De faculteit biedt plaats aan ongeveer 4000 studenten, 1700 postgraduate studenten en 500 medewerkers. Het wetenschappelijk personeel bestaat uit hoogleraren, docenten, onderzoekers en aio’s en is ondergebracht bij de afdelingen. Het ondersteunend en beheerspersoneel is ondergebracht bij het faculteitsbureau. Aan het hoofd van de faculteit staat het faculteitsbestuur. Bezoek- en postadres Vrije Universiteit Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde (FEWEB) De Boelelaan 1105 1081 HV Amsterdam
HE T RE LATIEMAGA ZIN E VA N D E FAC U LTEIT DE R E CONOMIS C H E WE T E NS C H AP P E N E N B E DRIJF S KU NDE
FEWEB De Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde (FEWEB) staat voor innovatief en ambitieus onderwijs en onderzoek. FEWEB speelt met haar onderzoek en onderwijs actief in op de actuele ontwikkelingen in de maatschappij.
vuurwerk
Het relatiemagazine van de Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde
Het relatiemagazine van de Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde
4
“Are high-frequency traders a basic ‘evil’ for institutional investors?” VIDI onderzoek
8
Flinke opgave voor Nederland 70% doelstelling recyclingbeleid niet haalbaar
16
Column Vinod Subramaniam
32
Nieuw bij de faculteit Iman van Lelyveld
33
‘Governance for Society’: Decentralisaties in het publieke domein
36
De dag van Maarten Lindeboom
40
FEWEB–Notre Dame exchange programme: On riding trams, watching the news and how to behave at a cocktail party
2015 VUURWERK
www.feweb.vu.nl
Nummer D E C E M B E R 201 5 JAA R G A N G 11 N R . 22
Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde
22 December 2015
Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde
Jaargang 11
VO O RUI T B L I K REDACTIONEEL 4
VUURWERK
VIDI onderzoek
Voor u ligt een compleet nieuw Vuurwerk
7
40
Number Preferences in Lotteries 8
Flinke opgave voor nederland
•
12
DUBBELINTERVIEW
Een bedrijf stelt zich voor: VODW
•
On riding trams, watching the news and how to behave at a cocktail party
15
(Kwantitatieve) Analyse van Sociale Netwerken 16
04 •
Onderzoek •
Are High-Frequency Traders a Basic “Evil” for Institutional Investors?
Approaching 100 days… 18
Onderzoekers in de Media 22
In het kort
08 •
Onderzoeksartikel •
Recyclingdoelstelling van 70% is niet haalbaar
23
Met welke prikkels krijg je mensen aan het werk? 24
Visie op onderzoek
44 •
32
•
“In Nederland werken heeft mijn blik verbreed”
Iman van Lelyveld 33
‘Governance for Society’: Decentralisaties in het publieke domein
De dag van Maarten Lindeboom
24 • VISIE OP ONDERZOEK
•
Interview met Hans Koster
De voorwerpen van 40
FEWEB–Notre Dame exchange programme 44
In Nederland werken heeft mijn blik verbreed
In deze uitgave van Vuurwerk kunt u onder andere lezen over onderzoek naar decentralisaties van Gerda van Dijk. Raymond Gradus legt uit waarom het Europees recyclingspercentage van 70% niet kan worden gehaald. Het door NWO gefinancierde onderzoek van Albert Menkveld gaat over de flitshandel en de invloed daarvan op de institutionele beleggers, en Hans Koster, die eveneens door NWO gefinancierd onderzoek uitvoert, vertelt over zijn visie op onderzoek. Verder kunt u in diverse interviews lezen over een studentenuitwisselingsprogramma, ontwikkelingen in de onderwijsprogramma’s, over een alumnus die medewerker van de faculteit is geworden en over de nieuwe hoogleraar Finance, Iman van Lelyveld. En hoe ziet de dag van Maarten Lindeboom, het nieuwe afdelingshoofd van de afdeling Economics, er uit? FEWEB werkt samen met diverse bedrijven buiten de universiteit. Een van die bedrijven is VODW. Maton Sonnemans van VODW legt uit hoe deze unieke samenwerking tot stand is gekomen en welke diensten het bedrijf levert.
36
38
Afgelopen zomer besloot de redactie, in samenspraak met het ontwerpbureau van dit magazine, dat het na vijf jaar weer eens tijd was voor een andere look. Deze restyle betreft niet alleen het uiterlijk van het blad – een kleiner formaat met een foto op de voor- én achterkant – ook de inhoud van het blad is aangepast. Hierdoor krijgt de lezer een nog beter beeld, zowel letterlijk als figuurlijk, van wat er allemaal gebeurt binnen de faculteit op het gebied van onderzoek en onderwijs en ook op het gebied van de activiteiten die de faculteit ontwikkelt om de samenwerking met bedrijven en andere universiteiten in binnen- en buitenland te versterken.
INTERVIEW MET ALUMNUS
30
Nieuws
2015
48
Nummer
22 December 2015 Jaargang 11
COLOFON
Elfde jaargang, nr. 22 December 2015 De volgende Vuurwerk verschijnt juni 2016 Vuurwerk is het relatiemagazine van de Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde (FEWEB). Vuurwerk verschijnt twee keer per jaar in een oplage van 9.500 exemplaren. REDACTIE
Mira Maletic, Lonneke Korenromp, Ina Putter, Henri de Groot, Ellen Woudstra ADRES
Faculteitsbureau FEWEB, De Boelelaan 1105 1081 HV Amsterdam
[email protected] 020 598 61 57 CONCEPT & ONTWERP
Ten slotte presenteren we met trots de column van onze nieuwe Rector Magnificus, Vinod Subramaniam.
•
We wensen u veel leesplezier en een voorspoedig 2016!
•
Namens de redactie, Ina Putter
Stellingnemen Onderwijs in beweging
Room for ID’s, Nieuwegein FOTOGRAFIE
FEWEB,M&C-VU Yvonne Compier Arno de Geus Anneke Hymmen Shutterstock DRUK
NPN drukkers, Breda
47
In het kort
1
2
Jaargang 11 | Nr 22
December 2015
3
O N DE RZO E K TEKST Albert J. Menkveld FOTOGRAFIE VU-C&M / Shutterstock
“It’s legalized front-running. I think it is basically evil and I don’t think it should have ever been allowed to reach the size that it did,” he said. “Why should all of us pay a little group of people to engage in legalized front-running of our orders?” – Warren Buffett’s confidant Charlie Munger, CNBC, May 2013
ARE HIGH-FREQUENCY TRADERS A BASIC “EVIL” FOR INSTITUTIONAL INVESTORS?
It is interesting that high-frequency traders (HFTs) are often judged in moral terms. Warren Buffett’s right-hand man Charlie Munger referred to them as “evil” in a CNBC interview. A sense of morality even entered one of the arguably most important regulatory documents, the Exchange Act of 1934. Its summary statement in Section 2 talks about the need for regulation in order to ensure “fair and honest markets” (p. 3). As an economist, such statements leave me empty-handed. Who am I to judge “fairness?” And, how can all stakeholders ever agree on what is fair? A much more productive approach to regulation is to simply track transaction costs for various end-users of securities markets. Secondary markets exist to enable trade. They facilitate the re-allocation of assets across (longterm) investors so that those who have the largest appetite for them get to hold them. Trading further leads to price discovery or, perhaps better, value discovery. It ensures that funds get channeled to the most valuable firms, which benefits economic growth.
VIDI ONDERZOEK
4
Jaargang 11 | Nr 22
How has the evolution towards electronic markets, and the subsequent arrival of HFTs, affected transaction costs? Retail investors can execute their market orders at a much lower spread today. Institutional investors, however, trade in sizes much larger than the depth available at the best quote. They split their parent order into smaller child orders, and execute them sequentially. They care about incremental price impacts, not about the half-spread they pay on a single market order. Ideally, intermediaries lean against their order in the course of its execution. Price impact is minimized that way. Institutional investors worry about the opposite behavior: HFTs who “front-run” them and increase their price impact.
Who am I to judge “fairness?”
Albert J. Menkveld
CV
ALBERT J. MENKVELD
Albert J. Menkveld is URC Professor of Finance at VU University Amsterdam and fellow at the Tinbergen Institute. He can be reached at
[email protected]
Vincent van Kervel and I released a study this summer on how HFTs trade around large institutional orders. We studied how the topten HFT firms collectively traded around the orders of four large institutional investors (names below). We analyzed 5,910 orders. A single order was worth about $2 million and led to 135 child trades on average. The data pertains to trading in Swedish blue chip stocks in 2011–2013. We ask two basic questions: 1. Do HFTs supply liquidity to institutional orders? In other words, do they “lean against the wind”? Or do they “go with the wind?” 2. Should institutional investors care? Or, does their transaction cost depend on what HFTs do in the lifetime of their order?
December 2015
5
apparently need repeated signals to identify these orders. One might argue that with-wind trading by HFTs raises price efficiency, but at a cost. Prices move to their fundamental value more quickly when order flow become more one-sided. This however comes at an important economic cost. We run into what Grossman and Stiglitz (1980, p. 405) famously called the “fundamental conflict between the efficiency with which markets spread information and the incentives to acquire information.” Will institutional investors continue to generate private signals if they cannot trade on them profitably? If not, prices will become less efficient and capital allocation suffers.
Do HFTs lean against institutional orders?
To answer the first question, we simply compute the net flow of HFTs in the lifetime of an institutional order. If they lean against the wind — supply liquidity — then we should see them sell when an institutional investor is buying. We find that they do so in the first hour after an institutional investor initiated execution. They, however, turn around and “go with the wind” if child executions keep coming. This turning point is after six hours for institutional buy orders, and after two hours for institutional sell orders. Does HFT behavior affect investor transaction cost?
Should institutional investors care about against-wind or with-wind trading by HFTs? In other words, does it affect their transaction costs? A standard measure for such costs is “implementation shortfall.” For a buy order it is defined as the average trade price minus the price that prevailed at the time when it began executing. This difference is expected to be positive as repeated buying typically drives the price up. For sell orders it is defined as the starting price minus the average trade price. We find that implementation shortfall correlates with how HFTs trade. The implementation shortfall for the tercile of orders where HFTs leant against the wind is 9 basis points. It is 13 basis points for the tercile where HFTs were more or less neutral. However, it is 22 basis points when HFTs traded with the wind. Why would HFTs go with the wind on orders only after a couple of hours? Further analysis reveals that such behavior is profitable to them. It turns out that these long-lasting orders are informed. Institutional buy orders, for example, are likely to be the result of research effort spent to generate private signals on which stocks are undervalued. These buy orders then push the price up so that this private information slowly becomes public, and prices become more efficient (in a fundamental sense). Regulatory implications
In sum, it seems HFTs do not “front-run” institutional orders. Instead they trade against them initially and thereby reduce transaction cost for institutional investors. But, for long-lasting informed orders they eventually do trade along with them, and increase transaction costs. They 6
Jaargang 11 | Nr 22
•
2002
PhD in Economics, Erasmus Universiteit Rotterdam
•
2002
UD Finance VU
•
2004
UHD Finance VU
•
201 3
University Research Chair professor VU ON DE RZ O E K SB E U RZ E N
•
2004
NWO-VENI beurs, €250.000 voor 3 jaar
•
2008
VU talentbeurs, €1.000.000 voor 5 jaar
•
201 0
NWO-VIDI beurs, €800.000 voor 5 jaar
•
I believe this type of economic analysis benefits the debate on market structure. Monitoring transaction costs for groups of investors will help identify inefficiencies which, in turn, could motivate regulatory intervention. I believe the current Consolidated Audit Trail initiative (Rule 613) is a step in the right direction. We should measure and analyze execution-cost trends and their determinants before adding more regulation. Let us not forget that regulatory overhaul itself is a costly endeavor. P.S.: The identified HFTs are: Citadel, Flow Traders, Getco, IAT, IMC, Knight, Optiver, Spire, Susquehanna, and Virtu. The institutional investors who provided order execution data are: APG, DNB, NBIM, and Swedbank Robur. References
Grossman, S. and J. Stiglitz (1980). On the Impossibility of Informationally Efficient Markets. American Economic Review, 70 (3), 393–408. Kervel, V. van, and A.J. Menkveld (2015). HighFrequency Trading around Large Institutional Orders. Working Paper. VU Amsterdam.
It is interesting that high-frequency traders (HFTs) are often judged in moral terms
TUSSENSTAND ONDERZOEK
Naam Onderzoeker
Number Preferences in Lotteries Together with other researchers, I examine whether lottery players exhibit a systematic taste or distaste for particular numbers and combinations of numbers. Recently, we released a first draft of our paper (ssrn.com/abstract=2657776). We document a variety of empirical patterns for the Dutch Lotto and for a lottery that was organized as a promotional event by a Dutch casino company. In total, our data sets comprise approximately 33 million number selections. We find that players spread their six or four numbers relatively evenly across the possible range, and that they chase (infrequent players) or avoid (frequent players) winning numbers from recent draws. Also, players are attracted towards numbers in the center of the choice form and avoid the edges, and they tend to choose numbers that are readily available or likely to be “primed” in their short-term memory. Personally relevant numbers are favored, and combinations of numbers are being formed with an eye for symmetry and aesthetics.
Dr. Martijn van den Assem
AFDELING FINANCE
Altogether, our results suggest that number preferences in lotteries are especially driven by joy seeking, attention, and misunderstanding of randomness. Most likely, number preferences do also affect choice in other contexts. Numerical labels and indicators abound in the environments of, for example, consumers, investors, entrepreneurs, and experimental subjects. If people have tastes or distastes for particular numbers or combinations, numerical labels and indicators will influence their choices. In our paper we discuss interesting evidence related to the Chinese culture that shows that number preferences can even impact the prices in markets.
December 2015
7
ON DE R Z O E K SA RT I K E L TEKST Raymond Gradus FOTOGRAFIE Shutterstock
70% DOELSTELLING RECYCLINGBELEID NIET HAALBAAR
FLINKE OPGAVE VOOR NEDERLAND
In de zomer van 2014 stelde de Europese Commissie voor om de recyclingdoelstelling voor huishoudens in Europese landen te verhogen van 32% naar 70% in 2030. Dat is meer dan een verdubbeling. Ook voor Nederland ligt er nog een flinke opgave, terwijl al jarenlang expliciet beleid is gevoerd om het percentage te verhogen. In 2012 werd 48 procent van het totale huishoudelijk afval gerecycled, net iets minder dan in 1998 met 50 procent. In 1998 haalden 8 gemeenten de voorgestelde EU-recylingdoelstelling. In 2012 is dit percentage weliswaar verdubbeld, maar nog steeds haalt 95% van de gemeenten minder dan de voorgeschreven 70%. Ook is er een beperkt aantal gemeenten - voornamelijk grote steden - dat nog geen 30 procent van de recyclingdoelstelling haalt.
• O N DERZ O EKERS IN DE MEDIA
CV
• Aan islamitisch beleggen zitten niet minder risico’s dan aan investeren in reguliere aandelen. Zijn
In een onderzoek hebben Elbert Dijkgraaf van de Erasmus Universiteit en ik met behulp van gegevens van (bijna) alle Nederlandse gemeenten over 1998-2012 laten zien welke beleidsinstrumenten effectief zijn voor het verhogen van het recyclingpercentage. Daarmee kunnen we ook beoordelen of deze door Europa opgelegde doelstelling haalbaar is. Daartoe verklaren we de recyclingsquote met behulp van statistische methoden uit een aantal socio-economische variabelen, waaronder de huishoudgrootte, de bevolkingsdichtheid, het aandeel van niet-westerse migranten, een dummy voor de diftarsystemen1, de inzamelfrequentie van de afvalstoffen en dummy’s voor het type container. We nemen de aanwezigheid van systemen van tariefdifferentiatie mee, omdat het beprijzen van restafval middels tariefdifferentiatie (‘diftar’) een prikkel genereert om afval beter te sorteren. De meeste Nederlandse gemeenten doen dit overigens niet, maar brengen een vast bedrag per jaar in rekening. Een deel van de gemeenten – ongeveer een derde – rekent echter af afhankelijk van de omvang van de container (volume), het aantal malen dat afval ingezameld wordt (frequentie), het aantal kilo’s dat ingezameld wordt (gewicht) of rekent af via een ‘durezaksysteem’.
RAYMOND GRADUS
halal aandelen daarmee slechts een marketingtruc? Islamitische aandelen lijken
Raymond Gradus is sinds 2004 hoogleraar Bestuur en economie van de publieke en non-profit sector bij de Afdeling Accounting van de VU. Teven is hij verbonden aan het Zijlstra Center.
[email protected]
in veel opzichten verdacht veel op reguliere aandelen. Daarmee valt de bodem weg onder de bewering van voorstanders van ‘islamitisch financieren’ dat deze halal aandelen een veiligere belegging zijn dan gewone aandelen.
•
Raphie Hayat De Volkskrant maandag 29 juni 2015
Ook de frequentie van afvalinzameling kan van 8
Jaargang 11 | Nr 22
December 2015
9
belang zijn. Voor restafval en composteerbaar afval zijn Nederlandse gemeenten verplicht dit aan de voordeur op te halen. Voor restafval kiest het merendeel voor tweewekelijks en circa 20 procent voor één keer per week. Bij herwinbare materialen als papier, glas, textiel en plastic mogen gemeenten kiezen tussen het bij de voordeur ophalen of een netwerk van wegbrengplekken. Papier wordt door 89 procent van de Nederlandse gemeenten aan de voordeur opgehaald. Soms wordt dit ook door vrijwilligers gedaan. Textiel, plastic en glas worden respectievelijk in 77, 40 en 7 procent van de gemeenten aan de voordeur opgehaald. Ook bij het type container zien we de nodige variatie. Voor restafval wordt in de regel een grijze minicontainer van 120 of 240 liter gekozen. Eén op de vijf gemeenten kiest voor een duo-container voor rest- en composteerbaar afval of een zak. Voor composteerbaar afval wordt ook een minicontainer het meest gekozen. Omdat dit snel tot overlast leidt, wordt hier zelden voor een zak gekozen. Voor papier daarentegen, is een krat (of doos) het populairst. Voor textiel wordt vaak een zak met een speciaal opschrift gebruikt. De schattingsresultaten van het onderzoek staan weergegeven in een Discussion paper2 van het Tinbergen Instituut. Van de socioeconomische variabelen is alleen het aandeel niet-westerse allochtonen significant. Dit geeft aan dat ook culturele aspecten van belang zijn voor de verklaring van de recyclingsquote. Voorts blijkt dat diftarsystemen met gebruikmaking van een dure zak het meest effectief zijn voor het verhogen van de recyclingsquote, oplopend tot 24 procent. Een verklaring daarvoor is dat een zak met een prijskaartje in de regel alleen gebruikt wordt voor restafval en niet voor compost. In gemeenten met een dure zak wordt gemiddeld veel composteerbaar afval opgehaald, wat haaks staat op het beleid van een aantal gemeenten om thuis composteren te stimuleren, bijvoorbeeld door het verstrekken van compostvaten. Voorts blijkt dat het gebruik van een zak vooral in kustgebieden tot de nodige overlast kan leiden door de aanwezigheid van pikkende meeuwen. Bovendien bestaan er prikkels om zakken zo vol mogelijk te stoppen, waardoor ze moeilijk zijn te inspecteren. In dit verband is het niet verbazend dat het aantal gemeenten dat kiest voor het ‘durezaksysteem’ beperkt is tot 4%. Systemen waarbij de prikkel gebaseerd is op volume, frequentie of gewicht kennen de genoemde 10
Jaargang 11 | Nr 22
gemakskenmerken een verklaring, omdat de omvang van een duo-container met name in de zomer de productie van composteerbaar afval niet matcht. Het effect van een zak voor plastic afval is nog beperkter en leidt tot een verhoging van de recyclingsquote met 0,7 procent.
•
2 0 0 8 – 2 0 15
Directeur van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA
•
1999 – 2 0 0 7
Werkzaam bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in diverse functies
•
1997 – 1999
Projectleider Markt en Overheid binnen het Directoraatgeneraal voor de Economische Structuur van het Ministerie van Economische Zaken
nadelen niet, maar zijn minder effectief. Het gewichtssysteem scoort nog het beste met een 8 procent hogere recyclingsquote. Bovendien kunnen diftarsystemen tot hogere administratieve lasten (vooral gewicht) en meer risico op illegale dumping leiden. Het is dus van belang om na te gaan of ook andere instrumenten effectief zijn. Echter, een verhoging van de frequentie van het ophalen van herwinbare materialen of een verlaging van deze frequentie voor restafval heeft amper invloed op de recyclingsquote. Als we de frequentie van restafvalinzameling terugbrengen van één keer per week naar één keer per twee weken, dan zal de recyclingsquote met 1 procent toenemen. Omgekeerd inzamelen, waarbij de frequentie van restafvalinzameling wordt verlaagd en die van recyclebare materialen wordt verhoogd, is dus niet bijzonder effectief. Tot slot vinden we bij het gebruik van containers alleen een significant resultaat bij een duo-container voor rest- en composteerbaar afval en een zak voor plastic. Het vermijden van een dergelijke duocontainer betekent een hogere recyclingsquote van 3,4 procent. Hier vormen (waarschijnlijk)
•
Onze conclusie is dan ook dat niet-financiële instrumenten - zoals omgekeerd inzamelen - de recyclingsquote nauwelijks beïnvloeden. Financiële instrumenten - zoals een zak voor restafval met een prijskaartje - zijn effectiever, maar kennen belangrijke nadelen. In Europa wordt voorgesteld dat gemeenten voortaan 70% recyclen. Daarbij moeten we ons realiseren dat Nederland dit wil
bewerkstelligen door bronscheiding. Op basis van een effectiviteitanalyse van de belangrijkste instrumenten blijkt dit (praktisch) onmogelijk te zijn. Het voornemen van EU-commissaris Timmermans om deze EU-doelstelling te schrappen kan dan ook verwelkomd worden.
1
2
Diftar staat voor gedifferentieerde tarieven waarbij per huishouden geregistreerd wordt hoeveel afval aangeboden wordt en hoe meer afval een burger aanbiedt hoe hoger de afvalstoffenheffing zal zijn. Omgekeerd levert betere afvalscheiding en het aanbieden van minder afval een lagere afvalstoffenheffing op. Dijkgraaf, E. & Gradus, R.H.J.M. (2014). Efficiency Effects of Unit-based Pricing Systems and Institutional Choices of Waste Collection. (TI Discussion Paper, no 14-003/VI). Amsterdam: Tinbergen Institute.
Voorts blijkt dat het gebruik van een zak vooral in kustgebieden tot de nodige overlast kan leiden door pikkende meeuwen
1992 – 1997
Medewerker bij de Directie Algemene Financiële en Economische Politiek van het Ministerie van Financiën
•
1996 – 2 0 04
UHD bij Economische faculteit van de EUR
•
1990 – 1992
UD bij Economische faculteit van de Universiteit van Tilburg
•
1990
Promotie bij Universiteit van Tilburg
•
December 2015
11
KENNISMAKING
VODW biedt deze ondernemingen een positief perspectief. De VODW-ers krijgen vertrouwen, want ze spreken als geen ander de taal van de boardroom én de werkvloer. Samen met de opdrachtgever ontsluit VODW snel en gericht de kennis en het ondernemerschap binnen organisaties en combineert dat met eigen diepgaande, brede expertise en innovatiekracht. Samen met opdrachtgevers worden klassieke structuren en conventies doorbroken en scherpe keuzes gemaakt en gerealiseerd.
Een unieke samenwerking van wetenschap en praktijk
De Vrije Universiteit Amsterdam (VU) en VODW bundelen sinds 2013 hun krachten in het Center for Marketing Leadership (C4ML). Deze unieke samenwerking brengt de academische wereld en het bedrijfsleven bij elkaar. Het C4ML voert fundamenteel en relevant wetenschappelijk onderzoek uit en vertaalt dit naar de praktijk. In 2013 kwam Professor Ruud Frambach van de VU in contact met Maton Sonnemans, partner van VODW. De klik was er snel en de ambitie om samen de kennis en kunde van het marketingvak naar een hoger plan te brengen was groot. Centraal stond de vraag hoe in het huidige tijdperk de leiders van grote organisaties hun verantwoordelijkheid kunnen en moeten nemen en wat hierin de positie van de marketingdiscipline is. Een unieke samenwerking tussen een toonaangevende faculteit en het grootste in marketing gespecialiseerde adviesbureau was een feit.
VODW is medeoprichter van het Center for Marketing Leadership
VODW is de exclusieve partner van de VU in het C4ML en levert naast inhoudelijke expertise en betrokkenheid van haar klanten in het onderzoek ook een belangrijke financiële bijdrage aan promotieplaatsen. Het C4ML richt zich in het bijzonder op het begeleiden van een aantal talentvolle promovendi die tijdens hun onderzoek de unieke gelegenheid krijgen om in de praktijk van VODW mee te werken. Op dit moment zijn er drie promovendi actief.
VODW, sinds 1983 partner van grote ondernemingen
EEN BEDRIJF STELT ZICH VOOR: VODW VODW mag vooraanstaande ondernemingen in binnen- en buitenland tot haar opdrachtgevers rekenen, waaronder Achmea, ING, Delta Lloyd, Eneco, KPN en Schiphol 12
Jaargang 11 | Nr 22
Maar eerst iets meer over VODW. Sinds de oprichting in 1983 is VODW (voorheen Verdonk, Otten, Dik & Wiegerinck) uitgegroeid tot één van de grootste en meest toonaangevende in marketing en strategie gespecialiseerde bureaus van Europa, met een eigen staf van ruim honderd – meest academisch opgeleide – professionals. Met dit team brengt VODW een mix van expertises bij opdrachtgevers aan tafel: van strategen en experts op het gebied van strategie, innovatie, intelligence, customer experience, digital en commerciële organisatieontwikkeling tot ervaren branchespecialisten en interim marketing professionals. In elk VODW project werken de teams naar een concreet resultaat. Hierbij wordt een aanpak gehanteerd waarin scherpe analytische keuzes, creatieve oplossingen en succesvolle realisatie nauw samenhangen. VODW is met haar verbeeldingsen realisatiekracht de aanjager van digitale transformatie en klantgerichte vernieuwing bij grote ondernemingen. Het creëren van echte toegevoegde waarde voor de consument is altijd het vertrekpunt en het einddoel. VODW mag vooraanstaande ondernemingen in binnen- en buitenland tot haar opdrachtgevers rekenen, waaronder Achmea, ING, Delta Lloyd, Eneco, KPN en Schiphol.
VODW is de exclusieve partner van de VU in het C4ML
Maton Sonnemans
December 2015
13
Arianne van der Wal voert onderzoek uit naar mogelijkheden om consumentengedrag te verduurzamen. Recentelijk heeft ze bijvoorbeeld onderzoek gedaan naar het duurzame gedrag van status-georiënteerde klanten. Zo spreekt bijvoorbeeld Marqt meer status-georiënteerde klanten aan dan Ekoplaza. Omdat het zichtbaar maken van duurzaam gedrag aan de buitenwereld status op kan leveren, onderzocht Arianne of de klanten van Marqt meer winkeltassen kochten of hergebruikten dan de Ekoplaza klanten. Anne Kranzbühler promoveert op customer experience gerelateerd onderzoek. Haar project genaamd “Moments that matter: The impact of online social interaction on the customer journey” is door het Amerikaanse Marketing Science Institute bekroond met een prijs voor het meest innoverende onderzoek van het jaar. Het onderzoek analyseert de rol van sociale interactieplatformen in de klantreis. Bedrijven bieden steeds vaker hun klanten zulke platformen als extra service. Vaak gebruiken bedrijven hierbij subjectieve beoordelingen van klanten, maar ook objectieve beoordelingen van experts. Kranzbühler zoekt antwoord op de vraag hoe de gelijktijdige presentie van subjectieve en objectieve beoordelingen de besluitvorming van klanten beïnvloedt. Het onderzoek is opgezet in nauwe samenwerking met zorgverzekeraar Coöperatie VGZ.
academici vanuit het C4ML netwerk ingezet. TUSSENSTAND ONDERZOEK
Scientific themed research
Bedrijven kunnen deelnemen aan een promotieonderzoek van één van de onderzoekers of tailor-made onderzoek laten uitvoeren met de inzet van academische onderzoekers op strategische marketingvraagstukken van ondernemingen. Deelname biedt unieke innovatieve en gedegen inzichten en kans op een first-mover advantage. De vertaalslag van resultaat naar de praktijk staat centraal. Science impulse
Door gezamenlijk vraagstukken en thema’s te identificeren die spelen in een organisatie wordt wetenschappelijk onderzoek toegankelijk en toepasbaar. Tijdens workshops deelt het C4ML actuele én relevante inzichten uit verzamelde academische artikelen en vertalen we de inzichten vervolgens direct naar kansen voor de organisatie. Meer informatie over VODW vindt u op www. vodw.com. Uiteraard kunt u ook rechtstreeks contact opnemen met Maton Sonnemans, partner of Dr. Marije Teerling, principal consultant en binnen VODW verantwoordelijk voor C4ML.
Anniek Eigenraam doet onderzoek naar customer engagement behavior (CEB) in haar project “Creating value by connecting brands and customers”. Hierbij staat het interactiegedrag tussen merken en consumenten centraal. Denk hierbij aan het gebruiken van de Appie app van Albert Heijn of de “Do us a Flavor” campagne van Lays, waarbij consumenten hun ideeën voor nieuwe smaken chips tot leven zagen komen. Anniek gaat op zoek naar de optimale inzet van CEB zodat dit zowel voor de klant als de marketeer van waarde is. Naast de inhoudelijke begeleiding van de promovendi heeft het C4ML ook verschillende diensten voor ondernemingen ontwikkeld: Marketing Science Academy
Dit zijn opleidingen op maat en kennisbijeenkomsten voor marketing leaders, inclusief de laatste ontwikkelingen en trends in marketingwetenschap. Hierbij worden de beste 14
Jaargang 11 | Nr 22
Bedrijven kunnen deelnemen aan een promotieonderzoek van één van de onderzoekers
Naam
(Kwantitatieve) Analyse van Sociale Netwerken Sociale netwerken trekken veel belangstelling bij bedrijven, onderzoekers en studenten (!). Kernvragen bij onderzoek naar sociale netwerken zijn: “Hoe verspreidt informatie zich in een sociaal netwerk?” en “Wie zijn de belangrijke agenten in een sociaal netwerk?” Een sociaal netwerk is in deze context een groep agenten die via een netwerkachtige structuur verbonden zijn (“Ik wissel informatie uit met mijn vrienden/collega’s en die weer met hun vrienden/collega’s etc.”). De interactie binnen zo’n netwerk laat zich wiskundig via een graaf 1 beschrijven, waarbij de knopen de agenten zijn en er tussen twee agenten een verbinding is als die twee agenten in direct contact met elkaar staan. Als aan één agent nu informatie verstrekt wordt en iedere agent informatie aan één van zijn contacten doorgeeft – waarbij de agent het contact bijvoorbeeld uniform kiest – dan kunnen we met behulp van Markovketens de verspreiding van de informatie beschrijven. Omdat een sociaal netwerk een amorfe structuur heeft, zijn de klassieke (en krachtige) algoritmen voor de analyse van Markovketens niet direct van toepassing. Recentelijk heb ik samen met Joost Berkhout (ABRI PhD) een algoritme ontwikkeld dat een efficiënte analyse van ongestructureerde Markovketens toestaat. Net als het befaamde Google PageRank algoritme kunnen we met behulp van ons algoritme de belangrijkste of meest invloedrijke agenten binnen een netwerk identificeren, maar ook onderzoeken of er binnen een netwerk groepen bestaan waarin de agenten sterker met elkaar zijn verbonden (zogenaamde homophily). Dit laatste heeft grote impact op informatieverspreiding in een netwerk. Verder onderzoek omvat nieuwe methodes om de informatieverspreiding in een sociaal netwerk beter en kwantitatief in kaart te brengen.
Onderzoeker Prof.dr. Bernd Heidergott
AFDELING ECONOMETRIE EN OPERATIONS RESEARCH
1
Een graaf bestaat uit een verzameling punten, knopen genoemd, waarvan sommige verbonden zijn door lijnen, de zijden, kanten of takken
December 2015
15
C O LUM N TEKST VINOD SUBRAMANIAM FOTOGRAFIE VU-C&M
Approaching 100 days…
- IT HAS BEEN, AND WILL CONTINUE TO BE, A VOYAGE, FULL OF ADVENTURE, FULL OF DISCOVERY -
16
Jaargang 11 | Nr 22
As I write this column, I have been in office for sixty nine days. Sixty nine days of new impressions, of getting to know this university and the members of our vibrant academic community, of listening to the colleagues and students about shared ambitions, pride, and of course, challenges. It has been, and will continue to be, a voyage, in the incomparable words of the great Greek poet C. P. Cavafy1, “full of adventure, full of discovery.”
It has also meant learning new “languages.” What do I mean by that? I am formally trained as an engineer and applied physicist, with most of my research career in biophysics. This choice of specialization meant that I have had, in the course of my career, to learn the “language” of biochemistry and molecular biology, the “languages” spoken by my scientific collaborators, in order to understand the heart of the problem we were studying and to catapult our research to the next level. At the VU, with its broad palette of disciplines and educational programs, it has meant learning several “languages” at the same time. In particular, this has meant acquainting myself with the educational and research cultures and traditions that characterize the different faculties and disciplines. This step is essential in my understanding of how the different building blocks of the university come together to form the complex whole that is the VU. It is also essential to understanding what drives decisions and informs choices within the building blocks, be it in the strategy of appointing new academic personnel, or choices in new educational programs. There is no ‘one size fits all’ strategy, and it’s important for me to understand the nuances of the drivers within the different faculties and departments. The VU’s ambitious strategic plan 2015-2020 (Instellingsplan) provides an apt setting for an example of the different elements coming together to form a whole. Specifically, within the theme Governance for Society, three faculties, Faculty of Economics and Business Administration (FEWEB), Faculty of Social Sciences (FSW) and Faculty of Law (RCH) have examined the palette of post academic education offered separately by the three faculties, under the leadership of Frans Roozen from FEWEB. The team has made an inventory of what we currently offer, the overlaps, and the lacunae. The analysis shows that there is a rich variety of largely mono-disciplinary offerings, with little overlap, and significant complementarity. The potential to use the umbrella of Governance for Society to promote interfaculty collaboration and to use each others’ expertise, competences and networks to create inspiring new multidisciplinary programs is enormous. These collaborative directions are, in my opinion, precisely where we need to be heading in the coming years to leverage the vast expertise within the VU to create compelling new educational and research programs for our students. I look forward to engaging with my colleagues in the coming months to help create these new opportunities.
• O N DERZ O EKERS IN DE MEDIA
• Het is op zich geen gekke Prof.dr. Vinod Subramaniam (1967) werd op 1 september 2015 benoemd als rector magnificus en lid van het College van Bestuur van de Vrije Universiteit Amsterdam. Bij zijn portefeuille ligt het accent op het realiseren van de doelstellingen van het Instellingsplan van de VU. Optimale voorwaarden scheppen voor uitstekend onderwijs en onderzoek staat daarbij hoog op zijn agenda. Vinod Subramaniam studeerde elektrotechniek aan Cornell University en promoveerde in 1996 aan de University of Michigan in de Verenigde Staten in de technische natuurkunde, op de toepassing van laserspectroscopie voor eiwitonderzoek. 1
Ithaka, C. P. Cavafy, Collected Poems. Translated by Edmund Keeley and Philip Sherrard. Edited by George Savidis. Revised Edition. Princeton University Press, 1992
gedachte om alsnog te ruilen. Maar ruilen is alleen mogelijk voor leerlingen die uitgeloot zijn op hun eerste voorkeur en daarna toch nog op een populaire school terecht zijn gekomen. Zij hebben interessant ruilmateriaal. Dan wordt het dus aantrekkelijk de voorkeurslijst vol te zetten met heel populaire scholen. Zo creëer je voor jezelf interessant ruilmateriaal, mocht je niet terechtkomen bij je eerste keuze. Als leerlingen op deze manier, strategisch, gaan kiezen, dan kan de algemene verdeling over scholen nog slechter worden. Dan kies je ook niet meer eerlijk wat jouw favoriete school is.
•
Bas van der Klaauw Het Parool dinsdag 30 juni 2015
December 2015
17
WI N N AA R VU ON DERWI J SPR I J S:
Duisenberg Honours
MEI N DER T FLI KKEMA
Programme officieel van start
Een gongslag lanceert Duisenberg Honours Programme
Het programma biedt geselecteerde studenten een extra uitdaging en de mogelijkheid tot inhoudelijke verdieping tijdens hun masterfase. Door de integratie van de voormalige DSF opleidingen in honourstrajecten binnen de master-opleidingen van VU en UvA ontstaat een ijzersterke combinatie van academische en professionele excellentie. Het weten-schappelijke honours programma sluit nauw aan op en werkt nauw samen met de financiële sector en voldoet zo aan de vraag vanuit de sector om hooggekwalificeerd nieuw personeel. “Sinds 2008 heeft de Duisenberg School of Finance ruim 400 studenten opgeleid die hun weg hebben gevonden naar de financiële sector. Duisenberg-alumni zijn werkzaam op sleutelposities op het gebied van banking, corporate finance, financiële markten, M&A, regulering en risk management”, aldus Dirk Schoenmaker, decaan van DSF. Hoewel DSF de studentenaantallen heeft weten te verdrievoudigen, is het moment gekomen om nieuwe allianties aan te gaan. De integratie van de programma’s binnen de opleidingen van de VU en de UvA is dan ook een logische strategische stap.
Per 1 september 2015 is het opleidings-programma van de Duisenberg School of Finance (DSF) officieel geïntegreerd met het honours programma van de Vrije Universiteit (VU) en de Universiteit van Amsterdam (UvA). De nieuwe benaming van het programma is het Duisenberg Honours Programme. Het initiatief komt voort uit de ambitie van zowel VU, UvA als DSF om in Amsterdam hoogwaardig onderwijs te verzorgen op het gebied van finance. Typerende kenmerken van DSF – zoals de aansluiting op en samenwerking met de financiële sector – blijven onderdeel van het Duisenberg Honours Programma.
18
Jaargang 11 | Nr 22
Willem Verschoor (decaan FEWEB) en Dirk Schoenmaker (decaan DSF) ondertekenen de officiële overeenkomst
NWO-WOTRO Science for Global Development Onderzoeksbeurs voor Christopher Wickert Christopher Wickert, universitair docent bij de afdeling Management en Organisatiekunde, heeft een beurs van €310.000 ontvangen van NWO-WOTRO voor het project “Strengthening Agribusiness Ethics and Quality Standards and ICT Usage in uganda’s Value Chains – AGRIQUEST”. Het project wordt uitgevoerd in samenwerking met locale partners uit Oeganda: de makerere University Business School in Kampala en de Ssemwanga Center for Agriculture and Food.
Tijdens de opening van het nieuwe academisch jaar heeft Meindert Flikkema de eerste Van der Duijn Schouten Onderwijsprijs gewonnen. Deze prijs wordt uitgereikt aan een VU-docent die zich op verschillende dimensies binnen het onderwijs onderscheidt. “Meindert Flikkema is de verpersoonlijking van de belangrijke VU-waarden in het onderwijs: open, persoonlijk en verantwoordelijk”, aldus juryvoorzitter Joke van Saane. De prijs is vernoemd naar de oud-rector vanwege zijn grote inzet om de kwaliteit van het onderwijs aan de VU te versterken. Janneke Oostrom (FPP) won de DocenTalentprijs, een prijs voor talentvolle jonge VU-docenten, en Myriam Sillevis Smit mocht de StudenTalentprijs en de bijbehorende Alumniprijs in ontvangst nemen. Meindert Flikkema is Universitair Hoofddocent bij de afdeling Management en Organisatiekunde en programmadirecteur van de post graduate opleiding Management Consulting.
V ENI BE U R S VO O R J U L IA S C H AU MBU R G
Julia Schaumburg, universitair docent bij de afdeling Econometrie/OR heeft van NWO de VENI beurs toegekend gekregen voor haar onderzoek “Econometrische methoden voor het vaststellen van gevolgen van niet-standaard monetair beleid”. De wereldwijde financiële crisis heeft geleid tot monetaire interventies en strengere financiële regelgeving. Maar is het effect van dergelijke maatregelen langdurig of verdwijnt het snel? En leiden ze tot de gewenste resultaten? Dit gaat Schaumburg onderzoeken met behulp van flexibele, nieuw ontwikkelde econometrische methoden, om uiteindelijk niet-standaard effecten van monetair beleid mee te kunnen beoordelen. Elke onderzoeker met een VENI beurs krijgt maximaal €250.000 om drie jaar lang onderzoek te doen. VENI is een financieringsinstrument uit de Vernieuwsimpuls van NWO. De VENI beurs geeft excellente, pas gepromoveerde onderzoekers de kans hun ideeën gedurende drie jaar verder te ontwikkelen.
December 2015
19
Symposium Servant Leadership and Meaningful Work • O NDERZOEK ERS IN DE MEDI A
• Hoe komt het dat sommige steden het beter doen dan andere? De aanwezigheid van een universiteit, een levendige binnenstad en de groei van de kenniseconomie spelen een cruciale rol. De stad biedt het juiste kader voor toevallige ontmoetingen die aanleiding kunnen geven tot nieuwe ontwikkelingen. In plaats van de industrie trekt nu de dienstensector naar de stad.
•
Henri de Groot Het Parool dinsdag 30 juni 2015
Wanneer ervaar je zingeving in je werk en leven? Een toenemend aantal mensen is op zoek naar zingeving in zijn/haar werk. Zingeving die verder gaat dan materieel succes of winstgevendheid. Jongeren willen werken in een bedrijf dat een positief verschil maakt. Een bedrijf dat niet ten koste van, maar juist een duurzame bijdrage wil leveren aan de samenleving. Hoe kun je als leidinggevende ervoor zorgen dat medewerkers zich meer betrokken voelen en die extra stap willen zetten? Hoe bevorder je dat flexwerkers zich geen nomade voelen in een zielloze organisatie, maar er 100% voor gaan? Wat betekent zinvol werken in diverse culturen? Dit zijn slechts enkele van de vragen die centraal stonden tijdens het symposium ‘Servant-Leadership and Meaningful Work’ van 21 september jl. Ongeveer 80 deelnemers kwamen bijeen; internationale MSc studenten HRM en professionals van de VU en daarbuiten. Dit 12e symposium, georganiseerd door SERVUS, werd officieel geopend door Rector Magnificus Vinod Subramaniam. De Rector benadrukte dat de missie van de VU ook is een betekenisvolle leer- en werkomgeving te bieden, en dat hij wil openstaan voor wensen van jong en oud. Vervolgens schetsten Prof. Fons Trompenaars en dr. Sylvia van de Bunt de cross-culturele context en dilemma’s van Servant-Leadership, en werd vooruitgeblikt op het middagprogramma. Prof. David Weir gaf in zijn keynote aan dat de mens meer is dan een rationeel economische actor. Hij gebruikte de metafoor van de dansvloer waarin leiden en dienen elkaar afwisselen. Leiderschap moet zich uiten in interactie binnen de groep, in plaats van zich beperken tot diegene die een leiderschapsrol bekleedt. Vooral in een interculturele setting staat vertrouwen in de leider centraal; ServantLeadership correleert positief met vertrouwen in de leider en de organisatie. David eindigde met de stelling ‘Meaning comes from others, not only from oneself ’.
Interdisciplinary Insights on Its Meaning and Outcomes, Mariëtte Kaandorp over Meaningful organizational and personal development; how professionals recognize their intuitions, en tenslotte Jolanda Holwerda en Jip Veelenturf over Women in top management positions in search of meaning. Na de pauze kwam iedereen weer bijeen in de plenaire zaal. Prof. Dirk van Dierendonck analyseerde zes kenmerken van ServantLeaderschip: compassionate love (houd onvoorwaardelijk van anderen zoals je ook van jezelf houdt), empowerment (help mensen te groeien), geef richting, authenticiteit, humbleness (wees moedig en bescheiden), en stewardship (bouw duurzaam aan betekenisvolle gemeenschappen). Er volgde een paneldiscussie tussen studenten, sprekers en professionals rondom vragen zoals: hoe ervaar jij betekenisvol werk en hoe herken je het? Is er überhaupt leiderschap nodig om betekenisvol te kunnen werken? De middag werd afgesloten met een reflectie door Prof. Charles Hampden-Turner waarin hij meaningful work in het perspectief van waardecreatie plaatste: “If we are to distinguish the creation of wealth from merely making money, then Servant-Leadership is what transforms the latter into the former.” Hij gaf het voorbeeld van CEO Ray Anderson van Interface, een internationale tapijtproducent met Desso als Nederlandse firma. Samen met zijn medewerkers werd een nulemissie in 2020 als doel gesteld. Dit gezamenlijke duurzame doel heeft zingeving en gezamenlijke ambitie op de werkvloer gebracht. Inmiddels staat Interface al enige jaren in de top van beste werkgevers. Illustratief is dat een van de medewerkers een gedicht lanceerde ‘Tomorrow’s Child’, over Interfaces verantwoordelijkheid voor toekomstige generaties. Prof. Hampden-Turner resumeert: “Meaning is always created by weaving information into a wider pattern, into a greater whole. It is this whole that all of us serve, our leaders above can set the example for us to follow.” Tot slot werd als primeur het boek van Charles Hampden-Turner en Fons Trompenaars (2015), Nine Visions of Capitalism. Unlocking the Meanings of Wealth Creation. Infinite Ideas, Oxford, uitgereikt aan alle sprekers en was er gelegenheid tot napraten met studenten (de vrijwilligers) en de sprekers. Meer lezen: http://www.feweb.vu.nl/nl/afdelingen-en-instituten/managemet-en-organisatie/
AUSTRALIAN RESEARCH COUNCIL BEURS VOOR HESTER VAN HERK Hester van Herk, hoogleraar bij de afdeling Marketing, heeft een beurs van €323.000 ontvangen van de Australian Research Council voor het onderzoeksproject: “Dynamic relations between values and consumer behaviour: Age and lifestage”. Het onderzoek zal worden uitgevoerd in samenwerking met Julie Lee, Geoffrey Soutar (University of Western Australia), Anat Bardi (Royal Holloway, University of London), Leonard Coote (University of Queensland), en het onderzoeksbureau PureProfile Pty Ltd (Sydney). Het onderzoek loopt van 2015 tot 2018.
servant-leadership-centre-for-research-and-education/education-activities/index.asp
Na deze plenaire sessie ging de dialoog in kleine kring verder in vier parallel workshops onder leiding van respectievelijk dr. Floor van den Born over Organizational case study: improvisation for innovation among jazz musicians, Evgenia Lysova over Calling is Calling: 20
Jaargang 11 | Nr 22
December 2015
21
PROMOVENDUS
Onze conclusie is dan ook
IN HET KORT
dat niet-financiële instrumenten zoals omgekeerd inzamelen de recyclingsquote nauwelijks beïnvloeden Raymond Gradus pag 8
• I believe this type of economic analysis benefits the debate on market structure Albert J. Menkveld
•
•
Ik wil het onweer van
HIER DURFT IEDEREEN ALLES
morgen voorspellen
TE ZEGGEN, OOK ALS HET MISSCHIEN NIET HET JUISTE ANTWOORD IS
Iman van Lelyveld pag 32
Hans Koster pag 24
•
• WERKEN IN ZO’N OMGEVING INSPIREERT MIJ ENORM
pag 4
•
Dutch people are also in much better shape!
BEDRIJVEN KUNNEN DEELNEMEN AAN EEN
Thomas Thomas Jr.
PROMOTIEONDERZOEK VAN ÉÉN
pag 40
VAN DE ONDERZOEKERS
Maton Sonnemans pag 12
•
22
Jaargang 11 | Nr 22
Stuart Donovan pag 44
•
Met welke prikkels krijg je mensen aan het werk? Voor mijn proefschrift bestudeer ik de effecten van verschillende prikkels om mensen aan het werk te helpen. Een van deze prikkels is premiedifferentiatie in de arbeidsongeschiktheidsverzekeringen. De kosten voor arbeidsongeschiktheidsuitkeringen worden betaald uit werkgeverspremies. Deze premies zijn gedifferentieerd: hoe hoger de kosten van de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen van de (voormalig) werknemers van een werkgever, hoe hoger de premie. Hierdoor worden werkgevers gestimuleerd om de instroom in de arbeidsongeschiktheid te beperken en de re-integratie te bevorderen.
Naam Promovendus Nynke de Groot
AFDELING ECONOMICS
Om het effect van premiedifferentiatie te bepalen hebben we gekeken naar de afschaffing van premiedifferentiatie voor kleine werkgevers tussen 2003 en 2007. We onderzoeken of het beoogde effect van premiedifferentiatie op de in- en uitstroom van arbeidsongeschiktheid plaatsvindt, en of het van invloed is op de kans op een bedrijfsbeëindiging. Uit het onderzoek blijkt dat premiedifferentiatie de instroom in arbeidsongeschiktheid verlaagt en de uitstroom verhoogt. Deze effecten verdwenen echter op het moment dat de periode van loondoorbetaling bij ziekte werd verlengd van 1 naar 2 jaar. Dit lijkt twee oorzaken te hebben: werknemers zijn voorafgaand aan arbeidsongeschiktheid reeds twee jaar ziek waardoor het voor werkgevers lastiger is ze weer aan het werk te krijgen, en de financiële prikkel voor werkgevers in de ziekteperiode is al dusdanig hoog dat premiedifferentiatie geen extra prikkel biedt. Daarnaast blijkt uit het onderzoek dat een hogere premie leidt tot meer bedrijfsbeëindigingen.
December 2015 23
I N T E RV I E W TEKST Ellen Woudstra FOTOGRAFIE Shutterstock / Anneke Hymmen
Hans Koster, universitair docent bij de afdeling Ruimtelijke Economie, houdt zich bezig met de economische analyse van steden, regio’s en het milieu.
VISIE OP ONDERZOEK
24
Jaargang 11 | Nr 22
K
H
A
N
S
O
S
T
E
R
December 2015 25
CV
HANS KOS T ER
Dr. Hans Koster (1987) is universitair docent bij de afdeling Ruimtelijke Economie, Vrije Universiteit Amsterdam. Daarnaast is hij verbonden als Research Fellow aan het Tinbergen Instituut en het Spatial Economics Research Centre van de London School of Economics.
“Ik vind dat je niet precies moet willen voorspellen wat je over tien jaar doet” 26
Jaargang 11 | Nr 22
Hans Koster is net terug uit Sri Lanka, waar hij twee weken gastdocent Stedelijke Economie is geweest aan de afdeling Planologie van de Universiteit van Moratuwa. Hoe is het om te werken in Sri Lanka? “Het was een interessante ervaring. De condities zijn totaal verschillend van hier. Er is geen airco, en dat met een temperatuur van 30 graden en een luchtvochtigheid van 90%. De ramen staan dus altijd open. Naast het gebouw is een drukke verkeersweg en een bouwplaats. Af en toe valt de beamer uit. Er is veel minder toegang tot boeken, artikelen en dat soort zaken. Studenten zijn bescheiden. Als ik tijdens een college een vraag stel, durft bijna niemand antwoord te geven. Dat is in Nederland totaal anders. Hier durft iedereen alles te zeggen, ook als het misschien niet het juiste antwoord is”, en lachend: “Maar misschien waren ze ook gewoon bang voor me.” Hans was in Sri Lanka in het kader van een Wereldbankproject. “De afdeling Planologie had daar een beurs binnengehaald om de onderwijskwaliteit te verbeteren. En zo kreeg ik een uitnodiging om twee weken Stedelijke Economie te komen doceren. Ik heb ook een zogenaamde curriculum review gedaan: op de economische vakken in hun curriculum heb ik mijn commentaar gegeven. Daarnaast zijn de eerste aarzelende stapjes gezet op weg naar een gezamenlijk onderzoeksproject.” Hans Koster, universitair docent bij de afdeling Ruimtelijke Economie, houdt zich bezig met de economische analyse van steden, regio’s en het milieu. Hij is geïnteresseerd in vragen als: waarom vestigen mensen en bedrijven zich in bepaalde plaatsen? En juist niet in andere plaatsen? Hoe verklaar je een crisis op de huizenmarkt? Bij zijn onderzoek maakt Hans gebruik van omvangrijke databestanden over huizenprijzen, werkgelegenheid, productiviteitsgegevens van bedrijven, etc. Deze big data worden vervolgens geanalyseerd met behulp van geavanceerde econometrische technieken. Meer concreet: door het combineren van verschillende databestanden en het analyseren daarvan kunnen vermoedens van burgers en organisaties hardgemaakt en gekwantificeerd worden. Het is bijvoorbeeld bekend dat de gaswinning in Groningen door de Nederlandse Aardgas Maatschappij (NAM) leidt tot bodemverzakking en aardbevingen. Er waren vermoedens dat de huizenprijzen hierdoor dalen. Maar hoe vind je daar bewijs voor? Ortec Finance, een bedrijf dat onder meer vastgoedwaarderingen voor de WOZ-waardering levert, deed onderzoek. “Maar ze vonden niks. Dit was voor mij de aanleiding om te denken, ho, dat kan niet.” Hans Koster en Jos van Ommeren stortten zich op het onderzoek en toonden het tegengestelde aan: de huizenprijzen in Groningen dalen per aardbeving tegen de 3500 euro in waarde. Hans schat dat de woningprijzen in Groningen met zo’n 175 miljoen euro gedaald zijn als gevolg van de aardbevingen, ongeveer 600 euro per huishouden.
•
2 0 13
PhD Vrije Universiteit
•
2 0 14
VENI Grant NWO
•
2 0 14
Runner-up KVS-penning for dissertation “The Internal Structure of Cities: The Economics of Agglomeration, Amenities and Accessibility”.
•
2 0 14
August Lösch Prize for dissertation “The Internal Structure of Cities: The Economics of Agglomeration, Amenities and Accessibility”.
•
2 0 14
Data-without-boundaries grant (EU funded) for project “Land Use Planning, Agglomeration Economies And The Office Market: Evidence From Blitz Bombings” – with Gerard Dericks (Oxford University)
•
• O N DERZ O EKERS IN DE MEDIA
• Een debat over de dienstbaarheid van de organisatie, zoals nu over universiteiten gevoerd wordt, zou vaker gevoerd moeten worden. Dus: verwelkom een kritische stem in je organisatie – of gebruik een flinke crisis – zodat het doel van de organisatie weer helder is.
•
Elco van Burg
2 0 15
Van der Knaap Prize for for dissertation “The Internal Structure of Cities: The Economics of Agglomeration, Amenities and Accessibility”.
Reformatorisch Dagblad dinsdag 6 oktober 2015
•
•
2 0 15
Urban Land Institute Prize for paper “Is the Sky the Limit? High-rise Buildings and Office Rents”.
•
December 2015 27
Hoe kunnen de uitkomsten van twee onderzoeken zo verschillen? “Het is bijzonder lastig om te meten welke impact een aardbeving heeft. Je hebt een aardbeving op één punt, op een bepaald tijdstip. Hoe voelt iemand die een kilometer verder woont die aardbeving, op welke sterkte? Het is niet gemakkelijk om dat goed te kwantificeren. We hebben toen met de afdeling Seismologie van de KNMI contact gehad, want wij hebben natuurlijk weinig verstand van geologie. De kennis van het KNMI konden we goed gebruiken in ons onderzoek. We hebben dus zeer goed nagedacht hoe je die aardbevingsgegevens koppelt aan de huizenprijzen. Die koppeling bleek heel belangrijk: als je die bestanden niet goed combineert, dan vind je ook niks.” De Rechtbank in Assen heeft inmiddels bepaald dat de NAM Groningse huiseigenaren moet compenseren, ook als er geen fysieke schade is. En niet op het moment dat een huis met verlies wordt verkocht, maar nu al. In ander onderzoek toont Hans Koster, samen met Martijn Dröes, aan dat de bezorgdheid van huizenbezitters in de buurt van windmolens terecht is. Volgens bewoners
zouden windmolens vlakbij hun woningen zorgen voor horizonvervuiling, hinderlijke slagschaduw en geluidsoverlast, die weer tot een prijsverlaging van hun woning zouden leiden. Koster en Dröes bevestigen deze stelling met hun onderzoek. Zelfs 2 tot 3 jaar voordat de windmolens gebouwd worden zijn er al dalingen in de prijzen van woningen te bespeuren – binnen een straal van 2 kilometer afstand van die windmolen. Hoe groter de windmolen, hoe groter de prijsdaling. Het effect kan dan zelfs verdubbelen. Het gemiddelde verlies per woning komt op een bedrag ergens tussen de 3500 en 5600 euro. Er zijn naar aanleiding van dit onderzoek Kamervragen gesteld over of de huidige planschaderegeling om bewoners te compenseren voldoende is. Hans Koster groeide op in Houten, bij Utrecht. Hij had van jongs af aan ‘iets’ met plaatsen en locaties. “Ik was toen al vaak bezig met geografie, kaarten, cijfers, en zo. Ik speelde bijvoorbeeld vaak het computerspelletje Sim City, dat bestond uit het ontwerpen van een stad. Er zat toen dus al iets stedelijk-
“Het gaat erom dat je je werk leuk vindt en dat het genoeg uitdagingen heeft”
economisch in mij.” De interesse in cijfers, data en analyse zit in de familie. Vader Koster is van huis uit econometrist. Broer Paul is econoom, ook bij de afdeling Ruimtelijke Economie van de VU. De vrouwelijke kant van de familie houdt zich meer bezig met de ‘sociale’ beroepen (pedagogiek, psychologie). Hans studeerde economie in Rotterdam. In zijn eerste studiejaren was Hans zeer actief in het studentenleven. “Ik hou wel van socializen.” In zijn derde jaar werd hij student-assistent bij Wouter Jacobs en Bert van der Knaap. Op vrijdagmiddag hielp hij bij een kwantitatief onderzoek naar locatiekeuzes in de Rotterdamse haven. Hier werd zijn interesse voor wetenschappelijk onderzoek gewekt. Broer Paul volgde op dat moment de master STREEM (Spatial, Transport & Environmental Economics) aan de VU. “De master staat goed aangeschreven en de kwantitatieve insteek sprak mij erg aan.” Hans kwam naar de VU en studeerde 28
Jaargang 11 | Nr 22
cum laude af. Hierna werd hij promovendus en promoveerde uiteindelijk in 2013, 25 jaar oud, op het proefschrift getiteld ‘The internal structure of cities: the economics of agglomerations, amenities and accessibility’. Voor zijn proefschrift ontving hij een aantal prijzen: de August Lösch Prize (uit handen van de Regional Science Association), de Van der Knaapprijs (uit handen van de Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen), de Urban Land Institute Award (voor het beste artikel in The Journal of Economic Geography, tevens hoofdstuk 4 uit het proefschrift). Voor de toekomst heeft Hans geen vastomlijnde plannen. “Ik vind dat je niet precies moet willen voorspellen wat je over tien jaar doet, maar in principe ambieer ik een academische carrière. Dit overigens niet ten koste van alles. Niet omdat het moet van mezelf of van andere mensen. Het gaat erom dat je je werk leuk vindt en dat het genoeg uitdagingen heeft.” December 2015 29
Van alles wat Europa vraagt in ruil voor steun, is de onbegrijpelijkste eis dat de Grieken voortaan op zondag hun winkels moeten openen. Europa baseert zich ten onrechte op aanbevelingen van bijna tien jaar geleden, terwijl er inmiddels een boekenkast vol onderzoek verschenen is waaruit blijkt dat de koopzondag niets oplevert.
Kleine beleggers moeten altijd voorzichtig zijn met bedrijven die naar de beurs gaan. Ze kunnen beter zo veel mogelijk aan risicospreiding doen. Albert Menkveld Het Parool, donderdag 9 juli 2015
Raymond Gradus Reformatorisch Dagblad, donderdag 16 juli 2015
Onbewust weten we waar advertenties altijd staan. Bovenaan, ergens rechts en onderaan. Met onze ogen zoomen we razendsnel in op content die er écht toe doet. Consumenten zijn getraind in het onbewust negeren van advertenties. De kans dat iemand op een banner klikt, is gemiddeld in Nederland zo’n 0,14 procent.
Bij vrouwen die in armere regio’s en wijken in Nederland wonen, overlijden meer kinderen bij de geboorte wanneer de vrouw thuis bevalt in plaats van in het ziekenhuis. In de rijkere helft van Nederland zijn thuisbevallingen niet onveiliger voor het kind dan ziekenhuisbevallingen.
Nederland vreest dat Schiphol er enorm onder zal lijden als KLM ten onder gaat. Maar is dat ook echt zo? In eerste instantie wel, maar Schiphol hoeft er geen blijvende gevolgen van te ondervinden. Amsterdam zal voor toeristen en zakenreizigers aantrekkelijk blijven. Eric Pels Trouw, vrijdag 9 oktober 2015
Computergestuurde aan- en verkoopprogramma’s bepalen een groot deel van de beurshandel. Bestaat er tegenwoordig nog wel ruimte voor emoties, paniek en desnoods een ouderwetse beurscrash? Gelukkig wel. Veel handel die door computers wordt gestuurd, betreft tijdelijke posities. Soms duurt het bezit van aandelen of obligaties zelfs maar minuten of seconden. Uiteindelijk komen die stukken toch weer terecht bij institutionele of kleine beleggers die veel minder gebruik maken van computers. Daar is veel meer ruimte voor menselijke ratio en misschien is dat maar goed ook. Albert Menkveld De Volkskrant, dinsdag 25 augustus 2015
Reyn van Ewijk De Gooi- en Eemlander, dinsdag 11 augustus 2015
Wie in de accountancy, advocatuur, consultancy of de krijgsmacht werkt, heeft een keuze: of je maakt carrière, of je ligt eruit. Dit komt erop neer dat iedereen die na zijn studie niet binnen acht tot twaalf jaar partner, hoogleraar of kolonel is, dringend wordt verzocht een andere baan te zoeken.
Waar tijdens de eurocrisis tekortlanden zwaar moesten bezuinigen om hun tekort terug te dringen, hebben overschotlanden tegelijkertijd verzuimd om hun binnenlandse bestedingen te stimuleren. Het resultaat was dat de eurozone als geheel minder hard groeide dan mogelijk. De hardnekkige laagconjunctuur in Europa kan dus zeker niet geheel aan Zuid-Europa worden toegeschreven, maar ook aan het feit dat landen in Noord-
Europa, Duitsland en Nederland voorop, hebben verzuimd hun economie te stimuleren. Ons hardnekkige overschot in de buitenlandse handel illustreert niet alleen onze sterke concurrentiepositie, maar ook onze structureel zwakke binnenlandse vraag. Het is helaas niet anders. Wim Boonstra Het Financieele Dagblad, zondag 26 juli 2015
Emile Lancee Het Parool, woensdag 7 oktober 2015
Claartje Vinkenburg Het Financieele Dagblad, vrijdag 11 september 2015
Met behulp van een relatief eenvoudige risicomatrix kunt u zelf goed inzicht krijgen. Het begint met antwoord op de vraag welke zaken voor u en uw levenspartner financieel ‘noodzakelijk’ en welke ‘wenselijk’ zijn. Dit vergt even wat gespreksuurtjes, maar die zijn de moeite waard, zo weet ik uit eigen ervaring. Natuurlijk moet het maken van een risicomatrix er niet toe leiden dat u helemaal geen financiële beslissingen meer durft te nemen.
Het moet praktisch blijven. Toch zal een beter inzicht in uw echte risicoprofiel ertoe bijdragen dat u op deelgebieden andere beslissingen neemt dan u wellicht nu zult doen. Onder- of oververzekeren bijvoorbeeld kan sneller aan het licht komen. Het maken van de matrix heeft nog een belangrijk neveneffect: u zult de periodieke gesprekken met uw financieel adviseur beter voorbereid aangaan. Tom Loonen,
Je ziet dat pesten vooral voorkomt in werksituaties waarin de cultuur is gericht op straffen in plaats van belonen. Ook wordt meer gepest als werknemers het gevoel hebben dat ze weinig controle hebben over hun omgeving of hun werkzaamheden, bijvoorbeeld omdat er veel regeltjes zijn en er weinig ruimte is voor eigen initiatief. Mensen zoeken dan naar andere manieren om die controle te kunnen uitoefenen. Pesten is er daar een van.
Een compliment werkt zelfs sterker dan een bonus: die krijg je immers aan het eind van het jaar pas. Terwijl een compliment geven direct kan wanneer goed gedrag wordt vertoond. Marius Rietdijk NRC Handelsblad, zaterdag 10 oktober 2015
Marius Rietdijk De Volkskrant, zaterdag 12 september 2015
FD.nl, vrijdag 28 augustus 2015
30
Jaargang 11 | Nr 22
December 2015
31
N I EUW B I J DE FA C ULT E I T TEKST Ellen Woudstra FOTOGRAFIE VU-C&M
TEKST Gerda van Dijk FOTOGRAFIE Anneke Hymmen
IMAN VAN LELYVELD
Per 1 juli 2015 is Iman van Lelyveld benoemd tot hoogleraar Banking and Financial Markets bij de afdeling Finance van onze faculteit. Met zijn leerstoel wil Van Lelyveld het toezicht op de banken verbeteren, zodat risicovol gedrag van banken en crises eerder gesignaleerd kunnen worden. “Je kunt makkelijker het weer voorspellen dan een economische of financiële crisis,” zegt Iman van Lelyveld. “Moleculen veranderen immers niet van gedrag. Banken wel. Ik wil het onweer van morgen voorspellen.” Het Interbancaire netwerk werd al vóór de crisis minder stabiel In een paper dat in 2013 verscheen liet Van Lelyveld zien dat het netwerk tussen banken al twee jaar voor de crisis, die in 20072008 begon, van structuur aan het veranderen was. Met nauwkeurige gegevens over interbancaire netwerken kunnen we hopelijk crises beter zien aankomen. Van Lelyveld wil die gegevens verzamelen door verschillende datasets aan elkaar te koppelen. Zo wordt inzichtelijk hoe leningen, derivaten en betaalsystemen van banken zich tot elkaar verhouden en samenhangen. “We kunnen straks precies zien hoe banken van elkaar lenen of derivaten verstrekken,” vertelt hij.
32
Jaargang 11 | Nr 22
Netwerktheorie toegepast op bankgegevens
Deze interbancaire netwerken worden onderzocht met de netwerktheorie. Deze theorie, die bijvoorbeeld in de sociale wetenschappen al wordt gebruikt, wordt nu dus toegepast op bankdata. Met data kunnen de interbancaire netwerken volledig benut worden. “Straks weten we net zo veel van activiteiten tussen banken als van het telefoonverkeer,” schetst Van Lelyveld. “We weten dat mensen met elkaar bellen. Maar we weten inmiddels ook met wie ze bellen, hoe lang, en waar ze het over hebben. Met banken is het net zo. We weten dat ze aan elkaar lenen en gaan ons nu in de details verdiepen.”
• CV
201 5
Hoogleraar Banking and Financial Markets Vrije Universiteit Amsterdam
•
1999
I MA N VA N LE LY V E LD
Iman van Lelyveld werkt bij De Nederlandsche Bank. Eerder werkte hij bij de Bank of England en de Bank for International Settlements, waar hij zich bezighield met empirisch werk en bankentoezicht. Hij studeerde Macroeconomie aan de Universiteit van Amsterdam, en promoveerde in 1999 aan de Radboud Universiteit in Nijmegen op zijn proefschrift getiteld ‘Inflation, Institutions and Preferences’.
Senior Economist bij de Nederlandsche Bank
•
201 3 - 2014
Deputy Head International Data Hub bij de Bank for International Settlements, Basel Area, Zwitserland
•
2008- 201 0
Research Advisor Bank of England
•
2005 - 2008
Universitair Hoofddocent Radboud Universiteit Nijmegen
•
1 9 95 -1 9 9 9
PhD Economics Radboud Universiteit Nijmegen. Zijn proefschrift is getiteld “Inflation, Institutions and Preferences”
‘Governance for Society’: Decentralisaties in het publieke domein De transitie heeft plaatsgevonden; de transformatie bevindt zich nog in de beginfase
•
1 9 9 3 -1 9 9 4
Trainee Forex bij de Deutsche Bank
• Met nauwkeurige gegevens over interbancaire netwerken kunnen we hopelijk crises beter zien aankomen
December 2015 33
De eerste bevindingen zijn dat er een grote overeenstemming is over de hoofdlijnen van het ‘wat’ van de opgave, maar over het ‘hoe’ van de uitvoering is het geluid minder eenduidig. De deelnemers van de diverse gemeenten verstaan elkaar goed en delen dezelfde taal. Begrippen als wijkteams, keukentafelgesprekken, burgers in hun kracht brengen, etc. worden door iedereen genoemd. Maar tot welke handelingen, afspraken, processen, en dingen dat moet leiden wordt zeer verschillend ingevuld. Daarvoor lijkt een historische verklaring: de gemeenten beginnen niet ‘from scratch’, maar moeten de decentralisatie-opgaven inpassen in de bestaande gemeentelijke structuren, routines en gebruiken. Wat verder opvalt is dat de deelnemende gemeenten veel energie en tijd steken in het op orde brengen van de uitvoering. Veel aandacht gaat naar zeer gedetailleerde procedures (bijvoorbeeld duizenden PGB’s, tientallen aanbestedingspartijen, rechtmatigheid, contracten, etc.). Dit levert ook een spanningsveld op tussen de basis op orde brengen en innoveren (transformeren). De drukte met vele interne overleggen is grotendeels gericht op het bedienen van het college, de raad en elkaar.
In het instellingsplan ‘Visie 20152020’ heeft de VU gekozen voor vier profileringsthema’s: Governance for Society, Human Health & Life Sciences, Connected World en Science for Sustainability. Het thema Governance for Society gaat over de vraag hoe organisaties en samenlevingen zich organiseren en bestuurd worden of bestuurd zouden moeten worden om maatschappelijke vraagstukken te kunnen oppakken. Binnen FEWEB wordt hier onder meer vanuit het Zijlstra Center (hZC) vorm en inhoud aan gegeven. Hieronder staan twee voorbeelden van lopende onderzoeken naar de effecten van decentralisatie1.
Doelmatigheid van eerdere decentralisaties
De verhoudingen in het maatschappelijke krachtenveld veranderen voortdurend. Zo leidt decentralisatie van rijkstaken tot een herpositionering van de overheid, de markt, de (semi)publieke organisaties en de burger. Er ontstaan andere, nieuwe, voorspelde en onvoorspelbare governance-vormen. Recente decentralisaties gaan gepaard met een (forse) reductie van de beschikbare middelen. De gedachte hierachter is dat gemeenten efficiënter kunnen werken, omdat ze dichter bij hun burgers en de semipublieke organisaties staan. Maar leiden decentralisaties ook tot een grotere doelmatigheid? (zie Kader 1)
Uit een tussenrapportage blijkt dat er in de beleidsevaluaties geen tot weinig aandacht is voor doelmatigheid. Het meten ervan wordt bovendien bemoeilijkt door de vele beleidswijzigingen en soms ook door het verkleinen van de beleidsvrijheid. Het verband van doelmatigheid en decentralisatie is – voor de Nederlandse context – nooit systematisch onderzocht. In de volgende fase richt het onderzoek zich op het verkrijgen van een (integraal) overzicht op de verschillende aspecten van doelmatigheid en de economische doorwerking. De drie huidige decentralisaties
Het Zijlstra Center voert ook onderzoek uit naar de drie recente decentralisaties per 1 januari 2015, op het terrein van jeugd, zorg en arbeid. In deze decentralisaties wordt een groter beroep gedaan op mensen zelf: de participatiesamenleving. 34
Jaargang 11 | Nr 22
Gerda van Dijk
Kader 1 D OELMATIGHEIDSSTUDIE BIJ VROEGERE DECENTRALISATIES
In opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voert het Zijlstra Center onder leiding van VU-hoogleraar Bestuur en Economie van de Publieke en Non-profit Sector, Raymond Gradus, een onderzoek uit naar de zogeheten macrodoelmatigheid van eerdere decentralisaties voor 2015, ook omdat
de gegevens voor de recente (nog) ontbreken. In de afgelopen decennia werden bijvoorbeeld de Wet voorzieningen gehandicapten, de onderwijshuisvesting, de bijstand en de huishoudelijke hulp overgedragen van rijk naar gemeenten. Van belang daarbij is dat het doelmatigheidsbegrip meervoudig van aard is: niet alleen zou het per saldo goedkoper kunnen zijn, ook het idee dat het kwalitatief kan verbeteren in een betere dienstverlening naar burgers, is iets wat in beeld gebracht gaat worden. Het onderzoek wordt eind 2016 afgerond.
Op gemeentelijk niveau ontstaan nieuwe werkwijzen, zowel bij lokale overheid als vanuit de samenleving zelf. Er ontstaan meer bottomup en netwerk gerelateerde besturingsprincipes. Tenminste dat is de aanname van ingezet beleid. Hoe dat er in de praktijk precies gaat uitzien weet niemand. Het Zijlstra Center onderzoekt samen met onderzoekers van Bestuurskunde van FSW in een ‘Veranderlab’ hoe de (nieuwe) praktijken van sturing, oftewel governance, in het sociaal domein door gemeenten wordt vormgegeven (zie Kader 2).
Decentralisaties en governance
Het eerste beeld uit de twee hier besproken onderzoeken is nog prematuur, maar de contouren zijn wel zichtbaar. De decentralisaties zijn als operatie succesvol uitgevoerd in de zin dat de overdracht van verantwoordelijkheden en middelen – de transitie – plaats heeft gevonden. Uit de doelmatigheidsstudie komt een gebrek aan aandacht voor de (bredere) doelmatigheid naar voren, met name wat betreft het maatschappelijke effect. En dit stemt overeen met beelden2 uit het Veranderlab waar we de huidige decentralisaties in actie zien. Er is wel veel aandacht voor het maatschappelijke effect in abstracte zin (in beleidsnota’s en gesprekken), maar het lukt slechts moeizaam dat om te zetten in lokale praktijken met concrete handelingen, werkmethodes en doelen waar op gestuurd kan worden. De transitie heeft plaatsgevonden; de transformatie bevindt zich nog in de beginfase. Het vergt nu extra inzet en aandacht om nieuwe governance vormen te ontdekken, ontwikkelen en laten groeien, zodat het maatschappelijk effect niet alleen in woorden, maar ook in resultaten centraal staat. Dat is waar de VU met haar programma Governance for Society aan wil bijdragen.
Kader 2 VERANDERL AB: STURING SO CIAAL D OMEIN
In het Veranderlab bestuderen de onderzoekers de praktijk, samen mét de praktijk. Het Veranderlab bestaat uit medewerkers (kwartiermakers, controllers en beleidsmakers) van 11 (middel) grote gemeenten uit heel Nederland en staat onder leiding van Pieter Veen, onderzoeker bij hZC. Uitgangspunt van het lab is dat praktijken continu veranderen en dat mensen zelf er betekenis
aan geven. De deelnemers brengen eigen casuïstiek mee, zoals de vernieuwing van de inkoopfunctie, de monitoring van wijkteams, de nieuwe werkwijze of cultuur van de ambtenaren op het stadhuis, en zijn zelf mede-onderzoekers. Zij leggen hun praktijk vast in een persoonlijk ‘logboek’, reflecteren hierop met elkaar en samen met de onderzoekers. Het Veranderlab loopt gedurende een jaar (februari 2015 tot maart 2016). De bijeenkomsten zijn afwisselend bij de verschillende gemeenten, waarmee de deelnemers een ‘kijkje in de keuken’ krijgen bij elkaar.
HE T Z I J L S T R A C E N T E R
GE R DA VA N D IJK
Het Zijlstra Center is onderdeel van de Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde (FEWEB) van de Vrije Universiteit. Het center is opgericht in 2009 en vernoemd naar Jelle Zijlstra, bekend als minister van Economische Zaken en Financiën (1952-1963) en een van de oprichters van FEWEB. Tijdens zijn ministerschappen gaf Zijlstra inhoud aan zijn visie op de overheid in de samenleving en de ontwikkelingen in de publieke sector: een matige, betrouwbare overheid die haar publieke taken vervult in samenwerking met markt en middenveld. Een visie die nog steeds inspireert; die nog steeds uitdaagt om de praktijken van samenwerking tussen overheid, (semi) publieke organisaties, markt en burgers te blijven volgen en ontwikkelen.
Prof.dr.ir. Gerda van Dijk is sinds september 2013 directeur van het Zijlstra Center. Daarnaast is zij hoogleraar Organisatie Ecologie van de Universiteit van Tilburg. Tevens is zij zelfstandig management consultant. Gerda heeft Biologie gestudeerd aan de Wageningen Universiteit en is aan deze universiteit als Aquatisch Ecoloog gepromoveerd. De eerste 10 jaar van haar loopbaan heeft ze gewerkt als natuurwetenschappelijk onderzoeker en onderzoekmanager bij respectievelijk het Instituut voor Bos en Natuurbeheer en het RIVM (Rijksinstituut van Volksgezondheid en Milieu). Vervolgens heeft Gerda de overstap gemaakt naar Management en Organisatie. Ze heeft 11 jaar bij een middelgroot consultancybureau gewerkt; de laatste jaren als partner. Zij is gespecialiseerd in het functioneren van publieke organisaties als het gaat om strategie-, organisatie- en leiderschapsontwikkeling. Van Dijk heeft binnen de publieke sector diverse functies en rollen vervuld: van onderzoeker, adviseur, docent tot leidinggevende en toezichthouder.
De praktijk houdt zich niet aan academische disciplines. Onderzoek in de praktijk vraagt een samenspel tussen vele disciplines. Beide studies worden uitgevoerd in multidisciplinaire samenwerking. Deze tekst is het resultaat van inbreng van diverse onderzoekers van hZC, FEWEB en Faculteit der Sociale Wetenschappen (FSW). Om praktische redenen zijn alleen de namen van de projectleiders genoemd.
1
De praktijk is – letterlijk en figuurlijk – ongekend complex. Zowel voor de deelnemers als voor de onderzoekers. Vandaar dat de term beelden wordt gebruikt.
2
December 2015 35
10.00
DE DAG VA N
Overleg met Mira Maletic. Ditmaal over het werven op de internationale markt van een nieuwe universitair docent.
TEKST Maarten Lindeboom FOTOGRAFIE Arno de Geus
MAARTEN LINDEBOOM Maarten Lindeboom is hoogleraar bij de afdeling Economics van onze faculteit en sinds 1 januari 2015 is hij tevens hoofd van deze afdeling. Naast het takenpakket dat hij al had als hoogleraar, het doen van onderzoek, het geven van onderwijs, het begeleiden van promovendi, is hij nu ook verantwoordelijk voor het reilen en zeilen van de afdeling, zoals bijvoorbeeld het aanstellen van nieuwe medewerkers en het bewaken van het budget. Daartoe voert hij regelmatig overleg met de directeur bedrijfsvoering van onze faculteit, Mira Maletic.
11:00
Op werkkamer achter de computer werken: emails beantwoorden 12:00
Lunchen met collega’s in het restaurant van de VU op de begane grond. Of broodje op de kamer om college voor te bereiden, maar in ieder geval na afloop nog even koffie halen bij Sodexo in de hal van het hoofdgebouw
13:00
Met de fiets naar het Tinbergen Instituut op de Zuid-As om les te geven aan promovendi en MPhilstudenten
Een gemiddelde werkdag van Maarten Lindeboom ziet er als volgt uit: 9:00
Of wat later, de werktijden zijn flexibel op de VU. Aankomst op de VU (uiteraard met de fiets) en met de lift naar de 10e verdieping
15:00
Weer terug naar de VU en als editor van het internationale tijdschrift Health Economics ingezonden artikelen uitzetten bij reviewers en op basis van binnengekomen rapporten beslissingen nemen over het al of niet publiceren van een artikel 16:00
Jaargesprek met medewerker 17:00
Overleg met promovendus over een onderzoeksartikel 18:00
Naar huis
36
Jaargang 11 | Nr 22
December 2015 37
DE VO O RW E R P E N VA N TEKST Maarten Lindeboom FOTOGRAFIE Anneke Hymmen
MAARTEN LINDEBOOM
Onderwijs en onderzoek
Bestuur is een belangrijke component van de dagelijkse activiteiten, maar waar het echt om draait is natuurlijk onderwijs en onderzoek.
Start van de dag
Met de fiets naar de VU, de beveiligde afdeling binnen en eerst een fatsoenlijke koffie uit het Nespresso apparaat dat we in de pantry hebben staan. Daarna voornamelijk water.
Arbeidsmarkt en gezondheid
Het onderwijs hou ik het liefst zo dicht mogelijk bij mijn onderzoeksinteresse: Beleidsgericht en toegepast micro econom(etr)isch onderzoek op het gebied van de arbeidsmarkt en gezondheid. Samenwerking en congressen
Bij voorkeur pers ik mijn onderwijs in najaarsblokken 1 en 2, zodat ik gedurende het voorjaar de vrijheid heb om onderzoek te doen en te reizen voor seminars of samenwerking met buitenlandse collega’s. 38
Jaargang 11 | Nr 22
December 2015 39
DU B B E L I N T E RV I E W TEKST Sake Slootweg FOTOGRAFIE Arno de Geus / Dennis Luijkx / Shutterstock
Many FEWEB-students choose to enrich their study programme by going on exchange or doing an internship abroad. Often we don’t realize the impact of such an experience until the moment we come back to our everyday lives. Spending time abroad offers us insights into who we are and where we come from. Vuurwerk sits down with this years’ participants in the exclusive FEWEB-Notre Dame exchange programme, Dutch FEWEB alumnus Dennis Luijkx (24) and American MBA-candidate Thomas Thomas (27) to talk about their ten week experience of living, working and studying in The Netherlands and the United States.
• O N DERZ O EKERS
CV
South Bend is not exactly Manhattan in New York City. Dennis, what did you think when you first arrived in Indiana?
I took a four hour bus ride from Chicago airport to South Bend, Notre Dame’s hometown. You drive through American farmlands for miles and the roads are in bad shape. South Bend is exactly like ‘small town America’ in Hollywood films. There are just four bars. But then, the bus turns onto the campus and it is WOW! The university is stunningly situated and impressive. The campus is huge and stretches out over miles of grass fields. What struck me most was the high level of facilities. There is a football stadium that holds 80.000 people. Can you imagine!?
FEWEB–NOTRE DAME EXCHANGE PROGRAMME: ON RIDING TRAMS, WATCHING THE NEWS AND HOW TO BEHAVE AT A COCKTAIL PARTY
40
Jaargang 11 | Nr 22
THOMAS: Well, The Netherlands have a really spectacular public transportation system and the ride across the Dutch fields was beautiful. So, it was great! Coming from a non-metropolitan environment where people travel by car and distances are long, it was a completely new experience for me to travel by train and (tram) trolley. Your system is incredibly reliable and it gave me an opportunity to read and unwind which was really good.
What did you expect before coming to The Netherlands?
I had never been to Holland before besides Schiphol Airport. And this was the first time for me to live outside of the US. So, I had little expectation apart from the fact that I was ready to take on a new culture. And I loved it. Living in Amsterdam turned out to be a really wholesome experience. The culture that is perceived from the outside is fundamentally different from what it is really like to live there. Amsterdam is like Las Vegas in the sense that it is known for a few specific things but it has so much more too offer than coffee shops. THOMAS:
• Inmiddels heeft het
DENNIS LUIJKX
DENNIS:
Thomas, during your internship you lived in Amsterdam but worked in The Hague. How did you experience the transition from Notre Dame to the Dutch commuter train in the morning?
IN DE MEDIA
kabinet in de begroting besloten om de belastingen te verlagen zonder een hervorming
2 0 0 9 – 2 0 13
Bachelor Business Administration at Vrije Universiteit Amsterdam
•
2 0 12 – 2 0 13
Exchange to Copenhagen Business School
van het stelsel en extra uitgaven aan kinder- en peuteropvang, sociale zekerheid en defensie te doen. Nu misgunnen wij niemand deze cadeautjes
•
en extra uitgaven aan
Master in Finance at Vrije Universiteit Amsterdam, student associate at Binck Bank
van de turbulentie in de
2 0 13 – 2 0 15
•
2 0 14 – 2 0 15
Internship Nike
•
2 0 15
MBA Summer School University of Notre Dame Mendoza College
defensie zijn in het licht wereld nodig. Maar de voorstanders van hogere uitgaven zouden weleens bedrogen uit kunnen komen als straks weer de conjunctuur inzakt.
•
Raymond Gradus of Business FD.nl dinsdag 15 september 2015
December 2015
41
Dennis, what differences struck you between studying at the VU and the MBA in the US?
DENNIS: The American students are ambitious and are studying to improve their career. When the professor asks a question, more than half of the classroom immediately raises their hand. It’s not like that in The Netherlands. At the MBA, I studied till midnight or even later. I did not even have time to watch the news. So it is tough, but the school does everything to support you and make sure you do well. There are private offices with double screens and whiteboards and professors are so helpful. They’ll say: “if you don’t understand something, just step into my office and we’ll discuss it for an hour or so.”
Thomas, how do you compare working in corporate America with working at Shell in The Hague?
THOMAS: Although some of the Dutch people could be a bit straight forward, on the whole working at Shell was very much on par with what I know from the States. People at Shell and the VU were very friendly. But what was new and unique for me was being exposed to an international working environment. My boss was from Britain and I worked with people from India and Russia. For my project, I had to talk to even more diverse stakeholders. So I was really able to do business in an international setting. That was invaluable for me.
What are the Americans better at than the Dutch?
DENNIS: I think it is inspirational how Americans can be so proud and collectively supportive of their university. On the second day, fellow students were already wearing Notre-Dame sweaters and jackets. People are so proud they got in. My experience at the VU was different. I just signed up and that was it. In the US, people fly across the country just for an interview.
What are the Dutch better at than the Americans?
THOMAS: Dutch people are well versed in news, current affairs and knowing what is going on in their country. And they have thoughtful opinions about it. At some point, I started to make sure I was reading the news too because that is what people were discussing. Dutch people are also in much better shape! There is a natural focus on health and wellness here and exercise is daily routine. I loved all the specialized grocery stores like bakers and butchers. The supermarkets offer fantastically healthy meals. I started eating more vegetables and lost some weight.
Are there any other qualities or insights you gained and that you want to take home with you? DENNIS: It is all about networking and social skills. In the Netherlands we tend to focus a lot on analytical skills. The school even organized a workshop on how to professionally behave at a cocktail party. I was walking down the street in Chicago wearing my Notre Dame sweater and a guy comes up to me and gives me his business card. He was an alumnus and just so happy to see my sweater. If there was ever anything he could help me with, I could contact him. I like that mentality.
42
Jaargang 11 | Nr 22
THOMAS: The Netherlands, Shell, and the VU are all very international. Within this context I was treated with a fundamental level of respect and dignity. This was inspiring. It helped me to feel at home and build relationships. What I take with me from this is the understanding that people have a vast array of experience and backgrounds that they can bring to the table. This is also relevant for me in an American context. People here come from different backgrounds too.
Is there anything that you were happy to leave behind, or perhaps happy to return to?
DENNIS: I like that Dutch people are frank. It is a comfort that not everything here has to be ‘fantastic’ all the time. It was great to be among ambitious people, but sometimes my classmates were so enormously competitive that they didn’t want to share their test results with others. Grading was on a curve, so even if you got 93% as an absolute score, you did not necessarily get a high grade. Subsequently, people studied till 3am.
• O N DERZ O EKERS
I was very happy to return to my wife. But having been back, I do miss The Netherlands a lot. I really want to get back there. I loved the culture. I cannot thank VU enough to put that all in motion for me. THOMAS:
•
IN DE MEDIA
CV
Exchange programme VU- Notre Dame
•
Since 1988 FEWEB students get the opportunity to attend Notre Dame’s MBA summer school on top of their regular master programme at the VU. The Mendoza School of Business of Notre Dame University in Indiana offers one of the best MBA programmes in the United States. In exchange, American MBA-students come to The Netherlands and do an internship as part of their regular 2-year MBA programme.
In the US, people fly across the country just for an interview
THOMAS THOMAS JR.
2 0 0 6 – 2 0 10
Bachelor Business Administration and Business Management at Grand Valley State University
•
2 0 10 – 2 0 11
Associate at Cardinal Advisors Michigan
•
2 0 12 – 2 0 14
Director of operations Cardinal Advisors Michigan
•
2 0 14 – 2 0 16
MBA Candidate at University of Notre Dame Mendosa College of Business
•
2 0 15
Finance IT intern at Royal Dutch Shell
• Economische stabiliteit is geen houdbare toestand, zoals econoom Hyman Minsky decennia terug al schreef. Uiteindelijk gaat iedereen in een goede periode steeds riskanter opereren. En dan niet alleen de banken. Regeringen doen ook mee; zij versoepelen de regels voor de financiële wereld. En de gewone man doet eraan mee, die koopt een huis dat eigenlijk te duur voor hem is. Uiteindelijk barst de zeepbel.
•
Theo Kocken Trouw
Living in Amsterdam turned out to be a really wholesome experience
vrijdag 11 september 2015
December 2015 43
I N T E RV I E W M E T A LUM N US TEKST Martje Doeve FOTOGRAFIE Arno de Geus / Shutterstock
“IN NEDERLAND WERKEN HEEFT MIJN BLIK VERBREED”
Stuart Donovan heeft een passie voor urban economics. In 2010 verruilde hij NieuwZeeland voor Nederland om aan de Vrije Universiteit Amsterdam de masteropleiding Spatial, Transport and Environmental Economics (STREEM) te volgen. Nu doet hij promotieonderzoek bij de afdeling Ruimtelijke Economie en het Tinbergen Instituut.
Waarom ben je geïnteresseerd in steden?
“Misschien omdat ik ben opgegroeid in een dorp. Dorpelingen houden van steden, en stedelingen trekken naar dorpen. Zonder dollen: ik ben altijd dol geweest op steden. Ze zijn belangrijk voor mensen. Veel beleid is op het niveau van landen, maar op stedelijk niveau heeft het pas echt invloed op mensen. Neem bijvoorbeeld de Indonesische stad Jakarta. Daar wonen tien miljoen mensen. Als je dáár een verschil kunt maken, bijvoorbeeld in het bestuur, de infrastructuur of sociale instituties, dan maak je het leven van onvoorstelbaar veel mensen beter.” Je werkt aan een economische faculteit. Wat is het economische aspect van steden?
“Ik wil weten: welke factoren verklaren dat welke steden het economisch goed doen? Waarom ze aantrekkelijk en innovatief zijn? Daarbij kijk ik naar de lange termijn, naar steden die het al honderden jaren goed doen.” Is dat zo bijzonder?
“Ja, het is niet vanzelfsprekend. Kijk naar het Amerikaanse Detroit. In de jaren ’50 en ’60 van de vorige eeuw beleefde de Amerikaanse auto-industrie haar hoogtijdagen, en de stad dus ook. Maar nu floreert de stad veel minder. Amsterdam is een voorbeeld van een stad die het al wel heel lang goed doet. Ik denk dat dat komt doordat de stad veel livability heeft: een prettige omgeving gecombineerd met werkgelegenheid en productiviteit.” 44
Jaargang 11 | Nr 22
In Amsterdam is de livability anders niet altijd geweldig geweest. Armoede, kleine huizen…
“Dat klopt. De huizen zijn klein, maar goed gebouwd. Dat is niet overal zo. In Australië bijvoorbeeld zijn de huizen niet goed bestand tegen kou. Het zijn houten huizen. ’s Winters kan het ’s nachts vijftien graden vriezen. In Amsterdam is dat beter!” Waar woon je zelf eigenlijk?
“Ik woon in Amsterdam-Oost. Ik vind het er prachtig. Ik woon er pas sinds een paar weken, dus mijn woonplaats heeft nog geen invloed op mijn onderzoek (lacht). Nederland in het algemeen wel, trouwens. Hier wonen heeft mijn blik verbreed. Ik besef hier: de wereld is groter dan Nieuw-Zeeland en Australië. Vergeleken met Nieuw-Zeeland is alles hier zo goed bereikbaar. Je zit maximaal twee uur in de trein. Nederland heeft me een andere blik gegeven op land values.” Land values?
“De waarde van grond in een land. Met land values kun je economisch uitdrukken hoe aantrekkelijk een bepaald gebied is, gekeken naar positieve en negatieve factoren. Neem het Vondelpark. Hoe waardevol vinden mensen dat? Je kunt die vraag natuurlijk op verschillende manieren beantwoorden. Door te kijken naar de huizenprijzen rondom het Vondelpark, bijvoorbeeld. Hoeveel betalen mensen om er dichtbij te wonen? Naast huizenprijzen kun je de waarde van grond ook schatten met publieke voorzieningen zoals openbaar vervoer.” December 2015 45
Waarom zou je land values in Nederland bestuderen?
“In Nederland zijn veel beschikbare data. Van huizentransacties, bijvoorbeeld, en van openbaar vervoer. We weten precies welke bus wanneer bij welke halte aankwam, welke richting hij reed, of hij te laat was, enzovoort. Je ziet dus precies dat een bepaald stukje grond op 500 meter van een tramhalte ligt, en dat de tram daar meestal op tijd rijdt. De nabijheid en kwaliteit van openbaar vervoer beïnvloedt de aantrekkelijkheid van grond. De gegevens die hier worden bijgehouden zijn goed en gedetailleerd. Voor een onderzoeker is dat prettig: het voorkomt ruis in je analyses.” “Ook het bestuderen van de data is prettig in Nederland. De afdeling Ruimtelijke Economie en haar medewerkers staan kwalitatief hoog aangeschreven. Om je een voorbeeld te geven: ik sprak laatst een vriend uit Nieuw-Zeeland, die chief economist is in een stad van een half miljoen mensen. We hadden het over economische analyses, en hij zei dat hij de analyses van Jan
Rouwendal er vaak bij pakte. Diezelfde Jan Rouwendal zit hier twee kamers naast mij. Ik heb college bij hem gevolgd en hij is nu een collega. Dus die vriend was behoorlijk onder de indruk.” (lacht) Je maakt goede reclame voor de afdeling Ruimtelijke Economie.
“Ik ben ook écht positief. Ik ben hier gaan studeren omdat ik me wilde verdiepen in ruimtelijke economie. De VU heeft op dat gebied de beste masteropleiding ter wereld. En de afdeling Ruimtelijke Economie, waar ik nu werk, hoort tot de top 5 wereldwijd. Werken in zo’n omgeving inspireert mij enorm.” Wat ga je na je promotieonderzoek doen?
“Ik wil onderzoek, onderwijs en consultancy graag combineren. Ik zie die combinatie hier vaker. Ik denk dat onderzoek doen heel waardevol is, en zou het leuk vinden dat te combineren met college geven en mensen adviseren.”
• I LIKE THAT DUTCH PEOPLE ARE FRANK. IT IS A COMFORT THAT NOT EVERYTHING HERE HAS TO BE
IN HET KORT
‘FANTASTIC’ ALL THE TIME.
Dennis Luykx pag 40
• In deze decentralisaties wordt een groter beroep gedaan op mensen zelf: de participatiesamenleving Gerda van Dijk
Om het effect van premiedifferentiatie te bepalen
•
hebben we gekeken naar de
ALTOGETHER, OUR RESULTS
DE HUIDIGE GENERATIE STUDENTEN
afschaffing van
SUGGEST THAT NUMBER PREFERENCES
WORDT DIRECT BIJ BINNENKOMST
premiedifferentiatie voor
IN LOTTERIES ARE ESPECIALLY DRIVEN
VERTROUWD GEMAAKT
kleine werkgevers tussen
BY JOY SEEKING, ATTENTION,
MET DE GESCHIEDENIS VAN HET
2003 en 2007
AND MISUNDERSTANDING OF
pag 33
Stuart Donovan
•
•
RANDOMNESS.
ECONOMISCHE DENKEN
Nynke de Groot Henri de Groot
pag 23
pag 48
•
•
THERE IS NO ‘ONE SIZE FITS ALL’ STRATEGY
Vinod Subramaniam pag 16
“De VU heeft op dat gebied de beste masteropleiding ter wereld”
Dr. Martijn van den Assem pag 7
• “Hoe verspreidt informatie zich in een sociaal netwerk?” en “Wie zijn de belangrijke agenten in een sociaal netwerk?” Prof.dr. Bernd Heidergott pag 15
46
Jaargang 11 | Nr 22
December 2015 47
S T E L L I N GN E M E N TEKST Henri de Groot
• ONDERZOEK ERS IN DE MEDIA
• Inmiddels heeft het kabinet in de begroting besloten om de belastingen te verlagen zonder een hervorming van het stelsel en extra uitgaven aan kinder- en peuteropvang, sociale zekerheid en defensie te doen. Nu misgunnen wij niemand deze cadeautjes en extra uitgaven aan defensie zijn in het licht van de turbulentie in de wereld nodig. Maar de voorstanders van hogere uitgaven zouden weleens
G N I N E E R C S PRIVATE & STudENTS STAFF
ONDERWIJS IN
l a n o s r e p n o p U tion only invita
komen als straks weer de conjunctuur inzakt.
•
Raymond Gradus FD.nl
48
Jaargang 11 | Nr 22
Een eerste stevige discussie ontstond door het verschijnen van de film ‘BoomBustBoom’ afgelopen jaar. Een film waaraan Theo Kocken van onze faculteit een bijdrage leverde en waarin de makers stevige kritiek uiten op het economisch onderwijs dat naar hun mening is blijven hangen in de veronderstelde (super-)rationaliteit van mensen en het gebruik van evenwichts- en risicomodellen die het bestaan van crises zouden ontkennen. Ook studenten, verenigd in SIREN (Student Initiative for Rethinking Economics in the Netherlands), lieten zich niet onbetuigd. De discussie spitst zich in belangrijke mate toe op de dominantie van de neoklassieke theorie in het economieonderwijs. Volgens Harmen Verbruggen is er op dit punt de afgelopen jaren al veel veranderd: “De huidige generatie studenten wordt direct bij binnenkomst vertrouwd gemaakt met de geschiedenis van het economische denken en de verschillende stromingen die daarbinnen zijn te onderscheiden. ks film in één van de eerste weken van En we laten ze inbewuste rde D D n _ hun gevolgd Astudie__zien, _ ___ door een stevig inhoudelijk debat _ _ A _ & Q _____een grote en gezonde betrokkenheid van studenten eD B_Y______waaruit W O L spreekt.” Tegelijkertijd onderstreept hij: “De grote analytische FOL _________ kracht van het neoklassieke denkkader geeft ons in de meeste _ _ _ _ gevallen overigens wel een hele goede indicatie in welke richting economische systemen zich bewegen. Het denkkader _ ___de_fundamentele leert ons begrijpen mechanismen zijn die _wat _ _ _ _ _ _ _ _ daaraan bijdragen.” Dat wil echter niet zeggen dat economen de _ _ _ ____timing van de recessie kunnen voorspellen: “Als een econoom _ _ _ _ _ ___ met daadwerkelijk gezag zou voorspellen dat er zich over twee ______ maanden een recessie aandient, dan weten we dat die recessie per direct plaats zal vinden...”
_____ _ _ U _ _ V _ , BEWEGING enue : __A__u_l_a___ 2__0__1_5__ V r __c_h__ a _ _ _ M _ _ __ : _1_0 _____ _ _ _ DAte _ _ 4 . __5____ 4 _ 5) _ 1 1 _ . _ _ 4 : _ 1 _ e _ s _ m n _ i t p o __e___ _ a _ l _ u _ _ ___ __(_A
bedrogen uit kunnen
dinsdag 15 september 2015
De grote recessie die begon in 2008 heeft niet alleen de Nederlandse economie, maar ook het onderwijs en onderzoek op haar grondvesten doen schudden. Velen herinneren zich de welhaast verwijtende wijze waarop de Britse Queen Elizabeth onderzoekers van de gerenommeerde London School of Economics vroeg hoe het toch had kunnen bestaan dat economen de grote recessie niet aan hadden zien komen. Deze discussie is ook aan onze faculteit niet voorbij gegaan. In deze bijdrage een korte reflectie door Harmen Verbruggen, oud-decaan en docent van het nieuwe vak Economic Challenges, dat studenten een brede introductie biedt op de bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie.
De grote recessie die begon in 2008 heeft niet alleen de Nederlandse economie, maar ook het onderwijs en onderzoek op haar grondvesten doen schudden
e W D Cs i L u m O O n sH O C e re dat er in de aanloop tot de t Interessanter ist de u observatie P A A n AD recessie wel degelijk vele waarschuwingen door economen n A m u zijn afgegeven. Verbruggen vindt dat de grote zorg niet zozeer H tO gelegen is in de kwaliteit van het analysekader van de econoom, maar juist in de dialoog tussen economen en de politici. En in de manier waarop economen hun boodschap voor een groot publiek overtuigend weten uit te dragen, op een dusdanige
manier dat de politiek de boodschap oppakt, zelfs als die een sterke prikkel heeft om te willen geloven dat ‘this time it is different’. Het neoklassieke kader is bovendien door de jaren heen zeer flexibel gebleken. Kritiek uit de evolutionaire hoek in de jaren tachtig over padafhankelijke technologische ontwikkelingen, nieuwe inzichten over de betekenis van onzekerheid, informatie-asymmetrie, heterogeniteit, e.d., is moeiteloos geïncorporeerd en heeft geleid tot nieuwe vruchtbare onderzoekslijnen en onderwijsprogramma’s. Ook inzichten uit bijvoorbeeld de institutionele school, zijn verwerkt in zoektheorieën die tegenwoordig een integraal onderdeel uitmaken van standaard onderwijscurricula. Grotere zorgen maakt Verbruggen zich over de mate waarin we er in onze onderwijsprogramma’s in slagen om studenten voldoende gevoel mee te geven voor het belang van de politieke context, en dan met name de vele tegengestelde belangen en visies die daar een rol spelen. “In een wereld waar belangentegenstellingen groot zijn, en er soms sprake is van elkaar tegensprekende theoretische en empirische inzichten, en waar economen op zijn best wetmatigheden kunnen aantonen die vaak tijd- en plaatsafhankelijk zijn, is een goede dialoog van groot belang.” Hier worden studenten naar de mening van Verbruggen nog onvoldoende in getraind. “Het herkennen, erkennen en kunnen benoemen van tegengestelde belangen, en het van daaruit aangaan van de constructieve dialoog, is een vaardigheid die juist in de economische discipline van groot belang is. Het poldermodel heeft Nederland ooit een unieke en vooraanstaande positie gegeven. Met goede scholing, waarin inhoud en politieke sensitiviteit samengaan, leiden we een nieuwe generatie maatschappelijk bewuste studenten op, die waardevolle bijdragen kunnen leveren aan het oplossen van de ‘wicked problems’ van de 21e eeuw,” aldus Harmen Verbruggen. Problemen waar studenten vanaf dag één van de opleiding Economie en Bedrijfseconomie mee worden geconfronteerd.
Harmen Verbruggen in gesprek met Theo Kocken na afloop van de presentatie van de film BoomBustBoom
December 2015 49