COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Directoraat-generaal Audiovisuele sector, Voorlichting, Communicatie, Cultuur, Vrouwenvoorlichting
Nr. 33
Vrouwen in de Franse Revolutie Bibliografie
ssèJSHBBai»
>?-ê *-1
• ■-
Wetstraat, 200 · B-1049 Brussel · Tel. 235.97.72/235.28.60
Men heeft op de tweehonderdjarige viering moeten wachten vooraleer de aandacht van de historici werd gevestigd op de rol van de vrouw in de Franse Revolutie. De geschiedenis die door mannen wordt geschreven, hult de vrouwen vaak in duisternis, negeert hen en houdt geen rekening met hun aanwezigheid. Met dit onderzoek hebben wij hen hun legitieme plaats in de geschiedenis willen teruggeven. Fausta Deshormes La Valle
Nadruk toegelaten, met verwijzing naar de bron. Een bewijsnummer is altijd welkom.
VROUWEN IN DE FRANSE REVOLUTIE 1789 Bibliografie
Yves Bessières en Patricia Niedzwiecki
Door het Instituut voor Onderzoek betreffende de Ontwikkeling van het Europese Cultuurgebied
Januari 1991
INHOUDSTAFEL BERICHT VOORAF
1
OORDEEL VAN DE GESCHIEDENIS
2
DE VROUW EN DE GESCHIEDENIS
4
OORSPRONG VAN DE VROUWENBEWEGING
10
DE VROUWEN EN DE "POLITIEKE VROUWENBEWEGING"
13
VERKLARING VAN DE RECHTEN VAN DE VROUW VAN OLYMPE DE GOUGES
15
DE BIJDRAGE VAN DE VROUWEN AAN DE REVOLUTIE
19
NA DE REVOLUTIE
24
LEXICON
27
BEKNOPTE CHRONOLOGIE
33
BIBLIOGRAFIE
35
1 BERICHT VOORAF Geen enkele andere periode van de Franse geschiedenis is zo druk besproken geweest als de Revolutie van 1789 ; er werd - en wordt nog steeds - druk over gedebatteerd. Om zich daarvan te overtuigen, hoeft men enkel terug te denken aan de recente tweehonderdjarige viering van de Revolutie en de polemieken die hieromtrent ontstonden. Dat heeft ongetwijfeld te maken met het feit dat de gevolgen van die Revolutie nog steeds voelbaar zijn, alsof het gaat om iets dat nog niet voltooid is en dat ook vandaag nog voortleeft als we denken aan de rechten van de mens (een term die zowel voor vrouwen als voor mannen wordt gebruikt en die ons beter gepast lijkt dan de term "droits de l'homme" - die wij te beperkend vinden) en van vrijheid, twee fundamentele principes waarop het recht van de Europese democratieën gebaseerd is. De Franse Revolutie heeft de volkeren onder andere bijgebracht dat het verwerven van vrijheid alleen niet volstaat, maar dat er jaren van verdeeldheid nodig zijn om die vrijheid in gemeenschap te kunnen beleven. De begrippen "rechten" en "vrijheid" zijn samen met de revolutionaire opstand ontstaan en hebben een andere beschouwingswijze van het "ik" met zich meegebracht: het individu is een persoon, deze persoon behoort tot een soort, een geslacht. De vrouw verschijnt dan op het toneel als iemand die specifieke rechten opeist voor haar persoon, haar functie en de plaats die ze wil innemen in de nieuwe maatschappij die op die manier ontstaat. Vrouwen worden immers vaak als "alibi" gebruikt en worden later zelfs als "uitwassen" van de vrijheid beschouwd. Ze worden dan ook de echte slachtoffers van de revolutionaire tragedie, want eerst hebben ze alle rechten verworven om ze daarna terug te verliezen toen ze eenmaal bevrijd waren van de onderdrukking van het "ancien régime", waarin ze nochtans enkele verworvenheden genoten. Daarna worden ze volledig ondergeschikt gemaakt aan hun mannen, die de koning afgezet hadden en een keizer op de troon hielpen die nog strenger voor hen was. In 1989 kon een interessante parallel getrokken worden tussen de Revolutie van 1789 en onze "fin de siècle", waarbij hoofdzakelijk de verschillen tussen het vrouwelijk en het mannelijk "recht" geanalyseerd werden. Een onderzoek tweehonderd jaar later van de verklaring van de rechten van de vrouw van Olympe de Gouges (1791) laat ons toe te besluiten dat een sociale geschiedenis van de vrouw sinds de Revolutie ontbreekt. Daarom hebben wij de onderzoeksters en onderzoekers een omvangrijke bibliografie willen bezorgen (ongeveer 1000 titels) van werken die in het bijzonder handelen over de sociale geschiedenis van de vrouw van het ancien régime tot aan het keizerrijk, waarin duidelijk wordt dat de Geschiedenis zich vooral richtte tot vrouwen die de Revolutie haatten, en hen verwaarloosde die dit ideaal hadden gediend. In 1989 werden talrijke werken geschreven over de Franse Revolutie en zagen belangrijke feministische studies het licht. Alhoewel het niet onze bedoeling was om een complementaire geschiedenis te schrijven, wilden wij toch een bescheiden bijdrage leveren door middel van een brede compilatie van studies, thesissen en werken die verband houden met de Revolutie en de algemene geschiedenis ervan. Daarom is deze publikatie met opzet laattijdig verschenen, omdat wij hebben moeten wachten op de duizenden werken die vanaf 1986-90 verschenen zijn en op de verslagen van achthonderd Europese colloquia die over dit onderwerp werden gehouden. Onze bedoeling is dus niet om de Europese gevolgen van de bewegingen die uit de Revolutie ontstaan zijn te analyseren, maar eerder om de plaats en de rol van de
vrouw in de geschiedenis op te roepen - zoals wij ook hebben gedaan in "Femmes et Musique" (Bijvoegsel nr. 22 bij "Vrouwen van Europa"). Wij hebben meer in het bijzonder de werken eruit gelicht die te maken hebben met feminisme en politiek, kunst en cultuur, gewoonten, de maatschappij en het religieuze leven, met de hoop de interesse van de Europese onderzoekers op te wekken, zodat nieuwe studies kunnen aangevat worden, meer bepaald over de Europese inbreng van de vrouw in de Franse Revolutie. Deze bibliografie zal naar wij hopen van nut zijn voor iedereen die één van de meest stormachtige perioden uit de geschiedenis van een volk en van zijn verovering van de rechten van de mens wil uitdiepen op basis van een aantal teksten.
OORDEEL VAN DE GESCHIEDENIS Er zijn bijna 1.500 documenten opgesteld door mensen die de Revolutie hebben meegemaakt. Slechts zeer weinig documenten gaan over vrouwen, temeer daar de 17.500 veroordeelden die stierven onder de guillotine - waarvan officieel 166 vrouwen - niet steeds de tijd kregen om hun mémoires te schrijven en de laatste brieven die ze schreven vaak niet eens toekwamen bij de bestemmelingen. Daarom zijn wij blij dat wij onder andere over de mémoires van Madame Roland beschikken die haar tijd als volgt omschrijft: "Alles is drama, roman en raadsel in dit revolutionaire bestaan". Is het dan niet normaal dat men zich verbaast over de tegenstrijdigheden die vervat zitten in de geschriften van diegenen die getuigden van de geschiedenis die ze zelf beleefden? De eerste historici van de Revolutie hebben deze documenten, die doorspekt waren van passionele oordelen en getuigenissen (soms bijna 70 jaar later, aan de vooravond van de revolutie van 1848) van mensen die de Revolutie van '89 meegemaakt hebben, weten te bemachtigen. Daarin vonden ze alles terug wat hun eigen idealen of hun politieke sympathieën kon dienen. In de tijd van Michelet, één van de belangrijkste historici van de Franse Revolutie, ontstonden er immers twee versies van de gebeurtenissen: het ontstaan van de wetenschappelijke analyse van documenten en de psychologische interpretatie van de feiten. "Men wist alles en men wist niets, men wilde alles verklaren, alles raden en zag zelfs diepgaande oorzaken in onbelangrijke dingen", zou Michelet schrijven. Het is dus niet zo vreemd dat dit epos de romantische historici van de Restauratie en de Julimonarchie geïnspireerd heeft. In hun werken zullen ze allemaal blijk geven hetzij van een vanzelfsprekende politieke vijandelijkheid, zoals Burke of Taine, contra-revolutionaire historici die "de massa's struikrovers, dieven, moordenaars, de droesem van de bevolking" en alles wat ze vertegenwoordigden verafschuwden, hetzij zoals Hortimer-Ternaux, die de Revolutie afhandelde als een aristocraat van 1792, die enkel de Terreur en het machtsmisbruik weerhield. De Revolutie van 1789 zat nog te vers in het geheugen van de bevolking uit die tijd om niet te worden gebruikt om de nabije toekomst van Frankrijk te verklaren. Waarom liet Michelet zijn twee eerste boekdelen van de geschiedenis van de Revolutie in 1847 verschijnen ? Waarom publiceert Lamartine datzelfde jaar zijn Geschiedenis van de Girondins? Louis Blanc het eerste boekdeel van zijn geschiedenis van de Revolutie en Alphonse Esquiros in 1848 de Geschiedenis van de Montagnards? Omdat de Revolutie van 1848 zich reeds aankondigt, en omdat deze historici niet zomaar een politieke of feitelijke geschiedenis beschrijven, maar reeds het sombere
lot aanvoelen van een volk dat zijn verleden vergeten is en zijn littekens verbergt. Door de geschiedenis van de Revolutie van 1789 te beschrijven in het licht van de gebeurtenissen van 1847, wordt deze nieuwe revolutie - die onvermijdelijk afstevent op een mislukking - door de historici, als getuigen van hun tijd, enkel en alleen beschreven via de geschiedenis van de politiek, vermits de Franse Revolutie tot dan toe nooit aanleiding had gegeven tot moraalstudies. In 1848 werd hen dit trouwens verweten door Balzac in zijn voorwoord bij de "Comédie humaine" omdat de echte revolutionaire motor van 1789 bijna terzijde werd gelaten: de massa en het volk, voornamelijk bestaande uit vrouwen, in hun meest tragische en menselijke aspect. Wie heeft de Bastille ingenomen? "Het volk, het volk in zijn geheel", zal Michelet antwoorden. Dat volk, dat voor Taine een "dier is dat zich op een paars tapijt wentelt" bestaat voor het grootste deel uit wanhopige vrouwen. Het valt op dat men, historisch beschouwd, het begrip massa en meute onvermijdelijk associeert met vrouwen, zelfs al waren het die dag mannen die het schot losten. Maar waaruit bestonden de meutes die in Versailles optrokken en de monarchie omverwierpen ? Hoofdzakelijk uit vrouwen. Wie gaf hen leiding? Vrouwen van de Halle. Op 20 juni 1791 zouden de vrouwen, na de vlucht van de koning, het volgende verklaren: "Vrouwen hebben de koning teruggebracht naar Parijs en mannen hebben hem weer laten ontsnappen". Waren de vrouwen inderdaad drager van de revolutionaire volksopstand? Ja! Daarover mag niet de minste twijfel bestaan. Michelet bewondert de vrouwen en verheerlijkt hun deugden en moed. Hij heeft hun sterke motivatie begrepen: "Vrouwen vormden de voorlopers van onze revolutie", zo schreef hij. "Dat mag ons niet verbazen; zij hebben ook meer geleden. Grote ellende is wreed en treft vooral de zwaksten; vooral kinderen en vrouwen werden getroffen, veel vaker dan mannen. " Toch zijn er slechts weinig vrouwen terug te vinden in de geschiedenis, hoewel veel geschreven werd over de rol die ze tijdens de Revolutie hebben gespeeld of over hun passionele driften. Subliem, volks, heldinnen of "venussen van op de kruispunten", woedende of hysterische wezens, dat alles waren ze ongetwijfeld, maar in de eerste plaats waren het moeders of echtgenotes die onder het Ancien Régime leden onder het feit dat ze vrouw waren. De Revolutie, we hebben het reeds gezegd, was een romantische tijd, en het lijdt geen twijfel dat vrouwen zelfs tot het uiterste de pen van de historici van de XIXde eeuw hebben gescherpt, in zoverre zelfs dat deze, door hen de anecdotegeschiedenis voor te behouden, het zodanig zullen draaien dat de vrouw de ene keer het slachtoffer is van de Revolutie, en dan weer het slachtoffer van de Geschiedenis. Wat zal er onder de Directoire overblijven van de sociale aanzet die verworven werd in ruil voor bloed? Niets! Of toch bijna niets. Dé les die men moet onthouden is immers dat die vrouwen zich alleen aangetrokken voelden tot de revolutie van de vrouwen. En dat zal hen door de geschiedenis van de mannen niet vergeven worden.
4 DE VROUW EN DE GESCHIEDENIS Laten we de geschiedenis dus eens lezen. Mirabeau, die de hertog van Orléans de troon wil aanbieden, zaait onrust en met het geld van de hertog betaalt hij de oproerstokers die Choderlos de Laclos, de grijze eminentie van de hertog, binnen gehaald had in het Koninklijk Paleis. Mirabeau zegt: "Voor vijfentwintig louis hebben we een mooie volksopstand...". Terwijl de Franse wachters op het idee brachten de koning in Versailles te gaan halen en hem naar Parijs te brengen, besloten ze de bevoorrading van Parijs gedurende twee dagen lam te leggen, voordat ze de vrouwen Versailles lieten bestormen: op vrouwen werd niet geschoten. Lodewijk XVI antwoordde op het voortdurend aandringen van Monsieur de Narbonne en van de hertog van Guiché, die de wachters wilden inzetten: "Kom nu! Strijdkrachten tegen vrouwen? Zijn jullie gek?" Op maandag 5 oktober 1789 trekken vijf- à zesduizend vrouwen op naar Versailles, de vrouwen van de Halle voorop, met achter hen de mannen, de jongsten onder hen verkleed als vrouw. Het waren vooral viswijven, met modder besmeurd, doorweekt door regen en zweet, uitgeput, dronken, die dreigementen schreeuwden aan het adres van Marie-Antoinette. Eigenlijk waren het 100 tot 150 furies die de geschiedenis maakten. De vrouwen van de rue du Pélican en van de Porcherons, die werden aangevoerd door Maillard, beledigden de burgervrouwen, de vrome vrouwen, de vrouwen die uit de arm van hun echtgenoot werden losgerukt of de huisvrouwen die met geweld waren gerecruteerd, als ze niet werden geslagen of bedreigd met het afknippen van hun haar. De meisjes die bij het Koninklijk Paleis waren verzameld daagden de soldaten van het Vlaams regiment uit. Een onbekende deelde gouden ecu's en louis uit. Een paard dat op de Place d'Armes is afgemaakt wordt door deze arme, uitgehongerde vrouwen onmiddellijk aan stukken gesneden. Een groot aantal vrouwen, die ondertussen vergezeld waren door mannen, bewapend met de zowat 700 geweren die de oproerstooksters hadden gestolen uit de arsenalen van het Stadhuis, met lansen, bijlen, haken, ijzeren staven, bezetten de Assemblée Nationale, die toen zetelde in het Hôtel des Menus-Plaisirs. De afgevaardigden probeerden de vrouwen te kalmeren die hen omverliepen, die hen omhelsden, die hen beledigden, die hun kleren uittrokken om ze te laten drogen, die op de banken gingen liggen, die braakten, die zongen of schreeuwden: "Naar beneden die broek, niet zoveel praatjes, brood, vlees voor zes stuivers!" Taine schildert hen af als een troep "wasvrouwen, bedelvrouwen, vrouwen zonder schoenen, viswijven die al verscheidene dagen waren geronseld voor geld". De mannen van hun kant waren zwervers, recidivisten, het uitschot van de wijk Saint-Antoine, sommigen kwamen uit Zwitserland en Duitsland, volgens de Graaf van Fersen. Talrijke bronnen (ongeveer 400) wijzen erop dat heel wat mannen als vrouw waren verkleed om de vrouwen in diskrediet te brengen. Tegen zes uur ontving de koning tenslotte een delegatie van vijf of zes vertegenwoordigers van de "viswijven" onder leiding van Louise Chabry, die zeker niet uit hun gilde kwam. Ze zag eruit als een arbeidster en ze had een gevoelig karakter, want toen men haar aan de koning voorstelde, werd ze "niet goed". De koning bood hen wijn aan en luisterde naar hen. Louise Chabry vroeg aan de koning wat alle vrouwen van het koninkrijk eisten: brood en levensmiddelen voor het volk, terwijl Louison en Rosalie, visverkoopsters op de markt van Saint-Paul, om het hoofd van Marie-Antoinette schreeuwden. De andere vrouwen, die weinig talrijk waren in
vergelijking met de viswijven, gedroegen zich helemaal anders. Burke overlaadt de vrouwen van oktober 1789 te Versailles met schande, maar hij vergat dat deze vrouwen alleen werden gedreven door een spontaniteit die het resultaat was van hun afschuwelijke levensomstandigheden. Tijdens die dagen in Versailles wilden zij nooit iets anders dan het meest waardevolle, het brood, terugbrengen naar Parijs. Waren ze immers niet in de persoon van de Koning, de Koningin en de Kroonprins "de bakker, de bakkerin en de bakkersknecht" gaan zoeken? Tijdens de feesten van 10 augustus 1793 zal men echter een triomfboog oprichten ter ere van de "heldinnen" van de Oktoberdagen. Maar wat dat betreft, moeten we één van de vele legenden uit de wereld helpen waarvan de vrouwen de voornaamste slachtoffers waren. Diegenen die zich in de opstand onderscheidden waren niet slonzig of in lompen gekleed, zoals de geschiedenis te vaak laat geloven. Bij de mars op Versailles van 5 oktober 1789 hebben getuigen "goed geklede burgervrouwen" gezien, "vrouwen met hoed" volgens Hardy, die bij zijn beschrijving van de voor de Assemblée van Versailles verzamelde vrouwen nog het volgende voegt: "deze vreemde vertoning werd nog vreemder door de kleding van verschillende vrouwen, die, gekleed in vrij elegante vrouwenkleren, jachtmessen of sabels op hun rok lieten hangen". Diezelfde dag werd de kerkdienaar van de kerk Sainte Marguerite van de wijk SaintAntoine door de vrouwen verplicht de alarmklok te luiden. Hij merkte een goed geklede vrouw op die niet tot de massa leek te behoren. Zes vrouwen werden afgevaardigd om de koning hun eerbetuigingen aan te bieden en volgens markies de Paroy waren "twee onder hen vrij fatsoenlijk". Dat wil niet zeggen dat de anderen "in lompen gekleed" of "slonzig" waren of dat "de hoofdstad overgeleverd lijkt aan het laatste plebs en aan bijna naakte bandieten, zwervers, havelozen", zoals Taine beweert, want de ooggetuigenissen van de "ruwe kleren van de mannen en vrouwen van het volk" gaan meer over het materiaal waaruit ze bij gebrek aan middelen zijn gemaakt dan over de wijze van kleden. Tijdens de "voedselrellen" van 1793 maakt de commissaris van het Arsenaal in zijn verslag melding van "een vrij fatsoenlijke vrouw ... gekleed in een blauw linnen nachtkleed met een alledaags patroon, een zwart tafzijdeh manteltje en met een gouden horloge aan een stalen ketting". Agnès Bernard was nochtans een "viswijf' van de Halles. Na de 11 Parijse opstanden van 1775 tot 1795 werden 1683 arrestaties uitgevoerd, maar van de zowat 148 gearresteerde vrouwen beantwoordde geen enkele aan de beschrijving van Burke: "alle onuitsprekelijke gruwels van de hellevegen geïncarneerd in de vervallen vorm van de meest verachtelijke vrouwen". De beschrijvingen van de vrouwen, hun klederdracht en hun gedrag, ook dat van het volk, - "het uitschot" volgens Taine - zullen de opstandige massa en vooral de vrouwen op de meest schrijnende en onrechtvaardige manier in diskrediet brengen. Ondanks de bewijzen, de talrijke getuigenissen en vooral de politieverslagen, schrijft de historicus George Rudé: "slechte gewoonten zijn hardnekkig en de wereldhistoricus is maar al te geneigd die tekortkomingen te compenseren door simpele en door de traditie geijkte, maar bedrieglijke en weinig toepasselijke termen te gebruiken. Ter gelegenheid van de Staten-Generaal van 1789 schreven de vrouwen een dertigtal lijsten met verzoeken en klachten van vrouwen, waarin ze hun eisen uitdrukten, vaak anoniem, in zeer verschillende stijlen, en waarin ze de situatie van de vrouwen aanklaagden. (2)
Ze eisten stemrecht, het recht om te scheiden, het recht om zichzelf te vertegenwoordigen, maar ze legden vooral de nadruk op hun levensomstandigheden en de ontberingen die ze moesten verdragen. Het pamflet "Brief aan de Koning" maakt de echte drijfveer van de revolutie duidelijk, de honger: "Sire de hoge prijs van het brood is de oorzaak van onze ellende van de laatste tijd". Men oordele zelf: in Parijs woonden in die tijd meer dan 70.000 werklozen en een brood van 4 pond kostte 12 stuivers op 8 november 1788, 13 stuivers op 28 november, 14 op 11 december en 14,5 in februari 1789. Die prijs blijft gelijk tot aan de val van de Bastille. Een arbeider verdient tussen 18 en 20 stuivers per dag, een vrouw tussen 10 en 15. De prijs van het brood is de voornaamste eis van de vrouwen, want ondanks de sussende prijsdalingen van 1 en daarna 2 stuivers, moest men tussen 40 en 80% van zijn salaris besteden om brood te kopen. De mannen verliezen hun tijd in lange wachtrijen, ze geven de vrouwen de schuld, vertelt George Rudé en hij citeert het dagboek van Hardy: "om brood te bemachtigen probeerden de meest gehaaste mannen de vrouwen opzij te duwen en ze mishandelden hen zelfs om als eersten brood te hebben". De vrouwen kunnen die ontberingen niet meer verdragen: er is geen brandstof meer en de winter 88-89 zal uiterst streng zijn. Telkens als brood of een prijsverlaging moet worden gevraagd, staan de vrouwen op de eerste rij en zij worden dan ook altijd het eerst blootgesteld aan de onvermijdelijke repressie. De dokters hebben trouwens een groot aantal aandoeningen vastgesteld die het resultaat zijn van de angst, vooral bij de kinderen en de vrouwen. Er waren heel wat miskramen. Op het einde van de 18e eeuw leeft 16 tot 18% van de Franse bevolking in de stad. De Parijse bevolking wordt jaarlijks vergroot door 14.000 nieuw aangekomenen, (ter vergelijking: 28 miljoen Fransen; 9 miljoen Engelsen; 7 miljoen Russen). Ongeveer 20 miljoen boeren, waaronder 10 miljoen vrouwen. Frankrijk telt 80% analfabeten. Het valt op dat op de 20% geletterden de vrouwen tot de meest "ontwikkelden" behoren. 20.000 waterdragers en -draagsters lopen door de 900 straten van Parijs temidden van 200.000 katten en evenveel honden, maar de Fransen drinken gemiddeld 120 liter wijn per jaar en per persoon, terwijl men drie maal meer brood eet dan in Engeland. Het moet gezegd worden dat er niets anders was en dat die situatie niet nieuw was. Meer dan driehonderd opstanden zijn aan de Franse Revolutie vooraf gegaan. Op 7 juni 1788, de dag die "dag van de dakpannen" wordt genoemd, omdat de razende vrouwen dakpannen op de garnizoentroep gooiden, hoort Stendhal in Grenoble een oude vrouw zeggen: "ik kom in opstand"; ze had honger. En het weinige geld dat de Fransen nog rest verliest alle waarde op het moment dat in november 1789 bankbiljetten of "assignaten" uitkomen die men ruilde: voor 50 pond geld moet men 100 pond assignaten teruggeven. Op het ogenblik waarop Lodewijk XVI de censuur afschaft, schrijft Axel de Fersen aan zijn vader: "De beroering is algemeen. Men spreekt alleen nog over de grondwet. Vooral de vrouwen bemoeien zich ermee en u weet even goed als ik wat een invloed zij in dit land hebben". Het is inderdaad zo dat de opstandige en volksbewegingen een groot deel groepeerden van de klassen die wij vandaag de dag de meest benadeelden noemen en dat de vrouwen, die altijd tot de armste lagen van de bevolking hebben behoord, zich bijgevolg temidden van de protestbewegingen bevonden, die vaak uitmondden in strijd, hoewel er heel wat minder vrouwen aan het hoofd van de opstand stonden.
Wij beschikken nu over de lijsten van de Overwinnaars van de Bastille. De drie lijsten worden in 1790 goedgekeurd door de Constituante. Ze bevatten de naam van diegenen die zich hadden laten herkennen; het bewijs: actieve deelname aan de inneming van de Bastille. Op één van de lijsten - opgesteld door Stanilas Maillard, de secretaris van de overwinnaars - waarop de naam, het adres en het beroep van 662 personen staan, wordt slechts één vrouw vermeld: Marie Charpentier, vrouw, Hanserne, wasvrouw van de parochie van Saint-Hippolyte in de wijk Saint-Marcel. Michelet spreekt van een andere vrouw die wat later, in mannenkleren, artilleriekapitein zal zijn, maar we vinden haar spoor niet terug. De vrouwen en kinderen behoren tot de slachtoffers. Ze hielden zich naast het vechten bezig met de wapen-en voedselbevoorrading. Het aantal opstandelingen is niet gekend, noch het aantal doden van de opstand van 28 april 1789, die gekend is onder de naam Réveillon en die de inname van de Bastille voorafging. De historici zijn het namelijk nooit eens kunnen worden over de cijfers, die variëren tussen 25 en 900 doden. Er bestaat daarentegen geen twijfel meer over de rol die de oproerstokers, ongetwijfeld met het geld van de hertog van Orleans, hebben gespeeld. Die dag valt de massa in de rue de Montreuil in de wijk Saint-Antoine de handel in behangpapier Réveillon aan. Men schrijft de oorzaak van die opstand over het algemeen toe aan de prijsverhoging van het brood, maar de hertogin van Orleans werd op haar wandeling toegejuicht, terwijl de andere edelen werden mishandeld en beroofd. Hoe dan ook, men vindt slechts één vrouwennaam terug, Marie Jeanne Trumeau, die zal worden erkend als één van de leiders van de opstand en veroordeeld tot de strop op de Place de Grève. Men verleende haar gratie omdat ze zwanger was. Onder de aanvallers van 10 augustus 1789 werden 90 communarden en bijna 300 "sectionnaires" uit Parijs gewond of gedood; slechts 3 vrouwen verloren het leven, waaronder Louise-Reine Audu, die men op 5 oktober al had gezien. 600 Zwitsers kwamen die dag om. Toch mogen we niet besluiten dat de vrouwen van de gevechten werden uitgesloten, dat ze geen enkele opstand aanwakkerden en dat ze slechts passieve getuigen van de Revolutie zijn geweest. Zou er iemand geloven dat men zich kon onttrekken aan de gerechtvaardigde beschuldiging van de viswijven van de Halle? Hoe kan men nu de haat intomen van 70.000 prostituees (zonder de vrouwen te tellen die zich overgaven aan een "gelegenheidspromiscuïteit" die werd gerechtvaardigd door de honger), van werkloze vrouwen, van arme en zieke vrouwen, van bedelaressen en afgeslagen vrouwen? Men kan de daden van vandalisme en geweld betreuren, maar men mag niet vergeten dat de vrouwen door hun toewijding heel wat meer levens redden dat ze er namen. Ze hadden de priesters die weigerden de eed op de grondwet af te leggen verborgen, ze voedden de legers, alle legers; koningsgezinden, communarden en katholieken. Met woord en gebaar zetten ze aan tot plunderen en moorden, maar de gruweldaden die men hen toeschrijft zijn zo zeldzaam dat de geschiedenis ze zich herinnert. In Montauban bereikten de vrouwen de grens van het voorstelbare, maar dat is het enige voorbeeld van de hele Revolutie. We zullen het daar verder over hebben. Het is ook verbazingwekkend hoe de geschiedenis en de legende elkaar overlappen waar het de vrouwen van de revolutie betreft. Théroigne de Méricourt is daarvan ongetwijfeld het meest pijnlijke voorbeeld, met alle respect voor Baudelaire. De beruchte "amazone" was niet bij de inneming van de Bastille zoals de gebroeders Goncourt schreven noch bij de Invalides zoals Lamartine verzekert. Ze nam waarschijnlijk niet deel aan de mars op Versailles en het is helemaal niet zeker dat ze, zoals Michelet meent, hoe dan ook een rol speelt bij de gebeurtenissen van
8 oktober. Zij heeft zich er altijd tegen verdedigd. Ze is excentriek, praat makkelijk en roept veel vijandige gevoelens op, maar het zijn vooral de koningsgezinde kranten die haar en het merendeel van de patriottische vrouwen afmaakten. De moord op de journalist Suleau (10 augustus 1789), die haar met sarcasme overlaadde in de krant "de Handelingen der Apostelen", die beter kan worden vergeleken met een afrekening naar gemeen recht dan met een revolutionaire handeling, waartoe Théroigne de Méricourt aanzette, getuigt niet van de "hysterie der vrouwen", maar alleen van de verwarring van één vrouw. Haar politieke invloed blijft beperkt tot het stichten van de Club des amis de la Loi, die nooit meer dan twaalf leden telde. Théroigne de Méricourt stierf waanzinnig. Zij was vóór alles het slachtoffer van de contrarevolutie en van de onrechtvaardigheid van de geschiedenis. Men had haar en heel wat anderen voor hysterisch uitgemaakt. Niet zo verwonderlijk op zich, want die psychische uiting werd in die tijd nog beschouwd als een vlaag van morbide vrouwelijke erotiek. Michelet en Carlyle hebben echter bladzijden lang de vlaag van mannelijke hysterische koorts beschreven. Op 10 augustus 1792 kreeg Claire Lacombe, een actrice die in 1792 van het platteland naar Parijs was gekomen, samen met Pauline Léon, een voormalige chocoladeverkoopster, net zoals Théroigne, een burgerkroon, omdat ze hadden deelgenomen aan de inneming van de Tuileries. In mei 1793 stichtten deze vrouwen de SOCIETE DES CITOYENNES REPUBLICAINES-REVOLUTIONNAIRES (VERENIGING VAN REPUBLIKEINSE-RE VOLUTION AIRE BURGERVROUWEN, de beroemdste vrouwenclub tijdens de revolutie, geleid door Pauline Léon, de voorzitster. Ze namen hun intrek in de bibliotheek van de Club Jacobin. De Republikeinse-Revolutionaire vrouwen hielden zich vooral bezig met het dwarsbomen van de plannen van de tegenstanders van de republiek. Hun reglement was erg streng. Hun macht liet zich vooral op straat voelen. Deze vrouwen waren hevige aanhangers van de Jacobijnen, ze namen deel aan de volksopstanden die uitmondden in de val van de Girondijnen, ze paradeerden in de straten, met op het hoofd hun rode muts en gekleed in rode broeken, ze putten de Girondijnen uit door hen de mond te snoeren in de Nationale Conventie en tijdens openbare vergaderingen. Op 2 juni, de dag waarop de Jacobijnen met de hulp van de massa de 29 girondijnse afgevaardigden uit de Nationale Conventie verdreven, betrokken de vrouwen de wacht vóór de deuren van het gebouw, om te verhinderen dat iemand van de leden, die uit protest wilden buitengaan, kon ontsnappen. Voor de Girondijnen waren zij afgrijselijke personages. Buzot schildert hen in zijn memoires af als paria's, straatvrouwen, "vrouwelijke monsters met alle wreedheden en zonden van hun zwakke geslacht". In juli en augustus waren de Republikeinse-Revolutionaire vrouwen toegelaten in de raden van de Parijse afdelingen, ze lieten zelfs een wet opstellen, na een lawaaierige campagne, die de vrouwen verplichtte de revolutionaire kokarde in het openbaar te dragen. Net zoals Théroigne eiste Claire Lacombe het recht op om wapens te dragen. Haar talrijke interventies in de debatten van de club jacobin en de Assemblée Nationale leverden haar de verontwaardigde protesten op van één van de leden: deze vrouw moeit zich met alles. Een ander lid was ervan overtuigd dat zij een agente van de contrarevolutie was. Constance Evrard, (23 jaar, kokkin, lid van de Club des Cordeliers), werd aangehouden op 17 juli 1791 omdat ze de vrouw had beledigd van een soldaat van de Nationale Garde die had deelgenomen aan de slachtpartij van de
Champs de Mars. Al deze vrouwen zijn gevaarlijk door hun taal. De revolutie geeft hen eerst het woord, maar zal hen daarna het zwijgen opleggen. In 1793 was er slechts één stemming tegen de afschaffing van de vrouwenclubs, die werden beschouwd als een gevaar voor de republiek. Aan de afgevaardigden werden drie vragen gesteld: Moet de samenscholing van vrouwen in Parijs worden toegestaan? Mogen de vrouwen gebruik maken van politieke rechten en actief deelnemen aan regeringszaken? Mogen zij beraadslagen, verzameld in politieke verenigingen of volksclubs? Op deze drie vragen antwoordden de leden van de Conventie massaal "neen", waardoor ze het "politieke doodvonnis" tekenden van de vrouwen, terwijl het Burgerlijk Wetboek hun "burgerlijke doodvonnis" voorbereidde. De reactie liet echter niet op zich wachten. Een delegatie vrouwen, met de beruchte rode hoeden, aangevoerd door Claire Lacombe, meldde zich vóór de gemeenteraad van Parijs. Maar de voorzitter, Pierre Chaumette, stelde hen met de volgende woorden aan de kaak: "Het is afschuwelijk, een vrouw die man wil worden, het L· tegennatuurlijk ... Sinds wanneer past het voor een vrouw de vrome taken van haar huishouden, de wieg van haar kinderen in de steek te laten, om zich naar openbare plaatsen te begeven en er redevoeringen te houden in de galerijen. ... Schaamtelozen, die man willen worden, zijn jullie niet tevreden met wat jullie hebben? Wat willen jullie nog meer? Jullie despotisme is het enige waar onze kracht niet tegen bestand is, want het is het despotisme van de liefde en dus het werk van de natuur. In naam van die natuur, blijf wie jullie zijn. In plaats van jaloers te zijn op de gevaren van een veelbewogen leven, wees tevreden met jullie taak om ons die gevaren te doen vergeten in de familiekring, waar we onze ogen kunnen laten rusten op het verrukkelijke schouwspel van onze kinderen die gelukkig zijn onder jullie zorgen". Onbarmhartige woorden die het lot van de vrouwen kennen en hen de les lezen. Madame Roland en Olympe de Gouges waren er al niet meer, Claire Lacombe en Pauline Léon mochten hun mond niet meer opendoen, als ze niet hetzelfde lot wilden ondergaan. Wat ze dan ook deden. De vrouwen van de plattelandsclubs of van sommige Parijse broederverenigingen bleven zich een tijdje bezighouden met de armen, de zieken en de behoeftigen, maar met mondjesmaat, want elk initiatief was taboe: de Terreur executeerde blindelings. De "deugdzame republiek" van Robespierre hield grote schoonmaak. De prostituees werden verbannen uit de straten van Parijs, alle vrouwen werden teruggestuurd naar de haard, terwijl slechts enkele uitzonderingen aan die verbanning uit het openbare leven ontsnapten: de godinnen van de Rede, die waren benoemd volgens de nieuwe staatsgodsdienst die was ingevoerd, werden over heel Frankrijk de priesteressen van de nieuwe "cultus van het Opperwezen". In die periode ontstond ook de revolutionaire kalender van Fabre d'Eglantine. Toch zal men op een tiendaags feest in Castres, waarschijnlijk na de arrestatie van Lodewijk XVI (10 augustus 1791) vóór het standbeeld van de republiek, het liedje "Garrisou de Marianne" van de schoenmaker-troubadour Guillaume Lavabre zingen.
10 Het standbeeld was zo zwaar dat men de bijnaam "la" (vrouwelijk lidwoord) "Marianno" (mannelijke voornaam) had gegeven; in de karikaturen werd zij als vrouw de allegorie van de eerste republiek. De eerste Godin van de Rede van het eerste revolutionaire feest dat plaats had op Notre-Dame, was de beroemde actrice Mademoiselle Maillard. Ze was in het wit gekleed, met een lange blauwe mantel en de muts van de vrijheid. Het is op de tonen van het lied "ça ira" en van de "Marseillaise" dat zij in processie werd gedragen en daarna op de troon gezet. In "Les femmes de la Révolution" beschrijft Michelet de ceremonie met de volgende woorden: "Bescheiden ceremonie, triest, droog en vervelend". De revolutie van de vrouwen was voorbij.
OORSPRONG VAN DE VROUWENBEWEGING1 Het is niet toevallig dat de tijd van het eerste enthousiasme voor de "Emile" (J.J. Rousseau) het ogenblik is van de geboorte en de kindertijd van de helden van de Revolutie, Robespierre, Danton, Desmoulins en heel wat anderen. "Le Contrat social" werd ook gelezen door hun moeders en Rousseau had hen zo het misprijzen getoond dat gedurende de hele 18de eeuw voor het moederschap had bestaan. Zij voedden hun kinderen op in de liefde voor de vrijheid en de gelijkheid: "De mens is vrij geboren ... Zijn vrijheid opgeven, dat is zijn hoedanigheid van mens opgeven, zijn mensenrechten en zelfs zijn plichten ..." Deze bladzijden van Rousseau maakten, net zoals de werken van Voltaire en de encyclopedisten Diderot en D'Alembert, op de vrouwen des te meer indruk maken omdat ze de kiem van de hervorming van de situatie van de vrouw in zich droegen, hoewel Voltaire en Montesquieu niet bijzonder feministisch waren en hun invloed zeker niet mag worden overdreven. Het is daarom niet minder waar dat de heersende klasse, die het genieten moe was en andere filosofische idealen zocht, evenals de arbeidersklasse, die in de meest afschuwelijke ellende leefde, in de filosofen het begin zagen van de culturele revolutie, die later de revolutionaire onlusten zal doen ontstaan. De theorieën van de denkers, de dromen van de filosofen deden beroep op het gevoel, "zoals dat nog nooit was gebeurd", schrijft Lily Braun, en de vrouwen waren hun hevigste aanhangers. Toen ontstond een "revolutionaire romantiek", die bij de vrouwen van de revolutie de antieke tragedie zal verheerlijken door de combinatie van de natuur en de vrijheid, van de dood en de terreur. Was het niet zo dat Manon Philipon, de latere Madame Roland, de Romeinse geschiedenis van Collin las en keerde ze niet voortdurend terug naar Plutarchus? Sophie de Grouchy, markiezin van Condorcet, had de Meditaties van Marcus Aurelius gelezen. De rellen en opstanden leerden de vrouwen van de Revolutie wat collectieve actie was. Ze leerden ook "denken in termen van sociale bewegingen" schrijft Sheila Rowbotham, en hun geslacht te verdedigen als gediscrimineerde groep en niet langer 1
Hoewel het woord feminisme, ontstaan in 1837, nog niet bestond ten tijde van de Franse Revolutie, gebruiken wij het hier in zijn huidige betekenis.
11 als individueel bestaan. De opkomende vrouwenbeweging kende ook een Amerikaanse invloed. De vrouwen uit Amerika wakkerden de weerstand aan tegen de slavernij, waarvan Olympe de Gouges tevens de heftigste baanbreekster was, en tegen de Britse soevereiniteit. Mercy Otis Warren, zus van James Otis (Amerikaans voorstander van het onafhankelijkheidsstreven) opperde om onafhankelijkheid, zelfs bij leiders zoals Washington, in een periode waarin een scheiding van de moederstad nog niet in hun gedachten speelde. Mercy Otis onderhield blijvende relaties met Thomas Jefferson, en de onafhankelijkheidsverklaring draagt de sporen van haar invloed. Abigail Smith Adams (1744-1818), vaderlandslievende feministe en echtgenote van de President van de Verenigde Staten, was, samen met Mercy, één van de eerste vrouwen die de gelijkheid voor het vrouwelijk geslacht eiste. In 1776 schreef Abigail aan haar echtgenoot, ter gelegenheid van de besprekingen van het Congres over de Grondwet: "Als de toekomstige Grondwet geen bijzondere aandacht aan de vrouwen besteedt, zijn we vastbesloten om in opstand te komen, en wij zijn van oordeel dat wij niet verplicht zijn om ons te onderwerpen aan wetten die ons geen stemrecht verlenen, en die onze belangen niet verdedigen." Ten gevolge hiervan werden de scholen opengesteld voor de vrouwen en slechts twee staten, New Jersey en Virginia, stonden hen stemrecht toe. Deze juridische bepaling deed in Frankrijk heel wat stof opwaaien, zodat ook daar het feministisch enthousiasme werd aangewakkerd. In 1786 werd een Lyceum opgericht voor vrouwen, waarbij zich weldra enkele mannen aansloten, om tenslotte een totaal van 700 personen te bereiken. De laatste encyclopedisten gaven er onderricht, dat echter snel in scherpe kritieken ontaardde. Onder de leiding van Condorcet en Laharpe, die met de jacobijnenmuts verschenen, werden de leerlingen de actrices van het drama dat zich buiten afspeelde. Madame Roland en Markiezin de Condorcet maakten er deel van uit. Met de opening van het lyceum had men aan de vrouwen het recht op onderwijs verleend. Bijgevolg verlangden ze van de Assemblée Nationale dat dit recht door de Staat zou worden erkend. De grondwet van 1789 hield er rekening mee en Talleyrand, rapporteur voor de herstructurering van het openbaar onderwijs, besteedde een hoofdstuk aan het probleem van de opvoeding en het onderricht van de vrouwen, er echter zorg voor dragend dat hun culturele vorming tot een minimum beperkt bleef, met als argument dat de natuur de vrouwen geschapen heeft voor een huishoudelijk leven temidden van hun kinderen: elke schending van de natuurwetten zou een zware fout zijn. De Assemblée nationale besloot de meisjes enkel tot achtjarige leeftijd in de openbare scholen toe te laten, en hun opvoeding vervolgens aan de ouders over te laten. In 1793 zouden alle kinderen van 5 tot 12 jaar in de 'maisons d'égalité" (huizen van gelijkheid) worden opgevoed. Deze bezorgdheden waren in feite het resultaat van een handvol intellectuele vrouwen, die zich sedert korte tijd voor de politiek interesseerden en opgingen, zoals werd geschreven, in het "intellectuele genot". Voor de vrouwen, uit de arbeidersklasse, die de grootste ontberingen kenden, stonden de zaken totaal anders. Twintig jaar voor de revolutie telde men 50.000 bedelaars in Frankrijk. In tien jaar revolutie telt Louis Blanc er anderhalf miljoen. Op 680.000 Parijse inwoners verbleven 116.000 bedelaars in de gevangenis, terwijl de bedelaarsters werden opgesloten en gegeseld.
12 Armoede en haat maakten plaats voor scheurbuik en dysenterie, die talrijke kinderen de dood injoegen. Er kwam een andere gesel opzetten, ni. de prostitutie die spoedig ontstellende proporties aannam. In 1784 werd het aantal Parijse prostituées door priester Havel op 70.000 geschat. Teksten die deze situatie beschreven, waren meestal van de hand van anonieme auteurs. In het voorstel van de Arme Javotte (een klaaglied), is het voor een jong meisje niet mogelijk een eerbaar beroep uit te oefenen. Zij beschrijft haar val op pijnlijke wijze. Maar, en dit is niet de minste paradox van deze situatie, er werd de vrouwen verweten dat ze zich door middel van de prostitutie een gemakkelijke broodwinning verschaften, gaande tot huwelijken uit winstbejag. Ze vroegen om terug hun vrouwelijke beroepen te kunnen uitoefenen en in een petitie aan de koning verbonden ze zich "noch het kompas, noch de winkelhaak" te hanteren, want, zegden ze, wij willen een bezigheid, niet om ons het gezag van de mannen toe te eigenen, maar om te kunnen leven." Aldus beïnvloedden deze vrouwen de afschaffing, in 1791, van de gilden, waarvan ze uitgesloten waren. Eind 1792 zou een nieuwe groep vrouwen, radicaler en feministischer, de fakkel overnemen. De vrouwen uit het volk eisten nu medezeggenschap in het dagelijks bestuur, hoofdzakelijk waar het de middelen van bestaan betrof. In februari 1793 organiseerden ze volksopstanden tegen de overdreven prijzen voor suiker, kaarsen en koffie, en overvielen overal in de stad kruidenierszaken en kaarsenwinkels. De vrouwen van die tijd hadden absoluut niet de bedoeling welke privileges dan ook te verdedigen - want ze hadden er geen! Indien zij het vuur aan de lont staken, kwam dat omdat er geen betere drijfveer is voor een revolte dan de wanhoop, de vernedering en te lang opgekropte en verdrongen haat. Zo bleef de "feministische" beweging van de revolutie schijnbaar zonder resultaat, wat wel waar is voor Frankrijk, maar in vele Europese landen, waar ze rivalen zal maken, werd ze in stilte voortgezet. De belangrijkste reactie kwam uit Engeland, ni. met het boek van Mary Wollstonecraft: "Vindication of the Rights of Women". Mary Wollstonecraft (1759-1797), feministe en schrijfster (romans, vertalingen, historische documenten, kinderboeken en anthologies) schreef in 1792 het eerste feministisch manifest: "De la justification des droits de femmes" (Over de verdediging van de rechten van de vrouw), voorafgegaan in 1790 door haar boek over Défense des Droits de l'Homme (Verdediging van de Rechten van de Mens), geschreven als antwoord op het boek van Borke: "Réflexions sur la Révolution Française" (Bedenkingen bij de Franse Revolutie). Over de rechten van de Mens drukt ze zich als volgt uit: "Het geboorterecht van de mens ... is een staat van burgerlijke en religieuze vrijheid, voor zover dit niet in conflict komt met de vrijheid van een ander individu, waarmede hij verbonden is door een sociaal contract ..." In haar "Rechten van de vrouw" ontwikkelt zij eenzelfde idee: "er kan geen maatschappij bestaan van ongelijkberechtigden en er moet gelijkheid heersen onder alle mensen "mankind" in het Engels), zonder dat er rekening gehouden wordt met het verschil in geslacht. Dit fundamenteel recht op gelijkheid werd eveneens verdedigd door een andere Engelse, Catherine Macaulay, auteur van de Lettres sur l'éducation (Brieven over opvoeding). Mary zal hieruit standpunten ontlenen voor haar pamflet, waarin ze trouwens een ontroerende hommage brengt aan de vrouw die haar inspireerde. Ze onderging ook de invloed van Rousseau's Confessions (Bekentenissen) en Emile, boeken die ze las tijdens haar verblijf in Ierland.
13 In 1792 verliet ze Engeland om in Frankrijk op zoek te gaan naar haar droom: de maatschappij waar iedereen gelijk zou zijn voor de wet. Maar de terreur was onverbiddelijk voor vrijdenkers en ze moest in afzondering leven om te ontsnappen aan een mogelijke aanhouding. Ze stierf een maand na de geboorte van haar dochter, Mary Godwin, die vóór haar huwelijk met de dichter Shelley, beroemd werd door haar boek "Frankenstein", dat ze schreef toen ze 16 jaar oud was. In Duitsland schreef Theodor von Hippel "De l'amélioration civique des femmes", een boek dat in hetzelfde jaar verscheen als dat van Mary Wollstonecraft, nl. in 1792. In Italië waren er Giulia en Mariantonia Carafa, en Luisa Molina Sanfelice, maar het was de Markiezin Jacobine Eleonora Fonseca Pimentel die de voorzanger van de Revolutie zou zijn; in 1794 schreef Rosa California in Assisi een "Résumé over de rechten van de vrouw". Toen viel het doek over de vrouwenbeweging en over deze moedige vrouwen, pioniers van de mensenrechten, die ook vochten voor een bewustwording, en aan wie de mensheid veel te danken heeft.
DE VROUWEN EN DE "POLITIEKE" VROUWENBEWEGING Men moet nu niet denken dat terwijl de Parijse vrouwen deelnemen aan de rellen en de "tricoteuses", (de breisters), de afgevaardigden vanop de tribunes van de conventie onderbreken, de Revolutie op een even hevige manier in de Salons gebeurt, alhoewel ze de politieke besluiteloosheid van enkele vrouwen, zoals Madame Roland en Mme de Staël, beiden gewonnen voor de ideeën van die tijd en gedreven door de passie van de verandering, deed wankelen. Ongetwijfeld waren de vrouwen van de bourgeoisie en van de adel niet op de hoogte van de dramatische situaties waarin de volksvrouwen verkeerden. Voor de Revolutie hadden ze elkaar nooit ontmoet of gesproken, en hun verlangen naar emancipatie was zeker niet hetzelfde. In de salons converseerde men over cultuur en opvoeding; opvoeding van de elite; de vrouwen van het volk eisten echter veel meer dan politieke rechten; ze eisten namelijk het recht op om te leven, en madame de Staël toonde weinig belangstelling voor haar sexegenoten, en plaatste zich erboven. Madame Roland, de "bezielster" van de Girondezen, een moedige vrouw maar een slecht politicus, die blijk gaf van weinig doorzicht in dit domein, oefende geen enkele directe invloed uit op de organisatie van de vrouwenbeweging, en distantieerde er zich radicaal van. Eén van de belangrijkste figuren van het pre-feminisme van de Revolutie zou de eerste organisatrice en bezielende kracht worden van deze vrouwenbeweging, nl. Olympe de Gouges. Dankzij haar zal een hele natie er zich van bewust worden dat de verzuchtingen van alle vrouwen, zowel uit de bourgeoisie als uit het volk, gelijk waren. Zij zal als eerste voor de vrouwen "politieke rechten" opeisen, die veel verder zullen gaan dan het "politiek recht tot spreken" dat ze tijdens de Revolutie spaarzaam toebedeeld kregen. Condorcet had de "rechten van de mens" opgesteld, een term die we vandaag gebruiken: "Geen enkel individu van het menselijk ras heeft werkelijke rechten, allen hebben dezelfde rechten, en degene die tegen het recht van een andere stemt - wat ook zijn religie, kleur of geslacht weze - verzaakt hierdoor aan zijn eigen rechten.'ln (3)
14
1787 nam hij openlijk stelling voor de gelijkheid van de geslachten in zijn Lettres d'un bourgeois de New-haven en hij deed dit nog radicaler in 1790 in zijn boek Sur l'admission des femmes au droit de cité (Over de toelating van de vrouwen tot het burgerrecht). Had Olympe dit gehoord? Haar werkelijke naam was Marie Gouze, eenvoudige bourgeoisdochter van Montauban. Ze huwde zeer jong, maar verbrak na enkele jaren de ketenen van deze oppervlakkige verbintenis. Olympe trok naar Parijs waar ze ondanks een gebrekkig onderricht, zeer snel het middelpunt werd van het Parijse gezelschapsleven van toen, door haar sprankelende geest en haar schoonheid. Ze had een turbulent liefdesleven voordat ze een fervente "feministe" werd en haar rijke verbeelding in dienst stelde van de dramatische literatuur. Ondanks enkele spirituele pogingen had Olympe weinig succes. Uitzondering hierop was misschien het stuk dat gespeeld werd ter gelegenheid van de verjaardag van de dood van Mirabeau in het Théâtre italien, getiteld "L'Ombre de Mirabeau aux Champs Elysées" (1791). Weldra gaf ze, onder invloed van de vooruitgang van de Revolutie, haar theaterpogingen en haar levenswijze op. "Ik ben erop gebrand" schrijft ze "om te werken voor het algemeen welzijn". Zij deed dit met alle energie die haar eigen was. De armoede van het volk en van haar sexegenoten, dat ze kende uit eigen ondervinding, gaf haar een buitengewone kracht. Zij verbaasde haar tijd door de rijkdom van haar ideeën en de vitaliteit van haar woorden. Zelfs de "Assemblée Nationale", die nochtans weinig geneigd was om naar vrouwen te luisteren, luisterde naar deze briljante spreekster en volgde dikwijls haar praktische raadgevingen op. In alles wat ze zei en schreef, klonk het vrouwelijk karakter in zijn levendigste trekken door: "Laat het ons niet hebben over mijn geslacht. De vrouwen zijn ook tot generositeit en heldhaftigheid in staat, de Revolutie heeft dit meermaals aangetoond." "Zolang er niets gedaan zal worden om de geest van de vrouwen te verheffen, zolang de mannen niet ruimdenkend genoeg zullen zijn om zich ernstig met de glorie van de vrouwen bezig te houden, zal de Staat nooit bloeien." Zowel in haar "Avis pressant à la Convention", als in haar "Pacte National", gericht aan de "Assemblée Nationale", of in haar pamflet "Union, Courage, Surveillance et la République est sauvée!", gebruikt Olympe een meeslepende taal, die toch tamelijk gereserveerd is. Vijandig als ze staat tegenover geweld, zal ze wel oproepen tot de strijd, maar nimmer tot moord of plundering. "Zie hoe de besten van onze jongeren uit het gulle Franse land naar het front vertrekken om er hun onschuldig bloed te vergieten. En voor wie, in Godsnaam? Voor het vaderland en niet om uw egoïstische passies te laten zegevieren en een andere tiran op de troon te zetten!" Dacht zij hier aan Marat, die ze een "menselijk misbaksel" noemde? Geconfronteerd met de hongersnood lanceert zij een publieke oproep, zij geeft zelf het voorbeeld, bewonderenswaardig in haar opoffering en haar moed, en zet talrijke vrouwen ertoe aan om hun sieraden af te staan aan de staat. Humaniste als ze is, zal ze een pakkende beschrijving geven van de ellende in het armenhuis van SaintDenis, en zich bewust van de vernedering van het bedelen, zal zij de oprichting vragen van publieke hulpkassen en staatsateliers voor de armen, wat haar gedeeltelijk lukt. In haar "Adresse aux femmes" roept ze uit: "Is het geen tijd dat er ook voor ons vrouwen een revolutie begint?" Maar wanneer de Verklaring van de Rechten van de Mens, aangenomen op 26 augustus 1789, de inleiding wordt van de Grondwet van 1791, schrijft Olympe de Gouges haar Verklaring in 1791 als antwoord op de lacunes
15 van de Verklaring van de Rechten van de Mens; zij inspireert zich op zijn stijl en toont zijn zwakheden aan. Zij eist voor de vrouwen in deze verklaring dezelfde rechten en plichten voor de wet en voor alle andere omstandigheden van het privéof publieke leven. Alhoewel toen talrijke vlugschriften voor en tegen de eisen van Olympe verschenen, werden ze sindsdien zelden gepubliceerd en de geschiedenis zal slechts een uittreksel onthouden van artikel tien: "de vrouw heeft het recht het schavot te bestijgen, ze moet ook het recht hebben om de tribune te beklimmen." Hieronder volgt de volledige tekst ervan VERKLARING VAN DE RECHTEN VAN DE VROUW OPGEDRAGEN AAN DE KONINGIN 1791 Artikel één De vrouw wordt vrij geboren en blijft juridisch de gelijke van de man. De sociale verschillen mogen slechts hun oorsprong vinden in het gemeenschappelijk belang. Artikel twee De doelstelling van elke politieke vereniging is het behoud van de natuurlijke en onaantastbare rechten van de vrouw en de man: die rechten omvatten de vrijheid, het eigendomsrecht, de zekerheid en vooral het verzet tegen onderdrukking. Artikel drie Het principe van alle soevereiniteit berust voornamelijk op de eenheid, hetgeen in feite neerkomt op de verbintenis tussen man en vrouw: geen enkel lichaam, geen enkel individu kan een gezag uitoefenen dat hier niet uitdrukkelijk uit voortvloeit. Artikel vier Vrijheid en rechtvaardigheid bestaan erin alles terug te geven wat aan een ander toekomt; zo wordt de uitoefening van de natuurlijke rechten van de vrouw alleen maar beperkt door de eeuwigdurende tirannie van man; die beperkingen moeten worden hervormd door de wetten van de natuur en de rede. Artikel vijf De wetten van de natuur en de rede verbieden elke handeling die nadelig zou kunnen zijn voor de maatschappij: alles wat niet door die wijze en goddelijke wetten wordt verboden, kan niet worden verhinderd, en niemand kan gedwongen worden iets te doen wat niet door die wetten wordt voorgeschreven. Artikel zes De wet moet de uitdrukking zijn van de algemene betrachtingen; alle "Citoyennes" en "Citoyens" (burgers) moeten persoonlijk of door hun vertegenwoordigers bijdragen tot de opstelling ervan; zij moet voor iedereen gelijk zijn: alle "citoyennes" en alle "citoyens", die in haar ogen gelijk zijn, moeten in gelijke mate toegelaten tot alle hoge ambten, functies en openbare arbeidsplaatsen, en dit volgens hun capaciteiten, en zonder enig ander onderscheid dan hun deugd en hun talent. Artikel zeven Er wordt voor geen enkele vrouw een uitzondering gemaakt; zij zal worden beschuldigd, gearresteerd en aangehouden in de door de wet voorziene gevallen. Zowel mannen als vrouwen zullen aan deze strenge wet gehoorzamen.
16 Artikel acht De wet moet slechts de strikt noodzakelijke straffen opleggen, en men kan slechts worden gestraft uit hoofde van een wet die voor het misdrijf werd opgesteld en afgekondigd, en die wettelijk van toepassing is op de vrouw. Artikel negen Voor vrouwen die schuldig worden bevonden moet de wet in al haar strengheid worden toegepast. Artikel tien Niemand mag lastig gevallen worden omwille van zijn mening (ook niet omwille van de meest fundamentele); de vrouw heeft het recht het schavot te bestijgen. Ze moet evenens het recht hebben een podium te beklimmen, op voorwaarde dat haar verkondigingen de door de wet vastgelegde openbare orde niet verstoren. Artikel elf Het vrij uitwisselen van gedachten en meningen is één van de meest kostbare rechten van de vrouw, aangezien deze vrijheid de wettelijkheid verzekert van de vaders ten opzichte van hun kinderen. Dus elke "citoyenne" moet vrij kunnen zeggen: ik ben de moeder van een kind dat het uwe is, zonder dat zij door wrede vooroordelen gedwongen wordt de waarheid te verdoezelen; zonder in te staan voor het misbruik dat van deze wet kan worden gemaakt voor de gevallen die door de wet zijn bepaald. Artikel twaalf De waarborgen van de rechten van de vrouw en de "citoyenne" vereisen een grotere doelmatigheid; die waarborg moet worden ingevoerd ten behoeve van iedereen, en niet voor de weinigen aan wie hij wordt toevertrouwd. Artikel dertien Voor de instandhouding van de openbare macht, en voor de administratiekosten zijn de bijdragen van de man en de vrouw gelijk zijn; zij neemt deel aan alle zwaar werk, aan alle lastige taken; dus moet zij in dezelfde mate deel hebben aan de verdeling van taken, arbeidsplaatsen, lasten, van de ambten, de waardigheden en de industrie. Artikel veertien De "citoyennes" en "citoyens" hebben het recht om zelf, of door hun vertegenwoordigers, de noodzaak van de openbare bijdragen vast te stellen. De "citoyennes" mogen hiermee slechts instemmen door het toelaten van een gelijke verdeling, niet alleen voor wat betreft het fortuin, maar ook voor de openbare administratie, en hebben het recht het evenredig bedrag te bepalen, alsook de basis, de heffing en de duur van de belasting. Artikel vijftien Het merendeel van de vrouwen, die voor hun bijdrage bij de mannen worden geteld, heeft het recht om aan elke openbare vertegenwoordiger rekenschap te vragen van zijn administratie. Artikel zestien Een maatschappij waar de waarborg van de verschillende machten niet verzekerd wordt, en de scheiding der machten niet bepaald wordt, heeft geen grondwet; de grondwet bestaat niet indien de meerderheid van de individuen die de natie vormen, niet heeft deelgenomen aan haar opstelling.
17 Artikel zeventien Bezittingen zijn van alle geslachten samen of afzonderlijk; zij zijn voor iedereen een onschendbaar en heilig recht; ze kunnen niemand worden ontnomen als echt natuurpatrimonium, tenzij de openbare noodzaak, na wettelijke vaststelling, het zou eisen en op voorwaarde dat een eerlijke en vooraf vastgestelde schadevergoeding wordt betaald.
De politieke eisen bevatten eveneens het universeel stemrecht voor vrouwen, vermits de nieuwe grondwet dit recht alleen aan mannen voorbehield. Er werden tal van andere eisen gesteld, maar vele daarvan eindigden in de prullenmand, zonder dat de "Assemblée" zich verwaardigde een antwoord te geven aan de schrijfster ervan. Olympe was niet tevreden met schrijven alleen. Ze wou ook de koning verdedigen en bood aan om voor Lodewijk de XVIe te pleiten, samen met de te zwakke Malesherbes, die 71 jaar was. Olympe vatte de aanklachten tegen de koning als volgt samen: "Hij was zwak; hij heeft zich laten bedriegen; hij heeft ons bedrogen; hij heeft ook zichzelf bedrogen". De Parijse revolutie zal haar dit initiatief niet vergeven en ze reageert als volgt op de aanbieding van Olympe: "Wie denkt ze dat ze is? Waarom houdt ze zich niet veeleer bezig met het breien van broeken voor onze sans-culottes?" Op 20 juli 1973 wordt ze aangehouden en op 28 oktober opgesloten in de Conciergerie. Op 2 november verschijnt ze voor het revolutionair tribunaal van de welbekende Fouquier-Tinville. Vijf dagen vóór de dood van Madame Roland, op 3 november, wordt Olympe de Gouges onthoofd omdat ze "geprobeerd had de republiek te ondermijnen door haar geschriften", namelijk: Les trois urnes ou le salut de la patrie. In haar afscheidsbrief aan haar geliefde zoon schreef ze: "Ik sterf, mijn zoon, als slachtoffer van mijn verering voor mijn land en mijn volk. Onder hun bedrieglijk masker van republikeinse gezindheid, hebben zijn vijanden me zonder wroeging naar het schavot gevoerd ... Vaarwel mijn zoon, wanneer u deze brief zult ontvangen, zal ik niet meer zijn. " Maar de dag na de 10e augustus reeds, was Camille Desmoulins in opstand gekomen tegen de autoriteit van de echtgenoot: "De huwelijksmacht, een schepping van de despotische regering, moet niet langer behouden blijven. De republiek moet door de vrouwen bemind worden. Dit doel zal bereikt worden als men hen van hun rechten laat genieten". De vrouwen pleitten in feite voor hun recht op geluk; de wetgeving, geïnspireerd door de filosoof Jouffroy, antwoordde: "Maar het geluk zelf ontgoochelt ons door zijn ontoereikendheid". Ook op 1 april 1792 had een afvaardiging van vrouwen, met de rode baret op hun hoofd, gedefileerd voor de balie van de wetgevende Vergadering. Ze smeekten om, door de wet op de echtscheiding, "de laatste zegel te drukken op de Franse vrijheid". Het idee hing al enige tijd in de lucht. En inderdaad, datzelfde jaar verscheen er een nieuwe huwelijkswetgeving, die gebaseerd was op de grondwet. De auteur van dit wetboek, een revolutionair, Bonneville genaamd, wou in naam van de vrijheid, waarvan hij een verwoed voorstander was, het huwelijk verplicht maken, ook voor priesters. Het was een sociale verplichting die de Staat kon opleggen aan alle burgers. Hij
18 schafte natuurlijk het religieuze huwelijk af, een "barbaarse vesting van eeuwenlang obscurantisme". Hij zag de burgerlijke ceremonie als volgt: de huwelijken moesten in grote getale voltrokken worden, telkens op een vastgestelde dag, massaal en in aanwezigheid van het volk dat daarvoor speciaal bijeengeroepen zou worden, de Ambtenaar van de burgerlijke stand moest, terwijl hij zijn hand op de grondwet hield, tot de toekomstige echtgenoten zeggen: "Gegroet, vrije burgers. Houdt steeds de wet voor ogen die u wettelijk in de echt verbindt, die door de banden van vriendschap en door uw belangen onverbreekbaar gemaakt moet worden! Alle paren antwoordden in koor: "Leve de vrijheid! Leve het vaderland! Dat de goede burgers onze verbintenis mogen zegenen!" Het Directoire putte haar inspiratie uit deze ideeën, toen het besloot dat de huwelijken allemaal samen gevierd moesten worden, op een vastgestelde datum, de dag van de tiendaagse feesten, met een ambtenaar die een toespraak hield, vol lyrische ontboezemingen en schitterende metaforen. Ziehier enkele staaltjes van toespraken, gehouden op 10 Floreai, Jaar VI van de Republiek (29 april 1798) ter gelegenheid van het feest der Echtparen. "Door middel van de schoonheid en van vrouwenhanden heeft de natuur voor ons het geluk voorbereid; zij heeft gewild dat we het vrijelijk zouden kunnen plukken en heeft ons het vermogen gegeven om ons af te wenden van de ongelukkigen die ons geen geluk zouden kunnen geven." "Nieuwe echtgenoten, betoont elkaar alle gevoelens van vriendschap." Ondanks hun grote dorst naar vrijheid vergaten de mensen toch hun "belangen" niet: "De vrouw is de gezellin van de man als hij jong is, zijn vriendin als hij op rijpere leeftijd is gekomen en zijn verzorgster in zijn oude dagen." Merkwaardig genoeg vergaten alle huwelijkstoespraken nooit om de toekomstige echtlieden te wijzen op de weldaden van een echtscheiding, ze drongen er echter tegelijkertijd op aan dat ze moesten trachten om dit te voorkomen. Mary Wollstonecraft was de eerste vrouw die het huwelijk "legale prostitutie" noemde. Eén zaak staat vast, namelijk dat een groot aantal vrouwen van de revolutie een echtscheiding aanvroeg onder het zingen van "Leve de vrijheid!". Het is ook zo dat anderen, om hun leven te redden, zich lieten scheiden van hun uitgeweken echtgenoten om er terug mee te trouwen zodra de storm geluwd was. Op 20 september 1792 werd de wet op de echtscheiding gestemd; deze aanvaardde niet alleen een echtscheiding met onderlinge goedkeuring, maar zelfs, op vraag van één van beide partners, op grond van onverenigbaarheid van karakter." De aanhangsters van het onverbreekbaar huwelijk twijfelden nog. Aubert Dubayet nam hun laatste twijfel weg. Met een klassiek argument in een soortgelijk geval, en zei: "Men vraagt u slechts in theorie om te stemmen, want de mogelijkheid van echtscheiding zal voor altijd de zin ervan wegnemen, de dreiging van de echtscheiding zal de echtgenoten geduldiger en attentvoller voor elkaar maken, de echtscheiding zal vooral gunstig zijn voor het geluk van de vrouwen!" (En daar maakten ze gebruik van). Zijn collega Sédillez hield er een andere mening op na: "Ik denk dat de echtscheiding integendeel een groot ongeluk voor een vrouw zal betekenen, als ze gedwongen wordt een tweede echtgenoot te zoeken, terwijl ze met de eerste haar jeugd en de meeste van haar voordelen verloren zal hebben!" Deze grove, realistische opmerking belette de vrouwen niet om zich massaal uit de
19 vermeld: "Vooral de vrouwen schijnen er een geautoriseerd "losbandig leven" op na te houden en het merendeel van de aanvragen voor een echtscheiding gebeurt door dat "lichtzinnige geslacht", dat niet ophoudt eeuwige trouw te zweren!" De redenen van een vrouw om echtscheiding aan te vragen zijn altijd bedrieglijk. Het is waar dat onder de Revolutie de scheiding en het huwelijk een soort handel geworden zijn die het mogelijk maakt fortuinen te vergaren en schuldeisers in de kou te laten staan. Ze geven aanleiding tot echte gerechtelijke komedies, met valse getuigen en valse familieraden, waar de zogezegd weerhouden orders zonder het te weten vervangen worden door toegeeflijke vrienden of door omgekochte figuranten. De huwelijken en de echtscheidingen liepen met zo'n regelmaat dooreen dat men het niet meer nodig vond de echtbreeksters te vervolgen. Men zei immers dat deze geen misdaad begaan hadden, maar slechts verzuimd hadden een eenvoudige formaliteit te vervullen. Een afgevaardigde verklaart hierover dan ook dat deze formaliteit "dient om daden van polygamie te verbergen". De echtscheiding werd wettelijk in 1792 en bracht man en vrouw zo op gelijke voet met elkaar. Geldige redenen waren: onverenigbaarheid van karakter, onderlinge toestemming en het verlaten van de partner gedurende meer dan twee jaar. Maar laat ons de echte vraag aan de geschiedenis stellen: wat bracht de Franse revolutie voor vrouwen op? Als antwoord kan men zeggen dat vanaf september 1792 de vrouwen hun waardigheid als vrije persoon kregen. De instelling van de echtscheiding gaf hen immers de mogelijkheid om te ontsnappen aan de rampzalige gevolgen van een "gedwongen huwelijk" en aan de huiselijke slavernij. Dit verworven recht werd brutaal gestopt door het Wetboek van Napoleon in 1804. Maar zonder de Franse revolutie zou de vrouwenemancipatie die we nu kennen niet mogelijk geweest zijn en had ze zich ook niet kunnen ontwikkelen. De huidige emancipatie van de vrouw is een rechtstreeks gevolg van de vroegere gedeeltelijke emancipatie.
DE BIJDRAGE VAN DE VROUWEN AAN DE REVOLUTIE Op het einde van de Revolutie hadden de vrouwen de balans opgemaakt van de veroveringen die nog moesten gedaan worden; ze hadden ervaring opgedaan in de strijd. Aan de andere kant hebben de vrouwen veel meer bijgedragen tot de Revolutie dan de romantische prenten wel willen doen geloven. Er zal nog veel tijd nodig zijn om een echte historische studie op touw te zetten van de bijdrage van de vrouwen, niet alleen aan de Revolutie en op gebied van de mensenrechten, maar net zo goed tot de sociale geschiedenis van Frankrijk. Om vanuit feministisch oogpunt een historische studie te maken zou men het dagelijks leven moeten bestuderen, daar de vrouwen onder het Ancien Régime in openbare zaken niets in de pap te brokken hadden. Dan pas zouden de echte problemen aangesneden worden: opvoeding, gezondheid, werk, godsdienst, oorlogen door de bril van de vrouwen bekeken 2. 2
Deze problemen werden overigens op intelligente wijze gesteld, ongetwijfeld voor het eerst in hun globale dimensie, op het Congres van Toulouse van 12 tot 14 april 1989: De vrouwen en de Franse Revolutie - Internationaal Colloquium / 12-13-14 april 1989, Universiteit van Toulouse le-Mirail.
20
Aangezien de volksvrouwen geen "haard" hadden, stelde het probleem van de "vrouw aan de haard" zich hoegenaamd niet.( Het woord "foyer" betekende toen: een huis om zich mee bezig te houden - een echte onderworpenheid.) En hoe zit het met alles wat ermee te maken heeft? Het gevoelsleven? De gezondheid? De hygiëne? Het denkbeeldige? De creativiteit? In de plaats van de studie te beperken tot een specifieke geschiedenis van de vrouwen, zal het integendeel gaan om een geschiedenis van het sociale leven in zijn geheel, gezien vanuit de observatie van de positie van de vrouw. Als men bij voorbeeld het onderwerp van het algemeen kiesrecht aansnijdt, en daarbij, zoals het tot hiertoe gebeurd is, de vrouwen vergeet, dan gaat de betekenis zelf van het algemeen stemrecht verloren. Juist die redenen die ingeroepen werden om stemrecht aan de vrouwen te weigeren laten beter toe de zin ervan te begrijpen. En dan begrijpt men eveneens beter waarom Frankrijk dan nog een van de laatste landen was om het toe te kennen na de tweede wereldoorlog. De ironie van het lot wilde dat dit nog dank zij Generaal de Gaulle was, die men moeilijk feministische sympathieën kon toedichten, terwijl het Volksfront van 1936, dat feministische ideeën verspreidde, het niet eens ter sprake bracht (een fenomeen dat in verschillende Europese landen voorkwam). Begrippen als gezondheid, hongersnood, de verwoestingen aangericht door de kindersterfte, bevallingsvoorwaarden, hospitalisatie, maar eveneens de affectieve leegte - rechtstreekse gevolgen van de talloze oorlogen - zouden een andere dimensie aannemen als men het woord zou geven aan de vrouwen van de geschiedenis. Waarom leek de vrouwencriminaliteit, zowel in Frankrijk als in de "Belgische Staten" (1789-1790), veel hoger dan tijdens het Ancien Régime, en wat zijn er de oorzaken van? Kan het volstaan de ellende op te roepen, het gebrek aan steun, de eenzaamheid? Men weet dat de vrouwen uitgesloten werden van het politieke militantisme, daar de Revolutie een duidelijk antifeministisch karakter had. Als Chaumette de echtgenotes oproept zich te wijden aan hun huiselijke bezigheden, dan is het slechts om ze te wijzen op de echte sociale functie die men de vrouwen toekende in afwezigheid van hun mannen. De mannen,zij die de Revolutie maakten, emigreerden, werden geëxecuteerd, op de vlucht in een ander departement, ergens verborgen of gevangen genomen. Daarenboven hadden de vrouwen de zorg voor de kinderen, de ouderlingen, de handel of het veld, en hadden ze de harde taak om voldoende voedsel bijeen te schrapen. Tussen 1780 en 1789 telde men 2.408.000 huwelijken, 10.618.000 geboorten en 9.442.000 overlijdens. Het geboortecijfer won het met glans van het sterftecijfer. Men moet dan bedenken dat tussen de opvoeding van de kinderen en de zorg voor de zieken, de vrouwen weinig tijd hadden om zich over te geven aan de revolutionaire strijd of aan politiek militantisme. Marie-Claire Berh, 39 jaar, weduwe en moeder van drie kinderen, wordt door de commissaris van het Directoire aan de kaak gesteld als "de gevaarlijkste persoon van het departement". Ze wordt ervan beschuldigd een intrigante te zijn, een vijand van de Republiek, die de weerspannige priesters zou geholpen hebben en voor hen inzamelingen zou georganiseerd hebben. Ze wordt bij wijze van publieke veiligheidsmaatregel aangehouden en naar de Tempel in Parijs overgebracht, waar ze drie maand wordt vastgehouden. Bij haar ondervraging in januari 1789 verklaart ze: "Weet, burgers, dat ik mij hoegenaamd niet met de Revolutie bemoei, ik hou me bezig met mijn huishouden en mijn dagelijkse beslommeringen".
21 Door de rechtstreekse gevolgen van de Revolutie werd de taak van de vrouwen nog zwaarder dan ze al was, vooral omdat de afwezigheid van de mannen hen verplichtte een economische en sociale rol te spelen. "Zij hielden zich bezig met de velden en de oogsten, met de handel en de zaken" schrijft Marie-Sylvie Dupont-Bouchat3. Tegelijkertijd behoedden ze ook het kerkelijk patrimonium dat dan de geboorten, de huwelijken en de begrafenissen regelde. In afwezigheid van de pastoor bewaarden de pastoorsmeiden jaloers de parochieregisters of de parochierekeningen, en weigerden ze over te dragen aan de burgerlijke autoriteiten. Ze redden eveneens een groot aantal priesters en religieuzen. De enige manifestaties waaraan de vrouwen in België deelnamen waren volksopstanden met religieus karakter, zoals in Namen in juli 1789, waar ze het beeld van Maria door de straten van de stad droegen terwijl de processie verboden was. De vrouwen van de Revolutie hebben de revolutionaire idealen van de mannen gedeeld, het republikeinse ideaal inbegrepen, een geringe minderheid schoot zelfs op het leger. In de oorlogen van de Vendée was hun engagement indrukwekkender: honderden vrouwen lieten zich inlijven, namelijk bij de "witte" vrouwen (koningsgezinden) vluchtend voor de twaalf duivelse colonnes van de "blauwen" (republikeinen), georganiseerd onder het bevel van Turreau om "zonder voorbehoud alle individuen van alle leeftijden en van elk geslacht, schuldig bevonden aan het deelnemen aan de oorlog, uit te roeien". De oorlog in de Vendée, een ware volkenmoord, toont ons de uitzonderlijke helfdhaftigheid van de vrouwen en de kracht van hun overtuigingen. Het is merkwaardig vast te stellen dat deze "oorlogsvrouwen" nooit hun afhankelijkheid van hun echtgenoot opgaven en zich aan de ergste situaties moesten aanpassen, ondertussen hun dagelijkse onderworpenheid verder aanvaardend. Anne Quatresols treedt op 16-jarige leeftijd in dienst en Magdeleine Petit-Jean is bijna 49 wanneer ze zich aanbiedt bij het leger in het Westen, nadat ze haar 15 kinderen heeft verloren. In november 1793 wordt Liberté Barrau, die tussen haar man en broer bij het tweede bataljon van Tarn streed, door de Echo des Pyrénées geprezen onder de titel "Héroïsme d'une femme soldat" (Heldenmoed van een vrouwelijke soldaat). Tijdens een aanval op een verschansing wordt haar echtgenoot gewond, zij zet de aanval verder, schiet negentien kogels, weert twee tegenstrevers af en bereikt het doel: "Dan komt de burgervrouw bij haar echtgenoot terug, omhelst hem, troost hem, tilt hem op en draagt hem naar een kar, vergezelt hem naar het ziekenhuis, waar ze hem, met alle zorgen die een echtgenote aan haar man verschuldigd is. aantoonde dat ze de verdiensten van haar geslacht niet had opgegeven, hoewel ze ver uitstak boven hen die er niet toe behoorden". Wat de "breisters" betreft, aangevoerd door Aspasie en zo genoemd omdat ze de gewoonte hadden te breien tijdens de terechtstellingen, is deze houding zeker geen getuigenis van hun gevoeligheid, maar zou wel de vaderlandse plicht kunnen rechtvaardigen die deze vrouwen moesten vervullen en die eruit bestond onophoudelijk te werken voor de legers in ontbering. Men kan hen de "wreedheid" verwijten van de slagen die de "geselaarsters" toedienden aan de "kwezels", die met 3
(4)
M.S. Dupont-Bouchat, Geschiedenis van de gevangenis in België-XIXe - XXe eeuw, Univ. Louvain-la-Neuve.
22
volharding verder naar de diensten van de weerbarstige priesters gingen en weigerden de driekleurige kokarde te dragen. De gruweldaden die aan de vrouwen van de Revolutie worden toegeschreven, kunnen we maar beter voor de legende laten, want het enige ware voorbeeld waar de vrouwen zich verkelijk op de limiet van menselijkheid begeven - de moordpartij van 10 Mei 1790 in Montauban - leverde hen ook het befaamde Adresse aux femmes de Montauban op, van Louise de Keralio (Mme Robert), waarin ze haar ontsteltenis uitdrukt: "dat men op de publieke pleinen vrouwen ziet die de mannen oproepen tot de strijd, de enen uitdagen, de anderen ophitsen, moord schreeuwen en er het voorbeeld van geven! dat wordt ons door de barbaarse tijden niet geboden". Dit dramatisch voorbeeld behoeft enkele regels uitleg. De overgave van Montauban, een oude protestantse versterkte plaats, die Richelieu had ingenomen, zoals La Rochelle, had de burgerlijke en kerkelijke machten verwisseld. In 1790 was zowat heel de economie, onder andere de handel, de eigendommen, evenals de grote woonhuizen van de stad, in handen van een protestantse minderheid, die geen recht had op publieke bevoegdheden , maar die beter georganiseerd was dan de katholieken. De katholieke vrouwen namen de dag van de Rogations, toevallig samenvallend met de inventaris van de geschrapte kerken, te baat om hun rekening te vereffenen met de protestanten, en dit met een barbaarsheid die nog nooit in de geschiedenis van Frankrijk was geëvenaard (met uitsluiting van de 3.500 drenkelingen in Nantes, slachtoffers van de moordlust van Carrier). Deze unieke gebeurtenis heeft maar een vaag verband met de Revolutie, namelijk dat het de eerste ernstige gebeurtenis is, veroorzaakt door de godsdienstige kwestie. Het is vooral het losbarsten van de voorvaderlijke haatgevoelens tussen katholieken en protestanten. De meeste historici die de "revolutionaire harpijen" bestudeerden hebben merkwaardig genoeg vergeten dat de vrouwen het indrukwekkend sociaal werk van de Convention inspireerden, zoals de wet op de liefdadigheid van 4 mei 1794. Ze vroegen ruimten ter beschikking, die konden "dienen voor het naaien en verstellen van kledingstukken", bestemd voor de soldaten van de natie. Ze riepen "volkssoepen" in het leven, verkochten hun juwelen voor de Republiek (7 september 1789), waarna ze, geruïneerd, doorheen heel Frankrijk inzamelingen deden. Op 22 brumaire (1792) schreven ze aan de voorzitter van een bedrijf buiten de hoofdstad, om hem te kennen te geven dat ze zovele armen in nood moesten helpen en over zo weinig geld beschikten, wat "hen zeer dwars zat". De actie van de vrouwen in hun solidariteit tegenover de armen en de soldaten redden vele mensen het leven; ze richtten immers verzorgingscentra op, onder andere in Parijs, die tot 1870 zouden voortbestaan. Vanaf 1790 werden de vrouwen het slachtoffer van een duidelijke en paradoxale vrouwenhaat, des te schrikwekkender daar hen een "revolutionaire" houding werd opgelegd en hun afkerige houding hun niet rechtstreeks ten laste werd gelegd, vermits ze "zwak, gemakkelijk te verleiden waren, en aangezet tot misdaad". Ze werden door de priesters gemanipuleerd, was de mening: vrouwen hebben een zwakke geest, waarmee de priesters doen wat ze willen, hoorde men in alle toespraken verkondigen. Michelet zal een dergelijke uitspraak, gevolgd door vele anderen en aangehaald om de vrouwen het stemrecht te weigeren, beslist ook tot de zijne maken. In
23
werkelijkheid wilden de vrouwen niet dat hun houding hun werd voorgeschreven, of dat er hun een bepaalde manier van kleden werd opgelegd. De kwestie van de vrouwelijke "toilette" was het onderwerp van heel wat heftige debatten, vooral vanwege de mannen die wilden dat ze de "bonnet rouge" (rode muts) en de driekleurige kokarde droegen. De meeste vrouwen willen niet van klederdracht veranderen, en zeggen dit ook op de tribune van de Assemblée: "Burgeressen, wees eerlijke en ijverige meisjes, tedere en ingetogen echtgenoten, wijze moeders, en u zal een goede patriote zijn... Muts en piek dragen, broek en pistool... laat dat aan de mannen over, die geboren zijn om u te beschermen en gelukkig te maken". Het is interessant vast te stellen dat elk geslacht het beeld weerkaatst dat het andere van hem heeft. De afgevaardigde van de Convention Jean Bon Saint- André verklaart op 8 september 1792: Aangezien we in het rijk van de Vrijheid leven, moeten we het mooie geslacht geen verplichtingen opleggen. Ze moeten zich verder volgens hun smaak kunnen kleden". Op 21 september 1792 keurt de Assemblée echter goed dat "de vrouwen die de driekleurige kokarde niet dragen zullen gestraft worden, de eerste keer met 8 dagen opsluiting; in geval van herhaling zullen ze verdacht verklaard worden." Beeldspraak voor een onvermijdelijke terdoodveroordeling. In tegenstelling tot wat men geneigd is te denken brengt de Franse Revolutie maar weinig verandering in de vrouwelijke mode, uitgenomen het veelvuldig gebruik van de nationale kleuren (stoffen, schoenen, linten, hoeden) of het jasje "a la Carmagnole", of ook nog de contra-revolutionaire trends, geïntroduceerd door de aristocraten, na de Terreur, "à la guillotine" of "à la victime", allen van korte duur en zonder gevolg. Wat overheerst is echter de eenvoud, opgekomen in 1780, en vanaf 1790 een zekere tendens voor de landelijke mode, afgekeken van de volkskledij. Op het gebied van de kunst verkondigt een decreet van de Conventie van 1791 de vrijheid van spektakel. Ogenblikkelijk krijgen de meer dan 60 Parijse theaters, alleen al onder de Terreur, 250 toneelstukken aangeboden van 140 auteurs, waaronder een groot aantal vrouwen. Naar schatting hebben de vrouwen gedurende de periode van de revolutie bij de 900 toneelstukken geschreven, geïnspireerd door de gebeurtenissen of door hun eigen eisen. Velen werden ten tonele gevoerd, zoals Olympe de Gouges of Isabelle de Charrière, om het beperkt te houden. Men moet toegeven dat de produktie van al deze auteurs (vrouwen en mannen ) maar zelden van hoge kwaliteit is, maar de analyse van de vrouwelijke werken zou ons heel wat leren over de gevoeligheid van de vrouwelijke auteurs en hun ervaring van de doorstane gebeurtenissen. Regelmatig werden in de 18 Parijse concertzalen dezelfde banaliteiten opgevoerd, soms toch wel naast de werken van Mozart en Haydn. De musici-vertolksters, talrijker dan de mannelijke artiesten, ontwikkelden een opkomende voorliefde voor de piano, zoals Hélène de Montgeroult, die, voor de Tribunal du Salut Public gedaagd en veroordeeld tot onthoofding, in extremis werd gered nadat ze aanvaard had de Marseilllaise te spelen. Ondertussen bereidt Marie Grosholtz, de beroemde Madame Tussaud, haar wassenbeeldmuseum voor. De vrouwen componeerden, zoals Emilie Candeille, Edmée Sophie Gail (zie Femmes et Musique, bijvoegsel van Femmes d'Europe n°22). Ze schilderden, in navolging van de beroemde Madame Vignée Le Brun, of Adélaïde Labille-Guiard. Anderen, zangeressen of actrices, zoals Mademoiselle Maillard, de meest talentvolle actrice van
24
de Opera, beeldden met hun uitzonderlijk talent de bloeiperiode uit van de geschiedenis van de kunst van het einde van de XVIIFeeuw. Toch zal de Revolutie in 1792 de sluiting van de Ecole Royale de Danse tot gevolg hebben. De opvoeding van de meisjes, onder het juk van hun vrouwelijke plichten, wekte niet veel belangstelling op, voor de volksmeisjes tenminste. De bourgeoisieklassen maakten er een tijdje hun strijdros van, en, nog steeds Rousseau aanhalend, de trouweloze vriend (voor hem moesten de vrouwen zich aan hun rol van echtgenote en moeder wijden), vergaten het tegen het einde van het Empire. Ondanks enige zwakke pogingen (Mme de Rémusat), blijven de vrouwen, vervuld van hun plichtsgevoel, afhankelijk van hun echtgenoot en van de maatschappij. Een folder van 1792, afkomstig uit het pensionaat van de burgeressen Brute moeder en dochter, behoeft geen commentaar: "Het doel van de opvoeding, in het bijzonder van de meisjes, is de ontwikkeling van hun verstand, het oefenen van hun geheugen, het verlichten van hun geest, en het oriënteren van hun oordeel, opdat ze het vaderland van enig nut kunnen zijn, evenals henzelf, en goede moeders en huisvrouwen zouden worden, geëerd om hun deugden, gewaardeerd om hun zedelijkheid, gezocht om hun talenten, geëerbiedigd om hun gedrag, geprezen om hun karakter en bekoorlijk door de ophemeling van hun geest". Eigenlijk ontwikkelde de Revolutie bij de vrouwen een geest van creatieve onafhankelijkheid. Misschien is dit het enige dat zij na de Revolutie zullen overhouden, zodoende de literaire weg openleggend van een George Sand of een Marie d'Agoult. En terwijl een groot aantal vrouwen zich uitdrukten over de politiek van hun tijd, zoals Madame de Staël, of hun tijdperk beoordeelden, zoals Madame de Duras, als "die gruwelijke maatschappij die mij verantwoordelijk achtte voor het kwaad dat ze zelf had verricht", laten anderen geschriften na in haast alle geestelijke domeinen, inclusief die van de wetenschap en opvoeding, zoals de werken van de Comtesse de Genlis ervan getuigen. * *
NA DE REVOLUTIE Laten we even herhalen dat de Assemblée Constituante op 2 september 1791 eenstemmig het volgende decreet afkondigde: er zal een code over de burgerlijke wetten worden opgesteld, gelijk voor heel het koninkrijk. De eenmaking van wetgeving was een positieve maatregel. In het Ancien Régime verschilde de wetgeving van provincie tot provincie, zelfs van stad tot stad. Nog steeds onder invloed van J.J. Rousseau werd enkel over het "natuurlijk recht" gesproken. Heel de wetgeving, tot het uiterste vereenvoudigd, moest gebaseerd worden op dit "natuurlijk recht" en zonder onderscheid op heel de mensheid worden toegepast. Cambacérès kreeg de opdracht een "code van de Natuur, goedgekeurd door de Rede en gewaarborgd door de Vrijheid" op te stellen. Van de ene wijziging op de andere, van uitstel tot uitstel, liep het jaar 1799 ten einde en de Natie bezat nog steeds geen Burgerlijk Wetboek... Onder invloed van de Code Napoleon werden de wetten op echtscheiding gewijzigd ten bate van de man. Er was niet langer sprake van gelijkheid in de opvoeding, en wanneer de grondwet in de kast van de geschiedenis werd opgeborgen, ging elke
25 hoop voor de vrouwen op erkenning van hun politieke rechten in rook op. In 1810 bleef er voor de vrouwen niets meer over van de broze rechten die ze tijdens de Revolutie hadden verkregen, maar bovendien waren ze vaak het slachtoffer van ostracisme, voor een gedrag dat eertijds bewondering had afgedwongen. Zich als man kleden tijdens de Revolutie werd gezien als een bewijs van vaderlandsliefde, terwijl dergelijke houding tijdens het Empire "de vrouw blootstelt aan beledigingen en, naargelang de omstandigheden, een aanleiding kan zijn tot inbreuk op haar bedoelingen evenzeer als op haar goede zeden", zo schreef op 24 september 1818 Graaf Decazes, toenmalig minister staatsecretaris bij het departement van de Algemene Politie. Toen Bonaparte eerste consul werd, streefde hij er geenszins naar de code van de Natuur te verwezenlijken, noch een wetboek voor de mensheid op te stellen. Wat hij vooral wilde was de zaak zo vlug mogelijk afronden, en om aan de leden van de Staatsraad, belast met het voorontwerp van de Code, een krachtige impuls te geven, leidde hij persoonlijk zevenenvijftig zittingen op de honderd en vier, waarop hij zijn persoonlijke ideeën opdrong voor het samenstellen van de hoofdstukken over huwelijk en echtscheiding. De eerste Consul kwam tussenbeide in de besprekingen - hoewel de ware vader van de Code Napoleon eigenlijk Cambacérès is - en verklaarde: "Zal u de vrouw geen gehoorzaamheid opleggen?... De officier van de burgerlijke stand moet een formulering hanteren, die de belofte van gehoorzaamheid en trouw voor de vrouw inhoudt. Ze moet weten dat, wanneer ze haar familie verlaat, ze onder de hoede van haar echtgenoot komt te staan. Gehoorzaamheid! Dat woord is geschikt voor Parijs vooral, waar de vrouwen menen dat ze het recht hebben te doen wat ze willen,. Ze bekommeren zich enkel om plezier en kledij. Als wij niet verouderden, zou ik geen vrouwen willen!" Later zal hij nog zeggen: "Het is de vrouw die aan de man kinderen geeft; ze behoort dus toe aan de man zoals de fruitboom toebehoort aan de tuinder. " De Code Napoleon heeft in regels vastgelegd wat er aan elke geschreven wet voorafging, en het kerkrecht, evenals het burgerlijk recht hebben eerst alleen vastgesteld alvorens te reglementeren, zodat we geen enkele Franse rechtspraak kennen die gehoorzaamheid van de vrouw aan de man oplegt; de verplichting daarentegen voor de man, om aan de vrouw alles te verschaffen "wat noodzakelijk is", is een delikaat eufemisme en een zeer ondoeltreffende bescherming. Wat persoonlijk eigendom betreft werden de vrouwen wettelijk als minderjarigen beschouwd. Er werd hen verboden enig contract af te sluiten zonder de toestemming van hun echtgenoot of vader, en in het stelsel van gemeenschap heeft de vrouw geen recht op toezicht, controle of tegenspraak over de handelingen, verricht door de echtgenoot. Deze laatste beschikt over alle goederen van het huishouden, ten behoeve van om het even welke persoon, zonder dat de vrouw wettelijk enige tegenspraak kan inbrengen, zo bepaalt de Code. Ze zal ook moeten aanvaarden dat alle schulden van haar echtgenoot, aangegaan voor het huwelijk, wat hun oorsprong ook moge wezen, schulden in gemeenschap worden, terwijl haar eigen schulden op een veel minder voordelige manier worden behandeld. Zonder instemming van haar echtgenoot mag ze geen proces inspannen of er zich op verdedigen; ze mag geen erfenis, schenking of legaat aanvaarden, geen gebouw verkopen of onder hypotheek stellen, enz. Ze mag Frankrijk niet verlaten, zelfs voor korte tijd, zonder de toestemming van haar echtgenoot. Daarentegen
26 beschermt de wetgever de vrouw wel tegen verraderlijke correspondenten en verleiders door de echtgenoot toe te laten haar briefwisseling te lezen. Eindelijk, op zaterdag 29 oktober 1904, zal er reactie komen. Midden in het Quartier Latin werd het burgerlijk Wetboek verbrand door vrouwen, die protest aantekenden tegen de opzienbarende verheerlijking van principes, die reeds honderd jaar lang de gehuwde vrouw elke bevoegdheid hadden ontnomen. Het was de dag waarop de leden van de regering en het voltallig diplomatiek korps, in aanwezigheid van de President van de republiek, geleerden en juristen, het grote werk hadden geprezen dat tijdens de Revolutie was begonnen en tijdens het Consulaat was beëindigd: het Burgerlijk Wetboek. In 1926 werd in Parijs het eerste internationaal vrouwencongres gehouden. Tijdens deze zitting, die tevens georganiseerd was tegen de Code Napoleon, uitten vrouwelijke juristen uit Frankrijk, België, Nederland, Roemenië - landen waar de wetgevende macht zijn bronnen putte uit de Code Napoleon -,in het bijzijn van een talrijk en enthousiast publiek en onder voorzitterschap van meester Suzanne Grinberg, talrijke verwijten aan het adres van de auteurs van de Code van 1804, die het statuut van de gehuwde vrouw zo opstelden dat ze als onbekwaam werd bestempeld, gelijkgesteld met de minderjarigen, de krankzinnigen en de levenslang veroordeelden. Dat is dus het erfdeel dat de vrouwen (de andere helft van de Franse bevolking) aan de Revolutie hebben overgehouden: niet alleen hun sociale en politieke situatie misten de afspraak, maar ook de vrouwenemancipatie, want al kunnen de natuurlijke eisen van de vrouwen van de Revolutie aansluiten bij de ideeën van de hedendaagse feministen, toch heeft de Code Napoleon elke verdere ontwikkeling van de feministische ideeën verhinderd. En al is het zo dat de wetboeken zich meestal inspireerden op de sociale gedragingen, toch heeft de Europese gemeenschap, a contrario, de tegenovergestelde weg gevolgd, door het inschrijven in het verdrag van Rome van het principe van gelijkheid tussen man en vrouw, dat de Lidstaten van de Gemeenschap moeten in acht nemen. Op het einde van haar opmerkelijk werk "Citoyennes Tricoteuses" besluit Dominique Godineau: "De militanten van de revolutionaire periode, de "tricoteuses", hebben aan de burgeres een wezenlijkheid gegeven...ook al werden ze vergeten, toch zijn wij hen dankbaar voor deze nalatenschap. " "Dat de les van 1789 haar vruchten moge afwerpen en dat de Europese vrouwen uit de juridische, politieke en socio-culturele instrumenten de sterkte, de wilskracht en het doorzettingsvermogen putten om hun eisen tot een geslaagd einde te brengen.
26 a
Dat de scherpzinnige Olympe de Gouges de dankbaarheid van de vrouwen niet langer alleen voor haar ideeën hoeft te verdienen. Als erfgenamen van haar rechten zijn de vrouwen ook erfgenamen van de plicht haar taak verder te zetten, sedert ze in 1789 schreef: "Men zegt dat mijn ideeën niet voldoende uitgewerkt zijn. En de diamant, die de slijper in handen krijgt om te bewerken, is niet minder diamant omdat hij nog ruw is... "
DÉCLARATION DES DROITS DE LA FEMME ET DE LA CITOYENNE, A décréter par l'Assemblée nationale Jans ses dernières séances ou dans celle de la 'prochaine législature. Ρ κ è A MΒ u
I. E.
Les mères , l es fil l es , l es soeurs , repré sentantes de l a nation, demand ent d'être cons tituées en assembl ée national e. Considérant q l 'ignorance , l 'oubl i ou l e mépris des e. ¿ts de l a l 'emme, sont l es seul es causes des mal heurs publ ics et de l a corruption des gouvememens, ont résol u d'exposer dans une décl aration sol emnel e , l es droits natu rels , inal iénabl es et sacrés de l a femme,
27 LEXICON P. 2 Madame Roland (Manon Jeanne Philipon) 1754-1793. Echtgenote van Roland de La Platière, ze was de leidster van de Girondijnse groep van juni 1791 tot juni 1793. Ze was zeer geestdriftig, maar toonde zich buitengewoon moedig toen ze op 18 brumaire van het republikeinse jaar II geguillotineerd werd. Zij was het die de beroemde woorden uitsprak: "Vrijheid, hoeveel moorden worden er in uw naam toch begaan". (zie bibliografie) Michelet (Jules) 1798-1874. Belangrijkste Frans historicus, professor aan het Collège de France. In 1833 verscheen zijn monumentaal Histoire de France, en in 1847 het eerste deel van zijn Histoire de la Révolution Française, (zie bibliografie) Restauratie: politiek regime in Frankrijk onder Lodewijk XVIII en Charles X, van de val van het Empire (1814) tot de Julirevolutie (1830). Monarchie de Juillet: bewind in Frankrijk van 1830 tot 1848. Op het einde van de revolutie van 1830 - die eindigde in de maand juli - wordt de due d'Orléans onder de naam Louis-Philippe I door de liberale bourgeoisie op de Franse troon gezet. Burke (Edmond) 1728-1797. Lid van de Chambre des Communes, groot redenaar, bijgenaamd "Britse Cicero". Eén van de meest verbeten vijanden van de Franse Revolutie, hij waarschuwde zijn landgenoten tegen het besmettingsgevaar, (zie bibliografie) Taine (Hippolyte) 1828-1893. Frans filosoof, criticus en historicus. Hij schreef "Essai de critique et d'histoire (1858) en Origines de la France contemporaine (1858-1893). (zie bibliografie) Mortimer-Ternaux. Historicus van de Terreur. Hij gebruikte zeer documentatie, die nu verdwenen is. (zie bibliografie)
belangrijke
Terreur: feitelijke regering, gebaseerd op macht en dwang. Ze ving aan op 10 augustus 1792 en eindigde met de val van Robespierre (10 thermidor jaar II), samen met Danton de voornaamste personages. Ze kan bestempeld worden als een "repressie-paranoia", zo massaal waren de terechtstellingen: 2.000 in Parijs in de maand juni (1794), de guillotine was tot zes uur per dag in werking, 500.000 opsluitingen en 300.000 gedaagden. Lamartine (Alphonse de) 1790-1869. Frans dichter van de Méditations poétiques (1820) en de Harmonies poétiques et religieuses (1830). Hij stelde zijn talent in dienst van de vrijheidsopvattingen door het schrijven van Histoire des Girondins (1847). Girondins. Ook Brissotins genoemd, naar de naam van de afgevaardigde Brissot, die er lid van was. Politieke groep van de verkozenen van het departement van de Gironde. Bij de Convention telt hij meer dan 150 afgevaardigden op de 745 die de dood van de koning zullen proberen te vermijden. Ze worden uit de weg geruimd door la Montagne op 31 oktober 1793. Montagnards. Spotnaam, gegeven aan de 120 extremistische afgevaardigden van de Législative, die boven links in de Assemblée zetelden. Hiertoe behoorden Danton,
28 Marat en Robespierre, die verantwoordelijk zullen zijn voor de Terreur. Blanc (Louis) 1811-1882. Frans journalist, historicus en politicus, geboren te Madrid, in zijn Histoire de Dix ans (1811-1822) vertelt hij ook een gedeelte van het bewind onder Louis-Philippe, (zie bibliografie) Esquiros (Henri-Alphonse) 1814-1876. Frans schrijver en auteur van werken over Engeland (Zie bibliografie) P.3 "Femmes de la Halle". Voedingskern van Parijs sedert Philippe Auguste. Er waren de graanhallen, de vis-, vlees-, wijn-, leder- en lakenhallen, meestal gehouden door vrouwen, die de eerste opstandelingen van de Revolutie waren. P.4 Mirabeau (Honoré Gabriel Riquetti comte de Mirabeau-Tonneau) 1749-1791. Beroemd om zijn woorden aan Dreuz-Brézé, wanneer deze vraagt om zich terug te trekken bij het sluiten van de Statengeneraal: "Wij zijn hier door de wil van de natie; enkel een materiële kracht kan ons doen weggaan", en niet "We zijn hier door de wil van het volk, we zullen pas weggaan met de kracht van de bajonetten". Mirabeau belichaamt de Revolutie van 1789. Orléans (Louis Philippe Joseph, duc de. ook Philippe Egalité genaamd) 1747-1793. Afstammeling van de broer van Lodewijk XIV. Men vermoedt sterk dat hij tot de inname van de Bastille en de optocht naar Versailles heeft aangespoord. Hij mikte op de kroon van Lodewijk XVI maar werd geguillotineerd op 6 november 1793. Palais-Royal: was één van de centra van de Revolutie, in het hartje van Parijs. Samen met de aanpalende tuinen, theaters, cafés, speelhuizen, bleef het de hele nacht geopend. Laclos (Pierre Ambroise François Choderlos de) 1741-1803. Succesvol auteur van de Liaisons dangereuses (1782). Paradoxaal genoeg illustreert de titel de verbijsterende tegemoetkomingen, die het meest duistere personage van de Revolutie voortdurend mocht genieten. Maillard (Stanislas Marie) 1763-1794.DeurwaardersklerkT dronkaard en mislukkeling. Op 5 oktober spoorde hij de vrouwen, die het Hôtel de Ville hadden ingenomen, aan naar Versailles op te trekken, hij nam de leiding van de optocht en stelde zichzelf aan als woordvoerder. P.5 Statengeneraal: Bijeenkomst die de drie machten vertegenwoordigde: adel, geestelijkheid en derde stand. Lodewijk XVI roept ze samen op 1 mei 1789, zonder echter een hervorming door te voeren. Een maand lang lopen ze vast in de procedure en wanneer de zittingen eindelijk ten einde zijn weigert de derde stand de zaal te verlaten, met de befaamde repliek van Mirabeau. Op 7 juli benoemt de bijeenkomst zichzelf, onder voorzitterschap van Lefranc de Pompignan, tot Assemblée Nationale Constituante, zich zodoende het recht toeëigenend de grondwet op te stellen en de macht van de koning te bepalen. Deze gebeurtenis maakt de politieke grondslag uit van de Revolutie. (5)
29 P.6 Georges Rudé. Historicus van de Franse Revolutie, professor in geschiedenis aan de universiteit Concordia in Montreal (zie bibliografie) Hardy (Simon) hield een dagboek bij van de gebeurtenissen van de vooravond en het begin van de Revolutie in Parijs: Mes loisirs, ou journal d'événements tels qu'Us parviennent à ma connaissance, MS in 8 delen. Parijs, 1764-1789. Biblio. Nation. Fonds Français, n°6680 tot 6687. Assignats: Verspreiding van "uitgeschreven" briefjes over de bezittingen van de kerk, die de Constituante besloten had te verkopen. Hiermee veroorzaakte ze het reusachtigste waardeverlies in verhouding tot de metalen munt. Fersen (Axel comte de) 1755-1810. Zweeds officier, die dolverliefd werd op MarieAntoinette. Hij zal de vlucht naar Varennes voorbereiden en pogen de koninklijke familie, opgesloten in de Prison du Temple, te redden. P.7 Fédérés: Naam van de 20.000 nationale gardes, uit heel Frankrijk overgekomen om 14 juli 1792 te vieren. Ze speelden een belangrijke rol bij de opstand van 10 augustus 1792. Sectionnaires: Leden van de 48 secties, waarin Parijs, bij decreet van de Constituante van 21 mei 1790, werd opgesplitst. Goncourt (Edmond 1822-1896 en Jules 1830-1870 Huot de). Franse schrijvers. Edmond bracht op de zolder van zijn hôtel d'Auteuil een kleine vriendenkring bijeen, die aan de oorsprong van de beroemde Académie des Goncourt ligt. (zie bibliografie) P.8 Journal Actes des apôtres. Opgericht door Peltier, vertegenwoordiger van de monarchie, verschenen van 2 november 1789 tot oktober 1791. De redacteurs, Suleau, Mirabeau en Rivarol, bespotten de voorstanders van de revolutie. "club". Van Engelse oorsprong, duidt vanaf het jaar 1788 bijeenkomsten aan waar de politiek wordt besproken. De afgevaardigden bereiden er hun debatten voor de Statengeneraal voor. Carlyle (Thomas) 1795-1881. Engels historicus en criticus, één van de eersten die een relaas van de Franse Revolutie heeft geschreven. Hem overkwam een merkwaardig avontuur. Na het beëindigen van het manuscript over de geschiedenis van de Revolutie, liet hij het uit verstrooidheid op zijn bureau liggen. Zijn dienstmeid, die meende dat het oude papieren waren die moesten opgeruimd worden, verbrandde het. Het koste Carlyle 10 jaar om alles opnieuw te schrijven, (zie bibliografie) Pauline Léon. Geboren in Parijs op 28 september 1768, chocoladeverkoopster. Op 6 maart 1792 vraagt Pauline het recht aan voor de Parijse vrouwen om een vrouwelijke nationale garde te vormen. Ze huwt met de extremist Leclerc, ze worden beide aangehouden en vervolgens weer in vrijheid gesteld op 4 fructidor jaar II. Dan is de
30 geschiedenis hun spoor kwijtgeraakt. Club des Jacobins. De beroemdste club tijdens de Revolutie. Gesticht door de Bretoense afgevaardigden van de Statengeneraal, werd hij in oktober 1789 ondergebracht in het klooster van de Jacobijnen (dominicanen), in de rue SaintHonoré. Hij telde 200 afgevaardigden, 155 onderafdelingen buiten de hoofdstad en 1.200 personen in Parijs. Beschuldigd van buitensporigheden bij de Terreur werd hij op 12 november 1794 door de Convention verboden. Buzet (François Nicolas Léonard) 1760-1794. Afgevaardigde van de derde stand. Staat sterk onder de bekoring van Madame Roland, wiens gedachten hij tot uitdrukking brengt. Hij stelt de ontbinding van de club des Jacobins voor en pleegt zelfmoord na de terechtstelling van zijn vriendin. P.9 Chaumette (Pierre Gaspard, genaamd Anaxágoras) 1763-1794. Eén van de leiders van de club des Cordeliers. Homosexueel, koestert hij een woeste haat tegen de prostituées. Op 1 oktober 1793, midden in de Terreur, brengt hij een vreselijk requisitoir uit tegen de publieke vrouwen, die de Convention overdreven acht. Op 13 april 1794 wordt hij te Parijs geguillotineerd. Robespierre (Maximilien Marie Isidore de) 1755-1794. Ongetwijfeld het geheimzinnigste personage van de Revolutie, blijft nog steeds een raadsel voor de historici. Was hij de ziel van de Revolutie, in die mate dat hij de naam van Onomkoopbare verdiende? Was hij dat bloeddorstig monster dat Aulard op een portret vastlegde? Kortom, Robespierre zal bij de historici nog vele vragen doen rijzen, tot zelfs het mysterie van zijn dood: de aanslag van agent Merda, die hem met een pistoolschot de onderkaak verbrijzelde, wordt nog steeds beschouwd als een zelfmoordpoging. Een eenvoudig identiteitsonderzoek bracht hem naar het schavot op 28 juli 1794 (10 thermidor), datum van het einde van de Terreur. Lacombe (Claire, genaamd Rose) 1765-na 1798. Er wordt gezegd dat deze actrice haar acteertalenten aanwendde om het volk op te hitsen en aan te sporen tot de bestorming van de Tuileries op 10 augustus 1792. Ze zal de leiding hebben over de Société, gesticht door Paline Léon tegen de jacobijnen. Op 26 augustus 1793 strijdt ze samen met haar metgezellinnen tegen de verkoopsters van de hallen. Op 30 oktober 1793 wordt de Société van Claire Lacombe door een geërgerd Comité du Salut Public ontbonden. Ze wordt aangehouden op 31 maart, vrijgelaten in augustus 1795, zal nog in Nantes optreden in 1796 en vervolgens van het toneel verdwijnen zonder dat men weet wat er van haar is terechtgekomen. Conventionnels. Op 21 september 1792 krijgt de Assemblée Constituante de naam Convention, in nabootsing van de Verenigde Staten. Ze wordt overheerst door de Girondins tot 2 juni 1793 en stemt de dood van Lodewijk XVI, daarna vestigen de Montagnards het bewind van de Terreur, tot 9 thermidor jaar II (1794). Sindsdien wordt ze, in handen van hen die Robespierre uit de weg ruimden, ten onrechte "thermidorische reactie" genoemd. De Convention verdwijnt op 26 oktober 1795. P.10 Desmoulins (Camille) 1760-1794. Advocaat te Parijs. Op 12 juli 1789 verkondigt hij, rechtop op een tafel, het ontslag van Necker, minister van Lodewijk XVI, waarmee hij de moordpartij op de patriotten ontketent. Op 14 juli bevindt hij zich onder de
31 overwinnaars van de Bastille. Lid van de club des Cordeliers, vriend van Danton, met wie hij samen zal geguillotineerd worden, is Desmoulins het type moderne talentvolle journalist, die te laat begreep welke uitspattingen de Revolutie zou kennen. Condorcet (Jean Antoine Nicolas de Carilat. markies de ) 1743-1794. Wiskundige, de "laatste der filosofen", volgens Michelet. Zijn edelmoedige woorden werden nooit aanhoord, want hij werkte tegen de stroom van de Revolutie in. Aan zijn opmerkelijk voorstel tot openbaar onderricht werd geen gevolg gegeven. Hij werd aangehouden te Clamart en opgesloten in Bourg-la-Reine, waar hij zichzelf vergiftigde. P.ll La Harpe (Jean-François de) 1739-1803. Vriend van Voltaire en geducht literair criticus. Op de vooravond van de Revolutie startte hij een cursus in literatuur. Zijn belangrijkste werken werden uitgegeven in 16 delen. Talleyrand-Périgord (Charles Maurice dei 1754-1838. De Manke Duivel (hij had een klompvoet) is in de geschiedenis van Frankrijk ofwel de grootste politieke strateegstaatsman geweest, ofwel de grootste windhaan, bezorgd om zijn eigen belangen. Van 1780 tot zijn dood is hij betrokken geweest bij alle regimes, alle intriges, alle compromissen. Hij heeft al zijn vrienden verraden, en ook zijn vijanden, maar is steeds trouw gebleven aan Frankrijk. P.17 Malesherbes (Guillaume Chrétien de Lamoignon de ) 1721-1794. Eerste voorzitter van de Cour des Aides en directeur van de Librairie in 1750. Hij verdedigt de filosofen en laat de Encyclopédie verspreiden. Op 13 december 1792 treedt hij samen met Tronchat en de Sèze naar voren om de koning te verdedigen. En het is een oude man van drieënzeventig jaar die samen met zijn dochter en kleinkinderen naar het schavot wordt gebracht. Fouquier-Tinvile (Antoine Quentin Fouquier) 1746-1795. Duister personage. Op 13 maart 1793 wordt hij één van de drie substituten van de openbare aanklager van het Tribunal Revolutionaire, vervolgens aanklager, in opvolging van Faure. In 16 maanden tijd zal hij Marie Antoinette terechtstellen, de Girondins, Barnave, de Hébertisten, Danton en zijn vrienden en uiteindelijk zijn overste Robespierre. Op zijn proces, dat 39 dagen zal duren, beweert hij enkel de wet te hebben toegepast. Tenslotte wordt hij geguillotineerd op 7 mei 1795. P.18 Directoire: bewind in Frankrijk van 26 oktober 1795 tot 10 november 1799. P.20 Guerres de Vendée (Poitou): Op 3 maart 1793 is heel de Vendée-streek in opschudding. Ten grondslag aan deze royalistische contra-revolutionaire en katholieke opstand staat de oproeping van 300.000 mannen, gestemd door de Convention op 23 februari 1793. Tot 1796 is de Vendée een bloedige puinhoop, verwoest door 12 duivelse colonnes onder leiding van Turreau. Na de val van Robespierre keert de rust weer, wanneer Hoche in 1796 de overgave van de "blancs" (royalisten) bekomt, en de "bleus" (revolutionairen) amnestie verleent.
32 P.21 Carrier (Jean-Baptiste) 1756-1794. Procureur van Aurillac, bezeten door moordlust, waaraan hij snel uitdrukking zal geven. Op 24 augustus wordt hij naar Nantes gestuurd om de royalistische opstand te onderdrukken. Hij laat er met honderden tegelijk een verdrinkingsdood sterven, door middel van zijn "boten met klep". Het aantal van zijn slachtoffers wordt op 10.000 geraamd. Uiteindelijk wordt hij geguillotineerd in Parijs op 16 december 1794. Deze "missionaris van de Terreur" volgens Michelet, zou bij zijn ondervraging hebben gezegd: "Alles hier is schuldig, tot het belletje van de Voorzitter toe". P.24 Cambacérès (Jean-Jacques Régis de) 1753-1824. Verkozen Cents, vervolgens tweede Consul. Hij zal eerder een rol Napoleon dan hij sporen nalaat tijdens de Revolutie. Hij voorbereidde. Zijn bijdrage aan de opstelling van het aanzienlijk.
bij de Conseil des Cinqspelen aan de zijde van is het die het Concordat Burgerlijk Wetboek was
33
BEKNOPTE CHRONOLOGIE Voor de Statengeneraal: Klaag- en verzoekschriften van de vrouwen. 5 mei 1789:
Opening van de Statengeneraal.
14 juli 1789:
Inname ven de Bastille.
26 augustus 1789:
Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger.
27 augustus 1789:
Bevestiging van de Salische wet.
5 en 6 oktober 1789:
De vrouwen in Versailles, de Koning wordt naar Parijs gebracht.
22 december 1789:
De vrouwen zijn uitgesloten van het stemrecht.
Januari 1790:
Théroigne de Méricourt sticht de Club des Amies de la Loi.
23 februari 1790:
Afschaffing van de kloosterorden.
3 juli 1790:
Condorcet spreekt zich uit over de toelating van de vrouwen tot het burgerrecht.
14 juli 1790:
Nationale Federatie.
Nacht van 15 op 16 april 1791:
Aanhouding van Th. de Méricourt door chevalier de Valette, op bevel van de Autrichiens.
Maart 1791:
Etta Palm d'Aelder sticht de Club patriotique, de Société patriotique et de bienfaisance des Amies de la Vérité.
8 en 15 april 1791:
Afschaffing van de feodale rechten, afschaffing bevoorrechting in mannelijke lijn.
21 juni 1791:
Vlucht van de koninklijke familie.
17 juli 1791:
Moordpartij op de Champ de Mars Etta Palm krijgt een bevel tot aanhouding.
van de
Olympe de Gouges: Verklaring van de Rechten van de Vrouw en de Burgeres. 30 september 1792:
Einde van de Assemblée Constituante. Verspreiding van de vrouwelijke Clubs.
10 augustus 1792:
Inname van de Tuileries, opstanddreigementen.
34
30 augustus 1792:
Wet over de echtscheiding.
1792:
Septembermoorden. De vrouwen worden uitgesloten bij de verkiezingen van de Convention (algemeen kiesrecht).
20-25 september 1792:
De vrouwen worden als getuige op de burgerlijke stand toegelaten.
21 januari 1793:
Terechtstelling van Lodewijk XVI.
Februari-maart 1793:
Eerste coalitie.
10 maart 1793:
Société des Républicaines- Révolutionnaires.
31 mei-2 juni:
Opstand in Parijs; einde van de Girondins.
24 juni 1793: verkiezing van de Constitutie.
De vrouwen verliezen hun publieke rechten.
13 juli 1793:
moord op Marat.
16 oktober 1793:
Terechtstelling van Marie-Antoinette
20 oktober 1793:
Ontbinding van de vrouwelijke Clubs
November 1793:
Terechtstelling van Olympe de Gouges en Madame Roland.
December 1793januari 1794:
Afvaardiging van de vrouwen voor de vrijlating van de willekeurig opgeslotenenen.
April 1794:
Terechtstelling van Danton en Chaumette.Aanhouding van Claire Lacombe.
28 juli 1794:
Terechtstelling van Robespierre en Saint-Just.
April-mei 1795: Volksopstand
26 oktober 1795:
4 prairial jaar III (24 mei): Verbod voor de vrouwen om deel te nemen aan politieke bijeenkomsten. Einde van de Convention.
35
B I B L I O G R A F I E
) Het overwicht van de Franse dokumenten is niet toe te schrijven aan een arbitraire keuze maar aan de historische oorsprong van de bronnen die we vanzelfsprekend niet kunnen veranderen. Toch hebben we, voor zover het mogelijk was, de vertaling(eo) in andere talen vermeld, en tevens de uitgaven. Teneinde de opzoekingen te vergemakkelijken, hebben we de titel van de verschillende uitgaven voor eenzelfde werk in achte genomen, de oudste uitgaven inbegrepen, evenals de spelling van de naam en de voornaam van de schrijvers.
(6)
36 ALGEMENE GESCHIEDENIS VAN DE REVOLUTIE IN PARIJS EN IN FRANKRIJK
Aubry (Octave) ; La Révolution Aulard (Francois) : Société - Paris
sous la Réaction
française,
Parla, 2 vol. 1942-1943
des Jacobins, Thermidorienne,
Paris, 1892 Paris, 1895, 5
Barnave (Antoine Pierre Joseph Marie) : Introduction Révolution française, Paris, Co] in, 1960 Barruol (J. ) : La Contre-Révolution Comtat, Cavai lion, 1928
en Provence
delen
à la
et dans
Barruol (Agnès) : Contestation et vie sociale en Basse au XVIIle siècle, Provence historique. 145. 1986
le Provence
Beauroy (J. ) : The Pre-revolutionary Crisis in Bergerac, 17701789, in Proceedings of the First Annual Meeting of t.be Western Society for French History (.maart 1974) Bensaïd Daniel : "Moi, la Révolution",
Paris, Gallimard, 1989
Bertrand de Moleville (Antoine Francois) : Histoire de la Révolution de France pendant les dernières années du règne Louis XVI, Paris, An IX Blanc (Louis) : Histoire de la Révolution Langlois et Leclerq, 184-7-1862
française,
de
Paris,
Bosse (Monika) : Metamorphosen des literarischen 'Contre-pouvoir' im nachrevolutionären Frankreich. W. Fink Verlag, München, 1981 - Il gruppo dl Coppet e l'Italia, Verslag van het internationale symposium te Pesci a (24-25 september 1986) Mario Matucci, Pacini, Pisa, 1988 - Le groupe de Coppet et la Révolution française, Verslag van het Coppetsymposium, B. Hofmann et A. E, Delacrétaz, Touzot, Paris, 1988 B r e l o t ( I . ) e t Mayaud ( J . L . ) : La Révolution Toulouse, P r i v a t , 1988 Brive (Marie-France) : La Libération fiché, Toulouse, 1987
en
Franche-Comté,
dans le Midi de la
France,
Burke (Bdirund) : Les Réflexions de M. Burke sur la Révolution de France et sur les procédés de certaines sociétés de Londres par rapport à cet événement, Londres, 1790. P a r i s , Laurent f i l s , s . d . Cabet (E. ) : Histoire Pagnerre, 1839-1248.
populaire
de la Révolution
française
Paris,
37 : The French Revolution, Caron (Pierre) : Rapport
en l'an
des agents
II, Paris, 1913
Chassin (Ch.L.) : Le génie
London, 1839
du Ministère
de la Révolution,
Conti Odorisio (Ginevra) : S.H.N Linguet rivoluzione, Milano, Giuppi
de
1'Intérieur
Paris, 1863
dall'ancien
regime
alla
CubelÍs (Monique) : Les horizons de la liberté, naissance de la Révolution en Provence (1787-1789), Aix-en-Provence Bdisud, 1987 Doyle (Villiam) : Origins of the French Revolution, Oxford, Oxford university Press, in het Frans, Calmann-Levy, 1980 Fichte (Johann Gottlieb) : Beitrag des Publikums über die französische 1973 Forneron : Histoire
générale
zur Berichtigung der Urteile Revolution, Hamburg, Meiner,
des émigrés,
Paris, Pion, 1884
Furet (F.) et Richet (P. ) : La Révolution française, Paris, Hachette, 1965, Fayard, 1973. Marabout, 1979, Réalités-Hachette, 1986 - Penser
la Révolution
française,
Gaxotte (Pierre) : La Révolution Goehring : Gesohlte
Paris, Gallimard, 1972 française,
der Großen Revolution,
Paris, 1928 Berlin, 1950
Guizot (Francois Pierre Guillaume? : Histoire en Europe, Paris, Didier, 1873
de la
civilisation
Gwyn A. Villiams : Artisans and Sans-Culottes, Popular Movements in French and Britain during the French Revolution, London, Bdward Arnold, 1968 Jaurès (Jean) : Histoire socialiste de la Révolution Paris, Librairie de l'Humanité, 1922-1924
française,
Jeschonnek (Bernd) : Revolution in Frankreich 1789-1799. Bin Lexicon, Berlin, 1989 - Frankreich im Aufbruch. Volksaufstände und Schlachten Während der Großen Französischen Revolution 1769-1794, Berlin 1989 - Sturm auf die Bastille,
Berlin 1989
Kautsky (K. ) : Die Klassengegensätze
von 1789, Stuttgart, 1889
Lacretelle (J. de) : Histoire de la Révolution Treuttel et Vurtz, Paris, 1825
Française,
Paris,
38 Lamartine (Alphonse de) : Histoire Coquebert, 1847, Brussels, 1847 Lavisse (Ernest) : La Révolution
des Girondins, française,
Lefebvre (Georges) : La Révolution
Lidove (M. ) : Les vendéens
Paris, 3 vol. 1896
française,
- The French Revolution: From its origins Evanson, Routledge and Kegan Paul, 1962
Paris, Furne-V,
Paris, 1963 to 1793 trans. E. Moss
de 93, Paris, Seuil, 1971
Loomis (Stanley) : Paris in the Terror, Drum Book, Sew-York, 1986 Mathiez (Albert) : La Révolution Denoël, 1985
Jonathan Cape, 1964, A
française,
Paris, 1922-1927,
Mathiez (Albert) et Lefebvre : Voies nouvelles pour l'histoire la Révolution française, Paris, Dupaquier, s.d. Mazauric (Claude) : Jacobinisme 1984 - Sur la Révolution
française,
et Révolution,
Paris, Messidor,
Paris, 1975, 1989
Mazauric (Claude) Casanova (Antoine) : "Vive Paris, Messidor, 1989
la
Michelet (Jules) : Histoire de la Révolution Chamerot, 1847-1855, Laffont, 1986
française,
Mortimer-Terneaux : Histoire
de la Terreur,
Pottinger (P. T. ) : The French 1500-1791, Cambridge, Massach. Qui net (Edgar) et Cie, 1865
- Histoire
1792-1794, Paris 1868 Regime
historique et Paris, 1975
de la Royauté,
RrihflTBH (Simon) : Citizens - A Chronicle Alfred A. Knopf, New-York, 1989
- Les sans-culottes,
Paris,
Paris, A. Lacroix, Verboeckhoven
Robinet (Jean-Francois) : Dictionnaires biographique de la Révolution, 2 delen
Soboul (Albert) : Précis Paris éd. Sociale, 1962
Révolution"
Book Trade in the Ancient. 1958
: La Révolution,
Sagnac (Philippe) : La chute
d'histoire
Paris, Hachette, 1909
of the French
de la Révolution
Revolution, française,
Paris, Seuil, 1979
de la Révolution
de
française,
Paris, Gallimard, 1964
39
Comprendre la Révolution, La Civilisation 1970 De Franse
Paris, Maspero, 1981
de la Révolution
revolutie,
française,
Paris, Arthaud,
Amsterdam, van Gennep, 1979
Sorel (ALbert) : L'Europe et la Révolution française, Paris, PetitFils de Pion et Nourrit, (18851911), 8 vol, 1948 Sydenham (M. J.) : The Girondins, Tannahill (Reay) : Paris
Les
Athlone Press, 1961
in the Revolution,
Folio Society, 1966
Taine (H ippolyte) : Les origines de la France contemporaine, Paris, Háchete, 18761893, 6 vol, éd moderne, Paris, Robert Laffont, 1986, 2 vol. Thiers (Adolphe) : Histoire Paris, 1834
de la Révolution
Thompson (J■ M. ) : The French Revolution, Tilly (C) : La Vendée, 1970
Révolution
française,
10 vol.,
Basil Blackwell, 1943
et Contre-Révolution,
Tissot (P.F) : Histoire de la Révolution vol., Baudoin, 18341836
française,
Tocqueville (Alexis Cléret de) : L'Ancien Révolution, Paris, 1856
Régime et
Fayard, Paris, 3 la
Tennesson (K.D.) : La défaite des sans-culottes. Mouvement populaire et réaction bourgeoise en l'an III, Oslo, Presses Universitaires d'Oslo, 19591978 Vovelle (Michel) : La chute 72 La Révolution
française,
de la monarchie,
Paris, Seuil, 1970
images et récit, Paris, Messidor, 1986
L'état de la France pendant Paris, La découverte, 1988
la Révolution,
(verzamelwerk)
Voldring (H enk) : De Franse Revolutie. Een aktuel e uitdaging, Kampen, Uitgtvermaatschappij. J. H Kok. 1989
40
POLITIEKE GESCHRIFTEN EN FEMINISME
Abensour Léon : La femme et le Feminisme avant Paris, E. Leroux, 1923, Nachdruck Genf 1977 - Histoire générale Delagrave, 1921
du féminisme
des origines
la
Révolution,
à nos jours,
Paris,
Actes du Colloque; Toulouse 12, 13, et 14 Avril 1989. Les Femmes et la Révolution, onder leiding van Marie-France Brive, 3 banden Presses Universitaires du Mirali, Toulouse, 1990 Abray (Jane) : Feminism in the French Revolution, Historical Review, February, 1975 Advielle : Histoire 1884
de Gracchus
Baboeuf
in American
et du Babouvisme,
Paris,
Aivasova (Svetlana) : La femme et le mot d'ordre "Liberté, Egalité, Fraternité", in Revue La classe ouvrière et le monde contemporain, 1988, N* 6. Institut du mouvement ouvrier international de l'Académie des sciences de l'URSS, Moscou, Centre Kolpatchny péréoulok 9- a. - Femmes Nouvelles de France, qui sont-elles ? ouvrière et le monde contemporain, 1987, N* 4. mouvement ouvrier international de l'Académie l'URSS, Moscou, Centre Kolpatchny péréoulok 9-
Revue La classe Institut du des sciences de a,
- Nog te verschijnen : Les Révoltées de 1789 et le thème de l'émancipation de la femme dans l'historiographie russe, soviétique, in La revue " Les questions de l'histoire". Institut du mouvement ouvrier international de l'Académie des sciences de l'URSS, Moscou, Centre Kolpatchny péréoulok 9- a. Albistur (Maité) et Armogathe (Daniel) : Histoire du féminisme français du Moyen Âge à nos jours, Paris, Editions des femmes, 1977 Alexander (V. ) : History
of
Women, London, 1789
Allart de Meritens (Hortense) : La femme et la démocratie temps, Paris, Delaunay, 1836 Angenot (M. ) : Les champions des femmes, l'Université de Québec, 1977
de son
Montréal, Presses de
Applewhite Breson (Harriet) Gay Levy (Darline) : Women and Politics in the Age of the Democratic Revolution, An Anthology of Papers from a Conference, Bellagio Study and Conference Center, 1985. Under consideration by a University Press
41 - Artikelen in Collaboration; "Women and Political Revolution in Paris", Becoming Visible, Women in European History. 2nd, Bd. , R. Bridenthal, C. Koonz, and S. Stuard. Boston : Houghton-Mifflin, 1987; reprint in The French Revolution, Conflicting Interpretations, 4 th, Bd., F. A. Kafker & J.M. Laux (Malabar, Florida, 1989) - Reaktionen auf den politischen Aktivismus der Frauen des Volkes im revolutionären Paris von 1789 bis 1793. In J. Held, Frauen im Frankreich des 18, Jahrhunderts: Amazonen, Mütter, Revolutionäeinnen, Hamburg, 1989 Applewhite Breson (Harriet) : Political Alignment in the French National Assembly 1789-1791, Under consideration by a university press - "Political Legitimacy in Revolutionnary France 1788-1791". Journal of interdisciplinary History, IX, n* 2 (Autumn, 1978) Ascoli (G.) : Essai sur l'histoire des idées féministes en France du XVIe siècle à la Révolution, in "Revue de Synthèse historique" n* 13, 1938 Aulard (Alphonse) : Le féminisme in Revue Bleue, Paris, 1898 Basedow (J.B.) : Methodenbuch Völker, Aitona, 1770
pendant
für
Väter
la Révolution und Mütter,
Baudoin (Monique) : Les femmes dans la révolution Le Peuple franøais, Le peuple fanøais, 1973
française, Familien
und
française,
Becker-Contarino (Barbara) : Revolution und Romantik: Stäel und Dorothea Schlegel. Hamburg 1989
in
Madame de
Beik (Paul H. ) : The French Revolution Seen from the Right: Social Theories in Motion (1789-1799), American Philosophical Society Philadelphia, 1956 Bensadon (Hey) : Ies droits de la femme, Paris, Presses Universitaires de France, 1980 Bertin (Carol.) et Lovett (Clara.) : Women, War and Holmes and Meier New York, London, 1983
Revolution,
Bessand-Massenet (Pierre) ; Les femmes sous la Révolution, Plön, 1953 Bonnet (Marie-Jo) : Adieux à 1'histoire, femmes, Paris, Tierce, 1984 Bonnet (J.C. ) : La Carmagnole
des Muses,
artikel
Paris,
tn Stratégie des
Paris, 1988
Bosse (Monika) : Madame de Staël: über Deutschland. Insel Verlag, Frankfurt am Main, 1985 (2de, in 1986 gecorrigeerde uitgave)
42 Bou 1 ding (Elise) : The Underside of History, A View of Women through Time, Boulder, Colorado, Vestwiew Press, 1977 Bouten (Jacob) : Mary Wollstonecraft and the Beginning Emancipation in France and in England, London, 1922 Bouvier (Jeanne) : Les femmes pendant Bugène Figu1ère, 1931 Brailsford (H.N.) : Shelley,
la Révolution,
Gowin and their
Brice (R. ) : Les fé mims et les l'Empire, Paris, s.d.
armées
of
Paris,
Circle,
London, 1913
de la Révolution
Byuhat (Yvonne) : Les femmes et la Révolution 1939
Female
et
française,
de
Paris,
Capitan (Colette) : L'abolition de l'Ancien régime: question d'histoire ou d'actualité, Les temps modernes, Paris, 1987 - Status of Women in French Revolutionary/Liberal Ideology. The Nature of the Right. A Feminist Analysis of Order Patterns. G.Seidel ed. Amsterdam, Philadelphia, John Benjamins B.V. 1988 California (Rosa) : Breve 1794
difesa
dei
diritti
delle
done, Assisi,
r^rwwnahi (E. ) : Le point de vue féministe dans la pensée de Mme de Staël, in Saggi e riccerche di literatura francese, 1973 Catalani (Vicenzo) : L'Ami du beau sexe ou nouvelles sur 1'influence des femmes, Bourg-en-Bresse, 1805
réflexions
Cerati (Marie) : Le club des citoyennes républicaines révolutionnaires, Paris, Editions Sociales, 1966 Certeau (Michel de) Julia (Dominique) et Revel (Jacques) : Une politique de la langue, Paris, 1985 Chabot (Comte de) : Vendéennes
! 1793-1832,
Chassin (L.C.) : Les Elections Paris, 1888-1889
et les
Cobban (Alfred) : Aspects Cape, 1968
Paris, 1902
cahiers
of the French
de Paris,
Revolution,
- The Social Interpretation of the French University Press, Cambridge, 1964
Revolution,
4 vol. ,
Jonathan Cambridge,
Conner (Susan) : "Voraen and Politics," a chapter in French Women
and the Age of Enlightenment,
Press, 1984
Samia Spencer (Indiana University
43
Conti Odorisio (Ginevra) : La storia delle donne tra cultura politica e cultura femminile, in AAVV, La storia delle donne, Roma Felina, 1986 Storia
dell'idea
S. Voilquin, 1989
femminista
memorie d'una
in Italia, figlia
Torino, Bri, 1980
del popolo,
Firense, Giunti,
Nog te verschijnen : Famiglia e stato nella Repubblica di J. Bodin, in AAw, studi in onore di L. Firpo, Torino, F. Angeli Cowlill (Elizabeth) : Article à paraître : "Just Another Citoyenne ? Marie-Antoinette on Trial, 1790-1793", in History Workshop Journal, N* 28 (SÆptember 1989), Departement of History San Diego State University. San Diego, CA 92182 USA Dahl (Kathleen) : Women in the French Revolution, at Vomen Historians of the Midwest Conference, St. Paul, M.N, 1975 Political Activities of Parisian Women in the French Revolution, at Vestern Society of French Historians Annual Meeting, Las Cruces, N.M, 1987 Etta Palm d'Aelders and Théroigne de Méricourt: Political Organizing Styles at Vestern Society of Historians Annual Meeting, Los Angeles, CA, 1988. History, University of Minnesota, Minneapolis, MN
a Contrast, in French Pepartment of 55455 USA
Pebray (Florence) : Articles politiques dans les périodiques féministes en RFA. La symbolique de la Révolution Française pour les femmes ouestallemandes engagées aujourd'hui. Kulturgruppe der Berliner Frauenfraktion e. ν. F. Debray Lachmannstrasse 4 D 1000 Berlin 61 (RFA) Deflou (Jeanne) : Le sexualisme, Démar (Claire) : L'affranchissement Payot, 1976 PmmnaTigPt (Maurice) : 1793, Paris, Spartacus, 1976 Sous la réaction
Paris, J. Tallandier, s.d. des femmes,
Les enragés
Thermidorienne,
contre
des Doléances
la vie
chère,
Paris, Armand Colin, 1935
Duhet (PauleMarie) : Les femmes et la Révolution Galliraard/Julliard, Paris, 1971 Cahiers
1833, Paris,
1789-1794,
des Femmes, Paris, des femmes 1981
DupontBouchat (MarieSylvie) : Nog te verschijnen : \.α Révolution et les femmes: Les femmes dans la Révolution en Belgique 1789-1799
44
Dupuy (R. ) : Les femmes et la Contre-Révolution dans l'ouest, Bulletin d'histoire économique et sociale de la Révolution Franifcalse, Paris, 1979 Efimova (Anna) : Le mouvement Moscou, 1970
des femmes pour leur
émancipation,
Elyada (Quzi) : La mobilisation des femmes du peuple à Paris, Annales historiques de la Révolution Franøaise, 1988, Ν* 1 Les femmes dans la Révolution 1982, 2 vol.
française,
in
in
Paris, E.D.H. I.S. ,
Lettres bougrement patriotiques de la Mere Duchêne, suivi du Journal des femmes (februariapri l 1791), Paris E.D.H.I.S., 1989 Faguet (Emile) : Le féminisme, d'Imprimerie, 1910
Paris, Société Fran
Farina (Rachele) : Recherche sur: Le donne d'Italia durante la repubblica Cisalpina . L'effet '89 Les femmes d'Italie pendant la République Cisalpine, Centre d'études historiques "Esistere Come Panna" Comune di Milano Viale Tibaldi 41 Milan Faure (Christine) : La Démocratie sans les femmes ; essay over het libe ralisme in Frankrijk, Parijs,PUF, 1985. Amerikaanse vertaling, (Indiana University Press; Les déclarations 1988
des droits
de l'homme
de 1789, Paris, Payot
Condorcet et la citoyenne, note à l'attention des épistémologues, in "Corpus" revue de philosophie N* 2, januari 1986 Nog te verschijnen:La ^ensée probali liste de Condorcet et le suffrage féminin (mei 1989) Fleischmann (H ector) : Les pamphlets Antoinette, Genève, Slatkine, 1976
libertins
contre
Marie-
Fraisse (Geneviève) : Muse de la Raison, la démocratie et la différence des sexes, Alinéa, 1989 Droit naturel et question de l'origine dans la pensée au XIXème siècle, Stratégies des femmes, Tierces, 1984 Gabory (Emile) : Les femmes dans la tempête: Paris, Librairie Académique Perrin, 1934 Geffroy (Annie) : "Etude lexicologie, 51, 1987
en rouge",
Godineau (Dominique) : Les droits nôtres, Paris, Alinéa, 1989
1789-1798,
les
exclusive féministe
vendéennes,
Cahiers de
de l'homme sont
aussi
les
45 - Citoyennes la Révolution
Tricoteuses française,
- Les femmes du peuple de Paris Aix-en Provence, Alinéa, 1988
pendant
- Femmes et Famille , in The French Revolution Research Collection, Pergamon Press Goubert (Pierre) et Denis (Michel) : Les Français ont la cahiers des Etats Généraux, Paris, Julliard, 1964
parole,
Gourdon de Genouillac (Henri de) : Les Françaises à toutes époques de notre histoire, Paris, A. Hennuyer, 1893
Goutalier (Régine) : La femme au temps des colonies,
les
Stock, 1985
- Nog te verschijnen : Actes du Colloque sur le thème "Mémoires de la colonisation", Université de Provence, (décembre 1988) Grand-Carteret : Mariage, s.d.
collage,
Greard (Octave) : L'éducation Hachette, 1886
chiennerie,
Paris, Mericant,
des femmes par les
femmes, Paris,
Grubitzsch (Helga) : Frauen machen Geschichte. Aspekte einer feministischen Geschichtsforschung, in Geschichte entdecken, éd. H. Heer, V. Ulrich, Reinbek 1985 - Nog te verschijnen : A Paradigm of Mnaocentric History : Kiichelet's "Women of the Revolution", Current issues of History, Basil Blakwell, London Grubitzsch (Helga) et L. Lagpacan : Freiheit für die Frauen, Freiheit für das Volk ! Sozialistische Frauen in Frankreich 18301848, Frankfurt, 1980 Grubitzsch (Helga) H. Cyrus et B. Haarbusch : Revolutionäre Frauen im 18. und 19. Jahrhundert, 1985
Grenzgägerinnen. Düsseldorf,
Hanstein (Adalbert von) : Die Frauen in der Geschichte deutschen Geisteslebens, I. I Leipzig, 1899 Herold (J.Christopher) : Mistress 1959 Hippel (TH.G. von) : Ueber die Weiber, Berlin, 1792
des
to an Age, Hamish Hamilton, bürgerlische
Verbesserung
der
- Ueber die Ehe, Berlin, 1774,- Leipzig, Brauning, 1872 Hufton (Owen) : Women in Revolution, Present, 1971
(1780-1796) in Past and
46 Humann-Guilleminot (Magali) : Les femmes et la Révolution française: Catalogue van de tentoonstelling (april/mei 1989) Bank brussel-Lambert, Brussel. Hurtel (Madame Alice) : La femme, Georges Hurtel, 1887 Jesenne (J.P.) : Pouvoir 1848, P.U.L., 1987
sa condition
au village
sociale,
et Révolution,
Paris,
Artois (1760-
Jodin (Mademoiselle) : Vues législatives pour les femmes, adressées à l'assemblée nationale, Angers, Mame, 1790 Joran (T. ) : Les féministes 1911
avant
le féminisme,
Paris, Savaète,
Julia (Dominique) : Les lumières sont-elles féministes ? dans les trois couleurs du tableau noir, la Révolution, Paris, Berlin, 1981 Kegan (Paul) : Letters
to Imlay,
London, 1879
Kelly (Linda) : Women of the Revolution, 1987
Hamish Hamilton, London,
Kinsler (C. ) : Condorcet, 1'Instruction du citoyen, Paris, Le Sycomore, 1985
publique
et la
naissance
Knibiehler (Yvonne) : Madame ou Mademoiselle: Itinéraires de la solitude féminine, XVIIIe-XXe eeuw, Arthaud-Montalba, 1984 Knibiehler (Yvonne) et Fouquet (Catherine) : L'histoire mères, Montalba, 1980, 2e éd "Pluriel", Hachette, 1982
des
Koubi (Geneviève) et F. Fortunet : wog te verschijnen : Toulouse entre Roi et Empereur "chapitres sur les juifs du sud-ouest et la Révolution", Les femmes et la Revolution - Du droit de résistance à 1'oppression au droit à 1'insurrection: un droit de Révolution ? coll. "Révolte et Société", Paris, 1988 Krakovitch (Odile) : wog te verschijnen : Les femmes bavardes, Olivier Alban Lacour (Leopold) : Les origines du féminisme contemporain. femmes dans la Révolution, Paris, Pion, s.d.
Trois
Larivière René : "Les femmes dans les assemblées de paroisses pour les élections aux états généraux de 1789" Paris, Bulletin d'Histoire économique et sociale de la Révolution française, 1978
47 Lasserre (Adrien) : La participation pendant la Révolution française, les Paris-Toulouse, 1906, Alean, 1906
collective antécédents
Lauribar (Paul de) : Le Code de l'éternelle Nourrit et Cie, 1910 Legouvé (Ernest) : Histoire Cie, 1874 - La question
sur les
morale
femmes,
des femmes du féminisme,
mineure,
des femmes,
Paris, Pion
Paris, Didier et
Paris, Hetzel, 1881
Lebrun (François) et Dupuy (Roger) : Les Résistances Révolution, verzamelwerk. Paris, Imago, 1986
à la
- Les effets du masculin générique dans 1'imaginaire et la société, verzamelwerk Vandelac (Louise) et Lamothe (Jacqueline) éds. Saint-Martin, Montréal Lever (M. ) : L' anti féminisme Leroux, 1923
avant
la Révolution,
Paris E.
Levy Gay (Darline) & Applewhite Breson (Harriet) : Responses to the Political Activism of Women to the People in Revolutionary Paris, 1789-1793, in Vomen and the Structure of Society. Selected research from the Fith Berkshire Conference on the History of Vomen, ed. Barbara Harris, Joann McNamara, 1984 - Ceremonial Dimensions of Citizenschip: Women and Oathtaking in Revolutionary Paris, Proceedings of the George Rude Seminar, Department of History, Victoria University of Vellington, New Zealand, 26-29 August 1986 - Women in Revolutionnary
Paris
1789-1795
Illinois Press USA
Levy Gay (Darline) : The idea and Careers of Simom-Nicolas-Henri Llnguet. A Study in Eighteenth Century French Politics. Urbana, London, Chicago, University Press, 1980 - Despotism in Simon Linguet's Science of Society: Theory and Applications: Transactions of the Fifth International Congress on the Enlightenment (Oxford, The Voltaire Foundation, 1981) Lidove (M. ) : Les femmes et la Révolution, "L'Histoire", n* 29, 1980
Messidor, in
Luc (Jean-Noël) : Paysans et droits féodaux en CharenteInférieure pendant la Révolution, Comité des travaux historiques et scientifiques, Paris, 1984 Manceau (Ghislaine) : TJaèss.. Les femmes dans le discours révolutionnaire 1789-1792: analyse comparée du Moniteur et des écrits revendicatifs féminins. Université Franifois Rabelais, Tours
48 Marand-Fouquet (Catherine) : La femme au temps de la Stok, 1989 Maréchal (Sylvain) : Projet d'une à lire aux femmes, Paris, 1801
loi
portant
Révolution,
défense
d'apprendre
- La femme, Paris, Hachette, 1860 Meiners (C.) : Geschichte 1788
des weiblichen
Geschlechts,
Michelet (Jules) ; Histoire de la Révolution, Révolution, Paris, 1854, Paris, 1960
les
Monnier (Raymonde) : Le Faubourg Saint-Antoine Paris, 1981 - Répertoire Paris, 1985
du personnel
Sectionnaire
Hannover,
femmes dans
la
(1789-1815),
parisien
en 1'an
II,
Moreux (Frandsolse) : Elisabeth Inchbald et les revendications féminines au XVIIIe siècle, Université de Lille III, 1973 Moreau (Thérèse) : Le sang de l'histoire: Michelet femme au XIXe siècle, Paris, Flammarion, 1982
et l'idée
de
- La femme, édition critique, étude de manuscrit, réception, in Oeuvres complètes de Jules Michelet, t. XX, Paris, Flammarion, 1985 Nicholas (J. ) : Mouvements populaires et XIXe siècles, Paris, 1985
et conscience
sociale,
XVIe
Offen (Karen) : Women, the Family, and Freedom: The Debate in Documents, 1750-1950, 2 vols Stanford, Calif. Standford University Press 1983 Perminova (Alia) :friogte verschijnen : Les révoltées'de 1789 et le thème de l'émancipation de la femme dans l'historiographie russe soviétique. Revue: Les question de l'histoire, Moscou Perrot (M. ) : Une histoire Marseille, Rivages, 1984
des femmes est-elle
Petersen (Susanne) : Lebensmittelfrage in Paris 1792-1793. München 1979 - Marktweiber und Amazonen, Revolution, Köln 1987 - Die Große Revolution 1789/95, Köln, 1988
passible?
und revolutionär
ParisPolitik
Frauen in der Französischen
und die Kleine
Lente,
Französischer Alltag
49 - Frauen und Revolution Blätter 2/89
- Revolution
Piau-Gillot (Colette) : Le discours les femmes et sa réception critique, Piettre (Monique) : La condition Paris, France Empire, 1975
und Frauen,
in Marxistische
de Jean-Jacques Rousseau sur XVIII* siècle, Paris, 1981
féminine
Plaisant (Michèle) : Aspect du féminisme siècle, Université de Lille III, 1972
à travers
les
en Angleterre
âges, au
XVIIle
Planté (Christine) : Les féministes saint-simoniennes, in Regards sur le saint-simonisme et les saint-simoniens. P.U. Lyon, 1986 Rao (Anna-Maria) : Sociologia e politica del giaccobinismo: caso napoletano, in Prospettive settanta, I, 1979
- Napoli e la Rivoluzione 1985
Réau (R. du) : "Brigandes", l'Ouest, 1906 Restif femmes mettre sexes,
il
(1789-1794), Prospettive settanta, VII, in Revue des facultés catholiques de
de La Bretonne : Les Gynograpbes ou idées de deux honnêtes sur un projet de règlement proposé à toute l'Europe pour les femmes à leur place, et opérer le bonheur des deux La Haye, 1777
Robertson (J.M. ) : Pioneer Roche (Denis) : La liberté
Humanists, ou la mort,
Rosa (Annette) : Citoyennes, française, Messidor, 1988 Rowbotham (Sheila) : Féminisme vertaling 1973
les
London, 1907 Paris Tchou, 1963
femmes et la
et Révolution,
Rudolph! (Caroline) : Gemälde weiblicher 1815
Révolution Paris, Payot,
Erziehung,
Heidelberg,
Severn Storr (Marthe) : Mary Wollstonecraft et le mouvement féministe dans la littérature anglaise, Paris, 1932 Sledziewski (Elisabeth) : Voies idéologiques de la française, Editions Sociales, 1976, rééd., 1989 - Idéaux et conflits Klincksieck, 1986
dans la Révolution
française,
Révolution Méridiens/
Smith (Bonnie. G) : Ladies of the Leisure Class. The Bourgeoises of Northern France in the Nineteenth century, Princeton University Press, 1981
50
Stenton (D.M. ) : The Engli sh
Woman in Hi story,
London, 1957
Stephen (Vintfred) : Women of the French Revoluti on, Hall, 1922
Chapman and
Strachey (Ray) : The Cause, a Short Movement i n Bri tai n, London, 1928
H i story
Tackett (T.) : Sratégi e
Paris, Tierce, 1984
des femmes,
Τητη^Ήπ (Claire) : The Life London, 1974
of the
and Death of Mary
Vomen'-s
Wollstonecraft,
Tranchant (Alfred) Ladimir (Jules) : Les femmes militaires France, Paris, 1886 Tristan (Flora) : Promenades
dans Londres,
de la
Paris, 1840
Varikas (Eleni) : Thèse d'Etat sur le féminisme en Grèce au XIXème siècle ( o.l.v. Michèle Perrot), Paris, 1987 Vernier (J. J. ) : Cahiers Troyes, 1911
de doléances
du baillage
de
Troyes,
Villiers (Marc de) : Histoire des clubs de femmes et des d'amazones, 1793, 1848, 1871, Paris, Pion, 1910 Vardle (R.M.) : Mary Wollstonecraft, University of Kansas Press, 1951
a Critical
légions
Biography,
Vollstonecraft (Mary) : A Vindication of the Rights of Woman, London, The Norton Library, 1967. In het Frans, inleiding Marie-Franøoise Cachin, Paris, Payot, 1976 - Thoughts on the Education of Daughters, London, Kelley Reprint, 1975 Voolf (Virginia) : The Common Reader, Zanta (Léontlne) : Psychologie et Cie, s.d.
Posthumous Vorks,
Londres, 1932
du Fenminisme,
Paris, Plan Nourit
51 BIBLIOGRAFIE EN GESCHIEDENIS VAN DE VROUWEN TIJDENS DE REVOLUTIE
Aimeras (Henri d') : Charlotte Annales - Marie-Antoinette révolutionnaires,
Corday,
Paris, Librairie des
et les pamphlets royalistes La Librairie Mondiale, 1907
Anonyme : Les hommes de la Terreur,
Paris, 1854
Armai 11 e (Comtesse d') : Marie-Thérèse Paris, Perrin, 1893 Arrigon : Une amie de Talleyrand, 1821) Paris, Flammarion, 1946
et
Badinter (Elisabeth et Robert) : Condorcet, Ballilo (Joseph) : Marie-Antoinette
Bault (Vve) : Récit
exact
la Reine, Paris, 1817
Marie-Antoinette,
la Duchesse
et
Balayé (Simone) : Madame de Staël,
de Courlande
(1761-
Paris, Fayard, 1988
Vigée-Lebrun,
L'Oeil, 1981
Paris, Klincksiek, 1979
des derniers
Bwintiann (V.. ) ; Marie-Antoinette Grasset, 1931
et
moments de la captivité
et Axel
de Fersen,
de
Paris,
Belloc (Hilalre) : Marie-Antoinette, London, 1910, Utrecht/ Antwerpen, Prisma Boeken, 1959, Paris, Payot, 1932 Bertaut (J.) : Madame Tallien, Bertaud (J.P.) : Lucilie la Renaissance, 1985
Arthème Fayard, Paris, 1954
et Camille
Billy (André) : La vie amoureuse Paris, Flammarion, 1929
de Sophie
Blanc (Olivier) : Olympe de Gouges, - La dernière lettre, Paris, Laffont, 1984
prisons
Desmoulins,
Arnould
1740-1802,
Paris, Syros, 1981
et condamnés
- Last Letters - Prisons and Prisoners London, André Peutsch, 1987 Blanc (Charles) : Madame de Bonneull, Blennerhasset (Lady) : Madame de Staël, Bonnet (J.C.) : Mort de Marat,
Paris, Presses de
de la
Révolution,
of the French
Revolution,
Laffont, 1987 London, 1889
Paris, 1986, vprzamelwerk
52 Bourquin (Marie Hélène) : Monsieur et Madame Tallien, Librairie Académique, Perrin, 1987 Boutry (M. ) : Autour
de Marie-Antoinette,
Paris, Emile Paul, 1906
Broglie (Gabriel de) : Madame de Genlis, Académique Perrin, 1985 Brusson (Ferdinand) : Condorcet,
Paris,
Paris, Librairie
Félix Alean, Paris, 1929
Castello (André) : Marie-Antoinette,
Paris, 1953
Castelnau (Jules) : Madame Tallien,
Hachette, Paris, 1938
Chambrier (James de) : Marie-Antoinette victime de la Lille et Bruxelles, Librairie Saint-Charles, s.d, Çhaussinand-Sogaret
la Révolution
Desmoulins,
une femme en et la République,
Chimay. (Princesse de) : Madame Tallien, Claretie (Jules) : Camille 1875
Constant (Benjamin) : Adolphe/ "Folio", 1973
in
Paris, Pion, 1936 Lucile
Desmoulins,
Clémenceau-Jacquemaire (Madeleine) : Madame Roland, 1925 Compardon (Emile) : Marie-Antoinette Jules Gay, 1864
Révolution,
Paris, Pion,
à la Conciergerie,
Le Cahier
rouge,
Paris,
Paris,
Gallimard,
Constant de Rebecque (Baronne de) et Berthoud (Porette) : Les mariages manques de Belle de Zuyll, Lausanne, Payot, 1940 Conti Odorisio (Ginevra) : Resti f de la Bretonne, Napoli, Guida
L'Andografo.
Conway (M.D. ) : Thomas Paine et la Révolution mondes, Paris, Plon-Nourrit, 1900
dans les
deux
Cordié Carlo : Marginalia inedite di Stendhal Staël e del Berchet, Rome, Convivium, 1952
su opere
della
Cottin (Sophie) : Sophie Plön, 1914 Cottin (Paul) : Sophie Plön, 1903
Ristaud
1773-1807,
une oubliée,
de Mannier et Mirabeau
Paris,
(1775-1789) Paris,
53
Crankshaw (Edward) : Maria-Theresa, Cronin (Vincent) : Louis
London, 1969
and Antoinette,
Darbois (Jullen) : Madame de Genlis
London, 1974
amoureuse,
Dauban (C.A.) : Etude sur Madame Roland Henri Plön, 1864 Decours (Catherine) : La lettre Paris, 1985 De i ob (Ch.) : Madame de Staël Deschanel (Paul) : Figures Deguise (Alix) : "Trois Genève, Slatkine, 1981
et son temps, Paris,
à Alexandrie, et l'Italie,
de femmes,
femmes".
Olivier Orban, Paris, Colin, 1890
Paris, Calmann-Lévy, 1889
Le monde de Mme de
Dlesbach (Ghislaln de) : Madame de Staël, Dubor (Georges) : Les héroïnes
Paris, 1909
Perrin, Paris, 1983
de l'amour,
Dussane : La Céline de thermidor: Paris, Charpentier, 1929
Louise
Paris, Daragon, 1905 Contât
Eaubonne (Françoise d') : Germaine de Staël: temps, Paris, Flammarion, 1966 Ellery (E.) : Brissot Miffin Company, 1915
de Warvllle,
Ernst (Otto) : Théroigne
et de la Marquise Morris,
Funk-Brentano (Franz) : Les derniers Paris, Flammarion, 1910
jours
du Directoire,
de son
Paris, Payot, 1935
Fiechter (Jean-Claude) : Gouverneurs
- Reine
un témoin
de Mackau, Marquise de Bombelles Paris, Emile Paul, 1905
- Les dernières années du Marquis Paris, Emile Paul, 1906
Gastine (J.L.) : La belle 1909
(1760-1813)
Boston, New York, Houghton
de Méricourt,
Fleury (comte) : Angélique la cour de Madame Elisabeth,
Charrière,
Tallien
Notre
Madame Talllen,
de
et
Bombelles,
Paris, Fayard, 1983 de
Marie-Antoinette,
Dame de Septembre,
Paris,
Paris, 1908
Giroud de Courac (Paul et Pierrette) : Enquête Louis XVI, Paris, La table Ronde, 1982
sur le procès
de
54
Godet (Philippe) : Madame de Charrière et ses amis, d'après de nombreux documents inédits (17401805) Genève, Jullien, 1906 Goncourt (Edmond et Jules de) : Histoire Paris, FirminDidot, 1859
de
Marie-Antoinette,
Grubitzsch (H elga) et L. Lagpacan : Théroine de Méricourt, révolutionnaire, "Minerve" ou "Amante de la N ation"? Réalité de vie et légendes biographiques d'une femme révolutionnaire Guillois (Antoine) : La Marquise de Condorcet, sa famille, son salon, ses amis (17641822) Paris, 1847, Paris, Ollendorf, 1897 Hastier (Louis) : Mademoiselle
de Sombreuil,
Haussonville (Comte d' ) : Madame de Staël Paris, Calmann Levy, 1925 Heidenstam (O.G. de) : Marie-Antoinette, Paris, CalmannLévy, 1913 Henriot (Emile) : Portraits
Julliard, 1944 et Monsieur N ecker,
Fersen
et
Barnave,
de Femmes, Paris, Albin Michel, 1950
Herold (J.Ch.) : Germaine N ecker
de Staël,
Paris, Pion, 1962
HoockDemarle (MarieClaire) : Bettina Brentano von Arnim (17851859), romantisme et révolution, la femme au temps de Goethe, Paris, Stock, 1987 Houssaye (Arsène) : N otre
Dame de thermidor,
Hüe (Baron François) : Dernières années Louis XVI, Paris, Henri Pion, 1860
Paris, Pion, 1867
du règne
et de la vie
Kerchove (Arnold de) : Une amie de Benjamin Constant, Charrière, Paris, Nouvelle Revue critique, 1937 Kunstler (Charles) : La vie privée privées", Paris, Hachette, 1938
de Marie-Antoinette,
Labracherie (Pierre) Ploro (Gabriel) : Charlotte ses amis, Paris, 1962 Lacour (Leopold) : Trois 1900
et les
"Les vies et
Paris, Pion,
hommes, Paris, 1939
Lairtullier (E. ) : Les femmes célèbres de 1789 à 1795 et influences dans la Révolution, Paris, 1840, 2 vol. Lalloué (Christian) : Madame Rolland, XVIII' siècle, U.G.Ε.,Paris, 1964
de
Robespierre
femmes de la Révolution,
Lacretelle (Pierre de) : Mme de Staël
Belle
de
une éducation
leurs
bourgeoise
au
55
La Rochèterie (M. de) : Histoire vol., Perrin, 1890
de Marie-Antoinette,
Leger (Charles) : Captives de l'amour, de Condorcet, Paris, Gaillandre, 1933 Lenotre (Georges) : La captivité Paris, Perrin et Cie, 1897 - La fille
de Louis
Paris, 2
lettres intimes de Sophie
et la mort de
Marie-Antoinette,
XVI, Paris, 1907
- Femmes. Amours évanouies,
Paris, Bernard Grasset, 1933
Leroy (Alfred) : Marie-Antolnette, 1946
Paris, "époques et visages",
Lescure (M. de) : La Princesse de Lamballe, Lille et Bruxelles, Bibliothèque des Mémoires, Souvenirs Impressions et confidences, Saint-Charles, s.d. Léveillé (Pauline) et Gavard (Louise) : "Olympe de Gouges" 17481793 in L'Homme qui avala les femmes et le féminin... Montréal Lever (Evelyne) : Louis
XVI, Paris, Fayard, 1987
Mahillon (Pierre) : Isabelle 1980) Marcourt (André de) Portiques, 1933
de Charrière,
: La véritable
Mathiez (Albert) : Autour Matrat (Jean) : Camille
in N. R.F. 236 (1 maart
Madame Tallien,
de Danton,
Desmoulins,
Pes
Paris, 1926 Paris, 1956
Maugras : Le duc de Lauzun et la Cour de Marie-Antoinette, Pion, 1895 May (Gita) : Madame Roland and the Age of Revolution, University Press, 1970 Maze (J. ) : Les coulisses - La famille
royale
de Versailles
et la Révolution,
Melchior-Bonnet : Charlotte
Corday,
Montgrenier (René) : Gracchus Morosini (I.) : Lettres inédites Giornale Storico, Rome, 1925
Paris,
Columbia
Paris, Que sais-je? Paris, Que sai-je? 1987
Paris, 1972
Babeuf,
Paris, 1937
de Mme de Staël
Nettement (Alfred) : Vie de Marie-Thérèse Louis XVI, Paris, 1843
à V.
de France,
Monti, fille
de
56
Nolhac (Pierre de) : Marie-Antoinette, Pellet (Marcellin) : Théroigne Pol (Stéphane) : Autour Le Bas, s.d.
Paris, Plön, 1936
de Méricourt,
de Robespierre,
Paris, 1902
le conventionnel,
Proudhon (PierreJoseph) : Les femmelins, nationale, 1912
Paris,
Paris, Librairie
Prud'homme (LouisMarie) : Biographie universelle et historique des femmes célèbres, mortes ou vivantes, Paris, chez Lebigre, 1830 Raxhon (Philippe) : Nog te verschi jnen : Théroigne de Méricourt, la "Belle Liégeoise", les traces du souvenir, les supports d'une légende, la naissance d'un mythe dans l'historiographie belge, in les actes du colloque " Les femmes et la révolution fran<|:aise" université de Toulouse, april 1989 Reiset (Auguste de) : La vrai
Théroigne
de Méricourt,
Richter (H élène) : Mary Wollstonecraft,
Paris, 1903
Vien, 1897
Roudinesco {Elisabeth) : Théroigne de Méricourt, une femme mélancolique sous la Révolution, Le Seuil, Paris, 1989 SaintAmand (Tmbert de) : Portaits de femmes françaises et du XIXe siècle, Paris, Amyot, 1869 Marie-Antoinette 1882
et l'agonie
SainteBeuve : Portraits
de la Royauté,
de femmes,
Paris, E. Dentu
(in het Engels Londen,
Shearing (Joseph) : The Angel of the Assassination, 1935 et Marie-Antoinette,
Sonolet (Louis) : Madame Tallien, Sorel (Α.Β.) : La Princesse
H einemann, Kra, 1930
Paris, 1909
de Lamballe,
H achette
Staël (Madame de) : Réflexions sur le procès 1793, Paris, Treuttel et Vürtz, 1820 Stern (Jean) : Le Mari de Melle 1983
XVIIle
Paris, Didier, 1852
Scott (Geoffrey) : Le portrait de Zélide 1930) in het Frans, Gallimard, 1932
Söderlhelm (Alma) : Fersen
du
Lange:
de la reine,
Michel-Jean
Simons,
Paris, Paris,
57 Taïeb Edith : Hubertine Auclert, La Citoyenne Syras (Mémoire des femmes), 1982
(1848-1914),
Tassier (Suzanne) : Figures révolutionnaires, "la Renaissance du Livre", Bruxelles, 1954
(Madame de Nettine)
Thomas <jp. ) : Pauline Roland, Socialisme siècle, Paris, M. Rivière, 1956
et féminisme
éd.
au XIXe
Thomas (Chantai) : La Reine scélérate. pamphlets, Paris, Seuil, 1989
Marie-Antoinette dans les
Tnmalin (Claire) : Mary Wollstonecraft, 1974
Veidenfeld and Nicolson,
Turbat (Pierre) : Vie privée Paris, 1794
et politique
Turquan (Eugène) : Madame, duchesse Paris, Emile-Paul, 1909 Turquan (J, ) : La citoyenne
de Jacques-René
d'Angoulême,
Tallien,
1778-1851,
Paris, 1898
Valentino (Henri) : Madame de Condorcet. Paris, 1950 Vatel (Ch. ) : Charlotte Henri Pion, 1864-1873
Corday et les
ses amis et ses Girondins, chez
Villiers (Baron Marc de) : Reine Audu; les d'octobre, Paris, Emile-Paule, 1917
légendes
1789.
Reine
amours,
Paris, 3 vol, ,
Vercruysse (Jeroom) : "Histoire et théâtre Charrière", in R.H.L.F. , 1958, n* 6
- Les 5 et 6 octobre
Hébert,
Isabelle des
de Journées
Audu, Paris, 1917
Vagener (Framboise) : Madame Récamler,
Paris, J.C Lattes, 1986
Vilcocks (Miss) : Mme Roland, Hachette, 1947
des Girondins,
l'Idole
Vilson R. McNair : Gipsy Queen of Paris, & Hall, 1934
Madame Tallien,
Viniker (Rolf) : Madame de Charrière. Essai spirituel, Lausanne, L'Âge d'homme, 1971 Voodward (L. D. ) : Héléna-Maria Champion, 1930 Zweig (Stefan) : Marie-Antoinette, Berlin, 1936
Williams
Paris,
d'un
Chapman
itinéraire
et ses amis, Paris,
Paris, Bernard Grasset, 1939,
58
GEDENKSCHRIFTEN Allonville (Armand-FranÆois comte d') : Mémoires secrets à 1730, Paris, 1838
de 1770
Alvensleben (Philippe Charles comte d') : Correspondance des agents diplomatiques étrangers en France avant la Révolution, Paris, Flammermont, 1896 AngQUlêne (Duchesse d' ).. : Journal,
Paris, Firrain-Didot, 1893
Anonyme : Souvenirs de plusieurs femmes célèbres, Lille et Bruxelles, Bibliothèque des mémoires, Souvenirs, Impressions et confidences, Saint-Charles, s.d. - Les femmes sous la Terreur, Lille et Bruxelles, Bibliothèque des mémoires, Souvenirs, Impressions et confidences, SaintCharles, s.d. - Une soeur de Chateaubriand, Mme de Farcy, Lille et Bruxelles, Bibliothèque des mémoires, Souvenirs, Impressions et confidences, Saint-Charles, s.d. Aubert (Raymond) : Journal d'un bourgeois de Paris Révolution, Paris, édition France-Emprire, 1974 Augeard (J. M. ) : Mémoires secrets, 1866
1760-1800,
Joseph
II und Leopold
la
Paris, E.Bavoux,
Arneth (Ritter von) : Correspondance secrète entre Marie-Antoinette et le comte de Mercy d'Argenteau, Arneth, 1868, Paris, Firmin-Didot, 1875 - Marie-Antoinette, Leipzig, 1868
sous
Marie-Thérèse, Paris, 3 vol,
II der Brief Vechsel,
Bachaumont (Louis Petit de) et Pidansat de Mairobert : Journal Mémoires secrets pour servir l'Histoire de la République des Lettres depuis 1762, Londres, 36 vol. 1777-1789 Bachelier : Mémoire sur l'éducation Etats-Généraux, Paris, 1789
des filles
présenté
ou
aux
Barbier (Louise) : Souvenirs sur l'Insurrection vendéenne, in Bulletin de la Société des Sciences. Lettres et Beaux-Arts de Cholet, 1937 Baudeau (Abbé) : Chronique secrète de Paris sous le règne Louis XVI, Paris, Revue rétrospective, Paris, 1833-1838
de
Beauregard (Jean de) : Mémoires d'un déporté de la Guyane, Lille et Bruxelles, Bibliothèque des mémoires, Souvenirs, Impressions et confidences, Saint-Charles, s.d.
59 Bellevue (comte de) : Mémoires Paris, Justin Poisson, 1902
de la Comtesse
Benseval (baron de) : Mémoires,
Paris, 1821
Bernard (A.J. dit Fleury) : Mémoires, Berryer (P.N.) : Souvenirs
de la
Villlrouët,
Paris, 1820
de 1774 à 1838, Paris, 1839
Beugnot (comte de) : Mémoires Boigne (comtesse de) : Mémoires Paris, 1985, Paris, 1907
(1785-1815), Paris, 1866 du règne
de Louis
XVI à 1848,
Bombelles (Angélique de Macka
Paris, s.d.
Brulart (Madame de, ci-devant Mme de Sillery) : Mémoires, 1790 Brunschwig (Léon) : Souvenirs de la Révolution à Nantes, mémoire d'un Bleu (1789-1799) Vivant, Nantes, 1982 Campan (Mme de) : Mémoires sur la vie privée Paris, Baudouin Frères, 1822, 3 vol.
de
Paris, 8 vol, s.d.
Cavaignac (Madame de) : Les mémoires Paris, Pion, 1894
d'une
inconnue
: Mémoires,
Chateaubriand (René de) : Mémoires Garnier, s.d.
d'Outre-tombe,
ou la
Marie-Antoinette,
Casanova de Seingalt (J) : Mémoires,
Chastenay (Comtesse Victor!ne de) Pion, 1896-1897
Paris,
1780-1816,
1771-1815 Paris, Paris, 1895,
Cléry : Journal de ce qui s'est passé au Temple, suivi de Dernière heures de Louis XVI par l'abbé Edgeworth de Firmont, et de Mémoires écrit par Marie-thérèse Charlotte de France. "Documents", Mercure de France, 1986, Londeon, 2 vol., 1798
60
Condorcet (Jean-Antoine) : Journal - Mémoires sur le Règne de Louis voi, 1862 - Des progrès
de l'esprit
de la Société
de 1789, n* 5
XVI et la Révolution,
humain,
Paris, 2
Paris, Ed, sociales, 1966
Cornette (Pierre) : Loyer de Maromme : Souvenirs sur Charlotte Corday par une amie d'enfance, Revue hebdomadaire, 1898 Courson (A. de) : Une jeune fille à l'armée vendéenne (1793) : Souvenirs inédits de la baronne de Candé, Paris, librairie des Saint-Pères, 1912 Dauban (C.A.) : Mémoires inédits de Pétion et de Barbaroux, Paris, Henri Pion, 1867 - Mémoires de Madame Roland,
et mémoires
de
Paris, Pion, 1869
Pesfosses (vicomte Charles) : Mémoires, Beauchesne, Paris, 1861
in Louis XVII de A. de
PesnouliDS (Camille) : Correspondance,
Paris, 1936
Desmoulins (Lucile) : Le cahier
Paris, 1880
rouge,
Pesprés (Françoise) : Détails historiques sur les services Françoise Després, employée dans les armées royales de la Paris, Michaud, 1817 Duquesnoy (Adrien) : Journal, 1894 Duthe (Mademoiselle): Souvenirs
Buzot
3 mei 1789,
de Vendée,
3 aprili790, Paris,
1748-1830,
Paris, Louis Michauld
Echerolles (Melle des) : Mémoires, Lille et Bruxelles, Bibliotèque des Mémoires, Saint-Charles, s.d. Elisabeth (Madame) : Souvenirs,
Paris, 1790
Elliot (Madame) ; Mémoires sur la Révolution,
Paris, Lévy, 1861
Escherny (comte François Louis d') : Correspondance d'un de Paris avec ses amis de Suisse et d'Angleterre sur les événements de 1789, 1790 et jusqu'au 4 Avril 1791, Paris, Desenne, 1791 Esterhazy (comte Valentin) : Mémoires,
habitant
Paris, 1905
Fprmmain de Rozoi (Barnabe) : Récit exact et circonstancié qui s'est passé au château des Tuileries le mercredi 20 1792, Gazette de Paris, 26 juin
de ce juin
61
Farnig (Mademoiselle Théophile de) : (Aide de camp du général Dumouriez), Correspondance, Paris, 1873 FerrièrAfi (marquis de) : Correspondance 1791. Paris, 1822, Paris, 1932
inédite,
Ferrières (comte de) : Mémoires pour servir l'Assemblée constituante et de la Révolution vol, s.d.
1789, 1790,
1'histoire de de 1789, Paris, 3
Feuillet de Conches : Correspondance de Madame Elisabeth France, soeur de Louis XVI, Paris, 1867 Fierro (A) : A paraître: Bibliographie la Révolution Fleischmann (Hector) : Paris, 1909
Charlotte
Frenilly (baron de? : Mémoires, Fusil (Louise) : Souvenirs
critique
Robespierre
de
des mémoires et ses
de
mémoires,
Paris, Perrin, 1987
d'une
actrice,
Paris, Dunnont, 1846
Genlis (comtesse de) : Mémoires de Madame la marquise Bonchamps sur la Vendée, Paris, Baudoin Frères, 1823
de
Genlis (Félicité du Crest de Saint-Aubin, comtesse de) : Mémoires inédits sur le XVIIIe siècle et la Révolution française depuis 1756. Paris, chez Ladvocat, 1825, 10 vol. Georges Girard : Correspondance Thérèse, Paris, 1933
entre
Marie-Antoinette
Ginisty (Paul) : Mémoires et souvenirs Louis Michaud, 1914
de comédiennes,
Girault (Philippe-Renée) : Jfes campagnes 1'Empire, Paris, le Sycomores, 1983 Goethe (G. Volfang von) : Mémoires,
Marie-
Paris,
sous la Révolution
et
Paris, .1823
Goguelat (François baron de) : Mémoires, Gontaut (duchesse de) : Mémoires
et
Paris, 1823
1773-1836,
Paris, 1891
Goret (Caries) : Mon témoignage sur la détention de Louis de sa famille dans la Tour du Temple, Paris, 1825
XVI et
Grenville (Lord) : Correspondance, in "Historical Manuscripts Commission". Report on the Manuscripts of J.B. Fortescue, Esq., London, 1905-1906 Ori mm (Frédéric-Melchior baron de) : Correspondance philosophique et critique, Paris, 1880
littéraire,
62
Halaa : Voyage en France,
Paris, 1790
Hardy (S.P. ) : Mes loisirs, ou journal d'événements parviennent à ma connaissance, Paris, s.d. Hezecques (comte France d') : Souvenirs Louis XVI, Paris, 1873 Kpranalnp : Voyage en France, Révolution, Paris, 1884
qu'ils
d'un page de la cour de
1789-1790,
Lafont d'Aussonne : Mémoires secrets et de la mort de la Reine de France,
tels
in Revue de la
et universels Paris, 1824
des
malheurs
Lage de Volude ( Beatrix Etiennette d'Ambllmont. marquise de) : Souvenirs d'émigration. .. 1792-1794, Paris, 1869 Lamorliére (Rosalie) : Relation la Conciergerie, Paris, 1897
du séjour
La Rocheterle (Maxime de) : Lettres 1895
de Marie-Antoinette
de Marie-Antoinette,
à
Paris,
La Tour Du Pin-Gouvernet (Lucille Dillon Marquise de) : Journal d'une femme de cinquante ans, (1778-1815) Paris, 1813, Paris, 1951 et 1970 Launay (Louis de) : Mémoires du directeur Antoine RF. 15226
du théâtre
Saint-
Lauzun (Armand-Louis de Gontaut, duc de Biron et duc de) : Mémoires, Paris, 1880 Léonard : Souvenirs Paris, s.d.
de Léonard Autier,
(Préface Jules Claretie)
Lepitre (Jacques François) : Notes fidèles Temple depuis le 8 décembre 1792 jusqu'au 1814
sur mon service au 26 mars 1793, Paris,
Leris (Claire Joseph dite Clairon? : Mémoires,
Paris, 1798
Lesage (Georges) : Episodes de la Révolution à Caen racontés un bourgeois et par un homme du peuple, Caen, 1926 Levis (Gaston duc de) : Souvenirs Londres, 1815
et portraits,
Ligne (C.J.E. Prince de) : Memoirs and Letters Ligne, London s.d. Lockroy (E.) : Journal d'une Paris, Calmann-Lévy, 1881
bourgeoise
pendant
par
1780-1789, of the Prince la
de
Révolution,
63 Lourdais (Marie) : Mémoires, 1895 Maugras (G.) : Journal 1793, Paris, 1890 Maussion (Angélique) :
d'un
in Archives du Diocèse de Luetan, étudiant
Rescapés
pendant
la Révolution
de Thermidor,
Métra (Olivier) : Correspondance
secrète,
Miot de Mei ito (Comte) : Mémoires,
1789-
Paris, 1975
Paris, s.d.
Paris, 1858
Mirabeau (Honoré Gabriel comte de) : Correspondance entre Comte de Mirabeau et le Comte de La Marck, Paris, 1851
le
Moelle (Claude-FranAois) : Six journées passées au Temple et autres détails sur la famille royale qui y a été détenue, Paris, 1820 Mole (Mathieu) : Souvenirs d'un témoin de la Révolution l'Empire (1791-1803), le Milieu du Monde, Genève, 1943 Hontbarey (Prince de) : Mémoires,
de
Paris, 1826-27
Montet (Baronne du) : Souvenirs,
1785-1866, Paris, Pion, 1914
Montgaillard (comte de) : Souvenirs,
Paris, Clément Lacroix, 1895
Moreau (J. N. ) : Mes souvenirs,
Paris, 1898
Moore (John) : A Journal 1986
a Residence
during
et
Morris (Gouverneur) : Journal pendant 1791 et 1792, Paris, E. Päriset, 1901 - A Diary of the French Revolution, Harrap, 1939
les
in France, années
1789,
Paris, 1790,
ed, Beatrix Cary Davenport,
Motte (comtesse de Valois de la) : Mémoires justificatifs comtesse de la Motte, Londres, 1789
de la
Mousset (A. ) : Un témoin ignoré de la Révolution, le comte de Fernand Nunez, ambassadeur d'Espagne à Paris, 1787-1790, Paris, Champion, 1924 Nougaret (P. J. B. ) : Anecdotes vol., 1791
du règne
de Louis
XVI, Paris, 6
Qberkirch (baronne d') : Mémoires sur la cour de Louis XVI et société avant 1789, Paris, 1835 et 1853 et Paris, 1970
la
Olivier (Maître) : Épisode de l'époque de la Terreur, Lille et Bruxelles, Bibliothèque des mémoires, Souvenirs, Impressions et confidences, Saint-Charles, s.d.
64 Paris de L'Epinard : Mon retour d'agonie, Paris, s.d. Paroy (comte de) : Mémoires, Perroud (Claude) : Lettres nationale, Paris, 1902
A la vie après
quinze
mois
Paris, Chavaray, 1895 de Madame Roland,
Pilcher (baron de) : Maria-Theresa Arneth, 1866
imprimerie
und Marie-Antoinette,
Polignac (comtesse Diane de) : Mémoires sur la vie et caractère de Mme la duchesse de Polignac, Paris An V Potocka (comtesse) : Mémoires, Prérion (J.B, ) : Mémoires, Riouffe : Mémoires
d'un
von le
1794-1820, Paris, Pion, 1924
Paris, s.d.
détenu,
Rivarol (Antoine) : Mémoires,
Paris, Pion, 1923 Paris, 1962
Roberston (Etienne Gaspard) : Mémoires récréatifs, Scientifiques et anécdotiques du physicien aéronaute Etienne Gaspard Roberston, Paris, 1831-1833 2 vol. Rochelaquelein (marquise de la) : Mémoires, Paris, Baudouin, 1823, Bourloton, 1889, Lille et Bruxelles, Saint-Charles, s.d. Roederer (P.L.) : Mémoires pour servir polie en France, Firmin-Didot, 1835 Roland (Madame) : Mémoires, vol. 1967
: Lettres
Roux (Paul de) : Mémoires
de la
société
Paris, Dauban, Pion, 1866, Paris, 2
Roland et Marie Phi lipon : Lettres Alphonse Picard, 1909 Roland (Manon) vol.
à 1'histoire
d'amour
de Madame Roland, de Mme Roland,
(1777-1780) Paris, Paris, 1900-1902, 2
Paris, 1966
Ruault (Nicolas) : Gazette d'un Parisien sous la Lettres à son frère, Paris, Perrin, 1976
Révolution
Saint-Priest (Guillaume Emmanuel Guignard. comte de) : Mémoires Publiés par le Baron de Barente, Paris, 1929 Sapinaud (Madame de? (Sophie de Charette dite la Belle Vendéenne): Mémoires sur la guerre de Vendée et l'expédition de Quiberon, Paris, Firmin Didot, 1877, Lille et Bruxelles, s.d.
65 Ségur (Louis-Philippe, comte de) : Mémoires 3 vol. 1894-1895, Paris, 1826
et anecdotes,
Paris,
Sénar de Mellhan (Gabriel-Jérôme) : Portraits et caractères, Paris, 1813. Révélations puisées dans les cartons des comités de salut public et de sûreté générale, ou mémoires (inédits) de Senar, Paris, Baudouin, 1824 Sevelinges (M. L. de) : Madame de Genlis, en miniature critique de ses mémoires, Paris, Dentu, 1826 SöderhJATm (Aima) ; Correspondance Barnave, Paris, 1934
ou
de Marie-Antoinette
et
Soulavie (Jean-Louis Giraud dit) : Mémoires historiques politiques du règne de Louis XVI, an X
Staël-Holsteln (Germaine Kecker, baronne de? : Lettres Jeunesse,
Paris, 1962
- Lettres
au Comte de Narbonne,
- Considérations sur les Française, Paris, 1818 - Correspondance vol.
générale,
abrégé,
et
de
Paris, 1960
Principaux
événements
de la
Révolution
Paris, J.J. Pauvert, 1964 à 1973. 5
Strobl von Ravelsberg (F. ) : Les Confessions Méricourt, la belle Liégeoise, Paris, 1892
de Théroigne
de
Talleyrand-Perigord (Charles Maurice de. Prince de Bénévent) : Mémoires, Paris, de Broglie, 1891-1895
Tarente (Louise EmmflnuglTe de Châtillon, princese de? : Souvenirs,
Nantes, 1897
Thiébault (Paul Charles Francois, général-baron) : Mémoires, Paris, 1893-1895 Tilly (comte Alexandre de) : Mémoires,
Paris, 3 vol. 1828
Tourzel (Louise Joséphine de Croy d'Harvé, duchesse de) : Mémoires de Madame la duchesse de Tourzel, Paris, Pion, 1883, Mercure de France 1986 Tourzel (Pauline de) : Souvenirs Paris, 1861
de quarante
ans (1779-1830)
Turreau de Linieres (Louis-Marie) : Mémoires pour servir à 1'histoire de la guerre de la Vendée, Paris, Boudoin, 1823 Turgy (Louis François) : Fragments de la famille royale, Paris, 1818
historiques
sur la
captivité
66
Uzureau (F.) : Mémoi res d'une nonagéna i re : Mme de Cambourg (1763-1855), in Anjou Historique, deel χχΐ Vaublanc (comte de) : Mémoi res,
Paris, s.d.
Vigée-Lebrun (Elisabeth) : Souveni rs, femmes", 1984 - Mémoi res,
delen τ en H , Paris, "des
Lionel Strachey, New York, 1903
Villeneuve-Ari fat (Madame de) : Souveni rs d'enfance jeunesse, 1780-1792, Paris, E. Paul, 1902
et de
Villetta (marquis de) : Lettres cho iis es sur les i pri nc paux événements de la Révoluti on, Paris, Clouster, 1792 Valpole (Horace) : The Letters,
Oxford, 9 vol., 1903
Veber (Joseph) : Mémoi res concernant Mar i e-Anto i nette, Londres, 1804-1809, attribués en partie au Comte de Lally-Tollendal Young (Arthur) : Voyages en France London, 1930, Paris, 1931
en 1787,
1788,
1789, 3 vol.
67 SAMENLEVING : ZEDEN EN OPVOEDING
Abrantes (duchesse d') : Les salons 1984 - Aimer en France Ferrand, 1980
de Paris,
Paris, Balland,
(1760-1860)»Verslag van het Symposium te Clermont-
Aimeras (Henri d' ) : La vie parisienne Directoire, Paris, Albin Michel, 1925
sous la Révolution
Anonyme (De Penne) : Mémoires d'une femme de chambre Paris, Bilbiothèque des Curieux, 1914
et
le
(1786),
Anonyme : La malice des hommes découverte dans la Justification des femmes, par Mademoiselle J... à Troyes, Garnier, 1759 - De la luxure Paris, 1791
considérée
- La chronique
scandaleuse
- Les sérails
de Londres
- Almanach des adresses - La Révolution
comme un crime
contre
la
sous la Révolution, ou Amusements des demoiselles
en vaudevilles,
Nation,
Paris, 1790
nocturnes,
Paris, 1801
de Paris,
Paris, 1792
par le citoyen P..., an III
Anonyme : Les avantages du mariage et combien il est et salutaire aux prêtres et aux évêques de ce temps-ci une fille chrétienne, Bruxelles, 2 vol., 1758 Aries (Philippe) : L'enfant et la vie familiale Régime, Paris, Seuil, 1975, Pion, 1960 Aries (Philippe? et Duby (Georges? : Histoire Paris, Seuil, 1986-1987 Bachelier : Mémoire sur l'éducation Etats-Généraux, Paris, 1789 Barthélémy : La Révolution
des filles
par ceux qui l'ont
Baudrillart (Henri) : Histoire l'antiquité jusqu'à nos jours,
nécessaire d'épouser
sous
1'Ancien
de la vie présenté faite,
privée, aux
Paris, s.d.
du luxe privé et public depuis Paris, Hachette, 4 vol. 1878-1880
Bayon-Tollet (Jacqueline) : Le Puy-en-Velay et la Révolution française (1789-1799), université de Saint-Etienne, Centre d'histoire régionale, 1982 Benabou (E. ) : La prostitution siècle, Paris, Perrin, 1987
et la police
des moeurs au
XVIII'
68 Bertaud (Jean-Paul? : La vie quotidienne en France au temps la Révolution, 1789-1795, Paris, Hachette, 1983 - La vie quotidienne des soldats Paris, Hachette, 1983
de la Révolution
Billard (Max) : Les femmes enceintes au révolutionnaire, Paris, Perrin, 1911 - Les maisons de santé Médicale, 1912
sous
Blanc (Charles) : L'art Renouard, 1875
la Terreur,
de
française,
tribunal Paris, Chronique
dans la parure
et le vêtement,
Paris,
Blanc (Olivier) : Nog te verschijnen : L'espionnage et son incidence dans la politique européenne de 1774 à 1815 Bled (Victor du) : La société française Paris, Perrin, 9 séries, 1915-1913
du XVI' au XX'
Boehn (Max von) : Menschen und Moden 1790-1817,
München, 1920
Bohm (Comtesse de) : Les prisons
en 1793, Paris, 1830
Bologne (Jean-Claude) : Histoire Orban, 1986
de la pudeur,
Bordonove (Georges) : La vie quotidienne Révolution, Paris, Hachette, 1934 Bouchary (J.) : Les Manieurs française Paris, 1939-40
d'argent
Paris, Olivier
en Vendée pendant à Paris
sous
Boucher (François) : Histoire du costume en Occident l'Antiquité à nos jours, Paris, Flammarion, 1965 - Les Faux-Monnayeurs
sous
la Révolution
Bouloiseau (Marc) : Les municipalités Paris, B.N, 1969 - La République
Jacobine,
française, tourangelles
la
la
Révolution de
Paris, 1940 de 1787,
Paris
Bourdin (Isabelle) : Les sociétés Révolution, Paris, Sirey, 1937
populaires
Boyer (Georges) : Réflexions sur la capacité à Toulouse avant 1804, Paris, Broch, 1936 Braun (Lily) : Le problème Paris, E. Cornély, 1908
siècle,
à Paris
pendant
de la femme
la
mariée
de la femme, (in het Duits, 1907),
Brice (Raoul) : Les femmes et les l'Empire, Paris, s.d.
armées
de la Révolution
et
de
69 Bruguiére (Michel) : Gestionnaires Révolution, Paris, 0. Orban, 1986 Bru (P. ) : Histoire
de Bicêtre,
et profiteurs
de la
Paris, 1890
Burstin : Le Faubourg Saint-Marcel à l'époque révolutionnaire, Structure économique et composition sociale, Paris, Société des éditions robespierristes, 1983 Bussière (G.) : Etudes historiques sur la Révolution Périgord, Paris, Lechevalier, 1903 Cabanes (Docteur Auguste) : La névrose franøaise d'imprimerie, 1905 - Les morts mystérieuses Michel, 1923 - Le Cabinet s.d.
secret
de 1'histoire,
de l'Histoire,
en
révolutionnaire,
Société
Paris, 2 no., Albin
Paris, 4 vol., Albin Michel,
Cabanis : Travail sur l'éducation publique, trouvé dans les papiers de Mirabeau l'aîné, Paris, Imprimerie Nationale, 1791 Campan (Madame) : De l'éducation, suivi de conseil filles, Paris, Baudouin Frères, 1824. 2 vol. Campardon (Emile) : Les spectacles Slatkine, Genève, 1969 Caron (Pierre) : Paris 1978
pendant
de la Foire,
la Terreur,
aux
jeunes
1695-1791,
Paris, 6 vol, 1910 à
Castan (Nicole) : La criminalité à la fin de l'Ancien Régime dans les pays de Languedoc, Bulletin d'Histoire économique et sociale de la Révolution franøaise, Paris, 1963 Castan (Nicole et Yves) : Vivre ensemble, ordre et désordre Languedoc au XVIII' siècle, Gallimard/Julliard, 1981
en
Certeau (Michel de) Julia (Dominique) Revel (Jacques) : Une politique de la langue: La Révolution française et les patois. Paris, Gallimard, 1975 Charles-Roux (F. ) : Les femmes et le Jours, Paris, 1975
travail
du moyen âge à nos
Chénier (Marie Joseph Biaise) : Rapport sur la fête des Victoires, 27 vendénialre an III, Paris, Imprimerie Nationale, an III Clemendot (Pierre) : Communautés d'arts et métiers libres; leur place dans la communauté de Nancy (1789-1790), bulletin d'histoire économique et sociale de la Révolution fran
70 Cobb (R. ) : La protestation populaire en France Oxford 1979, Paris, Calmann-Lévy, 1975
(1789-1820),
Comité Marianna : Le Révolution vécue par la Province Mentalités et expressions populaires en Occitanie, actes du colloque de Puylaurens (15 et 16 Avril 1989) Centre international de documentation Occitane, Béziers, 1990 Conner (Susan) : Prostitution and the Jacobin Agenda for Social Control, Eighteenth Century Life, vol. 12, N \ 1 (February 1988) - Life in the Streets : Policing Prostitution in Revolutionary Paris, 1789-1794, Proceedings of the Consortium on Revolutionary Europe, vol. 16 (1986) A paraître : Politics, Prostitution and the Pox in Paris, Journal of Social History, juni 1989
Revolutionary
Cottret (M. ) : La Bastille à prendre. Histoire et mythes de la forteresse royale, Paris, P.U.F., 1986 Del Vecchio (Giorgio) : La déclaration du citoyen dans la Révolution française, européenne Dragan, 1968
des droits de l'homme Rome, Fondation
Dessertine (P.) : Divorcer à Lyon sous l'Empire, Paris, P.U. L. , 1981
la Révolution
Piesbach (Ghislaln de) : Histoire Paris, 1975 DnmmangPt (Maurice) : Sylvain sans Dieu, Paris, 1950
de L'Emigration
Maréchal,
- La fête et le culte de la Raison, révolutionnaires, Paris, 1917
et
et 1789-1814,
1'egalitaire,
l'homme
in les Annales
Ponisson Jean : Midwives and Medical Men: a History of Interprofessional Rivalries and Women's Rights, London, Heinemann, 1975 Ponzelot (J. ) : La police Minuit, 1980 Porset (Duc de) : Dispatches Browning, s.d.
des familles, from Paris
Dreyfous (Maurice) : Les grandes s.d.
Paris, Editions de 1784-1790,
femmes de la Révolution,
Dupaquier (Jacques) : La population française XVIIIe siècles, P.U. F, Paris, 1960 - Histoire
de la population
London, Oscar
française,
aux XVIIe
Paris, et
Paris, P.U.F. Paris, 1988
71 Dupont-Bouchat (Marie-Sylvie) : La sorcellerie Bas, Courtrai, UGA, 1987 - La pratique des tribunaux criminels Belgique, Université de Louvain Duruy (A. ) : L'Instruction 1886
issus
publique
dans les
Pays-
de la Révolution
et la Révolution,
en
Paris,
Edelman (Nicole) :. Nog te verschijnen : Les Somnambules et les Médiums au XIXème siècle en France, Imago Esquirol (Louis) : Les maladies
mentales,
Paris, 1838, T.I.
Farges (A.) et Foucault (N. ) : Le désordre des familles, lettres de cachets à Paris au XVIII* siècle, Paris, Gallimard, 1982 Farge (Arlette) : La vie fragile: violence, pouvoirs et solidarités à Paris au XVIII* siècle, Paris, Hachette, 1986 Farge (Arlette) et Foucault (Nicolas) : Le désordre familles, lettres de cachets à Paris au XVIIIe siècle, Gallimard, 1982
des Paris,
Farges (A.) et Klapisch (C.) : Madame ou Mademoiselle? Itinéraires de la solitude des femmes, XVIIIe - XIXe siècle, Paris, Montalba, 1984. Verzamelwerk Fischer (Carlos) : Les salons
au XVIIIe
Fizelière (Albert de la) : Histoire passé. Suivie de la satyre sur les Paris, Aubry, 1859
siècle,
de la crinoline au temps cerceaux, paniers, etc.
Flandrln (J.L.) : Familles - Parenté, maison, l'ancienne société, Paris, Hachette, 1976 - L'avortement 1983
dans l'ancienne
Fleischmann (Hector) : Discours Fasquelle, 1920
Paris, s.d.
France,
dans
in "L'Histoire", n* 52,
civiques
Forrest (Alan) : The French Revolution Blackwell, 1981, Paris, Perrin, 1986
sexualité
de Danton,
Paris
and the Poor, Oxford,
Fortuné (F.) : Sexualité hors mariage à l'époque révolutionnaire: les mères des enfants de la nature. Droits et réalités sociales de la sexualité, Verslag van het Symposium te Toulouse, 1987 Foucault (M. ) : Histoire Gallimard, 1978
de la folie
à l'âge
classique,
Paris,
72 - Les secrets
de la Terreur,
Paris, Fasquelle, s.d.
- Robespierre
et les
Paris, Fasquelle, 1930
- Les filles
publiques
femmes, sous
la Terreur,
Gacon-Dufour (Armande) ; Nécessité femmes, Paris, 1805 Gallo (Max) : Histoire d'une Académique Perrin, 1968
Paris, Fasquelle, 1928
de l'instruction
solitude,
pour
les
Paris, Librairie
Garaud (Marcel) et Sramkiewicz (Romuald) : La française et la famille, Paris, P.U.F. 1978
Révolution
Gel is (J. ) : Quand les femmes enfantaient "L'Histoire", n* 34, 1981
sans médecin,
Gendron (F.) : La jeunesse
Paris, P.U.F., 1984
sous
thermidor,
Genlis (Madame dp) : Les veillées
du château,
in
Paris, Garnier
- La Maison rustique pour servir à 1'éducation de la jeunesse retour en France d'une famille émigrée, Paris, Maradan, 1810 Genty (M. ) :
L'apprentissage
de la citoyenneté,
Giafferri (Paul-Louis) : L'Histoire Nilsson, 1925
du costume
au
Messidor, 1986 féminin
français,
Godineau (Dominique) : Les femmes des milieux populaires parisiens pendant la Révolution française - 1793 - Messidor an III, getijpt proefschrift université de Paris I, 1986 Goncourt (Ednond et Jules) : Histoires pendant la Révolution, Paris, 1864 - La femme au XVIIIe Charpentier, 1877 - La société
française
siècle, pendant
de la Société
française
Firmin-Didot, 1862, Paris, la Révolution,
Paris, 1859
Grey (Marina) : Histoire générale du droit privé de 1789 à 1804, le Révolution et l'égalité civile, Paris, Sirey, 1953 Groppi Angela : "Sur la structure professionnelle de la section des Gravili lers", Paris, Historische annalen van de Franse Revolutie, 1978 Gutton (J.P.) : Domestiques et serviteurs dans la France 1'Ancien Régime, Paris, Aubier-Montaigne, 1981 Habib (C. ) : La part augustus-september
des femmes dans "l'Emile",
de
in "Esprit",
73 Hippeau (Célestin) : L'Instruction publique en France pendant Révolution, Paris, 2 vol. Didier, 1881, 1883 Hufton Owen: Women and the Family France, F.H.S, 1975
Economy in Eighteenth
Hunt (L. ) : Révolution française et la vie privée", Paris, Seuil, 1987
vie privée,
la
Century
in "Histoire de
Hussen (A. ) : La "crise" du mariage et de la famille pendant la Révolution française, in "Aimer en France", (1760-1860).Verslag van h m Symposium te Clermont-Ferrand, 1980 Jacob (Françoise) : La maladie mentale en Haute-Garonne de la fin du XVIII' siècle à 1950: Politique et folie, un essai de psycbohistoire. Toulouse, 1988. Thèse Joignard (Roland) : Les femmes-soldats Paris, s.d.
pendant
Kaplan (Steven L.) : Le complot de famine. au XVIIIe siècle, Paris, A. Colin, 1982
la
Révolution,
Histoire d'une rumeur
Kaplow (J. ) : Les Noms des rois, les pauvres de Paris à la veille de la Révolution, New York, 1972, Paris, Maspero, 1974 Kybalovà (Ludmila) Herbenová (Olga) Lamarovà (Milena) : Encyclopédie illustrée du costume et de la mode. Prague, Artia, 1970. Franse vertaling, Paris, Grund, 1988 Lacroix (Paul) : Institutions, usages Firmin-Didot, 4 vol., 1875-1880
et coutumes,
Paris,
Lajolais (Nathalie) : Le livre des mères de famille et des institutrices sur l'éducation pratique des femmes, Paris, Didier, 1843 Lanfrey (P,) : Essai Chamerot, 1858
sur la Révolution
française,
Langlade (Emile) : La marchande de modes de Rose Bertin, Paris, Albin Michel, s.d. Langlois (Claude) : 1790, la Révolution de Français, Paris, A. D.H. 1976
Paris, F. Marie-Antoinette,
de vingt-huit
millions
Laurent (François) : Etudes sur l'histoire de l'humanité: la Révolution française, Paris, Librairie internationale, 1868 - Histoire
de la France
urbaine,
Lebrun (François) : Tu enfanteras "L'histoire", n* 54, Paris, 1983
Paris, Seuil, 1981 dans la douleur,
in
74
- La Vie conjugale
sous
l'Ancien
Lenôtre (Georges) : Paris - Vieilles
Maisons,
- La Révolution
Régime,
révolutionnaire,
Vieux Papiers,
par ceux qui l'ont
- D'une Révolution
à l'autre,
- Sous la Révolution,
Paris, A, Colin, 1975 Paris, Perrin, 1908
Paris, Perrin, 1919 vue, Paris, Grasset, 1934
Paris, Flammarion, 1932
Paris, Flammarion, 1937
Le Roy Ladurie (E.) : Histoire Seuil, 1975
de la France rurale,
Paris,
Lhote (Jean) : Une anticipation sociale: Le divorce à Metz et en Moselle sous la Révolution et 1'Empire, Metz, Fort-Moselle 1981/2 - Variation de la Population de Metz sous la Révolution et 1'Empire: accroissement ou récupération? Annales de Démographie Historique, DH, N* 52, juni 1988 - La vie à Metz et en Moselle sous la Révolution Edition Pierron, Sarreguemine, maart 1989 Maillard (Stanislas) : Procédure criminelle Châtelet de Paris, Paris, 2 vol. 1790 Maistre (Joseph de) : Considérations 1797 Mallet (Rémi) : L'image de Livres d'Histoire destinés siècle (1840-1870), in Les (M. Vovelle) Presses de la
et
instruite
sur la France,
1'Empire, au Londres,
la Révolution Française dans les au grand public au milieu du XIXème images de la Révolution Franøaise, Sorbonne
Marand-Fouquet (Catherine) : La beauté, pourquoi faire ? Essai sur l'histoire de la beauté féminine, Messidor, Temps actuel 1982 Marion : Histoire 1913
financière
de la France.
1715-1789,
Mathiez (Albert) : Les origines des cultes 1789-1792, Paris, G. Bellais, 1904 La vie chère et le mouvement social vol. Payot, 1927, réed, 1973 - La Théophilanthropie 1904
et le culte
sous
Paris,
révolutionnaires, la Terreur,
décadaire
Paris, 2
(1796-1801), Paris,
75
Mercier (LouisSébastien) : Tableau Amsterdam, 12 vol., 1783 N ouveau Paris,
de Paris,
Paris, 1761,
Paris, 1797, Nouvelle édition, 1967
Mode. : Un siècle de modes féminines, Charpentier, 1894
17941894, Paris,
■\
Mozet (N. ) : Mariage et Révolution, dans "Manon", in "Bulletin de la Société des amis de G. Sand", 1988 NahumGrappe (V.) Conflit de parure et vouloir paraître: briller au XVIII' siècle, in Parure, pudeur, étiquette, communication, n* 46, 1987 Necker (Madame) : Réflexion Nicolet (C.) : L'idée 1982
sur le divorce,
républicaine
Nola (Pierre) Les lieux de mémoire, werk Paris, Gallimard, 1984
Paris, Jouaust, 1881
en France
(17891924), Paris,
I la République. Verzamel
Qutram (Dorlnda) : Uneasy Careers and Intimate Lives: Science 17891968, Rutgers, (Vith AbirAm), 1987 The French Revolution Yale, 1989
and the Body: Sex,
Class
Vomen in
and Power,
Le langage mâle de la vertu: Vomen and the Public Language of the French Revolution, in P. Burke and R.S. Porter (eds) The social History of Language, Cambridge, 1987 Politicising reason: The French Revolutionary History of Science, Science and Society, 1989
Syndrome and
the
Nog te verschijnen : Virtue, .Century Hutchinson Qzouf (Mona) La fête Gallimard, 1976
révolutionnaire
17891799, Paris,
Pancera (Carlo) : La Rivoluzione francese e 1'istruzione per tutti dalla convocazione degli stati generali alla chiusura della Costituente: schena, Fassar o di Puglia, 1984 L'utopia
pedagogica
rivoluzionaria
1789-1799,
Ianva, Roma 1985
L'istruzione è per le donne un diritto ? polemiche durante la Costituente. "Robespierre & Co", Clueb Bologna, 1987 Pellegrin (Nicole) : Les vêtements 1989
de la liberté,
Paris, Alinéa,
76 Perrot (Ph.) : Le travail des apparences ou les transformations du corps féminin aux XVIIIe et XIXe siècle, Paris, Seuil, 1984 Perroud (Claude) : La Révolution
française,
Petersen (Susanne) : L'approvisionnement en pain pendant la Convention Girondine,
Paris, 1899 de Paris en farine in AHRF, 1984
et
Petitfrère (Claude) : L'oeil du maître. Maîtres et serviteurs de l'époque classique au romantisme, Complexe, Bruxelles, 1986 - Blancs et Bleus d'Anjou (1789-1793), 2 vol, Atelier de reproduction des thèses, Lille, 1979 - Les Vendéens 1981
d'Anjou
(1793),
Bibliothèque nationale, Paris,
Piton (Camille) : Le costume civil siècle, Paris, Flammarion, 1913 Prndhnmmft : Histoire fautes et des crimes 1797
générale pendant
en France du XIII'
et impartiale la Révolution
au XIX'
des erreurs, des française, Paris,
Rambaud (René) : Les fugitives: Précis anecdotique et historique des coiffures féminines à travers les âges, Paris, chez l'auteur, 1947 Reinhard (M.) : Nouvelle 1799), Paris, 1971
histoire
de Paris:
la Révolution
Reiset (Comte de) : Modes et Usages au temps de Antoinette, Paris, 2 vol. 1885 Renan (Ernest) : Questions frères, 1868
contemporaines,
(1789-
Marie-
Paris, Michel-Lévy
Roche (Daniel) : Je peuple de Paris, essai sur la culture populaire au XVIIIe siècle, Paris, Aubier, 1981 Rousseau (Jean-Jacques) : Emile uitgaven Rudé (Georges) : La foule Maspéro, 1982
ou de l'éducation,
dans la Révolution
française,
Sagnac (Philippe) : La législation civile de la française (1789-1804), Paris, Hachette, 1898 Salnt-Edme (Bourg, dit? : Description Paris, Paris, 1828
Paris, zeer veel
historique
Paris,
Révolution des prisons
de
- Les Comités des Droits féodaux et de législation et l'abolition du régime seigneurial (1789-1793), Paris, Commission de l'histoire économique de la Révolution, 1907
77 Saint-Pierre (Abbé de) : Projet filles, Paris, 1730
pour multiplier
les
collèges
de
Segalen (Martine) et Chamarat (Jocelyne) : La rosière et la miss, les "reines" des fêtes populaires, in "L'Histoire", n* 53 Sée (Raymonde) : Le costume. De la Révolution de 1789 à 1925, Paris, éd. de la Gazette des Beaux-arts, 1929 Ségur (Vicomte J.A. de) : Les femmes, leur influence dans l'ordre social, Paris 1803
Sewell (V.H.) : Gens de métier
condition
et Révolution,
Paris, Aubier, 1983
Schorter (E. ) : Naissance Paris, 1977
de la famille
Scott (J. ) et Tilly (L. ) : Les femmes, Paris-Marseille, Rivages, 1987
et
leur
Cambridge, 1980,
moderne, le travail
New York 1975, et la
famille,
Sicard (Germain? : Articles sur les contrats de mariage aux 18e et 19e siècles, in Annales de l'Université des sciences sociales de Toulouse, 1978 et 1982 - Articles relatifs à l'éducation et aux droits de l'homme, Recueil de la société Jean Bodin, 1975, 1982, 1987
in
aog te verschijnen : Les femmes devant les juridictions civiles. Permanences et nouveautés: le divorce, ses causes, ses rythmes. Signes d'une mutation - Les femmes devant les juridictions répressives. Les infractions de droit commun. Les infractions à la législation religieuse et politique Soboul (Albert) : Les sans-culottes parisiens en 1'an II, mouvement populaire et gouvernement révolutionnaire (1793-1794), Paris, Seuil, 1968 - La civilisation 1970
de la Révolution
Sonnet (Martine) : L'éducation Paris, Cerf, 1987
des filles
Starobinskl (Jean) : 1789 - les Flammarion, 1979
- Zinnebeelden
française,
emblèmes
Paris, Arthaud,
au temps des de la
Lumières,
Révolution,
van de rede: cultuurgeschiedenis van Europa
rondom de Franse revolutie, Pelckmans Kapellen, 1989 Su11erot (Evelyne) : Histoire
des origines
de la presse
féminine
à 1848, Paris, Armand Colin, 1966
en
France
78 - La presse - Histoire 1968
féminine,
Paris, éd. du Kiosque, Colin, 1963
et sociologie
du travail
féminin,
Paris, Gonthier,
Talleyrand-Périgord (Charles-Maurice de? : Rapport 1'instruction publique, Paris, 1791 Tarlé (E. ) : Germinal Moscou, 1959
et Prairial,
sur
Uitg. in buitenlandse talen
Teysseire (Daniel) : De la vie dans les rapports du physique et du moral de l'homme de Cabanis, Saint-Cloud, E.N.S. de SaintCloud (CREFED), 1982 Thienen (Frithlof van) : Acht eeuwen Westeuropees kostuum, Amsterdam, V. de Haan, 1961, vertaling in het Frans, ¡"iarabout université, 1961 r·
Thomas : Sur le caractère, Paris, 1803
les
Tissot (docteur) : L'art tableau, Paris, s.d.
de faire
Tuetey : L'Assistance Paris, 4 vol. 1897 - Les prisons
de Paris
publique
moeurs et l'esprit des garçons
à Paris
pendant
des
femmes,
ou Nouveau la
Révolution,
en 1792, Paris, 1902
- Répertoire des sources manuscrites de 1'Histoire de Paris pendant la Révolution française, Paris, Imprimerie Nouvelle, 1890-1913 Turkle (Sherry) : Psychoanalytic politics: Revolution, London, Burnett books, 1979
Freud's
Turquan (Joseph? : Les femmes de 1'émigration,
Paris, 1911
Uzanne Octave : La femme et la mode, métamorphoses Parisienne de 1792 à 1892, Paris, Quantin, 1902 Van Schoor (M. ) : La presse Bruxelles, Larcier, 1898
sous
French
la Révolution
de la française,
Vovelle (Michel) : La mentalité révolutionnaire, société et mentalité sous la Révolution française, Paris, Soudes, 1985 - Villes
et campagne au XVIIIe
siècle,
Paris, Ed. sociales, 1980
Valter (Henriette) : Les mots sans-culotte, Valter (Gérard) : Actes du tribunal Mercure de France, 1968
Paris, Lafont, 1989
révolutionnaire,
Paris
79 - La Révolution 1948
française
vue par les
Voronoff (P. ) : La République Brumaire, Paris, Seuil, 1972
journaux,
bourgeoise
Paris, Tardy,
de Thermidor
à
VROUW EN CULTUUR
Aghion (Max) : Le théâtre
à Paris
au XVIIIe
siècle,
Paris, 1926
Agulhon (Maurice) : Marianne au combat. L'imagerie et le symbolisme républicain de 1789 à 1880, Flammarion 1979 - Esquisse pour une archéologie E.S.C., Jan.-febr. 1973
de la République,
Annales
Nog te verschijnen : Marianne au pouvoir Albert (M.) : Les théâtres Genève, 1969
des boulevards
Arasse (Paniel) : La guillotine Paris, Flammarion, 1987
(1789-1848),
et 1'imaginaire
Slatkine,
de la
Terreur,
Barbier (Pierre) et Vernillat (France) : Histoire de France les chansons, la Révolution, Paris, Gallimarrd, 1957 Bapst (Germain) : Essai Benoit (F.) : Paris, s.d.
L'Art
sur l'histoire
français
sous
du théâtre, la Révolution
par
Paris, 1893 et
l'Empire,
Benzaken (Jean-Charles) : La symbolique de trois ordres réunis dans la médaille révolutionnaire. In: Annales historiques de la Révolution fran
II.
Etudes et
Bingham (Alfred Jepson) : Marie Joseph Chenier: Early Life and Ideas, New York, Privately printed 1939 Blondel (Spire) : L'art pendant la révolution: décoratifs, Paris, H. Laurens, RF 15207 Blum (André) : La Caricature
révolutionnaire,
Political
beaux-arts, Paris, 1916
arts
80 Boehencke (Heiner) : Reiseziel Revolution, Berichte deutscher Reisender aus Paris, 1789-1805, Reinbek, 1988 Brinkmann (Richard) Pavid (Claude) Gonthier-Louis (Fink) : Deutsche Literatur und Französische Revolution, Göttingen, Vandenhoeck und Ruprecht, 1974 Broc (Henri de) : Les femmes auteurs,
Paris, Pion, 1911
Cailhava de L'Estandoux (Jean-Fran
zur Zeit
Carlson (Marvin) : Le théâtre de la Révolution Cornell University 1965, Paris, Gallimard, 1970 Champfleury : Histoire Paris, E. Pentu, 1880
de la caricature
- Histoires des faïences E. Pentu, 1881
patriotiques
- Histoire
populaire,
de 1'imagerie
sous
in
der
française,
la
Révolution,
sous la Révolution,
Paris,
Paris, E. Pentu, 1880
Chapman (Pauline) : The French Revolution as seen by Madame Tussaud Witness extraordinary, London, Quiller Press, 1989 Charles (Ernest) : L'action du théâtre sur l'opinion publique pendant la Révolution, Revue d'art dramatique, bibliothèque de l'arsenal, RF, 15214 Charrière (Isabelle de? : Belle de Zuylen, Oeuvres Amsterdan, Van Oorschot (1979-1984), dix volumes Caliste ou lettres 1845
écrites
Colin (Lucas) : The Political Pergamon Press Oxford, 1988
de Lausanne, Culture
complètes,
Paris, Jules Labitte, of the Revolution,
Constant Pierre : Les Hymnes et les Chansons de la française, Paris, Imprimerie nationale, 1904
Oxford,
Révolution
Coudart (Laurence) : La correspondance de la gazette de 1790-1792, in: Histoire et Mesure, 1986, vol I, n* 3/4
Paris
- Les lecteurs de la gazette de Paris, in: Les résistances à la Révolution, Verslag van het Symposium te Rennes1 (17-21 sept. 1985) Imago, 1987
81 Parnton (Robert) : Bohème littéraire et Révolution, Le mande des livres au XVIII* siècle, (vertaling) Paris, Gallimard/Le Seuil, 1983 Pe Baecque (Antonia) : Article. La caricature pendant la Révolution dans l'état de la France pendant la Révolution, sous la direction de Michel Vovelle, La découverte, 1989 Descarmes (A.) : Histoire satirique âges, Paris, S.J.G. I. , 1947
de la femme à travers
les
de Valk (J. M. M.) : De Franse revolutie en bet secularisatieproces S. y Couwenberg, red. Opstand der burgers: Pe Franse revolutie na 200 jaar, Kampen: Kok Agora, 1988 Dezon-Jones (Elyane) : Les écritures 1983
féminines,
Paris, Magnard,
Didier (Béatrice) : La littérature de la Révolution Française, Paris, Presses Universitaires de France, "Que sais-je ?", 1988 Doin (Jeanne) : Margueritte Beaux-Arts, CIX, 1912
Gérard
(1761-1837),
Doria (Comte Arnauld) : Une émule d'Adélaïde Gabrielle Capet, portraitiste, Paris, 1934 Powd (Pavid Lloyd.) : Jacobinism Opinion Quaterly, 1951 - Art as a national propaganda Public Opinion Quaterly, 1951 - Jacobinism
and the Fine Arts,
Peageant-Master French Revolution,
Labi 1
and the Fine Arts,
le-Gulard, in Public
in the French Revolution,
in
in Art Quarterly, 1953
of the Republic: Jacques-Louis David and Lincoln, University of Nebraska, 1948
Dufreny (Adélaïde) : Biographie des femmes célèbres depuis les 1816 - La femme-auteur 1812
Gazette des
ou les
des jeunes demoiselles ou hébreux jusqu'à nos jours,
inconvénients
de la célébrité,
the vies Paris,
Paris,
Duvlgnaud (Jean) : La Révolution, théâtre tragique. Conférences du Théâtre des Nations. Entretiens d'Arras 1958. d. du C.N.R.S, Paris, 1978 Ebel (Otto) : Les femmes compositeurs
de musique,
Paris, 1910
Etienne (G.C.) et Martainville (A.) : Histoire du théâtre français depuis le commencement de la Révolution jusqu'aux généraux, Paris, 4 vol, 1802
états
82 Estivais (R. ) : Le dépôt 1791, Paris, 1961 - La statistique au XVIIe siècle,
légal
sous
bibliographique Paris, 1965
Régime de 1537-
de la France sous
Estrée (Paul d') : Le théâtre sous Peur) (1793-1794) Paris, 1913 Farge (Arlette) : Le miroir Paris, Montalba, 1982
l'Ancien
la Terreur,
des femmes,
la
(théâtre de la
les livrets bleus,
Fauchery (Pierre) : La destinée féminine dans le roman au dix-huitième siècle, Paris, Armand Colin, 1972 Frautschl (R.) Martin (A. ) Mylne (V.) : Bibliographie romanesque français 1751-1800, Paris- Londres, 1977 Frère Miehelät et Ripert (Claude et Aline) : Collection livrets des anciennes expositions depuis 1673 jusqu'en Paris, Liepmannsohn, 1871 Frischauer (Paul) : Beaumarchais, Women, London, 1936
an Adventurer
Gaboriau (Emile) : Les Comédiennes 1891
monarchie
adorées,
européen du
genre
des 1800,
in a Century
of
Paris, E. Dentu,
Gaspard (Claire) : Articles sur les Almanach: A.H.R.F N* 264. Dictionnaire des usages socio-politiques, 3 (Klincksieck, 1988) - La littérature de la Révolution: Fanerais aujourd'hui, juin 1987)
Histoire
d'un
oubli
(Le
Nog te verschijnen : Les Almanachs de la Révolution française (in samenwerking met Lise Andries) Gehri (A. ) : C'est de la Marseillaise, 1967
une Bâloise qui fit la première orchestration in Revue Musicale de Suisse romande XX/5,
Genlis (Stéphanie de Saint-Aubin, comtesse de) : De l'influence des femmes sur la littérature française comme protectrices des lettres et comme auteurs, Paris, Maradan, 1811 - Adèle
et
Théodore,
ou Lettres
sur l'éducation,
Paris, 1872
Girou Swiderski (Marie-Laure) : Comment peut-on être parvenue? Ecriture et féminisme chez quelques romancières du XVIIIème siècle, in Féminaire, Etudes littéraires, vol. 12 N* 3, 1979 - Fonction de la femme du peuple dans le roman du XVIIIème siècle, cahier d'histoire des littératures romanes, Heidelberg, 1980
83 - Nog te verschijnen : Les Montagnards de Madame Monet, Verslag van het Symposium L'Ecrivain devant la Révolution, Presses de l'Université Stendhal, 1989 - Profil socio-économique de la femme de lettres française (1740-1780), Communication au Vile congrès des Lumières, Budapest, 1987 Golzio (Vicenzo) : Il soggiorno romano di Elisabeth Lebrun, peintre, Studi romani, 1956 Gougelot (Henry) : La Romance française l'Empire, Melun, Legrand et fils, s.d.
Vigée-
sous la Révolution
et
Graczyk (Annette) : Vorhang auf für die Revolution. Das französische Theater 1789-1794, Veinheim, Quadriga, 1989 - Der Schatten der Bastille. Poetologische Aspekte der Revolution auf den französischen Theater 1789-1794, in Romanistische Zeischrift für Literaturgeschichte. Cahiers d'Histoire des Littératures Romanes, n* 3/4, 1987 - Sklavin oder Bürgerin? Französische Revolution und Neue Weiblichkeit 1760-1830, Historisches Museum Frankfurt, Jonas Verlag, 1989 - flog te verschijnen : Débordement et ordre. Le théâtre français media de masses révolutionnaire, 1789-94, dans "Dix-huitième siècle", n* 21, 1989 Hamiche (P. ) : Le théâtre
et la Révolution,
Paris, 1973
- Actes du Cinquième congrès international des Lumières par "The Voltaire Foundation", Oxford, 4 vol., 1980 Hawkins (Frederick) : The French Stage Century, London, 1888 Helm (Villiam Henry) : Vigée-Lebrun, Boston, 1915 - Vigée-Lebrun,
Her life,
in the Her Life
publiés
Eighteenth and
Works, and Friendships,
Friendships, London, 1916
Hémery (Mme Clément) : Les femmes vengées de la sottise philosophe du jour, (Sylvain Maréchal) Paris, 1803 Herissay (Jacques) : Le monde des théâtres Révolution, Paris, 1922 Hermann-Mascard (N) : La censure des livres l'Ancien Régime (1750-1789), Paris, 1968 Hoffmann (Paul) : La femme dans la pensée Orphrys, 1977
pendant
d'un
la
à la fin des Lumières,
de Paris,
84
Hoock-Dfimarle (Marie-Claire) : Französische Revolution und Deutsche Literatur oder der Umweg über den Roman. . ., Berlin, 1987 - Ecrire
la Révolution
française,
Paris, Alinéa, 1988
Hunt (Lynn) : Politics, Culture, and Class Revolution, London, Methuen, 1984 Idzerda (Stanley J.) : Iconoclasm during in American Historical Review, 1954 Jauffret (E.) : Le théâtre
in the the French
révolutionnaire,
Jourdain (Eleanor Frances) : Dramatic France (1680-1808) New York, 1921
French Revolution,
Paris, 1869
Rhetoric
and Practice
in
Kunsthalle de Berlin : (april 1989 in het Duits). Les femmes peintres dans la Révolution française. Catalogue van de tentoonstelling Lancaster (H. Carrington) : French Tragedy in the Reign of Louis XVI and the Early Years of the French Revolution, Baltimore, 1953 Larnac (Jean) : Histoire Paris, Kra, 1929
de la littérature
Lassalle (Albert de) : La liberté Révolution, Arsenal RF.15225 Laurence (A. ) : Women of Notes, York, 1978
féminine
des théâtres
sous
de la conférence
France,
la
1000 Women Born Before
Lebrun (Jean-Baptiste Pierre) : Précis historique la citoyenne Lebrun, peintre, Paris, 1794 Lecoq (Georges) : Bulletin Picardie, N* 3, 1981
en
1900, New
de la vie
littéraire
Leith (James A. ) : The Idea of Art as Propaganda 1750-1790, University Press of Toronto, 1965
in
de
de France,
Lemercier (Népomucène) : Du second Théâtre Français ou instruction relative à la déclamation dramatique, Paris, 1918 Lepage (Frank) : Répertoire du théâtre française, Oise, FDMJC, 1988
de la
Révolution
Levitine (G. ) : Marguerite Gérard and Her Stylistic Significance, Baltimore Museum annual,III, 1968 Lindsay (Jack) : Art and Revolution,
in Art and Artists, 1969
85 Lunel (L.Henry) : Le théâtre - Histoire RF. 15228
anecdotique
et la Révolution,
des théâtres
Lyonnet (Henry) : Comédiens
Paris, 1911
sous la Révolution,
révolutionnaires,
Arsenal,
Arsenal, RF. 15229
Mandrou (Robert) : De la culture populaire aux XVIle et XVIIIe siècless, la Bibliothèque Bleue de Troyes, Paris, Stock, 1975 Maréchal (Sylvain) : De la vertu,
Paris, 1807
Marmontel : Mémoires. Histoire de la société et des arts au 18e siècle. 3 vols. Paris, librairie historique Jean Clavreuil, 1891 Mauclair (Camille) : Histoire de la miniature française, Paris, Albin Michel, 1925 Mercier (M. ) : Le roman féminin,
féminine
Paris, P.U. F., s.d.
Monglond (André) : Le préromantisme Corti, 1966
français,
Paris, 2 vol.,
- Vies préromantiques, Paris, Belles-Lettres, 1925 Moore (A.P.) : The "Genre Poissard" and the French Stage Eigthteenth Century, New York, 1935
of
the
Nizard (Charles) : Histoires des livres populaires ou de la littérature de colportage depuis 1'origine de 1'imprimerie jusqu'à l'établissement de la commission d'examen des livres colportage, 30 novembre 1852, Paris, 1854 Nolhac (Pierre de) : Mme Vigée-Le Antoinette, Versailles, 1955
Brun,
- Le Trianon
Paris, Calmann-Lévy, 1925
de Marie-Antoinette,
Noverre (Jean-Georges) : Lettres et les Arts, Paris, 1803
sur la Danse,
Quimont (Charles) : Les femmes peintres Reider, 1928 Palmer (R. ) : Twelve
Who Ruled,
peintre
de
Ballets
siècle,
Paris,
Princeton University Press, 1941
Parcker (H.T.) : The Cult of Antiquity and the Chicago, The University of Chicago Press, 1937 Passez (Anne-Marie) : Adélaïde 1803, Paris, 1973
Marie-
sur les
du XVIII'
de
Labil le-Gu i ard,
Place (Adélaïde de) : Le piano-forte à Paris Paris, "Aux amateurs de livres", 1986
Revolutionaries, peintre, 1749-
entre
1760 et
1822,
86 Planté (Christine) : Nog te verschijnen : Essai sur la femme auteur, éd/ du Seuil, 1989 Pougin (Arthur) : La comédie 1902 - Dictionnaire - L'Opéra
du théâtre,
comique pendant
française
et la Révolution,
Paris,
Paris, ±885 la Révolution,
Paris, 1891
Raxhon (Philippe) : Nog te verschijnen : L'historien de métier face à 1'écriture théâtrale, in Actes du colloque sur "Théâtre et Révolution", Université de Besanøon, juin 1988 Renouvier (Jules) : Histoire Paris, Veuve Renouard, 1863
de l'Art
pendant
Rivoire (Jean Alexis) : Le patriotisme de la Révolution, Paris, 1950
la
Révolution,
dans le théâtre
sérieux
Roche (Daniel) : Le Siècle des Lumières en province. Académies et académiciens provinciaux, 1680-1789, Paris, La Haye, Mouton, 1978 Rokseth (Yvonne) : Les femmes musiciens,
in Romania, 1935
Roland Michel (Marianne) : Anne Vallayer-Coster, 1970
Peintre, Paris,
Sauvage (Louis Frédéric) : Le théâtre Nouvelle revue, RF. 15234., 1902
sous
convention,
Schutze (Jürgen) : Europa na de Franse Elsevier, 1980
Revolutie,
Slavin (Morris) : The French Revolution (N.J), Princeton Univerity Press, 1984 Tiersot (Jullen) : Les fêtes et les française, Paris, Hachette, 1908
la
Amsterdam,
in Miniature,
chants
de la
Princeton Révolution
Thomas (Chantai) : La Carmagnole des Muses. L'homme de lettres et l'artiste dans la Révolution, Paris, Armand Colin, 1988 Tisseau (Paul) : Une comédienne Elisabeth Joly, Paris, s.d. Ubersfeld (A, ) : Lire
le théâtre
sous
la Révolution:
Marie-
Paris, 1978
Vachon (Marius) : La femme dans l'art,
Paris, J. Rouam, 1893
Vilcosqui (Marcel-Jean) : La femme dans la musique française: 1671-1871, niet-gepubliceerd proefschrift. Université, Paris, 1973
87 Velschinger (Henri) : Le théâtre Paris Charavay, 1881 - Théâtre 15211
et comédiens
- Théâtre et auteurs revue, RF. 15214
sous
de la Révolution,
la Révolution,
dramatiques
sous
1789-1799,
La grande revue, RF
la Révolution,
La grande
- Le théâtre monacal sous la Révolution, ses précédents suites, revue d'histoire de la France, 1917
- Le parterre
sous la Révolution,
Tournel, 1893, RF. 15217 - Discours
sur
- Les almanachs
la liberté
1790, RF. 15224
Paris, 1894
Vöhrle-Baillet (Dietlinde) : Die Frau als verführte Verführerin Jahrhunderts,
ses
revue d'art dramatique, Victor
du théâtre,
de la Révolution,
et
und als
in der deutschen und französischen Literatur Peter Lang, Bern, Frankfurt/M, 1981
des 18
GODSDIENSTGESCHIEDENIS
Aulard (F.A.) : Le Culte de la Raison et le Culte Suprême, 1793-1794, Paris, F. Alean, 1892 Aulard (Alphonse) : Le christianisme Paris, Rieder, 1925
l'Etre
et la Révolution
Barruel (Augustin) : Histoire du Clergé française, Londres, Le Charlier, 1794
pendant
Boussoulade (Jean) : Moniales
et hospitalières
Cholvy Gérard : La Révolution "L'Histoire", n* 72
et la question
révolutionnaire,
de
(1789 à 1801), Paris, 1962
la
française, Révolution
dans la religieuse,
tourmente in
Cousin (Bernard Cubells (Monique) Moulinas (René) : La pique et la croix: histoire religieuse de la Révolution fran
pendant
la
Révolution
Genlis (Madame de) La religion félicité et de la philosophie,
considérée comme base de la Paris, 1790
Godard-Faultrier : Les Martyrs
d'Angers,
Hérault, 1984
88 Goree (Piere de la) : Histoire religieuse française (1789-1815), Paris, Pion, 1938
de la
Révolution
Graham (Ruth) : Pratiques religieuses dans l'Europe révolutionnaire (1770-1820). Verslag van het Symposium te Chantilly, 2729 nov. 1986 (Paris, 1988) Langlois (Claude) : Le catholicisme au féminin. françaises à supérieure générale au XIXe siècle, - Le catholicisme
au féminin,
Les congrégations Paris, 1984
Paris, Le Cerf, 1985
Langlois (Claude) et Tackett (Timothy) : Histoire en France, Paris, Le Cerf, 1983 Latreille (André) : L'Eglise catholique française, Paris, 1946, Hachette, 1971 Lebrun (Françoise) : Article. Histoire Toulouse, 1980
et la
des
catholiques
Révolution
des catholiques
en
Lecarpentier (G. ) : La vente des biens ecclésiastiques Révolution française, Paris, Alean, 1908 Ledré (Charles) : Le culte Paris, 1948
caché sous
Lenôtre (Georges) : Le mysticisme la Mère de Pieu, Paris, 1926
pendant
la Révolution
révolutionnaire,
France,
française, Robespierre et
Mackee (Kenneth N. ) : The Role of the Priest on the Parisian Stage during the French Revolution, Baltimore, John Hopkins Press, 1939 Mathiez (Albert) : Contribution à l'histoire Révolution française, Paris, 1907 - La question 1929
religieuse
sous
la Révolution
religieuse
Merlaud (Abbé André) : Les Martyrs
d'Angers,
de la
française,
Maurel (J.M.) : Histoire religieuse du département Alpes pendant la Révolution, Marseille, 1902
Paris,
des
Basses-
S.O.S. Paris, 1984
Michaud (S. ) : Muse et Madone. Visage de la femme de la Révolution française aux apparitions de Lourdes, Paris, 1984 Pierrard (Pierre) : Histoire Jours, Paris, Pion, 1986 - Histoire des diocèses Paris, 1978
des curés
de France,
de campagne de 1789 à nos
Cambrai et Lille,
la
Beauchesne,
89 Plonggron (Bernard) : La vie quotidienne XVIIIe siècle, Paris, Hachette, 1974 - Conscience
religieuse
en Révolution,
Pressencé (E. de) : L'Eglise Fischbacher, 1889
français
au
Paris, 1963
et la Révolution
Quinet (Edgar) : Le christianisme Paris, Fayard, 1846 Sorel (Alexandre): Le couvent Paris, 1863
du clergé
française,
et la Révolution des Carmes pendant
Paris, française,
la
Terreur,
Sicard (Germain) : Histoire du droit et des institutions de l'église en Occident. Période contemporaine 1789-1914. Privat, Toulouse Tackett (T.) : La Révolution, Cerf, 1986
l'Eglise,
la France,
Paris, Le
Viguerie (Jean de) : Christianisme et révolution: cinq leçons d'histoire de la Révolution française, Paris, Nouvelles éditions latines, 1986 Vilate (Joachim) : Causes secrètes de la Révolution du 9 thermidor an II, suivies des mystères de la Mère-Dieu, Paris, Baudouin, 1825 Vovelle (Michel) : Religion
de l'an
II, Paris, 1976
et Révolution.
La
déchristianisation
THEMANUMMERS BIJ VROUWEN VAN EUROPA
"Vrouwen van Europa" wordt, evenals de Themanummers bij Vrouwen van Europa, gepubliceerd in de negen talen van de Europese Gemeenschap. Hieronder treft U de nog beschikbare uitgaven aan : Nr. 18 - Vrouwenstudies (1984) Nr. 21 - Verkiezing van het Europese Parlement Het stemgedrag van de vrouw (1985) Nr. 22 - Vrouw en Muziek (1985) Nr. 25 - Het Gemeenschapsrecht en de Vrouw (1987) Nr. 26 - Vrouwen en Mannen van Europa in 1987 Nr. 27 - Vrouwen van Europa : 10 jaren (1988) Nr. 28 - Vrouwen en Televisie in Europa (1988) Nr. 29 - De vrouw in de Landbouw (1988) Nr. 30 - Vrouwen in cijfers (1989) Nr. 31 - Kinderopvang en -verzorging in de Europese Gemeenschap 1985-1990 (1990) Nr. 32 - Vrouwen
van Hongarije (1991)
"Vrouwen van Europa" en zijn Themanummers worden regelmatig toegezonden aan iedereen die daarom vraagt (leidinggevenden in vrouwenorganisaties, parlementariërs, vakbondsmensen, journalisten, bibliotheken, onderzoekcentra, overheidsdiensten, enz.). Zij moeten bij hun verzoek wel opgeven waarin zij vooral belang stellen.
Verantwoordelijke : Fausta DESHORMES LA VALLE Hoofd Dienst Vrouwenvoorlichting Wetstraat 200 1049 BRUSSEL BELGIË
ISSN 1012-196X Catalogusnummer : CC-AG-91-0O2-NL-C