Pensioen
02 Dubben over keuzevrijheid in pensioenzaken 08 Keuzevrijheid van aanbieder 14 Keuzevrijheid tussen geluk en welvaart 20 ZZP pensioenregelingen 26 Combineren pensioen en hypotheek 32 Haal pensioenstelsel niet helemaal overhoop
Doc ta x i
BU S
lt e
Vrijheid ha
ha
e lt
lt e
hal te
halte
ha
h al te
van keuze halte
ha lt e
ha hal te
lt e
De auteurs
Vrije keuze? Inhoudsopgave
01 Vrije keuze? 02 Dubben over keuzevrijheid in pensioenzaken 08 Keuzevrijheid van aanbieder 1
14 Keuzevrijheid tussen geluk en welvaart
2-7
Dick Sluimers Chief Executive Officer, APG
Kène henkes Hoogleraar pensioensociologie Universiteit van Amsterdam en onderzoeker NIDI-KNAW
harry van dalen Hoogleraar economie Tilburg University en onderzoeker NIDI-KNAW
Voor u ligt Pensioen.doc. Een nieuwe naam voor ons APG Magazine met achtergrondartikelen bij actuele pensioendiscussies, in een vernieuwde jas. Deze editie gaat over keuzevrijheid.
20 ZZP pensioenregelingen: van uitsluiten naar insluiten
Kortom als men keuzemogelijkheden geeft aan deelnemers dan moet er goed over worden nagedacht wanneer en wat voor keuzes er worden aangeboden. Er zijn immers binnen pensioencontracten keuzemogelijkheden op verschillende niveaus mogelijk. Zo is er de keuzemogelijkheid voor de aanbieder van een pensioenregeling (bijvoorbeeld een pensioenfonds of een verzekeraar). Vervolgens is er de keuze voor een bepaalde pensioenregeling. En binnen de pensioenregeling kan vervolgens een palet aan keuzes worden gemaakt, zoals keuzes in het type pensioen, de mate van inleg, hoe en wanneer het pensioen wordt uitbetaald en wat het risicoprofiel van de pensioenuitkering is. Het al dan niet bieden van meer keuzemogelijkheden is gekoppeld aan de vraag welke risico’s er al dan niet in welke mate worden gedeeld en met welke groepen.
26 Combineren pensioen en hypotheek: de oplossing of een hypotheek op de toekomst?
8-13
theo kocken Hoogleraar Risicomanagement Vrije Universiteit en CEO Cardano
14-19
stefan lundbergh Hoofd Innovatie Cardano
20-25
fieke van der lecQ Hoogleraar APG-leerstoel Pensioenmarkten, Erasmus School of Economics
michiel van leuvensteijn Senior Beleidsadviseur Group Strategie en Beleid, APG
Keuzevrijheid kennen we al wat langer bij zorgverzekeringen. Afgelopen december was het moment weer aangebroken waarop we konden kiezen. We konden kiezen voor een basisverzekering met vrije keuze van artsen of niet, meer of minder eigen risico, aanvullende verzekeringen met extra dekking voor homeopathische middelen en fysiotherapie of juist weer niet. Veel, vaak moeilijke keuzes en dilemma’s, die veel energie en tijd vragen van het individu. Ook voor pensioenen lijkt deze wereld van meer keuzes dichterbij te komen.
32 Haal pensioenstelsel niet helemaal overhoop; een discussiemiddag
Maar maken al deze keuzes ons nu gelukkiger? Dat is maar net hoe je er tegen aankijkt. Veel mensen lijken de mogelijkheid tot keuze te willen hebben, maar maken daar het liefst geen gebruik van. Puur het hebben van de mogelijkheid lijkt hen gelukkiger te maken. Het is dan ook sterk de vraag of het hebben van meerdere keuzemogelijkheden goed is voor de welvaart van toekomstige gepensioneerden. Extra keuzes betekenen immers ook extra kosten, soms verkeerde keuzes door irrationeel gedrag en dus een mindere opbrengst.
26-31
alwin oerlemans Directeur Institutional Business Development, APG
eugÈne rebers Senior Beleidsadviseur Group Strategie en Beleid, APG
En hoe vrij is deze keuze eigenlijk? Op TV liet illusionist en arts Victor Mids zien hoe makkelijk mensen zich laten beïnvloeden door verborgen reclame in de supermarkt. Wordt er Duitse muziek gedraaid in de supermarkt dan wordt er meer Duitse Sekt verkocht, bij Italiaanse muziek gaat u voor de Prosecco. En dit geldt natuurlijk ook als mensen mogen kiezen bij pensioenen. Geheel vrije keuze bestaat eigenlijk niet. Net als bij zorgverzekeringen worden individuen beïnvloed door zoekmachines en tussenpersonen die er vaak voor worden betaald als iemand overstapt.
32-36
gwen van loon Tekstschrijver
Pensioen doc. keuze in al zijn vrijheid 39
De huidige verplichte en uniforme structuur van pensioenregelingen maakt het mogelijk deze risico’s binnen en tussen generaties te delen wat tot stabielere pensioenresultaten kan leiden. Het mogelijk maken van deze risicodeling vereist echter een beperking van de keuzevrijheid om selectieproblemen te voorkomen. Kortom er is een afruil tussen keuzevrijheid en solidariteit. Dat alles neemt niet weg dat er groepen zijn in de samenleving die mogelijk gebaat zouden kunnen zijn bij meer keuze en flexibiliteit in hun pensioenregeling. Zelfstandigen zonder personeel (zzp-ers) hebben behoefte aan een flexibele pensioenregeling waarbij de inleg kan variëren. Eigenwoningbezitters hebben wellicht behoefte aan een gedeeltelijke uitruil van hun pensioen voor hun hypotheek op pensioendatum. Over al deze aspecten gaat deze allereerste Pensioen.doc. Ik dank met name de externe auteurs Harry van Dalen, Kène Henkens, Theo Kocken, Fieke van der Lecq en Stefan Lundbergh voor hun bijdragen. Dick Sluimers, Chief Executive Officer, APG
De auteurs
1
Introducties van de artikelen
2-7
Dick Sluimers Chief Executive Officer, APG
Kène henkes Hoogleraar pensioensociologie Universiteit van Amsterdam en onderzoeker NIDI-KNAW
8-13
theo kocken Hoogleraar Risicomanagement Vrije Universiteit en CEO Cardano
fieke van der lecQ Hoogleraar APG-leerstoel Pensioenmarkten, Erasmus School of Economics
harry van dalen Hoogleraar economie Tilburg University en onderzoeker NIDI-KNAW
14-19
stefan lundbergh Hoofd Innovatie Cardano
20-25
michiel van leuvensteijn Senior Beleidsadviseur Group Strategie en Beleid, APG
Voor u ligt Pensioen Doc. Een nieuwe naam voor ons APG magazine met achtergrondartikelen bij actuele pensioendiscussies, in een vernieuwde jas. Deze editie gaat over keuzevrijheid. Keuzevrijheid kennen we al wat langer bij zorgverzekeringen. Afgelopen december was het moment weer aangebroken waarop we konden kiezen. We konden kiezen voor een basisverzekering met vrije keuze van artsen of niet, meer of minder eigen risico, aanvullende verzekeringen met extra dekking voor homeopathische middelen en fysiotherapie of juist weer niet. Veel, vaak moeilijke keuzes en dilemma’s, die veel energie en tijd vragen van het individu. Ook voor pensioenen lijkt deze wereld van meer keuzes dichterbij te komen. Maar maken al deze keuzes ons nu gelukkiger? Dat is maar net hoe je er tegen aankijkt. Veel mensen lijken de mogelijkheid tot keuze te willen hebben, maar maken daar het liefst geen gebruik van. Puur het hebben van de mogelijkheid lijkt hen gelukkiger te maken. Het is dan ook sterk de vraag of het hebben van meerdere keuzemogelijkheden goed is voor de welvaart van toekomstige gepensioneerden. Extra keuzes betekenen immers ook extra kosten, soms verkeerde keuzes door irrationeel gedrag en dus een mindere opbrengst.
26-31
alwin oerlemans Directeur Institutional Business Development, APG
eugÈne rebers Senior Beleidsadviseur Group Strategie en Beleid, APG
En hoe vrij is deze keuze eigenlijk? Op TV liet illusionist en arts Victor Mids zien hoe makkelijk mensen zich laten beïnvloeden door verborgen reclame in de supermarkt. Wordt er Duitse muziek gedraaid in de supermarkt dan wordt er meer Duitse Sekt verkocht, bij Italiaanse muziek gaat u voor de Prosecco. En dit geldt natuurlijk ook als mensen mogen kiezen bij pensioenen. Geheel vrije keuze bestaat eigenlijk niet. Net als bij zorgverzekeringen worden individuen beïnvloed door zoekmachines en tussenpersonen die er vaak voor worden betaald als iemand overstapt.
32-36
gwen van loon Tekstschrijver
Vrijheid van keuze
Vrije keuze?
Pensioen doc. vrijheid van keuze 1
Kortom als men keuzemogelijkheden geeft aan deelnemers dan moet er goed over worden nagedacht wanneer en wat voor keuzes er worden aangeboden. Er zijn immers binnen pensioencontracten keuzemogelijkheden op verschillende niveaus mogelijk. Zo is er de keuzemogelijkheid voor de aanbieder van een pensioenregeling (bijvoorbeeld een pensioenfonds of een verzekeraar). Vervolgens is er de keuze voor een bepaalde pensioenregeling. En binnen de pensioenregeling kan vervolgens een palet aan keuzes worden gemaakt, zoals keuzes in het type pensioen, de mate van inleg, hoe en wanneer het pensioen wordt uitbetaald en wat het risicoprofiel van de pensioenuitkering is. Het al dan niet bieden van meer keuzemogelijkheden is gekoppeld aan de vraag welke risico’s er al dan niet in welke mate worden gedeeld en met welke groepen. De huidige verplichte en uniforme structuur van pensioenregelingen maakt het mogelijk deze risico’s binnen en tussen generaties te delen wat tot stabielere pensioenresultaten kan leiden. Het mogelijk maken van deze risicodeling vereist echter een beperking van de keuzevrijheid om selectieproblemen te voorkomen. Kortom er is een afruil tussen keuzevrijheid en solidariteit. Dat alles neemt niet weg dat er groepen zijn in de samenleving die mogelijk gebaat zouden kunnen zijn bij meer keuze en flexibiliteit in hun pensioenregeling. Zelfstandigen zonder personeel (zzp-ers) hebben behoefte aan een flexibele pensioenregeling waarbij de inleg kan variëren. Eigenwoningbezitters hebben wellicht behoefte aan een gedeeltelijke uitruil van hun pensioen voor hun hypotheek op pensioendatum. Over al deze aspecten gaat deze allereerste Pensioen.doc. Ik dank met name de externe auteurs Harry van Dalen, Kène Henkens, Theo Kocken, Fieke van der Lecq en Stefan Lundbergh voor hun bijdragen. Dick Sluimers, Chief Executive Officer, APG
1. Voor u ligt Pensioen.doc. Een nieuwe naam voor ons APG magazine met achtergrondartikelen bij actuele pensioendiscussies, in een vernieuwde jas. Deze editie gaat over keuzevrijheid. 2. Tijdens de nationale pensioendialoog mocht iedereen zijn zegje doen, maar hoe betrouwbaar zijn die meningen? De wensen en meningen over keuzevrijheid in pensioenzaken moet men met de nodige voorzichtigheid betrachten. Toekomstige pensioenstelsels kunnen beter afgestemd worden op hoe de deelnemer is en niet zoals deze zogenaamd behoord te zijn. 3. Als mensen weten we dat ons ‘human capital’ geleidelijk afneemt naarmate we ouder worden, maar we proberen de consumptie ervan gelijk te verdelen over ons leven. Een goed pensioenproduct kan ons daarbij helpen. Gedurende ons werkende leven zetten we een deel van ons salaris opzij en investeren dat in financiële producten, met het doel om in de toekomst een stabiel pensioensalaris te realiseren. Het is tegenwoordig eerder regel dan uitzondering dat mensen verscheidene werkgevers hebben in hun werkzame leven, steeds vaker zelfs afgewisseld met periodes waarin iemand zzp’er is. Dit stelt nieuwe eisen aan pensioenoplossingen. Deze moeten voldoende flexibel zijn om goed aan te sluiten op elke fase van de levenscyclus van een steeds heterogenere groep mensen. In de brede discussie over de mogelijke pensioenoplossingen voor de toekomst, die is ingeleid door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, staan flexibiliteit en keuzevrijheid daarom terecht centraal. 4. Keuzevrijheid kan het geluk van mensen vergroten, maar tegelijkertijd de welvaart verkleinen omdat mensen verkeerde keuzes kunnen maken. Dit roept de vraag op wanneer het vanuit geluk en welvaart perspectief gunstig is om keuzes te introduceren en wanneer niet. 5. Zzp’ers vormen een onmisbare flexibele schil in onze arbeidsmarkt. Inmiddels is één op de tien werkenden zzp’er en de verwachting is dat dit verder toeneemt. Zzp’ers vallen buiten de sociale partners en doen niet mee aan de werknemersvoorzieningen. Doorgaans houden ze niet van verplichte regelingen. Veel zzp’ers bouwen weinig pensioen op, terwijl ze wel net als werknemers graag een prettige oude dag hebben. Niet alleen zelfstandig tijdens het arbeidzame leven, maar ook daarna. Hoe kan dit worden georganiseerd? 6. De gedachte om pensioenen en hypotheken te combineren is sympathiek. Het betekent immers meer flexibiliteit en keuzemogelijkheden op pensioengebied, en het biedt tevens een mogelijkheid om de vastgelopen woningmarkt een impuls te geven. Er zijn echter belangrijke aandachtspunten. Een huis is meer risicovol dan een pensioen, en financieel gezien zal de deelnemer flink moeten betalen voor zijn toegenomen keuzevrijheid. Bovendien zullen de mensen die de meeste steun op de woningmarkt nodig hebben (starters en mensen wier woning onder water staat) weinig kunnen profiteren van de voorstellen omdat zij vaak ook juist de personen zijn met weinig pensioenvermogen. Dit alles pleit voor de variant waarbij deelnemers alleen op pensioendatum (een gedeelte van) hun pensioen kunnen gebruiken ten behoeve van de woning. Op dat moment is er een verantwoorde keuze mogelijk tussen woning en pensioen, en bovendien gaat het potentieel om veel geld waar de woningmarkt dus echt mee geholpen zou kunnen worden. 7. De Twintig pensioenbestuurders van bij APG aangesloten pensioenfondsen kwamen op 14 januari jl. bijeen in Amsterdam om met elkaar te discussiëren over langer leren, werken en leven, het thema van de vorige uitgave. Dat deden ze volgens de Chatham House Rules, zodat iedereen vrijuit zijn mening kon geven.
Harry va n Da len Hoogleraar economie Tilburg University en onderzoeker Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI-KNAW) Kène Hen ken s Hoogleraar pensioensociologie Universiteit van Amsterdam en onderzoeker Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI-KNAW)
Dubben over keuzevrijheid in pensioenzaken ‘Door afschaffing van de verplichtstelling krijgen deelnemers de gelegenheid om hun ontevredenheid om te zetten in een afstraffing van hun huidige pensioenfonds.’
Tijdens de nationale pensioendialoog mocht iedereen zijn zegje doen, maar hoe betrouwbaar zijn die meningen? De wensen en meningen over keuzevrijheid in pensioenzaken moet men met de nodige voorzichtigheid betrachten. Toekomstige pensioenstelsels kunnen beter afgestemd worden op hoe de deelnemer is en niet zoals deze zogenaamd behoord te zijn. Pensioen doc. vrijheid van keuze 2
Pensioen doc. vrijheid van keuze 3
‘Economen met een meer psychologische inslag hebben een berg aan bewijzen geleverd dat keuzevrijheid met gebreken komt.’
zijn om bij het pensioenfonds van hun werkgever pensioenrechten op te bouwen. Dit maakt de vertrouwensvraag wellicht nog groter omdat men een fonds opgedrongen krijgt. Wie vrijwillig een contract aangaat kan zichzelf een deel van de schuld geven, maar bij een opgedrongen keuze zal de ontevredenheid over een slecht presterend fonds alleen maar groter zijn. Maar ook over die verplichtstelling wordt de laatste jaren druk gesproken. Is die verplichtstelling niet iets van de verzuilde jaren vijftig en zestig toen bakkers nog solidair waren met bakkers en apothekers met apothekers? En moet ook hier niet keuzevrijheid geïntroduceerd worden?
In gesprek met de pensioendeelnemer
Keuzevrijheid. Het is een belangrijk adagium van economen. Introduceer de vrijheid om te kiezen en alles komt goed. Wie zelf mag kiezen kan beter zijn wensen verwezenlijken, het houdt aanbieders scherp en het mooiste van alles het is voor de economie als geheel ook nog het beste. Je eigen gewin najagen mag dan als een ondeugd worden gezien, voor het algemeen belang is het een deugd. Op papier althans, want inmiddels hebben economen met een meer psychologische inslag een berg aan bewijzen opgeleverd dat keuzevrijheid met gebreken komt. Dat probleem doet zich in het bijzonder voor bij wat economen noemen ‘ervaringsgoederen’: je koopt een goed of een dienst en pas na verloop van tijd, als de garantietermijn al lang en breed verlopen is, kom je er achter wat dat product nu echt waard is. Kopers van beleggingshypotheken weten inmiddels maar al te goed dat zo’n product niet hetzelfde is als de aankoop van een bakje boter. En omgekeerd, verzekeringsmaatschappijen weten dat met de verkoop van woekerpolissen zij voorlopig niet op veel krediet van burgers hoeven te rekenen.1 Vertrouwen in en reputaties van aanbieders spelen een grote rol bij de aankoop van ervaringsgoederen. De laatste jaren hoor je steeds meer geluiden om de pensioendeelnemer meer keuzevrijheid te gunnen in pensioenzaken. En een pensioen is bij uitstek een ervaringsgoed. Je betaalt jaren premie in de verwachting van een goed pensioen, maar pas na tientallen jaren komt men er achter wat die kwaliteit nu echt voorstelt en vallen keuzes niet meer te corrigeren. In Nederland is het aanvullend pensioenproduct geen product dat op een markt verhandeld wordt aangezien werknemers verplicht
Pensioen doc. vrijheid van keuze 4
Nederland staat op een tweesprong. Moet het oude vertrouwde systeem, dat op zoveel waardering in internationale pensioenkringen kan rekenen, behouden blijven of moet het radicaal op de schop omdat de maatschappij ook radicaal anders is geworden? En dan ontstaat de onenigheid. Het gebrek aan consensus is zo groot dat staatssecretaris Klijnsma het ook niet meer weet en haar oor te luister legt bij het grote publiek. Als die mening richtinggevend is dan wil het grote publiek van alles. Van de ondervraagde Nederlanders wil 60 procent kiezen met welk risico wordt belegd in hun pensioenfonds, 58 procent wil kiezen hoeveel premie maandelijks wordt betaald, en 45 procent wil de mogelijkheid hebben om uit de pensioenregeling te stappen en zelf over het pensioengeld beschikken. Luisteren is altijd goed, zou men zeggen. Maar het vereist toch enig gezond verstand om dergelijke wensen te interpreteren. Gelooft men dit soort cijfers? Of anders gesteld: wat wil de pensioendeelnemer nu echt?
Keuzevrijheid op de snijtafel Om de discussie over keuzevrijheid te verdiepen hebben wij het begrip keuzevrijheid tegen het licht gehouden en bezien wie daar behoefte aan heeft. Een probleem bij het vragen naar keuzevrijheid is dat het begrip vrijheid een sterke positieve connotatie heeft. Wie naar vrijheid vraagt kan derhalve naar verwachting al snel op veel steun rekenen. Vrijheid is een groot goed en moet altijd worden beschermd. De kunst van het vragen is uiteraard om hier waakzaam voor te zijn. In juni 2014 is een serie vragen voorgelegd aan het CentERpanel, een panel dat een afspiegeling is van de Nederlandse bevolking. Van de 3.035 panelleden van 16 jaar en ouder hebben 2.103 respondenten de vragenlijst volledig ingevuld (responspercentage 69%). Voor dit onderzoek hebben wij uitsluitend gekeken naar respondenten die verbonden zijn aan een pensioenfonds. Om een gebalanceerd oordeel over het belang van keuzevrijheid te krijgen hebben we ervoor gekozen om ook de mening te peilen van deelnemers die het belangrijk vinden dat ze geen keuze hebben omdat zaken op het niveau van het pensioenfonds worden geregeld. De keuzevrijheid wordt derhalve op een alternatieve wijze gepeild. Daarbij hebben we de volgende aanpak gevolgd. De totale groep van pensioenfondsdeelnemers is op willekeurige wijze opgesplitst in twee groepen. De ene groep deelnemers is uitsluitend gevraagd zijn oordeel uit te spreken of men voor verschillende onderdelen van het pensioencontract keuzevrijheid belangrijk vindt of niet. De andere groep werd de alternatieve vraag voorgelegd in hoeverre men het belangrijk vindt dat er veel pensioenzaken automatisch geregeld worden door het pensioenfonds. Beide groepen moesten derhalve oordelen over in beginsel dezelfde onderdelen van het pensioencontract met dit
‘De valkuil van keuzevrijheid is dat het op een recht lijkt waar geen prijskaartje aan hangt.’
verschil dat men onafhankelijk van elkaar de wenselijkheid van keuzevrijheid dan wel het ontbreken van keuzevrijheid moest beoordelen. De onderdelen van het pensioencontract hadden onder meer betrekking op 2: • hoeveel van het loon wordt ingelegd voor het pensioen, • de mogelijkheid om pensioengeld eerder voor andere doelen dan pensioen op te nemen; • de aansluiting bij een pensioenfonds; • de samenstelling van het pensioenpakket (dus of oudedagspensioen, arbeidsongeschiktheidspensioen of nabestaandenpensioen deel uitmaakt van pakket); en • het risico waarmee wordt belegd.
Keuzevrijheid of uitbesteden van keuzes? Het verrassende van het bevragen van keuzevrijheid op deze manier is dat men paradoxale uitkomsten verkrijgt. In figuur 1 zijn de percentages voor de twee groepen pensioendeelnemers bij elkaar gebracht: zij die keuzevrijheid (zeer) belangrijk vinden als ook de groep die het (zeer) belangrijk vindt dat zaken automatisch door het pensioenfonds geregeld worden. Zo vindt bijvoorbeeld 82 procent van de ene groep deelnemers het belangrijk om de vrijheid hebben om te bepalen moet hoeveel risico de premies belegd worden, en tegelijkertijd wil 79 procent van de andere groep dat dit automatisch door hun pensioenfonds wordt bepaald.
1. H.P. van Dalen en K. Henkens, 2015, De dubbelhartige pensioen deelnemer, Netspar NEA-paper no. 58, Tilburg. 2. Voor een volledig overzicht van de vragen zie: H.P. van Dalen en K. Henkens, 2014, Goedkope praatjes over keuzevrijheid in pensioen, Me Judice, 6 november 2014.
Pensioen doc. vrijheid van keuze 5
het te betwijfelen of dit de ontevreden deelnemers helpt. Op z’n hoogst maakt de geboden keuzevrijheid het de deelnemers mogelijk om hun boosheid om te zetten in een afstraffing van hun huidige pensioenfonds. Dat men hiervoor terecht komt bij een uitvoerder waar men zelf twijfels bij heeft wordt blijkbaar op de koop toe genomen. Zo is het beeld dat pensioendeelnemers hebben van verzekeraars en banken is dat dit partijen zijn die oneerlijk zijn en vooral voor hun eigen belang gaan en niet dat van hun klanten.
Figu ur 1: Men in g van p e n s i o e n d e e l n e m e r o v e r b e la ng va n k e u z e v r i j he i d,
respect i e v e l i j k d at z ak e n autom at i sch g e r e g e ld wo r d e n d oor e i g e n p e ns i o e nfo nd s
Bron: NIDI (2014), Pen sioen ver tr ouwen
Procent dat vrijheid/automatisch geregeld (zeer) belangrijk vindt
Risico waarmee pensioengeld wordt belegd
Samenstelling pensioenpakket
Conclusies
Aansluiting bij pensioenfonds
Opname pensioenvermogen
Hoeveel van loon wordt ingelegd voor pensioen
0
10
20
30
‘Pensioenfonds regelt automatisch’-groep
Over het geheel van deze vragen lijkt de discrepantie tussen de antwoorden in de twee groepen het geringst ten aanzien van het eerder opnemen van opgespaarde pensioengelden. Uiteraard vragen dergelijke tegenstrijdige uitkomsten om een antwoord. Een deel van het antwoord zou men kunnen zoeken in het gegeven dat keuzevrijheid ook een intrinsieke waarde kan bezitten, d.w.z. vrijheid is een doel op zich dat gewaardeerd wordt. Dat hoeft dus niet te betekenen dat men van die vrijheid gebruik wil maken. In de Westerse wereld heeft men bijvoorbeeld de vrijheid om te emigreren, maar dat betekent nog niet dat men van dat recht gebruik moet maken. En het lijkt erop dat de vrijheid die in dit onderzoek gevraagd wordt eenzelfde dimensie aansnijdt. Men zou het wellicht hogelijk waarderen dat men in principe zijn eigen pensioenbijdrage zou mogen bepalen of de mate van risico in het beleggingsbeleid, maar dat betekent nog niet dat men deze vrijheid wil uitoefenen. Zoals PGGM-bestuurder Else Bos onlangs ook wees op de schaduwzijde van keuzevrijheid: “[H]et mogelijk maken van
Pensioen doc. vrijheid van keuze 6
‘Keuzevrijheid is een vloek voor de beperkt rationele deelnemer en een zegen voor zij die de last van keuzes wel kunnen dragen.’
40
50
60
70
80
90
‘Deelnemer heeft keuzevrijheid’-groep
keuzevrijheid kost veel geld. Je moet de keuzes administreren, de effecten uitwerken, de mensen bij hun keuze begeleiden. Als mensen die keuzemogelijkheid niet gebruiken, is dat geen verbetering.”3
Opheffen verplichtstelling Om het inzicht in ‘gewenste’ keuzevrijheid nog wat verdiepen hebben wij de pensioendeelnemers (van 65 jaar en jonger) de keus voorgelegd om hun pensioenfonds te verlaten en over te stappen naar een ander pensioenfonds dan wel hun geld over te hevelen naar een bank of een verzekeraar. Gesteld voor de keuze besluit ongeveer 1 op de 4 deelnemers dit te doen. Het uitstappen uit het pensioenfonds is echter vooral geboren uit onvrede en niet zozeer uit vertrouwen in alternatieve aanbieders. Met andere woorden, indien keuzevrijheid wordt geboden op een van de belangrijkste elementen van het Nederlandse pensioenstelsel dan valt
De waarde van dit soort onderzoek is dat het laat zien dat het bevragen van keuzevrijheid een fragiele kwestie is en dat de gewenste keuzevrijheid op het terrein van pensioenen met de nodige terughoudendheid moet worden betracht. De valkuil van keuzevrijheid is dat het op een recht lijkt waar geen prijskaartje aan hangt. Voor zowel het pensioenfonds als de deelnemer zijn er wel degelijk kosten, waarbij de kosten voor de deelnemer nog het belangrijkst zijn. De fouten en teleurstellingen die zich hier voordoen zijn op tal van andere plaatsen te boek gesteld.4 Waar het op neer komt is dat de consequenties van keuzes voor de meeste deelnemers eenvoudigweg niet te overzien zijn. Het bieden van keuzevrijheid biedt in theorie het gedroomde maatwerk, in de praktijk zal het leiden tot ofwel uitstel van keuzes, dan wel overmoed. De economen Thaler en Sunstein5 bouwen op grond van dit simpele inzicht voort en laten zien hoe beleid hier op kan inspelen door te concentreren op ‘biases’ in gedrag en deze te corrigeren. Via hints, duwtjes of ‘nudges’ kan men als overheid of collectieve instantie het keuzeproces stimuleren ten bate van de burger. Echter geheel vrijlaten van die keuze is vragen om moeilijkheden. Hoewel Thaler en Sunstein dit een libertair-paternalistisch model noemen, ligt het gevaar altijd op de loer dat dit in ouderwets paternalisme ontaardt. De beleidsmaker is immers verworden tot een keuze-architect die met alle goede bedoelingen probeert mensen te sturen in de richting van optimale uitkomsten. Maar ook beslissers op een hoger niveau kunnen net zo goed ten prooi vallen aan dezelfde beperkingen die burgers bezitten.6 Het alternatief is om de pensioenvoorziening in handen te geven van de markt. Maar het nadeel hier is dat deelnemers een fundamenteel wantrouwen heeft richting private partijen. Private marktpartijen weten als geen ander hoe het spelen met de beperkingen en zwakheden van de mens een aardig ‘business model’ oplevert.7 Intuïtief voelt de deelnemer heel goed aan dat het vertrouwen in een pensioenuitvoerder ook stoelt op de afwezigheid van een
Pensioen doc. vrijheid van keuze 7
winstmotief. De enige zinnige uitweg voor deelnemers die hun beperkingen kennen is om keuzes rond pensioen uit te besteden aan instanties die men vertrouwt. In het huidige landschap zijn dat in hoge mate de pensioenfondsen en niet private partijen als banken of verzekeraars. Dat concurrentievoordeel neemt niet weg dat ook pensioenfondsen zich verantwoordelijk moeten gedragen en het vertrouwen van hun deelnemers niet moeten beschamen. Kortom, de gewenste keuzevrijheid op het terrein van pensioenen moet met de nodige terughoudendheid worden betracht. Keuzevrijheid is immers een vloek voor de beperkt rationele deelnemer en een zegen voor zij die de last van keuzes wel kunnen dragen. En wie doordringt tot de harde kern van ‘pensioenvaardigen’ die met een zekere graagte gebruik maken van hun keuzevrijheid zal ontdekken dat deze groep wel erg klein is.
3. Elsevier, 28 juli 2014. 4. Zie S. Benartzi, en R.H Thaler. 2007. “Heuristics and biases in retirement savings behavior.” Journal of Economic Perspectives: 81-104. 5. R.H. Thaler en C.R. Sunstein. 2008. Nudge: Improving decisions about health, wealth, and happiness: Yale University Press. 6. H.P. van Dalen, K. Henkens, K. Koedijk en A. Slager. 2012. “Decision making by pension fund trustees in the face of demographic and economic shocks: a vignette study.” Journal of Pension Economics & Finance 11:183-201. 7. Zie ook H. Prast, 2013, Rationeel beleid voor irrationele mensen, NEA paper no. 48, Netspar, Tilburg.
Theo Kocken Hoogleraar Risicomanagement Vrije Universiteit en CEO Cardano Stefan Lundbergh Hoofd Innovatie Cardano
Keuzevrijheid van aanbieder
ta x i
BU S
ha
lt e
ha
e lt
Als mensen weten we dat ons ‘human capital’ geleidelijk afneemt naarmate we ouder
lt e
hal te
halte
ha
worden, maar we proberen de consumptie ervan gelijk te verdelen over ons leven. h al te
Een goed pensioenproduct kan ons daarbij helpen. Gedurende ons werkende leven zetten we een deel van ons salaris opzij en investeren dat in financiële producten, met
halte ha
lt e
Het is tegenwoordig eerder regel dan uitzondering dat mensen verscheidene
lt e
ha
het doel om in de toekomst een stabiel pensioensalaris te realiseren.
werkgevers hebben in hun werkzame leven, steeds vaker zelfs afgewisseld met periodes waarin iemand zzp’er is. Dit stelt nieuwe eisen aan pensioenoplossingen. Deze moeten
hal te
voldoende flexibel zijn om goed aan te sluiten op elke fase van de levenscyclus van een steeds heterogenere groep mensen. In de brede discussie over de mogelijke pensioenoplossingen voor de toekomst, die is ingeleid door het ministerie van Sociale Zaken en
BUS ha lte
Werkgelegenheid, staan flexibiliteit en keuzevrijheid daarom terecht centraal.
ta x
ha
lt e
halte
ha
lt
e
halte
Pensioen doc. vrijheid van keuze 8
ha lt
ha lt
e
e
e
ha lt
i
Menselijke natuur Bij het nadenken over ‘keuzevrijheid’ moeten we goed begrijpen hoe de mens in elkaar steekt. Een goede oplossing is een balans tussen de extremen van een paternalistisch stelsel zonder enige vrijheid en een libertaire marktoplossing zonder enige bescherming. Beide hebben nadelen die voortkomen uit de menselijke natuur. Een voorbeeld van een stelsel waarin een mix wordt gevonden van keuzevrijheid en bescherming is het Zweedse model. Paternalistisch in dit model zijn de spaarverplichting en het keuzeraamwerk voor de consument dat door sociale partners wordt beheerd. Daartegenover staat dat het individu kan kiezen tussen verschillende aanbieders en een beperkte set producten.
z weeds mo del
schaalvoordelen. De libertairen brengen daartegen in dat de consumenten wel weten wat het beste voor hen is en dat concurrentie leidt tot meer innovatie en tot betere pensioenproducten voor de consument. Beide zijden waarschuwen dat een keuze voor ‘de andere ideologie’ rampzalige gevolgen zal hebben. In deze discussie wordt voetstoots aangenomen dat consumenten volledig rationeel zijn en dat marktpartijen holistisch handelen en de belangen van de consumenten zo optimaal mogelijk behartigen. Dit is een interessant filosofisch debat, maar in de praktijk moeten we rekening houden met de menselijke natuur zoals die is. De paternalistische oplossingen stellen de experts voor moeilijke agencyproblemen. In de libertaire oplossingen wordt de consument beschouwd als een superrationele homo economicus, terwijl de meesten van ons zich in de realiteit eerder gedragen als Homer Simpson als het gaat om het nemen van financiële beslissingen voor de lange termijn.
Gedrag
Een gepolariseerd en emotioneel debat over keuzevrijheid In Nederland en veel andere landen wordt de discussie over individuele keuzes sterk gekleurd door emoties en door de tegenstelling tussen de twee uitersten: enerzijds de paternalisten die geen enkele vrijheid voor het individu willen en anderzijds de libertairen die alles aan de markt willen overlaten. De paternalisten zijn van mening dat individuen niet kunnen beoordelen wat het beste voor hen is. Een verplicht stelsel, ontwikkeld door experts, kan betere resultaten behalen tegen lagere kosten, vanwege de
Pensioen doc. vrijheid van keuze 10
Consumenten én experts worden beïnvloed door een paar belangrijke gedragsaspecten die het ons moeilijk maken om financiële beslissingen te nemen op de lange termijn, zeker als onzekerheid een belangrijke rol speelt. Dat moeten we niet beschouwen als een zwakte. Het is eerder wat ons menselijk maakt en zou het startpunt moeten zijn als we het over keuzevrijheid hebben. Om een paar gedragsaspecten te noemen: we houden over het algemeen niet van veranderingen (de status-quo-bias) en we stellen zaken het liefste uit (procrastinatie) waardoor we minder geneigd zijn om rond te kijken naar betere oplossingen. De meeste mensen geloven dat ze op het vlak van investeringen betere beslissingen nemen dan gemiddeld (overmoed). We ontvangen liever vandaag een lager bedrag dan een veel hoger bedrag in de toekomst (hyperbolisch disconteren). We hebben een grotere hekel aan verliezen dan waardering voor winsten (verliesaversie). De deskundige, die geacht wordt in het belang van de klant te handelen, krijgt te maken met agencyproblemen die zijn of haar beslissingen beïnvloeden. Het is zo goed als onmogelijk dat een groep experts te allen tijde geheel gelijkgerichte belangen heeft of geheel onzelfzuchtig het beste voor hun klanten zal doen. In de werkelijke wereld hebben de gedragsaspecten en de agencyproblemen grote gevolgen voor de uitkomsten van beide filosofische
‘We houden over het algemeen niet van veranderingen’. ‘We stellen zaken het liefste uit’. ‘We geloven dat we op het vlak van investeringen betere beslissingen nemen dan gemiddeld’. ‘We ontvangen liever vandaag een lager bedrag dan een veel hoger bedrag in de toekomst’. ‘We hebben een grotere hekel aan verliezen dan waardering voor winsten’.
modellen. Het paternalistische model wordt door agencyproblemen en gebrek aan marktwerking mogelijk minder kostenefficiënt en reageert ook langzamer op veranderingen in de behoeften van deelnemers. De gedragsaspecten van consumenten, in combinatie met de informatieongelijkheid tussen de aanbieder en de consument, leiden ertoe dat de markten in de libertaire aanpak verre van optimaal functioneren. Met name klassieke marktmechanismen als het in evenwicht brengen van prijs en kwaliteit werken in dat model minder goed. Een typerend gevolg daarvan zijn hogere distributiekosten (waaronder reclame- en andere marketingkosten) en gunstige marges voor de financiële dienstverleners.
Pensioen doc. vrijheid van keuze 11
Om verder te komen moeten we ons niet blindstaren op een keuze tussen een paternalistisch monopolie of een libertaire marktoplossing. In plaats daarvan kunnen we proberen een robuuste balans te ontwikkelen die uitgaat van de menselijke natuur, en proberen om rekening te houden met gedragsaspecten en agencyproblemen.
De rol van de overheid Een bepaalde vorm van interventie lijkt noodzakelijk om een functionerende markt te creëren voor de consument en de pensioenaanbieders (zowel de commerciële als de niet-commerciële). Er zijn veel manieren om dat te bereiken, en zowel de wetgever als de toezichthouder hebben belangrijke rollen te vervullen. Wat in de praktijk goed lijkt te werken is het stimuleren van een gezonde concurrentie tussen non-profitorganisaties (beheerd door de staat of door sociale partners) en commerciële organisaties, om zo een stabiel marktevenwicht te bereiken dat voor de consument beter uitpakt dan elk van de twee extreme oplossingen. De overheid moet een gezonde concurrentie bewerkstelligen door te interveniëren als dat nodig is. Goede regelgeving en kundig toezicht zijn belangrijk omdat concurrentie, als het om financiële producten gaat, er maar al te makkelijk toe leidt dat consumenten misleid worden. Niet als gevolg van fraude, maar als gevolg van de menselijke neiging om boodschappen zo positief mogelijk te formuleren om producten te verkopen. Consumenten kunnen nu eenmaal moeilijk beoordelen hoe deugdelijk de marketinguitspraken zijn over spaarproducten voor de lange termijn. Wat pensioenen betreft kan de consument de totale kwaliteit van het product pas goed beoordelen op de dag dat hij of zij overlijdt, wat misschien zestig jaar na de aankoopdatum is. Dat is anders dan bij shampoo, waarvan de consument meteen kan zien wat die waard is en waarbij hij makkelijk kan overstappen op een ander product.
Een centrale keuzevrijheid van aanbieder – Nederland Een pensioenfonds kan een aantal serviceproviders selecteren om de kwaliteit te verbeteren en/of de kosten te verminderen, vergeleken met het alternatief om alles zelf te implementeren. Veel middelgrote ondernemingspensioenfondsen (OPF), bedrijfstakpensioenfondsen (BPF) en beroepspensioenfondsen gaan hier al toe over. De voorwaarden en omstandigheden zijn aantrekkelijk, gezien
de schaalvoordelen die de serviceproviders kunnen realiseren. Er zijn zorgen over de positie van kleine pensioenfondsen, maar het voorgestelde ‘algemeen pensioenfonds’ (APF) kan een goed middel zijn om hun positie te consolideren. Internationaal is te zien dat de kosten per deelnemer na het bereiken van een zekere schaal niet per se meer dalen. Schaalvoordelen lijken op een zeker moment af te nemen en soms zelfs schaalnadelen te worden. Als er in een sector een bedrijfstakpensioenfonds is schrijft de ‘grote verplichtstelling’ voor dat alle bedrijven in die sector daarin participeren. Bedrijven die niet onder een BPF vallen kunnen een pensioen aanbieden via een OPF of via andere aanbieders van pensioenproducten. De laatste vijftien jaar is het aantal pensioenfondsen met ruim 70% afgenomen; veel kleinere pensioenfondsen zijn opgeheven en overgestapt op contractgebaseerde oplossingen die voornamelijk worden aangeboden door verzekeringsmaatschappijen, of ze zijn opgegaan in een BPF. Het valt te verwachten dat het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de economische consequenties van het afschaffen van de grote verplichtstelling zal willen analyseren. De dominantie van het paternalisme in het Nederlandse pensioenstelsel lijkt langzaam te worden losgelaten, ten gunste van meer marktgedreven oplossingen. Schaalvoordelen aan de kant van de aanbieders zullen de kosten moeten laten dalen. Deze ontwikkeling is niet per se optimaal; ook hier spelen gedrags- en agencyproblemen een rol. Concurrentie en vrije keus kunnen de kosten ook doen toenemen door marketinginspanningen. Of ze kunnen de kwaliteit doen dalen door kostendruk en gebrekkige betrokkenheid met de klant. Om een goed product voor de eindgebruiker te garanderen blijft het nodig om sterke defaultoplossingen te creëren en voor te schrijven welke keuzen de deelnemer zal mogen maken. De overheid heeft hierin een verantwoordelijkheid, samen met de sociale partners en commerciële instituten. Om te zien hoe een en ander in de praktijk kan werken maken we een uitstapje naar Zweden.
Een individuele keuzevrijheid van aanbieder – het Zweedse model
Het belangrijkste inzicht dat het Zweedse model oplevert is dat de sociale partners een belangrijke rol kunnen spelen in een situatie waarin de individuele consument zelf zijn of haar pensioenaanbieder uitkiest, met een beperkte variatie in productkeuze. De Zweedse arbeidsmarkt kent een lange traditie van centraal geregelde cao’s. In de private sector worden die afgesproken voor productiemedewerkers en kantoorpersoneel, en in de publieke sector gelden aparte cao’s voor rijks- en gemeenteambtenaren. Alle vier die cao’s zijn beschikbarepremieregelingen met hetzelfde premieniveau (een percentage van het salaris). Bedrijven die niet onder een cao vallen bieden hun werknemers meestal hetzelfde contributieniveau. De sociale partners zijn verantwoordelijk voor de standaardoptie en ze bepalen de mogelijke keuzes die individueel gemaakt kunnen worden. Verder bepalen ze de productcriteria en stellen ze een beperkte lijst op van voorkeursleveranciers. Binnen dit raamwerk kan de individuele werknemer dan een relatief veilige keuze maken voor een aanbieder. Dit systeem maakt effectief gebruik van de kracht van een collectieve onderhandelingspositie, zonder de operationele verantwoordelijkheid over te nemen van de pensioenaanbieder. De werknemer heeft de keus tussen twee soorten producten: het traditionele levenproduct in de vorm van een levenslange uitkering met een gegarandeerd minimum, of een unit-linked product dat sterk lijkt op de Nederlandse PPI’s.
partners. Wie zelf een keus maakt moet ten minste vijftig procent van de premies besteden aan een traditioneel levensverzekeringsproduct, waarbij weer een keus is tussen vier aanbieders. Voor de unit-linked producten kan de werknemer kiezen uit vijf aanbieders. De totale kosten die de verschillende aanbieders in rekening brengen worden verduidelijkt als een totaalbedrag. Als voorbeeld dient een fictief personage dat gedurende dertig jaar 1000 Zweedse kronen (iets meer dan 100 euro) per maand spaart.
Belangrijkste inzichten
Interessant aan het Zweedse model is dat commerciële en non-profitorganisaties met elkaar concurreren. Dat houdt de non-profitorganisaties scherp en voorkomt dat de commerciële bedrijven zichzelf al te genereuze marges toebedelen. Alhoewel de gekozen productenmix niet de keuze zou zijn van de auteurs, aangezien het traditionele levensproduct te stringent is en de PPI moet worden worden aangevuld met een goede langlevenrisico-delende uitbetalingsfase, is de hybride marktorganisatiestructuur met (gedoseerde) individuele keuzevrijheid uitermate leerzaam.
Wil een marktoplossing in de praktijk werken, dan zal er ook sprake moeten zijn van enige vorm van publieke interventie. Zo kunnen markten naar behoren functioneren, waarbij te hoge marketingkosten en misleidende financiële informatie worden vermeden. Soms moeten paternalistische elementen bewaard blijven, om ervoor te zorgen dat de belangen van de deelnemers optimaal worden behartigd. Onder die belangen valt het specificeren van sterke defaults en een verplichte, beperkte lijst van keuzes die in het belang zijn van de deelnemer. De sociale partners zijn mogelijk de aangewezen partij om die keuze-architectuur vorm te geven. Het Zweedse voorbeeld maakt duidelijk dat het toestaan van individuele vrijheid om een aanbieder te kiezen onder gecontroleerde omstandigheden een aantal voordelen heeft: het kan implementatiekosten verminderen, de betrokkenheid van de deelnemer bij het pensioen vergroten en misleidende reclamecampagnes voorkomen. Er bestaat nog geen ideaal model als het gaat om het bieden van flexibiliteit aan de gebruiker, maar het achterwege laten van elke keuzevrijheid is op zichzelf al een duidelijke – en extreme – keuze.
Het systeem bevat een paar interessante agencyproblemen, aangezien de sociale partners een aantal gemeenschappelijke aanbieders beheren. Hier wordt de rol van de overheid zichtbaar. De wetgever introduceerde verplichte transferrechten op premies en opgebouwde rechten die na 2007 zijn betaald, en er vindt momenteel een discussie plaats over de vraag of er met terugwerkende kracht transferrechten moeten worden toegekend voor de periode vóór 2007. Onlangs stelde de toezichthouder criteria vast die de sociale partners moeten gebruiken bij hun aanbesteding, zodat de aanbieders die eigendom zijn van de sociale partners niet worden bevoordeeld.
Moderne loopbanen vereisen meer flexibiliteit in pensioensparen. Het bieden van (beperkte) keuzevrijheid kan een manier zijn om dat op een kostenefficiënte manier te bereiken. We pleiten ervoor om een oplossing te ontwikkelen die uitgaat van de menselijke natuur. De beste oplossing ligt waarschijnlijk ergens tussen het paternalistische monopolie en de libertaire markt in.
halte
halte
Zweden is vooral zo interessant omdat het een van de weinige landen is met een sterke paternalistische en collectieve cultuur die de eindgebruiker zelf de provider laat kiezen. Het is niet gezegd dat Nederland het Zweedse model moet overnemen, maar het bevat interessante elementen die de discussie in Nederland kunnen verrijken.
Pensioen doc. vrijheid van keuze 12
Het tweedepijlerpensioen voor kantoorpersoneel in de private sector wordt uitgevoerd door Collectum, waar de individuele werknemer zijn aanbieder selecteert. De standaardoptie voor degenen die zelf geen keuze maken is het traditionele levenproduct van Alecta, een kostenefficiënte aanbieder die beheerd wordt door de sociale
halte
Pensioen doc. vrijheid van keuze 13
halte
Michiel van Leuvensteijn Senior Beleidsadviseur Group Strategie en Beleid, APG
Keuzevrijheid tussen geluk en welvaart
Pensioen doc. vrijheid van keuze 14
Keuzevrijheid kan het geluk van mensen vergroten, maar tegelijkertijd de welvaart verkleinen omdat mensen verkeerde keuzes kunnen maken. Dit roept de vraag op wanneer het vanuit geluk en welvaart perspectief gunstig is om keuzes te introduceren en wanneer niet. In de huidige Nationale Pensioendialoog komt het woord keuzevrijheid in neonletters terug. Als het de mensen gevraagd wordt dan willen ze graag zelf de mogelijkheid hebben om keuzes te maken zoals ook blijkt uit de Issuemonitor 2014 Pensioenen1:keuzevrijheid lijkt een groot goed te zijn bij de ‘jongeren’. Zo hebben 35-tot en met 44-jarigen
Pensioen doc. vrijheid van keuze 15
een relatief grote voorkeur voor het zelf kiezen om wel of geen pensioen op te bouwen. Deze leeftijdsgroep wil daarnaast ook relatief vaak kunnen kiezen hoeveel premie ze per maand betalen, met welk risico wordt belegd en kiezen vaak voor een flexibele uitkering. Zij hebben graag de mogelijkheid om het pensioenfonds/pensioenuitvoerder te kiezen en het pensioenproduct. Verder hebben mensen die ouder zijn dan 35 jaar vaker een voorkeur voor een keuze in de eindfase van hun werkende leven (moment van pensionering, deeltijdpensionering) en de uitkeringsfase. Overigens blijkt ook uit het artikel van Van Dalen en Henkes (2014)2 dat de precieze vraagstelling de uitkomsten van de enquête over keuzevrijheid sterk bepalen.
Waarom willen mensen keuzevrijheid? Keuzevrijheid wordt wel eens verward met maatwerk, maar dat zijn niet dezelfde zaken. Een vaak gehoorde reden voor meer keuzevrijheid is dat pensioen beter kan worden aangesloten op de persoonlijke situatie, meer maatwerk dus. In de enquête van de Issue Monitor 2014 geeft zeventig procent dit als reden op. Meer maatwerk kan een goede reden zijn omdat maatwerk over het algemeen de welvaart verhoogt. Immers door maatwerk kan meer rekening worden gehouden met de individuele situatie en preferenties. Overigens hoort hier de nuancering bij dat bij pensioenen meer maatwerk kan leiden tot minder delen van intragenerationele risico’s wat weer de welvaart kan verlagen.
Maar bij dit beeld dat keuzevrijheid leidt tot meer controle en dus tot meer geluk hoort een nuancering. Of je er gelukkig van wordt is afhankelijk van je eigen gevoel van control over de situatie. Als je zelf het gevoel hebt dat je een goede invloed op het eindresultaat hebt omdat je denkt goed te kunnen beleggen dan word je daar gelukkiger van. Dit zou ook kunnen verklaren waarom zzp-ers die zaken meer in eigen hand nemen, ook meer zelf willen kiezen of zij pensioen opbouwen dan mensen in loondienst. Als je het gevoel hebt dat het eindresultaat een kwestie van lot en geluk is en dat je daar zelf weinig goede invloed op hebt dan wordt je van keuzes niet gelukkiger.5 Om die reden is het ook een goede zaak als een goede automatische eerste keuze (default) wordt gecreëerd voor de deelnemers die geen keuzes willen maken.
Maar is keuzevrijheid vanuit het idee dat dit de eigen controle vergroot en dus gelukkiger maakt het nastreven waard? Kortom als keuzevrijheid meer geluk betekent, moeten overheden proberen iedereen zo gelukkig mogelijk te maken en zoveel mogelijk keuzevrijheid te bieden?
Geluk is nog geen welvaart Glaeser et al (2014) leggen uit dat beleid dat gericht is op geluksmaximalisatie niet hoeft te leiden tot welvaartsmaximalisatie of breder nutsmaximalisatie. Er zijn immers ook voorbeelden waarbij mensen bereid zijn geluk op te geven om hun welvaartspositie te verbeteren. Glaeser en consorten geven daar bij het voorbeeld van steden in verval waarin
Keuzevrijheid en maatwerk kunnen hand in hand gaan maar dat hoeft niet. Het is goed mogelijk om meer maatwerk te bieden zonder keuzevrijheid. Zo zal een pensioenfonds meer maatwerk kunnen bieden door niet uit te gaan van een uniform beleggingsbeleid, maar het beleggingsbeleid te richten op specifieke groepen en afhankelijk te maken van objectieve factoren als leeftijd en geslacht.3 Keuzevrijheid gaat in essentie om het vergroten van de eigen controle over het potje met geld dat momenteel door pensioenfondsen wordt beheerd. De gedachte die hierbij komt kijken is dat mensen weleens gelukkiger zouden kunnen zijn als zij de mogelijkheid hebben hun eigen keuzes te maken, hun eigen preferenties te volgen en zelf te bepalen wie hun potje beheert. Veertig procent van de deelnemers aan de Issuemonitor Pensioenen 2014 geeft aan dat meer invloed op de pensioenopbouw de reden is waarom zij meer keuzevrijheid willen. Volgens deze Monitor wil 60 procent van de Nederlanders het beleggingsrisico bepalen, 58 procent wil de hoogte van de premie kunnen bepalen en 45 procent wil de mogelijkheid hebben uit de pensioenregeling te stappen.4
1. Ministerie van SZW, Issuemonitor 2014 Pensioenen, 2014. 2. H. van Dalen, K. Henkens (2014), ‘Goedkope praatjes over keuzevrijheid in pensioen’, Me Judice, 6 november 2014. 3. J. De Haan, en F. van der Lecq, (2015), “Keuzevrijheid en maatwerk in pensioenen”, Economische Statistische Berichten, ESB Dossier Keuzevrijheid Pensioenen, te verschijnen.. 4. Ministerie van SZW, Issuemonitor 2014 Pensioenen, 2014., 5. Verme, Paolo, (2009), ‘Happiness, freedom and control’, Journal of Economic Behavior & Organization,Vol 71, Issue 2, August 2009, 146–161. 6. Glaeser, Edward, Joshua Gottlieb, Oren Ziv (2014), Maximising happiness does not maximise welfare, www.voxeu.org/article/maximising-happiness-does not-maximise-welfare.
Pensioen doc. vrijheid van keuze 16
Pensioen doc. vrijheid van keuze 17
mensen ongelukkig zijn, maar waar andere mensen nog altijd naartoe verhuizen. Kennelijk zijn mensen bereid een stuk van hun geluk op te geven om hun welvaart te verbeteren (lagere woonlasten). Waarom zijn medische studenten bereid om lange nachten door te werken in een prestigieus ziekenhuis? Maken de lange nachten hun gelukkig? Kennelijk zijn zij bereid om een stuk geluk nu in te wisselen voor een stukje welvaart later. Kortom geluk is uitwisselbaar met welvaart en nut.6
Welvaart vergroot wel geluk Meer geluk hoeft niet meer welvaart te brengen, maar meer welvaart brengt wel meer geluk. Er is volop empirisch bewijs
dat hoge inkomens over het algemeen leiden tot meer geluk en mensen met hoge inkomens meer gelukkig zijn.7 Ook dichter bij huis, laat het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) zien dat een hoog inkomen en een groot vermogen gelukkig maakt. Er blijkt een duidelijke samenhang te zijn met de hoogte van het inkomen, het vrije vermogen en het bezit van een (dure) woning. Zoals verwacht kon worden zien mensen met een hoger besteedbaar inkomen hun leven positiever dan mensen met een lager inkomen. Hetzelfde geldt voor mensen met een groot of zeer groot vermogen, terwijl ook huiseigenaren meer tevreden zijn met hun leven dan huurders. Overigens doet de overwaarde van de woning er weinig toe, en zou het geluksgevoel van eigenwoningbezitters ook wel voort kunnen komen uit het feit dat zij hun eigen situatie meer beheersen als het gaat
om de woning. Voor een aanpassing aan de woning zijn zij niet afhankelijk van een verhuurder.8
precies is opgebouwd, wat zijn gezondheid is (heeft hij mogelijkheden fysiek om langer door te werken) en of hij een woning bezit en de hypotheek heeft afgelost. Het pensioen kan op deze situaties worden aangepast.
Wat betekent dit nu voor pensioenen? Ook bij pensioenen weten we dat keuzevrijheid weliswaar geluk zou kunnen vergroten , maar niet noodzakelijkerwijs de welvaart. De economische psychologische literatuur – en praktijkvoorbeelden uit het buitenland – maken duidelijk dat keuzevrijheid op het gebied van pensioenen over het algemeen tot lagere pensioenen leiden. Mensen hebben de neiging om meer risico te nemen als zij verlies maken, en minder risico te nemen als er volop kansen zijn om winst te maken.9 Verder zijn ze vaak slecht financieel-economisch geïnformeerd en hebben intermediairs de mogelijkheid om te verdienen aan de irrationele gedragingen van hun klanten door adviezen op de juiste manier te framen.10 De volgorde waarin zij keuzes aanbieden aan hun klanten en de wijze waarop deze keuzes worden genummerd beïnvloeden de uiteindelijke keuze voor het pensioenproduct.11 Mensen kunnen dus de verkeerde keuzes maken en hierdoor op de lange termijn welvaartsverlies leiden, maar omdat het hun eigen keuzes zijn kunnen zij ook op korte termijn gelukkiger worden. Bij pensioenen duurt het 30 – 40 jaar voordat mensen de gevolgen van hun keuzes ervaren en dan valt er weinig meer aan te doen. Het Centraal Planbureau (CPB) laat zien dat de welvaartsverliezen behoorlijk kunnen zijn. Wanneer mensen door kortzichtigheid bijvoorbeeld 25% minder sparen voor hun aanvullend pensioen dan optimaal is gezien hun voorkeuren, dan levert de slechte spreiding van de consumptie over het leven een welvaartsverlies op van 1,1%. Bij de helft van de optimale inleg treedt zelfs een verlies op van 5,5%.12
Ook is het zo dat mensen die beter geïnformeerd zijn ook betere keuzes maken. Over het algemeen begint men pas in de tweede helft van het arbeidsleven zich echt te verdiepen in pensioenen. De pensioenbewustzijnsmeter uit 2009 laat een duidelijk verschil zien tussen het pensioenbewustzijn van jongeren (20 – 34) en ouderen (51 – 65). Ouderen zijn over het algemeen meer geïnteresseerd en meer pensioenbewust (39% volledig pensioenbewust), terwijl jongeren een stuk minder pensioenbewust zijn (16% volledig pensioenbewust) en minder geïnteresseerd lijken te zijn in hun pensioen. 13 /14 Om die reden zou keuzevrijheid dichter bij de pensioendatum ook tot hogere welvaartsuitkomsten kunnen leiden. De jonge generaties lijken meer gericht te zijn op geluk nu dan welvaart later, en deze liggen minder in lijn met elkaar aangezien de effecten van de keuzes op de welvaart pas over 30-40 jaar zichtbaar zijn. Bij ouderen zou in hun beslissingen welvaart en het gevoel van geluk meer in elkaars verlengde liggen. Het moment waarop zij keuzes maken en het moment waarop zij de effecten van die keuzes ondervinden liggen immers dichter bij elkaar. Zo kan een individu goed een afweging maken om al dan niet eerder te stoppen tegen een lagere uitkering of tussen een uitkering gedeeltelijk ineens en een jaarlijkse annuïtaire uitkering op pensioendatum. Een dergelijke keuze kan mensen gelukkiger maken op korte en lange termijn omdat zij goed de welvaartimplicaties van hun keuze kunnen overzien. Overigens moet bij de keuze rond een uitkering ineens of annuïtair, de mogelijkheden wel worden begrensd om adverse selectie tegen te gaan.
risico’s beperken dat mensen vroeg een verkeerde keuze maken, waarvoor ze later flink moeten betalen. Maatwerk bieden op grond van objectief vast te stellen kenmerken, zoals leeftijd, geslacht en gezinssamenstelling kan het pensioen beter doen aansluiten op de persoonlijke situatie zonder dat er keuzes aan te pas komen.15
Conclusie
Keuzevrijheid geeft deelnemers meer controle over hun opgebouwde pensioenrechten en dit kan het gevoel van geluk en betrokkenheid bij het pensioenfonds vergroten. Of dit het geluk vergroot is afhankelijk van hoeveel mensen zelf denken dat zij hun eigen situatie bepalen of dat deze meer door het lot wordt bepaald. Meer keuzevrijheid geeft wellicht meer geluk. Toch moet men zeer goed overwegen of men wel keuzevrijheid zou willen. En als men dat wil, doe dit dan tot een bepaalde mate. Geef mensen meer controle, maar creëer tegelijkertijd een zeer verstandige keuzearchitectuur, ook voor de mensen die geen keuze willen maken. Introduceer keuzes daar waar geluk en welvaartmaximalisatie in elkaars verlengde liggen. Aan het eind van de pensioenopbouw ligt dan meer voor de hand dan aan het begin, omdat dan de effecten van keuzes beter overzienbaar zijn.
Voor geluk gaan als dit ook welvaart vergroot Vanuit dit denkkader geredeneerd, zou kunnen worden beargumenteerd dat keuzevrijheid daarom alleen zou moeten worden geboden, daar waar geluk en welvaart in elkaars verlengde liggen. Voor pensioenen betekent dat naarmate keuzes dichter bij het moment komen te liggen waarop men ook de gevolgen van deze keuzes gaan ervaren zij zowel meer geluk als meer welvaart kunnen opleveren. Hoe later de keuzes worden gemaakt, hoe meer er gebruik gemaakt kan worden van de extra informatie over iemands levensomstandigheden. Immers tegen het eind van iemands arbeidsleven is duidelijk wat zijn gezinssituatie is (heeft hij een partner en kinderen), hoeveel pensioen er
Pensioen doc. vrijheid van keuze 18
Maatwerk verhoogt ook de welvaart Betekent dit nu dat men aan het begin van de pensioenopbouw niets moet veranderen? Nee, zeker niet. We komen hierbij terug op de eerste reden om keuzevrijheid te willen, namelijk maatwerk. Maatwerk verhoogt de welvaart van mensen omdat het de mogelijkheid biedt om zaken beter te laten aansluiten op hun preferenties als tegelijkertijd de effecten op intergenerationele risicodeling gemitigeerd worden. Het bieden van maatwerk aan het begin van de pensioenopbouw kan de welvaart verhogen. Maar maatwerk kan ook worden bereikt zonder keuzevrijheid en de
Pensioen doc. vrijheid van keuze 19
7. Sacks, D W, B Stevenson, en J Wolfers (2010), “Subjective Well-Being, Income, Economic Development, and Growth”, NBER Working Paper 16441, October. 8. SCP(2014), Sociaal en Cultureel Rapport 2014, Verschil in Nederland. 9. Tvesky, A. en D. Kahneman (1991), Loss Aversion in Riskless Choice: A Reference Dependent Model, Quaerterly Journal of Economics, 106, 1039-61. 10. Bodie, Z & Prast, H.,(2013), “Rational pensions for irrational people”, in Lans Bovenberg, Casper van Ewijk & Ed Westerhout (eds.), 2013, “The Future of Multi-Pillar Pensions”, Cambridge University Press. 11. Tapia, W. and J. Yermo (2007), “Implications of Behavioural Economics for Mandatory Individual Account Pension Systems”, OECD Working Papers on Insurance and Private Pensions, No. 11, OECD Publishing. 12. CPB(2014), Achtergronddocument bij Policy Brief Pensioen in Discussie. 13. CentiQ, Wijzer in geldzaken, Stichting Pensioenkijker.nl & TNS NIPO. (2009). Nieuw meetinustru-ment: ‘De pensioenbewustzijn-meter’. Den Haag: Wijzer in geldzaken. 14. TNS NIPO. (2012). Pensioen bewustzijn: Werkgevers spelen cruciale rol bij vergroten pensioenbewustzijn. Den Haag: Wijzer in geldzaken. 15. Zie ook: Nijman, Th. en A.G. Oerlemans (2008) Maatwerk in Nederlandse pensioenproducten, NEA-paper 8, Tilburg: Netspar.
Fi eke (S . G.) van der Lec q
Zzp’ers vormen een onmisbare flexibele schil in onze arbeidsmarkt. Inmiddels is één op de tien werkenden zzp’er en de verwachting is dat dit verder toeneemt. Zzp’ers vallen buiten de sociale partners en doen niet mee aan de werknemersvoorzieningen. Doorgaans houden ze niet van verplichte regelingen. Veel zzp’ers bouwen weinig pensioen op, terwijl ze wel net als werknemers graag een prettige oude dag hebben. Niet alleen zelfstandig tijdens het arbeidzame leven, maar ook daarna. Hoe kan dit worden georganiseerd?
Hoogleraar APG-leerstoel Pensioenmarkten, Erasmus School of Economics Alwi n (A. G.) Oerlem ans Directeur Institutional Business Development, APG Dit artikel is op persoonlijke titel geschreven.
Zzp-pensioenregelingen: van uitsluiten naar insluiten
Pensioen doc. vrijheid van keuze 20
Pensioen doc. vrijheid van keuze 21
De secretaris-generaal van het Ministerie van Economische Zaken pleitte ruim een jaar geleden voor een verplichte basisvoorziening voor alle werkenden voor arbeidsongeschiktheid en pensioen.1 Eerder toonden ook jongerenorganisaties van VVD, D66 en PvdA, de G500 en PensioenLab zich voorstander van een verplichte voorziening voor zzp’ers.2 Het ‘verplichte pensioenfonds voor zzp’ers’, kon echter rekenen op een storm van reacties. Enkele redenen om niet tot een verplichte regeling over te gaan: ‘het werken voor eigen rekening en risico’, ‘fluctuerende inkomsten’, ‘te duur’, ‘trots op eigen boontjes doppen, ook wat betreft oudedagvoorziening’, ‘niet gediend van verplichte winkelnering’, ‘mijn woning is mijn pensioen’, ‘ze zijn niet voor niks zelfstandig geworden. Dan beslissen ze dus ook zelfstandig over hun pensioen’,‘zzp’ers niet gaan betuttelen’.3 Terwijl zzp’ers een steeds belangrijker bijdrage leveren aan de economie, is er onenigheid over het al dan niet verplichten van zzp’ers tot deelname aan een pensioenvoorziening. Omgekeerd wordt de vraag of zzp’ers eigenlijk wel thuishoren in de tweede pijler verschillend beantwoord. Enerzijds valt te verdedigen dat zzp’ers buiten de sociale partners vallen en daarom niet bij de collectieve regelingen horen. Anderzijds wordt betoogd dat collectieve regelingen voor alle werkenden toegankelijk moeten zijn, ook voor zzp’ers. Op dit moment wordt aan dat laatste incidenteel invulling gegeven, maar is een zzp-pensioenregeling als zodanig nog geen optie. In dit artikel kijken we naar de mogelijkheden die het institutionele kader voor pensioen biedt in de twee dimensies van insluiting versus uitsluiting en van keuzevrijheid versus verplichtstelling. Eerst wordt de rol van keuzevrijheid en verplichtstelling in het overheidsbeleid bezien. Door na te gaan waaraan een goed pensioen voor zzp’ers moet voldoen wordt de basis gelegd voor een uitbreiding van het institutionele kader op basis van benutten van collectiviteitsvoordelen. Vervolgens wordt bezien hoe de mogelijkheden voor zzp’ers kunnen worden verruimd, zodat zij volledig kunnen gaan meedoen in de tweede pijler.
Vrijwillig of verplicht: zwart-wit of is er ook grijs? Nijboer (2009) geeft met een schaal van paternalistisch overheidsoptreden een conceptueel kader waarin verschillende vormen van overheidsingrijpen kunnen worden gerangschikt en argumenten voor verschillende vormen van keuzevrijheid en paternalisme kunnen worden gewogen.4 Hij past inzichten uit de behavioural finance toe, zoals het
Pensioen doc. vrijheid van keuze 22
nut van het toepassen van default opties, commitmentmechanismes en inzicht in risicoaversie.5 Goed vormgegeven pensioenbeleid kan aldus bijdragen tot sterke verbetering van de deelname aan pensioenregelingen.6 In Figuur 1 staan de negen tredes op deze schaal aangegeven: tussen het volledig vrijlaten van keuzes (1) en het verplichten tot een specifieke oplossing (9) zitten diverse beleidsopties. Beleid kan zich beperken tot het informeren van zzp’ers (2), het op verschillende manieren beïnvloeden van keuzes (3-5), dan wel opleggen van keuzes (6) of beperken van de keuzeset (7) of beïnvloeding via belastingen en subsidies (8). Bij het vinden van een goede vormgeving voor zzp-pensioen zijn er veel meer varianten dan alleen volledig vrijlaten en volledig verplicht. Voordat we ingaan op de institutionele vormgeving, werken we de criteria voor goed pensioen voor zzp’ers uit.
F i g u u r 1 : S c ha a l va n pat e r na li sme (Nijbo er, 2009)
1 Volledig vrijlaten 2 Onderwijs en informatie 3 Framing 4 Commitment mechanismes 5 Standaardopties 6 Verplichte keuzes 7 Keuzemogelijkheden beperken 8 Belastingen en subsidies 9 Ge- en verbieden (verplichtstelling)
Een goed zzp-pensioen Een goed pensioen kent drie belangrijke ingrediënten: (1) een goede premie, (2) een beleggingsbeleid met een goede verhouding tussen risico en rendement en (3) een goed inzicht in de pensioenopbouw voor iedere deelnemer. Voor werknemers die deelnemen in een pensioenfonds zijn deze zaken doorgaans geregeld. Weliswaar is met de versobering van de afgelopen jaren de pensioenopbouw verminderd en zijn verwachte rendementen gedaald, maar de premie is op peil gebleven. Voor zzp’ers valt er echter nog het nodige te winnen op de drie punten: de deelname is vrijwillig en de inleg naar keuze, het productaanbod met beleggingsmogelijkheden beperkt waarbij kosten een aandachtspunt zijn en het inzicht in de pensioenopbouw kan worden verbeterd. Beleidsmatig is de afgelopen jaren slechts beperkt voortgang geboekt. Daardoor zijn de meeste zzp’ers nog steeds aangewezen op de derde pijler. Wel is dit pensioen verbeterd doordat pensioenopbouw niet langer meetelt voor de
vermogenstoets voor de bijstand. Hierbij zijn ook nieuwe aanbieders naar de markt gekomen.7 De nieuwe pensioenproducten bieden moderne communicatie en lagere uitvoeringskosten. Dit sluit aan bij de komst van nieuwe aanbieders als NEST en Now:Pensions in het Verenigd Koninkrijk.8 Zzp’ers kunnen echter (in de meeste gevallen) geen gebruik maken van de voordelen van collectieve regelingen bij niet-winstgeoriënteerde uitvoerders in de tweede pijler. Belangrijk is oplossingen te bedenken die aansluiten bij de pensioenwensen van zzp’ers zelf. Zelfs na de onderzoeken van SER, CPB en zzp-organisaties is hierover nog te weinig bekend.9 Er wordt dan ook gewerkt aan verder onderzoek, onder andere via een IBO en bij de SER.10 Bij het ontwerpen van een passende pensioenregeling voor zzp’ers zijn daarom ook (a) vrijwilligheid, (b) flexibiliteit en (c) zeggenschap belangrijk.11 Vrijwillige keuze (a) sluit aan bij de aard van hun bedrijfsvoering. Regelingen met verplichte deelname, zijn daarom niet kansrijk. De mogelijkheid om naar keuze in te stappen en eventueel uit (of over) te stappen heeft tot gevolg dat de herverdeling binnen een solidariteitskring beperkt kan zijn, zowel inter- als intragenerationeel. Het productontwerp moet hier rekening mee houden. Een systeem van automatische inschrijving (automatic enrolment) met de mogelijkheid tot uitschrijving (opt-out) is hierbij ook een mogelijk invulling. Flexibiliteit (b) betreft de hoogte van de premie, die idealiter meebeweegt met de bedrijfsresultaten. De ambitie van de regeling moet hierbij aansluiten en de pensioenrechten ontwikkelen zich mee op basis van de ingelegde premie. Flexibiliteit in de vorm van extra stortingen is hierbij ook van belang. Zeggenschap (c) van zzp’ers over de regeling draagt bij aan een stevig draagvlak en geeft zzp’ers invloed op de vorm en uitvoering van de regeling.
1. Camps, Maarten, 2014, Sturen op de toekomst, ESB, 99(4676), 10 januari 2014, pp. 6-9. 2. Zie o.a. www.nieuwpensioenstelsel.nl, www.g500.nl, www.pensioenlab.nl, 2013. 3. Zie o.a. artikelen Zzp’ers zitten niet te wachten op verplicht pensioenfonds, www.elsevier.nl, 15 januari 2014; Zzp-clubs tegen verplichte pensioenopbouw, www.z24.nl, 27 mei 2013; ZBO tegen verplichte pensioenafdracht zzp’ers, www.schildersvak.nl, 18 juli 2014; Moet er een verplicht pensioen voor zzp’ers komen, www.awvn.nl, HP/De Tijd, Nr. 10/11, 2014, 60% zzp’ers wil geen verplichte verzekeringen en pensioen, www.zzp-nederland.nl, 22 oktober 2014. 4. Nijboer, Henk, 2009, De schaal van paternalisme, media.leidenuniv.nl, 22 maart 2009 en Nijboer, H., 2009, De zachte hand in de sociale zekerheid, Socialisme en democatie 3, pagina’s 45-51. 5. Zie Thaler, R.H. en S. Benartzi, 2004, Save more tomorrowTM: using behavioural economics to increase employee saving, Journal of Political Economy, volume 112, no. 1 en Sunstein, C.R. en R.H. Thaler, 2003, Libertarian paternalism is not an oxymoron, University of Chicago Law Review, preliminary draft 4/03/03.
Pensioen doc. vrijheid van keuze 23
De uitdaging is om oplossingen voor zzp-pensioen te bieden die aansluiten bij de criteria voor goed pensioen (1-3: premie, beleggingsbeleid, inzicht)) en de wensen van de zzp’ers (a-c: vrijwilligheid, flexibiliteit en zeggenschap). Daarbij wordt opgemerkt dat vrijwilligheid insluiting impliceert, want men kan niet vrijwillig deelnemen aan een regeling waarvan men is uitgesloten. In tegenstelling tot het politieke debat, volgt uit deze logica dat de eerste vraag is of zzp’ers mogen meedoen en de tweede vraag of zij moeten meedoen.
Mogelijkheden tot verbreding van het institutionele kader In het huidige institutionele kader zijn er voor een beperkt aantal zzp’ers mogelijkheden in de tweede pijler in de vorm van verplichte aansluiting bij een beroepspensioenfonds (bijvoorbeeld huisartsen en medisch specialisten) of verplichte aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds (bijvoorbeeld zelfstandige schilders of stucadoors). Deze pensioenoplossingen scoren goed op de criteria voor goed pensioen maar niet goed op de criteria voor vrijwilligheid en flexibiliteit. Ook hebben werknemers die zzp’er worden de mogelijkheid om vrijwillig aangesloten te blijven bij hun voormalige pensioenfonds. Deze oplossing biedt de startende zzp’er weinig flexibiliteit (premie is gelijk aan werknemers- en werkgeversdeel) en is maximaal 10 jaar mogelijk. Andere zzp’ers zijn aangewezen op de derde pijler. Deze oplossingen scoren goed op vrijwilligheid en flexibiliteit, maar minder op zeggenschap en de criteria voor goed pensioen. De nieuwe zzp-oplossingen voor de derde pijler streven naar verbetering hiervan. In Figuur 2 zijn deze mogelijkheden samengevat.
6. Zie Beshears, J., J. Choi, D. Laibson, en B. Madrian, 2009, The Impact of Employer Matching on Savings Plan Participation under Automatic Enrollment in David A. Wise, editor, Research Findings in the Economics of Aging,Chicago: University of Chicago Press en Kooreman, P. en H. Prast, 2007, What Does Behavioral Economics Mean for Policy? Challenges to Savings and Health Policies in the Netherlands, Netspar Panel, 26 April 2007. 7. Zie bijvoorbeeld www.zzppensioen.nl en www.bright.nl 8. Van der Lecq, Fieke, en Alwin Oerlemans, 2014, Broeden op zzp-pensioen, PensioenAdvies, mei 2014, 11-13. 9. SER, 2010, Zzp’ers in beeld: Een integrale visie op zelfstandigen zonder personeel, Advies nr. 2010/04, Commissie Positie Zelfstandig Ondernemers, Den Haag, 15 oktober 2010. 10. SER, 2015, Ontwerpadvies Toekomst Pensioenstelsel, CTP/0046 d.d. 23 januari 2015, Den Haag: SER, www.ser.nl. 1 1. Zie Van der Lecq, S.G. en A.G. Oerlemans, 2013, Zzp’er kan bijna met pensioen, PensioenAdvies, november 2013, 14-17.
Figu ur 2: Huidige i n sti t ut i o n e e l k ad e r Individueel Solidair Vrijwillige regeling Individuele Vrijwillige voortzetting pensioenproducten bij voormalige (pensioenpolis of uitvoerder (OPF, BPF, pensioenbeleggings- BrPF of verzekeraar) rekening) in 3e pijler Verplichte regeling Verplicht beroeps pensioenfonds of verplichte deelname bedrijfstak pensioenfonds
Het verbeteren van het institutionele kader moet daarom gericht zijn op oplossingen die zowel de criteria voor goed pensioen als de criteria vanuit de doelgroep omvatten. Bovendien dient het kader aan te sluiten op de verschillende soorten zzp’ers die er zijn. Vanuit het perspectief van pensioenvoorzieningen, kunnen zzp’ers globaal worden ingedeeld in 3 groepen:12 a. Vrijwillige zzp’ers: deze beroepen kunnen zowel in loondienst als zelfstandig worden uitgeoefend. Veelal begint men in loondienst, om na enige tijd als zzp’er verder te gaan. Voorbeelden: consultant, thuiskapper, advocaat, medisch specialist. b. Onvrijwillige zzp’ers: in deze beroepen hebben de werkgevers voor outsourcing gekozen, waardoor de voormalig werknemers gedwongen zijn hun diensten als zzp’er aan te bieden. Voorbeelden: alfahulp, bouwvakker.
c. Intrinsiek zzp’er: deze beroepen worden vrijwel nooit in dienstverband uitgeoefend. Voorbeelden: fotograaf, pianostemmer, tolk/vertaler, commissaris, interim manager. In Figuur 3 worden de diverse opties gekoppeld aan deze 3 subgroepen van zzp’ers. Voor hen gelden de volgende globale pensioensituaties:
c.
De intrinsieke zzp’ers zijn erg divers. Hun pensioenwensen zijn niet eenduidig, omdat hun inkomenssituaties en vermogensposities sterk uiteenlopen. In deze groep bevinden zich relatief veel zzp’ers zonder enige aanvullende pensioenvoorziening. Afhankelijk van hun inkomenssituatie leidt dit tot een lage of beperkte vervangingsratio. Het zou kunnen zijn dat intrinsieke zzp’ers open staan voor een verplichte regeling.
a. De vrijwillige zzp’er is van de drie groepen het meest gehecht aan keuzevrijheid ten aanzien van verzekeringen en sociale zekerheid. Men ziet zichzelf primair als ondernemer. Daarom zijn de vrijwillige zzp’ers geen voor de hand liggende doelgroep voor verplichte aanvullende pensioenregelingen. Wie voorheen in loondienst was, heeft meestal al wat pensioen opgebouwd, maar ervaart door uittreden uit pensioenfonds de nadelen van het doorsneesysteem waardoor er een pensioengat dreigt. Deze groep heeft er belang bij de vervangingsratio op peil te houden. b. Voor de onvrijwillige zzp’er geldt dat deze niet gekozen heeft voor het zelf regelen van pensioen. Men ziet zichzelf primair als werknemer. Bovendien betreft het relatief vaak lager opgeleide zzp’ers, die onderling concurreren op basis van hun (uur)tarief. Verplichte regelingen zullen door deze groep gemakkelijker worden geaccepteerd. Doordat deze groep veelal lager betaald werk verricht, is hun vervangingsratio relatief gunstig (AOW-effect).
In Figuur 3 voegen we een nieuwe categorie toe aan de bestaande categorieën van Figuur 2 met oplossingen voor zowel de tweede als derde pijler. Pensioenfondsen (of PPI’s) voor zzp’ers passen in de tweede pijler. Eerder hebben wij gepleit voor het vergroten van de opties voor zzp’ers, door het begrip beroepsgenoot op te rekken, opdat een beroepspensioenfonds voor zzp’ers kan worden opgericht. Desgewenst kunnen er meerdere zzp-pensioenfondsen met eigen kenmerken komen.13 Deze kunnen zowel op basis van verplichting als vrijwilligheid worden vormgegeven. In geval van vrijwilligheid dient er bijzondere aandacht te worden gegeven aan de toe- en uittredingsvoorwaarden, om eventuele averse selectie te beperken. Bij collectiviteit gaat het om het realiseren van schaalvoordelen bij de uitvoering, waardoor de kosten per deelnemer kunnen dalen. Het herverdelen van risico’s gebeurt in beperkte mate, namelijk vooral ex post (risicosolidariteit) en niet ex ante (herverdelende solidariteit). Diversiteit van de doelgroep (bijvoorbeeld de combinatie van hoogopgeleide consultants en laagopgeleide huishoudelijke medewerkers in één fonds) zal
Figu ur 3. Verbree d i n sti t ut i o n e e l k ad e r
Individueel Zzp-doelgroep Vrijwillig • Individuele pensioenproducten (pensioenpolis • Vrijwillige & Intrinsieke zzp’ers of pensioenbeleggingsrekening) in 3e pijler Verplicht
• Individueel pensioenproduct met verplichte risicodeling
• Onvrijwillige & Intrinsieke zzp’ers
Collectief Zzp-doelgroep Vrijwillig • Collectief uitgevoerde vrijwillige pensioenregelingen • Vrijwillige, Onvrijwillige & Intrinsieke zzp’ers • PPI • Vrijwillige, Onvrijwillige & Intrinsieke zzp’ers Verplicht
• Collectieve verplichte pensioenregelingen • PPI
• Onvrijwillige zzp’ers • Onvrijwillige zzp’ers
Solidair Zzp-doelgroep Vrijwillig • Vrijwillige voortzetting bij voormalige uitvoerder • Vrijwillige & Onvrijwillige zzp’ers (OPF, BPF, BrPF of verzekeraar) • Vrijwillige aansluiting bij BPF of BrPF • Vrijwillige, Onvrijwillige & Intrinsieke zzp’ers • Vrijwillig zzp-fonds in de 2e pijler • Vrijwillige, Onvrijwillige & Intrinsieke zzp’ers Verplicht • Verplichte voortzetting bij voormalige uitvoerder (OPF, BPF, BrPF of verzekeraar) • Verplichte aansluiting bij BPF of BrPF • Verplicht zzp-fonds in de 2e pijler
Pensioen doc. vrijheid van keuze 24
• Onvrijwillige zzp’ers • Vrijwillige, Onvrijwillige & Intrinsieke zzp’ers • Onvrijwillige & Intrinsieke zzp’ers
Pensioen doc. vrijheid van keuze 25
het draagvlak voor solidariteit in het fonds beperken, terwijl collectieve voordelen wel kunnen worden benut.
Van uitsluiten naar insluiten In deze bijdrage bevelen we een verbreding van het institutionele kader voor pensioen aan, waardoor de voordelen van de collectiviteiten voor zzp’ers beter worden benut. Hiermee kunnen zzp’ers een beter pensioen opbouwen, dat tevens voldoet aan hun wensen voor vrijwilligheid, flexibiliteit en zeggenschap. De gepresenteerde varianten verschillen in de mate van solidariteit en de mate van verplichting. Nadere uitwerking van het institutionele kader voor deze nieuwe collectieven maakt insluiting van zzp’ers in het pensioenstelsel mogelijk, opdat voor zzp’ers geldt: nu zelfstandig, dan ook later zelfstandig.
12. De directeur-grootaandeelhouder (dga) staat niet in bovenstaand lijstje. Voor zover de dga personeel heeft, is deze geen zzp’er. Ingeval de dga slechts zichzelf in dienst heeft via een eigen BV, valt deze onder een van bovenstaande vormen. Het zzp-schap hangt immers niet samen met de juridische entiteit dan wel fiscale status van het zzp-schap (IB-ondernemer of dga). 13. Zie Van der Lecq, Fieke, en Alwin Oerlemans, 2009, Zelfstandigen zonder pensioen, Netspar NEA Paper 24, Tilburg: Netspar.
Eu gÈn e rebers Senior Beleidsadviseur Group Strategie en Beleid, APG
Combineren pensioen en hypotheek: de oplossing, of een hypotheek op de toekomst? De Reformatorisch Maatschappelijke Unie (RMU) heeft eind 2011 het voorstel gedaan om werknemers de keuze te geven hun werknemersdeel van de pensioenpremies te gebruiken voor het aflossen van hun hypotheekschuld.1 Dit voorstel is opgenomen in de verkiezingsprogramma’s van CU en SGP. Naar aanleiding van het Witteveen-akkoord eind 2013 met CU, SGP en D66 heeft het kabinet toegezegd deze mogelijkheid te willen bieden en verder te zullen verkennen op uitvoerbaarheid.2 Op nader verzoek van de eerder genoemde partijen is deze verkenning uitgebreid met de mogelijkheid dat werknemers (onder voorwaarden) een deel van hun opgebouwde pensioenaanspraken kunnen afkopen voor het aflossen van hun hypotheekschuld.3 Eind 2014 heeft het kabinet in een tussenrapportage aan de Tweede Kamer gewezen op een aantal mogelijke nadelige consequenties van het combineren van pensioen en hypotheek, maar het voorstel desondanks uitvoerbaar te vinden (met name de afkoopvariant).4 De definitieve rapportage wordt begin 2015 verwacht.
Pensioen doc. vrijheid van keuze 26
De gedachte om pensioenen en hypotheken te combineren is sympathiek. Het betekent immers meer flexibiliteit en keuzemogelijkheden op pensioengebied, en het biedt tevens een mogelijkheid om de vastgelopen woningmarkt een impuls te geven. Er zijn echter belangrijke aandachtspunten. Een huis is meer risicovol dan een pensioen, en financieel gezien zal de deelnemer flink moeten betalen voor zijn toegenomen keuzevrijheid. Bovendien zullen de mensen die de meeste steun op de woningmarkt nodig hebben (starters en mensen wier woning onder water staat) weinig kunnen profiteren van de voorstellen omdat zij vaak ook juist de personen zijn met weinig pensioenvermogen. Dit alles pleit voor de variant waarbij deelnemers alleen op pensioendatum (een gedeelte van) hun pensioen kunnen gebruiken ten behoeve van de woning. Op dat moment is er een verantwoorde keuze mogelijk tussen woning en pensioen, en bovendien gaat het potentieel om veel geld waar de woningmarkt dus echt mee geholpen zou kunnen worden.
‘...met een huis loop je meer financieel risico dan met een pensioen ...’
Voor vergelijkingen zoals hierboven beschreven kan het uitmaken of het gaat om iemand die overweegt om met pensioengeld een (eerste) huis te kopen, of iemand die al een huis heeft en een extra aflossing wil doen. Figuur 1 geeft een schematisch overzicht van de belangrijkste economische effecten.
Algemene beschouwing van combineren pensioen en hypotheek • Bekeken vanuit het pensioendossier De basisgedachte is dat je minder pensioeninkomen nodig hebt als je een eigen huis bezit. Immers, een huizenbezitter die zijn hypotheek (gedeeltelijk) heeft afgelost zal in de regel minder vaste lasten hebben dan een huurder die nog maandelijks huur betaalt. Hierbij past wel een aantal kanttekeningen. In de eerste plaats is geen enkele woning helemaal kosteloos, omdat er (soms aanzienlijk) onderhoud aan gepleegd dient te worden. Daarnaast blijft vrijwel niemand voor altijd in hetzelfde huis wonen. Na pensione-
ring is het bijvoorbeeld niet ondenkbaar dat een gepensioneerde nog een keer wil verhuizen, bijvoorbeeld omdat het huis te groot is, niet geschikt voor bewoning door oudere mensen, of eenvoudigweg te duur (als er nog een gedeeltelijke hypotheek op zit). Ook voor pensionering kan er een wens bestaan om te verhuizen, bijvoorbeeld vanwege een nieuwe baan. In al die gevallen kan een huurder vrij eenvoudig besluiten om te verhuizen naar een andere (en indien nodig goedkopere) woning. Een huizenbezitter loopt
Figu ur 1: Afw egin g t uss e n p e n s i o e n g e l d e n ni e u w hu i s
op dat moment meer risico, omdat zijn woning moeilijk of alleen tegen groot verlies verkoopbaar kan blijken te zijn. Met een (afgelost) huis bestaat ook nog het risico van oversparen. Als je op je oude dag van het leven wilt genieten door veel geld uit te geven, is dat een stuk eenvoudiger te realiseren via je pensioen (al dan niet ondersteund via een hoog-laag constructie) dan via je de overwaarde van je huis (omkeerhypotheken komen mede vanwege complexiteit en kosten moeizaam van de grond). Anders gezegd: met een huis loop je meer financieel risico dan met een pensioen, omdat je met een huis relatief veel vermogen in één illiquide belegging stopt. Ook biedt een huis bij financiële tegenslag minder waarborg dan een pensioen, bijvoorbeeld omdat je voor de bijstand wel eerst je huis moet ‘opeten’, terwijl je pensioen daartegen beschermd is.
en tuss e n p e n s i o e n g e l d e n e xt r a af loss i ng b e sta a nd hu i s
Pensioen vs huis (starters) Pensioen om extra af te lossen Rendement Huis heeft voordeel van (betere) Naar verwachting zal misgelopen inflatiebescherming, maar nadeel van pensioenrendement (4%-6%) groter zijn concentratierisico t.o.v. goed dan het voordeel van de netto gespreide beleggingsportefeuille pensioenfonds. bespaarde hypotheekrente (2%-3%).
De administratieve lasten zullen aanzienlijk toenemen. Er zal (door werkgevers, pensioenfondsen en/of hypotheekverstrekkers) nauwkeurig bijgehouden moeten worden welke pensioengelden voor welke hypotheken zijn gebruikt, niet alleen vanwege mogelijke fiscale consequenties, maar ook om gepaste maatregelen te kunnen nemen indien het betreffende huis weer wordt verkocht. Vanuit de redenering van uitruil tussen pensioen en woonlasten zullen de vrijgekomen gelden dan immers weer (verplicht) bestemd moeten worden voor de oude dag. Een bijkomende vraag is of ook huurders (die toch al geen gebruik kunnen maken van de geboden keuzemogelijkheden) moeten opdraaien voor deze administratieve lasten. Het mogelijk maken van het combineren van pensioen en hypotheek draagt bij aan een door velen gewenste keuzevrijheid. De deelnemer zal de mogelijke voor- en nadelen dan zelf kunnen afwegen. De zorgplicht (van hypotheekverstrekker en/of pensioenfonds) is hierbij een belangrijk aandachtspunt. Pensioen en hypotheek zijn vaak de
Flexibiliteit Kopers kunnen minder makkelijk verhuizen a.g.v. prijsrisico. Risico op oversparen: overwaarde op (afgelost) huis is moeilijk liquide te maken. Zekerheid Huis biedt minder zekerheid dan pensioen omdat het bijv. t.b.v. de bijstand moet worden ‘opgegeten’.
Pensioen doc. vrijheid van keuze 28
Bij gedwongen verkoop loop je groter prijsrisico (en de bank navenant minder risico op verlies).
1. De RMU heeft dit idee eind 2011 al eens geopperd, en heeft dit meer recent verder uitgewerkt in hoofdstuk 3.4 van hun ‘Nota Arbeidsvoorwaardenbeleid 2014’. 2. Brief van 18 december 2013, Kamerstuk 32 043, nr. 188. 3. Brief van 4 juli 2014, Kamerstuk 32 043, nr. 223. 4. Brief van 28 november 2014, kamerstuk 32 043, nr. 233.
Pensioen doc. vrijheid van keuze 29
belangrijkste financiële beslissingen die een consument neemt in zijn leven, dus advies over de combinatie van die twee dossiers zal in de regel moeilijk en mogelijk ook duur zijn. • Bekeken vanuit het woningdossier Pensioengelden kunnen gebruikt worden voor het financieren van restschuld bij de verkoop van een woning. Huizenbezitters zouden hierdoor eerder geneigd kunnen zijn hun woning te verkopen en daarmee de woningverkopen weer op gang kunnen brengen. Ook zou inzet van pensioengeld de starters op de woningmarkt kunnen helpen. Macro-economisch gezien kan extra aflossing bijdragen aan het verkleinen van de in Nederland relatief grote funding gap van banken (veel lange-termijn hypotheekschulden en weinig spaargeld van consumenten zodat banken voor de financiering steeds op de (soms grillige) kapitaalmarkten zijn aangewezen). Er zijn echter meer effecten. Mede vanwege korte termijn problemen zouden huizenbezitters geneigd kunnen zijn hun pensioengeld makkelijker in te zetten dan hun ‘eigen’ geld. Starters zouden hierdoor te dure huizen kunnen kopen met een opwaarts effect op de huizenprijzen. Mensen met restschulden zouden te makkelijk een te lage prijs voor hun woning kunnen accepteren, met juist een oneigenlijke neerwaartse druk op de huizenprijzen. Merk overigens op dat bij de inzet van pensioengeld voor restschulden geen sprake is van uitruil tussen pensioen en eigen woning (anders gezegd; men verandert de hypotheek op het huis in een hypotheek op de toekomst).
Meer in het algemeen kan de vraag worden gesteld of de woningmarkt op de lange termijn gebaat is bij het inzetten van pensioengelden. De woningmarkt in Nederland is met name verstoord door te veel oneigenlijke (fiscale) prikkels, waardoor consumenten wel erg werden gestimuleerd om maximaal te lenen voor de woning. Het corrigeren daarvan moet dus bij voorkeur geschieden door de bron aan te pakken in plaats van andere (fiscale) middelen in te zetten.5 Het kabinet heeft hier overigens al belangrijke stappen gezet door te bepalen dat hypotheekrente alleen aftrekbaar is bij aflossing (annuïtair of lineair) in maximaal 30 jaar en dat de maximale LTV tot 2018 stapsgewijs zal dalen naar 100%.
‘...vanwege een lagere gemiddelde hypotheekschuld zal de funding gap bij banken verminderen en de mobiliteit [...] omhoog gaan...’
Korte analyse van verschillende varianten Onderstaand wordt ingegaan op de twee door SZW genoemde varianten, te weten inzetten van pensioenpremies of afkoop van pensioenaanspraken.6 • Inzetten pensioenpremies voor aflossen hypotheekschuld Dit is het oorspronkelijke idee van de RMU. Er ontstaat keuzevrijheid tussen een euro nu (voor je eigen huis) of een euro straks (voor pensioen). Het kan een impuls voor de huizenmarkt betekenen doordat starters wellicht makkelijker een hypotheek kunnen krijgen. En vanwege een lagere gemiddelde hypotheekschuld zal de funding gap bij banken verminderen en de mobiliteit (op zowel de huizenmarkt als de arbeidsmarkt) omhoog gaan. Zoals bij iedere variant zijn er naast voordelen ook nadelen. De jaarlijkse premiebetaling is relatief gering ten opzichte van de totale hypotheekschuld (en dat geldt a fortiori voor de jongere deelnemers die nog aan het begin van hun carrière staan), dus het zal lang duren voordat dit systeem enige zoden aan de dijk zet. Daarnaast zou strategisch gedrag druk op de solidariteit van het pensioensysteem kunnen zetten. Deelnemers zouden met name minder voor hun pensioen kunnen gaan sparen als het slecht gaat met hun pensioenfonds (om daarmee bijvoorbeeld een herstelpremie te vermijden).7 Bovendien hebben in de doorsneesystematiek met name jongere deelnemers een prikkel om minder voor hun pensioen te sparen, omdat zij relatief te veel inleggen ten opzichte van hun pensioenopbouw. Voor de deelnemer is er een significant financieel nadeel omdat de netto besparing op de hypotheekrente van 2% à 3% lager is dan het gemiddelde rendement van een pensioenfonds van 4% à 6% dat hij mist door de lagere pensioeninleg, en omdat de omkeerregel niet van toepassing zal zijn en er dus nu over de
Pensioen doc. vrijheid van keuze 30
pensioenpremie (een veelal hogere) belasting zal moeten worden betaald in plaats van later over het uit te keren pensioen. Daarnaast zal hij – net als bij de andere varianten – advieskosten en mogelijk ook transactiekosten moeten betalen. • Inzetten opgebouwde pensioenaanspraken voor aflossen hypotheekschuld (afkoop) Afkoop voor pensioendatum Ook dit draagt bij aan
keuzevrijheid. Ten opzichte van de premievariant gaat het hier potentieel om meer geld, omdat in beginsel de hele opbouw uit het verleden in aanmerking komt. Dit impliceert ook meteen dat er duidelijke grenzen gesteld moeten worden, door bijvoorbeeld te bepalen dat x % van het opgebouwde pensioen ingezet kan worden voor de hypotheek. Voor jongeren zal dit dan overigens vaak om een klein bedrag gaan, maar dit lijkt onvermijdelijk om te waarborgen dat deelnemers wel voldoende pensioen overhouden en zich niet bovenmatig rijk rekenen ten koste van hun pensioen. In deze variant zijn er minder gevolgen voor de solidariteit, onder andere omdat men zich niet kan
onttrekken aan de doorsneesystematiek. Wel blijft het financieel nadeel een belangrijk aandachtspunt. Net als bij de premievariant is het gemiste pensioenrendement naar verwachting hoger dan de bespaarde hypotheekrente. Bovendien zal het afkoopbedrag naar verwachting (progressief) belast worden, en mogelijk ook leiden tot het missen van enkele inkomensafhankelijke toeslagen (zorgtoeslag, kind-gebonden budget, kinderopvangtoeslag). Afkoop op pensioendatum Ten opzichte van de vorige
variant is de keuzevrijheid beperkter (i.e., later in de tijd, namelijk bij (of wellicht na) pensionering), maar gaat het potentieel om meer geld. Een belangrijk voordeel is dat het voor de deelnemer nu wel duidelijker is wat zijn financiële situatie is. Hij weet hoeveel pensioen hij uiteindelijk gedurende zijn werkzame leven heeft opgebouwd, zodat hij een meer geïnformeerde beslissing kan nemen over de mogelijke uitruil tussen eigen woning en pensioen. Het afkoopbedrag kan worden uitgekeerd als lump sum of wellicht ook als een periodiek bedrag gedurende een bepaalde periode. Om zoveel als mogelijk te waarborgen dat mensen – ook als ze heel oud worden – altijd voldoende (pensioen)geld overhouden om van te leven, zouden ook hier grenzen gesteld moeten worden aan het bedrag dat op deze manier opgenomen kan worden. Dit kan weer als een percentage van het opgebouwde bedrag en/of voor pensioenen die groter zijn dan een bepaald minimum bedrag. Overigens moet bij dergelijke constructies rekening worden gehouden met adverse selection, doordat het zieke deelnemers kan stimuleren om hun geld in een huis te steken, omdat een huis bij overlijden overdraagbaar is op de erfgenamen. Dit zal prijsopdrijvend werken voor iedereen.
Conclusie
Het combineren van pensioen en woning is goed voor de keuzemogelijkheden op pensioengebied, maar heeft ook nadelen. Naast de (soms onvoorziene) kosten voor onderhoud van een huis loopt de deelnemer ook een aanzienlijk prijsrisico indien het huis (verplicht) moet worden verkocht. Daarnaast heeft een huis minder consumptiewaarde omdat eventuele overwaarde moeilijk is te verzilveren, en biedt het ook minder zekerheid voor de oude dag dan een regulier pensioen (bij bijstand moet een huis bijvoorbeeld ‘opgegeten’ worden). De voorstellen zullen slechts in beperkte mate tot herstel van de woningmarkt kunnen leiden, met name doordat de mensen voor wie de maatregelen het meest bedoeld zijn (starters en mensen met restschulden) gemiddeld genomen juist het minste pensioen hebben opgebouwd.
Pensioen doc. vrijheid van keuze 31
Ook bestaat er het risico dat mensen geneigd zullen zijn hun pensioengeld makkelijker in te zetten dan hun ‘eigen’ geld. Dit kan niet alleen leiden tot oneigenlijke prikkels op de huizenmarkt, maar illustreert ook de noodzaak van voldoende aandacht voor de zorgplicht (van hypotheekverstrekker en/of pensioenfonds). Pensioen en hypotheek zijn vaak de belangrijkste financiële beslissingen die een consument neemt in zijn leven, dus advies over de combinatie van die twee dossiers zal in de regel moeilijk en mogelijk ook duur zijn. Last but not least, de deelnemer zal flink moeten betalen voor de toegenomen keuzevrijheid, vanwege misgelopen pensioenrendement en fiscale consequenties. Het is aan de politiek om de mogelijke voordelen af te wegen tegen de genoemde nadelen. De variant van afkoop op pensioendatum biedt een mooie balans. Doordat er in de opbouwfase niets verandert, zijn er minder gevolgen voor de solidariteit en ook minder administratieve lasten. Voor de deelnemer is er weliswaar minder (of beter: later) keuzevrijheid, maar daar staat ook een aantal belangrijke voordelen tegenover. In de eerste plaats loopt hij minder financieel rendement mis op zijn pensioen. Daarnaast weet een deelnemer bij pensionering beter hoe zijn financiële situatie en opgebouwde pensioen er uit ziet, waardoor hij een meer geïnformeerde beslissing kan nemen of en zo ja in welke mate pensioengeld gebruikt kan worden voor het aflossen van de hypotheek, zonder het risico te lopen dat er bij lang leven te weinig pensioen overblijft. Er zou aansluiting gezocht kunnen worden bij reeds bestaande hoog-laag constructies in de uitkeringsfase, met een keuzevrijheid waarbij (boven een bepaalde grens) gepensioneerden niet alleen bedragen aan hun pensioen kunnen onttrekken voor hypotheken, maar ook voor zorg of andere zaken. Daarmee wordt dan tevens de potentiële ongelijkheid tussen woningbezitters en huurders vermeden. En als je de huizenmarkt nou echt een flinke impuls wil geven, dan sta je tevens toe dat dergelijke afkoop van pensioenen ook (fiscaal gefaciliteerd) mogelijk is ten behoeve van de kinderen van de afkopers.
5. Zie bijvoorbeeld het 2014 IMF Staff Report inzake de Artikel IV consultatie van Nederland. 6. Een andere variant is om pensioen te gebruiken als onderpand voor hypotheek schuld, maar deze theoretisch interessante mogelijkheid kan leiden tot een administratieve nachtmerrie, omdat hypotheekverstrekkers en pensioenfondsen gezamenlijk contracten zouden moeten schrijven op onzekere pensioenrechten. 7. Het RMU zegt letterlijk: ‘Gegeven de situatie bij pensioenfondsen die onder water staan, is het op dit moment verstandig om de aangroei van pensioenverplichtingen te beperken’ (sic).
G wen va n Loon Tekstschrijver
1 2
Haal pensioenstelsel niet helemaal overhoop
6
3
Een discussiemiddag over flexibilisering van de pensioenmarkt in zes stellingen
5 4
Twintig pensioenbestuurders van bij APG aangesloten pensioenfondsen kwamen op 14 januari jl. bijeen in Amsterdam om met elkaar te discussiëren over langer leren, werken en leven, het thema van de vorige uitgave. Dat deden ze volgens de Chatham House Rules, zodat iedereen vrijuit zijn mening kon geven.
Pensioen doc. vrijheid van keuze 32
Pensioen doc. vrijheid van keuze 33
1. Zet vrije premieruimte in voor collectieve voorzieningen voor opleiding Bij dit idee worden flink wat vraagtekens gezet. Zou daarmee niet een tweedeling van de arbeidsmarkt ontstaan of, sterker nog, gehandhaafd blijven? En gaan we er daarbij niet te veel uit van een hybride indeling van iemands leven: eerst leren, dan werken en ten slotte met pensioen? Misschien lopen die
fases in de toekomst (nog) meer door elkaar heen. Of wordt dat zelfs noodzakelijk, omdat iedereen tussendoor nieuwe of extra kennis en vaardigheden moet opdoen om überhaupt langer te kunnen blijven werken. Er wordt ook een ander argument ingebracht om opleidingsbudgetten niet collectief te regelen: hoe simpeler het systeem om opleidingsbudgetten te verdelen, hoe minder kostenstijgingen dat veroorzaakt. Dat geld kan besteed
worden aan de scholing zelf. Daarnaast constateren sommigen ook dat niet iedereen zich continu zal blijven ontwikkelen via opleidingen. Veel mensen leren juist informeel of tijdens het uitvoeren van hun werkzaamheden. Verder is het de vraag of mensen met een laag pensioen het beschikbare geld niet liever stoppen in een extra oudedagsvergoeding of uitkering bij arbeidsongeschiktheid.
Een ander roept ook nog de vraag op waarom werkgevers investeren in scholing. Is dat om iemand fundamenteel beter te bekwamen voor zijn huidige baan of wordt de scholing gezien als opstap naar een volgende functie? Wiens verantwoordelijkheid is het dan om daarvoor te betalen: de werkgever of de werknemer? Of moet die worden gedeeld? Nog een ander belangrijk element om geen collectieve voorzieningen op te tuigen, is dat steeds minder mensen werken in loondienstverband. Omdat steeds meer mensen langer door (moeten) werken, zou het ook slim zijn om juist te investeren in duurzame inzetbaarheid. Hoe zorg je dat mensen het langer volhouden of hoe zet je hen flexibeler in tijdens hun werkzame leven? Bijvoorbeeld door werknemers regelmatig van taak te laten wisselen, zodat ze niet halverwege hun carrière zijn versleten.
2. Deeltijdpensioen is harder werken voor minder loon Op deze stelling reageert vrijwel iedereen bevestigd. En meteen wordt ook de vergelijking getrokken met deeltijdwerk dat volledig is ingeburgerd in Nederland, maar in de praktijk net zo goed harder werken is in minder tijd en tegen lager loon. Daarnaast spelen er volgens de aanwezigen twee dingen die de populariteit van deeltijdpensioen in de weg staan. Ten eerste past doorwerken (nog) niet in het collectieve ritme: iedereen boven een bepaalde leeftijd lijkt/is met pensioen. Ten tweede bestaat het idee dat je niet langer voor vol wordt aangezien als je parttime gaat werken als pensioen je alternatieve keuze is. Toch is dat opmerkelijk, aangezien veel gepensioneerden nog (zeer) actief zijn: als vrijwilliger, in een bestuursfunctie of als zzp’er. Ook al zeggen ze er vaak
Pensioen doc. vrijheid van keuze 34
Pensioen doc. vrijheid van keuze 35
verontschuldigend bij: ‘eigenlijk ben ik met pensioen, maar ik ben een nieuwe uitdaging aangegaan’. Daarnaast is er de kanttekening dat het voor sommige geen keuze is: zij moeten vanwege hun lage inkomen tot hun pensioengerechtigde leeftijd doorwerken en kunnen niet eerder deels stoppen. Terwijl werknemers met zware beroepen erbij gebaat zouden zijn, eerder minder te gaan werken om zich bijvoorbeeld nog lang verdienstelijk te kunnen maken met andere taken die zij voor een aantal dagen per week uitvoeren. Hoewel het gevoel is, dat langer doorwerken nog nauwelijks aan populariteit wint, blijkt uit onderzoek dat de afgelopen tien jaar dat het aantal mensen dat langer doorwerkt zowel onder hoog- als laagopgeleiden is verdubbeld. De motieven zijn wel verschillend: 10 procent geeft het extra centje als motivatie aan, 90 procent van de pensioengerechtigden zegt dat doorwerken leuk is, dat ze moeilijk thuis kunnen zitten of dat ze het fijn vinden dat ze er nog toe doen. Bijna iedereen die doorwerkt, doet wel graag een stap terug en werkt minder dan voorheen.
de overheid worden afgewenteld vindt een meerderheid. Daarvoor is het volgens een ander noodzakelijk dat duidelijk wordt gemaakt wat pensioen kost: alleen zo kun je ervoor zorgen dat alle partijen naar rato bijdragen. De flexibele schil – waartoe onder meer zzp’ers behoren – moeten net zo goed ruimte krijgen om pensioen op te bouwen, ruimte hebben om aan hun opleiding en ontwikkeling te werken en moeten dus voldoende beloond worden om dat te kunnen bekostigen. Een verplichte pensioenopbouw voor zelfstandigen lijkt sommige deelnemers een goed idee. Volgens een van de aanwezigen wringt de schoen in de moeizame cao-onderhandelingen momenteel niet zozeer door looneisen die de vakbond stelt, maar worden de problemen eerder veroorzaakt door het afwentelen van risico’s richting de flexibele schil, arbeidsongeschikten en AOW’ers. Een ander haakt daarbij aan door te beweren dat er te veel wordt overgelaten aan de sociale partners, terwijl hun achterban flink kleiner is geworden.
3. De werkgever moet zijn verantwoordelijkheid voor pensioenen blijven nemen
4. Doorsneesystematiek houdt ouderen aan het werk
Aangezien in het huidige pensioenstelsel steeds meer risico’s komen te liggen bij de werknemers, zouden zij ook meer zeggenschap moeten krijgen, oppert de eerste respondent. Daar is in het huidige systeem nog onvoldoende op aangepast. Daarnaast moeten zowel werkgevers als werknemers blijven investeren in loopbanen, ook nu de tendens is dat werkgevers steeds vaker zelfstandigen inhuren om klussen voor hen te doen. De maatschappelijke kosten die dat met zich meebrengt, mogen niet op
Bij de doorsneesystematiek betaalt iedereen dezelfde premie en bouwt hetzelfde pensioen op, zowel jongeren als ouderen. Het idee is ooit geboren vanuit de solidariteitsgedachte dat pensioenen op die manier betaalbaar blijven, kosten over de verschillende generaties worden verdeeld en een oudedagsvoorziening beschikbaar is voor iedereen, nu en in de toekomst. Daar kunnen de genodigden met gemak een hele middag over debatteren, maar de brandende vraag blijkt waarom de doorsneesystematiek opeens tot verhitte discussies leidt.
Daar heeft de reactie van twee toezichthouders in het kader van de Nationale Pensioendialoog van staatssecretaris Jetta Klijnsma van Sociale Zaken alles mee te maken. De voorstellen zijn net bekend als deze groep bijeen is. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) pleit ervoor dat mensen boven een bepaald minimumbedrag de keuze krijgen minder premie in te leggen als ze dat willen. De Nederlandsche Bank (DNB) stelt dat naarmate mensen meer verdienen, zij minder pensioen hoeven op te bouwen. Met het vrijgekomen geld zouden zij bijvoorbeeld een deel van hun hypotheek kunnen aflossen. Volgens de meeste aanwezigen is duidelijk dat er iets aan het huidige pensioenstelsel gedaan moet worden, maar dat de solidariteit belangrijk moet blijven en dat het idee weggenomen moet worden dat jongeren nu vooral het pensioen van ouderen bij elkaar sparen. Overduidelijk is ook dat iedereen het pensioensysteem zo eenvoudig mogelijk wil houden om vertrouwen in het stelsel te bewaren en de materie niet nog ingewikkelder te maken. Er lijkt geen behoefte aan eindeloze keuzevrijheid, omdat in de praktijk blijkt dat er relatief weinig gebruik van wordt gemaakt bij pensioenregelingen die die flexibiliteit nu al bieden.
5. Laat de vaste pensionerings leeftijd los Al snel blijkt dat idealiter alle deelnemers het hiermee eens zijn. Maar de vraag die zich dan opdringt, is of de AOW dan ook op maat moet worden gemaakt. Al snel blijkt dat iedereen het een prima idee vindt als individuen niet allemaal dezelfde pensioenleeftijd prikken, maar dat aanpassingen daarvoor in de AOW te ver zouden voeren. De AOW is nu een van de simpelst geregelde sociale uitkeringen die er
Pensioen doc. vrijheid van keuze 36
in Nederland bestaat en bovendien een met een breed draagvlak. Het zou stom zijn onrust te creëren door deze regeling op de schop te nemen. Eerder met pensioen gaan zou – net als nu – gefinancierd kunnen worden uit het aanvullend pensioen of door tijdelijk met minder inkomsten genoegen te nemen. Wie later met pensioen wil gaan, kan zijn AOW voorlopig op een spaarrekening parkeren. Tijdens de discussiemiddag wordt nog even stilgestaan bij het feit dat de pensioengerechtigde leeftijd nu in korte tijd flink is opgetrokken, maar dat dat geen gelijke pas houdt met het aantal jaren dat mensen langer gezonder leven. Sommigen pleiten ervoor dat het fijn zou zijn als het arbeidsverleden een rol speelt/blijft spelen. Dat zou kunnen door daar actuariële berekeningen op los te laten. Tegelijkertijd zien velen de bezwaren daarvan ook meteen in. Zij pleiten om ervoor te waken dat gepensioneerden niet onder een minimum bestaansniveau komen doordat er tijdens het werkzame leven onvoldoende aanvullend pensioen is opgebouwd. Voor deze mensen moet er een sociaal vangnet blijven bestaan.
6. Regelen van aanvullend pensioen is individuele verantwoordelijkheid De cruciale vraag die deze stelling oproept, is of er ook een collectief en solidair element voor het pensioen is/moet blijven bestaan bovenop de AOW-uitkering. Dat is nu geregeld in de tweede pijler waarin iedereen die in dienst is bij een werkgever met een collectieve pensioenregeling – ondergebracht bij een pensioenfonds – een werknemerspensioen opbouwt. Daarmee is het opbouwen van een pensioen nu in elk geval niet volledig ieders eigen verantwoordelijkheid. Meerdere aanwezigen betwijfelen of de voordelen van het afschaffen van
deze constructie opwegen tegen de risico’s. De algemene beleving is dat die stap nogal riskant zou zijn. Je zou wel kunnen debatteren over de hoogte van het sociale verzekeringsloon, in vaktermen het sv-loon, waarover premies worden geïnd om volks- en werknemersverzekeringen zoals de AOW te betalen. Daarmee zou je de verantwoordelijkheid voor een klein deel kunnen verschuiven. Een van de deelnemers wijst er echter op dat er nu flink wordt ‘overgespaard’ door de omkeerregeling: pensioengelden worden pas belast bij uitkering. Zouden pensioenfondsen daarvoor niet aangeslagen kunnen worden? Zodat het geld dat daarmee vrijkomt, kan worden besteed aan het aflossen van het financieringstekort. Dat vinden sommige anderen een interessante gedachte, maar zij wijzen ook meteen op het gevaar dat de overheid aan de haal zou kunnen gaan met dit geld. Het alternatief zou nog één Nationaal Pensioenfonds zijn als alternatief voor de vele pensioenfondsen die Nederland nu kent. Daardoor wordt de mobiliteit op de arbeidsmarkt verder vergroot, omdat werknemers nu minder makkelijk zouden willen overstappen naar een andere sector, suggereert een van de tafelgenoten. In de praktijk blijkt echter dat pensioen door de meeste Nederlanders als minder onderscheidende arbeidsvoorwaarde wordt gezien, doordat veel pensioenregelingen naar elkaar toe zijn gegroeid. De meeste werknemers zouden meer oog hebben voor het loon dat zij elke maand gestort krijgen. De conclusie is dan ook dat het zo gek nog niet is dat ook het aanvullende pensioen (in vaktermen de tweede pijler) een collectief deel heeft.
Colofon PensioenDoc. is een uitgave van APG voor beleidsmedewerkers, politici, bestuurders en wetenschappers.
Vrijheid van keuze Introducties van de artikelen
Redactie Group Strategie & Beleid
[email protected] Group Communications & Branding Beelden Fotografie omslag Oscar Timmers (Dick Sluimers) Pepper Productions (Gwen van Loon) Christiaan Krouwels (Fieke van der Lecq / Alwin Oerlemans) Fotografie binnenwerk Masterfile (p. 14) DeLeeuwOntwerper(s) (pp. 16-19) Jan Bos (pp. 20-21, 25) Mark Kuipers (pp. 33-35) Illustraties Roland Blokhuizen (pp. 2-7, 26-30) DeLeeuwOntwerper(s) (omslag, pp. 8-13, 33-36) Abonnement PensioenDoc. is een gratis uitgave van APG. Aanmeldingen, afmeldingen of adreswijzigingen kunt u doorgeven via
[email protected] of 020 - 583 35 34 Kijk voor een digitale versie van PensioenDoc. op www.apg.nl
©2015 APG Group N.V. Dit is een uitgave van APG Group N.V (APG). De uitgave is louter informatief. De uitgave beoogt op geen enkele wijze advies te geven, noch enig aanbod of bindende mededeling te doen. Wij raden u af om op basis van uitsluitend de in deze uitgave opgenomen informatie beslissingen te nemen. Aan de totstandkoming van de uitgave is de uiterste zorg besteed. APG staat er evenwel niet voor in dat de opgenomen informatie juist en volledig is en aanvaardt ter zake geen aansprakelijkheid of gebondenheid. De uitgave is uitsluitend bedoeld voor relaties van APG. APG moet toestemming worden gevraagd om de uitgave geheel of gedeeltelijk, direct of indirect, al dan niet door middel van een hyperlink voor een ander publiek toegankelijk te maken. Alle rechten worden voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van APG, of in voorkomende gevallen van de betrokken auteur(s). Voor zover (gedeeltelijke) openbaarmaking en/of verveelvoudiging is toegestaan op de voet van de artikelen 15 e.v. van de Auteurswet 1912 dienen de in de betreffende bepalingen genoemde wettelijke vergoedingen te worden betaald. Voor wat betreft reprografische verveelvoudiging wende men zich tot de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl) Voor zover door hen gewenst, worden al bovenstaande voorbehouden mede ten behoeve van de betrokken auteurs gemaakt.
1. Voor u ligt Pensioen.doc. Een nieuwe naam voor ons APG magazine met achtergrondartikelen bij actuele pensioendiscussies, in een vernieuwde jas. Deze editie gaat over keuzevrijheid. 2. Tijdens de nationale pensioendialoog mocht iedereen zijn zegje doen, maar hoe betrouwbaar zijn die meningen? De wensen en meningen over keuzevrijheid in pensioenzaken moet men met de nodige voorzichtigheid betrachten. Toekomstige pensioenstelsels kunnen beter afgestemd worden op hoe de deelnemer is en niet zoals deze zogenaamd behoord te zijn. 3. Als mensen weten we dat ons ‘human capital’ geleidelijk afneemt naarmate we ouder worden, maar we proberen de consumptie ervan gelijk te verdelen over ons leven. Een goed pensioenproduct kan ons daarbij helpen. Gedurende ons werkende leven zetten we een deel van ons salaris opzij en investeren dat in financiële producten, met het doel om in de toekomst een stabiel pensioensalaris te realiseren. Het is tegenwoordig eerder regel dan uitzondering dat mensen verscheidene werkgevers hebben in hun werkzame leven, steeds vaker zelfs afgewisseld met periodes waarin iemand zzp’er is. Dit stelt nieuwe eisen aan pensioenoplossingen. Deze moeten voldoende flexibel zijn om goed aan te sluiten op elke fase van de levenscyclus van een steeds heterogenere groep mensen. In de brede discussie over de mogelijke pensioenoplossingen voor de toekomst, die is ingeleid door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, staan flexibiliteit en keuzevrijheid daarom terecht centraal. 4. Keuzevrijheid kan het geluk van mensen vergroten, maar tegelijkertijd de welvaart verkleinen omdat mensen verkeerde keuzes kunnen maken. Dit roept de vraag op wanneer het vanuit geluk en welvaart perspectief gunstig is om keuzes te introduceren en wanneer niet. 5. Zzp’ers vormen een onmisbare flexibele schil in onze arbeidsmarkt. Inmiddels is één op de tien werkenden zzp’er en de verwachting is dat dit verder toeneemt. Zzp’ers vallen buiten de sociale partners en doen niet mee aan de werknemersvoorzieningen. Doorgaans houden ze niet van verplichte regelingen. Veel zzp’ers bouwen weinig pensioen op, terwijl ze wel net als werknemers graag een prettige oude dag hebben. Niet alleen zelfstandig tijdens het arbeidzame leven, maar ook daarna. Hoe kan dit worden georganiseerd? 6. De gedachte om pensioenen en hypotheken te combineren is sympathiek. Het betekent immers meer flexibiliteit en keuzemogelijkheden op pensioengebied, en het biedt tevens een mogelijkheid om de vastgelopen woningmarkt een impuls te geven. Er zijn echter belangrijke aandachtspunten. Een huis is meer risicovol dan een pensioen, en financieel gezien zal de deelnemer flink moeten betalen voor zijn toegenomen keuzevrijheid. Bovendien zullen de mensen die de meeste steun op de woningmarkt nodig hebben (starters en mensen wier woning onder water staat) weinig kunnen profiteren van de voorstellen omdat zij vaak ook juist de personen zijn met weinig pensioenvermogen. Dit alles pleit voor de variant waarbij deelnemers alleen op pensioendatum (een gedeelte van) hun pensioen kunnen gebruiken ten behoeve van de woning. Op dat moment is er een verantwoorde keuze mogelijk tussen woning en pensioen, en bovendien gaat het potentieel om veel geld waar de woningmarkt dus echt mee geholpen zou kunnen worden. 7. De Twintig pensioenbestuurders van bij APG aangesloten pensioenfondsen kwamen op 14 januari jl. bijeen in Amsterdam om met elkaar te discussiëren over langer leren, werken en leven, het thema van de vorige uitgave. Dat deden ze volgens de Chatham House Rules, zodat iedereen vrijuit zijn mening kon geven.
maart 2015 nummer 1 jaargang 7
ta xi
BUS
lt e
APG Gustav Mahlerplein 3 1082 MS Amsterdam www.apg.nl
e lt
lt e
h a lt
h al te
halte ha lt e
ha
h a lt BU S
halte
ta x
halte
h
a lt
e
h al te
ha lte
h
a lt
e
te h al
ha lte
ta xi
S
ha
lt e
ha
lt e
ha
lt e
BU
halte
h al te
lt e
lt e
ha
ha lte
ha
ha lte
halte
e
lt e
halte
e
ha
te h al
ha
h al te
ha
i