten nieuwe
opleidingsdirecteuren aanzoeken die alles gaan inrichten? VAN DER WEL: Inderdaad. Er verandert
zoveel dat alle posities opnieuw moeten worden ingevuld. Daar zullen we de komende tijd aan gaan werken. VERBRUGGEN: We gaan dus voor
minder studenten, die beter zijn, die harder werken met een vernieuwd onderwijspakket en beter gewaardeerde docenten. Dat is eigenlijk de grote lijn van het verhaal. Ik dank jullie voor deze discussie en al het werk dat jullie tot nu toe hiervoor gedaan hebben.
15
tussenstandonderzoek
blogsquotestweets
[email protected]
De veelzijdigheid van de speltheorie Split Scheduling
16
Naam promovendus: Susanne van der Ster Afdeling: Econometrie/OR
Het vakgebied van Scheduling gaat over het zo optimaal mogelijk toewijzen van taken of opdrachten aan machines. In mijn onderzoek hebben we het volgende probleem bekeken. Er zijn een aantal machines, waarop n taken moeten worden uitgevoerd. Voor iedere taak noteren we het tijdstip waarop de taak is afgerond. We willen de som van deze zogeheten completeringstijden minimaliseren. Iedere taak mogen we opsplitsen in meerdere delen en de verschillende delen van een taak mogen zelfs tegelijkertijd op meerdere machines worden uitgevoerd. Voor het opsplitsen `betalen’ we echter wel; voor het begin van ieder deel op iedere machine geldt een opstarttijd ter lengte s. Voor 2 machines blijkt het volgende beleid optimaal: Orden de taken in oplopende lengte. We beginnen nu in deze volgorde de taken (ongesplitst) op de twee machines te plaatsen. Vanaf een (nader te bepalen) moment gaan we de taken splitsen in twee delen en plaatsen ze zodanig op de machines dat de twee delen van een taak tegelijk klaar zijn. Zodra we beginnen met het splitsen van taken, zullen we alle taken daarna ook splitsen. We hoeven nu alleen nog ieder van de n taken uit te proberen als eerste gesplitste taak en kiezen uit deze n schema’s het schema met de kleinste som van completeringstijden. Als er 3 of meer machines in het spel zijn, blijkt deze aanpak niet eenvoudig te generaliseren. Verder onderzoek moet uitwijzen of deze problemen substantieel moeilijker zijn, of dat een andere generalisatie van onze aanpak mogelijk is.
Naam onderzoeker: Dr. Harold Houba Afdeling: Econometrie/OR
Hoe komt een ondernemer aan goede relaties?
Naam onderzoeker: Dr. Elco van Burg Afdeling: Management en Organisatie
Relaties met andere mensen en organisaties zijn van groot belang voor ondernemers. Ze hebben ze bijvoorbeeld nodig voor het krijgen van goede ideeën, om financiering te krijgen en om een reputatie op te bouwen. Bestaand onderzoek heeft dit keer op keer bevestigd. We weten echter niet goed hoe ondernemers hun netwerk opbouwen. Hoe bouw je vanuit het ‘niets’ goede en nuttige relaties op? In dit onderzoek volgen we daarom ongeveer 80 startende ondernemers tijdens hun pogingen om een bedrijf van de grond te krijgen in een gebied/land waar ze nog maar weinig relaties hebben. Iedere week rapporteren de ondernemers wat ze gedaan hebben, welke contacten ze gelegd hebben en wat dat opgeleverd heeft. We bekijken hoeveel (nieuwe) relaties de ondernemers hebben, hoe lang ze in stand blijven en wat het oplevert. De eerste analyses laten zien dat ondernemers die zich vooral richten op het leggen van nieuwe relaties wel snel veel aandacht op zich kunnen richten en soms redelijk veel financiering krijgen. Als ze echter niet in staat blijken om hun relaties ook te onderhouden – omdat het er te veel zijn – en hun beloften na te komen, dan verliezen ze weer snel het vertrouwen. Ondernemers met een gematigd tempo van het opbouwen van hun netwerk lijken uiteindelijk een sterker en nuttiger netwerk te hebben.
Strategische interacties tussen meerdere personen c.q. instellingen zijn onlosmakelijk met de mensheid verbonden en worden onder andere binnen de speltheorie bestudeerd. De werkelijkheid is veelzijdig, en de toegepaste speltheorie eveneens. Naast onderzoeksthema’s als onderhandelingstheorie en de theorie van de internationale samenwerking van grensoverschrijdende rivieren, doe ik tevens onderzoek naar de economische theorie van de law enforcement. Dit gebied is eind jaren zestig door Nobel-laureaten Gary Becker and George Stigler op de onderzoeksagenda gezet. Samen met Evgenia Motchenkova (afdeling economics) en Quan Wen (University of Washington) breiden wij de standaard modellen van individueel illegaal gedrag uit naar illegaal groepsgedrag, met name kartelvorming door ondernemingen. Daarnaast proberen wij de kloof tussen economie en rechtswetenschappen te overbruggen door rechtsprincipes, zoals proportionaliteit van de strafoplegging, zwaardere overtredingen worden zwaarder gestraft en minimale en maximale strafoplegging, expliciet in ons model mee te nemen in plaats van deze terzijde te schuiven als zijnde inefficiënt. Dit heeft als voordeel dat onze modellen de economische kosten van legale principes kunnen kwantificeren, immers het aanhouden van principes kost geld. De theoretische bevindingen zijn dat kleine vergrijpen gedoogd c.q. geseponeerd dienen te worden en dat het invoeren van minimum straffen schadelijk zijn voor de maatschappij. Referentie Harold Houba, Evgenia Motchenkova, Quan Wen, 2013, Legal Principles in Antitrust Enforcement, TI Discussion Paper 13-178/
Het enige wat je dit kabinet moet nageven, is dat een aantal taboes zijn doorbroken. Er wordt in elk geval over sommige hervormingen gepraat. PIETER GAUTIER, ELSEVIER, ZATERDAG 13 JULI 2013. Het Energieakkoord is een log Tienjarenplan met teveel subsidies, belasting en gunsten. Belast liever koolstof. RICHARD TOL, NRC HANDELSBLAD, WOENSDAG 24 JULI 2013. Tien jaar geleden had nog niemand van schaliegas gehoord. En nu wordt er gesproken van een revolutie. Als de prijs van brandstof daalt, dan kan de elektrische auto het vergeten. PIET RIETVELD, DE GELDERLANDER, EINDHOVENS DAGBLAD, BN/DESTEM, NOORDHOLLANDS DAGBLAD, 23 AUGUSTUS 2013. Nu is de maatschappij erg goed in het verzinnen van nieuwe dingen die we weer aan elkaar kunnen verkopen. Uiteindelijk komen die banen dus wel weer, maar ergens anders dan waar ze voor de recessie waren. ERIC BARTELSMAN DE TELEGRAAF, 31 AUGUSTUS 2013. De sfeer is goed en ontspannen, maar er wordt niet getutoyeerd. Het moet toch duidelijk zijn dat ik uiteindelijk degene ben die de student beoordeelt. WOUT DULLAERT, HET PAROOL, 2 SEPTEMBER 2013. Jaap Winter durft keuzes te maken.Soms betekent dat niet altijd het werk voor het meisje laten gaan. Hij weet te doseren en soms gas terug te nemen. DIRK SCHOENMAKER, HET FINANCIEELE DAGBLAD, 13 SEPTEMBER 2013. Als econoom heb je voor de klas meer impact dan bij een bank. FRANK VAN DER DUYN SCHOUTEN, HET FINANCIEELE DAGBLAD, 26 OKTOBER 2013. Schuif de rekening niet te veel door naar jongeren. THEO KOCKEN, NEDERLANDS DAGBLAD, MAANDAG 14 OKTOBER 2013. RT @mejudice: Me Judice #Economenpanel in hoge mate eens: #arbeidsmigratie draagt bij aan #groei NL #economie HTTP://BIT.LY/1ASVT1Z #EU. RT @delaatstemeter: Walther Ploos van Amstel #feweb over de waarde van schone lucht in steden HTTP://WWW.NUZAKELIJK.NL/COLUMN-WALTHER-PLOOS-VAN-AMSTEL/3603126/STAD-IN-INVESTEREN.HTML … #LUCHTKWALITEIT. De centralisatie van ondersteunende diensten veroorzaakt veel treurnis aan onze universiteit. Ik ben niet zo van centralisaties. HARMEN VERBRUGGEN, AD VALVAS 9 OKTOBER 2013. RT @marcelcrok: Green @RichardTol is now one of the top 100 greenest persons of The Netherlands! Rank 94, Congrats :) HTTP://WWW.TROUW.NL/TR/NL/14148/DE-DUURZAME-100-2013/INTEGRATION/NMC/FRAMESET/DUURZAME-100-2013/RANGLIJST.DHTML …
17
Tekst: Marije Huiskes-Tolsma Illustratie: Seb Jarnot
hoogleraar Risk Management
18
Theo Kocken “ Iedereen lachte ons uit, want waarom zou je je bezig houden met risico?”
Interview
19
THEO KOCKEN
“Nederlandse ouderen zijn de rijkste ter wereld en dat beseffen ze niet”
20 Wat doet u precies bij FEWEB? Ik ben met name bezig met risico management, meer specifiek de postdoctorale opleiding Risicomanagement voor Financiële Instellingen. We houden ons bezig met de vraag hoe we managers meer multidisciplinair kunnen laten denken. Niet alleen in formules en modellen maar ook met name gedragsaspecten rondom risicomanagement meenemen. Daarnaast werk ik vier dagen voor mijn eigen bedrijf Cardano. Ik hou me naast risicomanagement ook veel bezig met pensioenen. Als ik namens de VU wat publiceer gaat het negen van de tien keer over pensioenen. Bijvoorbeeld over de vraag hoe je pensioen vermogen in collectieve instellingen eerlijk kunt verdelen tussen generaties. Wat voor bedrijf is Cardano? We zijn Cardano begonnen voor pensioenfondsen en verzekeraars. We helpen hen met het bedenken van financiële constructies, zodat – ook al gaat het heel slecht – ze nooit helemaal om kunnen vallen. Ze zijn dan als het ware verzekerd tegen risico’s. Dat is ons specialisme. In Groot-Brittannië doen we ook alle totale investeringen voor ondernemingspensioenfondsen. Wij opereren vooral vanuit het oogpunt van risicobeheersing, niet om perse “super” rendement te maken. Op die manier kun je alle mogelijke situaties overleven. Dat is een heel andere manier van beleggen. De grote vraag voor ons is dus: hoe dek je risico’s af en hoe beheer je die? In 2000 waren we het eerste bedrijf in Europa dat zich hier mee bezig hield. Iedereen lachte ons uit, want waarom zou je je bezig houden met risico? De markt was destijds al decennia heel goed. Inmiddels weten we allemaal hoe dat afgelopen is. Als het fout gaat op de financiële markten, gaat het ook vaak echt fout. Op zich zag ik de crisis niet aankomen, maar ik wist dat het ooit een keer echt fout kon gaan. In het begin was het moeilijk dit besef bij te brengen, pas in 2001 en na het barsten van de IT bubble werden pensioenfondsen iets bewuster. Daarna zijn we hard gegroeid. Op dit moment hebben we grofweg 40% marktaandeel in Nederland en een klein maar groeiend aandeel in het Verenigd Koninkrijk.
Na uw presentatie op het lustrum over ons onstabiele economische systeem vroeg de dagvoorzitter of de mensen in de zaal al moesten huilen. Zijn er nog lichtpuntjes? Nederland zelf is redelijk weerbaar. We hebben wel schulden, maar ook een enorm tegoed aan gespaarde pensioengelden. Over de uitbetaling van die pensioenen zal nog belasting geheven worden. De staatsschuld wordt daardoor getemperd. Nederland zal daarom niet snel zo ver zinken als andere landen. Als je van alle private schulden af wilt, duurt dat nog tot ongeveer 2025-2030. Dat betekent niet dat het tot die tijd crisis is, maar de groei staat gedurende die periode wel onder druk. Dus de komende 10 jaar zullen we daar best iets van voelen. Maar de vraag is natuurlijk worden het 10 dramatische jaren? Als de Europese problemen, zoals zwakke banken en Eurolanden niet aangepakt worden, wel. Als die situatie uit de hand loopt, heb je misschien een crisis als in de jaren 30. Als die landen echter uit het slop komen, dan zal de economische groei alleen nog een beetje, maar wel langdurig, onder druk staan. Een ander lichtpunt is dat de huidige spanning ook weer nieuwe startups en innovaties van kleine bedrijven met zich meebrengt, dat is economisch gezien een goede ontwikkeling.
is hoogleraar bij de Post Graduate Opleiding Risk Management voor Financiële Instellingen De Boelelaan 1105, 1081 HV Amsterdam,
[email protected]
Nederland vechten we om deze problemen te voorkomen en dat is dus goed. Ik denk dat deze dialoog dan ook onterecht voor negativisme heeft gezorgd. Er is in Nederland altijd gezegd: u krijgt later zeker dit bedrag aan pensioen. Dat had simpelweg nooit gezegd mogen worden. In werkelijkheid is het als volgt: als we meer geld ophalen, ontvang je meer, maar als er minder is, krijg je dus ook minder uitbetaald. Dát hebben we nooit gezegd. Mensen leven nu langer, daar is bijvoorbeeld geen rekening mee gehouden. Ze krijgen al veel meer jaren extra pensioen dan waar ze voor betaald hebben. Zo’n ontwikkeling samen met een crisis zet het stelsel onder druk. In het verleden zijn de verwachtingen dus verkeerd gesteld. Er moet nu een eerlijk verhaal komen. De pensioenfondsen hebben in het verleden vooral hun communicatie met de klanten verkeerd aangepakt. Ze zijn niet zozeer verkeerd met het geld omgesprongen. Een idee van u is het inzetten van pensioengelden om hypotheekschulden af te lossen. Hoe werkt dat? Wat ik zou willen is een pensioenstelsel waar je voor een deel individueel in belegt en waardes opbouwt. Het beheer gebeurt dan collectief. Een deel daarvan wordt omgezet in annuïteiten, dat zijn vaste jaarlijkse pensioeninkomsten vanaf pensionering. Maar niet alles, want je moet gewoon met dat geld kunnen beleggen en geld verdienen. Ik heb liever dat je geleidelijk gedurende je werkzame leven vermogen omzet in annuïteiten. Niet direct als je jong bent. En alles wat je omzet, ontvang je met zekerheid in de toekomst als pensioeninkomen. Maar daar maak je geen rendement meer op. Je hebt echter altijd als werkende een redelijk deel in vermogen beschikbaar. Het is te gek voor woorden dat je je huis uitgezet kunt worden, terwijl je tonnen aan pensioenopbouw hebt staan. Nu komen mensen in die situatie gewoon in keiharde schuldsanering. Die gevallen zouden een deel van hun opgebouwde pensioenvermogen moeten kunnen inzetten voor deze schuldsanering, om dit pensioenvermogen later in een rustigere fase weer op te kunnen bouwen.
Maar het kan toch ook niet zo zijn dat iedereen in één keer die tonnen van zijn pensioenopbouw af kan komen halen? Nee, dit idee is echt bedoeld voor die paar procenten die in de problemen komen. Die hebben dan de mogelijkheid om onder specifieke condities en onder toezicht van de schuldhulpsanering daar soms wat geld uit te ontrekken. Nederland is het enige land ter wereld waar we enorm hoge hypotheekschulden hebben en tegelijkertijd ontzettend veel pensioenspaartegoed. In beide klasses zijn we zo goed als koploper. Ik vind dus ook dat er een nieuw pensioenstelsel moet komen met een spaarpot en een pensioeninkomenspot. Dan kun je toch net zo goed zelf je pensioen gaan regelen? Dan heb je ook zelf risico dat het niet goed loopt. En dat je alles opeet en je later niets meer hebt. Dat gebeurt nu in de Verenigde Staten ook . Mensen kunnen er gewoon niet mee omgaan om hun pensioentegoeden zelf te beheren. Dan beland je echt met grote kans in de armoede. Dat moet in Nederland niet gebeuren. Nederlandse ouderen zijn de rijkste ter wereld en dat beseffen ze niet. We horen alleen het negatieve geluid van de 50+ partij. Dat is geen eerlijk verhaal. Ook binnen Nederland vallen de ouderen onder de rijkste groep. Dankzij een zeer zorgzaam en collectief pensioensysteem. Daar moeten we niet vanaf, alleen het ontwerp moet aangepast worden aan de realiteit.
Tijdens uw voordracht op 17 oktober vertelde u dat Nederland een goed pensioenstelsel heeft. Wat is er zo goed aan? Het is goed, omdat er veel over te doen is. Als het pensioenstelsel ons koud had gelaten, waren we in dezelfde situatie gekomen als Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. Daar hebben ze over elke honderd dollar die aan pensioen uitbetaald moet worden, maar grofweg zestig dollar in kas. Maar ze blijven die honderd dollar wel uitbetalen, omdat ze er onterecht op vertrouwen dat die zestig wel weer honderd wordt. Ze korten dus niet op uitbetalingen zoals hier in Nederland. Dat is uiteindelijk een onhoudbare situatie. Op een gegeven moment is het geld gewoon op en gaat het dramatisch fout voor wie dan nog geld tegoed heeft. Dat gaat in deze landen zeker gebeuren. In
“Mensen leven nu langer, daar is bijvoorbeeld geen rekening mee gehouden”
21
stellingnemen Het is een veelgehoord grapje: de enige regio die niet Silicon Valley wil zijn, is Silicon Valley zelf. Wat er in Nederland gebeurt, is dat alle clusters van gelijksoortige bedrijven zich een valley noemen. Als je puur naar geografische ligging kijkt is Food Valley een minuscule vlek, vergeleken met Silicon Valley. Het nabootsen van het Amerikaanse voorbeeld heeft geen zin. Innovatiegebieden ontstaan spontaan. Hoe meer je het probeert op te leggen, hoe minder het lukt. MARTIJN SMIT, NRC HANDELSBLAD, 12 JUNI 2013
22
Werken via de cloud kan voor Europese ict-bedrijven een uitstekend middel zijn om beter te wedijveren met concurrenten in de Verenigde Staten. Nederlandse wetenschappers leveren kwaliteit. Bij ontwikkelingen als wifi, bluetooth, javaprogrammering, de iPhone en verschillende programmeertalen waren telkens Nederlanders betrokken. Nederland is een kleine markt, die in deze sector moet concurreren met het Amerikaanse bedrijfsleven. Amerikaanse ondernemers hebben volop toegang tot risicodragend kapitaal. Als ondernemer heb ik dat niet. Gevolg is dat Amerikanen de markt veroveren, hoewel mijn product beter is. HAN GERRITS, EINDHOVENS DAGBLAD, DINSDAG 11 JUNI 2013
Resumerend lijkt de operatie tot invoering van een huishoudentoeslag een ingewikkelde nivelleringsoperatie om toeslagen weg te halen bij mensen met een inkomen net boven modaal en neer te laten slaan bij de toeslagen rond het minimumloon. Naast de maatregelen uit het Regeerakkoord en de in discussie zijnde inkomensafhankelijke kinderbijslag zijn wederom de middeninkomens de klos. En dat zouden we niet moeten willen. RAYMOND GRADUS, HET FINANCIEELE DAGBLAD, 28 JUNI 2013
Het stoort me wel dat economen aan beide kanten van het debat met heel veel stelligheid uitspraken doen als: “Bezuinigen is per definitie goed” of “Bezuinigen is slecht”. Wat dat betreft moet je bescheiden zijn, want het bewijs dat je kunt aanvoeren is beperkt. Op tal van terreinen kunnen economen nu eenmaal niet voorspellen, terwijl ze dat wel gretig doen omdat ze dan meer aandacht krijgen. PIETER GAUTIER, ELSEVIER, ZATERDAG 13 JULI 2013
Het feit dat alle spaartegoeden samen stijgen, verhult dat bijna 45 procent van de gezinnen in 2012 minder spaargeld achter de hand had dan de door het Nibud geadviseerde minimum van 3550 euro. Het percentage huishoudens met een te lage buffer zit door de economische crisis in de lift en zal door de fors toenemende werkloosheid alleen maar toenemen.
Een Energieakkoord met afspraken per energiebron en industrie is helemaal niet nodig. Subsidies kunnen beter afgeschaft worden. Dan kunnen de belastingen omlaag en wordt er minder vriendjespolitiek bedreven. In plaats daarvan moet de overheid belasting heffen op koolstof en andere ongewenste bijeffecten van energiegebruik - en voor de rest niets doen aan klimaat- en milieubeleid. RICHARD TOL, NRC HANDELSBLAD, 24 JULI 2013
Tot mijn verdriet heeft de Nederlandse overheid geen enkel instrument om te bekijken of de verkoop van een bedrijf als KPN wel in het landsbelang is. Wat zijn de motieven van De Mexicaanse multimiljardair Carlos Slim? Is het verstandig dat die infrastructuur in Mexicaanse handen komt? Ik weet het niet, niemand weet het en de Nederlandse politiek houdt zich afzijdig. We vragen ons niet eens af of het nou echt wel zo goed is dat zoveel bedrijven worden opgeslokt door buitenlandse partijen. HERBERT RIJKEN, LEEUWARDER COURANT, ZATERDAG 10 AUGUSTUS 2013
We moeten niet heel veel extra lastenverzwaringen meer hebben. De belastingen in Nederland zijn zo hoog dat extra belastingen op den duur niet meer tot extra inkomsten leiden. Dan knijpt de belastingdruk de economie te zeer af. FRANK DEN BUTTER, DE TELEGRAAF, 14 AUGUSTUS 2013
Of de assemblagefabriek van Tesla in Tilburg de doorbraak van de elektrische auto in Nederland betekent? Ik betwijfel het. Het was eerlijk gezegd een enorme verrassing voor mij dat Tesla zo’n investering in Europa doet. Dat moet toch betekenen dat zij er in ieder geval in geloven. Of elektrisch rijden al dan niet een succesverhaal wordt, hangt vooral af van de ontwikkelingen op de brandstofmarkt. PIET RIETVELD, DE GELDERLANDER, EINDHOVENS DAGBLAD, BN/ DESTEM, NOORDHOLLANDS DAGBLAD, 23 AUGUSTUS 2013
Ik plaats vraagtekens bij het topsectorenbeleid. De overheid is er niet in geslaagd het midden- en kleinbedrijf erbij te betrekken. Het creëert kennelijk een structuur waarin bestaande partijen hun belangen kunnen behartigen. Het zou veel beter zijn als het overheidsbeleid generiek bleef. In het basisonderwijs is nauwelijks belangstelling voor techniek en er zijn nauwelijks academisch geschoolde leraren. Doe dáár wat aan. En zorg ervoor dat universiteiten weer onderzoek zelf kunnen financieren. Gebruik daarvoor bijvoorbeeld de aardgasopbrengsten, in plaats van er het overheidstekort mee te financieren. HENRI DE GROOT DE VOLKSKRANT, 5 SEPTEMBER 2013
Onderzoek wijst uit dat bij voedselsteun een groot deel van de gelden weglekt. Het geven van geld, bij voorkeur via de bank, werkt vaak beter. Zo’n systeem is eenvoudiger, transparanter en minder fraudegevoelig. En je kunt inkoop, verkoop en distributie overlaten aan de markt. MENNO PRADHAN, DE VOLKSKRANT, 4 SEPTEMBER 2013
De kantorenmarkt kent in ons land dramatische tijden. Opvallend is dat locaties rondom stations het niet beter doen dan andere plekken, terwijl het beleid er nog altijd op is gericht juist daar kantoren te bouwen. Zo wil men, nationaal en in de Zuidelijke Randstad in het bijzonder, OVknooppunten verder uitbouwen. Dat leek altijd logisch, want stationsgebieden met een goede autobereikbaarheid lijken op papier aantrekkelijke kantoorlocaties te zijn. In de praktijk is de werkgelegenheid de afgelopen tien jaar rondom stations amper gegroeid. Het knooppuntenbeleid moet dus niet gericht zijn op het toevoegen van nieuwe kantoren bij stations, maar op het terugdringen van de leegstand op goede OV-locaties. HANS KOSTER, DE GELDERLANDER, METRO (NL), EINDHOVENS DAGBLAD, BN/DESTEM, NOORDHOLLANDS DAGBLAD, IJMUIDER COURANT, 10 SEPTEMBER 2013
Spanje heeft al veel gedaan om zijn economie te hervormen. Raad eens welk land het minst heeft gedaan aan hervormingen? Duitsland, het snelst vergrijzende land van Europa. Ik durf te voorspellen dat de Spaanse economie over vijf jaar harder groeit dan die van Duitsland. WIM BOONSTRA, DAGBLAD VAN HET NOORDEN, 12 OKTOBER 2013
Het probleem van het Nederlandse reintegratiebeleid is dat er nooit systematisch is onderzocht wat helpt en wat niet. Tussen 2000 en 2010 gaf de overheid jaarlijks een paar miljard euro uit om werklozen aan de slag te krijgen, maar er zijn nauwelijks fatsoenlijke studies gedaan naar het rendement BAS VAN DER KLAAUW, DE VOLKSKRANT, 12 OKTOBER 2013
De uitdaging van de toekomst is de battle for talent. We moeten excellente studenten en wetenschappers aan ons binden. Maar internationaal win je het niet zomaar van een London School of Economics. We moeten dus een aantrekkelijk klimaat scheppen om nationaal en internationaal talent naar de VU te halen.
De blogs in de ICT-wereld staan vol over ‘big data’. Voor de wetenschap biedt ‘open big data’ kansen om bijvoorbeeld verdienmodellen te ontwikkelen, innovatieve tactische en dynamische planningsconcepten te bedenken, de besluitvorming door planners te verbeteren, na te denken over de veiligheid van informatienetwerken en samenwerkingsraamwerken uit te werken waarbij alle partners vertrouwen hebben in het gebruik van open data.
Er wordt ontzettend veel van hoogleraren gevraagd. Misschien was dat vroeger ook zo, maar tegenwoordig moet alles excellent zijn, van de manier waarop we met de studenten omgaan, onderzoek uitvoeren, tot het actief betrokken zijn bij maatschappelijke thema’s. De universiteit wordt gekwantificeerd en gerankt. Het lukt allemaal goed, maar we moeten ons misschien afvragen waartoe al deze meetsystemen gaan leiden.
Waar parkeergeld jarenlang de betrouwbare gaatjesdichter was voor de begroting van veel gemeenten, is het nu een kostenpost. Prijsstunten in parkeergarages is de trend. Als je investeert in een garage, neem je een groot risico. Er is nog wel een mogelijke melkkoe in de parkeersector. Parkeervergunningen in de binnensteden zijn in verhouding erg goedkoop, maar een substantiële prijsverhoging is politiek bijna niet te verkopen. Vergunninghouders zijn kiezers. Terwijl 100 euro per maand in de binnenstad van Amsterdam zo gek niet is.
WILLEM VERSCHOOR, HET FINANCIEELE DAGBLAD, 25 JULI 2013
WALTHER PLOOS VAN AMSTEL, LOGISTIEK, 13 AUGUSTUS 2013
WOUT DULLAERT, HET PAROOL, 2 SEPTEMBER 2013
JOS VAN OMMEREN, AD/HAAGSCHE COURANT, 15 OKTOBER 2013
Je koopt in bijvoorbeeld Griekenland nu voor betrekkelijk weinig geld een fabriek. Dus voor ondernemers met visie en lef liggen daar goede mogelijkheden. En natuurlijk blijft het van belang hoe het in deze landen op sociaal en politiek gebied verdergaat. Maar het startpunt is nu heel anders geworden, er ligt een fundament van sterke structurele verbeteringen. Dus dat zijn mogelijkheden waar een ondernemer op kan bouwen en die zo bijdragen aan herstel van de economie.
MAURO MASTROGIACOMO, NEDERLANDS DAGBLAD, 20 JULI 2013
ERIC BARTELSMAN, HET FINANCIEELE DAGBLAD, 17 JUNI 2013
23
Nieuw boek ‘Toegepast onderzoek’ Professor Paul Jansen (Management & Organisatie) en oud FEWEB medewerkers Mandy van der Velde en Josje Dikkers hebben een boek uitgebracht getiteld ‘Toegepast Onderzoek; opzetten, uitvoeren en rapporteren’. In het boek staat de praktijkwaarde van onderzoek centraal. Op overzichtelijke en concrete wijze wordt uitgelegd wat toegepast onderzoek inhoudt. ‘Toegepast onderzoek; opzetten, uitvoeren en rapporteren’ doorloopt de vijf fasen uit de cyclus voor toegepast onderzoek.
Roos Erkelens is geselecteerd als een van de top 15 kandidaten voor de Australische international competitie Roos Erkelens is promovendus bij de afdeling Informatiekunde, Logistiek en Innovatie. Roos is geselecteerd op basis van haar artikel “Knowledge Pollination: Facilitating organizational learning in geographically dispersed settings”. De University of South Australia School of Management had een groot aantal indieningen ontvangen van promovendi uit 30 verschillende landen. De geselecteerde papers werden gezien als relevant, verhelderend en innovatief.
Tekst: Ina Putter / Illustratie: Berto Martínez
Interview met CURRICULUM VITAE OPLEIDING
1972 1980
Doctoraalexamen kwantitatieve economie RUG PhD University of Oxford
WERK
1973-1978 Staflid van de Wereldbank 1978-1979 Promovendus en docent ontwikkelingseconomie aan University College, London, consultant Wereldbank 1980-1981 Visiting fellow Université Libre de Bruxelles en in dienst van de Wereldbank 1982-1986 Hoofd ESI-VU 1986-1993 Directeur ESI-VU 1987-1993 Bijzonder hoogleraar economics, FEWEB, VU 1993-heden Hoogleraar Ontwikkelingseconomie, FEWEB, VU 1998-2000 Hoogleraar economics, University of Oxford; Directeur Centre for the Study of African Economies; Visiting professor fellow St. Antony’s College 2000-2013 Directeur AIID 2002-2008 Portefeuillehouder onderzoek FEWEB 2011 -heden Secretaris KNAW
24
Jan Willem Gunning “Het valt me wel op dat economen wat empirische methodologie betreft straatlengtes voorliggen op de historici en sociale wetenschappers, maar dat verschil gaat verdwijnen” U hebt kwantitatieve economie gestudeerd aan de Universiteit van Groningen. Wat hebt u daarna gedaan en waar bent u gepromoveerd? Ik kwam via het Young Professionals Program op de Wereldbank in Washington. De Bank stuurde me vaak naar Afrika, het begin van een levenslange betrokkenheid bij dat continent. Het was een geweldige ervaring om in de keuken van het economische beleid te mogen kijken. Na vijf jaar in Washington heb ik verder altijd aan universiteiten gewerkt. Die vroege praktijkervaring bleek daarbij een enorm voordeel, zowel bij mijn onderzoek als bij het onderwijs. Na Amerika ben ik naar Oxford gegaan om te promoveren. Het niveau daar was behoorlijk intimiderend. Er waren toen vier hoogleraren economie en drie van hen zouden de Nobelprijs krijgen: Sen, Stiglitz en Mirrlees. Vervolgens was ik postdoc aan de ULB in Brussel.
Wanneer en hoe bent u op de VU terecht gekomen? JAN WILLEM GUNNING
is hoogleraar ontwikkelingseconomie bij de afdeling economics De Boelelaan 1105, 1081 HV Amsterdam,
[email protected]
In 1982 kwam ik, na negen jaar in het buitenland te hebben gewoond en gewerkt, weer terug in Nederland. Ik werd hoofd van de afdeling algemeen-economisch onderzoek aan het Economisch en Sociaal Instituut van de VU, het ESI. Mijn plaats werd door de faculteit betaald, maar we moesten veel extern gefinancierd onderzoek binnenhalen. Dat gaf veel druk, maar er was genoeg tijd om aan publicaties te werken.
Hoe is uw loopbaan op de VU verlopen? Ik werd in 1986 directeur van het ESI en een jaar later de eerste VU-fonds hoogleraar. Vanuit het ESI werkte ik in die eerste jaren veel samen met onderzoekers in Oxford. Uit die samenwerking is het Center for the Study of African Economies ontstaan, een soort NWO-instituut. In 1993 volgde ik Hans Linnemann op en werd ik voorzitter van de vakgroep ontwikkelingseconomie. Toen pas ging ik veel onderwijs geven. Ik heb later weer twee jaar in Engeland gewerkt, als directeur van dat Center. Toen ik terugkwam, hebben Jacques van der Gaag (destijds decaan bij de UvA) en ik het Amsterdam Institute for International Development (AIID) opgericht. Dat is een heel leuke club geworden: heel goede en enthousiaste jonge onderzoekers die zich vooral met impactevaluaties in ontwikkelingslanden bezighouden. AIID heeft de laat-
ste jaren een mooie reputatie op dat terrein opgebouwd. Ik zit nu sinds twee jaar in het KNAW-bestuur en heb daardoor veel met andere vakgebieden te maken; dat is heel stimulerend. Het valt me wel op dat economen wat empirische methodologie betreft straatlengtes voorliggen op de historici en sociale wetenschappers, maar dat ver schil gaat verdwijnen.
doctoraalscriptie) alleen op het terrein van de toegepaste algemeen-evenwichtsanalyse met Michiel samengewerkt: we schreven samen het hoofdstuk daarover in het Handbook of Development Economics.
U loopt al een tijdje rond op de VU. Wat zijn de grootste veranderingen die u hebt zien voltrekken op de VU en bij de faculteit?
Ja, heel goed zelfs: we zaten in dezelfde jaarclub en trokken heel veel samen op.
De faculteit is veel groter, maar vooral veel beter geworden. Dertig jaar geleden kende men elkaar heel goed, maar er was opvallend weinig contact met de buitenwereld. De werkdruk was niet hoog – om vijf uur gingen bijna alle lichten in het hoofdgebouw uit – en er werd nauwelijks gepubliceerd. De lat ligt nu veel hoger: menig hoogleraar uit die tijd zou nu geen vaste aanstelling krijgen. De facultaire gemeenschap is ook veel diverser en internationaler geworden, een heel aantrekkelijke ontwikkeling. Er werd vroeger vreselijk veel tijd aan gekonkel en onzakelijk overleg besteed. Dat is verdwenen toen we een professionele decaan kregen. Een enorme stap vooruit: we zijn nu veel beter gericht op onze kerntaken.
Hoe herinneren studenten u straks?
U neemt volgend jaar afscheid van de VU net als Michiel Keyzer. Jullie hebben in het verleden in hetzelfde onderzoeksprogramma geparticipeerd, namelijk het programma “Financial and International Markets”. Hebben jullie ook samengewerkt op het gebied van onderzoek en zo ja, om welk(e) onderzoek(en) ging dat? Er zijn veel contacten tussen mijn groep en die van Michiel, de Stichting Onderzoek Wereldvoedselvoorziening (SOW), maar ik heb (na onze gemeenschappelijke
Jullie hebben beiden op de universiteit van Groningen gestudeerd. Kenden jullie elkaar toen ook al?
Dat weet ik niet. Ik hoop zoals die studente die ik na een college van mij over internationale handel hoorde verzuchten, “Och, dit vak ..”. Ik schrok, want ik dacht eigenlijk dat ik een prachtig college had gegeven. Maar ik had haar verkeerd begrepen: ze vond het vak juist fantastisch en wilde daarom nu van studierichting veranderen. Zoiets gebeurt niet vaak, maar dan ga je toch heel tevreden naar huis.
En uw promovendi? Als nogal streng, denk ik.
Wat zijn de plannen voor uw afscheid en daarna? Mijn afscheidscollege vindt plaats op 24 januari 2014 en gaat over de vraag “Wat bezielt economen?” Daarna: er lopen nog allerlei promoties en ik blijf participeren in enkele langlopende onderzoeksprojecten. Ik wil ook les gaan geven op het VWO, maar geen economie, liever wiskunde of geschiedenis.
Tenslotte, mocht de aarde vergaan en u mag nog iets overdragen aan de volgende civilisatie, wat zou dat dan zijn? Als er sprake is van civilisatie, ben ik al heel tevreden.
24 JANUARI 2014
Afscheidscollege Jan Willem Gunning: “Wat bezielt economen?”
25
De inhoud van boekenkasten zegt veel over de eigenaar. Ze vormt vaak de gestelde weergave van iemands carrière, interesses en fascinaties. Deze keer een kijkje in de boekenkast van
DE BOEKENKAST VAN...
HARMEN VERBRUGGEN
26
27 Harmen Verbruggen is decaan bij de faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde, De Boelelaan 1105, 1081 HV Amsterdam,
Al vroeg gevormd door stoere jongens die zich verzetten tegen de Napoleontische overheersing
[email protected]
Eind dit jaar loopt de tweede termijn van onze decaan Harmen Verbruggen af en treedt hij terug. Verbruggen is cum laude bij de faculteit afgestudeerd en is zijn hele werkzame leven, met met daarnaast enkele korte projecten voor het Koninklijk Instituut voor de Tropen en het Ministerie van Buitenlandse Zaken, aan de VU verbonden gebleven. Begonnen bij de faculteit als promovendus en onderzoeker, is hij lange tijd werkzaam geweest bij het Instituut voor Milieuvraagstukken (IVM) als afdelingshoofd en directeur. In die periode is hij ook benoemd tot hoogleraar Internationale Milieueconomie. Een jongensboek dat Verbruggen al vroeg gevormd heeft, is het stichtelijke en oranjegezinde “Hollandse jongens in de Franse tijd” van W.G. van der Hulst; stoere jongens die zich verzetten tegen de Napoleontische overheersing. Een boek dat hij jaren later las en hem om onduidelijke redenen altijd is bijgebleven is de surrealistische eindtijdroman van Simon Vestdijk, “De Kellner en de levenden”. Toen Verbruggen na de jaren ’60 serieus aan het studeren was, beleefde hij het meeste studieplezier aan het handboek “Inleiding tot de theorie der internationale economische betrekkingen” van de in 2000 overleden emeritus -hoogleraar van de faculteit Folkert de Roos. Een prachtig boek. Als “groentje” heeft Verbruggen zich eind jaren ’80 verdiept in tal van boeken op het terrein van milieueconomie. Vooral “Blueprint for a Green Economy” van David W. Pearce (1989) staat hem nog vers in het geheugen.
In de 10 jaar dat de faculteit onder zijn bezielende leiding stond is er veel veranderd. De faculteit is sterk gegroeid met name door de nieuwe opleidingen Bedrijfskunde en IBA, maar ook door uitbreiding van het postgraduate onderwijs met bijvoorbeeld Risk Management en Executive Coaching. Dit uitgebreide onderwijsaanbod leidde tot een verdubbeling van het aantal studenten in korte tijd. Deze groei werd in eerste instantie met gejuich ontvangen, maar bleek in de praktijk moeilijk te faciliteren. Tijdens zijn decanaat is ook de eerste bezuinigingsronde in het onderwijs en de invoering van de bachelor-masterstructuur doorgevoerd. Ontwikkelingen die het leven van een decaan er niet eenvoudiger op maakten. Recentelijk werd de faculteit geconfronteerd met een reorganisatie van de diensten, de verbouwing en verhuizing, met daaraan gekoppeld de invoering van “het-nieuwe-werken”. Allemaal zaken waar de decaan niet erg vrolijk van wordt. De inhoud uit de vele boeken over leiderschap die Verbruggen tijdens zijn decanaat gekregen heeft, heeft hij niet tot zich genomen. Verbruggen heeft altijd zijn eigen koers gevaren. Uit zijn stijl van besturen blijkt dat Verbruggen wars is van procedures en bureaucratie: hij stelt de mens (van ondersteunend medewerker tot wetenschapper) centraal in de organisatie.
Illustratie: Room for ID’s/Shutterstock
CHEN FLEISHER
WE INVESTIGATED HOW THE CAREER AMBITIONS OF EMPLOYEES AFFECT THEIR PROACTIVE WORK BEHAVIOR
Taking Charge of your Career
is promovendus bij de afdeling Management en Organisatie De Boelelaan 1105, 1081 HV Amsterdam,
[email protected]
SABRINE EL BAROUDI
is promovendus bij de afdeling Management en Organisatie De Boelelaan 1105, 1081 HV Amsterdam,
[email protected]
How do Organizations Benefit from Ambitious Employees? At times, when very few employers can offer secure employment, many employees choose to take charge of their careers. Rather than awaiting their employers to define their career destiny, employees often choose to follow their ambitions and personal career aspirations. Which implications does this employees’ career development strategy have for organizations? In other words, to what extent and how do organizations benefit from employees’ career ambitions?
28
The Career Aspirations Trendwatch To address these and more questions, FEWEB has initiated the Career Aspirations Trendwatch (CAT) led by Chen Fleisher and Dr. Svetlana Khapova. The project is part of an ongoing initiative to annually record graduates’ mobility, work attitudes and career behavior. As a large-scale project, over 5000 graduates from the faculty were invited to take part in a web-based survey. Study description For this research, data were collected at two time points: in January 2011 and in June 2012. Several relationships were studied on a sample of 181 respondents, which all filled in the survey in both times. First, we investigated how the career ambitions of employees affect their proactive work behavior, such as taking charge and developing instrumental relationships. Career ambitions are defined as “an individual’s persistent and generalized striving for success, attainment, and accomplishment in his or her career” (Judge & Kammeyer-Mueller, 2012, p.759). Taking charge behaviors are described as voluntary efforts/behaviors that are inherently change-oriented and aimed at improvement (Morrison & Phelps, 1999). Instrumental relationships are described as relationships that enhance careerrelated benefits (Emmerik, Baugh & Euwema, 2005).
Research
Next, we investigated the contribution of these employees to organizational outcomes culture, capabilities and connections over time. To do so, we focused on the time-lag effects (one and a half year) of career ambiti-
CAREER AMBITIOUS EMPLOYEES LOOK FOR ORGANIZATIONS THAT SUPPORT THEIR CAREER PRINCIPLES
ons and proactive work behavior (measured within the same year 2011) on the three organizational outcomes in 2012. First, we looked into the effect of employees’ career ambitions on organizational culture, which refers to the purpose, mission and core values of an organization (DeFillippi, Arthur & Lindsay, 2006). Second, the relationship between employees’ career ambitions and taking charge was studied in relation to organizational capabilities, which refer to the knowledge and skills embodied in organizational activities (DeFillippi et al., 2006). Finally, the relationship between employees’ career ambitions and instrumental relationships development was studied in relation to organizational connections, which involve the suppliers, customers, alliance partners and any other external contacts of an organization (DeFillippi et al., 2006). Results Compared to those employees who invest less in their careers, we found that: • Career ambitious employees contribute more to the culture of organizations. Specifically, these employees look for organizations that support their career principles and ambitions. Hence they work in organizations where they share the same work values, beliefs and work purposes as the rest, thereby enhancing the organizational culture. • Career ambitious employees take more charge at work, thereby contributing more to the capabilities of organizations. Specifically, taking charge leads to better knowledge in organizations (Frese & Fay, 2001) and stimulates employees to acquire and mobilize new job resources (Hakanen, Perhoniemi, & Toppinen-Tanner, 2007). • Career ambitious employees also develop more instrumental relationships at work, thereby contributing more to the connections of organizations. Such individuals namely also broaden their proactive networking behavior outside organizations (Forret & Dougherty, 2001). While career ambitious employees develop these relationships primarily to meet their career-
related goals, they simultaneously help increase their organizations’ external relationship. Conclusion In today’s dynamic working environment, employees are expected to anticipate organizational needs and work to improve organization’s outcomes (KammeyerMueller, Livingston & Liao, 2011). The results of this study suggest that career ambitious employees, who invest more in their career, take more charge at work and develop more instrumental relationships at work thereby contributing more to organization’s outcomes. Hence, organizations should pay attention to studying and analyzing contemporary career patterns as it might be used as guidance in identifying employees’ work contributions to organizations. It is important to note that studying contemporary career patterns might also be used as a tool in identifying employees’ learning behaviors and needs. Research found that career ambitious employees who take more charge at work have the tendency to get to know their environment better (Frese & Fay, 2001), which might explain why they engage more in exploratory learning behaviors (Creed, Tilbury, Buys & Crawford, 2011). Their engagement in actively developing instrumental relationships also fosters learning behaviors, as social relationships at work have been found to be a source for learning at work (e.g., Edmondson, 1999). Hence, informal learning strategies might be more appropriate for career ambitious employees and formal learning strategies might work better for less career ambitious employees. Notes * To read more about the CAT project, and other related work, please visit www.ipos-vu.com. * For a full list of references, interested readers can contact the corresponding authors by email.
AND AMBITIONS. AND THEREFORE CONTRIBUTE MORE TO THE CULTURE OF ORGANIZATIONS.
29
30
Pub lica ties
DISSERTATIES Drees, J.M. (30 oktober 2013). The polycentricity of expansion strategies. Beyond performance as a main driver. VU Vrije Universiteit (200 pag.) (Amsterdam: ABRI). Prom./coprom.: prof. dr. T. Elfring & dr. ir. P.W.L. Vlaar. Bankiers, advocaten en consultants wekken soms bij managers die zij adviseren een bepaalde gedrevenheid op om een overname te doen die niet goed is voor het bedrijf. Dit en meer bleek uit het onderzoek van Johannes Drees. Ondernemers kunnen met zijn resultaten betere keuzes maken als ze overwegen te groeien door middel van bijvoorbeeld fusie, overname of joint ventures. Drees onderzocht in drie meta-analyses en een onderzoek op basis van ruim 80 interviews en case studies de vele factoren die invloed hebben op de groeistrategie die bedrijven kiezen en de mate van succes daarvan. Daarnaast onderzocht hij de rol van adviseurs binnen fusies en overnames. Hij ontdekte in zijn case studies en interviews hoe adviseurs managers soms ‘pushten’ om een deal te doen of meer te betalen dan ze van plan waren. Drees laat zien dat decision makers beter met de druk van adviseurs kunnen omgaan als ze duidelijk zijn over de strategie van hun bedrijf. Dan worden adviseurs beter aangestuurd en voegen ze meer waarde toe door beter gestructureerde en implementeerbare integratieplannen te schrijven. Samenwerkingsverbanden om te groeien kunnen tot stand komen om de winst te vergroten, maar ook om ervoor te zorgen dat ze minder afhankelijk worden van hun omgeving, autonoom blijven of hun reputatie verbeteren. Daarnaast kunnen bedrijfsgerelateerde, contextgerelateerde en persoonlijke motieven van CEO’s en andere managers een rol spelen. Bankiers wijzen bijvoorbeeld op het risico om als bedrijf afhankelijk van een partner of concurrent te worden, een deel van het marktaandeel te verliezen, de noodzaak om een betere onderhandelingspositie te verkrijgen, of te reageren op een terugloop in winstgevendheid.
OVERIGE DISSERTATIES Bin Abdul Razack, V.H. (26 september 2013). The Malay leadership mistique. VU Vrije Universiteit (430 pag.) (Amsterdam: VU University). Prom./coprom.: prof. dr. S. ten Have, Prof.dr. D.J. Eppink & prof. dr. E.L.H.M. van de Loo. Edens, B. (12 november 2013). Reconciling theory and practice in environmental accounting. VU Vrije Universiteit (182 pag.) (Den Haag/Heerlen: CBS). Prom./coprom.: prof. dr. C.A.A.M. Withagen. Kramer, B.N. (2 december 2013). Why don’t they take a card? Essays on the demand for micro health insurance. VU Vrije Universiteit (163 pag.) (Amsterdam: Tinbergen Institute). Prom./coprom.: prof. dr. J.W. Gunning & prof. dr. C.T.M. Elbers. Moser, C. (10 oktober 2013). Not a piece of cake. What make online communities work? VU Vrije Universiteit (172 pag.) (Amsterdam: VU University). Prom./coprom.: prof. dr. M.H. Huysman & prof. dr. P. Groenewegen. Ozgen, C. (25 september 2013). Impacts of immigration and cultural diversity on innovation and economic growth. VU Vrije Universiteit (166 pag.) (Amsterdam: Tinbergen Institute). Prom./coprom.: prof. dr. P. Nijkamp & prof. dr. H.J. Poot. Scholte, R.S. (14 oktober 2013). The interplay between early-life conditions, major events and health later in life. VU Vrije Universiteit (134 pag.) (Amsterdam: Tinbergen Institute). Prom./coprom.: prof. dr. G.J. van den Berg & prof. dr. M. Lindeboom. Steenbruggen, J.G.M. (7 oktober 2013). Road traffic incident management and situational awareness. VU Vrije Universiteit (321 pag.) (Amsterdam: VU University). Prom./coprom.: prof. dr. P. Rietveld, prof. dr. H.J. Scholten & dr. ir. A.J. van der Vlist.
TIJDSCHRIFTARTIKELEN Butter, F.A.G. den & Hayat, R. (2013). Trade between China and the Netherlands: a case study of trade in tasks. Journal of Chinese Economic and Foreign Trade Studies, 6(3), 178-191. Purpose – This paper argues that the recent rise in China Dutch trade is a typical example of two nations trading tasks rather than goods. Design/methodology/approach – China Dutch trade growth between 1996 and 2010 is compared with China’s trade growth with its main partners. In addition, the composition of China Dutch trade (based on level 1 and level 3 standard international trade classification (SITC)) between 1996 and 2010 is evaluated and three short case studies are discussed. Findings – China Dutch trade has been growing too fast and too high tech to be explained by Ricardian trade theory. Instead the data fit neatly to the recently proposed theory of trade in tasks. It seems the Dutch have outsourced tasks such as assembly and production to China and other Asian countries, while China has been outsourcing distribution and trade management activities to The Netherlands. Research limitations/implications – This paper uses sound reasoning and some empirical evidence but no formal model or regression analysis. The arguments of this paper could be strengthened further by using for example gravity equations of Dutch China trade. Social implications – The governments of China and The Netherlands should invest in strengthening their respective comparative advantages in tasks. Currently, there is too much focus on R&D. Instead, the Chinese Government should invest more in their innovation capability and the working conditions of assembly workers. The Dutch should focus more on knowledge and skill in the orchestration of production and distribution. Originality/value – This paper proposes a very different view on trade and provides a recent and typical example of two nations exchanging tasks.
31
OVERIGE TIJDSCHRIFTARTIKELEN
32
Abate, M.A., Lijesen, M.G., Pels, A.J.H. & Roelevelt, A. (2013). The impact of reliability on the productivity of railroad companies. Transportation Research Part E. Logistics and Transportation Review, 51, 41-49. Akkermans, T.J., Brenninkmeijer, V., Huibers, M. & Blonk, R.W.B. (2013). Competencies for the contemporary career: Development and preliminary validation of the Career Competencies Questionnaire. Journal of Career Development, 2013(40), 245-267. Akkermans, T.J., Brenninkmeijer, V., Schaufeli, W.B. & Blonk, R.W.B. (in press). It’s all about CareerSKILLS: Effectiveness of a Career Development Intervention for Young Employees. Human Resource Management, 2014. Akkermans, T.J., Schaufeli, W.B., Brenninkmeijer, V. & Blonk, R.W.B. (2013). The Role of Career Competencies in the Job Demands-Resources Model. Journal of Vocational Behavior, 2013(83), 356-366. Akkermans, T.J., Brenninkmeijer, V., Van den Bossche, S.N.J., Blonk, R.W.B. & Schaufeli, W.B. (2013). Young and Going Strong? A Longitudinal Study on Occupational Health Among Young Employees of Different Educational Levels. Career Development International, 2013(18), 416-435. Akkermans, T.J. (2013). Een Goed Begin is het Halve Werk. LoopbaanVisie, 2013(4), 73-77. Amini, O., Devroye, L., Griffiths, S. & Olver, N.K. (2013). On Explosions in Heavy-tailed Branching Random Walks. Annals of probability, 41(3B), 1864-1899. Anderson, S.W., Christ, M., Dekker, H.C. & Sedatole, K.L. (in press). The use of management controls to mitigate risk in strategic alliances: Field and survey evidence. Journal of Management Accounting Research. Bakens, J., Mulder, P. & Nijkamp, P. (2013). Economic impacts of cultural diversity in The Netherlands: productivity, utility and sorting. Journal of Regional Science, 53, 8-36. Bapteste, E., Iersel, L.J.J. van, Janke, A., Kelchner, S., Kelk, S.M., McInerney, J.O., Morrison, D.A., Nakhleh, L., Steel, M., Stougie, L. & Whitfield, J. (2013). Networks: expanding evolutionary thinking. Trends in Genetics, 29, 439-441. Bartelsman, E.J. & Wolf, Z. (in press). Forecasting Aggregate Productivity using Information from Firm-level Data. Review of Economics and Statistics. Bartelsman, E.J. (2013). Passend Beleid in Tijden van Welvaart en Overvloed. TPEdigitaal, 7(4), 7-20. Bateman, I.J., Harwood, A.R., Mace, G.M., Watson, R.T., Abson, D.J., Andrews, B., Binner, A., Crowe, A., Day, B.H., Dugdale, S., Fezzi, C., Fodden, J., Hadley, D., Haines-Young, R., Hulme, M., Kontoleon, A., Lovett, A.A., Munday, P., Pascual, U., Paterson, J., Perino, G., Sen, A., Siriwardena, G., Soest, D.P. van & Termansen, M. (2013). Bringing Ecosystem Services into Economic Decision Making: Land Use in the UK. Science, 341(6141), 45-50. Baumann-Pauly, D., Wickert, C.M.J., Spence, L. & Scherer, A.G. (in press). Organizing Corporate Social Responsibility in Small and Large Firms: Size Matters. Journal of Business Ethics. Berg, V.A.C. van den (in press). Serial private infrastructures. Transportation Research Part B. Bernasco, W., Ruiter, S., Bruinsma, G.J.N., Pauwels, L.J.R & Weerman, F.M. (in press). Situational Causes of Offending: A Fixed-Effects Analysis of Space-Time Budget Data. Criminology. Bloemen, H.G. & Stancanelli, E.G.F. (in press). Market hours, household work, child care, and wage rates of partners: an empirical analysis. Review of Economics of the Household. Bloemen, H.G. & Stancanelli, E.G.F. (in press). Toyboys or supergirls? An analysis of partners’ employment outcomes when she outearns him. Review of Economics of the Household. Boonstra, W.W. (2013). Conditionele eurobonds als overgangsregime. Bank en effectenbedrijf, Juni. Boonstra, W.W. (2013). Geld schepping, kan het beter? Economisch Statistische Berichten, Najaar, 12-16. Boonstra, W.W. & Treur, L. (2013). Impliciete staatsgaranties voor systeembanken. Economisch Statistische Berichten, 14 juni, 12-16.
Bosch, N., Breurken, R. & Hochguertel, S. (2013). Persoonlijkheidskenmerken van Zelfstandigen. Economisch Statistische Berichten, 98(4666), 483-485. Bouwmeester, O. (2013). Consultant Jokes about Managing Uncertainty: Coping by Humor. International Studies of Management & Organization, 43(3), 41-57. Brink, J.R. van den, Laan, G. van der & Moes, N. (in press). A strategic implementation of the average tree solution for cycle-free graph games. Journal of Economic Theory. Brink, J.R. van den, Estevez-Fernandez, A.., Laan, G. van der & Moes, N. (in press). Independence Axioms for Water Allocation. Social Choice and Welfare. Brown, J.P., Lambert, D.M. & Florax, R.J.G.M. (2013). The Birth, Death and Persistence of Firms: Creative Destruction and the Spatial Distribution of U.S. Manufacturing Establishments, 2000–2006. Economic Geography, 89(3), 203-226. Budding, G.T. & Schoute, M. (2013). Financieel management ten tijde van bezuinigingen bij de overheid. Management Control & Accounting, 17(3), 34-39. Budding, G.T. & Schoute, M. (2013). Hoe bezuinigen? Drie decennia onderzoek naar bezuinigingen bij de overheid. TPC. Tijdschrift voor public governance audit & control, 11(5), 4-9. Buhrman, H., Gulik, P.T.S., Klau, G.W., Schaffner, C., Speijer, D. & Stougie, L. (2013). A Realistic Model under which the Genetic Code is Optimal. Journal of Molecular Evolution, 77(4), 170-184. Burg, J.C. van, Berends, J.J. & Raaij, E. van (in press). Framing and interorganizational knowledge transfer: A process study of collaborative innovation in the aircraft industry. Journal of Management Studies. Butter, F.A.G. den & Mihaylov, E.S. (2013). Veranderende vaardigheden op de Nederlandse arbeidsmarkt. Economisch Statistische Berichten, 98(4670), 618-621. Capell, B., Canhilal, K., Alas, R., Sommer, L. & Ossenkop, C. (2013). Mapping values in old vs new members of the European Union: A comparative analysis of public sector cultures. Cross Cultural Management: An International Journal, 20(4), 503-527. Carney, R.W. & Child, T.B. (2013). Changes to the ownership and control of East Asian corporations between 1996 and 2008: The primacy of politics. Journal of Financial Economics, 107(2), 494-513. Chao, C.-W. & Heijungs, R. (2013). Development and application of dynamic hybrid multi-region inventory analysis for macro-level environmental policy analysis. A case study on climate policy in Taiwan. Environmental Science and Technology, 47(6), 2512-2519. Chao, C.-W., Heijungs, R. & Ma, H.-W. (in press). The green economy mirage? Examining the environmental implications of low-carbon growth plans in Taiwan. Journal of Industrial Ecology. Chen, S.E., Florax, R.J.G.M. & Snyder, S.D. (2013). Obesity and Fast Food in Urban Markets: A New Approach Using Geo-referenced Micro Data. Health Economics, 22(7), 835-856. Claes, P.C.M. (2013). Governance, risk en compliance: Risico in Control. Management Control & Accounting, 5, 34-39. Cole, R., Correa, J., Gkatzelis, V., Mirrokni, V. & Olver, N.K. (in press). Decentralized Utilitarian Mechanisms for Scheduling Games. Games and Economic Behavior. Cucurachi, S. & Heijungs, R. (2014). Characterisation factors for life cycle impact assessment of sound emissions. Science of the Total Environment, 468-469, 280-291. Davids, C.A. (2013). Ritueel slachten en dierenbescherming vanaf 1850 tot heden. Geschiedenis Magazine, 5, 24-27. Detzen, D., Hoffmann, S. & Zulch, H. (2013). Bright Pharmaceuticals SE: Accounting for a Business Combination under IFRS 3. Accounting Education: An International Journal, 22(3), 282-294. Detzen, D. & Hoffman, S. (2013). The regulation of asset valuation in Germany. Accounting History, 18(3), 367-389. Dijkgraaf, E. & Gradus, R.H.J.M. (2013). Cost advantage cooperations larger than private waste collectors. Applied Economics Letters, 20(7), 707-705. Dyakov, T.C. & Verbeek, M. (2013). Front-running of Mutual Fund Fire-
sales. Journal of Banking and Finance, 2013(12), 4931-4942. Ejrnaes, M. & Hochguertel, S. (2013). Is Business Failure Due to Lack of Effort? Empirical Evidence from a Large Administrative Sample. Economic Journal, 123(571), 791-830. Fang, K., Heijungs, R. & Snoo, G.R. de (2014). Theoretical exploration for the combination of the ecological, energy, carbon, and water footprints. Overview of a footprint family. Ecological Indicators, 36, 508-518. Font, D., Voet, E. van der, Kemp, R. & Heijungs, R. (in press). Using LCAbased decomposition analysis to study the multi-dimensional contribution of technological innovation to environmental pressures. Journal of Industrial Ecology. Galsband, V. & Nitschka, T. (in press). Foreign currency returns and systematic risks. Journal of Financial and Quantitative Analysis. Galsband, V. (2013). Good times, bad times: Inflation uncertainty and equity returns. Quantitative Finance, 2013, 1331-1342. Gold, A.H., Ewelt-Knauer, C. & Pott, C. (2013). Verplichte roulatie van accountantskantoren: een benadering vanuit praktisch empirisch en theoretisch perspectief. Maandblad voor accountancy en bedrijfseconomie, 11. Goyal, N., Olver, N.K. & Shepherd, F.B. (2013). The VPN Conjecture is True. Journal of the Association for Computing Machinery, 60(3). Gradus, R.H.J.M., Dijkgraaf, E. & Jong, M. de (2013). Competition and educational quality: evidence from the Netherlands. Empirica, 40(4), 607-634. Gradus, R.H.J.M. & Sonsbeek, J.M. van (2013). Estimating the effect of recent disability reforms in the Netherlands. Oxford Economic Papers, 65(4), 832-855. Gradus, R.H.J.M. & Slootweg, E.J. (2013). Koester het verzekeringskarakter van de AOW. Sociaal Bestek, 95(6/7), 44-46. Gradus, R.H.J.M. & Bovenberg, A.L. (2013). Naar een eenvoudig, dienstbaar en rechtvaardig belastingstelsel: een christendemocratische visie. Liberaal Reveil, 54(3), 157-161. Gradus, R.H.J.M. (2013). Reactie op Belastend vlees en vleesbelasting. Economisch Statistische Berichten, 98(4661), 348-349. Gradus, R.H.J.M. (2013). Verstatelijking schrijdt voort. Christen Democratische Verkenningen, 1, 18-21. Gradus, R.H.J.M. (2013). Weg uit dichtomie markt-staat. Helling, 4, 37. Groot, S.P.T., Groot, H.L.F. de & Smit, M.J. (in press). Regional Wage Differences in the Netherlands: Micro Evidence on Agglomeration Externalities. Journal of Regional Science. Groot, T.L.C.M., Quadackers, L.M. & Wright, A. (in press). Auditors’ Professional Skepticism: Neutrality versus Presumptive Doubt. Contemporary Accounting Research. Gunning, J.W. (in press). Risque, chocs et développement. Revue d’Economie du Développement. Hagen, F., Ceresini, P.C., Polacheck, I., Ma, H., Nieuwerburgh, F. van, Gabaldón, T., Kagan, S., Pursall, E.R., Hoogveld, H.L., Iersel, L.J.J. van, Klau, G.W., Kelk, S.M., Bartlett, K.H., Stougie, L., Voelz, K., Pryszcz, L.P., Castañeda, E., Lazera, M., Mey, W., Deforce, D., Meis, J.F., May, R.C., Klaassen, C.H.W. & Boekhout, T. (2013). Networks: expanding evolutionary thinking. PLoS ONE, 8(8), e71148. Hauschild, M.Z., Goedkoop, M., Guinée, J., Heijungs, R., Huijbregts, M., Jolliet, O., Margni, M., Schryver, A. de, Humbert, S., Laurent, A., Sala, S. & Pant, R. (2013). Identifying best existing practice for characterization modeling in life cycle impact assessment. International Journal of Life Cycle Assessment, 18(3), 683-697. Hautsch, N., Schaumburg, J. & Schienle, M. (in press). Forecasting systemic impact in financial networks. International Journal of Forecasting. Heijungs, R., Settanni, E. & Guinée, J. (2013). Toward a computational structure for life cycle sustainability analysis: unifying LCA and LCC. International Journal of Life Cycle Assessment, 18, 1722-1733. Henriksson, P.J.G., Guinée, J.B., Heijungs, R., Koning, A. de & Green, D.A. (in press). A protocol for horizontal averaging of unit process data. Including estimates for uncertainty. International Journal of Life Cycle Assessment. Hochguertel, S. & Ohlsson, H. (2013). Rör det sig i toppen? Platsbyten i förmögenhetsrangordningen. Ekonomisk Debatt, 41(1), 16-21. Hochguertel, S. & Ejrnaes, M. (2013). Zelfstandigen en sociale verzekerin-
gen. Economisch Statistische Berichten, 98(4652), 52-55. Horen, F. van & Pieters, R. (2013). Preference reversal for copycat brands: Uncertainty makes imitation feel good. Journal of Economic Psychology, 37, 54-64. Hwang, I.C., Reynes, F. & Tol, R.S.J. (in press). Climate Policy Under Fat-Tailed Risk: An Application of Dice. Environmental and Resource Economics. Janssens, W., Gaag, J. van der, Wit, R. de & Tanovic, Z. (in press). Refusal bias in the estimation of HIV prevalence. Demography. Kautonen, T., Gelderen, M.W. van & Fink, M. (2013). Predicting entrepreneurial behaviour: A test of the theory of planned behaviour. Applied Economics, 45(6), 697-707. Klijn, E., Reuer, J.J., Bosch, F.A.J. van den & Volberda, H.W. (in press). Performance Implications of IJV Boards: A Contingency Perspective. Journal of Management Studies. Koenigsgruber, R. & Sommeregger, B. (2013). Berichten Frauen anders? Der Einfluss von weiblichen Vorstands- und Aufsichtsratsmitgliedern auf die Finanzberichterstattung. IRZ - Zeitschrift für Internationale Rechnungslegung, February, 71-72. Koenigsgruber, R. & Palan, S. (in press). Earnings Management and Participation in Accounting Standard-Setting. Central European Journal of Operations Research. Koenigsgruber, R. (2013). Expertise-Based Lobbying and Accounting Regulation. Journal of Management & Governance, 17(4), 1009-1025. Koenigsgruber, R. & Gross, C. (2013). Politische Einflussnahme durch Bilanzpolitik. IRZ - Zeitschrift für Internationale Rechnungslegung, 6(June), 219-222. Koenigsgruber, R. & Windisch, D. (2013). Unerwartete Beziehungen von Politik und Rechnungslegung. CFO aktuell – Zeitschrift für Finance & Controlling, February, 1-2. Koning, P.W.C. & Heinrich, C.J. (2013). Cream Skimming, Parking, and Other Intended and Unintended Effects of High Powered, Performance Based Contracts. Journal of Policy Analysis and Management, 32(3), 461-483. Koning, P.W.C. (2013). Introduction to De Economist Special Issue “Retirement and Employment Opportunities for Older Workers”. Economist, 161(3), 219-224. Koning, P.W.C. & Raterink, M. (2013). Re-employment Rates of Older Unemployed Workers: Decomposing the Effect of Birth Cohorts and Policy Changes. Economist, 161(3), 331-348. Koning, P.W.C. (2013). Activerend arbeidsmarktbeleid: een korte handleiding. TPEdigitaal, 7(2), 60-66. Koning, P.W.C., Kamp, R. & Meerendonk, A. van de (2013). De prijs van kwaliteit bij aanbesteding. Economisch Statistische Berichten, 98(4653), 90-93. Koning, P.W.C. & Vogels, E. (2013). Gemeentelijke samenwerking bij Werk en Inkomen: kansen en bedreigingen. Sociaal Bestek, 76(8/9), 6-9. Koning, P.W.C. (2013). Inleiding: Loondoorbetaling bij werk. TPEdigitaal, 7(3), 1-3. Leeuwen, E.S. van & Dekkers, J.E.C. (2013). Determinants of off-farm income and its local patterns. Journal of Rural Studies, 31, 55-66. Levin-Koopman, J., Kuik, O.J., Tol, R.S.J. & Brouwer, R. (in press). The economic impact of water scarcity from climate change in an international river basin context. Journal of Agricultural Economics. Li, G., Braysy, O.M.P., Jiang, L., Wu, Z. & Wang, Y. (in press). Finding Time Series Discord Based on Bit Representation Clustering. Knowledge-Based Systems. Lijesen, M.G. (2013). Hotelling’s webshop. Journal of Economics, 109(2), 193-200. Lijesen, M.G. (2013). Solving the Endogeneity Problem in Empirical Cost Functions: An Application to US Banks. The B.E. Journal of Economic Analysis & Policy, 13(2), 1051. Minguela Rata, B. de & Leeuw, S.L.J.M. de (2013). Managing the last mile of the supply chain for spare parts. Universidade de Rondônia Working Papers in Amerindian Linguistics. Moraga-González, J.L. & Petrikaite, V. (in press). Search Costs, Demand-Side Economies and the Incentives to Merge under Bertrand Competition.
33
34
Rand Journal of Economics. Olver, N.K. & Shepherd, F.B. (in press). Approximability of Robust Network Design. Mathematics of Operations Research. Pachidi, S., Weerd, I. van de & Spruit, M. (2013). Understanding users’ behavior with software operation data mining. Computers in Human Behavior. Pfeiffer, B. & Mulder, P. (2013). Explaining the Diffusion of Renewable Energy Technology in Developing Countries. Energy Economics, 40, 285296. Ploeg, F. van der & Venables, A.J. (2013). Absorbing a windfall of foreign exchange: Dutch disease dynamics. Journal of Development Economics, 103, 229-243. Ploos van Amstel, W. (2013). De illusie van tijdswinst. Controllers Journaal, 2013(5), 3-3. Ploos van Amstel, W. (2013). Financiële constipatie. Controllers Journaal, 2013(7), 3-3. Ploos van Amstel, W. (2013). Pensioengeld voor infrastructuur. Controllers Journaal, 2013(8), 3-3. Pradhan, M.P., Brinkman, S.A., Beatty, A., Maika, A., Satriawan, E., Ree, J. de & Hasan, A. (2013). Evaluating a community-based early childhood education and development program in Indonesia: study protocol for a pragmatic cluster randomized controlled trial with supplementary matched control group. Trials, 14, 259. Pradhan, M.P., Suryadama, D., Beatty, A., Wong, M., Gaduh, A,, Alishjabana, A. & Artha, R.P. (in press). Improving educational quality through enhancing community participation : results from a randomized field experiment in Indonesia. Applied Economics. Quaas, M., Soest, D.P. van & Baumgaertner, S. (2013). Complementarity, Impatience and the Resilience of Natural-Resource-Dependent Economies. Journal of Environmental Economics and Management, 66(1), 15-32. Quadackers, L.M. (2013). Pluis of niet-pluis? Accountant, September, 1415. Raterink, M. & Koning, P.W.C. (2013). Werkhervatting door oudere werklozen. Economisch Statistische Berichten, 98(4654), 116-119. Richter, A., Soest, D.P. van & Grasman, J. (2013). Contagious Cooperation, Temptation and Ecosystem Collapse. Journal of Environmental Economics and Management, 66(1), 141-158. Scheele, D., Graaf-Zijl, M. de & Koning, P.W.C. (2013). Inleiding: Flexibiliteit en Zekerheid. TPEdigitaal, 7(4), 1-6. Schoenmaker, D. & Wagner, W. (2013). Cross-border Banking in Europe and Financial Stability. International Finance, 16(1), 1-22. Schoute, M. (2013). Ontwerp, gebruik en effecten van value-based management: Recente ontwikkelingen in onderzoek. Management Control & Accounting, 17(4), 38-42. Shestalova, V., Bijlsma, M. & Koning, P.W.C. (2013). The Effect of Competition on Process and Outcome Quality of Hospital Care in the Netherlands. Economist, 161(1), 121-155. Silva Montalva, H.E. & Verhoef, E.T. (2013). Optimal pricing of flights and passengers at congested airports and the efficiency of atomistic charges. Journal of Public Economics, 106, 1-13. Smit, M.J., Abreu, M.A. & Groot, H.L.F. de (in press). Micro-evidence on the determinants of innovation in the Netherlands: The relative importance of absorptive capacity and agglomeration externalities. Papers in Regional Science. Tack, P.J. & Sprangers, M.A.G. (2013). Besturen op afstand, maar wel in afstemming. VM verenigingsmanagement, 4, 22-27. Tack, P.J., Sprangers, M.A.G. & Jonkergouw, Ch. (2013). Je zit er niet voor jezelf. VM verenigingsmanagement, 2013(2), 18-23. Tack, P.J. & Sprangers, M.A.G. (2013). Twee kapiteins in de diabeteszorg. VM verenigingsmanagement, 1, 22-27. Tack, P.J. & Sprangers, M.A.G. (2013). Wisseling van voorzitter of directeur. VM verenigingsmanagement, 3, 20-23. Tranos, E., Gheasi, M. & Nijkamp, P. (in press). International migration: a global complex network. Environment and Planning B. Planning and Design. Tranos, E. & Nijkamp, P. (in press). The death of distance revisited: cyber‐
place, physical and relational proximities. Journal of Regional Science. Treur, L. & Boonstra, W.W. (in press). Competition in the Dutch mortgage market: notes on concentration, entry, funding, and margins. Journal of Competition Law and Economics. Tsur, Y. & Withagen, C.A.A.M. (in press). Preparing for catastrophic climate change. Journal of Economics. Verduijn, J.K. & Essers, C. (2013). Questioning dominant entrepreneurship assumptions. The case of female ethnic minority entrepreneurs. Entrepreneurship and Regional Development, 25(7-8), 612-630. Vringer, K., Vollebergh, H., Soest, D.P. van, Heijden, E. van der & Dietz, F. (2013). Dilemma’s rond duurzame consumptie. Economisch Statistische Berichten, 4653, 70-73. Weijde, A.H. van der, Verhoef, E.T. & Berg, V.A.C. van den (in press). Hotelling Models with Price-Sensitive Demand and Asymmetric Transport Costs: An Application to Public Transport Scheduling. Journal of Transport Economics and Policy. Zhou, F. & Oostendorp, R.H. (in press). Measuring the True Sales of Firms with Matched Survey and Tax Office Data. Review of Economics and Statistics.
BOEKEN Bossink, B.A.G. & Masurel, E. (2013). Maatschappelijk verantwoord Ondernemen. Groningen: Noordhoff Uitgevers. Maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) is de nieuwe manier van ondernemen. In ‘Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen’ wordt op herkenbare en vernieuwende wijze ingegaan op deze fascinerende organisatieverandering. Herkenbaar, omdat de bekende duurzaamheidsinzichten en -handvatten (zoals triple P, base of the pyramid en milieuzorgsystemen) op inleidend niveau aan de orde komen. Vernieuwend omdat deze inzichten en handvatten worden behandeld door ze centraal te stellen in een bedrijfskundige en -economische benadering, waarin strategie, organisatie, innovatie en ondernemerschap centraal staan. Deze combinatie van inzichten is rijkelijk voorzien van actuele praktijkvoorbeelden. ‘Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen’ laat studenten kennis maken met de basisbegrippen en inzichten van MVO en biedt hen een gedegen fundament voor hun toekomstige beroepspraktijk. Het boek heeft betrekking op het bedrijfsleven (grootbedrijf en midden- en kleinbedrijf), op not-for-profit instellingen en organisaties in de publieke sector en is geschikt voor zowel economische als technische opleidingen.
OVERIGE BOEKEN Eppink, D.J., Melker, G.J. & Tack, P.J. (2013). Bouwstenen van Management en Organisatie (2e herz. dr.). Hilversum: Concept Uitgeefgroep. Groot, T.L.C.M. & Selto, F. (2013). Integrated Performance Measurement Systems. London: ICAEW Finance and Faculty. Groot, T.L.C.M. & Selto, F. (2013). Modelling financial risk and uncertainty. London: ICAEW Finance and Management Faculty. Heusinkveld, H.S. (2013). The management idea factory: Innovation and commodification in management consulting. London: Routledge. Man, A.P. de (2013). Alliances: An executive guide to designing successful strategic partnerships. Chichester: John Wiley. Tranos, E. (2013). The Geography of the Internet: Cities, Regions and the Internet Infrastructure in Europe (New Horizons in Regional Science Series). Cheltenham: Edward Elgar. Visser, H. (2013). Islamic Finance: Principles and Practice (2nd edition). Cheltenham: Edward Elgar. Vos, P.M. & Tjemkes, B.V. (2013). Samen werken - Samen winnen: Aanpak voor het organiseren van publiek-private samenwerking. Den Haag: Academic Services.
WORKING PAPERS Zee, E. van der & Scholten, H.J. (2013). Application of geographical concepts and spatial technology to the Internet of Things. (Research Memorandum 2013-33). Amsterdam: Faculty of Economics and Business Administration. This paper discusses the application of geographical concepts and technology in relation to the Internet of Things (IoT). Geography can be considered an important binding principle in the IoT, this is because all physical objects and the data streams they create have a three-dimensional position, dimension, and orientation in space and time, and spatial relationships exist between them. Applying spatial relationships, functions, and models to the spatial characteristics of (smart) objects and events, the flows and behaviour of objects and people in smart cities can be more efficiently monitored and orchestrated. As IT and Geo-IT technology is progressing fast, system integration of spatial technology in the IoT can be realized and should be considered.
OVERIGE WORKING PAPERS Adler, M.W., Ommeren, J.N. van & Rietveld, P. (2013). Road Congestion and Incident Duration. (TI Discussion Paper 13-089/VIII). Amsterdam: Tinbergen Institute. Akgun, A.A., Leeuwen, E.S. van & Nijkamp, P. (2013). Analytical support tools for sustainable futures. (Research Memorandum 2013-18). Amsterdam: Faculty of Economics and Business Administration. Akgun, A.A., Leeuwen, E.S. van & Nijkamp, P. (2013). Sustainability science as a basis for policy evaluation. (Research Memorandum 2013-20). Amsterdam: Faculty of Economics and Business Administration. Arribas-Bel, D., Kourtit, K. & Nijkamp, P. (2013). Socio-cultural Diversity and Urban Buzz. (TI Discussion Paper 13-110/VIII). Amsterdam: Tinbergen Institute. Bartelsman, E.J., Dobbelaere, S. & Peters, B. (2013). Allocation of Human Capital and Innovation at the Frontier: Firm-level Evidence on Germany and the Netherlands. (TI Discussion Paper 13-095/VII). Amsterdam: Tinbergen Institute. Bartelsman, E.J. (2013). ICT, Reallocation, and Productivity. (DG ECFIN Economic Papers 486). Brussels: Economic and Financial Affairs. Basturk, N., Cakmakli, C., Ceyhan, P. & Dijk, H.K. van (2013). PosteriorPredictive Evidence on US Inflation using Phillips Curve Models with Non-Filtered Time Series. (TI Discussion Paper 13-011/III). Amsterdam: Tinbergen Institute. Baycan, T., Sahin, M. & Nijkamp, P. (2013). The urban growth potential of second-generation migrant entrepreneurs. A sectoral study on Amsterdam. (Research Memorandum 2013-28). Amsterdam: Faculty of Economics and Business Administration. Berg, V.A.C. van den (2013). Coarse Tolling with Heterogeneous Preferences. (TI Discussion Paper 13-120/VIII). Amsterdam: Tinbergen Institute. Berg, V.A.C. van den (2013). Tender Auctions with Existing Operators Bidding. (TI Discussion Paper 13-117/VIII). Amsterdam: Tinbergen Institute. Berghuis, E. & Butter, F.A.G. den (2013). Labour Market Effects of International Fragmentation of Production; Evidence from a Survey and Case Studies in the Dutch Industry. (TI Discussion Paper 13-136/VI). Amsterdam: Tinbergen Institute. Berghuis, E. & Butter, F.A.G. den (2013). Managing Transaction Costs in International Production; Evidence on Entrepreneurship from Case Studies in The Netherlands. (TI Discussion Paper 13-135/VI). Amsterdam: Tinbergen Institute. Billio, M., Casarin, R., Ravazzolo, F. & Dijk, H.K. van (2013). Interactions between Eurozone and US Booms and Busts: A Bayesian Panel Markovswitching VAR Model. (TI Discussion Paper 13-142/III). Amsterdam: Tinbergen Institute. Blasques, F., Lucas, A. & Silde, E. (2013). Stationarity and Ergodicity Re-
35
36
gions for Score Driven Dynamic Correlation Models. (TI Discussion Paper 13-097/IV/DSF59). Amsterdam: TI Discussion Paper. Bloemen, H.G., Hochguertel, S. & Zweerink, J.R. (2013). The Causal Effect of Retirement on Mortality - Evidence from Targeted Incentives to retire early. (TI Discussion Paper 2013-119/V). Amsterdam: Tinbergen Institute. Bockarjova, M., Rietveld, P. & Knockaert, J.S.A. (2013). Adoption of Electric Vehicle in the Netherlands – A Stated Choice Experiment. (TI Discussion Paper 13-100/VIII). Amsterdam: Tinbergen Institute. Botev, Z., Ridder, A.A.N. & Rojas-Nandayapa, L. (2013). Semiparametric Cross Entropy for Rare-Event Simulation. (TI Discussion Paper 13-127/ III). Amsterdam: Tinbergen Institute. Brata, A.G., Groot, H.L.F. de & Rietveld, P. (2013). Dynamics in Aceh and North Sumatera after the Twin Disasters: An Investigation into the Relevance of the Locational Fundamental Theory. (TI Discussion Paper 13115/VIII). Amsterdam: Tinbergen Institute. Brink, J.R. van den, Gonzalez-Aranguena, E. & Manuel, C. (2013). Order Monotonic Solutions for Generalized Characteristic Functions. (TI Discussion Paper 13-093/II). Amsterdam: Tinbergen Institute. Browitt, P., Andreesen, F., Ploos van Amstel, W., Schroeter, I. & Gasparic, C. (2013). Sustainable Chemical Supply and Logistics Chains: The Path forward. Brussels: EPCA. Brunow, S. & Nijkamp, P. (2013). Firm Formation and Agglomeration under Monopolistic Competition. (TI Discussion Paper 13-134/VIII). Amsterdam: Tinbergen Institute. Caragliu, A. & Nijkamp, P. (2013). From Islands to Hubs of Innovation: Connecting Innovative Regions. (TI Discussion Paper 13-141/VIII). Amsterdam: Tinbergen Institute. Caragliu, A. & Nijkamp, P. (2013). Space and Knowledge Spillovers in European Regions. (TI Discussion Paper 13-148/VIII). Amsterdam: Tinbergen Institute. Celbis, M.G., Nijkamp, P. & Poot, H.J. (2013). The Lucrative Impact of Trade-Related Infrastructure: Meta-Analytic Evidence. (Research Memorandum 2013-34). Amsterdam: Faculty of Economics and Business Administration. Christopeit, N. & Massmann, M. (2013). A Note on an Estimation Problem in Models with Adaptive Learning. (TI Discussion Paper 13-151/III). Amsterdam: Tinbergen Institute. Christopeit, N. & Massmann, M. (2013). Estimating Structural Parameters in Regression Models with Adaptive Learning. (TI Discussion Paper 13111/III). Amsterdam: Tinbergen Institute. Dobbelaere, S. & Luttens, R.I. (2013). The Economics of First-Contract Mediation. (TI Discussion Paper 13-096/VII). Amsterdam: Tinbergen Institute. Elbers, C.T.M. & Gunning, J.W. (2013). Evaluation of Development Programs: Randomized Controlled Trials or Regressions? (Staff Working Paper 6587). New York: World Bank. Gal, P. & Pinter, G. (2013). Capital in the Business Cycle: Renting versus Ownership. (Bank of England Working Paper 478). London: Bank of England. Gheasi, M., Nijkamp, P. & Rietveld, P. (2013). International financial transfer by foreign labour: An analysis of remittances from informal migrants. (Research Memorandum 2013-15). Amsterdam: Faculty of Economics and Business Administration. Guo, Y., Wang, H., Nijkamp, P. & Xu, J. (2013). Space-time changes in interdependent urban-environmental systems: A policy study on the Huai River Basin in China. (Research Memorandum 2013-31). Amsterdam: Faculty of Economics and Business Administration. Heidergott, B.F. & Volk-Makarewicz, W.M. (2013). A Measure-Valued Differentiation Approach to Sensitivity Analysis of Quantiles. (TI Discussion Paper 13-082/III). Amsterdam: Tinbergen Institute. Heijungs, R. (2013). Omstreden bestrijding. Een review van IVAMs “LCAquickscan vergelijking onkruidbestrijdingsmethoden” en van het gebruik van LCAs en quickscans. Bijlage bij Kamerstuk 27858 nr. 146. Den Haag: Tweede Kamer der Staten-Generaal. Hemert, P.P. van, Nijkamp, P. & Masurel, E. (2013). From innovation to commercialization through networks and agglomerations: Analysis of sources of innovation, innovation capabilities and performance of Dutch SMEs.
(Research Memorandum 2013-25). Amsterdam: Faculty of Economics and Business Administration. Hemert, P.P. van, Nijkamp, P. & Masurel, E. (2013). How do SMEs learn in a systems-of-innovation context? The role of sources of innovation and absorptive capacity on the innovation performance of Dutch SMEs. (Research Memorandum 2013-26). Amsterdam: Faculty of Economics and Business Administration. Kantor, Y., Nijkamp, P. & Rouwendal, J. (2013). Homeownership, Unemployment and Commuting Distances. (TI Discussion Paper 13-144/VIII). Amsterdam: Tinbergen Institute. Kantor, Y., Rietveld, P. & Ommeren, J.N. van (2013). Towards a General Theory of Mixed Zones: The Role of Congestion. (TI Discussion Paper 13084/VIII). Amsterdam: Tinbergen Institute. Katsoni, V., Giaoutzi, M. & Nijkamp, P. (2013). Market segmentation in tourism – An operational assessment framework. (Research Memorandum 2013-21). Amsterdam: Faculty of Economics and Business Administration. Kleijn, M.T.M. de, Manen, N. van, Kolen, J.C.A. & Scholten, H.J. (2013). User-centric SDI framework applied to historical and heritage European landscape research. (Research Memorandum 2013-32). Amsterdam: Faculty of Economics and Business Administration. Kobus, M.B.W., Ommeren, J.N. van & Koster, H.R.A. (2013). Congestible Goods and Hoarding: A Test based on Students’ Use of University Computers. (TI Discussion Paper 13-083/VII). Amsterdam: Tinbergen Institute. Kourtit, K., Macharis, C. & Nijkamp, P. (2013). A Multi-Actor Multi-Criteria Analysis of the Performance of Global Cities. (TI Discussion Paper 13-108/ VIII). Amsterdam: Tinbergen Institute. Kourtit, K., Nijkamp, P. & Arribas-Bel, D. (2013). The Creative Urban Diaspora Economy: A Disparity Analysis among Migrant Entrepreneurs. (TI Discussion Paper 13-106/VIII). Amsterdam: Tinbergen Institute. Kourtit, K., Nijkamp, P. & Suzuki, S. (2013). The Rat Race Between World Cities: In Search of Exceptional Places by Means of Super-Efficient Data Development Analysis. (TI Discussion Paper 13-104/VIII). Amsterdam: Tinbergen Institute. Lasak, K.A. & Velasco, C. (2013). Fractional Cointegration Rank Estimation. (CREATES Working Paper series 2013-8). Aarhus, Denemarken: CREATES. Leeuwen, E.S. van, Ishikawa, Y. & Nijkamp, P. (2013). Assessment of Local Key Sectors in a Triple-Layer Spatial System. (TI Discussion Paper 13-147/ VIII). Amsterdam: Tinbergen Institute. Leeuwen, E.S. van, Nijkamp, P., Akgun, A.A. & Gheasi, M. (2013). Foresights, scenarios and sustainable development – a pluriformity perspective. (Research Memorandum 2013-17). Amsterdam: Faculty of Economics and Business Administration. Leeuwen, E.S. van, Kourtit, K. & Nijkamp, P. (2013). Residents’ Appreciation of Cultural Heritage in Tourist Centres - A Micro-simulation Modelling Approach to Amsterdam. (TI Discussion Paper 13-103/VIII). Amsterdam: Tinbergen Institute. Neuts, B., Nijkamp, P. & Leeuwen, E.S. van (2013). Crowding Externalities from Tourist Use of Urban Space. (TI Discussion Paper 13-146/VIII). Amsterdam: Tinbergen Institute. Neuts, B., Romao, J., Nijkamp, P. & Leeuwen, E.S. van (2013). Digital Destinations in the Tourist Sector: A Path Model for the Impact of e-Services on Tourist Expenditures in Amsterdam. (TI Discussion Paper 13-138/VIII). Amsterdam: Tinbergen Institute. Nijkamp, P. (2013). Migration impact assessment: A review of evidence-based findings. (Research Memorandum 2013-19). Amsterdam: Faculty of Economics and Business Administration. Noronha Vaz, E. de, Noronha Vaz, T. de & Nijkamp, P. (2013). An Exploratory Landscape Metrics Approach to Agricultural Changes: Applications of Spatial Economic Consequences for the Algarve, Portugal. (TI Discussion Paper 13-140/VIII). Amsterdam: Tinbergen Institute. Noronha Vaz, E. de, Painho, M. & Nijkamp, P. (2013). Linking agricultural policies with decision making: A spatial approach. (Research Memorandum 2013-30). Amsterdam: Faculty of Economics and Business Administration. Noronha Vaz, E. de, Noronha Vaz, T. de & Nijkamp, P. (2013). The archi-
tecture of firms’ innovative behaviors. (Research Memorandum 2013-29). Amsterdam: Faculty of Economics and Business Administration. Noronha Vaz, E. de, Noronha Vaz, T. de & Nijkamp, P. (2013). The SpatialInstitutional Architecture of Firms’ Innovative Behaviour. (TI Discussion Paper 13-102/VIII). Amsterdam: Tinbergen Institute. Noronha Vaz, T. de, Galindo, P.V. & Nijkamp, P. (2013). Modelling R&D and Innovation Support Systems – Analysis of Regional Cluster Structures in Innovation in Portugal. (TI Discussion Paper 13-107/VIII). Amsterdam: Tinbergen Institute. Noronha Vaz, T. de, Galindo, P.V., Nijkamp, P. & Noronha Vaz, E. de (2013). The Firms behind the Regions: Analysis of Regional Innovation Performance in Portugal by External Logistic Biplots. (TI Discussion Paper 13-133/VIII). Amsterdam: Tinbergen Institute. Peer, S., Knockaert, J.S.A., Koster, P.R. & Verhoef, E.T. (2013). Overreporting vs. Overreacting: Commuters’ Perceptions of Travel Times. (TI Discussion Paper 13-123/VIII). Amsterdam: Tinbergen Institute. Pele, D.T., Mazurencu-Marinescu, M. & Nijkamp, P. (2013). Herding Behaviour, Bubbles and Log Periodic Power Laws in Illiquid Stock Markets. A Case Study on the Bucharest Stock Exchange. (TI Discussion Paper 13109/VIII). Amsterdam: Tinbergen Institute. Ploos van Amstel, W. (2013). Integrale visie op transport en logistiek in 2040: Welke kansen zijn er voor chemie, agrofood en High Tech? Den Haag: Raad voor Leefomgeving en Infrastructuur. Ridderstaat, J.R., Oduber, M., Croes, R., Nijkamp, P. & Martens, P. (2013). Impacts of seasonal patterns of climate on recurrent fluctuations in tourism demand. Evidence from Aruba. (Research Memorandum 2013-13). Amsterdam: Faculty of Economics and Business Administration. Ridderstaat, J.R. & Nijkamp, P. (2013). Measuring Pattern, Amplitude and Timing Differences between Monetary and Non-Monetary Seasonal Factors of Tourism - the Case of Aruba. (TI Discussion Paper 13-116/VIII). Amsterdam: Tinbergen Institute. Ridderstaat, J.R., Croes, R. & Nijkamp, P. (2013). Modelling Touism Development and Long-run Economic Growth in Aruba. (TI Discussion Paper 13-145/VIII). Amsterdam: Tinbergen Institute. Ridderstaat, J.R., Croes, R. & Nijkamp, P. (2013). Tourism development, quality of life and exogenous shocks. A systemic analysis framework. (Research Memorandum 2013-22). Amsterdam: Faculty of Economics and Business Administration. Ryszka, K.A. (2013). Resource Extraction in a Political Economy Framework. (TI Discussion Paper 13-094/VIII). Amsterdam: Tinbergen Institute. Sahin, M., Todiras, A. & Nijkamp, P. (2013). Colourful entrepreneurship in Dutch cities: A review and analysis of business performance. (Research Memorandum 2013-27). Amsterdam: Faculty of Economics and Business Administration. Sala, S., Ciuffo, B. & Nijkamp, P. (2013). A meta-framework for sustainability assessment. (Research Memorandum 2013-16). Amsterdam: Faculty of Economics and Business Administration. Steenbruggen, J.G.M., Nijkamp, P., Smits, J.M. & Mohabir, G. (2013). Traffic incident and disaster management in the Netherlands: Challenges and obstacles in information sharing. (Research Memorandum 2013-24). Amsterdam: Faculty of Economics and Business Administration. Suzuki, S. & Nijkamp, P. (2013). A Stepwise Efficiency Improvement DEA Model for Airport Management with a Fixed Runway Capacity. (TI Discussion Paper 13-105/VIII). Amsterdam: Tinbergen Institute. Suzuki, S., Nijkamp, P. & Rietveld, P. (2013). A Target-Oriented Data Envelopment Analysis for Energy-Environment Efficiency Improvement in Japan. (TI Discussion Paper 13-137/VIII). Amsterdam: Tinbergen Institute. Tranos, E., Steenbruggen, J.G.M. & Nijkamp, P. (2013). Mobile Phone Data and Urban Analysis: An Exploratory Space-Time Study. (TI Discussion Paper 13-139/VIII). Amsterdam: Tinbergen Institute. Tranos, E. & Nijkamp, P. (2013). Urban and regional analysis and the digital revolution: Challenges and opportunities. (Research Memorandum 201314). Amsterdam: Faculty of Economics and Business Administration. Vaisman, R., Botev, Z. & Ridder, A.A.N. (2013). Sequential Monte Carlo for Counting Vertex Covers in General Graphs. (TI Discussion Paper 13-133/ III). Amsterdam: Tinbergen Institute. Vringer, K., Vollebergh, H., Soest, D.P. van, Heijden, E. van der & Dietz, F.
(2013). Dilemma’s rond duurzame consumptie: Een onderzoek naar het draagvlak voor verduurzaming van consumptie. Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving. Xu, F., Xiang, N., Wang, S., Nijkamp, P. & Higano, Y. (2013). Dynamic simulation of China’s carbon emission reduction potential by 2020. (Research Memorandum 2013-23). Amsterdam: Faculty of Economics and Business Administration.
37
Belangrijke Publicaties Onderzoeksgroepen FEWEB
Jaaroverzicht Strategic and Cooperative Decision Making
38
Farms and Firms
Brink, J.R. van den, Laan, G. van der & Moes, N. (in press). A strategic implementation of the average tree solution for cycle-free graph games. Journal of Economic Theory.
Günther, I. & Schipper, J.Y. (2013). Pumps, Germs and Storage: the Impact of Improved Water Containers on Water Quality and Health. Health Economics, 22(7), 757-774.
Alvarez-Mozos, M., Brink, J.R. van den, Laan, G. van der & Tejada, O. (2013). Share Functions for Cooperative Games with Levels Structure of Cooperation. European Journal of Operational Research, 224(1), 167-179.
Oostendorp, R.H. & Doan Hong, Quang (2013). Have the Returns to Education Really Increased in Vietnam? Wage versus Employment Effect. Journal of Comparative Economics, 41(3), 923-938.
Brink, J.R. van den, Funaki, Y. & Laan, G. van der (2013). Characterization of the Reverse Talmud bankruptcy rule by Exemption and Exclusion properties. European Journal of Operational Research, 228, 413-417.
Pradhan, M.P., Ree, J. de & Alessie, R.J.M. (2013). The price and utility dependence of equivalence scales: evidence from Indonesia. Journal of Public Economics, 97, 272-281.
Time Series Econometrics
Spatial, Transport and Environmental Economics
Boudt, K.M.R., Danielsson, J. & Laurent, S. (2013). Robust forecasting of dynamic conditional correlation GARCH models. International Journal of Forecasting, 29(2), 244-257.
Duijn, M. van & Rouwendal, J. (2013). Cultural heritage and the location choice of Dutch households in a residential sorting model. Journal of Economic Geography, 13(3), 473-500.
Creal, D.D., Koopman, S.J. & Lucas, A. (2013). General Autoregressive Score Models with Applications. Journal of Applied Econometrics, 28(5), 777-795.
Poelhekke, S. & Ploeg, F. van der (2013). Do natural resources attract non-resource FDI? Review of Economics and Statistics, 95(3), 1047-1065.
Koopman, S.J. & Scharth, M. (2013). The Analysis of Stochastic Volatility in the Presence of Daily Realised Measures. Journal of Financial Econometrics, 11(1), 76-115.
Silva Montalva, H.E. & Verhoef, E.T. (2013). Optimal pricing of flights and passengers at congested airports and the efficiency of atomistic charges. Journal of Public Economics, 106, 1-13.
Economics
Finance and Banking
Bartelsman, E.J., Haltiwanger, J. & Scarpetta, S. (2013). Cross-Country Differences in Productivity: The Role of Allocation and Selection. American Economic Review, 103(1), 305-334.
Boudt, K.M.R., Danielsson, J. & Laurent, S. (2013). Robust forecasting of dynamic conditional correlation GARCH models. International Journal of Forecasting, 29(2), 244-257.
Hobijn, B., Elsby, M.W.L. & Sahin, A. (2013). Unemployment Dynamics in the OECD. Review of Economics and Statistics, 95(2), 530-548.
Creal, D.D., Koopman, S.J. & Lucas, A. (2013). General Autoregressive Score Models with Applications. Journal of Applied Econometrics, 28(5), 777-795.
Koning, P.W.C. & Wiel, K. van der (2013). Ranking the schools: How school-quality information affects school choice in the Netherlands. Journal of the European Economic Association, 11(2), 466-493.
Menkveld, A.J. & Wang, T. (2013). How do Designated Market Makers Create Value for Small-Cap Stocks? Journal of Financial Markets, 16(3), 571-603.
Combinatorial and Stochastic Optimization Amini, O., Devroye, L., Griffiths, S. & Olver, N.K. (2013). On Explosions in Heavy-tailed Branching Random Walks. Annals of probability, 41(3B), 1864-1899. 95 Bapteste, E., Iersel, L.J.J. van, Janke, A., Kelchner, S., Kelk, S.M., McInerney, J.O., Morrison, D.A., Nakhleh, L., Steel, M., Stougie, L. & Whitfield, J. (2013). Networks: expanding evolutionary thinking. Trends in Genetics, 29, 439-441. 98 Hagen, F., Ceresini, P.C., Polacheck, I., Ma, H., Nieuwerburgh, F. van, Gabaldón, T., Kagan, S., Pursall, E.R., Hoogveld, H.L., Iersel, L.J.J. van, Klau, G.W., Kelk, S.M., Bartlett, K.H., Stougie, L., Voelz, K., Pryszcz, L.P., Castañeda, E., Lazera, M., Mey, W., Deforce, D., Meis, J.F., May, R.C., Klaassen, C.H.W. & Boekhout, T. (2013). Networks: expanding evolutionary thinking. PLoS ONE, 8, 8, e71148.
Accounting and Decision Making Dekker, H.C., Sakaguchi, J. & Kawai, T. (2013). Beyond the contract: managing risk in supply chain relations. Management Accounting Research, 24, 122-139. 71 Ding, R., Dekker, H.C. & Groot, T.L.C.M. (2013). Risk, partner selection and contractual control in interfirm relationships. Management Accounting Research, 24, 140-155. Hammedi, W., Riel, A.C.R. van & Sasovova, Z. (2013). Improving screening decision making through Transactive Memory Systems: A field study. Journal of Product Innovation Management, 30(2), 316-330. 82
nowledge, Information and Networks & K Logistics De Giovanni, P., Cariola, A. & Passarelli, M. (2013). Recent developments on the operational performance “Reactivity”. Theoretical conceptualization and quantitative investigation. European Journal of Operational Research, 231(3), 690-701. Ferguson, J.E., Soekijad, M., Huysman, M.H. & Vaast, E. (2013). Blogging for ICT4D: Reflecting and engaging with peers to build development discourse. Information Systems Journal, 23(4), 307-328.
Promoties Leonardi, P.M., Huysman, M.H. & Steinfield, C. (2013). Enterprise Social Media: Definition, History, and Prospects for the Study of Social Technologies in Organizations. Journal of Computer-Mediated Communication, 19(1).
Strategic Entrepreneurship
Bruns, H.C. (2013). Working Alone Together: Coordination in Collaboration across Domains of Expertise. Academy of Management Journal, 56(1), 62-83. Monin, P., Noorderhaven, N.G., Vaara, E. & Kroon, D.P. (2013). Giving sense to and making sense of justice in post-merger integration. Academy of Management Journal, 56(1), 256-284. Wijk, J.J. van, Stam, W., Elfring, T., Zietsma, C. & Hond, F. den (2013). Activists and incumbents structuring change: The interplay of agency, culture, and networks in field evolution. Academy of Management Journal, 56(2), 358-386.
Human Resources Bal, P.M., Kooij, T.A.M. & Jong, S.B. de (2013). How do developmental and accommodative HRM enhance employee engagement and commitment: the role of psychological contract and SOC-strategies. Journal of Management Studies, 50, 545-572. Bal, P.M. & Veltkamp, M. (2013). How does fiction reading influence empathy? An experimental investigation on the role of emotional transportation. PLoS ONE, 8(1), e55341. Kooij, T.A.M., Lange, A.H. de, Jansen, P.G.W. & Dikkers, J.S.E. (2013). Beyond chronological age: examining time and health as age-related mediators in relations to work motives. Work and Stress, 27, 88-105.
Marketing Strategy
Amiryany Araghy, N. (18 april 2013). High-Technolgy: An inquiry towards the mocorfoundations of a “grafting capability”. VU Vrije Universiteit (162 pag.) (Amsterdam: VU University). Prom./coprom.: prof. dr. M.H. Huysman, prof. dr. A.P. de Man & M. Cloodt. Behrens, C.L. (09 april 2013). Product differentiation in aviation passenger markets. The impact of demand heterogeneity on competition. VU Vrije Universiteit (161 pag.) (Amsterdam: Tinbergen Institute). Prom./coprom.: prof. dr. E.T. Verhoef, dr. A.J.H. Pels & dr. M.G. Lijesen. Bin Abdul Razack, V.H. (26 september 2013). The Malay leadership mistique. VU Vrije Universiteit (430 pag.) (Amsterdam: VU University). Prom./coprom.: prof. dr. S. ten Have, Prof.dr. D.J. Eppink & prof. dr. E.L.H.M. van de Loo. Derksen, B. (15 januari 2013). Impact of IT outsourcing on Business & IT alignment. VU Vrije Universiteit (448 pag.) (Amsterdam). Prom./coprom.: prof. dr. J.A. Oosterhaven & prof. dr. A.A.I. Holtgrefe. Drees, J.M. (30 oktober 2013). The polycentricity of expansion strategies. Beyond performance as a main driver. VU Vrije Universiteit (200 pag.) (Amsterdam: ABRI). Prom./coprom.: prof. dr. T. Elfring & dr. ir. P.W.L. Vlaar. Duijn, M. van (22 mei 2013). Location choice, cultural heritage and house prices. VU Vrije Universiteit (166 pag.) (Amsterdam: Tinbergen Institute). Prom./coprom.: prof. dr. P. Rietveld & prof. dr. J. Rouwendal. Edens, B. (12 november 2013). Reconciling theory and practice in environmental accounting. VU Vrije Universiteit (182 pag.) (Den Haag/Heerlen: CBS). Prom./ coprom.: prof. dr. C.A.A.M. Withagen. Glaser, L. (4 april 2013). Managing the paradox of corporate entrepreneurship. VU Vrije Universiteit (208 pag.) (Amsterdam: VU University). Prom./coprom.: prof. dr. T. Elfring & dr. W. Stam.
Chandrasekaran, D., Arts, J.W.C., Tellis, G.J. & Frambach, R.T. (2013). Pricing in the International Takeoff of New Products. International Journal of Research in Marketing, 30(3), 249-264.
Groot, S.P.T. (12 maart 2013). Agglomeration, Globalization and Regional Labor Markets. VU Vrije Universiteit (194 pag.) (Amsterdam: Tinbergen Institute). Prom./ coprom.: prof. dr. H.L.F. de Groot & prof. dr. P. Rietveld.
Ingenbleek, P.T.M., Frambach, R.T. & Verhallen, T.M.M. (2013). Best Practices for New Product Pricing: Impact on Market Performance and Price Level under Different Conditions. Journal of Product Innovation Management, 30(3), 560-573.
Jansen, P.W. (12 april 2013). Empirical investigation of long-term interest rate determination. VU Vrije Universiteit (244 pag.) (Amsterdam: VU University). Prom./ coprom.: prof. dr. F.A.G. den Butter.
Morren, M.H., Gelissen, J.P.T.M. & Vermunt, J.K. (2013). Exploring the response process of culturally differing survey respondents with a response style: A sequential mixed-methods study. Field Methods, 25(2), 162-181.
Koster, H.R.A. (21 maart 2013). The Internal Structure of Cities. VU Vrije Universiteit (270 pag.) (Amsterdam: Tinbergen Institute). Prom./coprom.: prof. dr. P. Rietveld & prof. dr. J.N. van Ommeren. Kramer, B.N. (2 december 2013). Why don’t they take a card? Essays on the demand for micro health insurance. VU Vrije Universiteit (163 pag.) (Amsterdam: Tinber-
gen Institute). Prom./coprom.: prof. dr. J.W. Gunning & prof. dr. C.T.M. Elbers. Land, S.F. van der (7 mei 2013). Virtual collaboration. An investigation into the influence of avatars and 3D virtual environments on team effectiveness. VU Vrije Universiteit (157 pag.) (Amsterdam: VU University). Prom./coprom.: prof. dr. M.H. Huysman, dr. J.F.M. Feldberg & dr. A.P. Schouten. Moes, N. (11 januari 2013). Cooperative decision making in river water allocation problems. VU Vrije Universiteit (185 pag.) (Amsterdam: Tinbergen Institute). Prom./ coprom.: prof. dr. ir. G. van der Laan & dr. J.R. van den Brink. Möhlmann, J.L. (12 maart 2013). Globalization and Productivity. VU Vrije Universiteit (200 pag.) (Amsterdam: Tinbergen Institute). Prom./coprom.: prof. dr. H.L.F. de Groot & prof. dr. P. Rietveld. Moser, C. (10 oktober 2013). Not a piece of cake. What make online communities work? VU Vrije Universiteit (172 pag.) (Amsterdam: VU University). Prom./coprom.: prof. dr. M.H. Huysman & prof. dr. P. Groenewegen. Ozgen, C. (25 september 2013). Impacts of immigration and cultural diversity on innovation and economic growth. VU Vrije Universiteit (166 pag.) (Amsterdam: Tinbergen Institute). Prom./coprom.: prof. dr. P. Nijkamp & prof. dr. H.J. Poot. Peer, S. (22 april 2013). The economics of trip scheduling, travel time variability and traffic information. VU Vrije Universiteit (166 pag.) (Amsterdam: Tinbergen Institute). Prom./coprom.: prof. dr. E.T. Verhoef & prof. dr. C.C. Koopmans. Scholte, R.S. (14 oktober 2013). The interplay between early-life conditions, major events and health later in life. VU Vrije Universiteit (134 pag.) (Amsterdam: Tinbergen Institute). Prom./coprom.: prof. dr. G.J. van den Berg & prof. dr. M. Lindeboom. Steenbruggen, J.G.M. (7 oktober 2013). Road traffic incident management and situational awareness. VU Vrije Universiteit (321 pag.) (Amsterdam: VU University). Prom./coprom.: prof. dr. P. Rietveld, prof. dr. H.J. Scholten & dr. ir. A.J. van der Vlist. Stewart, T.R. (25 februari 2013). A Bayesian audit assurance model. VU Vrije Universiteit (179 pag.). Prom./coprom.: prof. dr. T.L.C.M. Groot. Zhang, X. (11 februari 2013). Modeling Time Variation in Systemic Risk. VU Vrije Universiteit (133 pag.) (Amsterdam: Tinbergen Institute). Prom./coprom.: prof. dr. A. Lucas & prof. dr. S.J. Koopman.
39
Jaaroverzicht
Jaaroverzicht
Oraties
Prijzen en benoemingen
JAN ROUWENDAL (14-03-2013), AFDELING RUIMTELIJKE ECONOMIE
Oud goud. Economische waardering van cultureel erfgoed
40
Het valt doorgaans niet mee om de bijdrage die cultureel erfgoed levert aan de plaatselijke economie in euro’s uit te drukken. Toch is het belangrijk om zicht te hebben op de omvang van die baten, want de kosten die gemaakt moeten worden om erfgoed te restaureren en in goede staat te houden zijn wel ‘hard’ en beleidsmakers willen graag weten of het wel verantwoord is om die uitgaven te doen. Economische waardering van cultureel erfgoed is daarom niet alleen van academisch belang. Dit zegt Jan Rouwendal in zijn oratie. Vastgoed heeft een lange levensduur, terwijl steden voortdurend in beweging zijn. Daardoor bestaat er veel erfgoed: oudere gebouwen die vaak niet meer gebruikt wordt voor de functie die ze oorspronkelijk hadden. Ze kunnen de stedelijke dynamiek belemmeren, maar vaak kunnen ze ook opnieuw worden ingezet en bijdragen aan de voortgaande groei en bloei van de stad. De Amsterdamse grachtengordel is hiervan een goed voorbeeld. Uit onderzoek blijkt dat huizen met erfgoedwaarde, aangegeven door een monumentstatus, inderdaad meer waard zijn. Bovendien hebben ze ook een meetbare positieve uitstraling op de omgeving. Historische centra maken een stad aantrekkelijker en dat heeft zijn weerslag op de huizenprijzen in de omliggende gemeenten. Toeristen zijn bereid langer te reizen om een bestemming te bereiken waar meer erfgoed aanwezig is. Funshoppers waarderen het decor van een oude binnenstad. Verder hechten hoger opgeleiden veel waarde aan de nabijheid van stedelijk erfgoed. En die vervullen een spilfunctie in de huidige op kennis gebaseerde en globaliserende economie. Kortom, er zijn redenen genoeg om het cultureel erfgoed te behandelen als een vorm van kapitaal dat doelmatig ingezet moet worden voor huidige en toekomstige generaties. WOUT DULLAERT (21-03-2013), AFDELING INFORMATIEKUNDE, LOGISTIEK EN INNOVATIE
Supply Chain Logistics: Making the most of inconvenient truths Het organiseren van de aan- en afvoer, opslag en verpakking van producten is veel complexer dan veel mensen denken. Logistiek legt immers een grote druk op honderden Nederlandse professionals om te blijven voldoen aan de wensen van klanten voor hogere service tegen lagere kosten. De beslissingsproblemen waarmee zij worstelen, bieden al jaren complexe onderzoeksvragen voor een groeiend aantal wetenschappers uit verschillende disciplines. Dit zegt Wout Dullaert in zijn oratie. Diverse nationale en internationale studies bevestigen de rol van Nederland als één van de toonaangevende logistieke regio’s in de wereld. Huidige en toekomstige veranderingen in de samenleving zoals ander bestelgedrag van consumenten door groei e-business, toenemen-
de verstedelijking, veroudering van de bevolking, en het internationale bedrijfsleven zijn echter onafwendbaar en dwingen verzenders van goederen en logistieke dienstverleners om de huidige aanpak ter discussie te stellen en te streven naar ‘supply chain excellence’ om concurrerend te blijven. Dullaert laat in zijn oratie zien of academici voldoende ambitieus zijn door te stellen dat supply chain logistics als onderzoeksdiscipline het meeste wil maken van deze onvermijdelijke maatschappelijke en commerciële dynamieken in plaats van de discipline een endogeen streven naar innovatie en verbetering toe te dichten. Hij onderzoekt of een dergelijke pragmatische invalshoek helpt om concrete onderwerpen te identificeren die academische relevantie combineren met een hoog maatschappelijk en bedrijfsmatig rendement. Hij geeft diverse voorbeelden die deze stelling lijken te ondersteunen en die inspiratie geven voor de ontwikkeling van innovatieve logistieke concepten in nieuwe toepassingsgebieden. ALBERT MENKVELD (02-04-2013), AFDELING FINANCE
Nieuwe feiten ‘Flash Crash’2010 6 mei 2010 verloor de belangrijkste graadmeter van de Amerikaanse beurs, de S&P500, in één minuut vijf procent van haar waarde. Minuten later had de markt zich weer hersteld. Deze flitskrach (“Flash Crash”) blijft tot de verbeelding spreken. De enorme media-aandacht ervoor heeft ook de druk vergroot op financiële toezichthouders om ‘iets te doen’. Albert Menkveld, hoogleraar financiering aan de Vrije Universiteit Amsterdam, heeft exclusieve toegang gekregen tot de ‘zwarte doos’ met gegevens van deze flitskrach. Hij presenteerde op 2 april in zijn oratie “Why not replace bankers by robots? Evidence from securities trading” de nieuwe feiten. In de laatste decennia zijn de effectenmarkten in toenemende mate geautomatiseerd. De beursvloer is vervangen door een computer die inkomende koopen verkooporders met elkaar in contact brengt en zo transacties genereert. Deze orders kwamen tot voor kort voornamelijk van handelaren die ze achter hun scherm intoetsten, maar ook dat is verleden tijd: ook het genereren van orders laten handelaren over aan computers, ‘tradebots’ genaamd. De handel is ‘algoritmisch’ geworden en de handelssnelheid van computers heeft de mens op achterstand gezet. In de hersenen van apen bijvoorbeeld is pas na honderd milliseconden reactie te zien op een visuele prikkel. Tradebots klokken op minder dan één milliseconde. Er zijn dus meer dan honderd interacties tussen deze robots mogelijk voordat een mens, als je aanneemt dat wij niet veel sneller zijn dan apen, kan ‘zien’ wat er gebeurd is. Laat staan reageren. Was de Flash Crash een bijproduct van algoritmische handel? Reageren machines op elkaar voordat de mens beseft wat er gebeurt en kan corrigeren? De bekroonde iPad-documentaire “Money & Speed” laat de gebruiker vanuit diverse invalshoeken kijken naar de flitskrach,
Menkveld liet een fragment zien tijdens zijn oratie. University Research Chair Menkveld is een van de vijf eerste University Research Chair-hoogleraren aan de VU. Met dit programma erkent de VU uitmuntende wetenschappers die worden beschouwd als aankomend leiders in hun vakgebied. Zij zijn geselecteerd vanwege hun excellentie op het gebied van wetenschappelijk onderzoek en potentie voor de toekomst. WIM W. BOONSTRA (11-10-2013), AFDELING ECONOMICS
NWO Research Talent Subsidie voor Florian Sniekers Florian Sniekers (promovendus bij de afdeling economics) heeft de NWO research talent subsidie voor 3 jaar ontvangen voor zijn onderzoeksproject met de titel Search Frictions and Endogenous Cycles in the Labor and Housing Market. Zijn promotoren zijn Professor Pieter Gautier (afdeling economics, VU) en Professor J. Tuinstra (UvA).
Geld speelt (g)een rol De manier waarop het geld in omloop wordt gebracht, het ‘geldscheppingsproces’, staat als uitvloeisel van de huidige financiële crisis volop in de schijnwerpers. Nogal wat analisten hebben ‘ontdekt’ dat het meeste geld niet door de overheid of de centrale bank in omloop wordt gebracht, maar door commerciële banken. Zij vinden dat de overheid het monopolie op geldschepping zou moeten hebben en dat de huidige situatie dus ongewenst is. Wim Boonstra concludeert in zijn oratie dat het goed is om nog eens kritisch naar de rol van banken in het geldscheppingsproces te kijken. Toch constateert Boonstra dat het stelsel in de huidige crisis op hoofdlijnen goed gefunctioneerd heeft. Er zijn wel verbeterpunten mogelijk, maar ingrijpende veranderingen zijn naar zijn mening niet nodig. Andere onder meer vanuit het IMF aangedragen alternatieven voor het huidige geldstelsel hebben zo veel ongewenste bijwerkingen en onzekerheden dat het niet raadzaam is om ze in te voeren. Zowel vanuit stabiliteit als vanuit klantbelang geredeneerd brengen zij per saldo geen voordelen. Boonstra legt in zijn oratie eerst het begrip geld uit, het belang van geldgebruik en het belang van prijsstabiliteit. Daarna beschrijft hij op hoofdlijnen het huidige geldscheppingsproces, waarin het girale geld wordt gecreëerd als uitvloeisel van de kredietverlening door het bankwezen. Daarbij staat hij stil bij de rol die overheden en banken in de loop van de tijd bij de geldschepping hebben gespeeld. Vervolgens bespreekt hij enkele alternatieve voorstellen om het geldstelsel ingrijpend te hervormen. De voorstanders van deze alternatieven denken dat op deze wijze een stabieler geldwezen en minder economische fluctuaties kunnen worden bereikt. Boonstra noemt daarbij onder meer het zogeheten Chicago Plan uit de jaren dertig van de vorige eeuw. Dit plan, dat onlangs opnieuw is gelanceerd, behelst de overgang op ‘full reserve banking’ waarbij de banken geen rol meer spelen bij de geldcreatie. De overheid krijgt in dit plan de monopolie op geldschepping terug. Ook bespreekt Boonstra het plan van Friedrich Hayek uit de jaren zeventig om juist de overheid alle bemoeienis bij de geldcreatie te ontnemen en dit volledig aan het bankwezen over te laten. Hij besluit zijn rede met de bruikbare elementen uit de diverse voorstellen in het bestaande bestel te integreren.
Ed Vosselman winnaar Outstanding Paper Award 2012 QRAM Professor Ed Vosselman heeft samen met co-auteur professor Jeltje van der Meer-Kooistra (RUG) de Outstanding Paper Award 2012 van het Emerald tijdschrift Qualitative Research in Accounting & Management ontvangen. Vosselman en Van der Meer-Kooistra ontvingen de award voor het paper “Research paradigms, theoretical pluralism and the practical relevance of management accounting knowledge”, over de wenselijkheid van theoretisch pluralisme en paradigma diversiteit in management accounting onderzoek. Ed Vosselman is hoogleraar Management Control van de publieke sector bij het Zijlstra Center en hoogleraar Accounting bij de vakgroep Managementwetenschappen aan de Radboud Universiteit Nijmegen.
Sander de Leeuw is benoemd tot part time hoogleraar op de Nottingham Business School (NBS) Met ingang van 1 mei jl. is Sander de Leeuw (UHD logistiek) aangesteld als part time hoogleraar Operations Management op de Nottingham Business School in Nottingham (UK). Zijn aanstelling daar zal met name gericht zijn op het versterken van het toegepaste Operations Management onderzoek van de Business School. Verder zal hij zich bezighouden met lesgeven in het Executive Onderwijsprogramma van NBS. Zijn aanstelling is voorlopig voor 2 jaar.
Koninklijke onderscheiding voor emeritus hoogleraar Ad van Goor Emeritus hoogleraar Logistiek en Supply Chain Management Ad van Goor is benoemd tot officier in de orde van Oranje Nassau als dank voor zijn onaflatende inzet voor de wetenschap en de maatschappij. Hij kreeg het lintje onlangs opgespeld door Lucas Bolsius, burgemeester van Amersfoort. Ad van Goor was van 1992 tot 2011 werkzaam als hoogleraar bij onze faculteit. Hij heeft in deze periode de basis gelegd voor het logistieke onderwijs en onderzoek aan de VU. Hij probeerde in zijn werk altijd de link te leggen tussen de wetenschap en de logistieke praktijk. Ad van Goor heeft zich ook altijd ingezet voor de maatschappij. Hij is onder andere actief als lid van de Raad van Toezicht van het zorgcentrum De Lichtenberg te Amersfoort en was voorzitter van de Beleids Advies Commissie van de Nederlands Hervormde Kerk in Amersfoort. Hij is secretaris van de stichting Steunfonds De Lichtenberg/Nijenstede. Daarnaast is hij coördinator van de collectantengroep, organisator van de jaarlijkse Spel en Spulactie en voorzitter van de commissie fondsenwerving van de Bergkerk.
Wout Dullaert en Loek Janssen winnen de onderwijsprijzen 2013 Loek Janssen heeft de ‘Best student award 2013’ ontvangen. Hij is tweedejaars student economie en volgt het honours programma. Wout Dullaert heeft de ‘Best lecturer award 2013’ ontvangen. Wout Dullaert is hoogleraar logistiek bij onze faculteit.
Eervolle vermelding voor Marcin Zamojski Marcin Zamojski (promovendus bij de afdeling finance) heeft een eervolle vermelding ontvangen in de 2012 Mathematical Finance Days best paper wedstrijd. Hij ontving deze vermelding met zijn paper (co-authored met Arjen Siegmann en Denitsa Stefanova) Hedge Fund Innovation.
Wim Boonstra bijzonder hoogleraar Economische en monetaire politiek Per 1 februari 2013 is de heer dr. W.W. Boonstra door het College van Bestuur toegelaten als bijzonder hoogleraar Economische en monetaire politiek bij de Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde. Wim Boonstra is – naast zijn hoofdfunctie als chief economist van de Rabobank – al sinds 2000 aan de faculteit verbonden bij de afdeling Economics. De bijzondere leerstoel bestaat al langer en concentreerde zich op economische politiek. Onder invloed van de ontwikkelingen van de laatste jaren is het gebied van de leerstoel wat opgeschoven richting financiële, monetaire en fiscale economie. Onverminderd is echter de nadruk op het enthousiasmeren van studenten voor beleidsvorming op deze terreinen een belangrijk aspect van de leerstoel. Mede door zijn positie als chief economist bij de Rabobank en op basis van zijn wetenschappelijke werk is Wim Boonstra de persoon bij uitstek die deze leerstoel inhoud kan geven.
NWO-beurs voor Marleen Huysman en Nima Amiryany Marleen Huysman en Nima Amiryany (ILI) hebben een NWO Y MeerWaarde Plus-beurs ontvangen voor het onderzoeksproject ‘Ontwikkelen van een hightech overname capaciteit: een instrument voor het bedrijfsleven’. Het onderzoek zal worden uitgevoerd door Nima Amiryany MSc, onderzoeker bij de afdeling Informatiekunde, Logistiek en Innovatie.
Yuval Engel wint best paper award op de PREBEM conferentie 2013 Hij kreeg deze prijs voor zijn paper “Career as Antecedent of Entrepreneurial Decision-Making: Uncovering The Role of Prediction and Control.” De prijs bestond uit een geldbedrag van €1000. Yuval is Promovendus bij de afdeling M&O en de Amsterdam Business Research Institute (ABRI).
41
Jaaroverzicht
5 miljoen euro voor stimuleren van valorisatie en ondernemerschap
42
De Amsterdamse kennisinstellingen (UvA, HvA en VU) en medische centra (VUmc en AMC) hebben gezamenlijk een tweede subsidie van 5 miljoen euro ontvangen van het AgentschapNL van het ministerie van Economische Zaken voor het valorisatieprogramma “Naar de top”. Deze subsidie volgt op een vorig jaar verkregen subsidie van 5 miljoen voor het plan “Ondernemen met Kennis”. Dankzij deze forse injectie gaan de instellingen een gezamenlijk opgestelde valorisatiestrategie uitvoeren. In de valorisatiestrategie, die inmiddels is goedgekeurd door de colleges en raden van bestuur van de instellingen, wordt een tweetal speerpunten benoemd om valorisatie en ondernemerschaponderwijs te versterken: • Benoeming door de instellingen van een aantal PanAmsterdamse valoriseerbare onderzoekszwaartepunten om de wetenschappelijke positie te versterken en lange termijn samenwerking en alliantievorming met externe partners te stimuleren. Met deze strategie zullen ook meer licenties, kansrijke spin-off bedrijven en vestigingen van R&D intensieve bedrijven worden gerealiseerd. • Het Amsterdam Center of Entrepreneurship (ACE) gaat ondernemerschapsonderwijs uitbreiden met een speciaal inspiratieprogramma voor studenten, universiteits- en hogeschoolbrede minoren en vakken ondernemerschap, een master Entrepreneurship, cursussen voor PhD-studenten en een Venture Lab voor science-based start-ups. De nauwe samenwerking tussen de vier kennisinstellingen leidt uiteindelijk tot de definitieve vorming van een Pan Amsterdamse Valorisatie aanpak. Dit zal worden gerealiseerd door nauwe aansluiting van de kennisinstellingen met het bedrijfsleven en de Amsterdam Economic Board.
Leonie Houtman wint Best Paper Award OB/HRM Leonie Houtman kreeg de prijs voor onderzoek in het veld Organisation Behavior/Human Resource Management tijdens de Prebem Conferentie op 22 maart jl. In Amsterdam. De titel van haar paper is “TMS in Action: The role of professional identity in knowledge retrieval coordination under different organizational circumstances.” De prijs bestond uit een bedrag van €100. Leonie is promovendus bij de afdeling Informatiekunde, Logistiek en Innovatie en bij de Amsterdam Business Research Institute (ABRI).
Jaaroverzicht
Goos Minderman benoemd in de Commissie Governance, Risk and Compliance van NBA De NBA (de nieuwe beroepsorganisatie van accountants in Nederland) heeft Goos Minderman benoemd tot lid van de commissie GRC. Minderman is hoogleraar Public Governance aan de VU en directeur van het Zijlstra Center van de VU. Hij neemt in de commissie de portefeuille Non-profitorganisaties voor zijn rekening. De commissie richt zich op onderwerpen met betrekking tot governance, risk & compliance en kan bepaalde onderwerpen in werkgroepen uit laten werken door middel van onderzoeken, debatbijeenkomsten en publicaties. Tevens werkt de commissie samen met universiteiten en partijen zoals de Raad voor de Jaarverslaggeving, Eumedion en het Financieel Dagblad in het kader van de FD Henri Sijthoff Prijs. Hierbij vindt vooraf afstemming plaats met de ledengroep besturen, het Adviescollege Beroepsreglementering en de andere NBA. Daarnaast verricht de commissie onderzoek naar de mogelijkheden van een Governance Code voor niet beursgenoteerde ondernemingen en familiebedrijven. In diverse andere landen (waaronder België) bestaan dergelijke vrijwillig na te leven codes al. Ook gaat de commissie na op welke wijze de accountant een rol speelt bij governance codes in de non-profit sfeer (Gezondheidszorg, Onderwijs, Woningcorporaties, enz.).
Martijn Smit winnaar Europese postercompetitie Tijdens de Europese Week van Regio’s en Steden (de jaarlijkse ‘Open Dagen’ van de Europese Unie) heeft Martijn Smit de postercompetitie voor jonge onderzoekers gewonnen. Martijn Smit is postdoc bij de afdeling Ruimtelijke Economie en universitair docent Economische Geografie aan de Universiteit Utrecht. Martijns poster focuste op clusterbeleid. Er is een waslijst aan literatuur over cluster- en agglomeratieëffecten, maar een eenduidig oordeel komt daar geenszins uit. Toch kunnen er enkele lessen uit getrokken worden met een zgn. meta-analyse. Verder blijkt dat onderzoek in de Nederlandse context zelden concrete voordelen kan aanwijzen van fysieke nabijheid voor innovativiteit en productiviteit. Zijn beleidsadvies is dan ook om voorzichtig te zijn, te investeren in een goede voedingsbodem, en te kiezen voor een gespreide portefeuille van sectoren en sterke punten. De competitie werd georganiseerd door de Regional Studies Association.
Jacques Poot econoom van het jaar in Nieuw-Zeeland Jacques Poot heeft een prestigieuze prijs gewonnen in Nieuw-Zeeland: de NZIER Economics Award. Deze prijs wordt ook wel ‘de econoom van het jaar prijs’ genoemd. De heer Poot studeerde econometrie aan de VU van 1972 tot 1978 en heeft sindsdien een wetenschappelijke carrière gevolgd. Hij werkt voornamelijk in NieuwZeeland, maar ook met gast-aanstellingen in Australië, Nederland, de Verenigde Staten en Japan. Jacques Poot is hoogleraar bevolkingseconomie aan de Waikato Universiteit in Hamilton, Nieuw-Zeeland. Hij werkt echter ook elk jaar een paar maanden als gasthoogleraar bij FEWEB in de vakgroep Ruimtelijke Economie, waar hij de laatste vier jaar een leidende rol heeft gehad in een internationaal project over ‘Migrant Diversity and Regional Disparity in Europe’.
Eric Bartelsman is benoemd tot “visiting scholar Columbia University, Center on Capitalism and Society “ Eric Bartelsman is hoogleraar bij de afdeling economics. Het Center on Capitalism and Society brengt topwetenschappers op het gebied van economie, bedrijfskunde, financiering en rechten samen om kapitalistische instituties (hun sterke en zwakke punten) te bestuderen. Doel van dit onderzoek is om antwoorden te krijgen op vragen over kapitalisme: zijn werking, zijn dynamiek, zijn rol in een democratie en de instabiliteit die het kan veroorzaken.
Fleur Deken heeft de Best Reviewer prize ontvangen Fleur Deken (afdeling Informatiekunde, Logistiek en Innovatie) heeft de ‘best reviewer prijs’ ontvangen tijdens de SAP Business Meeting in Orlando, Florida in de Verenigde Staten. De Business Meeting was een onderdeel van de 73th Annual Meeting of the Academy of Management.
Chris Elbers en Menno Pradhan zijn de nieuwe directeuren van het Amsterdam Institute of International Development (AIID) Chris Elbers en Menno Pradhan (beiden hoogleraar bij de sectie Ontwikkelingseconomie) nemen de functie over van Professor Jan Willem Gunning en Professor Jacques van der Gaag (UvA). De AIID is in 2000 opgericht door de VU en de UvA en fungeert als netwerk van experts op het gebied van internationale ontwikkeling en om deel te nemen in het politieke debat.
Drie VENI beursen voor onderzoekers van de faculteit Drie onderzoekers van de faculteit hebben van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk onderzoek (NWO) een VENI Beurs ontvangen. Het gaat om Neil Olver (econometrie), Bart de Jong (Management en Organisatiekunde) en Omar Solinger (Management en Organisatiekunde). Ze krijgen ieder 250.000 euro om gedurende 3 jaar onderzoek te doen. Neil Olver zal onderzoek doen naar “Designing beter, faster networks”, Bart de Jong zal zich bezig houden met “Wat als ik jou wel vertrouw maar jij mij niet?” en Omar Solinger met “Wil jij veranderen in je organsisatie? ”
PGO-MC Best Student Award voor Leonne Jongejan-Bussemakers Leonne Jongejan-Bussemakers, adviseur bij Deloitte Consulting, heeft de ‘Best Student Award’ van de Post Graduate Opleiding Management Consulting (PGO-MC) in de wacht gesleept. Haar prestaties waren niet alleen goed voor het winnen van de award, maar ook voor het toekennen van het judicium cum laude. JongejanBussemakers is daarmee pas de derde student die in het 22 jarige bestaan van de VU-opleiding dit bijzondere judicium heeft verdiend.
Willem Verschoor nieuwe decaan FEWEB De Vrije Universiteit Amsterdam heeft Willem Verschoor aangetrokken als nieuwe decaan van de Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde. Hij volgt daarbij Harmen Verbruggen op, van wie de tweede termijn als decaan afloopt. Verschoor is op 1 november als hoogleraar Finance en lid van het Faculteitsbestuur gestart en zal per 1 januari 2014 het decanaat overnemen. Rector Magnificus Frank van der Duyn Schouten: “Willem Verschoor is een ervaren bestuurder met een duidelijke visie op de vakgebieden van de faculteit. Met zijn visie op de onderwijsopgaven waar de faculteit voor staat en zijn staat van dienst in onderzoek en bestuur heb ik er het volste vertrouwen in dat hij het goede werk dat Harmen Verbruggen heeft gedaan, uitstekend kan voortzetten.”
Sylvia van de Bunt genomineerd als beste reviewer Sylvia van de Bunt (UD bij Management en Organisatiekunde) is door EURAM 2013 genomineerd als beste reviewer. EURAM 2013 over “Democratising Management “ werd gehouden in Turkije van 26 tot 29 juni. EURAM is de Europese pendant van de Academy of Management.
Bernd Heidergott benoemd tot hoogleraar Stochastic Optimization Bernd Heidergott (Econometrie en Operationele Research) is per 1 augustus 2013 benoemd tot hoogleraar Stochastic Optimization bij de Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde.
Studentencijfers Bach. Premaster Master Instroom 2013 Bedrijfskunde 267 Econometrie & OR 93 Economie en Bedrijfskunde 274 Internat. Business Admin. 148 Accounting & Control 87 Business Administration 565 Econometrics & OR 49 Economics 41 Finance 140 Marketing 138 Spatial, Transport 29 & Envir. Econ. Tinbergen Institute MPhil 6 Totaal instroom 782 0 1.055 Totaal instroom 2013 Totaal instroom 2012
1.837 2.329
Studentencijfers Bach. Premaster Master Herinschrijvingen 2013 Bedrijfskunde 898 Econometrie & OR 138 Economie en Bedrijfskunde 398 Internat. Business Admin. 299 Accounting & Control 469 Business Administration 467 Econometrics & OR 24 Economics 14 Finance 57 Marketing 50 Spatial, Transport 15 & Envir. Econ. Tinbergen Institute MPhil 5 Totaal herinschrijvingen 1.633 0 1.101 Totaal studenten 2013 4.571 Totaal studenten 2012 5.255
Aantal afgestudeerden 2012/2013 Totaal Bachelor Totaal Master Totaal FEWEB
547 1.014 1.561
43
Steun het UAF! Studie en werk voor hoger opgeleide vluchtelingen
Het UAF stelt zich ten doel hoger opgeleide vluchtelingen te ondersteunen bij het verwerven van een passende maatschappelijke positie door hen te steunen bij het realiseren van hun studieplannen en bij het verwerven van een plaats op de arbeidsmarkt die aansluit bij hun opleiding en capaciteiten. Het UAF treedt daarbij tevens op als belangenbehartiger voor genoemde groep vluchtelingen. Het UAF is in bezit van een CBF-Keur en gaat zorgvuldig om met uw gift. Van elke geworven euro besteedt het UAF 84 eurocent aan de organisatiedoelstelling. Het UAF heeft veel kennis en ervaring met hoger opgeleide vluchtelingen. De werkwijze is uniek. Daarom wisselt het UAF regelmatig expertise en
U kunt het gewenste bedrag overmaken op giro 76300 t.n.v. Stichting voor Vluchteling Studenten UAF te Utrecht.
ervaringen uit met organisaties in andere Europese landen. Voor meer informatie zie www.uaf.nl
Voor donaties vanaf buitenlandse rekeningen heeft u het BIC en IBAN nummer nodig. Het UAF gironummer voor donaties is 76300. BIC PSTBNL21 IBAN NL90PSTB0000076300