Vrije Gesubsidieerde School voor Buitengewoon Onderwijs, type 5 Kleuter-, lager en secundair onderwijs Universitaire Ziekenhuizen K.U.Leuven Herestraat 49, 3000 Leuven, België - Tel. 016 34.39.62 - Fax. 016 34.31.67 E-mail :
[email protected] Website: www.ziekenhuisschool.be EEN EIGEN PEDAGOGISCH PROJECT – (versie 31-08-2012) Inleiding Ziek zijn is nooit fijn. Zeker voor kinderen is een langdurig verblijf in het ziekenhuis een zware beproeving. Ze missen hun drukke, vrolijke leefwereld: thuis, de vriendjes en de school. Wie langdurig wegblijft van school, loopt bovendien het risico een grote achterstand op te lopen, eventueel zelfs een jaar te moeten overdoen. Sinds september 1980 probeert men in het UZ Leuven hieraan te verhelpen door onderwijs te organiseren voor patiëntjes die dat wensen. Vooral voor chronisch zieke en langdurig gehospitaliseerden kinderen is er nood aan aangepast onderwijs. De leerkracht in het ziekenhuis levert zo zijn specifieke bijdrage aan de psycho-sociale zorg voor de patiënt. Op 20 november 1989 werd de Conventie over de Rechten van het Kind door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aangenomen. Ons land heeft beslist de ‘Rechten van het Kind’ te ratificeren. Het ‘recht op onderwijs’ staat hierin uitdrukkelijk aangegeven. Ook een ziek kind heeft aldus wettelijk ‘recht op onderwijs’ (o.a. art. 28, art. 29). 1. De missie van de ziekenhuisschool UZ Leuven De ziekenhuisschool UZ Leuven is een vrije gesubsidieerde school voor buitengewoon onderwijs, type 5, basisonderwijs en secundair onderwijs. Deze school kadert in de filosofie van het Kinderziekenhuis: een holistische visie op aanpak, opvang en begeleiding van een ziek kind in het ziekenhuis (zie 3.). De ziekenhuisschool heeft dan ook zijn eigen specifiek doelstellingen (zie 4.). De opdracht van de ziekenhuisschool bestaat erin om aangepast, sterk geïndividualiseerd onderwijs aan te bieden aan gehospitaliseerde kinderen en jongeren, op maat van elke leerling. De organisatie wordt gedragen door een goed functionerend schoolteam en er wordt gewerkt in overleg met de thuisschool van elk kind en in nauwcontact met het ziekenhuisbehandelingsteam van elke leerling. Door haar neutrale, ongebonden opstelling (geen aansluiting bij een koepelorganisatie) voorkomt de ziekenhuisschool dat er moeilijkheden of hinderpalen kunnen ontstaan in het uitbouwen van een noodzakelijke samenwerking met de thuisschool van elke mogelijke leerling. Deze opstelling voorkomt ook dat er conflict kan ontstaan met ouders en/of leerling die bewust voor een bepaald schoolproject hebben gekozen. De ziekenhuisschool opteert om de werking van de school uit te bouwen volgens de methodiek en de uitgangspunten van het handelingsgericht werken. 2. Een greep uit de geschiedenis van de school Als eerste fase van het nieuwbouwproject van de Universitaire Ziekenhuizen-K.U.Leuven op de campus Gasthuisberg werd in november 1975 het kinderziekenhuis geopend. Men was zich ervan bewust dat het ziekenhuis onderwijs moest kunnen organiseren voor de langdurig gehospitaliseerde kinderen. Ook de hoofdverpleegkundigen-kindergeneeskunde hebben aan de wieg van de ziekenhuisschool gestaan. Met hen werd de onderwijsnood bestudeerd en werd het nodige cijfermateriaal verzameld. Onder impuls van de artsen en de hoofdverpleegkundigen werd een oplossing gezocht en gevonden. Op 16 september 1980 startte het BTK-project ‘Onderwijs aan gehospitaliseerde kinderen’. Dit initiatief werd, na een verlenging en de tussenstap van een DAC-project, uiteindelijk op 1 september 1983 erkend door het Ministerie van Onderwijs, als lagere school voor buitengewoon onderwijs, type 5, B-vorm (d.w.z. aan-bedonderwijs in een ziekenhuis).
Dankzij de rationalisatie en programmatie van het buitengewoon onderwijs (K.B. nr. 439 van 11 augustus 1986) kon de lagere school uitgebreid worden met een kleuterafdeling en aangevuld worden met een school voor secundair onderwijs in deze basisschool. De ziekenhuisschool is daardoor sedert 1 september 1986 een erkende school voor buitengewoon onderwijs, type 5, uitgebouwd op de drie niveaus: kleuter-, lager en secundair onderwijs. Vanaf 1 september 1991 heeft de ziekenhuissschool een tweede vestigingsplaats in Pelle,berg uitgebouwd, (basis- en secundair onderwijs). Een derde vestigingsplaats (secundair onderwijs) werd opgestart op 1 september 2009 in het psychiatrisch centrum van de Broeders Alexianen van Tienen (secundair onderwijs). 3. School in het ziekenhuis kadert in de ziekenhuisfilosofie Onderwijs voor gehospitaliseerde kinderen organiseren kadert in de Universitaire Ziekenhuizen van Leuven in een bredere filosofie: kinderen en jongeren tijdens hun opname zo aanpakken en opvangen, dat ze er kind kunnen zijn en blijven. Het ziekenhuis werkt en is georganiseerd vanuit een holistische visie op het zieke kind: de ziekte wordt gezien binnen de gehele psychosociale ontwikkelingscontext. Naast een thuissituatie (ouders, broers, zussen ...) heeft elk kind ook een school. Een nieuwe, vreemde (ziekenhuis)situatie wordt een stukje vertrouwder als blijkt dat men er, net als thuis, ook naar school kan/moet gaan. In elk kinderleven speelt het school lopen een belangrijke rol. Kinderen staan op om naar school te gaan, komen thuis van school, maken huiswerk, hebben vakantie, ... Door een ziekenhuisopname valt deze voor kinderen vanzelfsprekende activiteit, deze normale routine, weg. Voor langdurige opnames en chronische patiënten wordt het schoolse snel een bron van zorgen en problemen. Men zal na ontslag of tussen opnames in, niet meer kunnen ‘volgen’, het leerjaar zal misschien moeten worden overgedaan. Onderwijs aan zieke, gehospitaliseerde kinderen is een aparte opdracht: het biedt aan het kind de mogelijkheid om zich verder positief te ontwikkelen, naargelang zijn/haar individuele noden en behoeften. 4. Doelstellingen van de Ziekenhuisschool Algemene doelstellingen - De leerling schools bijhouden/ bijwerken in overleg met de school van herkomst: - voor de kleuters: hen een schools aanbod verstrekken zodat ze de ontwikkeling die op gang is, zinvol verderzetten; - voor de leerlingen van de lagere school: taal- en rekenlessen aanbieden, ook het vak Frans organiseren voor de leerlingen van 5de en 6de lj - voor de leerlingen van het secundair onderwijs: lessen in de algemene (hoofd)vakken organiseren. - De leerling schools stimuleren en activeren; hem zinvol schools laten bezig zijn. - De leerling richten op de toekomst, een teken van hoop zijn voor de leerling. - De ziekenhuisschool en de lessen zijn onderdeel van het aanbieden van een dagstructuur. - Onderwijs in het ziekenhuis doet appel op de ‘normale’, de ‘gezonde’ kanten van het kind, om te vermijden dat het kind louter en alleen geïdentificeerd wordt met zijn ziekte of met zijn probleem. - De ziekenhuisschool levert een bijdrage tot het behoud van of het herstel van maatschappelijke integratie. - Vanaf het eerste moment zal de ziekenhuisschool de mogelijke herinschakeling van de leerling, liefst in zijn school van herkomst, voor ogen houden en voorbereiden. De schoolse herinschakeling is steeds het doel op lange termijn: in dezelfde school of in een andere school, op hetzelfde niveau of op een lager/ander niveau, met eventuele richtlijnen voor de toekomstige leerkracht om (opnieuw) vastlopen of te verwachten problemen te vermijden. - Indien nodig zal er ook aandacht zijn voor het leren ‘leren/studeren’, voor het leren zelfstandig werken’, voor het leren van ‘doelgericht(er) en efficiënt(er) schools bezig zijn’. Deze ‘nieuwe’ houding op gang brengen en continueren. - De ziekenhuisschool zal een bijdrage leveren (schoolse informatie geven, meedenken over aanpak en benaderingswijze) op intern patiëntenoverleg (dit is een multidisciplinair overleg) met het behandelingsteam van het ziekenhuis, voor die leerlingen waarvoor dit aangewezen is. - Zowel de arts, de ouders als de leerling zelf kunnen specifieke vragen stellen aan het onderwijsteam: bijwerken van leerprobleemgebieden, observatieopdracht, gerichte stimulatie, ... . De ziekenhuisschool probeert hiermee, indien mogelijk, rekening te houden. - De ziekenhuisschool is voor de directe omgeving van het kind een model dat de patiënt, ondanks alle mogelijke beperkingen, toch nog vanalles kan.
Bedenkingen - De reden van opname, de evolutie van de ziekte, de invloed van medicatie kunnen beperkingen in tijd, tempo en inhoud veroorzaken. - Onze school is erg afhankelijk van een goede samenwerking met de leerling, zijn ouders, artsen, verpleegkundigen en andere disciplines in het ziekenhuis. Er is samenwerking met mensen die je kent (het beleid van het ziekenhuis, de verschillende diensten, de diverse behandelingsteams, ...), maar ook met betrokkenen en instanties die je niet kent (leerling, ouders, school van herkomst, ...) en dat is moeilijker. - Iedere ‘betrokken’ partij heeft zijn eigen kijk, zijn eigen bedoelingen, zijn eigen project, zijn eigen inzichten, zijn eigen verwachtingen, zowel in het nu als in de toekomst. De leerkrachten van de ziekenhuisschool proberen respectvol en in nauw overleg met elkaar en met de begeleidingsdienst (CLB) een aangepast sterk geïndividualiseerd onderwijsaanbod-op-maat aan te bieden. 5. Welke gehopitaliseerde kinderen hebben onderwijs nodig? Bij een langdurige opname is onderwijs van groot belang. De term langdurig is relatief. Onderwijs aan gehospitaliseerde kinderen is van groot bealng wanneer hun schoolse ontwikkeling dreigt vast te lopen. Soms zijn kinderen voor de opname al een hele tijd niet meer naar school geweest. Sommige kinderen zijn chronisch ziek. Ze verblijven af en toe in het ziekenhuis, zijn periodes thuis en mogen/kunnen al dan niet naar school. Wij denken o.a. aan: nierdialysepatiëntjes, kinderen met de ziekte van Crohn, met moeilijk te controleren epilepsie of suikerziekte, met rheuma, met oncologische aandoeningen, met muco, ... De ziekenhuisleerkracht kan een eigen bijdrage leveren in het multidisciplinair onderzoek en in de behandeling van kinderen met psychosomatische problemen of gedragsproblemen, zeker als er schoolmoeilijkheden aan de basis liggen. Het is wel duidelijk dat de benadering en de manier van werken verschilt van kind tot kind, van problematiek tot problematiek. 6. Onderwijs, ook voor terminale patiënten? Wanneer een kind gehospitaliseerd wordt, zijn diagnose en prognose meestal niet altijd duidelijk. Bij een aantal patiënten weet men wel vrij snel dat het om ernstig zieke kinderen gaat en dat de behandeling zwaar zal zijn en lang kan duren. Onderwijs wordt dan vanzelfsprekend. De leerkracht wordt door deze kinderen meestal ervaren als hulpverlener die niets te maken heeft met de behandeling en de bijhorende problemen. Het kind zal zich hierdoor meestal vlugger openstellen voor contact en ‘normale’ interacties. Deze kinderen begeleiden, ondersteunen, motiveren en hen begripvol, maar met voldoende appel, aansporen om naar vermogen actief te zijn en te blijven, vergt van een leerkracht een grote draagkracht en veel creativiteit . Het dageiljks lesmoment, als het kan op een vast moment, zorgt ervoor dat het kind kan uitkijken naar de komst van de leerkracht en hierdoor vat kan houden op de tijd. Ook voor kinderen die niet meer genezen kunnen worden, blijft onderwijs belangrijk. Als het onderwijsaanbod gestopt wordt, zonder dat het kind erom vraagt, zou dit door het kind en zijn ouders kunnen geinterpreteerd worden dat het niet meer de moeite is om erin te investeren. Elk kind heeft recht op onderwijs. De leerkracht zal wel de inhoud van zijn lessen aanpassen aan deze nieuwe situatie. In de keuze van de leerstof gaat hij/zij voornamelijk rekening houden met de interesse van het kind, het plezier beleven aan het uitvoeren van bepaalde schooltaken, het positief beleven van dit soort actief zijn, ... Als kinderen paliatief zijn kan het onderwijs evolueren naar een verhaaltje vertellen, wat voorlezen, misschien wordt het herleid tot een dagelijks ondersteunend bezoek. Wij hebben de ervaring dat dit, zowel door het betrokken kind als door zijn ouders, positief beleefd wordt. Een moeilijke taak alleen moeten opknappen valt dubbel zwaar. De allermoeilijkste periode in je leven alléén moeten doormaken, is mensonwaardig. 7. Het multidisciplinair samenwerken in het systeemgerichte hulpverleningsmodel van de afdeling kinder- en jeugdpsychiatrie Op de afdeling Medisch Psychologische Kliniek (MPK) neemt men kinderen en jongeren op met ernstige ontwikkelings- en opvoedingsmoeilijkheden. Dit kunnen kinderen zijn met algemene ontwikkelingsretardatie, met psychotisch gedrag, met emotionele problemen, met gedrags- en interactieproblemen, die in de thuissituatie ernstig vastgelopen zijn, … . De ambulante hulp bleek voor hen onvoldoende resultaten op te
leveren. Gepoogd wordt via intensieve observatie (medisch, pedagogisch en psychologisch) en behandeling een zo goed mogelijk en blijvend resultaat te bereiken. Men vertrok in '76 vanuit een gedegen interdisciplinaire samenwerking ter behandeling van het kind, met als basisidee het stimuleren van de deskundigheid en de creativiteit van elk teamlid. Nadien werd in de lijn van de opkomst en de doorbraak van de gezinsgerichte therapieën, de behandelingsstrategie toegepast op het kind-in-zijn-context, als onderdeel van zijn systeem (het gezin, aangevuld met de invloed van de bredere context rondom het kind, zijnde de school, de buurt ...). Deze visie op ‘het kind-in-zijn-context staat centraal’ werd na verloop van tijd aangevuld met de aandacht voor intra-individuele factoren van het kind zoals genetische, organisch-cerebrale of psycho-dynamische aspecten. De visie en werkwijze van de afdeling MPK werkte ook inspirerend op de diverse behandelingsteams in de rest van het kinderziekenhuis. De ziekenhuisschool wordt zeer intensief betrokken bij de totale behandeling van het gehospitaliseerde kind, waarin gestreefd wordt naar multidisciplinair samenwerken. De inbreng van elk lid van het behandelingsteam wordt dan ook meer gewaardeerd, de diverse benaderingen worden op mekaar afgestemd door regelmatige informatie-uitwisseling en door het bepalen van algemene doelstellingen voor de behandeling. De ziekenhuisschool maakt deel uit van de diverse behandelingsteams. Men stelt vast dat door deze manier van werken een veel zinvoller bezig zijn met een gehospitaliseerd kind mogelijk gemaakt wordt. 8. Concrete werkwijze Een school in een ziekenhuis laten functioneren is niet eenvoudig. - De wetgeving voor het Buitengewoon Onderwijs en de algemene onderwijswetgeving leggen administratieve verplichtingen op en geven een wettelijk kader aan. - Het zich spiegelen aan de werking van andere ziekenhuisscholen bleek niet mogelijk daar er in België weinig kinderziekenhuizen ter grootte van dat van UZ Leuven zijn. - Wij zijn er van overtuigd dat de uitbouw en de werking van een ziekenhuisschool niet los kunnen/mogen staan van de filosofie van het kinderziekenhuis. Meer nog, de ziekenhuisschool moet zo functioneren dat het lesgeven onderdeel wordt van de ‘totale verzorging/benadering’ van elke patiënt. - Om zinvol te zijn moeten de lesinhouden bepaald worden in overleg met de school van herkomst van elke patiënt, wat regelmatig contact met de thuisschool veronderstelt. - Bij opname van een kind is het belangrijk om de doelstelling en het belang van het schools bezig blijven te verduidelijken aan ouders. Ook informatie geven over de concrete werking kan een vlotte samenwerking ziekenhuisschool-ouders-kind-thuisschool vergemakkelijken. De verschillende stappen: 1. Via de hoofdverpleegkundige (soms via de arts of via de ouders) wordt de vraag voor onderwijs doorgespeeld aan de ziekenhuisschool. Iedere maandag contacteert een leerkracht de hoofdverpleegkundigen voor de lesaanvragen van nieuwe patiënten en voor berichten van heropname. 2. De nodige informatie wordt verzameld: naam, voornaam, adres, geboortedatum en ziektebeeld (reden van opname) worden door de afdeling doorgegeven. Van het kind en/of zijn ouders verneemt de ziekenhuisschoolleerkracht de schoolverwachtingen, op welke school en in welke klas de patiënt zit maar ook op welk niveau het kind schools presteert. 3. Indien nodig wordt er contact opgenomen met de thuisschool. Zo wordt er meer informatie verkregen over het schoolse presteren en functioneren. Ook kan er dan, in overleg met de thuisschool, het te geven leerstofpakket afgebakend worden. Sommige scholen geven spontaan taken/onderwerpen mee waaraan in het ziekenhuis kan gewerkt worden. Soms zullen scholen dit doen, nadat ze door de ziekenhuisschoolleerkracht (of door de ouders op vraag) gecontacteerd zijn. 4. Is het niveau bekend en is het haalbaar om bezig te zijn met de leerstof die het kind in de thuisschool zal missen, dan zal deze leerstof met het kind ook doorgenomen worden. Als het kind achterop is met (een deel van de leertof) proberen we het kind bij te werken. ( 5. Via de wekelijkse overlegvergadering met het behandelingsteam van het kind verneemt de ziekenhuisschoolleerkracht meer over de situatie van het kind vanuit de verschillende disciplines. Deze informatie is belangrijk - voor het bepalen van de houding van de leerkracht naar ouders en kind toe; - voor het bepalen van de lesinhoud; - voor het bepalen van de duur en frequentie van de lessen;
- voor het bepalen van de te stellen eisen tijdens de les. De steun die kinderen soms nodig hebben om gemotiveerd schools actief te blijven is niet alleen de taak van de leerkracht. De arts, de verpleegkundige, de spelleiding, de psycholo(o)g(e) en de maatschappelijk werk(st)er zullen, elk op hun manier, hiertoe bijdragen. Door een soepel en vlot contact leerkracht-verpleegkundige-arts, is het mogelijk om dagelijks informatie uit te wisselen i.v.m. de actuele toestand van het kind. De leerkracht kan hiermee dan rekening houden. 6. Indien nodig (bijvoorbeeld op vraag van de arts, van de ouders/kind, van de school van herkomst, ...) neemt de ziekenhuisschoolleerkracht bij ontslag opnieuw contact op met de thuisschool. De situatie van het kind op schools gebied wordt dan doorgegeven. Als er extra aandacht nodig is om het kind psychisch op te vangen en te begeleiden bij terugkomst op school, dan wordt dit ook ter sprake gebracht. Onderwijs in het ziekenhuis is hoofdzakelijk geïndividualiseerd onderwijs. Men werkt vanuit de beginsituatie van elk kind. Als het enigszins kan, zal men kinderen wel in groepjes bij elkaar plaatsen. Door deze manier van lesgeven ontstaat er vlug een nauwe relatie tussen leerkracht en kind. Voor de kleuters of kinderen die op kleuterniveau functioneren De kleuterleeftijd is een periode van continue ontwikkeling, waarbij beleven, waarnemen en ervaren de sleutelwoorden zijn. Spelen vormt de hoofdinhoud van het kleuterleven. Ieder spel is terzelfdertijd een leerproces: alle spelmateriaal is leermateriaal, iedere speelvorm is leervorm. Een kleuter kan geen - in de echte zin van het woord – ‘schoolse achterstand’ oplopen. Voor 6 jaar is men ook niet school- of leerplichtig. Het is duidelijk dat een ziekenhuisopname voor kleuters zeer ingrijpend is. Opvang en aandacht voor hun affectieve noden (veiligheid, geborgenheid...) zijn erg belangrijk. In de kleutertijd wordt de basis gelegd voor de verdere ontwikkeling. Inschakelen van kleuters moet met de nodige omzichtigheid overwogen worden. Heel concrete opdrachten voor het onderwijs aan kleuters kunnen o.a. zijn: schoolse oriëntering, niveaubepaling, observatie tijdens oppuntstelling van medicatie... Aan kleuters die voor langere tijd opgenomen worden, biedt onderwijs een stukje aansluiting bij de gewone leefwereld van het kind, waartoe ook de school behoort. Op basis van deze specifieke indicaties kunnen de kleuterleidsters de individuele doelstellingen en het lespakket bepalen. Voor de leerlingen van het lager en van het secundair onderwijs Wanneer een kind voor onderwijs in aanmerking komt, wordt er eerst kennis gemaakt met het kind en - als het mogelijk is - ook met de ouders. Naast de identificatiegegevens worden ook de schoolgegevens verzameld. In eerste instantie is het namelijk belangrijk om voor elk kind zo snel en zo efficiënt mogelijk te komen tot een goede niveaubepaling. Naargelang de reden van opname en de vraag naar het onderwijsteam toe, wordt er al dan niet een uitgebreide niveaubepaling gedaan. Naast hetgeen door lesgeven en schools bezig zijn met het kind vastgesteld wordt, zijn er nog andere bronnen van informatie om deze niveaubepaling te vervolledigen: contact met de school van herkomst, de boeken en schriften van de leerling, rapporten, zijn verhaal over zijn schoolse belevenissen en vorderingen, het verhaal hierover van zijn ouders, ... . Daarenboven komt er nog zinvolle informatie van andere ziekenhuis-medewerkers. Door de niveaubepaling hoopt men inzicht te krijgen in de beginsituatie om een aangepast werkplan op te stellen. De kinderen worden best bijgehouden voor de hoofdvakken: Nederlands, Frans en wiskunde. In het secundair onderwijs aangevuld met richtingsspecifieke vakken. Indien mogelijk worden aan de school van herkomst de handboeken en de geplande lesinhoud voor de eerstvolgende periode gevraagd. Voor kinderen kan het erg belangrijk zijn om te kunnen verder werken met hun vertrouwde lees- of rekenmethode. Bij leerlingen met ernstige leermoeilijkheden (soms zelfs leerstoornissen) zal een uitgebreide niveaubepaling de basis zijn om het handelingsplan ter remediëring op te stellen. Meestal zijn 5 tot 9 lesuren per week voldoende om een kind schools bij te houden voor de hoofdvakken, doordat men dermate kan individualiseren (eigen beginsituatie, mogelijkheden, tempo, begripsvermogen van het kind). Kleine ‘huiswerkjes’ of inoefeningen kunnen behoren tot de eventuele kameractiviteiten. 9. Efficiënt observeren en evalueren, belangrijke ‘doe-woorden’
In een Ziekenhuisschool wordt er niet klassikaal gewerkt. De kinderen worden niet in een bepaalde vastgelegde structuur gedwongen. De leerlingen wisselen voortdurend door opname en ontslag. De leerkrachten moeten elke dag tijdstip en inhoud van de lessen aanpassen aan de toestand van de leerlingen. Van een leerkracht wordt verwacht snel en efficiënt, op basis van een aantal reeds beschikbare gegevens, een aanvullend pedagogisch-didactisch onderzoek op te zetten om de beginsituatie van elke nieuwe leerling te bepalen. Naargelang de opnamereden en de voorziene opnameduur wordt bepaald of deze niveaubepaling beperkt of uitgebreid gebeurt. Met niveaubepaling wordt bedoeld: het maken van een balans over het presteren en het functioneren van het kind op dit moment. Via een aantal toetsen wordt het presteren gecontroleerd, het niveau van presteren wordt nagegaan op de verschillende onderdelen - van de functie-ontwikkeling (voor de kleuters) - van taal, rekenen, eventueel Frans (voor de leerlingen van de lagere school), - van de algemene hoofdvakken (voor de leerlingen van het secundair onderwijs). Het werkplan/leerplan is hiervoor leidraad. Tijdens deze toetsing en de bespreking ervan met de leerling observeert de ziekenhuisschoolleerkracht hoe de leerling komt tot zijn schoolse prestaties, hoe hij zich gedraagt, hoe hij zich sociaal beweegt, wat hem belemmert of stimuleert, wat zijn leerbaarheid is en met welke pedagogisch-didactische methodes we een beter rendement verkrijgen. Dit wordt het ‘functioneren’ van de leerling genoemd. Dus onder functioneren wordt verstaan: - de werkhouding, - het gedrag, - de sociale omgang, - de leerbaarheid van de leerling, - de invloed van de specifieke aanpak van de leerkracht op de leerling. Wat gedrag betreft, wordt het probleemgedrag beschreven. Ook hier spelen reden van opname en vraagstelling van het behandelingsteam een rol. Gedragsproblemen zijn het resultaat van interactie leerkracht-leerling en omgekeerd. Wat de leerkracht betreft, kunnen wij stellen dat een affectief ondersteunende, maar ook structurerende houding, met voldoende oog en oor voor omstandigheden, gevoelens en wensen van de kinderen een basishouding bij de leerkracht moet zijn. Tijdens het ‘schools bezig zijn’ in een kleine groep vallen de sociale vaardigheden van de leerling op en kan de leerkracht zicht krijgen op de leerbaarheid van het kind. Op de werkhouding, gedrag en leerbaarheid zicht krijgen betekent dat de leerkracht een aantal pedagogischdidactische methodes uitprobeert om zo een kijk te krijgen op de invloed van de specifieke aanpak. Deze observatiegegevens worden zorgvuldig genoteerd en in een observatieschema ingevuld. Na het systematisch registreren van de gegevens gedurende een bepaalde periode, worden deze gegevens in de patiëntenbespreking naar voor gebracht. Vanuit deze multidisciplinaire vergadering worden de gegevens geanalyseerd, van waaruit een dynamisch behandelingsplan groeit dat tijdens het werken met het kind voortdurend wordt bijgestuurd. Op klassenraden wordt hierover overleg gepleegd. 10. En wat na ontslag, tijdens de herstelperiode thuis? Sinds het schooljaar 89-90 werd de ziekenhuisschool geconfronteerd met het probleem dat heel wat ernstig zieke patiëntjes tussen de verschillende opnames niet naar school kunnen gaan. Het beleid van het ziekenhuis kiest ervoor om de opnameperiode(s) zo kort mogelijk te houden. Soms zal men ook de behandeling verderzetten via opnames op daghospitaal. Er wordt ook geconstateerd dat bij vele ouders en patiëntjes het schools kunnen bijblijven als erg belangrijk wordt ervaren. De leerkrachten van de ziekenhuisschool kunnen deze taak op zich nemen, zowel tijdens een gewone opname als tijdens de behandelingen op daghospitaal. Een leerproces met succes op gang houden is echter moeilijk als er regelmatig periodes voorkomen zonder onderwijshulp. Om dit probleem op te lossen zijn er een aantal mogelijkheden: - de thuisschool wordt aangesproken en ingeschakeld om taken te bezorgen, contact te houden, eventueel op vrijwillige basis wat bijles te organiseren; - de ouders zoeken een leerkracht die, hetzij op vrijwillige basis, hetzij op basis van een overeengekomen vergoeding, bijles geeft aan het kind; - er zijn een aantal vrijwilligersorganisaties (Auxilia, School in en na 't Ziekenhuis,…) die deze taak op zich nemen, en die bereid zijn om met ons samen te werken en les-aan-huis te verzorgen;
- enkel als het gaat om leerlingen van de 3de kleuterklas, de leerplichtige leerlingen basisschool en secundair onderwijs, die langdurig (voor chronisch zieken onmiddellijk, voor andere zieke leerlingen vanaf de 22ste dag afwezigheid) in de onmogelijkheid zijn om naar school te gaan, kan een aanvraag voor ‘tijdelijk onderwijs aan huis’ worden ingediend (4 lesuren per week). - Voor kinderen met een oncologisch probleem (kleuters eerste en tweede kleuterklas) bestaat er een project op vrijwillige basis in samenwerking met de Vlaamse Kankerliga om ‘huisonderwijs door de leerkrachten van de thuisschool’ te organiseren. Vanuit de ervaring van de ziekenhuisschool, stelt men vast dat het inschakelen van alternatieve vormen van onderwijs ook gevaren inhoudt. De motivatie om kinderen terug naar school te sturen, wanneer er medisch geen tegenindicaties meer zijn, is er niet altijd vanaf het moment dat aan ouders meegedeeld wordt dat het kind terug naar school mag. Dit gevaar is zeker aanwezig als er geen rechtstreeks contact is met het behandelingsteam waardoor de informatiedoorstroming onvoldoende en te traag verloopt. 11. Het engagement van de leerkrachten Uiteraard vergt het lesgeven in een ziekenhuisschool heel wat van de leerkrachten. Ze moeten de leerstof van alle leerjaren, alsook de verschillende onderwijsmethoden, goed beheersen. Ze moeten rekening houden met de mogelijkheden van elk kind en met de beperkingen die een ziekte kan opleggen (leerkrachten zijn niet paramedisch opgeleid). Bovendien moeten ze via het onderwijs een speciale boodschap overbrengen aan het zieke kind, deze van interesse en hernieuwd zelfvertrouwen. Het persoonlijk engagement en de investering van de leerkrachten moet voldoende groot zijn: elke dag heeft zijn nieuwe problemen die moeten worden opgelost . Met geëngageerde leerkrachten, met de steun van het beleid, via een goede samenwerking met de andere ziekenhuismedewerkers (medici, verpleegkundigen, psychologen ...) kan onderwijs uitgroeien tot een goed functionerend geheel. De school kan zich dan zo inburgeren in het ziekenhuis, dat ze er niet meer weg te denken is. Besluit Onderwijs is een recht, ook voor zieke en gehospitaliseerde kinderen. Het is onze plicht ernaar te streven kwaliteitsonderwijs aan te bieden. Voor de ziekenhuisschool is dit een zeer specifieke opdracht. Contacten en overleg met thuisscholen zijn zeer belangrijk en vinden dan ook regelmatig plaats. Samenwerken met anderen wordt veel meer ‘vanzelfsprekend’ als de beide partijen mekaar een beetje kennen. 30-08-2004 (met enkele correcties: 10-07-2008 , 01-09-2011, 01-08-2012)
Literatuur Gedragsproblemen van A tot Z, Praxis 34, van Luc Koning, uitgegeven bij Malmberg Den Bosch 1984 Praktijkboek werkhouding, Praxis 36, van de Werkgroep werkhouding, uitgegeven bij Malmberg Den Bosch in 1984 Observatieboek, Praxis 37, van Luc Koning, uitgegeven bij Malmberg Den Bosch in 1984 Ideeënboek Ontwikkelingsmaterialen, Praxis 41, van Luc Koning, uitgegeven bij Malmberg Den Bosch in 1984 Gedragsproblemen op de basisschool, van Zef Hendriks, Rob Verstegen, uitgegeven bij Dekker en Van de Vegt, Nijmegen in 1988. Groepsopvoeders en ouders, tegenstanders of medestanders? van A. De Vriendt, J. De la Marche en K.Pyck., uitgegeven bij Acco, O.K.-reeks, 1985. Onderwijs in het ziekenhuis. Al een heel eind op weg en toch nog ver te gaan!, Bundelingen van de lezingen, gegeven tijdens de studiedag van 4 mei 1991 ‘10 jaar Ziekenhuisschool Gasthuisberg’, samengesteld door Ludo Govaerts i.s.m. Hilde Schotte, Bart Farasyn en Ivan Nolmans, eigen uitgave Ziekenhuisschool Gasthuisberg Leuven, 1991 Geef me veerkracht. Over onderwijs aan langdurig zieke kinderen. Redactie Ludo Govaerts, illustraties o.l. v. An Smeyers, uitgegeven bij Davidsfonds Leuven, 2010