Vragen en antwoorden rond afval A 0. Bouwunie-enquête algemene en ruwbouwaannemers over afval In april 2006 werd een Bouwunie-enquête gehouden bij 120 algemene en ruwbouwaannemers omtrent de problematiek “afval” voor het bouwbedrijf. Hieruit blijkt dat 92% van de aannemers hun afval zelf meenemen, omdat afval achterlaten bij de klant uit den boze is. 60% van de aannemers stelt niet langer terecht te kunnen in een containerpark en 70% van de respondenten doet vandaag reeds een beroep op een containerdienst. Afval is dus duidelijk een probleem dat het bouwbedrijf zelf moet aanpakken. De kostprijs voor het verwijderen van afval loopt sterk uiteen. Voor de ophaling van een container van 10 m³ steenpuin varieert de kostprijs in 2006 van 160 euro tot 285 euro, aldus de aannemers. Het verwijderen van gemengd puin, wat uiteraard duurder is, kost 300 à 600 euro voor een container van 10 m³. Hoe lager de kostprijs, hoe beter. Niet alleen voor de aannemer, maar ook voor de klant. Want, kosten voor afval zijn een algemene kost die de aannemer slechts kan doorrekenen aan de klant. De top 5 van afvalstromen wordt aangevoerd door bouw- en sloopafval, gevolgd door plastiekfolie / verpakkingen, houtafval van bekisting e.d. , palletten en papier en karton. En waar gaat dit afval dan naar toe? Afvalstroom
zelf verwerken
containerservice
containerpark
gemeentelijke ophaling
KGAophaling
Particulieren
Andere
Bouw-en sloopafval Plastiekfolie Palletten
12%
69%
8%
0%
0%
0%
11%
6%
55%
18%
1%
1%
1%
18%
43%
20%
5%
0%
0%
22%
11%
Houtafval
38%
29%
8%
0%
0%
16%
10%
Papier en karton
5%
37%
15%
30%
0%
0%
14%
In het luik Preventietips leest u meer over hoe u afval kan beperken en dus ook kosten kan besparen.
A 1. Welke afvalstoffen moet ik apart opslaan? De afvalstoffenreglementering VLAREA verplicht de afzonderlijke inzameling en/of ophaling van verschillende soorten bedrijfsafvalstoffen: klein gevaarlijk afval van vergelijkbare bedrijfsmatige oorsprong, glas, papier/karton, gevaarlijk afval, plantaardige en dierlijke oliën en vetten, textielafval, groenafval, afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, afvalbanden, steenachtige fracties van bouw- en sloopafval, asbestcementhoudende afvalstoffen, afgewerkte olie, afgedankte apparaten die ozonafbrekende stoffen of broeikasgassen bevatten en afvallandbouwfolies moeten gescheiden worden aangeboden en afzonderlijk worden gehouden bij ophaling en/of inzameling. Hout- en metaalafval zamelt u best apart in, maar mogen wel nog samen in een gemengde container. Het is immers technisch en zonder veel kwaliteitsverlies mogelijk hout- en metaalafval van gemengd afval te scheiden. Uit de enquête is gebleken dat dit de voornaamste afvalstromen bij de bouwaannemer zijn: 1. bouw- en sloopafval 2. plastiekfolie/verpakkingen 3. houtafval van bekisting e.d. 4. palletten 5. papier en karton
1
Als u goed sorteert, kunt u de fractie gemengd afval beperken of zelfs vermijden. Sorteren is wettelijk verplicht, maar daarnaast ook goed voor het milieu én uw portemonnee. U betaalt immers meer voor de afvoer van gemengd afval dan voor de afvoer van selectief ingezamelde afvalstoffen.
A 2. Hoe moet ik mijn afvalstoffen opslaan? Afvalstoffen moeten opgeslagen worden in aangepaste verpakkingen en/of afvalcontainers die geplaatst worden op een lekdichte ondergrond tenzij het gaat om zogenaamde inerte afvalstoffen die niet “reageren”. De voorlopige opslag van afvalstoffen op de werf, voorafgaand aan elke inzameling, is niet meldings- of milieuvergunningsplichtig als die opslag gebeurt in functie van een georganiseerde regelmatige afvoer van de afvalstoffen. Ook voor de opslag (op het eigen bedrijfsterrein) van afvalstoffen afkomstig van eigen werken/werven, is volgens de OVAM (Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij) geen milieuvergunning nodig, op voorwaarde dat: • ze opgeslagen worden in maximum 5 containers; • er geen enkele behandeling/sortering gebeurt; • en ze op regelmatige basis worden afgevoerd. Afvalolie wordt verzameld in vaten. Als men de vaten afvalolie langer dan 24 uur op dezelfde plaats stockeert, dan moeten de vaten geplaatst worden in lekbakken, die minstens de inhoud van het grootste vat kunnen opvangen.
A 3. Waar kan ik met mijn gescheiden afval heen? In de volgende gevallen kan u als zelfstandige of kleine onderneming zonder problemen zelf afval vervoeren. • als u minder dan 10 werknemers hebt en u zelf uw afvalstoffen naar een inzamelpunt zoals een gemeentelijk containerpark of een verwerkingsbedrijf brengt; • als u bij onderhoudswerken bij klanten (b.v. loodgieterij, chauffage, e.d.) afvalstoffen vervoert van de plaats van de werken naar uw eigen bedrijf of naar een afvalverwerker; • als u als leverancier nieuwe producten levert en in het kader van een terugnameplicht, een aanvaardingsplicht, of vrijwillige terugname, afgedankte producten of lege verpakkingen meeneemt naar uw bedrijfsterrein of een inzamelpunt voor afgedankte goederen. Let er wel op dat u het afval correct vervoert, of - zoals de wetgeving het zegt - dat u het transport verzorgt ‘zoals een goede huisvader’. Dit betekent ondermeer: • dat u een geschikt transportmiddel gebruikt; • dat u het afval correct verpakt: gebruik degelijke recipiënten, bescherm het afval tegen de wind, ... ; • dat u de verschillende soorten afval niet mengt: gebruik afzonderlijke recipiënten voor de verschillende afvalstoffen en reinig de recipiënten goed bij elk gebruik, het is ook verboden afvalstoffen te verdunnen; • dat u verzekerd bent tegen milieuschade ingeval u gevaarlijk afval of KGA vervoert. Zijn de bovenstaande situaties niet van toepassing, en/of kan u niet tewerk gaan ‘als een goede huisvader’, dan kan u een beroep doen op derden. Er zijn namelijk gespecialiseerde firma’s die afvalstoffen ophalen en verwerken. Let er hierbij op dat u een beroep doet op “erkende overbrengers” of “geregistreerde vervoerders” d.w.z. bedrijven die daarvoor een erkenning/registratie verkregen hebben van de overheid. Op de website www.ovam.be ( > afval > sorteren en recycleren > lijst overbrengers en verwerkers) vindt u geactualiseerde lijsten van de “erkende overbrengers en verwerkers” in uw regio. U kunt met hen contact opnemen voor meer informatie over de aard en de kostprijs van hun dienstverlening. Zo’n transport van afvalstoffen door erkende overbrengers moet vergezeld zijn van een identificatieformulier. Vraag uw overbrenger steeds een afgiftebewijs. Dit kan een identificatieformulier zijn of een afgiftebon.
2
Maar er bestaat ook nog een derde mogelijkheid. In de bouwsector organiseren bepaalde beroepsfederaties samen met de privésector aparte inzamelrondes voor bedrijfsspecifieke afvalstoffen. Zo zijn er bv. de initiatieven van Bouwunie voor de schilders-decorateurs en schrijnwerkers-interieurbouwers. Zij bieden een betaalbare en haalbare oplossing voor de sectorspecifieke afvalstoffen via vooraf afgesproken prijzen in functie van het gekozen standaard-recipiënt (b.v. vloeistofvat, dekselvat) en de gekozen ophaalfrequentie. Tot slot kan u met bepaalde afvalstoffen in een aantal gemeenten ook terecht in het gemeentelijk containerpark. In ondernemingen komen namelijk vaak bedrijfsafvalstoffen vrij die vergelijkbaar zijn met huishoudelijke afvalstoffen. Dit is het geval voor afvalstoffen die ontstaan ten gevolge van activiteiten die van dezelfde aard zijn als deze van de normale werking van een particulier huishouden. Voor aannemers is dit vooral papierafval (van de burelen), andere voorbeelden zijn kleine verpakkingen, enkele kapotte lampen, ... Dit afval is qua aard, samenstelling én hoeveelheid vergelijkbaar met huishoudelijk afval. Aangezien hier de gemeentelijke autonomie geldt, is de situatie verschillend van gemeente tot gemeente. Sommige gemeenten aanvaarden KMO’s met afvalstoffen die vergelijkbaar zijn met huishoudelijke afvalstoffen mits voorwaarden (hoeveelheidsbeperkingen, bepaalde dagen van de week, afzonderlijke registratie of betalingsmodaliteiten). Informeer hiervoor bij uw gemeente.
A 4. Wat met verpakkingsafval? In de drie gewesten (Vlaanderen, Wallonië en Brussel) gelden de bepalingen van het Interregionaal Samenwerkingsakkoord voor de preventie en het beheer van verpakkingsafval. Dit samenwerkingsakkoord legt de ‘verpakkingsverantwoordelijke’ een terugnameplicht en een informatieplicht op. Deze informatieplicht houdt in dat de verpakkingsverantwoordelijke dient aan te tonen aan de Interregionale Verpakkingscommissie hoe hij de bewijzen van recyclage en nuttige toepassing van de verpakkingen verkregen heeft. De verpakkingsverantwoordelijke (uw leverancier) kan een eigen systeem opzetten om te voldoen aan deze verplichtingen, of kan aansluiten bij de erkende organismen Fost Plus en/of VAL-I-PAC. Palletten, kartonnen dozen en kunststoffolies zijn verpakkingsafval. Bedrijven die hun bedrijfsmatig verpakkingsafval gesorteerd aanbieden via een door Val-I-Pac erkend ophaalbedrijf, komen in aanmerking voor een premie van Val-I-Pac. Verpakkingsafval kan immers makkelijker en beter gerecycleerd worden als het reeds aan de bron (dus bij uzelf) gesorteerd wordt. Val-I-Pac voorziet 2 premies: • De recyclagepremie is geldig voor bedrijfsmatig verpakkingsafval uit kunststof en hout (b.v. palletten) dat door u in homogene fracties wordt aangeboden. In 2007 bedraagt de premie 50 euro per ton gerecycleerde kunststof en 10 euro per ton gerecycleerd hout. • De containerpremie is geldig op bedrijfsmatig verpakkingsafval dat door u in selectieve containers, zakken of andere inzamelsystemen wordt aangeboden. De premie varieert in functie van het type container of inzamelsysteem. Door b.v. kartonnen verpakkingen, wegwerppalletten en plastiekfolies aan de bron te sorteren, vermindert u de hoeveelheid afval in containers met “gemengd afval”. De lagere ophaalkost voor gesorteerd afval gecombineerd met de premies die Val-I-Pac toekent, zorgt voor een financieel voordeel voor u en uiteraard ook voor een positieve impact op het leefmilieu. Om recht te hebben op de Val-I-Pac premies moeten de selectieve containers met bedrijfsmatig verpakkingsafval opgehaald worden door een ophaalfirma die officieel erkend is door Val-I-Pac. De lijst met erkende ophaalbedrijven is beschikbaar op de website www.valipac.be. U moet geen lid zijn van Val-I-Pac om te kunnen genieten van de premies. Op (grotere) bouwwerven kan kunststof-verpakkingsafval (plastiekfolies, hoezen rond stenen) ook ingezameld worden via 400 liter kunststofzakken. Lege inzamelzakken kunnen tegen een kleine bijdrage aangekocht worden bij een groot aantal bouwmaterialenhandelaars. De volle zakken kan u deponeren in speciale containers bij de bouwmaterialenhandelaars.
3
Opgelet: verpakkingen die gevaarlijke stoffen bevatten of door deze stoffen werden verontreinigd en niet meer gebruikt worden, worden gecatalogeerd als “gevaarlijke afvalstoffen”. Zij moeten opgehaald worden door een firma die erkend is als overbrenger voor “gevaarlijk afval”. Voor meer informatie kan u terecht: • bij de erkende ophaalbedrijven (lijst beschikbaar op de website www.valipac.be); • bij uw bouwmaterialenhandelaar; • bij de «Helpdesk» van VAL-I-PAC op tel. 02 456 83 33 of 02 456 83 14.
A 5. Welke afvalstoffen moet ik registreren en rapporteren? U moet alle facturen, afgifte- en ontvangstbewijzen en identificatieformulieren van alle opgehaalde afvalstoffen netjes bijhouden in één map met opschrift ‘afvalstoffenregister’. U dient dit afvalregister maandelijks te actualiseren. Enkel als u door OVAM gevraagd wordt uw afvalgegevens te melden (d.w.z. als u op de lijst van geselecteerde producenten staat), moet u de afvalstromen melden op de voorgeschreven formulieren van het Integraal Milieujaarverslag. Wie niet aangeschreven wordt, hoeft dat jaar niets te doen. Het blijft echter aangewezen om identificatieformulieren, afvalfacturen, ontvangst- en afgiftebewijzen toch goed bij te houden. Een onderneming die niet aangeschreven wordt, is misschien het jaar daarop aan de beurt. Zie integraal milieujaarverslag op http://imjv.milieuinfo.be.
A 6. Wat met bouw- en sloopafval? Op dit ogenblik is er geen specifieke milieuwetgeving voor het slopen van gebouwen en dergelijke. Iedereen mag een gebouw slopen mits hij hierbij het gevaarlijke afval gescheiden houdt van het overige afval en mits natuurlijk voldaan wordt aan andere wetgeving (o.a. bouwvergunning, wetgeving in verband met erkenning van aannemers, wetgeving betreffende arbeidsbescherming enz...). Asbesthoudend bouwafval dient gescheiden ingezameld te worden. Alle soorten asbesthoudend bouwafval zijn immers gevaarlijke afvalstoffen. Enkel ondernemingen die erkend zijn door de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (FOD Werkgelegenheid) mogen asbest verwijderen in een gebouw, tenzij het enkel over asbestcement (dakbedekking) of ander hechtgebonden asbestafval gaat. Deze mag u zelf verwijderen. Probeer daarbij zoveel mogelijk stofvorming te voorkomen. Hierbij moet ook voldaan worden aan VLAREM II deel 6: milieuvoorwaarden voor niet-ingedeelde inrichtingen, hoofdstuk 6.4: beheersing van asbest. Inert puin dient bij voorkeur hergebruikt te worden. Daarvoor dient het eerst gebroken te worden in een (vergunde) puinbreekinstallatie. Inert puin van afbraakwerken moet worden verwerkt in een puinbreker mét Copro- of gelijkwaardige keuring. Daarna kan het, onder voorwaarden, hergebruikt worden in wegen- en andere werken. Indien het puin, eventueel na reiniging, niet herbruikbaar is, kan het gestort worden op een vergunde stortplaats. Meer info over vergunde puinbrekers en hergebruik van bouw- en sloopafval, vindt u op de website van de OVAM (www.ovam.be). Het Sectoraal Uitvoeringsplan ‘Milieuverantwoord materiaalgebruik en afvalbeheer in de bouw’ zet voor de periode 2007-2010 de beleidsprogrammering voorop betreffende het beheer van materiaal- en afvalstromen in de Vlaamse bouwsector. Met het nieuwe plan wil de Vlaamse Regering de bouwmaterialen milieuvriendelijker maken, zowel bij de productie als bij de toepassing ervan en de samenstelling van bouw- en sloopafval verbeteren zodat nog meer hergebruik mogelijk wordt.
4
Vragen en antwoorden aangaande milieuwetgeving M 1. Milieuvergunning of VLAREM-melding voor de bouwwerf? U moet op de bouwplaats in orde zijn met de milieuwetgeving. In de praktijk moet voor elke (grotere) bouwplaats nagegaan worden welke machines, opslagtanks, installaties of handelingen die vallen onder de Vlarem-indelingslijst (bijlage 1 van Vlarem 1) aanwezig zijn. Afhankelijk van de mate waarin die machines, tanks, installaties of handelingen belastend kunnen zijn voor mens en milieu, onderscheidt men in de Vlaremwetgeving 3 klassen. De klasse-indeling kan gebaseerd zijn op verschillende criteria, zoals: • de aard van de activiteit (b.v. het lozen van afvalwater); • de drijfkracht van de motoren (b.v. betonmortelcentrale); • de opslagcapaciteit (b.v. dieseltank). De minder milieubelastende activiteiten zijn ingedeeld in de derde klasse; zij zijn enkel meldingsplichtig. Als het enkel gaat om klasse 3–activiteiten dan volstaat een melding bij de gemeente waar de bouwplaats gelegen is. Naarmate de belasting voor het leefmilieu groter is, kan één of meerdere activiteiten onder klasse 2 of zelfs klasse 1 vallen en is een milieuvergunning vereist. Wanneer het enkel gaat om klasse 2–activiteiten (+ eventueel klasse 3–activiteiten) dan moet de milieuvergunning aangevraagd worden bij de gemeente. Wanneer er ook klasse 1–activiteiten gebeuren moet de vergunning aangevraagd worden bij het provinciebestuur waar de bouwplaats gelegen is. Als meerdere aannemers tegelijk actief zijn op een bouwplaats, dan is elke aannemer verantwoordelijk voor de installaties, machines en opslagtanks die door hem geëxploiteerd worden en moet hij in principe daar zelf de melding voor doen of de vereiste vergunning aanvragen. Dit geldt eveneens voor onderaannemers. Hierna volgt een opsomming (niet limitatief!) van mogelijke activiteiten op bouwplaatsen waarvoor een melding vereist is of een vergunning moet aangevraagd worden ( tussen haakjes staat de rubriek van bijlage 1 van Vlarem, zoals die moet vermeld worden in de vergunning of melding); • • • • • • • • • • •
lozen van sanitair afvalwater van b.v. werfketen (rubriek 3); lozen van bedrijfsafvalwater of koelwater (rubriek 3); aanwezigheid van één of meerdere compressoren met een totale drijfkracht van ten minste 5 kW (rubriek 16.3); opslag van gassen in flessen zoals propaan of acetyleen met een totale inhoud van ten minste 300 liter (rubriek 16.7); opslag van benzine in houders (zowel tanks als verplaatsbare recipiënten) met een totale inhoud van ten minste 50 liter (rubriek 17.3.4); opslag van diesel / stookolie in houders met een totale inhoud van ten minste 100 liter (rubriek 17.3.6); opslag van ontkistingsolie, smeerolie, motorolie en eventuele andere oliën met een vlampunt > 100 °C in houders met een totale inhoud van ten minste 200 liter (rubiek 17.3.7); mortel- en betonmortelcentrales met een totale drijfkracht van ten minste 5 kW (rubriek 30.3); asfaltbetoncentrales (rubriek 30.4); bemalingen (oppompen van grondwater) die technisch noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de bouwkundige werken of de aanleg van openbare nutsvoorzieningen (rubriek 53.2); opslag van minerale producten (rubriek 30.10);
De volledige Vlarem-indelingslijst kan gevonden worden op www.emis.vito.be/navigator (bij milieuvergunning, Vlarem 1 bijlage 1).
5
Noteer dat ook heel wat zaken op de bouwplaats noch meldingsplichtig, noch milieuvergunningsplichtig zijn, zoals b.v.: • “gewone” mortel- of betonmolens; • het “mechanisch behandelen” op de bouwplaats zelf van “inerte stoffen” die bij het uitvoeren van wegenwerken en/of sloopwerken ontstaan, b.v. het breken en/of het zeven, wordt niet als een behandeling van afvalstoffen beschouwd indien die stoffen nuttig worden aangewend op die bouwplaats zelf; • het stralen van een gebouw, het stralen tijdens bouw- of sloopwerken; • mobiele elektrische noodgroepen; • elektriciteitsproductiegroepen voor voeding van toestellen en installaties die gebruikt worden op de bouwplaats; • het aanbrengen van bedekkingsmiddelen aan gebouw of vaste constructie of het aanbrengen van wegmarkeringen; • luchtcompressoren ingezet bij bouw- of sloopwerken.
M 2. Tijdelijke milieuvergunning? Voor milieuvergunningsplichtige activiteiten die in de Vlarem-indelingslijst aangeduid zijn met de letter “T” kan een tijdelijke vergunning bekomen worden bij de gemeente. Dit is b.v. het geval voor (beton)mortelcentrales met een totale drijfkracht van ten minste 5 kW. Voor bouwplaatsen blijft zo’n tijdelijke vergunning maximaal 1 jaar geldig, maar ze kan wel één keer verlengd worden voor de termijn waarvoor ze verleend werd. De tijdelijke vergunning moet aangevraagd worden bij de gemeente en heeft als voordeel dat de procedure sneller kan verlopen omdat er geen openbaar onderzoek vereist is.
M 3. Milieuvergunning of VLAREM-melding voor mijn bouwonderneming? Ook de bouwonderneming zelf kan in VLAREM ingedeeld zijn in klasse 3, 2 of 1 en afhankelijk daarvan meldings- of milieuvergunningsplichtig zijn. De klasse waartoe de onderneming behoort, is afhankelijk van de aard van de activiteiten en wordt bepaald op basis van de indelingslijst van hinderlijke inrichtingen. Die indelingslijst (bijlage 1 bij Vlarem 1) omvat in 2007 61 rubrieken waarvan er een aantal verwijzen naar een bepaalde sector (b.v. hout, kunststoffen of metalen) en andere sectoroverstijgend zijn zoals het lozen van afvalwater, elektriciteit en de opslag van gevaarlijke stoffen (o.m. stookolie, diesel, benzine of cement). Het is dus niet voldoende om enkel de sectorale rubriek die op een onderneming slaat, te kennen. Hierna volgt een overzicht van (sub)rubrieken uit de indelingslijst die van toepassing kunnen zijn voor exploitanten van modale bouwondernemingen. Uw eigen specifieke situatie kan daar van afwijken. Het blijft dus aangeraden om de volledige indelingslijst te overlopen via de website www.emis.vito.be/navigator. Noteer dat de drempels voor de klasse-indeling (b.v. kW) door de Vlaamse overheid aangepast kunnen worden via uitvoeringsbesluiten. De rubrieken hierna zijn een momentopname, ze geven de drempels d.d. 2007 weer, het is niet uitgesloten dat deze in de toekomst nog gewijzigd worden (met gevolgen voor meldings- en vergunningsplicht). In de laatste kolom staat ook met een letter “T” aangegeven of voor deze rubriek een tijdelijk vergunning mogelijk is. Tip: consulteer steeds de meest recente VLAREM-indelingslijst via de website www.emis.vito.be/navigator . Opgelet! Bedrijven die voor de verwerking van afvalstoffen sorteren en/of een breekinstallatie hebben, moeten zich verder informeren over de specifieke milieuvergunning of Vlarem-melding.
6
Vlaremrubriek
Omschrijving
Klasse T
Rubriek 1 Aardolie en aardolieproducten 1.2
Opslagplaats voor aardpek, teer, asfalt, pek en dergelijke stoffen van meer dan 5.000 kg Uitzondering: de tijdelijke opslag op een bouwplaats is niet ingedeeld.
2
Rubriek 3 Afvalwater · Deze rubriek kan van toepassing zijn op bouwondernemingen. Enkel indien totaal geen afvalwater geloosd wordt, ook niet van sanitaire voorzieningen, is deze rubriek niet van toepassing. · Afhankelijk van het debiet, type afvalwater (VLAREM maakt onderscheid tussen huishoudelijk en bedrijfsafvalwater), graad van verontreiniging en zuiveringsinstallatie)
3, 2 of 1 TT
Rubriek 12 Elektriciteit 12.1
12.2
12.3
Elektriciteitsproductie inrichtingen voor elektriciteitsproductie (b.v. stroomgroepen) met een geïnstalleerd totaal elektrisch vermogen van 1) 100 kW tot en met 300 kW, wanneer de inrichting behoort bij een noodgroep en volledig is gelegen in een industriegebied 2) a. meer dan 300 kW tot en met 10.000 kW, wanneer de inrichting behoort bij een noodgroep en volledig is gelegen in een industriegebied 2) b. 100 kW tot en met 10.000 kW, in de andere gevallen Transformatoren met een individueel nominaal vermogen van 1) 100 kVA tot en met 1.000 kVA 2) meer dan 1.000 kVA Accumulatoren: 2) vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW
3 2 2
T T
3 2
T
3
Rubriek 15 Garages, parkeerplaatsen en herstellingswerkplaatsen voor motorvoertuigen 15.1
15.4
Al of niet overdekte ruimte, waarin gestald worden 1) 3 tot 25 voertuigen en/of aanhangwagens andere dan personenwagens 2) meer dan 25 voertuigen en/of aanhangwagens andere dan personenwagens Niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens 1) volledig gelegen in een industriegebied 2) a. volledig of gedeeltelijk gelegen in een ander gebied waarin minder dan 10 voertuigen en hun aanhangwagens per dag worden gewassen 2) b. volledig of gedeeltelijk gelegen in een ander gebied waarin 10 en meer voertuigen en hun aanhangwagens per dag worden gewassen
3 2
3 3 2
Rubriek 16 Gassen
16.3.1
16.3.2
Deze rubriek is van toepassing in nogal wat bedrijven omwille van het feit dat dikwijls compressoren, gasflessen en gastanks gebruikt worden. Luchtcompressoren en air-conditioning-installaties, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 1) 5 kW tot en met 200 kW Andere compressoren met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 1) 5 kW tot en met 10 kW 2) meer dan 10 kW tot en met 200 kW
3 3 2
T
7
16.7
16.8
Opslagplaatsen voor verplaatsbare gasflessen (b.v. zuurstof, argon, acetyleen voor lassen, gasflessen voor gasbranders, ...) met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 1) 300 l tot en met 1.000 l 2) meer dan 1000 l tot en met 10.000 l Opmerking: de lege verplaatsbare flessen dienen te worden meegeteld voor de bepaling van het gezamenlijke waterinhoudsvermogen. Verplaatsbare flessen aangeschakeld aan verbruikstoestellen worden niet meegeteld Opslag van gassen in vaste reservoirs (b.v. propaan/butaan-tanks voor verwarming, opslagtanks LPG, ...) met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 1) tot en met 3000 l 2) 3.000 l tot en met 10.000 l
3 2
T
3 2
T
Rubriek 17 Gevaarlijke stoffen In ondernemingen worden vaak gevaarlijke producten gebruikt. Volgens de aard van de opgeslagen producten moeten de verschillende subrubrieken van rubriek 17 van de indelingslijst opgenomen worden in de vergunningsaanvraag of melding. Gevaarlijke producten worden ingedeeld in één of meerdere gevaarscategorieën. De aard van het gevaar wordt aangeduid door een gevaarsymbool: een vlam, een doodshoofd, schuin kruis, ... De symbolen staan vermeld op het etiket. Alle relevante informatie die van belang is voor het veilig gebruik van chemische producten staat vermeld op de veiligheids- en gezondheidskaart die opgevraagd kan worden bij de leverancier. De klasse waartoe de opslag behoort, is afhankelijk van de hoeveelheid die opgeslagen wordt. Voor de berekening van de capaciteit van de opslagplaats moet men alle producten samentellen die tot dezelfde rubriek behoren. Het is in elk geval aan te raden de opslag van gevaarlijke producten beperkt te houden en hiervoor een afzonderlijke en gecompartimenteerde ruimte te voorzien. Deze opslag is streng gereglementeerd. 17.3.3
17.3.4
17.3.5
17.3.6
8
Opslagplaatsen voor oxyderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen (b.v. antivries, ammoniak, sommige ontvetters, zuurstof, cement ...) met een totaal inhoudsvermogen van In industriegebied: 1) a. 200 kg tot en met 10.000 kg 2) a. meer dan 10.000 kg tot en met 50.000 kg In ander dan industriegebied: 1) b. 200 kg tot en met 1.000 kg 2) b. meer dan 1.000 kg tot en met 50.000 kg 3) meer dan 50.000 kg Opslagplaatsen voor zeer licht ontvlambare en licht ontvlambare vloeistoffen (vlampunt lager dan 21 °C) (b.v. benzine, aceton, brandspiritus, ethanol, propanol, ether, thinners, organische solventen, petroleumether) en een totaal inhoudsvermogen van: In industriegebied: 1) a. 50 l tot en met 1.000 l 2) a. 1.000 l tot en met 30.000 l In ander dan industriegebied: 1) b. 50 l tot en met 500 l 2) b. 500 l tot en met 30.000 l Opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (vlampunt: 21 °C - 55 °C) (b.v. petroleum, white spirit, terpentijn, bepaalde verven, lakken) en een totaal inhoudsvermogen van 1) 100 l tot en met 5.000 l 2) 5.000 l tot en met 100.000 l Opslagplaatsen voor vloeistoffen met een vlampunt hoger dan 55 °C en lager dan 100 °C (b.v. stookolie , diesel, ...) en een totaal inhoudsvermogen van 1) b. 100 l tot en met 20.000 l 2) meer dan 20.000 l tot en met 500.000 l
3 2 3 2 1
3 2 3 2
3 2
3 2
17.3.7
17.3.8 17.3.9
17.4
Opslagplaatsen voor vloeistoffen met een vlampunt hoger dan 100 °C (b.v. motorolie, transmissie-olie, remolie of hydraulische olie, versnellingsbakolie, afgewerkte olie, zeer zware fuel, bepaalde verven, ...) en een totaal inhoudsvermogen van 1) 200 l tot en met 50.000 l 2) 50.000 l tot en met 5.000.000 l Opslagplaatsen voor milieugevaarlijke stoffen met een opslagcapaciteit van: 1) meer dan 100 kg tot en met 1 ton Brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, zijnde installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) 1) inrichtingen voor de verdeling van de in rubriek 17.3.6.1 bedoelde vloeistoffen met maximaal 1 verdeelslang inrichtingen voor de verdeling van 2) a. de in rubriek 17.3.6.2 bedoelde vloeistoffen met maximaal 1 verdeelslang en/of 2) b. de in rubriek 17.3.4.1 en 2 bedoelde vloeistoffen met maximaal 1 verdeelslang waarmee uitsluitend eigen bedrijfsvoertuigen worden bevoorraad 3) overige inrichtingen Opslagplaatsen voor gevaarlijke stoffen in verpakkingen < 25 kg of l en opslaghoeveelheid tussen 50 l of 50 kg en 5.000 l of 5.000 kg
3 2 3
3
2 1 3
Rubriek 19 Hout (hout, houtschors, riet, vlas, stro of soortgelijke producten) 19.3
19.6
Inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout en dergelijke met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 1) a. 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied 1) b. 5 kW tot en met 100 kW, wanneer de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied 2) meer dan 100 kW tot en met 200 kW wanneer de inrichting is gelegen in een gebied ander dan industriegebied 3) meer dan 200 kW Opslagplaatsen van hout e.d. met een capaciteit van wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied 1) a. meer dan 20 ton tot en met 200 ton of meer dan 40 tot en met 400 m³ in een lokaal 1) b. meer dan 100 ton tot en met 800 ton of meer dan 200 m³ tot en met 1.600 m³ in open lucht wanneer de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied: 2) a. meer dan 20 ton tot en met 100 ton of meer dan 40 tot en met 200 m³ in een lokaal 2) b. meer dan 100 ton tot en met 400 ton of meer dan 200 m³ tot en met 800 m³ in open lucht 3) a. meer dan 200 ton of 400 m³ in een lokaal of 800 ton of 1.600 m³ in open lucht, wanneer de inrichting volledig is gelegen in industriegebied 3) b. meer dan 100 ton of 200 m³ in een lokaal of 400 ton of 800 m³ in open lucht, wanneer de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied
3 3 2 1
T T
3 3
3
3 2
T
2
T
Rubriek 23 Kunststoffen 23.2
Inrichtingen voor het behandelen van kunststoffen en het vervaardigen van voorwerpen uit kunststoffen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1) a. 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied
3
9
23.3
1) b. 5 kW tot en met 100 kW, wanneer de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied 2) meer dan 100 kW tot en met 200 kW wanneer de inrichting is gelegen in een gebied ander dan industriegebied 3) meer dan 200 kW Opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststof met een capaciteit van In industriegebied 1) a. meer dan 10 ton tot en met 200 ton in een lokaal of meer dan 100 ton tot en met 800 ton in open lucht 2) a. meer dan 200 ton in een lokaal of meer dan 800 ton in open lucht In ander dan industriegebied 1) b. meer dan 10 ton tot en met 20 ton in een lokaal of meer dan 100 ton tot en met 200 ton in open lucht 2) b. meer dan 20 ton in een lokaal of meer dan 200 ton in open lucht
3 2 1
T T
3 2
T
3 2
T
Rubriek 24 Laboratoria 24.4
andere laboratoria
3
Rubriek 29 Metalen 29.5.2
inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 1) a. 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied 1) b. 5 kW tot en met 10 kW, wanneer de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied 2) meer dan 10 kW tot en met 200 kW wanneer de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied 3) meer dan 200 kW
3 3 2 1
T T
Rubriek 30 Minerale (niet-metaalachtige) producten, bouwmaterialen en soortgelijke materialen 30.1
30.3
30.4 30.7
Inrichtingen voor het mechanisch behandelen van minerale producten met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1) 5 kW tot en met 10 kW 2) meer dan 10 kW tot en met 200 kW 3) meer dan 200 kW Mortel- en betonmortelcentrales met een totale drijfkracht van 1) 5 kW tot en met 10 kW 2) meer dan 10 kW tot en met 200 kW 3) meer dan 200 kW Asfaltbetoncentrales Inrichtingen voor het bewerken van marmer, natuurof kunststeen met een totale drijfkracht van 1) 5 kW tot en met 10 kW 2) meer dan 10 kW tot en met 200 kW 3) meer dan 200 kW
Rubriek 43 Verbrandingsinrichtingen 43.1
10
Verbrandingsinrichtingen zonder elektriciteitsproductie (b.v. stookinstallaties) met een warmtevermogen van 1) a. 300 kW tot en met 2.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied én gestookt wordt met vloeibare
3 2 1
T T
3 2 1 1
T T T
3 2 1
brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas 1) b. 300 kW tot en met 500 kW in de andere gevallen dan a. 2) a. meer dan 2.000 kW tot en met 5.000 kW, wanneer het een inrichting betreft vermeld onder 1) a. 2) b. meer dan 500 kW tot en met 5000 kW in de gevallen ander dan vermeld onder 1) a. 3) meer dan 5.000 kW
3 3 2 2 1
Rubriek 53 Winning van grondwater 53.2
53.8
Bronbemaling die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen 1) gelegen in beschermde duingebieden, aangeduid op grond van het decreet van 14 juli 1993 houdende maatregelen tot bescherming van de kustduinen of in een groengebied, een natuurontwikkelingsgebied, een parkgebied of een bosgebied (gebieden bepaald volgens de begrippen van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen) 1) a. met een debiet van maximum 500 m3 per dag 1) b. met een debiet van meer dan 500 m3 per dag tot maximum 2.000 m3 per dag 1) c. met een debiet van meer dan 2.000 m3 per dag 2) gelegen in een ander gebied dan vermeld in 1
3 2 1 3
Boren van grondwaterwinningsputten en grondwaterwinning, andere dan deze bedoeld in rubriek 53.1 tot en met 53.7, met een opgepompt debiet 1) van minder dan 500 m3/jaar 2) van 500 m3/jaar tot 30.000 m3/jaar 3) van 30.000 m3/jaar of meer
3 2 1
M 4. Online hulp? Via de website http://wegwijzer.milieuinfo.be kan u online nagaan of uw bedrijfsactiviteiten volgens VLAREM meldings- of milieuvergunningsplichtig zijn en welke algemene of sectorale milieuvoorwaarden van VLAREM II van toepassing zijn. Na aanduiding van de activiteiten en eventuele nevenactiviteiten dient u een vragenlijst (lozing van afvalwater, aard van gebruikte producten of geïnstalleerd vermogen) in te vullen. Op basis van deze gegevens krijgt u een overzicht van de toepasselijke VLAREM I-rubrieken.
M 5. Hoe bekom ik een vergunning ?
Melding
Milieuvergunning Milieuvergunning klasse 2 klasse 1
Waar in te dienen (*)?
College van Burgemeester en Schepenen van gemeente- of stadsbestuur
College van Burgemeester en Schepenen van gemeente- of stadsbestuur
Deputatie van provinciebestuur
Aantal exemplaren?
1 exemplaar
7 exemplaren (aanvraagformulier + bijlagen)
10 exemplaren
Na welke tijd wordt de vergunning verkregen?
De dag na het indienen van de melding mag de exploitatie gestart worden
Vaste procedure van 3 maanden (verlengbaar met de helft)
Vaste procedure van 4 maanden (verlengbaar met de helft)
11
Melding
Milieuvergunning Milieuvergunning klasse 2 klasse 1
Op welk formulier moet de aanvraag gebeuren?
Meldingsformulier
Aanvraagformulier milieuvergunning
Aanvraagformulier milieuvergunning
Duur vergunning?
Geen einddatum
Max. 20 jaar Einddatum is op de vergunning vermeld
Max. 20 jaar Einddatum is op de vergunning vermeld
(*) plaats van de exploitatie Alle formulieren zijn te bekomen bij uw gemeente, u kan ze ook downloaden via www.ondernemen.vlaanderen.be Een tijdelijke milieuvergunning geldt voor maximaal 1 jaar (verlenging mogelijk) en de aanvraagprocedure loopt over 2 maanden.
M 6. Met welke milieunormen moet ik rekening houden ? Het is uiteraard niet voldoende om de vereiste meldingen te doen of de vereiste milieuvergunningen aan te vragen, u moet ook voldoen aan de geldende milieuvoorwaarden. Deze zijn ingeschreven in de milieuwetgeving Vlarem II, en kan u nalezen op www.emis.vito.be/navigator. Vooral geluids-, stof- of luchtemissienormen kunnen van belang zijn op bouwplaatsen. Ook artikel 544 van het Burgerlijk Wetboek inzake burenhinder is van toepassing! Dit artikel behandelt het eigendomsrecht en kan van belang zijn bij b.v. het oprichten van een appartementsgebouw op geringe afstand van de scheidingslijn, waardoor zon, licht en zicht ontnomen worden aan de buur of wanneer, door bemaling van zijn eigen perceel grond, op enige afstand het waterpeil ook zakt en een vijver met siervissen droog komt te staan ... Verder kunnen ook bepalingen uit de afvalstoffenwetgeving Vlarea (zie vragen en antwoorden rond afval) en de bodemreglementering Vlarebo van toepassing zijn. Verbranden van afvalstoffen (b.v. verpakkingen van bouwmaterialen of palletten) op de bouwplaats of het bedrijfsterrein, sluikstorten en/of ondergraven van afval is ten strengste verboden. In de praktijk wordt streng opgetreden tegen overtreders d.m.v. dwangmaatregelen, geldboetes, verbeurdverklaringen, herstel in de vorige staat en gevangenisstraffen. Ook hier geldt de aanbeveling om vooraf goede afspraken te maken tussen hoofd- en onderaannemers zodat alle milieuregels gerespecteerd blijven en iedereen weet waaraan hij zich moet houden.
12
Vragen en antwoorden over grondverzet De regeling grondverzet trad op 1 april 2004 definitief en volledig in werking. Hierdoor kan grond niet zomaar af- of uitgegraven en ergens anders gedeponeerd worden. Daarvoor moet u eerst de nodige rapporten en documenten kunnen voorleggen. Anno 2007 zijn er slechts 2 erkende bodembeheerorganisaties, namelijk Grondwijzer en Grondbank. Grondwijzer geeft tekst en uitleg (bron: www.grondwijzer.be).
B 1. Welke nieuwe documenten zijn nu wettelijk verplicht en wanneer ? Als de grond afkomstig is van een niet-verdachte grond : • minder dan 250 m³: er zijn wettelijk geen documenten vereist • meer dan 250 m³: grondverzet is alleen toegestaan als er een technisch verslag betreffende de uitgegraven bodem en een bodembeheerrapport met betrekking tot de bestemming aanwezig zijn. Als de grond afkomstig is van een verdachte locatie (dit zijn risicogronden of gronden die opgenomen zijn in het register van de verontreinigde gronden of waarvoor er aanwijzingen bestaan van bodemverontreiniging), dan is grondverzet alleen toegestaan als er een technisch verslag en een bodembeheerrapport is. Het technisch verslag en bodembeheerrapport zijn niet nodig als de totale uitgraving niet meer dan 250 m³ bedraagt en de uitgegraven bodem ter plaatse wordt gebruikt volgens een code van goede praktijk.
B 2. Wanneer ik niet-verdachte grond van minder dan 250 m³ afgraaf en afvoer, moet ik dan niets doen? De wet voorziet voor u op dit ogenblik geen enkele verplichting. Vraag wel aan uw opdrachtgever een expliciete verklaring dat het handelt om een niet-verdachte grond. In de praktijk kan het echter voorkomen dat toch analyseresultaten gevraagd worden door de eigenaar of beheerder van de plaats waar u met uw grond naartoe wil gaan. Informeer u daarom altijd op voorhand en dek u hiervoor desgevallend contractueel in. Het kan ook zijn dat de stortplaats waar u met uw grond naartoe rijdt deze analyses zelf laat uitvoeren en doorrekent in zijn prijs. Hou hiermee rekening. Tenslotte voorziet u ook best speciale vrachtbrieven voor het vervoer van de grond. Modellen voor dit alles vindt u op de website van de erkende bodembeheerorganisaties en van de OVAM.
B 3. Wat moet ik doen als ik de grondwerken in onderaanneming geef? De wettelijke verplichtingen inzake het bodembeheerrapport en de transportdocumenten worden overgenomen door uw onderaannemer. U moet er enkel voor zorgen dat u een correcte prijs heeft ingeschreven voor de grondwerken, rekening houdende met alle kosten en verplichtingen die uw onderaannemer zal hebben. Voor de rest heeft u geen wettelijke verplichting.
B 4. Wat is een technisch verslag en wie moet hiervoor zorgen? Een technisch verslag wordt opgemaakt door een erkende bodemsaneringsdeskundige en bepaalt de kwaliteit van de uit te graven grond. In principe is het de taak van de opdrachtgever hiervoor te zorgen en dit bij het bestek te voegen. Op die manier bent u als aannemer op de hoogte van de kwaliteit van de grond en kunt u op een correcte manier uw prijs berekenen. Als het technisch verslag ontbreekt, is dit voor u niet mogelijk en moet u uw opdrachtgever waarschuwen. Modelbrieven vindt u op de website van de erkende bodembeheerorganisaties. Adressen van erkende bodemsaneringsdeskundigen vindt u op www.ovam.be > bodem > adresboek en erkenningen.
13
B 5. Ik ben bezig met een opdracht en het technisch verslag ontbreekt. Wat nu? U verwittigt uw opdrachtgever en stelt hem op de hoogte van de wetgeving. Als u te maken heeft met een opdracht van meer dan 250 m³ of met verdachte grond zijn een technisch verslag en een bodembeheerrapport vereist. Uw opdrachtgever zal moeten zorgen voor het technisch verslag en moet dit conform laten verklaren door een bodembeheerorganisatie. Uzelf zal het bodembeheerrapport moeten aanvragen. Modelbrieven vindt u op de website van de erkende bodembeheerorganisaties. Wanneer technische verslagen wettelijk niet nodig zijn, kan het toch zijn dat uw prijs voor grondverzet spectaculair is gestegen.
B 6. Als ik naar een TOP (Tijdelijke OpslagPlaats) of GRC (GrondReinigingsCentrum) rij met de grond, moet ik dan niets doen? Dit zal afhangen van de TOP of GRC waar u naartoe rijdt, het kan zijn dat zij de verplichtingen van het opmaken van technische verslagen en bodembeheerrapporten van u overnemen. Dit zal zich uiteraard vertalen in de prijs die u zal moeten betalen.
B 7. Zijn de vrachtbrieven verplicht? Als u met uw vrachtwagen grond vervoert, heeft u een document nodig dat aangeeft waarmee u rondrijdt. Dit is nu ook al het geval. U kan dit document ook gebruiken voor grondtransport. Wanneer u grond vervoert waarvoor u een bodembeheerrapport heeft aangevraagd, zullen de transportdocumenten u worden afgeleverd door de bodembeheerorganisatie.
B 8. Moet ik mij aansluiten bij een erkende bodembeheerorganisatie? Anno 2007 zijn er slechts 2 erkende bodembeheerorganisaties, namelijk Grondwijzer en Grondbank. Daarnaast zijn er ook nog een aantal TOP’s en grondreinigers die een erkenning hebben aangevraagd om bodembeheerrapporten af te geven. Deze bodembeheerorganisaties staan in voor de traceerbaarheid van uitgegraven bodem en leveren o.a. de bodembeheerrapporten af. Enkel wanneer u verplicht bent een bodembeheerrapport aan te vragen, zal u moeten aansluiten. Anders kan u het rapport niet bekomen. Voorafgaand aansluiten is echter niet nodig.
B 9. Ik beschik over een technisch verslag van een milieuhygiënisch onderzoek betreffende uit te graven ofwel uitgegraven bodem. Dient er bij grondverzet ook op de ontvangende bodem een milieuhygiënisch onderzoek te worden uitgevoerd? Indien in het technisch verslag staat vermeld dat voor de onderzochte en onderscheiden deelvolumes/zones vrij gebruik is toegestaan, dan is onderzoek van de ontvangende bodem niet nodig. Als er in het Technisch Verslag melding wordt gemaakt van verontreinigde grond - en er dus geen sprake is van vrij gebruik - dient er van de ontvangende bodem een rapport of studie te worden voorgelegd. Zonder een dergelijke studie kan vaak geen bodembeheerrapport worden afgegeven door een bodembeheerorganisatie! Informeer dan ook tijdig bij uw erkende bodemsaneringsdeskundige over de noodzaak van een onderzoek of studie. Dit kan vertraging van uw werk en irritatie voorkomen.
B 10. Gelden er aanvullende eisen wanneer verontreinigde grond als bouwstof wordt toegepast? Ja. Er dient een aanvullende studie te worden voorgelegd waaruit blijkt dat de grond als bouwstof kan worden toegepast. Neem hierover contact op met uw erkend bodemsaneringsdeskundige.
14
Preventietips Preventie is het voorkomen of beperken van het ontstaan van afval en emissies door reductie aan de bron of door intern hergebruik. In praktijk komt preventie vaak neer op het zorgvuldiger en zuiniger omspringen met grond- en hulpstoffen. Preventie is belangrijk aangezien een verminderd verbruik van grondstoffen, water en energie niet enkel voor het milieu goed is, maar u ook veel kosten kan besparen. Voor de bouwsector is ook preventie van geluids- en stofemissies belangrijk om de hinder voor de omgeving te beperken.
P 1. Preventie = sensibiliseren en informeren • Maak aan het begin van het project duidelijke afspraken met de medewerkers en eventuele onderaannemers over het zo goed mogelijk scheiden van de afvalstromen en over het opruimen van zwerfafval. Zorg ervoor dat iedereen zich hier verantwoordelijk voor voelt. Afvalbeheer is teamwerk: iedereen moet op de hoogte zijn van de stand van zaken en de aanpak. Gebruik eventueel jaarcijfers en kengetallen uit uw registratie om uw doelen en acties te illustreren, bijvoorbeeld i.v.m. het vooropgestelde afvalscheidingspercentage (b.v. 20% van het totale volume afval). • Laat onderaannemers eventueel hun eigen afval terugnemen. Leg deze afspraken vast in de contracten met onderaannemers. • Neem een aantal aandachtspunten over afval en afvalscheiding op in de VCA-checklist voor periodieke werkplekinspectie (Veiligheid, gezondheid en milieu Checklist Aannemers). • Maak van de afvalscheiding en de verbeterpunten uit de werkplekinspectie een vast agendapunt van werkoverleggen (of werfvergaderingen). Koppel regelmatig terug naar de werknemers en werk indien nodig acties uit. Hou het thema bespreekbaar en ‘levend’. • Afficheer via een werfbord o.a. inspanningen en initiatieven omtrent afval / recyclage / hergebruik.
P 2. Preventie door optimalisatie bouwplaats Richt de bouwplaats zo optimaal mogelijk in, zodat het de werknemers zo makkelijk mogelijk gemaakt wordt om milieubewust te werken en zich aan de afspraken te houden. Enkele algemene aandachtspunten voor de bouwplaats: Bouwplaats: • Schone werkplekken; • Geen zwerfvuil op het terrein (motiveert om het zo te houden); • Schone, stabiele opslag van materialen (voorkomt beschadiging en vuil worden); • Stel een afvalverantwoordelijke per werf aan (ploegleider) die voor deze extra taak ook bijkomend vergoed wordt. Containers: • Besteed voldoende aandacht aan werfinrichting, teken zo mogelijk uit. • Zet de container voor ongesorteerd afval achteraan, zodat medewerkers niet in de verleiding komen om al het afval in de eerste de beste container te gooien. • Zet de containers - indien mogelijk - langs de looproute naar de keet. Zo kan het afval worden gescheiden zonder teveel extra loopwerk voor de medewerkers. • Gebruik gesloten containers of stel ze niet te dicht bij de afrastering op, zodat afvaltoerisme geen kans krijgt. • Geef met duidelijke borden aan welke soort afval in de container moet, bijvoorbeeld "puin", "hout" en "rest". Zorg dat de borden altijd goed zichtbaar zijn. Maak hierover eventueel afspraken met de ophaler (terugplaatsen van bordjes na ophalen en wisselen container, …). • De ophaler kan u eventueel (geplastificeerde) lijsten van wat wel en niet in bepaalde stromen afval thuishoort, overhandigen. Deze lijsten kunt u op de werf en/of in de keet ophangen. Zo is het voor alle medewerkers duidelijk hoe de afvalstromen gescheiden moeten worden. • Controleer regelmatig op juiste scheiding van afval en koppel terug naar de werknemers. • Overweeg om per verdieping of wooneenheid “big bags”, kliko's, kleine afvalbakken of “knapzakken” neer te zetten, zodat afval direct gescheiden kan worden op de plaats waar het ontstaat. De zakken kunnen dan geleegd worden in de containers die op een centrale plaats zijn opgesteld.
15
Milieuschadelijke producten: • Voorzie een veilige opslag, bijvoorbeeld door het plaatsen van een lekbak onder bekistingsolie. • Stel informatiebladen ter beschikking over wat te doen als er iets mis gaat. Gevaarlijk afval: • Schat afvalstromen zo nauwkeurig mogelijk in, zeker bij afbraakwerken. Let bij voorafgaande plaatsbezoeken op aanwezigheid van asbest(cement). Oude kunststofschuimisolatie bevat vaak nog CFK’s; die MOGEN NIET hergebruikt worden en moeten apart worden opgeslagen. • Zorg voor veilige opslag, deksels op vloeibare verf en oplosmiddelen. • Breng informatiestickers aan op afvalvaten. • Zorg voor regelmatige controle op juiste scheiding van het afval. • Zorg voor een goede scheiding tussen gevaarlijk afval en het overige afval. Als niet-gevaarlijk afval verontreinigd wordt met gevaarlijk afval, moet de hele partij mogelijks als gevaarlijk afval worden behandeld, wat zeer duur is.
P 3. (Afval)Preventie bij inkoop / voorraadbeheer • Maak met uw toeleveranciers de afspraak dat zij zo weinig mogelijk verpakkingsmateriaal gebruiken. Laat bijvoorbeeld afbouwmaterialen aanleveren in afsluitbare zeecontainers. De materialen zijn dan goed beschermd tijdens het vervoer, maar zijn verder niet verpakt. Spreek ook af dat leveranciers het verpakkingsmateriaal terugnemen. Maak zoveel mogelijk gebruik van retourpallets. Leg deze afspraken vast in contracten. • Ook in uw contracten met onderaannemers kunt u vastleggen dat zij zelf hun afval opruimen en mee terug nemen. De onderaannemers zullen dan uit financiële overwegingen hun best doen zo min mogelijk afval te produceren en het afval gescheiden af te voeren. • Ga na bij uw betonleverancier of het mogelijk is dat beton dat u overhoudt op de bouwplaats teruggenomen wordt. Het restbeton gaat dan terug naar de centrale en wordt daar gezeefd, zodat zand, grind en cementslib weer ingezet kunnen worden in het productieproces. Tijdens het betonwerk moet de uitvoerder op de hoogte zijn van deze afspraken en het restbeton terugsturen in plaats van betonschollen te maken. • Laat uw leveranciers zoveel mogelijk leveren op retourpallets, eventueel met statiegeld, in plaats van wegwerppallets. Het gebruik van retourpallets vermindert het gebruik van de kostbare grondstof hout. De hoeveelheid houtafval op de bouwplaats neemt af. De houtcontainers kunnen efficiënter worden gevuld omdat pallets relatief veel plaats in beslag nemen. Doordat er geen stapels met wegwerppallets meer op de bouwplaats staan, ontstaat meer ruimte en neemt het brandgevaar af. • Maak gebruik van industrieel bereide mortel (droogmortel-silo’s). • Onderzoek voor elke werf of dit voordelig kan zijn en vraag bij uw leverancier de mogelijkheid na om een droogmortel-silo te gebruiken, in plaats van cementzakken voor het handmatig aanmaken van specie. U ontvangt dan van de leverancier een silo met droge stof. Na toevoegen van water en roeren is de specie gereed voor gebruik. Aan het eind van het project wordt de silo opgehaald door de leverancier en ontvangt u eventueel geld terug voor het overschot aan specie. Voegspecie is in kleinere silo’s beschikbaar. Hierdoor heeft u minder uitval van cement doordat het niet meer voorkomt dat cementzakken nat worden. Bovendien heeft u minder afval op de bouwplaats: minder verpakkingsmateriaal in de vorm van cementzakken en minder puinafval in de vorm van overschotten specie. • Overweeg in bepaalde gevallen het gebruik van prefab of op maat aangevoerde materialen. Te denken valt aan prefab-muren, prefab-funderingsbalken, prefab-trappen en op maat aangevoerd isolatiemateriaal, … Onderdelen die geprefabriceerd of op maat aangevoerd worden, leveren op de bouwplaats minder afval (beton, ijzer, bekisting, enz...). In de fabriek of werkplaats is afval vaak beter te voorkomen of te hergebruiken dan op de bouwplaats. Ook transportbewegingen kunnen
16
•
•
•
•
•
aanzienlijk worden beperkt. Door het gebruik van prefab of op maat aangevoerd materiaal bespaart u flink op afvalkosten en tijd. In veel gevallen compenseren deze besparingen de meerkosten. In de praktijk betekent dit: minder arbeid op de bouwplaats, verbeterde arbeidsomstandigheden, gebouwen sneller wind- en waterdicht. Overweeg de aankoop van milieuvriendelijke ontkistingsproducten. Algemeen kan gestreefd worden naar een laag PAK-gehalte, een laag gehalte aan solventen, een snelle biologische afbreekbaarheid en een waterverontreinigingsklasse 0 of 1 (volgens Duitse classificatie). PAK = polycyclische aromatische koolwaterstoffen, deze zijn afkomstig uit de petrochemie en vaak kankerverwekkend. Het is in de bouw gebruikelijk om extra materialen in te kopen zodat er geen tekort ontstaat tijdens het bouwen. Deze marge kan bijvoorbeeld 4% bedragen bij stenen. Dit verhoogt niet alleen de afvalkosten, maar ook de ´interne kosten´ van het afval. Dit zijn de inkoopkosten van de materialen die ongebruikt in het afval belanden. U kunt materialen en kosten besparen door van een aantal projecten te analyseren hoeveel materialen overblijven. Stel eventueel de inkoopnormen bij aan de hand van deze analyse. Gebruik (steenachtige) bouwmaterialen die weinig gevoelig zijn aan breuk of beschadiging. Bij de aankoop van de stenen kan een breukpercentage berekend worden en kan eventueel de aankoop van een duurdere steen (met minder uitval) overwogen worden. Richt de materialenopslag goed in. Dek cementzakken af met zeil. Zet materialen niet in de rijroute van bouwplaatsmaterieel zoals vorkheftrucks en zorg dat pallets stabiel staan. Plaats materialen ook niet te dicht bij een opening in de afscheiding om diefstal te voorkomen. Ga op zoek naar leveranciers die werfresten terug ophalen. Dit bestaat o.a. in dakbedekkingsmaterialen en isolatiematerialen. Respecteer wel de voorwaarden voor de terugname (zuiver materiaal, juiste verpakking, …).
P 4. (Afval)Preventie bij bouwproces • Gebruik secundaire granulaten ter vervanging van natuurlijke grondstoffen (grind en natuurzand) waar mogelijk (b.v. verhardingen, …). Het puin moet wel Copro- of gelijkwaardig gekeurd zijn. • Maak zoveel mogelijk gebruik van industrieel bereide mortel (droog-mortel-silo’s). • Voorzie de nodige uitsparingen voor leidingen en doorgangen in de structuur, zodat nadien minder kap- en breekverliezen ontstaan. Breken en kappen is bovendien arbeidsintensief en veroorzaakt veel trillingen en lawaai. • Vermijd zoveel mogelijk om stenen te kappen. De meest milieuvriendelijke manier om stenen op maat te brengen is zagen. Daarnaast bestaan ook steenknippers die gebruikt kunnen worden voor betontegels, klinkers en ook bakstenen. Zagen is echter zeer arbeidsintensief. Sommige soorten (bak)steen zijn leverbaar in halve stenen. Ook het goed uitleggen van de stenen en het aanpassen van de voegdikte kan soms zagen/breken van stenen vermijden. • Gebruik waar nuttig prefab geconstrueerde elementen. • Benut de bouwmaterialen optimaal. Zoek een aanwending voor beschadigde bouwmaterialen of de materialen afkomstig van de afbraakwerken bij de voorbereiding van een project. Voorbeeldtoepassingen zijn onder bepleistering en onder de grond, … Ook hergebruik (of doorverkoop) van opgebroken materialen en restanten, zoals oude bakstenen, natuurstenen, marmerbladen en pannen is in sommige gevallen mogelijk en kostenbesparend. Voor sommige afbraakproducten bestaat er belangstelling van bouwantiquairs, zelfs in kleinere hoeveelheden. • Vermijd restafval door: · nauwkeurig de vereiste hoeveelheden uit te rekenen; · het verharden van cementresten te voorkomen door een juiste dosering, rekening houdend met de werkzaamheden en de weersomstandigheden; · te werken met sluitvrachten voor stortklaar beton; · afzetmogelijkheden te voorzien voor overschot aan beton (werkvloer, …) op de eigen werf of via afspraken met nabijgelegen werven; · afspraken te maken over terugname van niet-ontpakte pakketten. • Hou schoon puin apart en voer het af naar een puinbreekinstallatie. Evalueer de mogelijkheid van een scheiding tussen betonpuin en metselwerkpuin of mengpuin. • Gebruik gepaste bekistingsmaterialen naargelang de toepassing. Gebruik systeembekisting waar mogelijk, of gebruik het hout of kunststof van de bekisting meerdere malen. Indien de materialen na gebruik zorgvuldig gereinigd en opgeslagen worden, kan het aantal malen hergebruik in de praktijk vaak nog worden verhoogd. • Zorg voor een mentaliteit van “good housekeeping” bij de werknemers, zodat ook zij zorgzaam omgaan met grondstoffen en producten. Zorg voor richtlijnen en goede voorzieningen (voor opslag e.d.).
17
P 5. Voorkom lawaaihinder en trillingen • Sensibiliseer het personeel om overdreven lawaai te beperken, zoals onnodig ronkende vrachtwagens, te luide muziek, … Vraag eventueel om bepaalde activiteiten (b.v. drilboren) niet uit te voeren op bepaalde ogenblikken (b.v. ’s ochtends vroeg). • Hou bij de inrichting van de bouwplaats rekening met lawaaihinder, door geluidsbronnen (compressoren e.d.) strategisch te plaatsen, d.w.z. zo ver mogelijk van de omwonenden. Zeker in het geval van mobiele breekinstallaties dienen de plaatsing (en de gebruiksmomenten) zorgvuldig bekeken te worden. • Probeer zo veel mogelijk gebruik te maken van afscherming door bestaande gebouwen, werfkeet, enz. • Vermijd opstelling van compressoren in hoeken (zorgt immers voor extra reflectie) als de compressor naar de omwonenden straalt. • Vermijd de effecten van metaal op metaal. • Gebruik geluidsarmere machines. • Gebruik geluidsdemping om het lawaai te verminderen of isoleer trillende onderdelen. Gebruik goed passende geluidsdempers. • Onderbreek geluidstransmissie door de lucht door afscherming, omkasting en geluidsobstakels. Gebruik zoveel mogelijk omkaste compressoren. • Gebruik geluidsabsorberende materialen om weerkaatsingen te beperken. • Beheers constructiegeluid en trillingen door demping met behulp van zwevende vloeren. • Doe aan preventief onderhoud: naarmate materiaal slijt, kan het geluidsniveau toenemen. • Verwittig de buren als er extra lawaaierige werken gepland zijn. • Voorzie geluidsbescherming voor je personeel (b.v. oorkappen en oordoppen).
P 6. Voorkom stofhinder • Voorzie bij het plaatsen van steigers ook steeds een afschermzeil. • Zorg voor een nette bouwplaats, zodat stof en andere materialen niet weggeblazen worden. Een goede organisatie van de opslag van stofgevoelige bouwmaterialen (zand- en cementzakken) en fijn afval kan vaak onnodige stofhinder voorkomen. • Zorg ook voor een regelmatige reiniging van de eventuele toegangswegen en directe omgeving van de bouwplaats. • Bijkomende ingrepen om stofhinder te vermijden, kunnen bestaan uit het besproeien met water en/of het spannen van afschermende zeilen.
P 7. Voorkom bodemverontreiniging Zowel op de eigen onderneming, als op de werf: • Schakel over van gevaarlijke stoffen naar ongevaarlijke. • Verkies bovengrondse opslag boven ondergrondse. • Breng lekbakken aan: · op plaatsen waar lakken en oplosmiddelen worden afgetapt; · bij vulputten van ondergrondse en bovengrondse tanks. • Breng vloeistofdichte vloeren aan: · in opslagruimtes voor vloeibare lakken, oplosmiddelen en afval; · in werkruimtes met vloeibare lakken, oplosmiddelen en afval; · rondom een verdeelinstallatie voor (motor)brandstof. • Zorg voor overvulbeveiliging op oude en nieuwe tanks (wettelijk verplicht). • Sla niet meer op dan noodzakelijk. • Zorg ervoor dat de werknemers weten welke producten gevaarlijk zijn. • Zorg voor affiches of richtlijnen bij morsen/lekken. Sensibiliseer de werknemers, zodat in geval van calamiteit onmiddellijk gereageerd wordt. • Voorzie zaagmeel of absorberende korrels om bij morsen de vloeistoffen op te kuisen. • Controleer regelmatig of bij de opslag op de juiste manier wordt gewerkt (afsluiten verpakkingen, correcte plaatsing van de vaten, …).
18
Milieu op het web website BEROEPSORGANISATIES BOUW www.bouwunie.be www.nav.be www.unizo.be
www.vcb.be BOUWSITES VOOR DE PROFESSIONAL www.bouwkroniek.be www.ocw.be www.vmsw.be www.wtcb.be
MILIEU EN ENERGIE www.argusmilieu.be www.cedubo.be www.copro.info
www.dialoog.be dov.vlaanderen.be
www.eco-efficientie.be www.emis.vito.be
www.emis.vito.be/navigator www.energiesparen.be www.energiesparen.be/energieprestatie www.envirodesk.com bib.felnet.be
omschrijving Website van beroepsfederatie Bouwunie met onder andere een rubriek met de meest gestelde vragen aan de adviesdienst van Bouwunie. NAV, de Vlaamse architectenorganisatie: een uitgebreide website. Deze site heeft een afgesloten gedeelte voor leden. Website van UNIZO, de Unie van Zelfstandige Ondernemers Informatie: administratieve documenten, mobiliteitstips, opzoeken BTWnummer, maandelijks overzicht faillissementen. Website van beroepsfederatie Vlaamse Confederatie Bouw.
Bouwkroniek publiceert al meer dan 80 jaar alle aanbestedingen, uitslagen en toewijzingen. Opzoekingscentrum voor de Wegenbouw Site van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen, nuttige info over de voorschriften, bestekteksten, PPS, … Website van het Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf (WTCB) met een databank van publicaties en informatie over bouwproducten.
Milieu-infopunt van de KBC. Interessante site voor het zoeken van milieuinformatie per thema (artikels en websites) . Website van vzw Centrum Duurzaam Bouwen; CeDuBo wenst het duurzaam bouwen op grote schaal te promoten en in praktijk te brengen. COPRO is een vzw die kwaliteit en kwaliteitscontrole van de bouwproducten organiseert, coördineert, harmoniseert en bevordert. U vindt hier onder andere meer info over de BENOR- en COPRO-certificatie. Dialoog verzorgt infosessies in Vlaanderen over duurzaam bouwen, energie- en waterbesparing. Databank Ondergrond Vlaanderen. Mogelijkheid om boringen, sonderingen, peilputten en/of grondwaterwinningen op te vragen op geologische en topografische kaart. Overkoepelende website van OVAM i.v.m. het begrip eco-efficiëntie met o.a. algemene uitleg, enkele bedrijfsvoorbeelden, overzichten van publicaties en links. Vlaams Energie- en Milieu Informatiesysteem, met o.a.: * databanken van o.a. milieubedrijven, bodemsaneringstechnieken, waterzuiveringstechnieken, erkende deskundigen, … * BBT-kenniscentrum met links naar andere BBT-informatiebronnen * kalender milieuevenementen, nieuwsberichten en nieuwe wetgeving. Gecoördineerde versies van actuele milieuwetgeving. Welke subsidies bestaan er voor uw bedrijf op vlak van energiebesparing? Alle info rond het nieuwe Energieprestatiebesluit, met ingang 1 januari 2006. Deze site omvat o.a. recente wetgeving, een afvalstoffenbeurs, een interessante nieuwsbrief (EnviroZine) wekelijks via e-mail. Flanders Environmental Library Network: Felnet is een online gezamenlijke bibliotheekcatalogus van verschillende milieudocumentatiecentra en universiteitsbibliotheken in Vlaanderen. Interessante site voor het opzoeken van publicaties en andere infobronnen rond milieu en natuur.
19
www.fostplus.be www.gisvlaanderen.be www.gisvlaanderen.be/geo-vlaanderen
imjv.milieuinfo.be www.ivcie.be www.kampc.be
www.lne.be
www.milieuadvieswinkel.be www.milieulink.be
www.milieuinfo.be wegwijzer.milieuinfo.be lucht.milieuinfo.be www.milieukalender.com
www.ovam.be
www.passiefhuisplatform.be www.valipac.be www.vibe.be www.vito.be www.vlaanderen.be/ecologiepremie www.vlao.be
www.vmm.be
20
Info over huishoudelijke verpakking, verpakkingsverantwoordelijke, ... Interessant voor architecten! Voor landmeters een rubriek GRB-skeletbestek, bevat ook een rubriek kadaster. Geo-Vlaanderen wil geografische beleidsinformatie aanbieden via het web. Via de ontwikkelde internetloketten kan u thematische en beleidsinformatie geografisch opvragen (o.a. bodemkaart, gewestplan, …). Wetgeving Integraal Milieujaarverslag, inhoud Integraal Milieujaarverslag en downloaden in te vullen documenten. Interregionale verpakkingscommissie; wetgeving rond verpakkingsafval. Provinciaal Centrum Duurzaam Bouwen en Wonen van de provincie Antwerpen, Kamp C promoot duurzaam bouwen in het informatiecentrum, met demonstratiewoningen en het duurzaam bedrijventerrein met een bedrijvencentrum. Website van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie met informatie over de verschillende afdelingen. Ook veel praktische info: lijsten erkende deskundigen, formulieren milieucoördinator, … In de Milieuadvieswinkel kunnen de inwoners van Oost-Vlaanderen terecht voor informatie rond duurzaam bouwen. Goede startpagina voor een milieucoördinator, met o.a.: * Milieu Quick Link voor snelle links naar Vlaamse en Federale milieuwebsites (Ovam, Ifest, Ondernemen, Emis, …). * Internet milieugids (interessante links). * Aparte deelsite voor de milieucoördinator (VMD VMC). De portaalsite van beleidsdomein leefmilieu en natuur. Deze site maakt u op een eenvoudige wijze wegwijs in de milieuvergunning. Hier kan je onder “campagnes” ook de brochure in verband met asbestproblematiek terugvinden. Op deze site krijgt u gratis een chronologische kalender van de periodiek te vervullen milieuverplichtingen voor uw bedrijf en de mogelijkheid om ervan tijdig per e-mail verwittigd te worden. Site van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij: informatie gericht op afval, bodem en materialenbeheer. Bevat o.a. wetgeving en info i.v.m. erkende overbrengers en verwerkers van afvalstoffen, links met STIP, Presti, enz... Informatie over energiezuinig bouwen. Info over verpakkingsverantwoordelijke, ontpakkers, wetgeving, ... Vlaams Instituut voor Bio-Ecologisch Bouwen en Wonen, promoot mens- en milieuvriendelijke bouwwijzen en woonvormen. Met lijst van professionele leden Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek. Website rond welke energie- en milieubesparende maatregelen in aanmerking komen voor subsidie via de ecologiepremie Het Vlaams Agentschap Ondernemen stelt de ervaring en knowhow van zijn deskundigen tot uw beschikking en begeleidt en adviseert ondernemers in talrijke domeinen o.a. ruimtelijke ordening, milieu, efficiënt energiegebruik, innovatie, ... Het VLAO is het aanspreekpunt van de Vlaamse Overheid voor elke ondernemer. Vlaamse Milieumaatschappij. Informatie gericht op lucht en water, meetdatabanken water en lucht, databank waterkwaliteit, deelsite i.v.m. heffing op afvalwater (info en formulieren).