Verdieping bij hoofdstuk 2
Vrijheid, vrijheid van informatie en de auteursrechtenproblematiek
Inhoud 1 2 3
Vrijheid ..................................................................................................................................... 1 Informatievrijheid versus intellectueel eigendom ............................................................... 3 Oplossingen voor de auteursrechtproblematiek................................................................... 8
1
Vrijheid
Vrijheid is een begrip dat veel gebruikt wordt. Regelmatig zie je bijvoorbeeld in het nieuws berichten over de ‘vrijheid van meningsuiting’ en in het economisch nieuws wordt vaak ingegaan op het belang van een ‘vrije markt’. Ook ‘vrijheid van nieuwsgaring’ en ‘informatievrijheid’ zijn begrippen die vaak aandacht in de media krijgen, met name in relatie tot internet. Bij discussies over deze en dergelijke begrippen die allemaal te maken hebben met vrijheid, wordt vaak een tegenstelling naar voren gebracht: vrijheid tegenover regelgeving of vrijheid tegenover verplichtingen. En die tegenstelling lijkt op het eerste gezicht terecht. Bij vrijheid denk je al snel aan kunnen doen en laten wat je wilt. In woordenboeken zie je het woord vrijheid vaak uitgelegd met behulp van tegenovergestelde begrippen als ‘gebondenheid’ en ‘slavernij’. Maar wat is vrijheid eigenlijk in de dagelijkse praktijk van ons samenleven? Iedereen heeft in zijn dagelijks leven te maken met anderen. Als je iets doet (of niet doet), heeft dat vrijwel altijd kleinere of grotere gevolgen voor anderen. Dat betekent dat je op het moment dat je overweegt iets te gaan doen, een keuze te maken, je de belangen van die anderen moet meewegen, net zoals je dat van anderen verwacht op het moment dat zij iets overwegen te doen wat jou raakt. Dat is een simpele redenering die een heel ander beeld geeft van het begrip vrijheid: vrijheid, in een samenleving, heeft te maken met de mogelijkheid hebben om iets te doen of zeggen binnen de grenzen van de verantwoordelijkheid die je bij die handeling hebt jegens anderen. Vrijheid is dus eigenlijk een heel paradoxaal begrip: vrijheid kan alleen maar bestaan binnen een verzameling verantwoordelijkheden die die vrijheid beperken. En dat betekent dat vrijheid in ons samenleven niet is ‘de mogelijkheid hebben om te doen en laten wat je wilt’, maar ‘de mogelijkheid hebben om op een goede manier om te gaan met verantwoordelijkheden’. Deze definitie impliceert dat aan een individu ruimte moet worden gegeven om verantwoordelijkheden te nemen, maar in de definitie wordt ook gesproken van
Bij Praktijkboek maatschappelijk verantwoord ondernemen – 1/11
Verdieping bij hoofdstuk 2 ‘op een goede manier’. Dat betekent dat het niet alleen erom gaat dat je die ruimte moet hebben, maar ook dat jij in die ruimte de plicht hebt om verantwoorde keuzes te maken. Vrijheid is tegelijkertijd een recht én een plicht.
Vrijheid is … de mogelijkheid hebben om op een goede manier om te gaan met verantwoordelijkheden.
Het recht op vrijheid betekent dus: dat je recht hebt op ruimte om verantwoordelijkheden te nemen en dat je in die ruimte de plicht hebt om verantwoorde keuzes te maken.
Wat voor vrijheid geldt, geldt evenzeer voor de hierboven genoemde afgeleide begrippen, zoals ‘vrijheid van meningsuiting’ en ‘vrije markt’. Vrijheid van meningsuiting betekent dat je het recht hebt om je mening te geven en tegelijkertijd de plicht hebt om die mening op een verantwoorde manier te uiten (of de mening niet te uiten als die niet op een verantwoorde manier kan worden vormgegeven). Bij het begrip ‘vrije markt’ gaat het om het principe van vrijheid voor al diegenen die in die markt participeren. Ook daar moet dus elke participant de ruimte hebben om verantwoordelijkheden te nemen en tegelijkertijd de plicht om verantwoorde keuzes te maken. Het een kan niet zonder het ander. Als voorbeeld geven we het principe van de ‘vrijheid van concurrentie’.
Vrijheid van concurrentie – een voorbeeld van vrijheid als recht én plicht Vrijheid van concurrentie is een belangrijk principe binnen het concept van de vrije markt. Dit principe laat toe dat je als ondernemer probeert je afzetmarkt zo groot mogelijk te maken, eventueel zelfs ten koste van je concurrenten. Als jij erin slaagt om je marktpositie zo sterk te maken dat je concurrenten failliet gaan, is dat moreel toegestaan. Maar vrijheid van concurrentie betekent ook dat je niet de consument (of de concurrent) mag misleiden, bijvoorbeeld door onjuiste of onvolledige informatie te geven over je product. Dan beroof je hen namelijk van een deel van hun vrijheid. Je ontneemt de klant de vrijheid om een weloverwogen keuze te maken en de concurrent de vrijheid om weloverwogen zakelijke beslissingen te nemen.
Bij Praktijkboek maatschappelijk verantwoord ondernemen – 2/11
Verdieping bij hoofdstuk 2 2
Informatievrijheid versus intellectueel eigendom
Informatievrijheid is een ander belangrijk afgeleid aspect van vrijheid. Informatievrijheid betreft de ‘vrijheid van drukpers’, zoals vastgelegd in artikel 7 van de grondwet, en de vrijheid van informatieverspreiding en van nieuwsgaring. Het recht op informatievrijheid ligt dus in het verlengde van vrijheid van meningsuiting, waar we het hierboven over gehad hebben. In artikel 10 van de Europese Verklaring van de Rechten van de Mens (EVRM), over vrijheid van meningsuiting, wordt informatievrijheid ook besproken (zie kader). Het begrip ‘inlichtingen’ in lid 1 van dit artikel omvat feiten en nieuws en andere berichtgeving, maar ook creatieve producten die onder het auteursrecht vallen.
Artikel 10 EVRM – Vrijheid van meningsuiting 1
Eenieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen. Dit artikel belet Staten niet radio-omroep-, en bioscoop- of televisieondernemingen te onderwerpen aan een systeem van vergunningen.
2
Daar de uitoefening van deze vrijheden plichten en verantwoordelijkheden met zich brengt, kan zij worden onderworpen aan bepaalde formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, territoriale integriteit of openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen, om de verspreiding van vertrouwelijke mededelingen te voorkomen of om het gezag en de onpartijdigheid van de rechterlijke macht te waarborgen.
Informatievrijheid staat vaak op gespannen voet met rechten die te maken hebben met intellectueel eigendom, ook wel ‘geestelijk eigendom’ genoemd. Het gaat dan om ideeën, teksten, modellen, muziek en andere ‘ontastbare producten’. Intellectueel eigendom is een overkoepelend begrip dat onder andere auteursrecht, databankrecht, octrooirecht, modelrecht, merkrecht en naburig recht omvat. Onder auteursrecht valt ook software. Naburig recht verschaft bescherming aan uitvoerders van werken, bijvoorbeeld artiesten die werk van anderen (waarop auteursrecht rust) uitvoeren en daardoor het werk ‘herscheppen’. Deze herschepping wordt door de wet ook als intellectueel eigendom gezien en mag daarom ook niet zomaar gekopieerd worden door anderen. Naburig recht beschermt daarmee onder andere kunstenaars en artiesten (bijvoorbeeld toneeluitvoeringen), omroeporganisaties (beeldopnames) en cd-producenten (muziek).
Bij Praktijkboek maatschappelijk verantwoord ondernemen – 3/11
Verdieping bij hoofdstuk 2 De rechtvaardiging van intellectueel eigendom ligt in de redenering dat als iemand iets oorspronkelijks produceert en dat via enig medium naar buiten brengt, hij aanspraak kan maken op het eigendomsrecht ervan, op voorwaarde dat hij met het toepassen van dat recht de belangen van anderen of algemene belangen geen schade berokkent. Die beperking is ook geformuleerd in artikel 10 lid 2 van de EVRM (zie kader). Van die beperking is bijvoorbeeld sprake als er algemene belangen in het geding zijn, zoals het recht op vrijheid van meningsuiting of het recht op persvrijheid. Voor een zaak waar de rechter vrijheid van meningsuiting uiteindelijk belangrijker vond dan auteursrecht, zie het kader over de Scientology-zaak. Bij persvrijheid gaat het erom dat deze van belang is voor het kunnen informeren van het publiek inzake maatschappelijke of politieke issues. Burgers hebben er recht op in dit soort zaken goed geïnformeerd te worden en het verstrekken van dergelijke informatie is zelfs van levensbelang voor onze democratie.
De Scientology-zaak Na maar liefst negen maal te zijn aangehouden, heeft het Hof in Den Haag op 4 september eindelijk uitspraak gedaan in de zaak van Scientology tegen publiciste Karin Spaink en een groot aantal internetproviders, waaronder XS4ALL. Scientology was naar de rechter gestapt omdat Spaink op haar website uit geheime Scietology-boeken had geciteerd. Voor de derde maal trekt de Scientology-kerk aan het kortste eind. Opmerkelijk is dat het Hof een andere grondslag daarvoor hanteert dan de kortgedingrechter en de rechtbank. Het Hof is van mening dat de kerk zich weliswaar op haar auteursrechten kan beroepen, maar dat de vrijheid van meningsuiting van Spaink dient te prevaleren. Bij het oordeel van de rechter speelden ook de overwegingen mee dat Spaink geen enkel commercieel doel had met de publicatie van fragmenten uit de Scientology-teksten en dat de Scientology-kerk antidemocratische doelstellingen nastreeft. De rechter oordeelde dat ‘niet kon worden gezegd dat een beperking van de informatievrijheid op grond van de handhaving van het auteursrecht nodig is in de zin van artikel 10 EVRM en evenmin dat het belang van [F] [= Spaink, ThvE] en de providers en het algemeen belang bij de informatievrijheid van artikel 10 lid 1 EVRM in verhouding tot dat van Scientology c.s. bij handhaving van hun auteursrecht in dit geval minder zwaar weegt. Derhalve behoort het eerstgenoemde belang niet te wijken voor het belang van Scientology c.s. en slaagt het beroep op artikel 10 lid 1 EVRM’. Het is voor zover bekend de eerste keer dat een Nederlandse rechter op deze wijze de vrijheid van meningsuiting zwaarder laat wegen dan het auteursrecht. Het is nog niet bekend of de Scientology-kerk in cassatie gaat. Bron (bewerkt): www.sovl.nl, 5 september 2003
Een andere belangrijke achtergrond voor rechten die te maken hebben met de bescherming van intellectueel eigendom, is dat kennisontwikkeling en innovatie ermee gestimuleerd worden. Als mensen niet op een of andere manier beloond worden voor hun creatieve werk, zullen ze minder bereid zijn daar inspanning voor te leveren. Als je bijvoorbeeld een handig
Bij Praktijkboek maatschappelijk verantwoord ondernemen – 4/11
Verdieping bij hoofdstuk 2 softwareprogramma ontworpen hebt en je ziet vervolgens dat iedereen het kopieert en gebruikt, zonder dat dat voor jou financieel iets oplevert, zul je waarschijnlijk minder gemotiveerd zijn om nieuwere versies of andere software te gaan maken dan wanneer je wel enige beloning voor je denk- en programmeerwerk ontvangt. Een derde argument voor bescherming van intellectueel eigendom is dat producten gemaakt met een commercieel doel ook daadwerkelijk verkocht moeten kunnen worden. Dat is een simpel economisch principe. Een muziekproducent bijvoorbeeld raakt financieel in problemen als een individu een cd koopt, vervolgens naar mp3 converteert en op internet ter beschikking stelt, zodat ieder ander deze cd gratis in bezit kan krijgen. Ook op software is het auteursrecht van toepassing. Omdat het doorgaans erg makkelijk is om software te kopiëren, makkelijker dan bijvoorbeeld een boek, zijn er speciale aanvullingen in het auteursrecht opgenomen ter bescherming van het intellectueel eigendom van software. Zo is het alleen toegestaan om een back-upkopie te maken van een programma en mogen ‘sloten’ ter voorkoming van kopiëren van programma’s en cd’s niet gekraakt worden. Daargelaten dat deze twee genoemde regels met elkaar in conflict zijn – je kunt geen back-upkopie maken als er een slot op zit – zijn er ook nog andere bezwaren tegen de verstrekkendheid van de aanvullende auteursrechtwetgeving inzake software. Zie de kadertekst ‘Beperkingen van de nieuwe Auteurswet’. We komen daar in de volgende paragraaf nader op terug.
Beperkingen van de nieuwe Auteurswet Tot hoever reikt de lange arm van de muziek- en filmindustrie? Die vraag staat centraal in het internationale wetgevende debat over de verhouding tussen auteurs- en gebruikersrechten. De afgelopen vijftien jaar heeft de Europese Commissie niet minder dan acht richtlijnen uitgevaardigd die de belangen van auteursrechthebbenden moeten waarborgen in het digitale tijdperk. Veel van deze Europese richtlijnen zijn een gevolg van internationale verdragen over de bescherming van eigendomsrechten in het internationale handelsverkeer, zoals onder meer vastgelegd door het WIPO (World Intellectual Property Organisation). Hoewel het WIPO onder vuur ligt vanwege kritiek op het democratische gehalte van sommige regelingen, kan alleen op dit internationale WIPO-niveau een fundamentele herziening tot stand komen van de huidige scheve machtsverhouding tussen bedrijfsleven en burger. Tot die tijd blijven politici krampachtig wetten opeenstapelen die proberen om de informatiesamenleving te veranderen in een informatiewinkel. Daarbij krijgt het bedrijfsleven ongekende bevoegdheden om het exacte lees- en luistergedrag van iedere burger minutieus in de gaten te houden. De meest recente Europese richtlijn over intellectuele eigendomsrechten (2004/48/EG) biedt collectieve beheersorganisaties de mogelijkheid tot het doen van invallen en beslagleggingen bij particulieren bij verdenking van kopiëren met commercieel oogmerk. De richtlijn was oorspronkelijk bedoeld om grootschalige piraterij van merkgoederen te bestrijden, maar is onder druk van een zware lobby van de entertainmentindustrie al snel uitgebreid naar alle mogelijke vormen van auteursrechtschending. De Tweede Kamer heeft nog geen wetsvoorstel ontvangen ter omzetting van
Bij Praktijkboek maatschappelijk verantwoord ondernemen – 5/11
Verdieping bij hoofdstuk 2 deze richtlijn. De Stichting Brein is in februari 2005 wel begonnen met een heksenjacht op gebruikers van peer-to-peer-software, door talloze vorderingen te sturen aan gebruikers via hun internetproviders. Daarbij beperkte Brein zich niet tot grootschalige inbreukmakers met een commercieel oogmerk, maar stuurde zij ook schikkingsvoorstellen ter waarde van tienduizenden euro’s aan mensen die een collectie van honderd liedjes aanbieden op internet. De entertainmentindustrie was al eerder op haar wenken bediend met de Europese richtlijn voor auteursrecht uit 2001. De richtlijn geeft de industrie een extra wettelijke bescherming van de technische middelen waarmee ze ongewenst gebruik tegengaat, zoals Digital Rights Management. Deze richtlijn is op 1 september 2004 in Nederland in werking getreden door een herziening van de Auteurswet uit 1912. De Auteurswet bevat nu een generiek verbod op het verbreken van digitale sloten op film- en muziekbestanden. Het is niet alleen verboden het slot te verbreken om een illegale kopie te maken. Ook wie de muziek of het beeld volledig legaal voor eigen gebruik wil benutten, maar daarbij wordt gehinderd door een digitaal slot, mag geen pogingen ondernemen de bescherming te omzeilen. Een consument die bijvoorbeeld een cd koopt die beveiligd is tegen afspelen op de cd-rom van een computer, mag die beveiliging niet doorbreken. Hoewel het recht op thuiskopie in de wet gehandhaafd blijft, kunnen digitale sloten het maken van zo’n kopie blijvend verhinderen, zonder dat de consument enig recht heeft om zich daarover te beklagen. Feitelijk genieten makers nu een driedubbele bescherming; van het auteursrecht zelf, van de technische mogelijkheden om ongewenst gebruik tegen te gaan en van de wettelijke bescherming van die technische voorzieningen. Dit driedubbele slot heeft grote consequenties voor onderwijs en bibliotheken. Het auteursrecht biedt namelijk voor een beperkte duur bescherming aan rechthebbenden. De rechten van de auteur vervallen zeventig jaar na diens dood. Voor uitvoerend musici en platenmaatschappijen geldt een termijn van vijftig jaar na de opname waarin zij hun zogenaamde naburige rechten kunnen innen. Maar zelfs als deze lange beschermingsduur is verlopen, mag er nog een digitaal slot op gezet worden en is het doorbreken ervan onrechtmatig. Vrij beschikbare afbeeldingen en muziek kunnen op die manier worden onttrokken aan het publieke domein. Ook voor onderzoekers op het gebied van beveiliging en cryptografie heeft het verbod op het doorbreken van digitale sloten grote gevolgen. Onderzoek naar cryptografie en beveiliging kan door een dergelijk verbod soms niet worden gepubliceerd omdat daarmee inzicht wordt gegeven in de zwakheden van digitale sloten op film en muziek. In de VS, waar een soortgelijk verbod sinds 1998 is opgenomen in de Digital Millenium Copyright Act, zijn hiervan reeds diverse voorbeelden bekend. De Nederlandse cryptografiedeskundige Niels Ferguson heeft onderzoek gedaan naar de zwakheden van de HDCP-encryptie van videosignalen. Hij heeft zijn onderzoeksresultaten niet in het Engels gepubliceerd uit angst voor vervolging in de Verenigde Staten op grond van de Digital Millenium Copyright Act, maar heeft door de nieuwe Auteurswet ook zijn uitingsvrijheid verloren in Nederland. Minister Donner van Justitie – in een schriftelijk antwoord op kamervragen in 2004, waaraan hij op 13 oktober 2004 gehoor heeft gegeven – verdedigt de huidige status-quo van de wetgeving: ‘Het auteursrecht is inmiddels aangepast aan de nieuwe uitdagingen van het auteursrecht.’ De minister verwelkomt daarnaast de ontwikkeling van DRM ‘om ongeoorloofd gebruik van beschermd materiaal te voorkomen alsmede om het geoorloofde gebruik gedetailleerd te kunnen monitoren en aan de hand daarvan individueel af te rekenen’.
Bij Praktijkboek maatschappelijk verantwoord ondernemen – 6/11
Verdieping bij hoofdstuk 2 Bits of Freedom pleit voor onbelemmerde, gelijkwaardige toegang tot het culturele en wetenschappelijke werelderfgoed, voor een beperking van de duur van auteursrechten die niet meer worden geëxploiteerd, voor behoud van anonimiteit en voor alternatieve modellen om makers te compenseren voor hun inspanningen, zoals de Creative Commons-licentie. Tijdens het auteursrechtsymposium op 15 oktober 2004 gaven politici van verschillende partijen aan een stevig debat te willen voeren over de houdbaarheid van het auteursrecht en spraken zij steun uit voor de suggestie dat wat met publiek geld tot stand is gebracht, ook publiek toegankelijk zou moeten zijn. Zij waren met name gecharmeerd van het Engelse model, waarbij de BBC zo veel mogelijk uitzendingen publiek toegankelijk maakt onder Creative Commons-licentie. Dit debat is tot op heden nog niet gevoerd. In de aanloop naar de nieuwe Auteurswet heeft Bits of Freedom al in oktober 2002 samen met ruim 25 toonaangevende technische en juridische experts een brandbrief opgesteld aan Kamerleden om excessen te voorkomen. In de vergadering van de vaste Kamercommissie van Justitie op 26 november 2002 zijn enkele van de kritiekpunten uit de brief aan de orde geweest. In de tweede vergadering van de Kamercommissie op 2 mei 2003 zijn nog meer kritiekpunten expliciet behandeld, zoals de mogelijkheid om te citeren uit een beveiligde publicatie, het gebruik van beschermde afbeeldingen voor schoolscripties, het uitlenen van een elektronisch boek of het tweedehands doorverkopen van een plaat. Bits of Freedom maakt zich zorgen of burgers nog wel vrij kunnen kiezen uit afspeelapparatuur. Voorbeeld: De platenmaatschappij van Britney Spears brengt haar nieuwe album via het internet uit. Het album, dat als mp3 wordt uitgegeven, is voorzien van een DRM-systeem. Dit systeem zorgt er niet alleen voor dat het album slechts drie keer gekopieerd mag worden, maar ook dat het alleen op door de platenmaatschappij goedgekeurde apparaten is af te spelen. Een beroemde voorvechter van interoperabiliteit is de Noorse tiener Jon Johansen. Hij schreef in oktober 1999 een programma om zijn legaal gekochte dvd’s af te kunnen spelen op Linux, het platform van zijn keuze. Om deze interoperabiliteit te realiseren, omzeilde zijn programma het Content Scrambling System (CSS) van de dvd. CSS voorkomt niet alleen kopiëren maar maakt het tevens onmogelijk voor consumenten om de reclamefilmpjes op een dvd over te slaan. In januari 2003 werd Johansen vrijgesproken. Ook in tweede aanleg, op 22 december 2003, werd niet bewezen geacht dat het programma gebruikt was om illegaal films te kopiëren. Volgens juridisch deskundigen zouden de activiteiten van Jon Johansen onder gelijke omstandigheden in Nederland wel onrechtmatig zijn. De minister zag daarin in mei 2003 in ieder geval geen bezwaar: het omzeilen van technische beschermingsvoorzieningen mocht volgens hem in geen geval worden toegestaan, ook niet wanneer het gaat om gebruik mogelijk te maken dat op zichzelf is toegestaan door wettelijke beperkingen. Dat geldt voor interoperabiliteit en dat geldt ook expliciet voor werk dat tot het publieke domein behoort, of waarvan de beschermingsduur is verstreken. Bron (bewerkt) www.bof.nl, 23 februari 2006
Bij Praktijkboek maatschappelijk verantwoord ondernemen – 7/11
Verdieping bij hoofdstuk 2 3
Oplossingen voor de auteursrechtproblematiek
In de kadertekst in de vorige paragraaf wordt gepleit voor: ‘... onbelemmerde, gelijkwaardige toegang tot het culturele en wetenschappelijke werelderfgoed, voor een beperking van de duur van auteursrechten die niet meer worden geëxploiteerd, voor behoud van anonimiteit en voor alternatieve modellen om makers te compenseren voor hun inspanningen, zoals de Creative Commons-licentie.’ In de kadertekst ‘Creative Commons’ hieronder vind je informatie over wat deze licentievorm inhoudt.
Creative Commons Auteursrechten waren altijd een kwestie van ‘alles of niets’. Nu is er meer keus. Vroeger was het makkelijk: een schrijver schreef een boek, dat werd uitgegeven door een uitgever en belandde in de boekhandel. Hier rustte auteursrecht op en als iemand grote stukken uit het boek wilde gebruiken, moest hij of zij daar vooraf toestemming voor vragen. Werk van amateurs werd niet gepubliceerd en omdat niemand er kennis van kon nemen, was er dus ook geen behoefte om de auteursrechten te regelen. Hetzelfde gold voor foto’s. Een professionele fotograaf was aangesloten bij een organisatie die zijn of haar belangen behartigde, en bedrijven die foto’s wilden gebruiken, moesten daarvoor betalen. De foto’s van amateurfotografen belandden in het fotoalbum. Internet bracht daar verandering in. Ineens konden ook amateurschrijvers, amateurfotografen, amateurschilders en amateurfilmers hun werk publiceren op het web. Ook hier rustte automatisch volledig copyright op: iemand mocht bijvoorbeeld niet zomaar foto’s en teksten van internet plukken en daar een boek mee samenstellen. Tenzij de auteur duidelijk aangaf op de website dat alle rechten opgegeven werden, en het materiaal dus door iedereen gebruikt mocht worden. Veel amateurcreatievelingen hadden hier moeite mee. Sommige vonden het bijvoorbeeld prima als iemand anders hun handleiding op zijn eigen website plaatste, met bronvermelding. Zolang die ander er maar geen geld mee verdiende. Een hoogleraar van de universiteit van Stanford merkte dat ongenoegen in 2001 op en besloot om zelf een soort licentie in het leven te roepen: ‘Creative Commons’, voor creatieve werken in het publieke domein. Hierdoor hoopte hij duidelijkheid te scheppen in de wereld van het auteursrecht. Zijn initiatief voorzag kennelijk in een behoefte, want inmiddels zijn er miljoenen artiesten, amateurs én professionals, die hun werk hebben uitgebracht onder een Creative Commons-licentie. Auteurs kunnen op de website (www.creativecommons.nl) zelf hun licentie samenstellen: ‘mijn werk mag alleen voor niet-commerciële doeleinden gebruikt worden’, ‘mijn werk mag niet bewerkt worden’, ‘iedereen mag alles met mijn werk doen, zonder bronvermelding’. Omdat de rechtssystemen in landen verschillen, worden de licenties ‘vertaald’ naar het nationale recht: in Nederland is dit gebeurd door DISC (Domein voor innovatieve Software en Content) en het IViR (Instituut voor Informatierecht van de Universiteit van Amsterdam). Schendingen van copyright zullen nooit helemaal uitgebannen kunnen worden, maar Creative Commons-licenties scheppen in ieder geval duidelijkheid. Bron (bewerkt): Trouw, 2005
Bij Praktijkboek maatschappelijk verantwoord ondernemen – 8/11
Verdieping bij hoofdstuk 2 In een artikel in Het Financieele Dagblad van 5 februari 2003 pleit een aantal wetenschappers voor het zoeken naar een oplossing voor de in het kader ‘Beperkingen van de nieuwe Auteurswet’ in de vorige paragraaf geschetste bezwaren tegen de nieuwe Auteurswet. Zij zeggen het volgende: ‘Wij pleiten dan ook voor een oplossing die enerzijds de commerciële belangen van auteurs voldoende waarborgt, maar die anderzijds ook: - de gebruiksrechten van de consumenten intact laat - onderzoek naar beveiligingsmogelijkheden (en publicaties daarover) niet onmogelijk maakt en - de opbouw van werken in het publieke domein niet frustreert.’ Zoals blijkt is deze oplossing nog ver weg. Dat heeft enerzijds te maken met het feit dat weten regelgeving op verschillende niveaus ontwikkeld is en wordt (nationaal, Europees en mondiaal) en die wetten nog niet op elkaar afgestemd zijn. In de tekst in het kader ‘Beperkingen van de nieuwe Auteurswet’ wordt mede daarom gepleit voor de ontwikkeling van wettelijke regels op mondiaal niveau. Anderzijds wordt het vinden van een oplossing bemoeilijkt door de complexiteit van de materie. We hebben hierboven al gezegd dat informatievrijheid op gespannen voet kan staan met vrijheid van meningsuiting en persvrijheid. Het auteursrecht verbiedt, terecht, ook het ongebreideld kopiëren van intellectueel eigendom en ook dat kan soms tot problematische relaties leiden met het recht op informatievrijheid. Ook het recht op privacy kan soms een rol spelen, bijvoorbeeld bij het verzenden van reclame aan potentiële klanten, dat beschouwd kan worden als een vorm van spam, maar ook als vrijheid van het geven van ‘inlichtingen’ in de zin van artikel 10 van het EVRM. Die complexiteit maakt het vinden van oplossingen in de vorm van regels en wetgeving moeilijk en daar komt nog bij dat technische ontwikkelingen niet stilstaan en dus geformuleerde regels weer achterhaald kunnen maken. In een situatie waarin wetgeving tekortschiet, hebben organisaties zelf de plicht om ethisch verantwoorde keuzes te maken. Dat is uiteindelijk ook in het belang van organisaties, omdat ook zij gebaat zijn bij bescherming van privacy, eerlijke concurrentie en vertrouwen van consumenten. Organisaties kunnen dat doen door in overleg met andere stakeholders te komen tot nieuwe regelingen voor de bescherming van auteursrechten, op een manier die niet alleen het kortetermijnbelang van de organisatie ten goede komt, maar ook en vooral de langetermijnbelangen van alle partijen. In het kader over BUMA en Creative Commons zie je een voorbeeld van een eerste aanzet daartoe. Het voorbeeld van het overleg tussen Creative Commons en BUMA verdient navolging. ‘Schending van copyright kan nooit helemaal uitgesloten worden, maar Creative Commons-
Bij Praktijkboek maatschappelijk verantwoord ondernemen – 9/11
Verdieping bij hoofdstuk 2 licenties scheppen in ieder geval duidelijkheid’ is de laatste zin van de kadertekst ‘Creative Commons’ hierboven. En die duidelijkheid is belangrijk, naast samenwerking. Ook ontwerpers van programmatuur, zowel individuen als professionele softwarebedrijven, zouden in overleg met belangenorganisaties van gebruikers en burgers nieuwe vormen moeten bedenken om de problemen inzake intellectueel eigendom en informatievrijheid in relatie tot nieuwe technologie gezamenlijk op te lossen, opdat duidelijkheid gecreëerd wordt en aan de belangen van alle betrokkenen zo veel mogelijk tegemoetgekomen kan worden. Het gaat er, met andere woorden, ook hier om dat stakeholders gezamenlijk de juridische, morele en zakelijke belangen en verantwoordelijkheden in kaart brengen en afwegen.
BUMA en Creative Commons Creative Commons (CC) introduceerde zichzelf kortgeleden met zes nieuwe licenties die een alternatief zouden kunnen bieden voor de BUMA. De jonge CC-organisatie heeft de afgelopen maanden vooral goed naam gemaakt in de professionele sfeer en weet zich inmiddels officieel gesteund door de overheid dankzij een flinke subsidie. Naast slechts een klein aantal muzikanten blijken er vooral muziekuitgevers, BV-Pop-vertegenwoordigers, juristen en geïnteresseerde studenten in de zaal te zitten. Ook de BUMA en STEMRA zijn stevig vertegenwoordigd in de vorm van onder meer Hans Kosterman (ook BV Pop en FNV/KIEM) en muziekuitgever John Brands (STEMRA). ‘Ik schrik van de agressie jegens de BUMA’, laat Brands zich ontvallen in de introductieronde. Ook Hein van der Ree van platenmaatschappij Epitaph laat zich als vertegenwoordiger van de ‘oude’ muziekindustrie al snel in het beklaagdenbankje drukken en breekt een lans voor artiesten ‘die gewoon nog geld met hun muziek willen verdienen’. Er is nogal wat onduidelijkheid over de intenties van Creative Commons, want het geld binnenhalen met je muziek wordt zeker niet uitgesloten in de CC-licenties. BUMA ziet de nieuwe organisatie (misschien terecht) als een aanval op haar monopoliepositie, Creative Commons ziet BUMA als een onoverkomelijk struikelblok. Het grootste probleempunt vormt, volgens de andere aanwezigen, de exclusiviteit van de inflexibele BUMA. Een muzikant die aangesloten is, brengt daarmee het recht op al zijn werk onder bij BUMA. En dat terwijl in deze moderne tijd van streaming en podcasting het zeker voor jonge en beginnende muzikanten interessant is om werk niet alleen via cd- of mp3-verkoop en radio- en televisie-exposure onder de aandacht te brengen, maar ook bepaalde nummers gratis weg te geven via het net en bijvoorbeeld juist meer geld te verdienen met optredens die met deze vorm van reclame kunnen worden binnengehaald. Hans Kosterman geeft toe dat BUMA een log apparaat is, maar dat wel degelijk wordt gewerkt met en gedacht over nieuwe systemen, zoals fingerprinting. Het systeem van fingerprinting wordt sinds een aantal jaren gebruikt om het muziekgebruik van de nationale publieke en commerciële radio- en tv-zenders te kunnen bepalen, zowel wat er exact uitgezonden is als ook de hoeveelheid muziek per uur. Ondertussen wordt ook in Brussel gewerkt aan een nieuwe Europese regelgeving waarin de huidige exclusiviteitsclausule die de BUMA haar leden nu oplegt, binnen twee tot drie jaar tot het verleden zal gaan behoren. Ook de licenties van CC zijn volgens de BUMA-vertegenwoordiging redelijk star. Als je een werk onder CC met licentie A het net op stuurt, dan is dat nooit meer te veranderen en het is zelfs onmogelijk om er een termijn aan te verbinden. En wat als niemand zich eraan houdt? Hans Kosterman (BUMA): ‘Zolang CC niet in staat is om enige vorm van handhaving te bieden (wat men een repressieve benadering vindt), is het woord “licentie” ronduit misleidend.’
Bij Praktijkboek maatschappelijk verantwoord ondernemen – 10/11
Verdieping bij hoofdstuk 2 De discussie sleept zich voort, totdat er wordt geopperd dat er beter in de iets verdere toekomst kan worden gekeken. De BUMA-taken kunnen het beste worden gedecentraliseerd. Iedere muzikant moet op zijn eigen winkeltje kunnen passen en voor elk van zijn werken de keuze kunnen maken tussen verschillende licentievormen. Een nog niet eens heel futuristisch idee dat door alle aanwezigen in ieder geval positief wordt ontvangen. Dat betekent dat BUMA zichzelf moet openbreken en omvormen tot een stichting die ook in de 21e eeuw nog goed kan functioneren. Want dat de situatie onhoudbaar begint te worden, is wel duidelijk. Belangrijkste conclusie van de avond moet zijn dat de twee partijen een stukje dichter bij elkaar zijn gekomen. Creative Commons wordt gehoord, BUMA krijgt ook de kans om weer eens wat misverstanden over hun werkwijze uit de wereld te helpen. De kou is uit de lucht. ‘Ga om de tafel zitten en los het op’, aldus Konrad Boehmer (componist, maar ook bestuurslid BUMA/STEMRA), die zichzelf meteen beschikbaar stelt als aanspreekpunt voor het vervolg van de discussie. Bron (bewerkt): www.3voor12.vpro.nl, 30 november 2005
Bij Praktijkboek maatschappelijk verantwoord ondernemen – 11/11