Voorzitter: dr J.A. Van Kemenade Griffier: drs C.J.N. Versteden De voorzitter: Ik heropen de vergadering. 14.Aan de orde zijn de algemene en financiële beschouwingen omtrent de Begroting en het Beleidsplan 1997 De heer Poelmann (D66): Mijnheer de voorzitter! De provincie Noord-Holland is bevoorrecht. Bevoorrecht vanwege het aantrekkelijke woon- en verblijfsklimaat, vanwege het grote aandeel van natuur en landschap, vanwege onze historie en onze cultuur en vanwege de dynamische ontwikkeling van de economie en de ruime aanwezigheid van universiteiten en hogescholen. Noord-Holland kent echter ook zo zijn problemen. In het zuiden vanwege de stapeling van economische functies, de dichtheid van de bebouwing, de vele en volle wegen, het lawaai van Schiphol en de milieulast van de industrie langs het Noordzeekanaal. In het noorden vanwege de moeizame verbindingen met het zuiden, de perifere ligging die maakt dat bedrijven zich er maar mondjesmaat vestigen, en de milieulast van de landbouw, met name de bollenteelt. Ruimte, natuur, water, milieu, kennis en mensen, het zijn allemaal elementen met een eigen waarde die wij gebruiken en beïnvloeden. D66 ziet het als een opdracht voor het publieke bestuur, ervoor te zorgen dat al deze facetten op evenwichtige, duurzame wijze worden ingezet bij de inspanningen gericht op het koesteren van onze voorrechten en het aanpakken van onze problemen. Voor een duurzame ontwikkeling van onze provincie streeft D66 naar samenhang in de provinciale voornemens, ook met die van Rijk en gemeenten, samenwerking met burgers, maatschappelijke organisaties en overheden, kwaliteit in onze plannen en in de uitvoering daarvan, duurzaamheid op alle terreinen en verantwoord omgaan met schaarste en ten slotte intensief communiceren met en participeren van mensen, bedrijven en organisaties. Het is aan de provinciale overheid om nieuwe wegen te verkennen, om burgers, bedrijfsleven en organisaties te winnen voor datgene dat ons te doen staat. Daarbij moeten wij niet kinderachtig zijn: decentraliseer taken als gemeenten het beter kunnen, pak taken op als anderen ze laten liggen, neem verantwoordelijkheid voor op lokale schaal minder populaire beslissingen. Maar altijd moet het werken aan oplossingen voor maatschappelijke problemen vergezeld gaan van het werken aan maatschappelijke betrokkenheid. Die betrokkenheid wordt gediend met een open en scherp debat tussen de partijen die samen verantwoordelijk zijn voor het bestuur van deze provincie. Debat moet worden gestimuleerd, niet gedoogd; vragen serieus genomen, niet afgedaan; oppositie gekoesterd, niet genegeerd; meningsvorming door individuele statenleden 21
11 november 1996
gestimuleerd, niet ondergeschikt gemaakt aan collegeen fractiebelangen; communicatie met burgers gezocht, niet ontweken. De provincie is net zo interessant als wij haar zelf willen maken. Voorzitter! D66 vindt de begroting een goed werkstuk. De Memorie van Antwoord vertoont echter alle kenmerken van een haastproduct. Hadden wij met de schriftelijke beschouwingen en de daaropvolgende Memorie van Antwoord nu juist niet beoogd, de kleine zaken vóór de mondelinge beschouwingen af te doen en vandaag een debat op hoofdlijnen te voeren? Nu wordt geschreven dat het de wens van de staten was dat de Memorie van Antwoord kort en kernachtig was. Daar kan ik mij niets van herinneren. Integendeel, op de dag dat wij de begroting vaststellen, zadelt het college ons op met vele onbesproken stellingnames en onbeantwoorde vragen. Wij hebben begrepen dat dit niet aan de medewerkers heeft gelegen, want zij hebben de antwoorden op alle punten aan het college voorgelegd. Een gemiste kans! De voorspoed van onze moderne tijd genereert een nieuwe sociale klasse van mensen voor wie informatie en apparaten niet meer te hanteren zijn als die alleen bereikbaar en bruikbaar zijn via gecompliceerde handelingen die de betrokkenen niet beheersen. Dit beperkt mensen in hun maatschappelijk functioneren. Als men geen gebruik kan maken van voorzieningen zoals "tafeltje-dek-je" omdat men de bijbehorende apparatuur (bijvoorbeeld magnetron) niet kan bedienen, zal men sneller in het zorgcircuit terechtkomen. Als men de computer in de bibliotheek niet kan bedienen, is men snel geneigd om daar niet meer heen te gaan. Als men voor achtergronden en nadere informatie wordt verwezen naar Internet, is dat voor grote groepen in de samenleving onhaalbaar. De fractie van D66 vindt dat de provincie zich deze problematiek tot haar zorg moet rekenen. D66 pleit ervoor, in Noord-Holland, samen met de gemeentelijke overheden, te komen tot een project dat wij de werktitel "mensen aan de knoppen" meegeven, naar analogie van een vergelijkbaar Amstelveens project. Voor de opzet van het project vraagt D66 de staten bij amendement ¦ 100.000,-- vrij te maken. Wij vinden de volksuitspraken in Amsterdam en Rotterdam over een stadsprovincie nog steeds hartstikke duidelijk. De bevolking wil dat niet. Van het Haagse politieke enthousiasme voor het voorstel van de commissie-Andriessen, dat toch weer uitgaat van instelling van een stadsprovincie rond Rotterdam, begrijpen wij niets. Het voorstel is geen nieuwe, althans geen deugdelijke weg. Het voorstel is nog het best te vergelijken met de Erasmusbrug: opvallend en mooi, maar onbetrouwbaar als het waait. Voor D66 staat vast dat dit model voor de stedelijke regio rond Amsterdam ongewenst is. Mocht de stadsprovincie Amsterdam weer op de politieke agenda terugkomen, dan vindt D66 dat de burgers van geheel Noord-Holland - want het gaat ze allemaal aan - in de gelegenheid moeten worden gesteld, een referendum aan te vragen, zodat iedereen
zich kan uitspreken. En daar kunnen provinciale staten voor zorgen. Voorzitter! D66 heeft een pleidooi gehouden om de randstadsamenwerking te versterken. Het college doet dat in de Memorie van Antwoord ook. Maar waarom wordt daarin niet aan onze inbreng gerefereerd? Wij hebben ook bepleit, de posterioriteit voor randstadsamenwerking te schrappen omdat hiervan een verkeerd signaal uitgaat. Gaarne alsnog de opvatting van het college ter zake. Volgend jaar is er niet alleen een Eurotop in Noord-Holland, maar ook een "top van de regio's en de steden van Europa" en wel op 16 mei 1997. Dit is voor onze provincie een uitgelezen kans om zich in Europa op de kaart te zetten. D66 verzoekt de heer Lagrand - helaas vandaag wegens ziekte afwezig tijdig de inzet van de Nederlandse delegatie aan de orde te stellen in deze staten. D66 verzoekt het college ook om alles uit de kast te halen om een voortreffelijk gastheer te zijn. Tot slot verzoeken wij het college, een programma te ontwikkelen dat het mogelijk maakt, voor of na de top de leden van het comité kennis te laten maken met onze provincie, met inschakeling van statenleden. De ontwikkelingen in de Tweede Kamer maken de discussie over de instelling van een provinciale rekenkamer actueler dan ooit. Men spreekt thans over de mogelijkheid, de Algemene Rekenkamer de bevoegdheid te geven om doelmatigheidsonderzoeken uit te voeren bij lagere overheden. Dit is weer een voorbeeld dat Haagse politici eerder geneigd zijn, hun greep op lagere overheden te verstevigen dan om te decentraliseren; een zorgelijke ontwikkeling. D66 vraagt het college, nog dit jaar de in de Memorie van Antwoord beloofde notitie te overleggen, zodat de Rekeningencommissie en de Middelencommissie zich er in januari over kunnen buigen. Wij hebben de commissaris van de Koningin gevraagd, zijn opvattingen over de relatie tussen provincie en politie aan de staten voor te leggen. Allerwegen is de discussie op gang gekomen gestimuleerd door de minister van Binnenlandse Zaken - maar wij hebben het er nog nooit over gehad. D66 vraagt de voorzitter deze discussie aan de hand van zijn eigen opvattingen en goed gedocumenteerd aan te gaan met en in de statencommissie Openbaar Bestuur. Participatie is een belangrijk begrip in het modern bestuur. Het college heeft ons in zijn Memorie van Antwoord aangenaam verrast door ons standpunt te beamen dat regionale televisie daartoe een geëigend middel is. Het college heeft de bereidheid, de discussie opnieuw aan te gaan naar aanleiding van het nieuwe voorstel van de staatssecretaris. Heel goed! Nu de collegefracties nog, en dan niet met de flauwe toevoeging dat het niets mag kosten. Kostendekkende televisie in deze fase is onmogelijk, vraag het maar aan Jos Staatsen. De kosten kunnen wij dekken zonder het omroeptientje aan te tasten. D66 bepleit dat de ontwikkelingsvisie voor 22
11 november 1996
Noord-Holland de gehele provincie betreft en niet alleen Noord-Holland-Zuid. Juist in die visie moet een hoge graad van integraliteit worden bereikt, die dan straks wat ons betreft, weer kan worden uitgewerkt in de bekende planvormen. De veronderstelling dat ons denken van nu geen invloed heeft op de periode tot 2010 vinden wij onzin. Daarmee ontkent het college de dynamiek van de samenleving en stelt het zich op als een star bureaucratisch bestuur. D66 stelt voor, aan te sluiten bij de terminologie van Wim Kok: de agenda 2000+. Dan weten wij tenminste van elkaar dat wij het over hetzelfde punt hebben. Voorzitter! De luchtvaart en de nationale luchthaven; weer zo'n onderwerp waarover de laatste tijd een nationale discussie ontstaat. D66 incasseert gaarne de toezegging van het college, dit onderwerp in de staten te bespreken, maar wanneer? Overal worden al stellingen betrokken. D66 geeft graag de aftrap. Als er al uitbreiding nodig is, dan in ieder geval niet in de Markerwaard. De Noordzee is voor ons bespreekbaar met als randvoorwaarden dat de afspraken gemaakt in de planologische kernbeslissing, gericht op het verminderen van de milieuhinder op Schiphol, worden uitgevoerd, dat het gaat om een filiaal van Schiphol - dus geen echte tweede luchthaven - dat de meeste hinder veroorzakende banen op Schiphol worden gesloten, dat het stranden duingebied niet worden aangetast en dat de hinder voor de kuststrook tegenover het Schipholeiland tot een minimum wordt beperkt. Het college toont in de Memorie van Antwoord in het geheel niet begrepen te hebben wat D66 voorstaat met betrekking tot road-pricing op provinciale wegen. D66 is voor flexibilisering van autokosten en daarmee voor road-pricing in combinatie met verlaging van de motorrijtuigenbelasting. Wij vragen het college, het rijksbeleid ter zake te stimuleren en na te gaan welke provinciale wegen in Noord-Holland in het geding zijn als road-pricing op de rijkswegen wordt ingevoerd, zodat realisering tegelijkertijd mogelijk is. Dat is proactief werken, voorzitter! En bovendien, ziet u al voor u wat er op de provinciale wegen gebeurt als road-pricing alleen voor de rijkswegen wordt doorgevoerd? Wij zullen ter zake een motie indienen. Het antwoord op ons verzoek, de spoorlijn van Santpoort-Noord naar IJmuiden door te trekken, is niet correct. Deze zaak speelt op bestemmingsplanniveau. De gemeente Velsen bereidt al een bestemmingswijziging voor. De gedeputeerde voor verkeer heeft zich altijd enthousiast betoond als dit onderwerp aan de orde kwam. D66 vraagt nu, de haalbaarheid in termen van modaliteiten, kosten en exploitatie te onderzoeken en legt de staten daartoe een amendement voor. Het college schuift de verantwoordelijkheid voor de stads- en dorpsvernieuwing in naoorlogse woonwijken op voorhand af naar het Rijk. Het is waar dat daar de hoofdverantwoordelijkheid ligt, maar D66 vindt dat de provincie ook een rol op dit terrein
moet spelen. De provincie kan in gemeenten, goed zichtbaar voor de burgers, steun verlenen aan concrete projecten. Wij leggen de staten een voorstel voor, waarin wij vragen, de doelstelling van het fonds te verbreden en het fonds niet op te heffen. In de discussies over IJburg bemerken wij telkens een gebrek aan vertrouwen in de belofte van de provincie en de gemeente Amsterdam dat het bij het plan van 18.000 woningen blijft en dat het open water niet verder wordt aangetast. De burger gelooft dit niet en de Vereniging natuurmonumenten ook niet, meen ik. Daar kan de provincie iets aan doen, namelijk door nu maatregelen te nemen waaruit blijkt dat het ons ernst is met ons standpunt dat IJburg niet "groter zal groeien". Dat laatste kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld door te bevorderen dat het open water wordt aangewezen als natuurgebied of als wetland, of door inbreng van de eigendom en het beheer van het gebied in een gemeenschappelijke regeling en/of door een organisatie, zoals de Vereniging natuurmonumenten. Wij leggen de vergadering een motie van die strekking voor. Niet voor de eerste keer stellen wij de noodzaak van een masterplan voor de Noord-Hollandse bossen aan de orde. De vitaliteit van de bossen gaat gestaag achteruit en de provincie Noord-Holland loopt op dit terrein hopeloos achter bij andere provincies. Zowel in 1992 als in 1993 trokken wij onze moties ter zake in, omdat de heer Tielrooij ons steevast enthousiast tegemoet trad. Wij hebben echter nooit meer wat over dit onderwerp gehoord, dus leggen wij de staten opnieuw een voorstel voor. Met grote vreugde hebben wij vernomen dat er nu echt iets gaat gebeuren in verband met de sanering van de Volgermeerpolder, door toepassing van een idee dat nu al weer zo'n vier jaar geleden door D66 in deze vergadering naar voren is gebracht en toen als onhaalbaar van tafel is geveegd: het gebruik van licht verontreinigde grond. Ga zo voort college! Veel agrariërs maken economisch gezien moeilijke tijden door. Ik heb gehoord dat de gedeputeerde voor landbouw dacht dat D66 geen visie op landbouw had, gezien onze korte inbreng in de schriftelijke beschouwingen ter zake. Welnu, D66 ziet duurzame biologische landbouw uiteindelijk als de enige toekomst voor die sector. In dat kader bepleiten wij: -een grotere inspanning ter bevordering van de biologische, ecologische, duurzame land-, tuin, en bollenbouw in samenhang met stimulansen voor het creëren van meer afzetpunten en biologische boerenmarkten; -een langjarig pilotproject voor het kweken van biobollen, op te zetten met de vereniging "Biobol"; -een onderzoek naar mogelijkheden van energiebesparing, opwekking van duurzame energie als vierde gewas, gebruik van schone brandstoffen en goedkopere afvalverwerking, onder andere door afval gescheiden te houden; -energieteelt mede om een vaste aanvoer voor de 23
11 november 1996
biomassavergasser te garanderen; -een langjarig project agro-cultuur samen met de Toer-in-organisatie; -het stimuleren van boerenmarkten; -bij het Rijk deze projecten erkend te krijgen als fiscaal aantrekkelijk groene projecten. Onze "meedenksteun" voor de landbouwgedeputeerde hebben wij vastgelegd in een motie. Voorzitter! Wat is het toch onhandig om meerjarige nota's gedurende een begrotingsbehandeling op de agenda van de staten te zetten, en toch financiële veranderingen zoals het intrekken van subsidies voor het Nederlands Kindertheater, Arena Jeugddans en het toneelgezelschap Amsterdamse Bos al in de begroting voor 1997 op te nemen. Dat snapt niemand en dat kan echt niet. Dat moeten wij vandaag repareren. Wat opereert onze gedeputeerde voor cultuur toch fijngevoelig: uitgeven van persberichten over gesprekken zonder de andere betrokken partij daarover in te lichten. Foei! Als ik het wel heb, heeft haar persoonlijke opvatting - uitgedragen als een opvatting van onze provincie - zelfs bewerkstelligd dat een feitelijk al geregelde rijksbijdrage voor het kindertheater wordt ingetrokken. Daar heeft het CDA al aandacht voor gevraagd. Wij dienen een amendement in inzake een meerjarige ondersteuning voor het toneelgezelschap het Amsterdamse Bos. In 1993 heeft de fractie van D66 bij de begrotingsbehandeling een amendement ingediend gericht op de totstandkoming van een keten van historische verblijfsaccomodaties, omdat daarmee een economisch-toeristische meerwaarde wordt verleend aan de verspreid liggende culturele objecten in NoordHolland. Dit amendement werd sympathiek door het college bejegend. Zelfs zo zeer, dat wij het introkken na de toezegging van het college, binnen enkele maanden met een verslag te komen van al de activiteiten die het college op dit gebied al ondernam. Kennelijk is dit wat weggezakt, want wij hebben er niets meer over gehoord. Daarom dienen wij dit amendement opnieuw in, voorzien van nieuwe jaartallen. Als het college aan de gang gaat met het opstellen van een ondernemingsplan voor cultuurhistorische verblijfsaccomodaties, stellen wij voor om in contact te treden met marktgerichte gelijksoortige ketens, zoals de Nederlandse Jeugdherbergcentrale. Het college heeft ons voorstel voor een participatieproject voor gehandicapten niet overgenomen, terwijl het wel de indruk geeft dat het relevant is. Wij hebben onze gedachten in een amendement vervat dat wij graag aan de vergadering voorleggen. Naar ons oordeel ligt hier wel degelijk een taak voor de provincie. Aan het slot van onze schriftelijke beschouwingen hebben wij geconcludeerd dat een signaal van de provincie - in een andere richting dan veel andere lokale overheden - namelijk in de vorm van beperking van de lastendruk op zijn plaats is, en
dat de provincie daartoe in staat is. Wij wisten toen niet dat de ruimte weer veel groter zou blijken te zijn. Wat doet nu het college? Niet reageren op de beschouwingen van de fracties maar wel zelf een voorstel formuleren. Er wordt niet vermeld - ook niet in een persbericht - dat het college D66 en ook de VVD volgt. Wat is toch steeds de angst als het gaat om het blijk geven van steun aan goede voorstellen, ook al komen ze van de oppositie? D66 vindt het zaak dat de provincie maximaal bijdraagt aan het regeringsbeleid tot het terugdringen van de CO2-uitstoot en tot het berekenen van minimaal 10% duurzame energievoorziening in het jaar 2020. Het college is het daar wel mee eens en heeft aangegeven, de door D66 aangekondigde studie met steun van het ECN te zien als een mogelijk nuttige bijdrage bij het opmaken van een tussenbalans in 1997. Dat vinden wij mooi. Daarom bied ik vandaag gaarne namens de fractie van D66 het resultaat van die studie aan de staten aan. Ik doe dit graag persoonlijk aan de voorzitter en aan de energiegedeputeerde.
-dit streven de instemming heeft van provinciale staten; -invoering van road-pricing alleen op rijkswegen grote gevolgen kan hebben voor de druk(te) op provinciale wegen; -het logisch en gewenst is, tegelijkertijd met invoering van road-pricing op rijkswegen roadpricing op nader te bepalen provinciale wegen door te voeren, waarbij de inkomsten voor de provincie worden gecompenseerd door verlaging van de opcenten op de motorrijtuigenbelasting; verzoeken het college van gedeputeerde staten, in overleg met het Rijk na te gaan welke provinciale wegen voor invoering van road-pricing in aanmerking komen en te streven naar gelijktijdige invoering van road-pricing op rijkswegen en nader te bepalen provinciale wegen, en gaan over tot de orde van de dag. Motie 55-2
De heer Poelmann overhandigt de nota aan de voorzitter en aan gedeputeerde De Zeeuw. De heer Poelmann (D66): Voorzitter! Het oog wil ook wat. Daarom bied ik u namens de fractie van D66 symbolisch een zonnepaneel aan waarmee schone, duurzame elektriciteit kan worden gewonnen; ecostroom waarmee Energie Noord West sinds 1 oktober de markt op gaat. Als aanzet tot de 10% duurzame energie vragen wij het college ook ten minste 10% ecostroom in te kopen voor gebruik door het provinciale apparaat. Om dat te bevorderen, als eerste schaap over de provinciale dam, biedt D66 het college een tegoedbon aan voor 66 Kwh ecostroom; echte ecostroom gegarandeerd door ENW. De tegoedbon kan verrekend worden wanneer het college besluit, 10% van de stroombehoefte in de vorm van ecostroom in te kopen. De heer Poelmann overhandigt het zonnepaneel en de tegoedbon aan het college. Motie 55-1 Door de leden Poelmann, Le Belle, Van MaastrichtThijssen en Berkhout wordt de volgende motie voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op maandag 11 november 1996; overwegende, dat -de rijksoverheid een bijdrage wil leveren aan beperking van de automobiliteit door de autokosten maximaal te variabiliseren middels invoering van road-pricing op de rijkswegen onder gelijktijdige verlaging van de motorrijtuigenbelasting; 24
11 november 1996
Door de leden Berman, Van Wagensveld-Drukker, Abbas en Poelmann wordt de volgende motie voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op maandag 11 november 1996; overwegende, dat -provinciale staten van Noord-Holland ten aanzien van de realisering van IJburg hebben bepaald dat deze nieuwe woonwijk beperkt blijft tot 450 ha en 18.000 woningen; -in het maatschappelijk debat over dit onderwerp steeds weer naar voren komt dat wordt getwijfeld of niet op langere termijn tot verdere bebouwing van het IJmeer wordt besloten; -het voor dit maatschappelijk debat van belang is dat duidelijk wordt dat de overheid uitvoering geeft aan haar voornemen, geen verdere bebouwing van het IJmeer na te streven door alle mogelijke maatregelen te treffen die dat voornemen ondersteunen; -hiervoor in aanmerking komende zaken als aanwijzing tot natuurgebied op basis van de Natuurbeschermingswet, aanwijzing als wetland op basis van de Conventie van Ramsar, toepassing van de Vogelrichtlijn en de Europese richtlijn in het kader van Habitat en daarnaast overdracht van de eigendom en/of beheer van dit gebied aan een samenwerkingsverband van provincie, betrokken gemeenten en/of natuurbeschermingsorganisaties; -provinciale staten zich hiermee positief wensen uit te spreken ten aanzien van dergelijke beheersmaatregelen, inclusief de initiatieven daartoe door en de actieve rol daarbij voor de
betrokken overheid en natuurbeschermingsorganisaties; verzoeken het college van gedeputeerde staten, deze mogelijkheden en samenwerking met derden te inventariseren en (te doen) realiseren, en gaan over tot de orde van de dag. Motie 55-3 Door de leden Abbas, Berman, Van WagensveldDrukker en Le Belle wordt de volgende motie voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op maandag 11 november 1996; overwegende, dat -het voorstel te komen tot een beleidsnota NoordHollandse Bossen dan wel "Masterplan Bossen Noord-Holland" voor het eerst ingebracht door D66 in 1992 en in de daarop volgende jaren telkenmale herhaald tijdens de algemene beschouwingen, nog niet ten uitvoer is gebracht; -er door het college duidelijke toezeggingen zijn gedaan, wel degelijk tot uitvoering van dit voorstel over te gaan (zie notulen algemene beschouwingen 1992/pag. 80 en 1993/pag. 111, bijlage); -de urgentie voor een dergelijk plan nog volop aanwezig is: te weten in de voortgaande teloorgang van de bossen (zie o.a. rapport "Onderzoek bossen in binnenduinrand", 1994); -er onvoldoende maatschappelijke overeenstemming is over het "locatiebeleid" bossen, (de juist balans vinden tussen enerzijds bos en anderzijds andere, typische Noord-Hollandse, open landschapstypen); besluiten, GS op te dragen terstond over te gaan tot het opstellen van een Masterplan bossen, daartoe een brede projectgroep in het leven te roepen en een daartoe leidend voorstel uiterlijk aan het einde van het eerste kwartaal 1997 voor advies aan de commissie NLO voor te leggen alsmede de leden van de commissie Landbouw bij deze advisering te betrekken, en gaan over tot de orde van de dag. Motie 55-4 Door de leden Le Belle, Van Maastricht-Thijssen, Van den Berg-Voets en Poelmann wordt de volgende motie voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op maandag 11 november 1996;
overwegende, dat -veel agrariërs economisch gezien moeilijke tijden doormaken; -duurzame biologische landbouw een belangrijk toekomstperspectief is voor agrarisch NoordHolland; verzoeken het college van gedeputeerde staten, -een grotere inspanning te leveren ter bevordering van de biologische, ecologische, duurzame land-, tuin-, en bollenbouw in samenhang met stimulansen voor het creëren van meer afzetpunten en biologische boerenmarkten: -een langjarig pilotproject op te zetten voor het kweken van biobollen, op te zetten met de vereniging "Biobol"; -een onderzoek te doen naar mogelijkheden van energiebesparing, opwekking van duurzame energie als vierde gewas, gebruik van schone brandstoffen en goedkopere afvalverwerking o.a. door afval gescheiden te houden; -energieteelt te stimuleren mede om een vaste aanvoer voor de biomassavergasser te garanderen; -een langjarig project agro-cultuur op te zetten, samen met de Toer-in organisatie; -het houden van boerenmarkten te stimuleren; -ernaar te streven, bij het Rijk deze projecten erkend te krijgen als fiscaal aantrekkelijk groene projecten, en gaan over tot de orde van de dag. Motie 55-5 Door de leden Poelmann, Le Belle, Van WagensveldDrukker en Van den Berg-Voets wordt de volgende motie voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op maandag 11 november 1996; gezien het feit dat op 16 mei 1997 in Noord-Holland plaatsvindt een "Top van de Regio's en de Steden van Europa"; overwegende, dat deze top voor de provincie NoordHolland een goede gelegenheid is, Noord-Holland bij de Europese regio's en steden op de kaart te zetten; verzoeken het college van gedeputeerde staten, -tijdig de inzet van de Nederlandse delegatie aan de orde te stellen in de staten; -de provincie nadrukkelijk te laten optreden als gastheer voor deelnemende delegaties en journalisten bij deze Regiotop; -een programma te ontwikkelen dat het mogelijk maakt voor en na de Regiotop de leden van het Comité kennis te laten maken met onze provincie, met inschakeling van de statenleden, en gaan over tot de orde van de dag.
25
11 november 1996
Amendement 55-1 Door de leden Poelmann, Van Maastricht-Thijssen, Van Wagensveld-Drukker en Van den Berg-Voets wordt het volgende amendement voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 11 november 1996; overwegende, dat -er zich een steeds duidelijker tweedeling in de maatschappij aan het aftekenen is, waarbij de zelfredzaamheid van een groeiend aantal mensen in het gedrang komt; -maatschappelijke participatie een belangrijk middel is voor ontplooiingskansen en vrijheidsbeleving en daarmee het welbevinden van ieder individu op zich en voor onze maatschappij als geheel; -de mogelijkheden tot participatie in onze samenleving door de voortschrijdende automatisering en digitalisering voor een groot aantal (veelal oudere) mensen een probleem is doordat hun kennis op dit gebied achterblijft; -in Amstelveen een project als Ouderen aan de Knoppen in een grote behoefte voorziet; -het van belang is dat er zich op meerdere plaatsen een mogelijkheid is om zich te bekwamen in het gebruik van computer, video, magnetron, pinautomaat en kaartjesautomaat voor trein of bus en eventueel ook kennis te nemen van de digitale communicatie van de provincie; besluiten, -in samenwerking met gemeenten te komen, als een breder gedragen project, tot een mobiel project "mensen aan de knoppen" analoog aan ouderen aan de knoppen om op deze wijze de mensen in deze technologische maatschappij weer zelfredzaam te maken; -hiervoor voor 1997 ¦ 100.000,-- ter beschikking te stellen.
bestaande spoor naar deze gebieden serieus moet worden onderzocht; 4. het antwoord van GS op het verzoek daartoe van D66 om dit onderzoek pas bij de behandeling van het streekplan IJmuiden te betrekken onnodige vertraging in de gewenste ontwikkelingen geeft, omdat de doortrekking van het spoor een bestemmingsplanaangelegenheid is; besluiten om een bedrag van in ieder geval ¦ 100.000,-- ter beschikking te stellen om samen met de gemeente Velsen een onderzoek te doen naar het te ontwikkelen tracé van de spoorlijn te IJmuiden en de daarbij behorende kosten van aanleg. Amendement 55-3 Door de leden Poelmann, Van den Berg-Voets, Van Maastricht-Thijssen en Van Wagensveld-Drukker wordt het volgende amendement voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 11 november 1996; overwegende, dat -de Cultuurnota 1997-2000 behandeld zal worden in de vergadering van december 1996; -ter wille van de financiering van speciale wensen nu reeds besloten moet worden over wijzigingen in de begroting van 1997; -bij de behandeling van de Cultuurnota een meerjarige subsidie gevraagd zal worden voor het toneelgezelschap "Het Amsterdamse Bos", naast meerjarige subsidies voor NKT en Arena; -de voorstellingen in het Amsterdamse bos aansluiten bij Cultuur, Historie en Toerisme en de wens om de activiteiten van de Karavaan ook naar het zuiden van de provincie uit te breiden; besluiten, van de post Cultuur, Historie en Toerisme ¦ 50.000,-- af te zonderen ten behoeve van het "Amsterdamse Bos".
Amendement 55-2
Amendement 55-4
Door de leden Berkhout, Abbas, Berman en Van Wagensveld-Drukker wordt het volgende amendement voorgesteld:
Door de leden Berkhout, Abbas, Berman en Poelmann wordt het volgende amendement voorgesteld:
Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 11 november 1996;
Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 11 november 1996;
overwegende, dat 1.vervoer van goederen en personen per rail van groot belang is ter verlichting van de autowegen; 2.dit ook stelselmatig door PS en GS van de provincie Noord-Holland wordt verklaard; 3. in dit verband, in verband met de ontwikkelingen te IJmuiden waar het gaat om de Derde haven en het Kennemerstrand, doortrekking van het
overwegende, dat 1.er zich steeds duidelijker een tweedeling in onze maatschappij aan het aftekenen is, waarbij de zelfredzaamheid van een groeiend aantal mensen in het gedrang komt; 2. maatschappelijke participatie een belangrijk middel is voor de ontplooiingskansen en vrijheidsbeleving en daarmee dus het
26
11 november 1996
3.
4.
5. 6.
7.
welbevinden van ieder individu op zich en voor onze maatschappij als geheel; mogelijkheden tot participatie aan maatschappelijke activiteiten en/of betaald werk van lichamelijk en geestelijk gehandicapten vanwege het tekortschieten van de huidige instrumenten als structureel onvoldoende te kwalificeren zijn; deze mensen bovendien qua inkomen veelal langdurig op of onder het bijstandsniveau verkeren, hetgeen recentelijk door het Sociaal en cultureel planbureau nog eens is bevestigd; de eigen mogelijkheden van deze mensen om hierin verandering te brengen als te beperkt moeten worden beschouwd; gelet op deze bovenlokale problematiek, de provincie een initiërende en stimulerende rol op zich moet nemen om de participatiemogelijkheden voor deze mensen duurzaam te verbeteren; hierbij samenwerking met gemeenten onontbeerlijk is, vanwege het grote belang van bundeling van aldaar aanwezige kennis, expertise, wettelijke instrumenten als WVG en AWBZ en arbeidsbemiddeling;
besluiten, -in regionaal verband een voortrekkersrol te gaan innemen, gericht op verbreding en verdieping van de maatschappelijke participatie van lichamelijk en geestelijk gehandicapten; -de mogelijkheden hiertoe in eerste instantie door uitvoering van een pilotproject in een (proef)regio te onderzoeken, gericht op een (duurzame) projectmatige aanpak samen met in de regio liggende gemeenten; -voor het betreffende pilotproject ¦ 100.000,-beschikbaar te stellen. Amendement 55-5 Door de leden Poelmann, Van den Berg-Voets, Van Maastricht-Thijssen en Van Wagensveld-Drukker wordt het volgende amendement voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 11 november 1996; overwegende, dat -bereikbaarheid, duurzame concurrentiepositie en de kwaliteit van de sociale en culturele leefomgeving kernthema's zijn van het provinciale beleid; -in de nota "Noord-Holland en het Toerisme" van juli 1992 is gepleit voor een onderzoek naar de haalbaarheid om woonhuismonumenten, industriële monumenten en dergelijke om te bouwen tot verblijfsaccomodaties en dit nog eens herhaald wordt in voordracht 55A van oktober 1993; -een keten van historische verblijfsaccomodaties een 27
11 november 1996
economisch-toeristische meerwaarde verleent aan verspreid liggende culturele objecten in Noord-Holland; -daarbij gebruik kan worden gemaakt van de wervende kracht die Amsterdam nu eenmaal heeft voor cultuurtoerisme, als uitgangspunt van de keten naar het noorden van de provincie; -het past binnen het strategisch beleid van de provincie, zo'n project met voortvarendheid ter hand te nemen; -het vanuit bovenstaande overwegingen aanbeveling verdient, een tijdelijke functionaris aan te stellen om een ondernemingsplan te maken voor een netwerk van historische gebouwen die worden ingericht als verblijfsaccomodaties; -bij het ontwikkelen van zo'n ondernemingsplan gekeken moet worden naar de mogelijkheden om te komen tot een joint venture met het bedrijfsleven en Noord-Hollandse VVV's, zoals is bepleit tijdens het symposium "investeren in de Toekomst" te Laren; -dit amendement, eerder ingediend in november 1993, nog immer actueel is; besluiten om voor 1997 een budget van ¦ 250.000,-uit te trekken voor een project gericht op het inrichten van een keten van historische gebouwen als verblijfsaccomodaties. Amendement 55-6 Door de leden Abbas, Berman, Poelmann en Berkhout wordt het volgende amendement voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 11 november 1996; overwegende, dat 1.de evaluatie van het fonds Stads- en dorpsvernieuwing, zoals recentelijk is behandeld in de commissie Ruimtelijke Ordening (RO 96/094), de noodzaak en het grote succes van dit fonds in het verleden heeft aangetoond; 2.de genoemde evaluatie concludeert dat de allergrootste knelpunten op het gebied van de vooroorlogse woningen mede dankzij de toepassing van dit fonds zijn opgelost; 3.de evaluatie de mogelijkheid schetst het succes van dit fonds te continueren door het accent van toepassing te verschuiven van de vooroorlogse woningvoorraad naar de naoorlogse woningvoorraad, zoals bijvoorbeeld naar een herstructurering van de naoorlogse flats, als onderdeel van de sociale stads- en dorpsvernieuwingsprojecten; 4. uit de evaluatie dus blijkt dat juist een continuering van het fonds voor de hand ligt in plaats van een door het college van GS voorgestelde opheffing;
besluiten, -het fonds Stads- en dorpsvernieuwing onverkort te handhaven; -daartoe hetzelfde bedrag als in 1996 ad 1,6 mln. aan dit fonds toe te voegen; -aan de commissie Ruimtelijke Ordening een voorstel voor te leggen voor innovatie van dit fonds door middel van een accentverschuiving van het vooroorlogse woningbestand naar het naoorlogse woningbestand. Deze moties en amendementen, die door een genoegzaam aantal leden zijn ondertekend, maken mitsdien onderwerp van beraadslaging uit. De heer Koetsier (GroenLinks): Voorzitter! Het college van GS heeft kans gezien, een Memorie van Antwoord te schrijven die uitmunt in beknoptheid. Hangt dit wellicht samen het feit dat drie van de zeven gedeputeerden in oktober de wijk genomen hadden naar Japan, zodat zij of het schrijfwerk overlieten aan hun collega's of volstonden met het zenden van enkele faxen? De thuis gebleven collega's konden zich oefenen in integraal werken en daarin zijn zij goed geslaagd. Als de kwaliteit van de Memorie van Antwoord omgekeerd evenredig is aan het aantal gedeputeerden dat op dat moment aanwezig was, stellen wij voor dat volgend jaar oktober ten minste vier gedeputeerden naar Hawaï afreizen. Er is daar tegen die tijd ongetwijfeld wel een belangrijke conferentie. Wij zullen op dit punt overigens geen motie indienen. Voorzitter! Nu in ernst. De bedreigingen die de afgelopen week van extreem-rechtse zijde zijn gericht aan ons Tweedekamerlid Tara Oedayraj Singh Varma bepalen ons weer bij het gevaar van racisme in onze eigen samenleving. Met kracht willen wij dan ook protesteren tegen de uitlatingen van de vertegenwoordiger van de Centrumdemocraten in onze staten in zijn algemene beschouwingen waarin hij oproept, de grenzen te sluiten voor buitenlanders en een verband legt tussen de komst van buitenlanders en de criminaliteit. Daarmee geeft hij opnieuw voedsel aan vreemdelingenhaat. Wij overwegen, ter zake een klacht in te dienen bij justitie. Ik ga nu in op het huiswerk van het college. Mijn collega Bozelie zal spreken over de financiële paragrafen en het FINH. De discussie over de verbetering van de werkwijze van de staten, opdat de burgers zullen zien dat de provincie echt iets voorstelt en er ook is voor hun belangen, heeft tot nu toe niet veel concreets opgeleverd. Wij staan achter het voorstel om een statencommissie in te stellen die concrete voorstellen zal doen. Intussen willen wij alvast een bijdrage aan de verbetering van onze werkwijze leveren met het voorstel, een deel van de spreektijd van iedere fractie in een pot te storten. Het doel is, de daarin verzamelde spreektijden beschikbaar te stellen voor het politieke debat. Wij dienen ter 28
11 november 1996
zake een motie in. Wij denken dat daarmee het debat kan worden verlevendigd. De koppeling van de invoering van de 36-urige werkweek aan de voorgenomen efficiency-operatie lijkt op zichzelf goed. Aangezien echter door de vakbonden bij de CAO-onderhandelingen de 36-urige werkweek terecht in het licht is gesteld van een bijdrage aan de bestrijding van de werkloosheid, blijven wij van mening dat gestreefd moet worden naar 100% herbezetting. De beantwoording door GS van onze vragen ten aanzien van het nieuwe provinciaal magazine geeft ons aanleiding, dit project een kans te geven. Tegenover de kosten van ¦ 750.000,-- willen wij wel graag een besparing geplaatst zien op uitgaven die nu overbodig worden en op incidentele publicaties. Er kan ook een overmaat aan informatie ontstaan. Wij waarderen de reactie van GS op ons voorstel om het duurzaam bouwen en groen beleggen aan elkaar te koppelen door het bureau Bouwwijzer een opdracht ter zake te verlenen. Wij zien de nadere inhoud van de opdracht graag tegemoet. GS hebben bekend gemaakt, actief te zullen participeren in de landelijke discussie over de noodzaak van een tweede nationale luchthaven in ons land, die zojuist is gestart door premier Kok. Onze provincie speelt daarin uiteraard een belangrijke rol. Wij hebben ons destijds tegen de uitbreiding van Schiphol met een vijfde baan gekeerd. De plannen met betrekking tot een tweede luchthaven langs de kust bij IJmuiden roepen bij ons grote weerstand op. Daaraan kleven grote nadelen voor het milieu, het ruimtelijk beleid, de volksgezondheid en het toerisme aan de kust. Dit betekent het definitieve einde van "badplaats Wijk aan Zee". Het wordt tijd dat onze provincie laat onderzoeken welke invloed grote luchthavens op de volksgezondheid hebben. Het gaat met name om de bewoners in de directe omgeving van een grote luchthaven. Het is een kwalijke zaak dat men bij de uitbreidingsplannen van Schiphol de brutaliteit had, te komen met de dubbele doelstelling: uitbreiding van de luchthaven en verbetering van het milieu. De groei van het vliegverkeer roept de vraag op naar de grenzen aan de groei, zoals reeds in 1974 in het beroemde rapport van de Club van Rome gesteld werd. Bij onze debatten in de toekomst zullen wij ons moeten realiseren dat de bomen van onze economische groei niet tot in de hemel groeien. Het rapport-Van Middelkoop over het broeikaseffect dat in de Tweede Kamer aan de orde is geweest, moet ook op provinciaal niveau tot bezinning stemmen. Wij stellen daarom voor, dit rapport ook aan de statenleden ter beschikking te stellen en het te bespreken in de desbetreffende commissie. Het verbaast ons dat GS op en aantal voorstellen van ons ter zake van het milieubeleid niet gereageerd hebben. Ik noem de duurzame bedrijfsterreinen en de duurzame ontwikkeling. Onze voorstellen zijn omgezet in een tweetal moties. Wij verwachten van GS hierop alsnog een reactie. GS zeggen in antwoord op onze wens, het
Fonds stads- en dorpsvernieuwing per 1 januari aanstaande om te zetten in een fonds herstel naoorlogse wijken, dat zij eerst onderzocht willen zien of hier sprake is van een probleem dat niet opgepakt kan worden door gemeenten en woningbeheerders. Wij vinden dit op zichzelf juist, maar zijn van mening dat eerst de uitkomsten van dit onderzoek bekend moeten zijn alvorens PS kunnen beslissen over de toekomst van het fonds. Opheffing nu achten wij daarom voorbarig. De Stimuleringsregeling ouderenhuisvesting voldoet uitstekend. De behoefte aan zelfstandige, aangepaste woningen voor ouderen is groot. Het aantal aanvragen overtreft verre de capaciteit van de regeling. Het ziet ernaar uit dat dit ook volgend jaar het geval zal zijn. Er is dan ook geen reden om te wachten tot de begroting 1998 alvorens te beslissen over voortzetting. Integendeel, er is alle aanleiding, reeds voor volgend jaar meer geld beschikbaar te stellen. Wij hebben daartoe een amendement voorbereid. Met instemming nemen wij kennis van het voornemen van GS, het bureau Bouwwijzer een opdracht te verstrekken inzake duurzaam bouwen. Daarmee wordt hieraan een impuls gegeven. De provincie heeft hierin zeker een stimuleringstaak, te meer omdat de FINH-gelden afkomstig zijn uit de energiesector. Er is dus alle aanleiding, projecten voor duurzaam bouwen bij het FINH onder te brengen. Wij staan achter het gevoerde beleid ten aanzien van agrarisch natuurbeheer. Het is een instrument om de belangen van de landbouw en die van de natuur meer in harmonie samen te brengen. Naar onze mening ligt hier voorlopig nog een taak voor de provincie, zeker zolang het Rijk dit niet structureel financiert. Aangezien in de praktijk blijkt dat er geen aanleiding is, te verwachten dat het jaarlijks begrote bedrag in 1997 niet kan worden besteed, stellen wij voor, het begrote bedrag van 0,5 mln. te verhogen tot 1 mln. Ook daartoe hebben wij een amendement voorbereid. Gebleken is dat in onze provincie nog slechts 1% van het areaal voor biologische land- en tuinbouw gebruik is en dat dit minieme percentage zelfs nog terugloopt. Wij stellen ons gaarne achter de plannen om de biologische landbouw een flinke impuls te geven, maar zijn van mening dat dan ook de volle ¦ 400.000,-- die onder dit hoofd voor afzetbevordering op de begroting staat, daarvoor moet worden aangewend. In de begrotingspost zit namelijk ook ¦ 130.000,-- voor agri-toerisme en idem voor de ontwikkeling van streekeigen producten. Met andere woorden: het bedrag van ¦ 400.000,-- is niet alleen voor de afzetbevordering van biologische producten. Wij stellen voor, wel degelijk de volle vier ton beschikbaar te stellen voor de bevordering van de afzet. Daartoe moet de post met ¦ 260.000,-verhoogd worden of moeten de andere doelen afzonderlijk begroot worden. Op dit punt dienen wij een amendement in. 29
11 november 1996
Verder missen wij een antwoord op onze vraag inzake de stand van zaken bij de afzet van biologische producten in de eigen restaurants. Ook hier geldt: een beter milieu begint bij jezelf. Wij missen een reactie van GS op het voorstel, de post van ¦ 92.000,-- voor training en vorming in de agrarische sector te handhaven. Gebleken is namelijk dat vrouwen in die sector een grote achterstand hebben, met name op bestuurlijk vlak. Daarom is een herkenbare begrotingspost voor training en vorming van deze groep voorlopig nog noodzakelijk en is het ook uit psychologisch oogpunt gewenst, de post onder te brengen bij een algemene post emancipatie. Dit geldt te meer omdat de staten zich nog niet hebben uitgesproken over een nieuw emancipatiebeleid, zoals voorgesteld door de speciale werkgroep in de nota Voorstel beleidskader emancipatiebeleid. Ook op dit punt dienen wij een amendement in. Het gebruik van bestrijdingsmiddelen is in de Noord-Hollandse landbouw verontrustend hoog. Hoewel er volgens de landbouwagenda 2000 gewerkt wordt aan de bevordering van een duurzame landbouw, is nog geen concreet plan voorhanden om dit gebruik krachtig terug te dringen naar een uit milieuoogpunt meer aanvaardbaar niveau. Wij nodigen GS daarom uit spoedig een plan van aanpak te ontwikkelen voor de reductie van het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen. De doelstelling hiervan moet een reductie van 10% per jaar zijn. Een en ander dient in samenwerking met de WLTO en de milieufederatie te geschieden. Wij vinden het antwoord van GS inzake het locatiebeleid bedrijfsterreinen voldoende. Wij zullen de praktische uitvoering van dit beleid kritisch blijven volgen en aan de bel trekken als in het door GS genoemde maatwerk de economische kortetermijnbelangen boven de nodige beperking van de automobiliteit worden gesteld. Het veelkleurig personeelsbeleid leverde de afgelopen jaren teleurstellende resultaten op. Voor dit jaar kwamen voldoende aanvragen binnen voor het begrote bedrag van ¦ 935.000,--. De onderuitputting is het gevolg van achterstanden in de afwikkeling van projecten en niet van gebrek aan belangstelling. Dit jaar is er helemaal geen onderuitputting. Dit mag dus geen reden zijn om de inspanningen nu maar te verminderen met ¦ 300.000,--. Wij zijn van mening dat dit beleid verbeterd kan worden. Daartoe hebben wij dan ook een amendement voorbereid. Wellicht kunnen wij dit samenvoegen met het amendement dat de PvdA eventueel wil indienen. GS willen de verschillende kredietposten op de zorgterreinen, waaronder de post Projectsubsidies ouderenbeleid, tot één begrotingspost samenvoegen. Op basis van dit voornemen wordt gesteld dat ons voorstel om deze post te verhogen niet noodzakelijk is. Wij zijn het daarmee niet eens. Met ons voorstel reageren wij op de conceptbegroting. Daarin zijn de kredietposten nog afzonderlijk vermeld en vatbaar voor wijzigingsvoorstellen. Het voornemen om
kredietposten samen te voegen, staat ons voorstel om de post Projectsubsidies te verhogen niet in de weg. Wij dienen op dit punt een amendement in. Ook ons voorstel om de post Stimuleringsregeling ouderenhuisvesting te verhogen, kreeg geen reactie van GS. De regeling voldoet aan een grote behoefte. Ook dit jaar moeten weer allerlei goede aanvragen worden afgewezen wegens gebrek aan middelen. Hierop gelet, dienen wij een amendement in. Wat de thuiszorg betreft, is het voor GS onmogelijk, te beoordelen of de middelen die door het Rijk zijn vrijgemaakt voldoende zijn. GS hebben al maanden geleden een onderzoek naar de knelpunten in de thuiszorg aangekondigd op basis waarvan zal worden bezien hoeveel geld deze sector nodig heeft om zich aan te passen aan de nieuwe situatie. De uitkomsten daarvan zijn echter nog steeds niet gepresenteerd. Het is daarom verbazingwekkend dat GS in de Memorie van Antwoord zo optimistisch zijn. Dat optimisme is namelijk niet op feiten gebaseerd. Wanneer wordt dit onderzoek nu eigenlijk afgerond? In een motie dringen wij aan op zo snel mogelijke publicatie van de uitkomsten daarvan. Wij hebben vernomen dat de VVD een soortgelijke motie heeft voorbereid. Wij zullen straks bezien of het mogelijk is om beide moties samen te voegen. De opvang van de groep zwerfjongeren is ontoereikend. Voor hen is onvoldoende betaalbare huisvesting beschikbaar. In een motie vragen wij GS, hiernaar een onderzoek in te stellen. Motie 55-6 Door de leden Declercq, Koetsier, Poulie, Bozelie en Gök wordt de volgende motie voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, kennisnemende van de conceptbegroting 1997, de algemene beschouwingen en de Memorie van Antwoord; overwegende, dat -provinciale staten deel uitmaken van een rechtstreeks gekozen, politiek orgaan; -in zo een orgaan ruimschoots de gelegenheid moet zijn voor politiek debat; -de voorzitter van de PS-vergadering en de voorzitters van de commissies instrumenten nodig hebben om meer ruimte te kunnen creëren voor politiek debat; besluiten, dat -alle fracties een evenredig deel van hun spreektijd in een gemeenschappelijke "pot" stoppen, waardoor naast de fractiespreektijd ook algemene spreektijd ontstaat ten behoeve van het politieke debat; -de voorzitters van alle democratische fracties in het Seniorenconvent de technische details binnen twee maanden uitwerken; 30
11 november 1996
-de nieuwe spreektijdverdeling na die twee maanden wordt ingevoerd, en gaan over tot de orde van de dag. Motie 55-7 Door de leden Declercq, Koetsier, Poulie, Bozelie en Gök wordt de volgende motie voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, kennisnemende van de conceptbegroting 1997, de algemene beschouwingen en de Memorie van Antwoord; overwegende, dat -de provincie Noord-Holland het proefproject "duurzaam bedrijventerrein" is gestart gericht op de (her)inrichting van een bestaand bedrijventerrein in het Noordzeekanaalgebied; -de provincie daarbij in de brochure "Werken aan het terrein van de toekomst" de volgende oproep heeft gedaan: "De provincie Noord-Holland zoekt bedrijvenorganisaties en overheden die tijd, energie, enthousiasme en geld willen steken in de duurzame (her)inrichting van een bestaand bedrijventerrein in het Noordzeekanaalhavengebied. Dit proefproject wordt het voorbeeld voor nieuwe bedrijventerreinen in de provincie"; -daarbij volgens deze brochure: "medewerking op diverse niveaus op prijs wordt gesteld. Van het op ad hoc-basis leveren van ideeën, tot het structureel meedenken of het daadwerkelijk meedoen aan het proefproject"; -de staten middels deze motie deze oproep willen beantwoorden; -uit een voorbeeld uit Denemarken "Industrieel ecosysteem Kalundborg" blijkt dat het grote milieu- (en ook economische) voordelen heeft als bedrijven op een terrein met elkaar samenwerken (zie pag. 8 van de brochure); verzoeken GS om parallel aan dit proefproject "duurzaam bedrijventerrein" te onderzoeken in hoeverre het wenselijk en haalbaar is om naast de reeds verplichte milieubedrijfsplannen, te komen tot zogenaamde integrale terreinplannen waarin afspraken tussen de bedrijven zijn vastgelegd over onder meer de uitwisseling van energie, grond- en afvalstoffen, en gaan over tot de orde van de dag. Motie 55-8 Door de leden Declercq, Koetsier, Poulie en Bozelie wordt de volgende motie voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 11 november 1996;
gehoord de beraadslagingen inzake huisvesting jongeren, in het bijzonder de groep zwerfjongeren; van mening, dat de opvang voor die groep ontoereikend is; van mening, dat goede betaalbare huisvesting onvoldoende is; stellen voor, samen met het veld te onderzoeken in hoeverre het beschikbaar komen van meer jongerenwoningen de kwaliteit van de jeugdzorg voor die specifieke groep ten goede kan komen, en gaan over tot de orde van de dag. Motie 55-9 Door de leden Declercq, Koetsier, Poulie, Bozelie en Gök wordt de volgende motie voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, kennisnemende van de conceptbegroting 1997, de algemene beschouwingen en de Memorie van Antwoord;
-duurzame ontwikkeling een belangrijke randvoorwaarde is voor de kwaliteit van deze omgevingsplannen; -het van groot belang is dat de provincie in kaart brengt en overzichtelijke maakt wat haar mogelijkheden en instrumenten zijn op dit gebied; verzoeken GS, -op korte termijn een discussie te voeren met de staten over de invulling van het beleid gericht op duurzame ontwikkeling en de rol die de provincie daarin kan en moet spelen; -deze discussie op een zodanig wijze te organiseren dat maatschappelijke organisaties de belangstellenden hieraan actief kunnen deelnemen; -de centrale vraagstelling van deze discussie als volgt te formuleren: "welke rol kan en moet de provincie spelen bij het tot stand brengen van een daadwerkelijke duurzame ontwikkeling?"; -te bezien of de werkwijze die is toegepast bij het tot stand komen van het nieuwe emancipatiebeleid ook bij deze discussie kan worden toegepast, en gaan over toe de orde van de dag.
overwegende, dat -GS al enkele maanden geleden hebben aangekondigd dat er een onderzoek zou worden verricht naar de knelpunten in de thuiszorg in NoordHolland; -het gezien de steeds dichterbij komende gevolgen van het substitutiebeleid van groot belang is dat die knelpunten in kaart worden gebracht;
Amendement 55-7
verzoeken GS, -nog dit jaar de resultaten van het onderzoek te presenteren en te behandelen in de commissie Zorg; -naar aanleiding van de onderzoeksresultaten te komen met een beleidsvoorstel aan de staten en de daarbij behorende financiële vertaling,
overwegende, dat -agrarisch natuurbeheer zowel provinciaal als landelijk speerpunt van beleid is; -in Noord-Holland buiten het beleid van de relatienota en de eventuele alternatieven daarvoor (BES-gebied en Texel) vooral in Waterland en Eilandspolder vorm is gegeven aan agrarisch natuurbeheer; -in 1995 voor de jaren 1996-1999 3 mln. is bestemd voor agrarisch natuurbeheer, waarvan inmiddels is gebleken dat dit bedrag volledig wordt benut voor de gebieden Waterland en Eilandspolder; -het college van GS voorstelt voor 1997 ¦ 500.000,-te bestemmen voor agrarisch natuurbeheer, terwijl het college voornemens is in 1998 1 mln. voor dit beleidsdoel te begroten;
en gaan over tot de orde van de dag. Motie 55-10 Door de leden Declercq, Koetsier, Poulie, Bozelie en Gök wordt de volgende motie voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 11 november 1996; overwegende, dat -projecten in het kader van MET belangrijke bouwstenen zullen opleveren voor het provinciale beleid onder de noemer van "Kwaliteit van de leefomgeving"; -de provincie haar ruimtelijk beleid gaat voeren op basis van omgevingsplannen; 31
11 november 1996
Door de leden Declercq, Koetsier, Poulie, Bozelie en Le Belle wordt het volgende amendement voorgesteld. Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 11 november 1996;
zijn van mening, dat -het onevenwichtig is, voor 1998 1 mln. te willen bestemmen en voor 1997 slechts ¦ 500.000,--, gelet op de in 1995 beoogde financiering van het agrarisch natuurbeheer; -uit de snelheid waarmee GS de beschikbaar gestelde 3 mln. bestemden voor slechts twee projecten (Waterland en Eilandspolder) blijkt dat voor
agrarisch natuurbeheer meer geld nodig is; besluiten, -in 1997 eveneens 1 mln. beschikbaar te stellen voor agrarisch natuurbeheer; -de verhoging ad ¦ 500.000,-- te financieren uit de vrije bestedingsruimte. Amendement 55-8 Door de leden Declercq, Koetsier, Poulie, Bozelie en Le Belle wordt het volgende amendement voorgesteld:
- in verband daarmee nog afzonderlijke aandacht voor training en vorming voor vrouwen in deze sector noodzakelijk is; - daarom een herkenbare post emancipatie en volwasseneneducatie in de agrarische sector ook begrotingstechnisch gewenst is; besluiten om de begrotingspost ad ¦ 92.000,-(begrotingsnr. 0711), bijdrage voor emancipatie in de agrarische sector, niet als posterioriteit aan te merken maar te handhaven op de begroting 1997. Amendement 55-10
Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 11 november 1996;
Door de leden Declercq, Koetsier, Poulie, Bozelie en Gök wordt het volgende amendement voorgesteld:
overwegende, dat -voor de bevordering van de afzet van biologische land- en tuinbouwproducten ¦ 400.000,-beschikbaar gesteld wordt; -uit de "Landbouwagenda 2000" echter blijkt dat van het beschikbare budget slechts ¦ 140.000,-voor afzetbevordering van biologische land- en tuinbouwproducten in directe zin bestemd is, en de rest is bestemd voor agri-toerisme (¦ 130.000,--) en voor ontwikkeling van streekeigen producten (¦ 130.000,--); -verder uit cijfers blijkt dat de biologische land- en tuinbouw in Noord-Holland achterstand heeft t.o.v. andere provincies;
Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 11 november 1996;
zijn van mening, dat -de bevordering van de afzet van biologische land- en tuinbouwproducten terecht een provinciale prioriteit is; -van het beschikbare budget (¦ 400.000,--) een te klein deel gaat naar afzetbevordering van biologische land- en tuinbouwproducten in directe zin; besluiten om voor de afzetbevordering van biologische land- en tuinbouwproducten effectief ¦ 400.000,-- te bestemmen en daarnaast ¦ 130.000,-beschikbaar te stellen voor agri-toerisme en ¦ 130.000,-- voor ontwikkeling van streekeigen producten, en de extra bedragen te financieren uit de vrije bestedingsruimte. Amendement 55-9 Door de leden Declercq, Koetsier, Poulie en Bozelie wordt het volgende amendement voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 11 november 1996; overwegende, dat -de vrouwen in de agrarische sector nog een aanzienlijke achterstand hebben bij de deelname in diverse besturen; 32
11 november 1996
overwegende, dat -het veelzijdig personeelsbeleid bedoeld is als een provinciale bijdrage aan de emancipatie van achtergebleven, m.n. allochtone groepen op de arbeidsmarkt; - uit de eventuele onderuitputting van dit budget niet mag worden afgeleid dat er onvoldoende bestedingsmogelijkheden zijn; - een onderuitputting eerder het gevolg is van vertraging in de afwikkeling van de projecten; besluiten om de posterioriteit ad ¦ 300.000,-- op de begroting 1997 te doen vervallen. Amendement 55-11 Door de leden Declercq, Koetsier, Poulie, Bozelie en Gök wordt het volgende amendement voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, kennisnemende van de conceptbegroting 1997, de algemene beschouwingen en de Memorie van Antwoord; overwegende, dat - de provincie na het intrekken van de WBO per 1 januari 1997 vooral een adviserende en stimulerende rol zal krijgen op het gebied van de ouderenzorg; - de projectsubsidie Ouderenbeleid een instrument is om die rol kracht bij te zetten; - de gevolgen van het WBO-plan 1997 het zorgveld voor grote veranderingen en verschuivingen plaatst; - het veld op projectbasis ondersteuning nodig heeft en verdient van de provincie om deze veranderingen het hoofd te kunnen bieden; - het begrote bedrag van ¦ 137.000,-- te laag is om in deze behoefte te kunnen voorzien, gezien de aanspraak die in voorgaande jaren gemaakt is op deze subsidiepost;
besluiten om het bedrag van ¦ 137.000,-- te verhogen tot ¦ 250.000,-- en dit te bekostigen uit de meeropbrengst van de opcenten motorrijtuigenbelasting. Amendement 55-12 Door de leden Declercq, Koetsier, Poulie, Bozelie en Gök wordt het volgende amendement voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, kennisnemende van de conceptbegroting 1997, de algemene beschouwingen en de Memorie van Antwoord; overwegende, dat - het realiseren van extra huisvesting voor ouderen een doelstelling is van het volkshuisvestingsbeleid van de provincie Noord-Holland; - in 1996 37 ingediende projecten positief zijn beoordeeld waarvan: - aan 27 projecten daadwerkelijk subsidie is toegekend ¦ 2.513.740,-- 10 projecten wegens gebrek aan middelen niet werden gehonoreerd ¦ 1.008.142,---------¦ 3.521.882,-waardoor in 1996 de volgende situatie ontstaat: - beschikbaar budget 1996 ¦ 2.509.884,-- uitgekeerd bedrag ¦ 2.513.740,-- geaccepteerde overschrijding 1996 ¦ -3.856,-(zie overzicht projecten 1996 bij het commissiestuk RO/96/052); - uit dit staatje blijkt dat de provincie ruim 1 mln. tekort kwam om alle projecten die aan de criteria voldeden, te subsidiëren; - op basis van de bevindingen in 1996 een bedrag van 3 mln. een reëlere raming is dan 1,5 mln.; besluiten, - de post Stimuleringsregeling ouderenhuisvesting voor 1997 op te hogen tot 3 mln. waardoor er een subsidiebedrag van ¦ 2.996.144,-beschikbaar komt voor 1997 (3 mln. minus de overschrijding ad ¦ 3.856,-- in 1996); - dit te financieren uit de saldireserves, waarbij de dekking van het hierdoor ontstane rentetekort kan geschieden uit de begrotingspost "Onvoorziene uitgaven".
33
11 november 1996
Deze moties en amendementen, die door een genoegzaam aantal leden zijn ondertekend, maken mitsdien onderwerp van beraadslaging uit. De heer Lauxtermann (AOV/OU55+): Mijnheer de voorzitter! De fractie AOV/OU55+ heeft met teleurstelling moeten vaststellen dat voor het tweede jaar in successie de arrogantie van de getalsmatige macht heeft gezegevierd. Wij moesten ook dit jaar weer constateren dat het college onze schriftelijke inbreng in eerste termijn van de behandeling van de begroting en het Beleidsplan 1997 kennelijk niet serieus neemt. Uitte dit zich het vorige jaar in een volstrekt onvoldoende, dan wel van de zijde van een der gedeputeerden badinerende beantwoording, dit jaar presteert het college het, onze inbreng volkomen te negeren; nog erger, in een enkel geval een door ons gedane suggestie toe te dichten aan een andere fractie. Wij nemen daarentegen de door ruim 50.000 kiezers aan ons gegeven opdracht uiterst serieus en zullen van ons democratisch recht gebruikmaken om in deze tweede termijn onze vragen en voorstellen te herhalen, en daarnaast te reageren op de ons toegestuurde Memorie van Antwoord. Wat de begroting betreft, bekruipt onze fractie het gevoel dat door de onterechte euforie van - zoals de grootste collegefractie zo plastisch opmerkt - "een flinke zak met duiten" de keerzijde van de medaille angstvallig weinig aandacht krijgt. Die zijde vertoont lelijke missers en tegenvallers die door een beter en alerter beheer voorkomen hadden kunnen worden en die - waren er ons niet zo veel meevallers in de schoot geworpen - weleens tot pijnlijke bevindingen hadden kunnen leiden. Wij kunnen geen enthousiasme opbrengen voor de nieuwe werkwijze ten aanzien van de begroting en het beleidsplan en beschouwen het experiment, zeker wat de begroting betreft, als niet geslaagd. In mei van dit jaar werden wij geconfronteerd met een begrotingsruimte van 6,6 mln. Bij deze gelegenheid werd de staten gevraagd, een eerste aanzet voor de invulling van die ruimte te geven. Nadien is de begrotingsruimte blijven stijgen tot maar liefst bijna 24 mln. Tot die stijging heeft de onlangs van het college ontvangen melding van een onvoorziene meevaller van 14 mln. bijgedragen. Voor die meevaller legde het college reeds op voorhand een voorstel tot invulling aan de staten voor. Gelet op de reeds gemelde ervaring lijkt het ons niet voor de hand te liggen, het experiment bij de volgende begrotingsbehandeling te herhalen, omdat nu zowel door het college als door de onderscheiden fracties veel werk werd verricht, terwijl de gegevens telkenmale door nieuwere achterhaald werden. Daarom stellen wij voor, vanaf de volgende begroting de financiële beschouwingen weer op de oude, vertrouwde wijze te doen plaatsvinden, waarbij als vanouds gewerkt kan worden met tot op het laatste ogenblik geactualiseerde cijfers. In de eerder vermelde begrotingsruimte is een bedrag van rond de 2 mln. begrepen aan cumulatieve
renteopbrengsten over teruggevorderde en ook terug ontvangen te hoge bevoorschottingen van de bejaardenoorden. Onze fractie is van mening dat deze renteopbrengsten geoormerkt dienen te zijn voor doeleinden binnen de ouderenzorg, met name voor de Stimuleringsregeling ouderenhuisvesting. Daardoor zal de reeds opgenomen post van 1,5 mln. stijgen tot 3,5 mln. Wij zullen daartoe een amendement indienen. Voorzitter! In mijn verdere betoog zal ik in de eerste plaats de Memorie van Antwoord volgen om daarna onze eerste termijn en de daarin gedane suggesties te herhalen. Tot slot dien ik enkele moties in. Wat de handreikingen betreft die het college de staten hebben gegeven ten aanzien van het opnieuw formuleren van de rollen en verantwoordelijkheden van respectievelijk het college, de staten en het ambtenarenkorps, verwijst onze fractie naar de door mij gegeven reactie tijdens de vergadering van het Seniorenconvent van maandag 4 november jongstleden. Met de fracties van PvdA en D66 menen wij dat een kleine, enthousiaste werkgroep van vrijwilligers uit de staten snel en efficiënt suggesties op dit punt kan uitwerken en via het Seniorenconvent aan het college kan aanbieden. Naar de mening van onze fractie behoeft dit geen ellenlange procedure te worden en kunnen de resultaten rond pasen 1997 bekend zijn. Onder paragraaf 7 van de Memorie van Antwoord treft onze fractie het hoofdstuk "regionale televisie" aan. Zij is werkelijk met stomheid geslagen, daarin te moeten lezen: "Mét de fractie van D66 zien wij in regionale televisie een middel om de inwoners van Noord-Holland te bereiken." In Amsterdam zou men een dergelijke uitspraak een gotspe noemen. De fractie AOV/OU55+ heeft van meet af aan - in de maidenspeech van vorig jaar - met nadruk voor dit medium gepleit. Daarna heeft onze fractie dit pleidooi in diverse commissievergaderingen herhaald. In een kort debat met de portefeuillehouder tijdens de plenaire vergadering hebben wij opgemerkt dat in ieder geval onze fractie niets te verbergen heeft en daarom ook niets aan het oog van de camera wil onttrekken. Het was, is en blijft onze mening dat provinciale televisie niet slechts een middel doch hét middel is, de burgers te bereiken, hen van ons werk op de hoogte te houden en hen ook bij ons werk te betrekken. Wij memoreren dat noch het college, noch enige andere fractie ons toen heeft gesteund. Men zag provinciale televisie niet zitten of wenste de burgers van Noord-Holland daarvoor niet te belasten. Men zal zich ongetwijfeld herinneren dat wij toen ten aanzien van de financiering voorstelden om de tickets van gebruikers van vakantievluchten licht te belasten en dat het antwoord van het college luidde dat het ons voorstel met dollartekens in de ogen gelezen had. Zou het college onze schriftelijke eerste termijn echt gelezen hebben, dan had het bij de eerste alinea van op pagina 3 van die bijdrage ongetwijfeld opgemerkt dat wij voor de zoveelste maal aangeven 34
11 november 1996
hoeveel waarde wij aan provinciale televisie hechten. Daarom is het de fractie AOV/OU55+ volstrekt onduidelijk waarom het college via de Memorie van Antwoord dit onderwerp exclusief aan de fractie van D66 toedicht. Om nogmaals zeer expliciet onze beleidswens te benadrukken, zal ik een motie indienen. De strekking daarvan is, te komen tot oprichting van dit medium waarbij de individuele burger van NoordHolland niet extra belast zal worden. De financiering is, zo lang de te verwachten reclameopbrengsten de exploitatie nog niet dekken, te garanderen door de opbrengst van provinciale opcenten. De heer Poelmann (D66): Ik deel de eer graag met u! De heer Lauxtermann (AOV/OU55+): Dank u wel. Voorzitter! Onze fractie stelt vast dat de schriftelijke opmerking in eerste termijn over de kanttekeningen bij de Welzijnsnota 1997-2000 - dat de vergrijzing van de bevolking extra aandacht behoeft - volledig genegeerd wordt. Wij maken daaruit op dat het college onze stelling kennelijk niet onderschrijft. Gezien het belang daarvan zal ik ze herhalen. 1. In het kader van de opmerking dat door middel van het opheffen van knelpunten ouderen een actief en zinvol sociaal bestaan geboden zou moeten worden, merken wij op dat deze slogan onder meer onderbouwd dient te worden door in de eerste plaats nog eens kritisch naar de eigen provinciale belastingen te kijken en op de tweede plaats naar de gemeentelijke belastingen in onze provincie. Vooral de gemeenten bedienen zich veelal nogal royaal van de mogelijkheid, via heffingen hun onmacht, een sluitende begroting op te stellen, te compenseren. Daarnaast houden ze angstig de hand op de knip bij de besteding van de door de rijksoverheid verstrekte doeluitkeringen ten behoeve van de Wet voorzieningen gehandicapten en de bijzondere bijstand. 2. Het ontbreken van een betaalbaar en fijnmazig gemeentegrensoverschrijdend openbaar vervoer, inclusief buurt-, regio- en streekbusjes voor ouderen vormt een onoverkomelijke hinderpaal voor deelname aan het sociaal leven, nog afgezien van de onveiligheid, die door het falende beleid van de minister van Binnenlandse Zaken - die zulke schone verkiezingsbeloften deed, maar de ouderen, eenmaal op het pluche gezeten, liet vallen als een baksteen nog steeds voortwoerkert. 3. De ouderenbonden zijn georganiseerd in dermate kleine cellen - tot in de kleinste woongemeenschappen toe - dat zij uitermate geschikt zijn om ingeschakeld te worden bij de advisering, de informatieverschaffing en de serviceverlening aan ouderen. De provinciale overheid zou door ruimhartige subsidiëring dit werk mogelijk moeten maken. Voorzitter! Uiteraard ontbreekt ons eveneens een reactie op ons voorstel om de ouderenbonden als officiële adviseurs toe te voegen aan de
adviescommissies Zorg en Maatschappelijk Welzijn en Cultuur. Een dergelijke constructie kent men ook bij de adviescommissie Land- en Tuinbouw via de WLTO en bij de adviescommissie Economische Zaken via de kamer van koophandel en fabrieken. Wij leiden hieruit af dat het college het niet met ons voorstel eens is. Wij zullen dan ook een motie indienen, waarin de staten wordt gevraagd, het samenwerkingsverband van de ouderenbonden uit te nodigen om een vertegenwoordiger als adviseur in de beide eerder genoemde adviescommissie voor te dragen. Over de ouderenhuisvesting maakt de fractie AOV/OU55+ nog graag de volgende opmerkingen. Onze suggestie, te bevorderen dat bij de woningbouw van meet af aan rekening gehouden moet worden met de mogelijkheid om de woningen later aan te passen voor bewoning door gehinderden en ouderen door middel van bredere deuren, verwijderen van dorpels et cetera, waardoor ouderen niet uit hun vertrouwde omgeving behoeven te verhuizen en hun sociale netwerk in stand kan blijven, is het college kennelijk ontgaan of werd te onbelangrijk gevonden om erop te reageren. Gezien het grote belang van deze suggestie voor ouderen, brengen wij haar nogmaals en nu plenair, onder de aandacht van het college. De bouwkosten nemen hand over hand toe. Daarom heeft de provinciale overheid reeds besloten om in het kader van de omvorming van verzorgingshuizen een dotatie in de stichtingskosten van ouderenwoningen van ¦ 20.000,-- per woning te verlenen, waardoor deze woningen binnen de grenzen van de sociale sector komen te vallen. In de wetenschap dat ouderen ook in de toekomst van een AOW-uitkering - al dan niet bevroren - en mogelijk een klein aanvullend pensioentje moeten rondkomen en daardoor voor hen die grens nog te hoog ligt, waardoor het risico ontstaat dat ouderenwoningen slechts voor een selecte groep gebouwd worden dan wel bij leegstand verhuurd zullen worden aan degenen voor wie ze niet bestemd zijn, meent onze fractie dat in alle redelijkheid gevraagd kan worden om een extra impuls van ¦ 10.000,-- per woning ten laste van het FINH. Ik zal daartoe een motie indienen. Ook op het punt van de sector verkeer en vervoer zal ik namens mijn fractie een motie indienen. Deze heeft tot strekking, aan de geplande "verkeerstoren openbaar vervoer" een gratis klachtenen informatielijn te verbinden. Daardoor wordt het serviceverlenende karakter van die provinciale voorziening extra geaccentueerd. Ook op deze schriftelijke suggestie uit de eerste termijn hebben wij taal noch teken van het college vernomen. Voorzitter! De fractie AOV/OU55+ steunt van harte de vraag om de aandacht op het stuk van integraliteit tussen de werkvelden van de adviescommissies van Maatschappelijk Welzijn en Cultuur en van Zorg van de zijde van de CDA-fractie. Wij willen zelfs zo ver gaan, te suggereren om in het kader van het door het college bepleite integrale werken, die adviescommissies samen te voegen. 35
11 november 1996
Het ligt niet op onze weg om de inbreng van de andere statenfracties in de schriftelijke eerste termijn te becommentariëren. Wel moet ons van het hart dat slechts in de bijdragen van de fracties van CDA, GroenLinks, De Groenen, Van Wijk en AOV/OU55+ expliciet wordt ingegaan op het te voeren ouderenbeleid. Dit zal voor onze fractie aanleiding zijn, in de toekomst, zo mogelijk, nog alerter te zijn op het ouderenwerk in de daarvoor in aanmerking komende adviescommissies. De heer Poelmann (D66): U heeft in uw eigen beschouwingen geconstateerd dat het heel goed gaat met het ouderenbeleid. Je geeft over het algemeen minder aandacht aan de zaken die goed gaan dan aan knelpunten. De heer Lauxtermann (AOV/OU55+): Dan slaapt u maar lekker verder. Voorzitter! Het zal het college niet verbazen dat wij over het experiment van een eerste schriftelijke termijn bij de behandeling van de begroting en het beleidsplan niet staan te juichen, om het eufemistisch uit te drukken. Wij willen niet nalaten daarbij expliciet te duiden op de uiterst passieve houding van het college ten aanzien van onze inbreng. Wij hebben er weinig fiducie in dat het ditmaal plenair beter zal gaan. Daarom zullen wij vanaf nu onze waarschuwing van het vorig jaar ten uitvoer moeten brengen om onze vragen in het kader van het ons gegeven reglementaire recht steeds schriftelijk aan het college te stellen. Wij zijn dan in ieder geval verzekerd van een antwoord, omdat het college de verplichting heeft, binnen een redelijk korte termijn te reageren. Wij moeten dat recht wel gaan gebruiken omdat wij nu bij herhaling moeten vaststellen dat onze fractie door het college klaarblijkelijk niet serieus genomen wordt. Wij blijven het overigens tot onze opdracht rekenen, te fungeren als het scherpe steentje in de schoen van het college dat er bij iedere stap aan herinnert dat er in Noord-Holland veel ouderen wonen, die door de rijksoverheid en door de lagere overheden vaak voor de mal gehouden worden. Ik wijs erop dat zij het zijn die na de oorlog door noeste en slecht betaalde arbeid de Nederlandse staat tot grote welvaart hebben gebracht. Derhalve hebben zij recht op een aandeel in die welvaart en op zijn minst op het respect van hen die na hen gekomen zijn. Motie 55-11 Door de leden Lauxtermann, Bruystens, Lagas, De Lange, Smit-Boerma en J.P.M. van Wijk wordt de volgende motie voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op maandag 11 november 1996, kennisnemende van de conceptbegroting en het Beleidsplan 1997, de algemene beschouwingen en de Memorie van Antwoord;
overwegende, dat - de provincie Noord-Holland het vergevorderde plan heeft te komen tot een centrale provinciale verkeerstoren openbaar vervoer teneinde dit vervoer van daaruit te kunnen coördineren; - de burgers van Noord-Holland derhalve veelvuldig contact met die toren zullen hebben; - daardoor het telefoonnummer van die voorziening algemeen bekend zal geraken; - er grote behoefte bestaat aan een informatie- en klachtenlijn voor het openbaar vervoer binnen de provincie; - de geplande verkeerstoren zich er uitermate voor leent daar een dergelijke voorziening te treffen; besluiten dat bij de bouw van de verkeerstoren openbaar vervoer in de provincie Noord-Holland deze tevens uit te rusten met een gratis door de burgers te bellen informatie- en klachtentelefoon, en gaan over tot de orde van de dag. Motie 55-12 Door de leden Lauxtermann, Bruystens, Lagas, De Lange, Smit-Boerma en J.P.M. van Wijk wordt de volgende motie voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op maandag 11 november 1996, kennisnemende van de conceptbegroting en het Beleidsplan 1997, de algemene beschouwingen en de Memorie van Antwoord; overwegende, dat - aan de vergadering van de adviescommissie voor Economische Zaken als adviseur wordt deelgenomen door de Kamer van koophandel en fabrieken; - aan de vergadering van de adviescommissie voor Land- en Tuinbouw als adviseur wordt deelgenomen door de WLTO; - tijdens de vergaderingen van de adviescommissie voor Zorg en van de adviescommissie voor Maatschappelijke Welzijn en Cultuur voor ouderen in onze provincie uiterst belangrijke en ingrijpende zaken aan de orde komen, waaruit eveneens adviezen aan gedeputeerde staten van Noord-Holland voortvloeien; - in onze provincie een mede door de provincie gesubsidieerd samenwerkingsverband van ouderenbonden bestaat, goed geëquipeerd, dat een groot percentage van de ouderen vertegenwoordigt en daarom ook als gesprekspartner van de provincie erkend wordt; besluiten, dat dit samenwerkingsverband van ouderenbonden verzocht zal worden, een vertegenwoordiger aan te wijzen, die als adviseur van zowel de adviescommissie voor Zorg als van de 36
11 november 1996
adviescommissie voor Maatschappelijk Welzijn en Cultuur zal deelnemen, en gaan over tot de orde van de dag. Motie 55-13 Door de leden Lauxtermann, Bruystens, Lagas, De Lange en J.P.M. van Wijk wordt de volgende motie voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op maandag 11 november 1996, kennisnemende van de conceptbegroting en het Beleidsplan 1997, de algemene beschouwingen en de Memorie van Antwoord; overwegende, dat - reeds lang binnen de staten gesproken wordt over de dringende noodzaak, te komen tot een provinciale televisie; - tot nu toe daaraan nog niet kon worden tegemoet gekomen omdat slechts financiering vanuit het opleggen van aanslagen aan de burgers van Noord-Holland mogelijk leek; - nu een alternatief daarvoor gevonden kan worden door te financieren uit de meeropbrengst van de opcenten van de motorrijtuigenbelasting; - daardoor bovendien een indringende bemoeienis binnen de provinciale televisie door de NOS voorkomen wordt; - verwacht mag worden dat door het genereren van inkomsten uit de reclame de provinciale televisie op niet al te lange termijn zichzelf kan bedruipen; besluiten, dat met spoed overgegaan moet worden tot de oprichting van provinciale televisie en dat deze voorziening zo lang als die zichzelf nog niet kan bedruipen uit reclameopbrengsten, gefinancierd zal worden uit de meeropbrengsten van de opcenten van de motorrijtuigenbelasting, en gaan over tot de orde van de dag. Motie 55-14 Door de leden Lauxtermann, Bruystens, De Lange, Lagas en J.P.M. van Wijk wordt de volgende motie voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op maandag 11 november 1996, kennisnemende van de conceptbegroting en het Beleidsplan 1997, de algemene beschouwingen en de memorie van antwoord; overwegende, dat - in het kader van de omvorming van verzorgingstehuizen door onze provincie deelgenomen zal worden in de stichtingskosten
van vervangende ouderenhuisvesting ten bedrage van ¦ 20.000,-- per woning; -bij de bouw daarvan uitgegaan wordt van een huurwaarde, op dit moment nog, van ¦ 810,-per maand, de zogenaamde sociale huursector; - deze grens voor vele ouderen te hoog is, aangezien nog velen in de nabije toekomst van een AOWuitkering, al of niet aangevuld met een klein pensioen moeten zien rond te komen; - door een extra deelname door middel van een eenmalige dotatie in de stichtingskosten van ¦ 10.000,-- per woning bereikt kan worden dat de huren op een zodanig peil worden gebracht dat niet alleen het kleine aantal welvarenden, maar alle ouderen van deze woningen gebruik kunnen maken (navraag bij de NCHB leert dat op deze wijze de aanvangshuur verlaagd wordt naar ¦ 675,-- per maand); besluiten, uit het FINH een bedrag groot 10 mln. beschikbaar te stellen voor het verlenen van eenmalige dotaties voor de bouw van vervangende ouderenhuisvesting in het kader van de omvorming verzorgingshuizen, en gaan over tot de orde van de dag. Amendement 55-13 Door de leden Lauxtermann, Bruystens, De Lange, Lagas en J.P.M. van Wijk wordt het volgende amendement voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op maandag 11 november 1996, kennisnemende van de conceptbegroting en het Beleidsplan 1997, de algemene beschouwingen en de Memorie van Antwoord; overwegende, dat - het realiseren van extra huisvesting voor ouderen een doelstelling is van het huisvestingsbeleid van de provincie Noord-Holland; - GS in het beleidsplan 1997 hebben aangekondigd dat er een inventarisatie wordt gemaakt van de feitelijke behoefte aan zelfstandige ouderenwoningen; - in de loop van 1996 37 projecten zijn ingediend en goedgekeurd, waarvan echter 10 projecten wegens gebrek aan middelen niet zijn gehonoreerd; - hieruit zonder onderzoek al blijkt dat de behoefte aan zelfstandige (aangepaste of aanpasbare) ouderenhuisvesting wel degelijk bestaat; - op basis van de bevindingen in 1996 een bedrag van 3,5 mln. een reëlere raming is dan 1,5 mln.; - op de door de provincie Noord-Holland terugontvangen te hoge bevoorschottingen van bejaardenoorden een rentebate is ontstaan van circa 2 mln., oplopend naar circa 3 mln. in 1997, welke naar het oordeel van provinciale 37
11 november 1996
staten van nature toekomt aan het ouderenbeleid en niet tot de algemene middelen behoort; besluiten om de post Stimuleringsregeling ouderenhuisvesting te verhogen tot 3,5 mln. Deze moties en dit amendement, die door een genoegzaam aantal leden zijn ondertekend, maken mitsdien onderwerp van beraadslaging uit. De heer Kruijmer (RPF/GPV): Mijnheer de voorzitter! Wij hebben met belangstelling de Memorie van Antwoord gelezen. Zij was kort en duidelijk. Een deel van onze vragen uit de algemene beschouwingen hebben daarin een directe beantwoording gevonden. Daarvoor onze dank. Het geheel van beantwoorde en niet beantwoorde vragen en de verdere inhoud van de memorie van toelichting geven de RPF/GPV-fractie aanleiding tot het maken van een enkele opmerking. Gezien de ons toegemeten tijd kan dit niet anders dan selectief en kort zijn. Ik zal daarbij de volgorde van mijn algemene beschouwingen aanhouden. Voorzitter! De discussie over de bestuurlijke vernieuwing - volop gevoerd in 1995 - is uitgewoed en de provincie vormt keurig de bestuurslaag tussen Rijk en gemeenten. Uiteraard volgt de RPF/GPVfractie het functioneren van de provincie nauwlettend en stelt zij voortdurend de vraag of onze provincie wel echt op haar eigen niveau bezig is. Wij kunnen ons niet aan de indruk onttrekken dat er bij al het werk verricht door de provincie activiteiten zijn waarvan wij de indruk hebben dat zij ook zonder hulp van de provincie door zouden gaan. Wat te denken van activiteiten waarvan de provincie ruwweg 1% van de kosten voor haar rekening neemt, zoals bij het bedrag van 1,5 mln. dat is uitgetrokken voor de bouw van rond 700 ouderenwoningen? Natuurlijk heeft de ouderenhuisvesting ook voor mijn fractie een hoge prioriteit. Echter, bij dit werk van de provincie zetten wij vraagtekens. Voorzitter! Het vereist ambtelijk en bestuurlijk wat zelfdiscipline, maar de RPF/GPV vindt het zinvol om te stoppen met dergelijke activiteiten. De inspanning en de bijbehorende financiën kunnen dan beter voor echte provinciale zaken ingezet worden. In de Memorie van Antwoord stelt het college dat de provincie op 10 januari aanstaande haar Internetsite zal presenteren. Wij nemen aan dat dan alle informatie over de provincie op Internet op één scherm, vanuit één startpunt, te bereiken is. Wanneer dit tevens inhoudt dat Internet ook in de organisatie zijn concentratiepunt gevonden heeft, zijn wij tevreden gesteld. De provincie is dan goed bezig. De beantwoording van de meerdere vragen over het nieuwe periodiek te verschijnen bestuurlijk magazine vinden wij onvoldoende. Bedrijfsmatig vinden wij het nog steeds een slecht voorstel. Het feit dat het college nu en ook op korte termijn geen financiële onderbouwing kan geven, wordt geweten aan de decentrale structuur van de organisatie. Mijn
fractie vindt dat bij een goede financiële administratie die toch mogelijk moet zijn. Vooralsnog vinden wij ¦ 750.000,-- voor een blad dat zes keer per jaar verschijnt - ¦ 125.000,-- per keer - te hoog. Voorzitter! Zoals bekend, is de essentie van de bestuurlijke vernieuwing dat het overheidsbestuur geconcentreerd is in drie lagen; lagen met directe democratische legitimatie. Veel werk is al verricht door IPO en VNG om de bestuurlijke ruimte tussen provincie en gemeente te zuiveren van ongewenste hulpstructuren. Wij zijn van mening dat ook onderzocht moet worden of de hulpstructuren tussen Rijk en provincie, Randstad en IPO, wel in overeenstemming zijn met de uitgangspunten van de bestuurlijke vernieuwing. Wij kunnen ons niet aan de indruk onttrekken dat daar op zelfstandige wijze beleid wordt ontwikkeld. Wij zijn recent onaangenaam getroffen door de oproep van de randstadprovincies aan de minister om voor de Randstad 56 mld. uit te trekken ten behoeve van de infrastructuur. In de daaraan ten grondslag liggende rapportage komen wij zaken tegen waar provinciale staten volledig buiten staan. In hoeverre GS daarvan op de hoogte zijn kunnen wij als nietcollegepartij niet beoordelen. Voorzitter! Wij horen de laatste tijd vaak de opmerking dat de overheid de democratie dicht bij de burger moet brengen. Dit kan echter alleen als wij zelf de democratie in bezit hebben. De toekomstige ontwikkeling van de Randstad, van Noordzeekanaal naar Nieuwe Waterweg, is voortdurend onderwerp van gesprek. De RPF/GPVfractie ziet zeker het grote belang van de Randstad voor onze nationale economie. Zij heeft ook oog voor de individuele belangen van de verschillende bedrijven met de daarbij behorende werknemers, eigenaren en aandeelhouders. Toch zijn wij van mening dat het niet goed is om iedere economische activiteit - soms met gewenste uitbreiding - voor de Randstad te behouden. Het is onbetaalbaar en het zal de leefbaarheid ernstig doen afnemen. Met behoud van de specifieke sterke punten van de Randstad zijn wij voor een zich ontspannende, zich verdunnende Randstad. Activiteiten kunnen afvloeien naar de Kop van Noord-Holland, Flevoland en het oosten van Nederland. In dit verband een opmerking over de groei en uitbreiding van Schiphol. Op dit moment wordt dit punt aangeduid als de discussie over de tweede nationale luchthaven. Het is goed om allereerst een onderscheid te maken. In de discussie gaat het naar onze mening over de vraag of er een filiaal van Schiphol bij moet komen - IJpoort bij IJmuiden voor de kust van Noord-Holland - of elders een nieuwe tweede nationale luchthaven. Wat IJpoort betreft, kunnen wij nog beter spreken van Schiphol met enkele landings- en startbanen op afstand, onderling met elkaar verbonden door een hoogfrequente treinverbinding en een snelweg. In deze optie kan Schiphol dan zonder probleem doorgroeien naar zeker 60 miljoen passagiers per jaar. Daaraan is uiteraard 38
11 november 1996
verbonden een evenredige toename van het aantal vliegbewegingen boven de provincie en een evenredige toename van verkeer op de grond als gevolg van de afwikkeling van het luchtverkeer. Voorzitter! De RPF/GPV-fractie is geen voorstander van deze optie. Deze extra toename van verkeer op de grond en in de lucht kunnen wij de Randstad niet aandoen. In onze visie op de Randstad en de rest van Nederland zullen wij voor de tweede nationale luchthaven in eerst instantie naar het oosten van Nederland moeten kijken. Wij geloven dat contact hierover met Duitsland zinvol is. Uiteraard zijn dit zaken van nationaal niveau maar wij kunnen daaraan toch een bijdrage leveren door de optie IJpoort af te wijzen. Ik vraag nogmaals de aandacht voor de problematiek van de kleine kernen. Het zijn niet de kleine kernen die het Groene Hart in gevaar brengen maar de ongecontroleerde en autonome groei van de grote gemeenten en steden. De kleine kernen mogen daar niet de dupe van worden. Gelimiteerde bouw in die kernen zullen wij om meerdere redenen ondersteunen. Voorzitter! Met tevredenheid hebben wij geconstateerd dat ook het college inziet dat de demografische ontwikkeling van Amsterdam een extra dimensie geeft aan de problematiek aldaar. Ook het opgevoerde project inzake inburgering van allochtonen kan hierdoor in gevaar komen. Als wij over de zo gewenste inburgering spreken, veronderstelt dat impliciet een minderheid die moet inburgeren bij een meerderheid. Wat echter als grote delen van Amsterdam een meerderheid van allochtonen hebben of krijgen? Dan moet de meerderheid inburgeren bij de minderheid. Dan zal het inburgeringsproces tot stilstand komen en zal het misschien zelfs de tegenovergestelde richting opgaan. Is men in het verleden niet wat al te nonchalant met deze zaken omgesprongen? Nogmaals, begin de samenwerking met concrete projecten met een grote kans van slagen. Voorzitter! Veel geld is in het verleden uitgegeven aan economie en technologie. Ik noem de bekende projecten IJmond IJzersterk en Kop en Munt, maar er zijn er nog veel meer. Wat is het resultaat van al deze projecten? Wij zijn ons bewust dat het niet altijd eenvoudig is, dit in getallen uit te drukken. Toch hebben wij er behoefte aan om deze investeringen, subsidies, eens te evalueren. Wat hebben zij opgeleverd? Gaarne herhaal ik deze vraag. Voorzitter! Het college geeft in de Memorie van Antwoord aan in het jaar 2000 meer dan 3% aan duurzame energie te willen gebruiken in de provincie. In antwoord op een vraag van mijn fractie naar een grootschalig windmolenproject op het water stelt het college dat als alles goed verloopt, de bouw in het jaar 2000 kan starten. Ik geloof dat daarmee in principe wordt erkend dat de doelstelling van 3% niet gehaald wordt, althans zeker niet op tijd. Ik vraag de gedeputeerde, deze zaak op niet al te lange termijn in de commissie te bespreken.
Voorzitter! De CO2-problematiek heeft voor de RPF/GPV-fractie een hoge prioriteit. Dit klemt te meer daar de rijksoverheid haar CO2-doelstelling heeft losgelaten. Hoe zal deze problematiek zich ontwikkelen als bijvoorbeeld een land zoals China qua energie- en autogebruik op ons Europees niveau komt? Daarbij komt nog dat wij, hoewel wij een groot voorstander zijn van windenergie, niet de illusie hebben dat deze vorm van energie een groot deel van de opwekking van de benodigde energiebehoefte kan dekken en daarmee de CO2uitstoot van de elektriciteitscentrales aanmerkelijk te verminderen. Daarvoor zijn de mogelijkheden te beperkt en spectaculaire verbetering in de efficiency op het terrein van de windenergie verwachten wij niet. De hoofdonderdelen van de windmolen, rotor en turbine, zijn technisch vrijwel "uitontwikkeld". Overigens staan wij open voor nieuwe ideeën. De fractie van De Groenen heeft ons informatie verschaft over een spectaculair nieuw concept in Nieuw Zeeland. Wij staan daar open voor. Het gaat overigens nog om een prototype. Voorzitter! In eerste termijn hebben wij de invulling van het FINH een gemiste kans genoemd, maar wat niet is, kan nog komen. Zoals het er nu voorstaat, is het de bedoeling van het college om het bedrag van 350 mln. dat nu in het fonds zit ruwweg in zeven brokken van 50 mln. te verdelen en in zeven jaar uit te geven aan allerlei projecten. Het is zeker dat de eigen provinciale werkgelegenheid daar wel bij vaart. Bij de huidige voorgestelde invulling vragen wij ons af wat bij de verschillende projecten de meerwaarde van de provincie is. Wanneer er geen meerwaarde is, kunnen wij dan niet beter het geld of een deel daarvan decentraliseren naar het gewest of naar de gemeente? Juist het FINH biedt de mogelijkheid om projecten op provinciaal niveau aan te pakken; projecten waardoor de ontwikkeling van delen van de provincie positief wordt beïnvloed. Ik denk aan de Westfrisiaweg, de N9 en de ZuidTangent. Dat nu recent de Zuid-Tangent een extra impuls heeft gekregen vanuit de extra inkomsten van de motorrijtuigenbelasting ondersteunen wij van harte. Wij doen de suggestie voor aanwending van het FINH voor puur provinciale wegen te meer daar in het Meerjarenprogramma infrastructuur en transport - het MIT - en het rapport Randstad infrastructuur verkeer en vervoer - de bekende 56 mld. - deze wegen in de verre toekomst niet voorkomen, terwijl zij wel voor ons hoge prioriteit hebben. Deze wat andere invulling van het FINH past ook geheel bij de opvattingen van de RPF/GPV over een Randstad die zich moet ontspannen. Daarom geven wij ook hoge prioriteit aan de doortrekking van de Gooiboog en een ondergrondse doortrekking van de A6 en niet aan de voorgestelde verbreding van de A1. Deze verbreding zal de file niet oplossen maar alleen verschuiven. Langs deze wegen kan de Randstad zich ontspannen en verdunnen. Werk en mensen kunnen langs deze wegen afvloeien. Wij hebben soms de indruk dat het college zich snel 39
11 november 1996
neerlegt bij de opvattingen van het Rijk of van rijkswaterstaat over de toekomst van onze infrastructuur. Wij vinden ook dat er naast de Randstad van Noordzeekanaal tot de Nieuwe Waterweg nog meer "provincie" is die op hetzelfde niveau onze aandacht vereist. De heer Van Wijk (Onafhankelijke): Voorzitter! Het belangrijkste is dat de staatssecretaris de toezegging heeft gedaan voor het financiële WBO-kader voor de jaren 1997-2000. De 24 mln. van de provincie voor wijksteunpunten is een goede bijdrage hieraan. Er is nog meer geld nodig voor de ouderenzorg, want daarvoor is nooit geld genoeg. Ik vraag mij af of het beschikbare budget voor de ouderenhuisvesting aanpasbaar en duurzaam bouwen, maar ook de huren betaalbaar houden - wel groot genoeg is. Teruggave van de te veel ontvangen opcenten op de motorrijtuigenbelasting zal de meeste autobezitters een biet zijn. Het gaat slechts om een paar gulden. Hoe hoog zullen de kosten van deze terugbetaling zijn? Een aantal verkeersknelpunten is als urgent aangewezen, maar ik zie liever dat de opcenten gebruikt worden voor verbetering van het openbaar vervoer op het platteland. Veel ouderen leven in een isolement omdat het busvervoer veel dorpen en plaatsen niet of nauwelijks aandoet. Voorzitter! De aanvliegroutes van Schiphol zijn gevaarlijker dan voorheen. De nieuwe routes gaan over grotere woongebieden dan de oude; hetgeen vele keren gevaarlijker is voor de bevolking. De klachtenlijn van Schiphol en de provincie staan niet voor niets roodgloeiend. Verder zijn er veel geluiden te horen over een luchthaven voor de kust. Hiermee kan veel worden bijgedragen aan de veiligheid van de bevolking. Een paar weken geleden kreeg ik een uitnodiging om te praten en te denken over het jaar 2030. Wel, ik heb daar hartelijk om gelachen en deze uitnodiging in de prullenbak gedeponeerd. Bij leven en welzijn ben ik 100 jaar oud in 2030. Zoals gewoonlijk praat men in Nederland graag over plannen voor de verre toekomst. Het ergste is vaak dat de vele plannen gisteren al uitgevoerd hadden moeten zijn. Ik heb ongeveer twee jaar geleden een animatiefilmpje gezien op de stadsdeelraad Amsterdam-Noord. Daarbij werd een beeld gegeven hoe het er in het jaar 2015 uit zou kunnen zien. Er werd veel aandacht aan monorailverbindingen besteed. In het kader van het FINH worden veel voorstellen gedaan die het komende jaar of de komende jaren veel werkgelegenheid zullen opleveren. Een en ander dient via goede CAO's tot stand te komen en niet via Melkert-banen. Eindelijk zal over een aantal jaren de Volgermeerpolder "ingepakt" worden. Hopelijk is dit nog niet te laat. Wanneer denkt het college de Diemerzeedijk af te graven en deze grote voorraad huisvuil te gebruiken voor de verwerkingscentrales in
Noord-Holland? Voorzitter! Cultuur. Het is jammer dat het college geen structurele subsidie wil geven aan de dansgroep Arena, toneelgroep het Amsterdamse Bos en het Nederlands Kindertheater. Dit zijn groepen met educatieve aspecten voor de jeugd die veel kunnen bijdragen aan de opvoeding van kinderen. Voorzitter! Sinterklaas is weer in aantocht en de kerstdagen komen er ook gauw aan. Dit zal voor veel mensen een nare tijd worden door de grote armoede waarin zij verkeren. De tweedeling in ons land wordt steeds groter, waardoor de armoede steeds erger wordt. Dit is een grote schande voor het land. Op welke wijze kunnen de provincie, het IPO en de VNG voorstellen doen ter bestrijding van deze armoede? Spoed is geboden! Voor het overige verwijs ik naar mijn schriftelijke inbreng bij de algemene beschouwingen. De heer Elsthout (CD): Voorzitter! Ik wil graag beginnen met een woord van dank aan de heer Koetsier of aan de fractie van GroenLinks. Ik was even bang dat het de pers was ontgaan wat wij in eerste termijn geschreven hebben, maar dat zal ongetwijfeld nu gepubliceerd worden. Mijn dank daarvoor. De heer Bozelie (GroenLinks): Ik begrijp de strekking van de opmerking van de geachte afgevaardigde niet. Ik wil graag iedereen begrijpen. De heer Elsthout (CD): Ik vind het prima dat u iedereen wilt begrijpen. Als de pers het maar begrijpt. De heer Van der Paard (PvdA): Ik stel dat niet zo op prijs. Voor mij hoeft het niet. De voorzitter: Het woord is aan de heer Elsthout. De heer Elsthout (CD): Voorzitter! Geen dank aan het college voor de beantwoording van de gestelde vragen. In de Memorie van Antwoord krijg ik geen antwoord op de door de CD gestelde vragen in de schriftelijke eerste termijn. Wel vonden wij de volgende passage: dat alleen de door immigratie veroorzaakte overbevolking de oorzaak van de problemen in onze provincie is, is niet in overeenstemming met de feiten. Deze passage is ook niet in overeenstemming met de feiten. De CD heeft in eerste termijn ook niet gesteld dat alleen de door immigratie veroorzaakte overbevolking de oorzaak van de problemen in onze provincie is. Wij hebben gesteld dat de belangrijkste oorzaak van veel problemen de overbevolking veroorzaakt door immigratie is. U kunt wel stellen dat dit niet overeenkomt met de feiten, maar u laat vervolgens de feiten achterwege. Uiteraard zijn wij er wel van op de hoogte dat de gezinsverdunning ook van invloed is op de toenemende vraag naar woningen, maar je kunt mensen toch niet dwingen samen te gaan wonen? Je 40
11 november 1996
kunt mensen die willen scheiden toch niet dwingen, bij elkaar te blijven? Wat wel kan, is een gezinspolitiek voeren. Daar is de CD zeker geen tegenstander van. Maar buiten de vraag hoe je dat moet doen, is het onzeker op welke termijn hiermee resultaat wordt geboekt. Directe resultaten kunnen wij wel boeken door de migratie naar ons land te stoppen en de remigratie op gang te brengen. Ons land is het op één na dichtstbevolkte land ter wereld en wij vinden het niet meer verantwoord om de bevolkingsdruk verder te laten oplopen. Het college is bezig met het verwoesten van unieke natuurgebieden om deze vervolgens om te bouwen tot complete steden. Voorzitter! Zo lang u de zeer kwalijke van de massale immigratie naar ons land blijft ontkennen en zo lang u blijft toegeven aan de wens van de regering om ons land te veranderen in een grote metropool blijven wij uw totale beleid afkeuren en zullen wij tegen de begroting stemmen. Voorzitter! Wij hebben een cadeautje van GroenLinks gehad. Ik zal een cadeautje teruggeven. De CD overweegt een klacht in te dienen tegen GroenLinks en wel wegens kiezersbedrog. GroenLinks zegt een groene partij te zijn, maar keer op keer stemt zij ermee in, groene gebieden vol te bouwen met huizen. Dit heeft niets met groen te maken. Wij overwegen, een klacht in te dienen wegens kiezersbedrog. Mevrouw Smit-Boerma (De Groenen): Mijnheer de voorzitter! Het liep allemaal zo goed, dat uitgebreide traject dat vandaag zou culmineren in de behandeling van de begroting en van het Beleidsplan 1997. Ik noem de hoofdstuksgewijze vergaderingen in de commissies, de verslagen die wij daarvan kregen opgestuurd en de uiteindelijke totaalreactie die wij GS hebben kunnen geven. En dan loopt het fout, want de Memorie van Antwoord had beter de memorie van het halve antwoord kunnen heten. In de inleiding van die memorie stellen GS dan ook dat zij voor een dilemma staan. Enerzijds is er het gevaar van een dikke nota en anderzijds het risico van een nota zoals wij die hebben ontvangen. GS halen aan dat de Memorie van Antwoord wellicht de indruk zal vestigen, een en al repliek te zijn. Voorzitter! Dat is nu juist het doel ervan! Er moet antwoord gegeven worden en er moet van repliek gediend worden, want anders heeft de Memorie van Antwoord geen zin. Door summiere omvang - 15 bladzijden - blijft begrijpelijkerwijs een grote hoeveelheid vragen onbeantwoord. Ernstiger wordt het echter wanneer antwoord wordt gegeven op een uit z'n verband gerukte vraag of wanneer zelf op majeure vragen en zaken in het geheel niet wordt ingegaan. Het volgende dat mijn fractie steekt, is de brief annex het persbericht betreffende 14 mln. extra begrotingsruimte, vrijgekomen door hogere opbrengst van de provinciale opcenten motorrijtuigenbelasting. Een voorstel tot verdeling van dit bedrag hebben GS
op zich genomen. Natuurlijk, zal men zeggen, GS mogen altijd een voorstel doen. Voorzitter! Dat mag en dat kan. Het is alleen erg vervelend om steeds weer via persberichten en brieven die tezelfdertijd de deur uitgaan, te moeten ervaren dat GS weer sinterklaas, kerstman en paashaas in één spelen. Langzamerhand vinden wij het plezierig dat, wanneer er grote bedragen ter beschikking komen, de staten tevoren worden ingelicht over deze geldstroom. Wij kunnen dan ook meteen ingaan op de gevraagde handreiking in de Memorie van Antwoord inzake de vraag of en de manier waarop statenleden om moeten gaan met hun rol in deze vergaderingen. Voorts willen De Groenen een debat niet uit de weg gaan. Beter nog: wij willen zelfs graag een debat aanhoren, opdat wij het standpunt van de andere politieke partijen duidelijk kunnen vernemen. In een debat kunnen de ingenomen standpunten vaak beter uit de verf komen en zelfs kan een eenmaal ingenomen visie worden gewijzigd, als je bereid bent om te luisteren. Om die reden zijn De Groenen tegen de zo summiere begrotingsbehandeling van vandaag. Het gaat uiteindelijk om honderden miljoenen en de begroting is van groot van belang voor de inwoners van Noord-Holland. Vandaag laten wij onze stem horen. Dit is de plek waarop inwoners en media kennis moeten nemen van onze standpunten. Wij zijn gelukkig met de vier extra minuten spreektijd die ons zijn toebedeeld - in plaats van 16 hebben wij nu 20 minuten gekregen - maar dit is te weinig om echt in debat te gaan. Voorzitter! De Memorie van Antwoord. De fractie van De Groenen is bijzonder gelukkig dat GS haar voorstel hebben overgenomen betreffende de productie van een videoband speciaal voor het onderwijs. Deze video doet het reilen en zeilen van de provincie Noord-Holland uit de doeken en brengt wellicht de provincie dichter bij de jeugd. Wij hopen dat het onderzoek naar deze mogelijkheid niet te lang zal duren en vragen nu reeds, aan te geven wanneer een en ander ter bespreking in de desbetreffende commissie verwacht mag worden. Met de jeugd moet je niet te lang wachten. Het gaat zo snel; ze zijn zo weer van school af. Dit was de eerste vraag. Ik zal ze nummeren, want De Groenen hebben de ervaring dat op hun vragen niet altijd een antwoord komt. De tweede vraag betreft het Floriade 2002fonds. Voorzitter! GS moeten nu zo langzamerhand eens uitleggen wat ze toch tegen ons voorstel hebben. Ons voorstel bevordert de economie, verschaft werkgelegenheid, bevordert im- en export, maar het schijnt dat men dat niet wil. De kamer van koophandel in Haarlem, de oud-directeur van de laatste Floriade, prominente woordvoerders en deelnemers aan eerdere Floriaden - mensen en instellingen met een bijzonder rijke ervaring waarschuwen luidkeels dat op tijd moet worden begonnen. Volgend jaar zijn wij al te laat. Men is van mening dat de provincie unieke kansen laat liggen. Vervolgens doen De Groenen een voorstel voor de inschakeling van een gespecialiseerd bureau 41
11 november 1996
en dan lijkt het erop alsof GS plotseling oostindisch doof zijn geworden. Negeren GS ons voorstel betreffende het Floriade 2002-fonds bewust? Vinden GS dat wij de economie in Noord-Holland niet mogen helpen of vinden GS het volstrekt fout wanneer een milieupolitieke partij een voor de werkgelegenheid gunstig voorstel doet? Voorzitter! Vraag twee luidt: wat vinden GS van het instellen van een Floriade 2002-fonds zoals nu meerdere malen beschreven door De Groenen? Mochten GS last hebben van enige vergeetachtigheid dan herinner ik eraan dat ik dit voor ons majeure punt heb opgevoerd in de statenvergadering van 13 mei 1996. Dat was de vergadering waarop partijen ideeën konden aandragen voor het Beleidsplan 1997. GS kunnen dat herlezen op bladzijde 20 en 21 van de notulen van die vergadering. Ik dien ter zake een motie in. Dit brengt mij op vraag nummer drie. Aan het begin van mijn betoog haalde ik reeds de verdeling van de 14 ml. extra begrotingsruimte aan, die ter beschikking is gekomen door de hogere opbrengst van de provinciale opcenten motorrijtuigenbelasting. GS stellen voor, het openbaar vervoer te bevoordelen en daarvoor in 1997 8,8 mln. ter beschikking te stellen ten behoeve van de Zuid-Tangent. Nu komt de klap op de vuurpijl. Van die 14 mln. blijft 5,2 mln. over. Dit bedrag wordt aangewend om het opcententarief motorrijtuigenbelasting met 2 opcenten te verlagen. Dat komt neer, zoals GS zeggen, op een verlaging van ¦ 5,-- tot ¦ 12,-- per auto per jaar. Een van de meest milieuonvriendelijke voertuigen die wij kennen, wordt nu bevoordeeld. En verder, voorzitter, laten wij nu eerlijk zijn. Vraag de autobezitters in de staten of zij een gat in de lucht springen omdat zij ¦ 5,-- tot ¦ 12,-- minder behoeven te betalen? Het gaat om ¦ 5,-- minder per jaar ofte wel de prijs van 2,5 liter benzine! Sterker nog, zouden die opcenten worden verhoogd met ¦ 5,-- tot ¦ 12,-- per jaar zou er dan een centimeter minder worden gereden? Laten wij nu toch verstandig zijn met z'n allen. Wij hebben die 5,2 mln. over. De Groenen zijn het er uiteraard mee eens om 8,8 mln. te besteden aan het openbaar vervoer. Dat prachtige bedrag van 5,2 mln. kan omgezet worden in een investering die de CO2uitstoot tegengaat. Dit is dé gelegenheid om 5,2 mln. te investeren in duurzame energie. Daar wordt straks iedereen wijzer van, inclusief de autorijder; en dan niet alleen dit jaar maar ieder jaar. Zeker vanaf 1998 wanneer 6,9 mln. jaarlijks, zoals GS zelf vermelden, ter beschikking komt. Vraag drie luidt dus: zijn gedeputeerde staten genegen, hun voorstel te wijzigen overeenkomstig dit betoog en duurzame energie een extra impuls te geven? Aan het eind van mijn betoog dien ik een motie in waarin De Groenen GS verzoeken, na te gaan of de openbaar-vervoerlijn op de Zuid-Tangent kan worden bediend door milieuvriendelijke trolleybussen. Er komt nu toch extra geld vrij en misschien is de conclusie van zo'n onderzoek dat deze milieuvriendelijke wijze van vervoer een prachtige
optie is. Ik zal ook een motie indienen over een revolutionaire nieuwe windturbine. Al bijna een jaar proberen De Groenen de aandacht te trekken van GS om open te staan voor nieuwe vormen van windenergie. De besparing die een DAWT-turbine kan opleveren, is aanzienlijk. GS stellen in de Memorie van Antwoord onder andere: "het probleem zit vooral in de ruimtelijke inpassing van deze molens." Daarmee wordt gedoeld op de gangbare windturbine. Eén DAWT-turbine is qua capaciteit ongeveer gelijk aan vier conventionele turbines en dat scheelt dus al een stuk in de ruimte. Als wij het over inpassing hebben: de vorm is zodanig dat men er met moeite de ouderwetse windmolen in herkent. En dan de kosten. Daarover werd niets geschreven in de Memorie van Antwoord, dus kom ik daar nu op terug. Een conventionele windmolen kost ongeveer 1,5 mln. Vier windmolen kosten dus 6 mln. Eén DAWT-turbine met evenveel capaciteit als vier oude turbines kost 3 mln. Dat betekent evenveel capaciteit voor de helft van de prijs. Wij vragen in onze motie of GS willen laten onderzoeken in hoeverre wij gebruik kunnen maken van deze nieuwe technologie inzake windturbines. Wij vragen of GS zo willen laten zien dat zij bereid zijn, mee te gaan met nieuwe ontwikkelingen op het gebied van energie. En wij vragen of GS bereid zijn, indien de uitslag van dit onderzoek gunstig is, verder onderzoek door specialisten uit kringen van ambtenaren en politiek te laten verrichten. Als dit een reële mogelijkheid blijkt te zijn, kan ENW dit wellicht oppakken. Men denkt wellicht dat ik tracht, reclame te maken voor een of andere firma. Dat is absoluut niet het geval. Ik tracht alleen aan te geven dat de ontwikkelingen op het gebied van windenergie snel gaan. Als er geruchten gaan dat met een investering tweemaal zo veel capaciteit kan worden gerealiseerd, moeten wij dat laten onderzoeken, want de geringe capaciteit is juist één van de grootste problemen van windenergie. Er is een aantal zaken dat ons verheugd en een aantal zaken dat ons bedroeft. Wij zijn verheugd over de stimulering ouderenhuisvesting en het bedrag van 5,1 mln. extra in 1997. Wij zijn zeer blij dat er een plan van aanpak komt over agrificatie. Dat geeft ons de kans, het project meer geld toe te bedelen in de toekomst. Beide voorstellen zijn conform de wens van De Groenen. Er is ook een aantal zaken dat ons bedroeft. Ik noem de opheffing van het Stimuleringsfonds stadsen dorpsvernieuwing, het afwijzen van de drie door GroenLinks voorgestelde fondsen, het niet subsidiëren van drie historische verenigingen, dat ons een doorn in het oog is, het afwijzen van steun voor een provinciaal museum voor moderne beeldende kunst en ten slotte het droeve feit dat GS stellen, dat het probleem van dak- en thuisloosheid geen provinciale taak is, waarmee GS aangeven dat zij kennelijk denken dat de provincie niet over dak- en thuislozen beschikt. Die heeft de provincie niet, die 42
11 november 1996
zijn er alleen in gemeenten. Over dit laatste onderwerp zullen wij overleg plegen met andere partijen om te zijner tijd voorstellen te kunnen doen. De regionale televisie komt om de hoek kijken in de Memorie van Antwoord. Letterlijk staat er dat GS van mening zijn dat "regionale televisie een middel is om inwoners van Noord-Holland te bereiken". Dat is nogal wiedes, want je gaat geen uitzendingen regionale televisie verzorgen om de inwoners niet te bereiken. Een merkwaardige uitspraak dus. Gelukkig wordt een en ander nog besproken in de desbetreffende statencommissies. De Groenen zullen zich terdege voorbereiden om gefundeerd aan te tonen dat een regionale televisie opgezet door bijvoorbeeld AT5, radio Noordzee en NOS, alsmede door de verschillende kabelmaatschappijen, geld weggooien is. Maar nogmaals, daar komen wij op terug wanneer dat in de commissie aan de orde komt. Voorzitter! Noodzakelijkerwijze ben ik gedwongen om nu mijn eerste termijn te beëindigen, want ik heb nog wat tijd nodig voor de volgende termijnen. Mij rest slechts, u de aangekondigde moties te overhandigen. Motie 55-15 Door de leden Smit-Boerma, J.P.M. Van Wijk, Lauxtermann, Poelmann, Bozelie en Kruijmer wordt de volgende motie ingediend: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 11 november 1996 ter behandeling van het Beleidsplan en de Begroting 1997; hebben kennis genomen van de grote voordelen die de DAWT windturbine levert ten opzichte van de conventionele windmolens die momenteel gangbaar zijn in Nederland; overwegende, dat - de DAWT windturbine behalve een veel grotere KW capaciteit, minder geluidsoverlast en horizonvervuiling geeft; - de kosten van deze DAWT windturbine aanzienlijk lager zijn dan nu gebruikelijk; verzoeken gedeputeerde staten, 1.contact op te nemen met de producent van de DAWT, de firma Advanced Windpower Ltd. in Nieuw Zeeland, en via vergelijking van de DAWT met bestaande windmolens te bezien welke de voordelen zouden kunnen zijn van deze nieuwe technologie voor Noord-Holland; 2.als de resultaten van het onderzoek gunstig zijn zo nodig enkele experts naar Nieuw-Zeeland af te vaardigen om een model van de turbine in werking te zien en tot verdere conclusies te komen,
en gaan over tot de orde van de dag. Motie 55-16 Door de leden Smit-Boerma, J.P.M. Van Wijk, Lauxtermann en Poelmann wordt de volgende motie ingediend: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 11 november 1996 ter behandeling van het Beleidsplan en de Begroting 1997;
overwegende, dat - het openbaar vervoer op de Zuid-Tangent zo milieuvriendelijk als mogelijk gerealiseerd zou moeten worden; verzoeken gedeputeerde staten om een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheid en kosten van het gebruik van trolleybussen op de Zuid-Tangent, en gaan over tot de orde van de dag.
hebben kennis genomen van, - de idee voor het stichten van een Floriade 2002 fonds; - de noodzaak, dit fonds op korte termijn in werking te laten treden; - de kansen voor dit fonds om zich in het voortraject tot de Floriade 2002 te bewijzen door actief te opereren tijdens bijvoorbeeld Eurotop 1997, Wereldkampioenschappen voetballen en Sail 2000;
Deze moties, die door een genoegzaam aantal leden zijn ondertekend, maken mitsdien onderwerp van beraadslaging uit.
voorts in aanmerking nemende, dat - de economische voordelen voor de provincie NoordHolland aanzienlijk zijn wanneer we gebruik maken van dit evenement van wereldformaat om onze provincie te promoten; - vooral ook het klein- en middenbedrijf dan vele voordelen zullen genieten; - uiteraard dus de werkgelegenheid wordt bevorderd; - tevens ongetwijfeld de im- en export aanzienlijk zullen stijgen;
De heer Poelmann (D66): Meent u echt dat u tevreden bent over de kwaliteit van de beantwoording in deze Memorie van Antwoord?
voorts dat - het totaalbeeld van de provincie Noord-Holland op economisch terrein in binnen- en buitenland gunstig zal worden beïnvloed: mens- en natuurvriendelijkheid hand in hand met werkgelegenheid; verzoeken gedeputeerde staten, - op zeer korte termijn een onderzoek in te stellen, bijgestaan door specialisten van de afdeling Promotie en Acquisitie van Economische Zaken en van Land- en Tuinbouw, naar de mogelijkheden van dit Floriade 2000 fonds; - een bedrag van 2,5 mln. voorlopig te reserveren voor de aanvang van dit Floriade 2002 fonds, en gaan over tot de orde van de dag. Motie 55-17 Door de leden Smit-Boerma, J.P.M. Van Wijk, Lauxtermann, Poelmann, Bozelie en Kruijmer wordt de volgende motie ingediend: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 11 november 1996 ter behandeling van het Beleidsplan en de Begroting 1997; 43
11 november 1996
Mevrouw Goijert (CDA): Voorzitter! Allereerst spreekt de CDA-fractie haar waardering uit voor de Memorie van Antwoord: kort, maar bondig. Alhoewel wij liever een andere hoofdstukindeling hadden gezien, die uitgaat van onze externe oriëntatie ....
Mevrouw Goijert (CDA): Als ik iets zeg, meen ik dat! Wij beginnen dus bij ons zelf, gedeputeerden en provinciale staten. In de notitie "Veranderingen in de werkwijze van provinciale staten", die in het Seniorenconvent aan de orde is geweest, worden de goede voornemens van gedeputeerde staten weergegeven. Het voornemen om tot een meer integrale werkwijze te komen, lijkt het intrappen van een open deur - wij hebben dat immers allang afgesproken - maar in de praktijk valt de uitvoering niet mee. Immers, dat vraagt om teamwork van mensen met uiteenlopende visies en meningen. De geschetste samenwerking kan hieraan een positieve bijdrage leveren. Dit mag echter niet leiden tot een te sterke vervlechting met het ambtelijk apparaat, omdat dit het gevaar in zich bergt dat de politiek bureaucratiseert en het authentieke karakter ervan daardoor wordt aangetast. Dat hierbij ook de rol en de werkwijze van provinciale staten aan de orde moeten komen, onderschrijf ik. De notitie zal nog in onze fractie worden besproken. Het verzoek om in een werkgroep te participeren zal zeer zeker worden ingewilligd. Financiën. De investerende provincie is een concept dat de CDA-fractie zeer aanspreekt. Het vraagt om een zeer deskundige aanpak om dit financiële proces goed uit te voeren, opdat de burgers van onze provincie daar wel bij varen en er sprake is van een hoog rendement. Daarbij speelt het tempo waarin de middelen van het FINH worden aangewend een grote rol. Wij verzoeken het college om voor het einde van dit jaar met een planning te komen voor de projecten en de aanpak voor de eerstejaarsschijf, ofte wel 1997.
Ten aanzien van de ondersteuning van gemeenten bij de projectvoorbereiding verwachten wij meer creativiteit van het college dan slechts het handhaven van de status quo. Een situatie zoals bij het Rijk, waar onderuitputting in verband wordt gebracht met de traagheid van lagere overheden in het uitvoeringsgereed maken van plannen, dient bij het FINH te worden voorkomen. De CDA-fractie kan instemmen met het bestedingsvoorstel van het college voor de structurele meevaller bij de motorrijtuigenbelasting. Het gedeeltelijk teruggeven van de hogere belastinginkomsten aan de burger als gevolg van de wijziging van de heffingsgrondslag in de vorm van een verlaging van de opcenten is ons inziens gerechtvaardigd en verantwoord. Voor het vervolg handhaven wij het collegeprogramma, waarin staat: indien het nodig is ter verkrijging van een sluitende begroting zullen wij de provinciale belastingtarieven aanpassen aan het inflatiepercentage. Wij vinden wel dat, gelet op de toenemende, ook financiële, problematiek van de bereikbaarheid, de provincie in toenemende mate haar middelen hierop moet inzetten. Gemeentelijke herindeling. Op 17 juni jongstleden is met betrekking tot de gemeentelijke herindeling tegen de zin van het CDA besloten, te onderzoeken of nadere samenwerking en samenvoeging van de IJmond-gemeenten mogelijk is. Dit is inmiddels vijf maanden geleden en graag vernemen wij hoe een en ander is verlopen. Zijn er al uitkomsten van het onderzoek bekend? De situatie rond Alkmaar is ronduit teleurstellend. Het overleg tussen Alkmaar en de omliggende gemeenten had een buitengewoon positieve uitstraling, maar nee hoor, dit blijkt schone schijn. Hoe denkt het college hierover? Graag nadere informatie. Het personeelsbeleid zoals dat wordt uitgevoerd, stemt ons tot tevredenheid. Echter, het invoeren van de 36-urige werkweek is geen sinecure. De koppeling aan efficiency onderschrijven wij, maar daarmee is niet alles gezegd. Voor een aantal diensten - continudienst, ploegendienst - zal herbezetting onontkoombaar zijn, tenminste als wij de kwaliteit van de dienstverlening op peil willen houden. Bovendien is het nodig dat het personeelsbestand qua leeftijdsopbouw een evenwichtiger beeld te zien geeft. Kwaliteit van de ruimtelijke omgeving. Voorzitter! De reactie op onze vraag, aan te geven op welke wijze en wanneer het college tot één streekplan Noord-Holland-Zuid wil komen, is voor ons onbevredigend. Het antwoord lijkt ons bovendien niet juist. Als provincie zijn wij inderdaad een discussie gestart over de ontwikkelingsvisie 2030, maar wij vroegen het college helemaal niet naar zijn visie op de verre toekomst. Wij willen weten hoe de eerstkomende jaren wordt omgegaan met de streekplanproblematiek. Een streekplan geldt immers voor tien jaar. Eerdaags gelden er in Noord-Holland zes streekplannen. Daarbij komt dan ook nog het ROA-structuurplan. Onze vraag is kort en duidelijk: op welke manier en wanneer krijgen wij op redelijk 44
11 november 1996
korte termijn één samenhangend planologisch beleid voor Noord-Holland-Zuid? Daarnaast merk ik op dat het geheel onjuist zou zijn, zoals het college expliciet in zijn antwoord vermeldt, in de ontwikkelingsvisie 2030 de nadruk op het zuiden van de provincie te leggen en daarmee voorbij te gaan aan de belangen en de ontwikkelingen van het noorden. Het CDA vindt het van het grootste belang dat in de toekomstvisie alle delen van de provincie volwaardig meegenomen worden. De heer Poelmann (D66): Mevrouw Goijert vraagt om één streekplan Noord-Holland-Zuid en het college heeft het over een verzameling streekplannen. Mevrouw Goijert maakt daarin een keus, die wij onderschrijven. Zij zegt echter ook dat de ontwikkelingsvisie 2030 de gehele provincie aangaat. Wat is in haar benadering het verband tussen de ontwikkelingsvisie 2030 en het opstellen van het streekplan Noord-Holland-Zuid? Mevrouw Goijert (CDA): Wij vinden dat er op korte termijn eerst een streekplan Noord-Holland-Zuid moet zijn opgesteld. De heer Poelmann (D66): Het maken van een streekplan kost ongeveer een jaar of drie. Mevrouw Goijert (CDA): Op dit moment is er helemaal geen beweging in die richting. De heer Poelmann (D66): Er wordt in ieder geval op deelniveau gewerkt. Ik constateer dat de ontwikkelingsvisie op lange termijn voor het CDA een totaal ander traject is en kennelijk niet van invloed is op het opstellen van een streekplan voor de komende tien jaar voor het zuiden van NoordHolland. Mevrouw Karssen (CDA): Begrijp ik het goed dat de heer Poelmann van mening is dat bij de ontwikkelingsvisie op 2030 alleen aan het zuiden gedacht moet worden? Stelt hij zo'n onnozele vraag? De heer Poelmann (D66): Nee hoor. Ik ben het geheel niet met het college eens dat de ontwikkelingsvisie vooral over Noord-Holland-Zuid moet gaan. Zij betreft de gehele provincie. Het college erkent echter wel dat het opstellen van een ontwikkelingsvisie iets te maken heeft met het op te stellen streekplan Noord-Holland-Zuid. Ik vind dat heel logisch. Niet voor niets hebben wij er dan ook voor gepleit om bij de ontwikkelingsvisie niet uit te gaan van het in de verre toekomst geprikte jaartal van 2030. Er dient een kader geschapen te worden voor de gehele provincie, dus inclusief het streekplan NoordHolland-Zuid. Ik wilde mevrouw Goijert dan ook meegeven, die zaken niet geheel los te koppelen. Mevrouw Goijert (CDA): Natuurlijk is er samenhang.
Mevrouw Karssen (CDA): Ik begrijp nu dat de heer Poelmann over een slagvaardige provincie spreekt! Mevrouw Goijert (CDA): Wij willen gewoon dat aandacht aan alle delen van de provincie wordt besteed. Wij dachten eigenlijk dat het een vergissing van het college betrof, maar wij wachten het antwoord af. De kleine kernen. Het CDA heeft al jaren een warm pleidooi gehouden voor het kleinekernenbeleid. In de algemene beschouwingen van dit jaar krijgen wij indringende steun van meerdere fracties. Een royaler kleine-kernenbeleid komt tegemoet aan meerdere knelpunten. De problemen bij het vinden van voldoende grote bouwlocaties, worden verminderd, de wensen van de kleine kernen kunnen voor een belangrijk deel worden ingewilligd en er kan een grotere variatie aan woningen worden aangeboden. Vooral het zo rigide gehanteerde woningdichtheidsbeleid kan ons inziens worden verlaten. Wij vragen het college dan ook dringend, hier met onmiddellijke ingang soepeler mee om te gaan. Wij zien ook mogelijkheden om de renovatie van stadswijken te benutten om de gemiddelde dichtheden te benaderen. Het CDA wil graag met het college een vernieuwde visie ontwikkelen die geënt is op de hedendaagse maatschappelijke wensen en inzichten. Samengevat vragen wij het college of het onze visie deelt en ten minste met spoed de discussie over het kleine-kernenbeleid wil oppakken. Economische ontwikkeling. Mijnheer de voorzitter! Het CDA is zeer verheugd over de inzet met betrekking tot het stimuleren van de economie en de werkgelegenheid. Het blijkt uiteraard een zaak van voortdurende aandacht. Tot voor kort bleef de groei aan werkgelegenheid wat achter bij andere provincies, bijvoorbeeld die in het zuiden van het land. De laatste cijfers ken ik niet. Er is natuurlijk sprake van groei van de werkgelegenheid. Ik ben dan ook benieuwd hoe een en ander voor onze provincie uitpakt. Het college schrijft in zijn antwoord dat het onze zorg met betrekking tot de bedrijfsterreinen deelt. Wij zouden graag bestaande terreinen herstructureren, maar daarvoor is het nodig om eerst inzicht in deze problematiek te verkrijgen. Wij verzoeken het college, ons dit inzicht te geven. Ook het landbouwbeleid heeft onze steun. Het onlangs uitgegeven boekje "Kencijfers van de land- en tuinbouw in Noord-Holland" is verhelderend en informatief; een goede basis om het ambitieuze landbouwactieprogramma, vastgelegd in de land- en tuinbouwagenda 2000 en de eerstejaarsschijf van het FINH, verder gestalte te geven. Wij steunen het beleid van het college om de eerste effecten af te wachten. Als die positief zijn, zal extra geld nodig zijn voor de uitvoering van dit beleid. Cultuur, maatschappelijk welzijn en zorg. Voorzitter! Ik begin met welzijn. Wij leven in een fascinerende tijd. De dynamiek van de veranderingen, 45
11 november 1996
de ondernemerszin, daagt mensen uit, hun talenten volop te benutten. Toch zijn hier ook risico's aan verbonden. Als vanwege de commercialisering alles zo veel mogelijk wordt afgestemd op grote doelgroepen en economische dynamiek sociale uitsluiting tot gevolg heeft, zijn wij verkeerd bezig. Doelmatigheid is een groot goed, maar schijnt geen boodschap te hebben aan kleinschaligheid en verscheidenheid. Alhoewel het niet de bedoeling is om hier de welzijnsnota te behandelen, moet ik toch onze verontrusting uitspreken. Als ik in de nota lees over input, output, outcome, de klant, de kosten en, last but not least, breed inzetbare en integraal opererende instellingen, dan begrijpt men onze verontrusting. Voor pluriformiteit is dan geen plaats meer. Het is het afscheid van de identiteitsgebonden instellingen, die een publieke functie vervullen. Het is net of kleinschaligheid staat voor ineffectief en dat is gewoon niet waar. Natuurlijk houdt het CDA een pleidooi voor de identiteitsgebonden organisaties. Wij hebben daar wat mee, want er zijn nog steeds grote groepen in de bevolking die een beroep op ze doen. Ze inspireren mensen, om te zien naar de ander. Het alleen neerleggen van de macht bij grote bureaucratische organisaties onderschrijven wij niet. Ik kan mij niet voorstellen dat wij daarin alleen staan. Er is toch een einde aan de schaalvergroting? Dat leidt uiteindelijk tot kleurloosheid. Dit kan het college toch niet menen? Daartegenover staat de nota cultuurbeleid; een verademing om te lezen. Het beleid is breed neergezet, kenmerkt zich door visie en is gericht op mensen die meedoen aan het serieuze kunstleven of het stimuleren van mensen tot zinvolle vrijetijdsbesteding. Ik citeer: "Wij kunnen cultuur in brede zin verstaan als het geheel van organisaties en activiteiten die zich richten op vormgeving, toegankelijkheid en overdracht van beelden, klanken en bewegingen als interpretaties en impressies van de samenleving. In die betekenis heeft de cultuur veel raakvlakken met het alledaagse maatschappelijk leven". Wij vinden dat hierin passen het Nederlands Kindertheater, de dansgroep Arena en het theater "Amsterdamse bos". Wij zijn blij dat het college dit in zijn antwoord onderschrijft. Om de continuïteit van deze gezelschappen te waarborgen, constateren wij dat in de Cultuurnota onvoldoende financiële middelen worden vrijgemaakt voor een aantal gewenste meerjarige projecten tot een bedrag van 3 ton op jaarbasis. De Partij van de Arbeid dient eem motie in die wij zullen ondersteunen. Daarin wordt gevraagd om ¦ 300.000,-- toe te voegen aan het financiële volume beschikbaar voor cultuurbeleid en om daarbij onder andere te betrekken de structurele meevallers zoals vermeld in het Najaarsbericht onder de post onvoorzien. De heer Poelmann (D66): Wilt u de drie genoemde gezelschappen daaruit bekostigen? Mevrouw Goijert (CDA): Alle drie. Zij passen in het
beleid. Wij willen daarvoor financiële middelen vrijmaken. De motie wordt breed gesteund, dus ik denk dat wij daar wel goed uit zullen komen met het college. De zorg. Het CDA is verheugd dat onze motie met betrekking tot de wijksteunpunten zo sterk wordt gedragen door het college. Een goed bericht is ook dat er overeenstemming is bereikt met mevrouw Terpstra. Wij complimenteren de gedeputeerde met de bereikte resultaten. Er is nu eindelijk helderheid over de budgetten van de verpleeg- en verzorgingshuizen. Voor Noord-Holland is dat geen slechte uitkomst. Een andere poot van het totale zorgcircuit betreft echter de thuiszorgbudgetten. Het kabinet heeft weliswaar in de begroting voor 1997 75 mln. extra uitgetrokken, maar dat is pure noodzaak. Er is immers al fors bezuinigd. Als het kalf verdronken is, dempt men de put. Zo is het geen kunst, de begroting sluitend te krijgen. Veel goed personeel is inmiddels verdwenen en veel ouderen hebben onvoldoende of geen hulp gehad. Het beleid van vermindering van bedden in verpleeg- en verzorghuizen betekent een verzwaring van de thuiszorg. De 75 mln. is slechts een reparatiebedrag en beslist niet genoeg. De grote reorganisatie in de gezondheidszorg staat daardoor op een wankel fundament. Daarom dienen wij een motie in die mede is ondertekend door de PvdA, D66, GroenLinks, RPF/GPV, AOV/OU55+, het onafhankelijke lid Van Wijk en De Groenen. Wij verzoeken in de motie, het effect van de reductie op de intramurale capaciteit in relatie tot de thuiszorg onder de aandacht te brengen van het kabinet en de Tweede Kamer en een verhoging van het landelijk budget voor de thuiszorg te bepleiten. Motie 55-18 Door de leden Op de Weegh, Franke, Lauxtermann, J.P.M. Van Wijk, Smit-Boerma, Kruijmer, Van Maastricht-Thijssen en Declercq wordt de volgende motie ingediend: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 11 november 1996; gehoord de discussie inzake de begroting 1997 met betrekking tot het ouderenbeleid; overwegende, dat - er sprake dient te zijn van een totaalaanbod van zorginfrastructuur, te weten verpleeghuizen, verzorgingshuizen en thuiszorg; - door sluiting van verzorgingshuizen de druk op de thuiszorg toe zal nemen; - er reeds sprake is van een ontoereikend aanbod van thuiszorg; - de reductie van de intramurale capaciteit tot het landelijk gemiddelde alleen verantwoord is als de capaciteit van de thuiszorg gelijktijdig op 46
11 november 1996
peil wordt gebracht; - door toenemende vergrijzing de druk op de thuiszorg verder zal toenemen; verzoeken GS, - het effect van reductie intramurale capaciteit in relatie tot de thuiszorg onder de aandacht te brengen van het kabinet en de Tweede Kamer der Staten-Generaal; - een verhoging van het landelijk budget voor de thuiszorg te bepleiten, en gaan over tot de orde van de dag. Deze motie, die door een genoegzaam aantal leden is ondertekend, maakt mitsdien onderwerp van beraadslaging uit. De heer Neef (PvdA): Voorzitter! Het is 11 november, dus dat is voor de noordelijke NoordHollanders Sint Maarten. "Sint(ere) Maarten had een koe, die moest naar de slager toe. Was hij vet of was hij mager, hij moest naar de slager". Voorzitter! En voor de kinderen na de feministische golf, kon er gezongen worden: "Was zij vet of was zij mager, zij moest naar de slager". Deze eenvoudige werkelijkheid was voor mij kinderzaak toen ik als "pikkie" van acht met mijn zelfgemaakte lampion langs de duren ging. Het heeft mij twee dingen geleerd: koeien - al dan niet hij of zij genoemd - gaan niet dood, maar worden geslacht en het maakt niet uit wat je zingt of zong, enige invloed op de opbrengst had je toch niet. Dat brengt mij bij de Memorie van Antwoord. Een schriftelijke eerste termijn, conform de niet nader gespecificeerde en gedefinieerde afspraak, heeft bij sommige fracties geleid tot een letterlijk op schrift gestelde eerste termijn, die ook uitgesproken had kunnen worden. Van sommige fracties was de lengte van de bijdrage zodanig, dat wij er maar goed aan hebben gedaan om die schriftelijk in te dienen, want zij had nooit binnen de puntig bedeelde tijd uitgesproken kunnen worden. Voorzitter! Wij hebben voor een iets andere benadering gekozen. Als dit soort oude tradities overhoop gegooid worden, kunnen wij daar best een draai aan geven, zo dachten wij. Wij hebben dus gekozen voor korte liedjes met uitnodigende teksten en vragen die naar onze mening een reactie zouden oproepen. Voorzitter! Het heeft niet zo mogen zijn. De meest genuanceerde vertaling in onze fractie was: het is een flut-Memorie van Antwoord, waarmee ik mij dan netjes uitdruk! Vorig jaar waren er twee elementen van kritiek op de begrotingsbehandeling. Enerzijds was er het droge voorlezen van de eerste termijn, dat nu is ondervangen door de schriftelijke ronde, overigens met alle kritiek op de toezending, maar daar komen wij later nog wel over te spreken. Anderzijds was er kritiek op het college ten aanzien van het ontbreken van enige integraliteit en politieke afweging in de antwoorden. Als ik nu de Memorie van Antwoord
lees, kijk ik bijna verlangend terug naar de vorige begrotingsvergaderingen, waarbij zelfs een kabbelend antwoord van gedeputeerde Achterstraat nog enige charme had vergeleken bij deze Memorie van Antwoord. Voorzitter! Wat lezen wij nu? Er was te weinig tijd voor politieke afweging. Waar complete fracties amateurs in de goede betekenis van het woord, liefhebbers dus - het moeten stellen met anderhalve week, weet het college - ondersteund door een enorm apparaat, dat ondanks alle turbopraat nog steeds dezelfde omvang heeft - in de periode tussen 14 en 29 oktober slechts een magere Memorie van Antwoord te produceren. Het college noemt haar ambtelijke verhaal "kort maar kernachtig" en verwijst voor de niet besproken zaken naar de commissies. Voorzitter! Wij wensten en wensen nog steeds een weloverwogen antwoord van het college op onze weloverwogen vragen, onze welgemeende suggesties en onze pientere voorstellen. Wil men een serieus antwoord krijgen, dan lijkt het dezer dagen haast lonender om schriftelijke vragen te stellen, beter dan een schriftelijke bijdrage bij een begroting. Daarom doe ik het wat ongebruikelijk verzoek om de schriftelijke bijdrage van de PvdA-fractie in eerste termijn bij de begroting 1997 te beschouwen als schriftelijke vragen, overeenkomstig artikel 49 van het Reglement van orde. Het ter kennis brengen van de vragen aan de staten, conform artikel 49, lid 2, kan uiteraard achterwege blijven. De heer Poelmann (D66): Het kan wel langer dan een maand duren voordat u antwoord krijgt. De voorzitter: Bovendien zijn ze te laat ingediend, mijnheer Neef. U krijgt dan ook pas op termijn antwoord. De heer Neef (PvdA): Dacht u dat ik de illusie had dat ik nu antwoord zou krijgen? Voorzitter! Wij willen graag een weloverwogen antwoord, ook al duurt dat vier weken. Liever over vier weken een goed antwoord dan geen antwoord. Voorzitter! Het is een paardenmiddel. AOV/OU55+ sprak daar ook al over. Ik doel dan niet op het Calimero-effect waarvan bij AOV/OU55+ wel sprake is in de zin van: wij zijn klein, ze luisteren niet naar ons. Wij zijn de op één na grootste partij en er wordt zelfs niet naar ons geluisterd. Het maakt dus niet zo veel uit hoe groot of klein je bent. Zo'n minderwaardigheidsbenadering is dus nergens voor nodig. Voorzitter! Misschien is het wel een les voor de volgende begrotingsbehandeling. Vier weken is blijkbaar het minimum voor GS om gezonde antwoorden te kunnen geven. Wij zullen bij de evaluatie van de begrotingsbehandeling in het Seniorenconvent bezien of dit anders moet gebeuren. Overigens is deze procedure, inclusief de gestelde termijnen, geaccordeerd door GS, dus er is met open ogen iets geaccordeerd waaraan het college zelf niet kan voldoen en dat is uiteraard bedroevend. 47
11 november 1996
Na wat kritiek ook lof. Het college - zowel individuele leden als het totale college - verdient alle lof voor zijn initiatief het afgelopen weekeinde om wat druk uit te oefenen op de Tweede Kamer ten aanzien van de HSL. Het kabinet is gevraagd, voet bij stuk te houden ten aanzien van de A1-variant. Wij vinden het bijzonder goed dat het college dit heeft opgepakt. Wij kunnen prachtige discussies voeren over Schiphol in zee en wat nog meer, maar de substitutie van vliegverkeer op korte afstanden, moet, zeker in relatie tot de groei van Schiphol, op korte termijn worden opgepakt. Daarvoor is geen uitvoerige studie meer nodig. Op korte termijn moeten initiatieven worden ontplooid. De heer Bozelie (GroenLinks): Is er overleg geweest over het standpunt van de heer De Zeeuw, verwoord in De Volkskrant? Hij heeft gezegd dat het kabinetsstandpunt inzake de HSL gevolgd moet worden. Ik was enigszins verbaasd toen ik de krant opensloeg. Ik vroeg mij af of er een collegestandpunt werd verwoord. Is er contact geweest met de heer Neef? De heer Neef (PvdA): Uiteraard is er met mij geen contact geweest. Dat hoeft het college niet te doen. U gooit twee zaken door elkaar. Het college heeft een advertentie geplaatst, waarop het college zelf kan ingaan. In het stuk in de krant is door een aantal PvdA-prominenten uit gewesten en provincies hetzelfde verhaal te berde gebracht. Dat verbaasde ons op zichzelf niet. Een ingezonden mededeling in de krant is natuurlijk altijd een verrassing, maar de inhoud wordt volledig door onze fractie gedragen. De staten hebben dat ook al eerder uitgesproken. Wij hebben bij begrotingsbehandelingen bij herhaling aangedrongen op initiatieven van het college om druk op de ketel te houden ten aanzien van HSL-Oost, West en -Zuid. Er is dus geen overleg geweest, maar dat hoeft ook niet. De heer Bozelie (GroenLinks): Was die keuze al bepaald in de staten? De heer Neef (PvdA): De staten hebben nadrukkelijk gekozen voor de A1-variant. Zij zijn daarin zelfs zo ver gegaan - alhoewel zij Zuid-Holland niet voor de voeten willen lopen - dat er niet veel aandacht was voor extra investeringen in het kader van de aanleg van een tunnel. Dat idee is additioneel. De eerste uitspraak van de staten was de keuze voor de A1variant. Uiteraard wordt het aan de provincie ZuidHolland overgelaten om daarmee op een elegante manier om te gaan. De heer Bozelie (GroenLinks): Ik constateer dan dat er een duidelijk verschil van opvatting is tussen de PvdA in de Tweede Kamer en in provinciale staten van Noord-Holland. De heer De Zeeuw (lid van gedeputeerde staten): Het
is niet altijd leuk, maar soms word je voor zo'n situatie geplaatst. Door de opstellers van de brief is daarvoor bewust gekozen. Sterker nog, het was de kop van het artikel! De heer Bozelie (GroenLinks): Het is goed dat er duidelijkheid wordt verschaft. Ik ben ervan overtuigd dat het college het standpunt van het kabinet volgt en niet dat van de PvdA-fractie in de Tweede Kamer. De voorzitter: Het college volgt het meerderheidsstandpunt van de staten. De heer Bozelie (GroenLinks): Wanneer is dat aan de orde geweest? De heer De Jong (PvdA): Bij de behandeling van de partiële herziening van het streekplan ANZKGHaarlemmermeer/Schiphol. Ik meen dat de heer Pluckel toen een motie op dit punt heeft ingediend. De voorzitter: Het is ongeveer anderhalf jaar geleden behandeld. De heer Neef (PvdA): De heer Bozelie kan uit het stuk in de krant opmaken dat er een verschil van mening is tussen de prominenten die het artikel hebben geschreven en de heer Van Heemst, woordvoerder van de Tweede-Kamerfractie. Dat verschil van mening was bekend. Wij hopen dus dat het kabinet ons standpunt volgt. De heer Koetsier (GroenLinks): Anderhalf jaar geleden was er nog geen sprake van ondertunneling in het Groene Hart. De voorzitter: En toen waren de staten er al voor! De heer Meijdam (VVD): In wezen heeft het kabinet zich bij de staten aangesloten! De heer Neef (PvdA): Ik begrijp dat de lof die ik uitsprak over GS, breed wordt gedragen. De heer Koetsier (GroenLinks): De staten waren dus voor iets wat nog niet bestond? De heer Neef (PvdA): Mijnheer Koetsier, u kunt de notulen erop nalezen. Voorzitter! Ik sluit mij in een ander opzicht wel bij de heer Koetsier aan, te weten zijn actie in de richting van de CD. De bijdrage van de CD is volstrekt verwerpelijk. Ik hoop dat dit de consequentie heeft dat de CD tegen de begroting stemt. Ik heb er geen behoefte aan dat de CD medestander in begrotingsdiscussies is. Voorzitter! Dit is de tweede termijn en ik heb er geen behoefte aan, een soort eerste termijn te creëren. Ik zal enige moties aankondigen. Voor zover mogelijk hebben wij adhesie losgepeuterd van diverse fracties. Het kan zijn dat moties die wij zullen 48
11 november 1996
indienen later vervangen zullen worden door veel pakkender geformuleerde moties. Dat zal na de schorsing blijken. Voorzitter! Wij zullen een motie aanbieden over het groen. Wij hebben in eerste termijn al nadrukkelijk aangegeven dat er voor huizenbouw en infrastructuur eigen financieringsbronnen zijn. Zij kennen ook een eigen techniek en voortgang. Groen is het zielige kindje. Het moet altijd wat extra aandacht krijgen ten opzichte van het gereguleerde werk. Wij vinden de N22 een mooie kapstok om werk met werk te maken en om de groenstructuur niet achter te laten lopen, als een leuk behangetje dat later nog eens wordt aangebracht. Het groen dient integraal in de plannen te worden opgenomen. Wij dienen dus een motie in over de N22 en de gelijktijdige aanleg van groen. In het verlengde daarvan zijn wij van mening dat, los van al dan niet geslaagde provinciale acties, de provincie in de toekomst een belangrijke stempel kan drukken op de ontwikkeling van groengebieden. Er is nu een samenraapsel van gemeenschappelijke regelingen in de beheerssfeer. Op welke wijze een en ander precies moet gebeuren, weten wij niet. Wij hebben daar geen uitgesproken mening over. Wij vragen het college bij motie om voorzetten te leveren ten aanzien van een initiërende rol van de groenbeheersdienst in het ontwikkelen van nieuwe groenstructuren, als uitvoeringsorganisatie ten behoeve van het ontwikkelen van nieuwe groenproducten. Dat staat dus los van ideeën over de wijze waarop dat in de beheerssfeer vorm moet krijgen. De heer Poelmann (D66): U spreekt over een samenraapsel en dat is in het algemeen niet erg positief. Het systeem van gemeenschappelijke regelingen wilt u op de helling zetten ten gunste van één groot groen moloch voor Noord-Holland? De heer Neef (PvdA): Over tendentieuze woordkeus gesproken, "groen moloch in Noord-Holland"! Nee, dat heeft u mij niet horen zeggen. Ik raad u aan, onze motie te lezen. Ik denk dat u die tekst van harte kunt onderschrijven, want de motie gaat met name over de ontwikkeling van nieuwe groenstructuren. De wijze waarop dat wordt geregeld, is een andere discussie. Voorzitter! De Zuid-Tangent. Ik kom allereerst op het resultaat van het coalitieoverleg betreffende de meevaller van de hernieuwde opcentenberekening. Dat was uiteraard niet onze eerste keus. Dat zal geen verrassing zijn. Wij hebben nog voorgesteld, de opcenten niet te verlagen en het geld dat daarmee vrijkomt - 14 à 15 mln. - ten gunste van de ZuidTangent aan te wenden. Wij zouden een veelvoud van dat bedrag aan de Zuid-Tangent kunnen toekennen, want daarvoor is veel geld nodig. Wij hebben ook nog gedacht, geen opcenten terug te geven en de opbrengst te besteden aan het regionale TV-venster, waarmee ongeveer gelijke bedragen zijn gemoeid. In coalitieverband moet echter een
compromis worden gesloten. Onze fractie kan zich in het resultaat, de fifty-fiftyverdeling, uitstekend vinden. De heer Bozelie (GroenLinks): Ik dacht dat de heer Van der Paard in zou gaan op het financiële gedeelte, maar nu blijkt de heer Neef dat te doen. Ik begrijp dat de PvdA akkoord gaat met het teruggeven van de opcenten aan de automobilist.
niet zoveel moeite doen om dat recht te breien. Wij staan redelijk in de werkelijkheid. De inbrengen in eerste termijn zijn ook maatgevend voor de discussie. D66 stond al in de startblokken om de VVD zo ongeveer rechts in te halen op het punt van de teruggave van de opcenten. Op basis van die werkelijkheid hebben wij onze strategie bepaald en gekozen.
De heer Neef (PvdA): Wij hebben het zelf voorgesteld.
De heer Bongers (VVD): Voorzitter! Wij zullen gedrieën coalitieoverleg blijven voeren!
De heer Bozelie (GroenLinks): De PvdA gaat akkoord met het voorstel van GS.
De heer Neef (PvdA): Wij hebben nu de helft van de meevaller bestemd voor de Zuid-Tangent, dat echter een breed begrip is. Iedereen weet wat het is, maar niemand weet exact waar begonnen moet worden. Wij dienen dan ook een motie in, waarin wij hebben geprobeerd, accenten te leggen ten aanzien van investeringen in de Zuid-Tangent. Voorzitter! Ik kom op het ouderenbeleid. De reductie van de capaciteit van de verzorgingstehuizen verhoogt de vraag naar thuiszorg. In de schriftelijke bijdrage is dit al uitgebreid aan de orde gekomen. Ik heb begrepen dat het CDA een motie heeft ingediend, waarin wordt verzocht om aan het kabinet te vragen om initiatieven te ontplooien. De motie krijgt van harte onze steun. Ten aanzien van het Stimuleringsfonds ouderenhuisvesting wordt in de Memorie van Antwoord aangegeven dat de projectsubsidies voor het ouderenbeleid worden samengevoegd. De indruk wordt gewekt dat het samenvoegen van projectsubsidies meer geld genereert, dus graag een toelichting van het college daarop. Het verzoek van GroenLinks en de VVD om daarvoor 5 ton extra beschikbaar te stellen kan bij ons op een warm onthaal rekenen. Wij willen echter eerst duidelijkheid over de vraag wat het college verwacht van het samenvoegen van projectsubsidies. Wij gaan akkoord met het voorstel om de regeling inzake stads- en dorpsvernieuwing te beëindigen. Dit punt is al in de commissie aan de orde geweest. Ik zeg daarmee niet impliciet dat stadsen dorpsvernieuwing geen continu proces is. Die uitleg zullen wij er nooit aan geven. Het middel is alleen niet meer geëindigd voor het doel. Wij leggen de staten dan ook een uitspraak voor, waarin wordt voorgesteld om de vrijkomende gelden toe te voegen aan het Stimuleringsfonds ouderenhuisvesting. Voorzitter! Het cultuur-historisch toerisme. Monumenten zonder bestemming zijn dooie monumenten. Het versterken van het cultuurhistorisch toerisme is een bestaand speerpunt van beleid van de provincie. Het opzetten van stadslogementen is een Fries initiatief dat beide elementen in zich bergt. Voorzitter! Het voornemen van de Nederlandse Jeugdherbergcentrale tot beëindiging van haar activiteiten in Oosterland op Wieringen was voor Roy Hofwijks uit onze fractie aanleiding om initiatieven te ontplooien enerzijds tot behoud van
De heer Poelmann (D66): Begrijp ik het goed dat er kennelijk buiten deze zaal al uitgebreid is overlegd en dat er al is uitgemaakt dat eventuele voorstellen niet op al te veel discussie hoeven te rekenen? De heer Neef (PvdA): Hoort u iets wat u nog niet wist? Zo onschuldig kunt u zich niet voordoen. De heer Meijdam (VVD): In de grote bozemensenwereld wordt wel eens gepraat, zo zeg ik tegen de heer Poelmann. De heer Bozelie heeft weer een open deur gevonden, dat is knap. De heer Neef (PvdA): Wij hebben in tweede termijn één woordvoerder, want wij willen het niet al te lang maken. Wat de vraag van de heer Poelmann over overleg betreft, kan ik meedelen dat wij inderdaad regelmatig overleggen. Dat moet hem zo langzamerhand bekend zijn, want dat is vanaf de eerste vergadering al zo. Ik dacht dat dit in het vorige college ook gebruikelijk was en daar maakte D66 deel van uit. De heer Poelmann (D66): Dat was absoluut niet het geval! De heer Neef (PvdA): Vandaar dat het waarschijnlijk niet ging. De heer Bozelie (GroenLinks): Als de opcenten worden verlaagd, moeten daarbij natuurlijk ook de uitspraken in het verleden worden betrokken. Vorig jaar heeft de heer Neef uitvoerig in de staten naar voren gebracht dat dit een zaak was van "eens maar nooit weer". Het bekende "coalitiejasje" is toen aangetrokken en ik constateer dat dit nu weer gebeurt. De heer Neef (PvdA): U constateert terecht dat wij vorig jaar bij de begrotingsbehandeling hebben geroepen: eens maar nooit weer. Dat is zelfs nog teruggekomen in de eerste termijn van de VVD. Ten aanzien van de begroting gold dat inderdaad. Wij vinden de hernieuwde berekening en de daaruit voortvloeiende meevaller een nieuw feit. Het is geen reguliere verlaging, zoals vorig jaar aan de orde was. Maar daarover kan je van mening verschillen. Ik zal 49
11 november 1996
deze goedkope overnachtingsvoorziening en anderzijds het behouden van de mogelijkheid voor cultuur- en natuurtoerisme en infrastructuur. In hoeverre deze ontwikkelingen in de markt - een en ander schijnt aan een particulier verkocht te zijn deze ideeën teniet doen, kunnen wij nu niet beoordelen. Het kan best zo zijn dat een en ander ook op die wijze tot stand kan komen. Wij willen toch dat de haalbaarheid van het in Friesland ontwikkelde idee wordt onderzocht ten behoeve van NoordHolland. Wij verzoeken dus bij motie om een onderzoek te doen naar de haalbaarheid van het initiatief van een stadslogement in Noord-Holland. De heer Poelmann (D66): Dit idee is vier jaar geleden ook aan de orde geweest. De heer Neef (PvdA): Ik heb uw inbreng in tweede termijn gehoord. Een van de nadelen van deze wijze van begrotingsbehandeling is dat er niet op korte termijn gereageerd kan worden. Als er initiatieven van andere fracties zijn die een betere tekst opleveren, trekken wij alles in en voegen wij alles samen wat valt samen te voegen. Het is dus geen kwestie van vliegen afvangen of dat wie het eerst het woord voert, het eerste recht heeft. Voorzitter! De Noord-Hollandse werkgelegenheid is niet echt gediend met de bescheiden toekenning van de STIREA-gelden voor de herstructurering van bedrijventerreinen. Wij zijn er wat bekaaid afgekomen. De noodzaak van voldoende terreinen wordt door een ieder onderschreven en is bijna onomstreden, zeker als eerst een maximale inspanning is verricht tot herstructurering van de bestaande terreinen. Voorzitter! Wij zijn bereid om plannen waaraan de provincie het predikaat "voldragen" heeft gegeven desnoods uit eigen middelen te honoreren. De totale STIREA-gelden bedroegen 50 mln. Als de provincie Noord-Holland naar rato een bijdrage had gekregen, kom je uit op een bedrag van 10 mln. Onze ideeën gaan dan ook in die richting, zonder expliciet bedragen te noemen, maar wij noemen wel de terreinen die in onze ogen en die van de provincie voldragen waren, zoals het Havenkwartier in Hilversum, het BNI-terrein in Huizen en het DivMagterrein in Den Helder. Wij zullen een motie op dat punt indienen. Voorzitter! Is het personeelsbeleid wel zo veelzijdig als wij ons voorgenomen hadden? Als onze informatie juist is, zijn de doelstellingen nog lang niet bereikt. Aangezien er ook geen sprake kan zijn van onderuitputting stellen wij voor om de voorgestelde vermindering van 3 ton niet toe te passen. Wij dienen op dit punt een motie in. Het budget voor veelzijdig personeelsbeleid dient gehandhaafd te worden op 1 mln. Voorzitter! De Cultuurnota en de welzijnsnota moeten nog besproken worden. De integrale afweging binnen de Cultuurnota moet dus nog plaatsvinden. Bij deze begroting stellen wij alleen het financiële 50
11 november 1996
volume vast. In een voorbehandeling van de Cultuurnota is wel een aantal zaken duidelijk geworden of wordt steeds duidelijker. Een hoogst ongelukkige samenloop van omstandigheden maakt een voorgenomen bezuiniging op bijvoorbeeld de SBK onrealistisch, zeker in relatie tot de opgelegde BTW-verhoging van tarieven voor koop en uitleen. In de commissie is gesproken over de positie van het Nederlands Kindertheater en Arena. Ik doe daar verder geen uitspraak over, want dat hoort thuis in de integrale afweging in het kader van de Cultuurnota. In een motie verzoeken wij om het volume met 3 ton te verruimen, met de uitdrukkelijke vermelding dat wij de uitgangspunten - ook wel de filosofie genoemd - te weten minder structureel en meer projectmatig werken, van harte onderschrijven. De Cultuurnota is over enige weken aan de orde en dan zal blijken of dat standpunt door de staten wordt gedeeld. De heer Poelmann (D66): Mevrouw Goijert heeft haar intentie duidelijk gemaakt ten aanzien van de drie genoemde gezelschappen. Komt dat overeen met de opvatting van de PvdA? De heer Neef (PvdA): Ik heb al gezegd dat nu niet het met moment is om daarover te spreken. In de commissie zijn Arena, het Kindertheater en SBK al genoemd. Wij vinden dat er aanleiding is om daar iets in de meerjarige projectensfeer aan te doen, dus overeenkomstig de lijnen in de Cultuurnota. Wij zeggen nu niet meer dan dat wij het volume met 3 ton willen vergroten. De statenbehandeling over drie weken van de Cultuurnota kan een andere uitkomst geven. Ik heb alleen onze ideeën over de richting waarin wij denken, aangegeven. Wij doen geen expliciete subsidietoezeggingen, al dan niet meerjarig of projectmatig aan wie dan ook, want daarvoor dient de behandeling van de Cultuurnota. Voorzitter! Terug naar Sint Maarten. "Hier woont een rijk man, die veel geven kan", zongen wij. Ook deze frase heeft mijn kinderziel gevormd. De meeste rijken leefden toen, net als nu, in stille rijkdom, net als de provincie. Onze saldireserve is 1 mln. lager dan de beoogde 10% van de algemene dekkingsmiddelen, zijnde 38,5 mln. De financiële deskundigen deelden ons kapittelend mee dat er geen onder- of bovengrens was. Er is wel een ondergrens, maar die halen wij niet. Het verbaast ons dan ook dat wij geen voorstel van het college hebben ontvangen, voor een minimale fondsstorting van 1 mln. De 10% algemene dekkingsmiddelen voor een bedrag van 38,5 mln. wordt zo duidelijk in de Memorie van Antwoord gemeld, dat ik vind dat het college minimaal met een voorstel moet komen - zeker met een meevaller van 14 mln. - om het eerste miljoen te besteden aan het volstorten daarvan. Ik wacht de reactie hierop met belangstelling af. Voorzitter! Wij beamen dat wij niet zo rijk zijn, zeker niet als wij onze pretenties waarmaken die wij vorig jaar ook al hadden, maar wij moesten toen
volstaan met een verlaging van de opcenten. Dit jaar zijn onze pretenties ook groot. Nu hebben wij het FINH en een meevaller om de pretenties enigszins vorm te geven. Als wij het principe van de investerende provincie waar willen maken, hoeft er wat ons betreft ten aanzien van het FINH geen termijn van zeven, met een uitloop naar tien jaar te zijn. De opzet mag zeven jaar zijn. Het zal problematisch worden om een en ander op de rails te krijgen, maar wij geven de voorkeur aan een kort, krachtdadig investerende provincie dan dat er een langdurig, stroperig systeem wordt gehanteerd van een soort nevenfinancieringsbron naast de algemene middelen. Voorzitter! Wij hebben geen expliciete dekking aangegeven bij de moties. In sommige moties is deze im- of expliciet verwerkt. Voor de structurele voorstellen noem ik het FINH - 3 mln. - en de aangekondigde ruimte in het Najaarsbericht voor een bedrag van 1,5 mln. Dat moet toereikend zijn om deze wensen te kunnen honoreren. Voorzitter! Het is een magere bijdrage aan sturing, want wij spreken over promillages van de provinciale begroting, maar dit is het minste wat wij op dit moment kunnen doen, indachtig het Sint Maarten-lied. Motie 55-19 Door de leden De Jong, Neef, Van Schendelen en Van Beijma-van Dam wordt de volgende motie ingediend: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 11 november 1996;
spreken uit, dat de provincie Noord-Holland zich zal inspannen om bij de aankoop van gronden ten behoeve van de N22 en bij de aanleg van de N22 voortvarend de aanleg van het groen rond de N22 tot stand te (doen) laten komen, en gaan over tot de orde van de dag. Motie 55-20 Door de leden De Jong, Neef, Van Schendelen en Van Beijma-van Dam wordt de volgende motie ingediend: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 11 november 1996; overwegende, dat - het beleid van de provincie Noord-Holland gericht is op het realiseren van meer groen voor natuur en recreatie; - de provincie op verschillende wijzen reeds participeert in verschillende projecten en omstandigheden, zoals bij convenant/de Stichting Mainport Schiphol en Groen, Platform Groene Hart, deelname aan recreatieschappen; - de decentralisatie van middelen en bevoegdheden van het ministerie van LNV naar de provincie een actieve beleidsinspanning vereist; - de rol van de provincie zich verbreedt tot een grotere betrokkenheid bij de uitvoering van groen, zoals onder andere blijkt bij de VINEXlocaties;
overwegende, dat - de provincie verantwoordelijk is voor de aanleg van de N22; - de provincie de ontwikkeling van groen in de regio Haarlemmermeer/Schiphol toejuicht, zoals aangegeven in de partiële herziening Streekplan ANZKG voor het gebied Haarlemmermeer/Schiphol; - rond de N22 belangrijke groengebieden zijn gepland; - de provincie ook reeds een actieve rol speelt via het convenant/de Stichting Mainport Schiphol en Groen; - GS bij de behandeling van dit convenant hebben uitgesproken dat een actieve afstemming met andere project gewenst is ("werk met werk maken");
van mening, dat - een structurele initiërende aanpak van de groenontwikkeling door de provincie NoordHolland gewenst is; - de ambtelijke organisatie van de provincie daarop (in)gericht dient te zijn;
van mening, dat - de groenaanleg ten minste gelijk op dient te gaan met de ontwikkeling van verstedelijking en infrastructuur in deze regio; - de realisering van het groen ten minste tegelijk op dient te gaan met de aanleg van de N22 en waar mogelijk vooruit dient te lopen op de realisering van de N22;
Motie 55-21
51
11 november 1996
verzoeken GS, - de mogelijkheden aan te geven voor een provinciale ontwikkelfunctie in de realisatie van groen ten behoeve van natuur en recreatie; - aan te geven hoe de Groen Beheer Dienst deze initiërende rol kan gaan spelen; - de staten hierover voor het Voorjaarsbericht 1997 te rapporteren, en gaan over tot de orde van de dag.
Door de leden Van Schendelen, De Jong, Neef, Hofwijks en Karssen wordt de volgende motie ingediend: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 11 november 1996;
overwegende, dat - de provincie een initiërende en coördinerende rol heeft ten aanzien van de realisering van de ZuidTangent; - voortvarendheid geboden is vanwege de snelle groei van Schiphol en vanwege de komst van de Floriade; - GS extra middelen beschikbaar stellen voor de aanleg van de Zuid-Tangent; van mening, dat - het kerntraject van de Zuid-Tangent zo spoedig mogelijk gereed dient te zijn; - het tracé van begin af aan reeds geconditioneerd moet zijn op mogelijke omzetting naar railvervoer; - het traject van begin af aan hoogwaardig openbaar vervoer mogelijk moet maken, in de betekenis van *een snelle verbinding, * gericht op het aantrekken van zoveel mogelijk reizigers, * het aanbieden van comfortabele vervoermiddelen en halte-accommodaties, * goede overstapmogelijkheden van fiets en auto op de daarvoor in aanmerking komende halteplaatsen; spreken uit dat de provincie Noord-Holland: - de deelnemende partijen in het project Zuid-Tangent ook de komende jaren actief zal aanzetten tot snelle realisering van een hoogwaardige ZuidTangent; - richting de andere betrokken deelnemers voor de eerstkomende jaren van de volgende prioriteiten uit wil gaan bij de inzet van de middelen van Rijk, provincie en andere betrokkenen: 1. zodanige (voor)investeringen in de infrastructuur, dat latere omzetting in railinfrastructuur betrekkelijk eenvoudig en snel mogelijk is; 2. afmaken van het kerntraject tot Haarlem-station; 3. aanhaken van het traject op Schiphol op een verbinding met de Zuidas via een toekomstige Noord-Zuidlijn; 4. verbinding van Hoofddorp/Schiphol met Aalsmeer en Uithoorn (ter ontlasting van de N201); 5. aftakking naar Nieuw-Vennep (zodra kerntraject gereed is); de volgorde van de prioriteiten - naar bevinding mede afhankelijk stelt van de mogelijkheid tot snelle realisering van een hoogwaardige OV-verbinding,
gehoord de discussie met betrekking tot het onderdeel stads- en dorpsvernieuwing; gezien de vanuit verschillende fracties gestelde vragen bij de schriftelijke voorbereiding van de begrotingsbehandeling; gelet op de behandeling van de begroting in de commissie ROV; in aanmerking nemend de schriftelijke Memorie van Antwoord van het college van gedeputeerde staten; constateren, dat - door de opheffing van het Stimuleringsfonds stadsen dorpsvernieuwing structureel middelen vrijvallen tot een bedrag van ¦ 368.000,--; - er, naast de taakstelling voor de omvorming van verzorgingstehuizen in woningen voor ouderen, een grote behoefte is aan de stimulering van renovatie- c.q. nieuwbouwprogramma's op het gebied van ouderenhuisvesting in de gehele provincie, verzoeken het college van gedeputeerde staten, het genoemde budget toe te voegen aan de financiële middelen beschikbaar voor het zogenaamde Stimuleringsfonds ouderenhuisvesting, en gaan over tot de orde van de dag. Motie 55-23 Door de leden De Wit-de Rooij, Hofwijks, Heeremans, Van Schendelen, Neef en Kruijmer wordt de volgende motie ingediend: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 11 november 1996 ter behandeling van de begroting 1997; overwegende, dat - Noord-Hollandse plannen voor herstructurering van bedrijfsterreinen er bij de toekenning van STIREA-gelden zeer slecht vanaf gekomen zijn; - het wenselijk is dat er voldoende bedrijfsterreinen beschikbaar zijn c.q. komen; - herstructurering daarbij een onontbeerlijk middel is;
Door de leden Bruijn, De Jong, Van Schendelen en Karssen wordt de volgende motie ingediend:
spreken uit de bereidheid om de voldragen plannen tot herstructurering van bedrijfsterreinen (zoals vermeld in de notitie EZ 96/050 m.b.t. de NoordHollandse STIREA-projecten, te weten Havenkwartier-Hilversum, BNI-terrein-Huizen en DivMag-terrein-Den Helder), waarop geen STIREAgeld ontvangen is, alsnog te honoreren uit het FINHfonds;
Provinciale staten, in begrotingsvergadering bijeen op 11 november 1996;
verzoeken het college van GS, voorstellen hiervoor te presenteren aan de commissie Economische Zaken,
en gaan over tot de orde van de dag. Motie 55-22
52
11 november 1996
en gaan over tot de orde van de dag. Amendement 55-14 door de leden Hofwijks, Van Schendelen, Heeremans, Gök, Poulie en Smit-Boerma wordt het volgende amendement ingediend: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 11 november 1996; gezien de notitie "Een PvdA-initiatief voor een marktgerichte ontwikkeling binnen de monumentenzorg in Noord-Holland", waarin gevraagd wordt naar een haalbaarheidsonderzoek om het voorstel te toetsen op zijn economische haalbaarheid; gezien de doelstellingen van het projectvoorstel: - het behoud van het cultuur-historisch erfgoed; - het stimuleren van het cultuur-historisch toerisme; - het stimuleren van de werkgelegenheid; overwegende dat het haalbaarheidsonderzoek zich richt op: - een inventarisatie van monumentale panden die een economische functie ontberen; - een onderzoek naar een werkbare constructie; - een onderzoek naar een mogelijke deelname van de aan het IJsselmeer verbonden provincies; - het betrekken en gebruikmaken van de ervaringen van Friesland bij de opzet van het onderzoek; - de financiering vanuit het FIN bij het onderzoek te betrekken; besluiten, - een bedrag van ¦ 100.000,-- ten laste van de post onvoorzien 1996 te brengen; - de gedeputeerde cultuur als trekken aan te wijzen.
personeelsbeleid met een bedrag van ¦ 300.000.-- ongewenst is; - het budget veelzijdig personeelsbeleid gehandhaafd dient te worden op 1 mln. Amendement 55-16 Door de leden Bruijn, Schipper, Van den Berg-Voets, Smit-Boerma, Kruijmer, J.P.M. van Wijk, De Lange, Gök en A.J. Smit wordt het volgende amendement ingediend: Provinciale Staten van Noord-Holland, in begrotingsbehandeling bijeen op 11 november 1996; gehoord de discussie met betrekking tot het hoofdstuk cultuur; gezien de vanuit verschillende fracties gestelde vragen bij de schriftelijke voorbereiding van de begrotingsbehandeling; gelet op de behandeling van de Cultuurnota in de commissie MWC; in aanmerking nemend de schriftelijke Memorie van Antwoord van het college van gedeputeerde staten; constateren, dat - over enige weken de Cultuurnota in een integrale afweging zal worden vastgesteld; - in de Cultuurnota onvoldoende financiële middelen worden vrijgemaakt voor een aantal gewenste meerjarige projecten, dan wel ongewenste bezuinigingen worden aangekondigd,
Amendement 55-15
verzoeken het college van gedeputeerde staten, een bedrag van ¦ 300.000,-- toe te voegen aan het financiële volume beschikbaar voor cultuurbeleid en daarbij onder andere te betrekken de structurele meevallers zoals vermeld in het Najaarsbericht (onder andere post onvoorzien; saldireserve e.d.).
Door de leden De Wit-de Rooij, Hofwijks, Heeremans, Van Schendelen en Neef wordt het volgende amendement ingediend:
Deze moties en amendementen, die door een genoegzaam aantal leden zijn ondertekend, maken mitsdien onderwerp van beraadslaging uit.
Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 11 november 1996 ter behandeling van de begroting 1997;
De heer Bongers (VVD): Voorzitter! Onze fractie heeft met haar schriftelijke bijdrage in eerste instantie aan deze algemene beschouwingen getracht een breed inzicht te geven in wat haar voor 1997 en volgende jaren voor ogen staat. Wij hebben daarbij aandacht geschonken c.q. gevraagd voor een breed scala van hoofdzaken, uiteenlopende van het in- en extern communicatiebeleid en onze invulling van een slagvaardige provinciale overheid onder verwijzing naar ons collegeprogramma, eindigend in enkele voor ons belangrijke opmerkingen over het sectorenbeleid. Wij hebben er dan ook geen behoefte aan, alle aan de orde gestelde punten vandaag nog eens te benoemen. Waar wij in onze schriftelijke inbreng niet
overwegende, dat - gezien het aan de commissie Economische Zaken gepresenteerde overzicht geen sprake is van onderuitputting van het budget veelzijdig personeelsbeleid; - de doelstellingen van veelzijdig personeelsbeleid nog niet bereikt zijn; spreken uit, dat - het verminderen van de subsidie voor veelzijdig 53
11 november 1996
duidelijk zijn geweest of waar wij voor de collega's in deze staten niet te pruimen visies hebben verwoord, staan wij nu open voor het politieke debat. Wij hebben ons met volle overgave en enthousiasme op de van ons gevraagde schriftelijke inbreng gestort en menen daarmee een bijdrage te hebben geleverd aan hetgeen waarvoor wij ons geroepen voelen, mede blikkend in de IPO-auditcommissie-spiegel die wij ons begin van dit jaar hebben voorgehouden. Voorzitter! Wat valt het dan tegen, een antwoord van uw college te krijgen zoals in uw Memorie van Antwoord afgedrukt. Aan het adres van de heren Bozelie en Poelmann meld ik dat niet alles in coalitieoverleg wordt afgetimmerd. Mevrouw Goijert had over de Memorie van Antwoord een geheel andere mening. Wij kwalificeren de inhoud daarvan meer als een managementrapportage op ambtelijk niveau dan als een politieke reactie op de in deze staten levende, uiteenlopende politieke visies. De argumenten "tijdgebrek voor politieke afweging" en "gevaar weer een (te) dikke nota te moeten uitbrengen" mogen voor deze misser van de zijde van het college niet doorslaggevend zijn. Het college wist - zoals wij allen - al meer dan een halfjaar geleden dat de schriftelijke statenbijdragen in eerste instantie op 14 oktober zouden worden ingeleverd en twee weken later beantwoord dienden te zijn. Het was voor het college dus vrij eenvoudig geweest, tijdig voor een meer dan technocratische beantwoording een dag vrij te maken, desnoods aan zee of op de hei; de locaties liggen in onze provincie voor het oprapen. Een - zoals u, voorzitter, het in uw bijdrage aan Bestuurswetenschappen van enkele weken geleden aanduidde en door mij hier vrij vertaald geciteerd - "gebrek aan politieke articulatie van te onderscheiden visies op het publieke, provinciale domein en de daarbij in het geding zijnde belangen". U verwoordde hetzelfde in dat artikel met uw stelling dat politieke partijen en politici vaak meer managers zijn van het overheidsbedrijf dan het kader voor en uitdrukking van profilering van visies op de publieke zaak vanuit verschillende gezichtspunten en belangen. Voorzitter! Ik beveel u aan, het artikel onder de collegeleden te laten circuleren. Wellicht bevordert dat het proces naar statenvergaderingen als politieke arena waarbinnen argumenten worden gewisseld, belangen worden gewogen, standpunten worden verwoord en ten slotte tot een vergelijk wordt gekomen; uiteraard op hoofdlijnen, want de uitwerking laten wij graag aan uw, door ons gesteund college over. Voorzitter! De jaarlijkse begrotingsbehandeling vormt wat dat betreft, voor mijn fractie het moment suprème. Voorzitter! U hebt met deze korte inleiding tevens al een eerste bevestigend antwoord op uw retorische vraag of wij verder willen spreken over onze rol als volksvertegenwoordigers. Aansluitend aan het voorgaande is het dan ook spijtig dat het college stilzwijgend voorbij gaat aan ons verzoek, de activiteiten van het bureau 54
11 november 1996
communicatie meer evenredig te verdelen over het college, de commissies en de staten. Een groot deel van ons politieke handwerk - beoordelen, afwegen, voorgenomen standpunten aankondigen - vindt immers plaats in de commissievergaderingen. Het bevordert de kennis bij de burgers en wekt hun belangstelling op voor het democratische proces binnen onze provincie, als het verloop en het resultaat van dat politieke overleg op eenzelfde, ruime wijze van provinciezijde in publicaties worden samengevat als thans van provincie-zijde plaatsvindt voor de door het college ingenomen - voor de lezers uiteraard apolitieke - standpunten en besluiten. Wij geven u graag voor 1997 een herkansing. Wij dienen overigens als statenleden daarnaast ook de hand in eigen boezem te steken. Commissies - zo is de afspraak - kunnen ook zelf initiëren dat er persberichten van haar vergaderingen worden uitgebracht. Naar ons gevoelen maken wij daar nog te weinig gebruik van. Wij vinden het overigens buitengewoon teleurstellend dat in de Memorie van Antwoord zelfs zonder te doelen op bepaalde onderwerpen - het komt een beetje over als: statenleden, zoek het zelf maar uit - wordt verwezen naar de mogelijkheid om vragen om feitelijke informatie aan de medewerkers te stellen. Voorzitter! Had u niet op zijn minst als intermedium kunnen optreden? Ook met betrekking tot het PRINS-project hebben wij zeer concrete vragen gesteld, waaronder over de tot dusverre daarvoor uitgegeven gelden alsmede over het al dan niet noodzakelijk zijn van een gedegen externe advisering. Het antwoord beperkt zich tot de aankondiging dat er op 10 januari aanstaande een nieuwjaarsreceptie zal plaatsvinden en dat bij die gelegenheid een provinciale Internet-site zal worden gepresenteerd. Voorzitter! Komt het door ons gevraagde antwoord dan op het beeldscherm? Wij hebben onze algemene beschouwingen in eerste instantie geschreven vanuit een gevoel van tevredenheid en enthousiasme over de gang van zaken en over het tot dusverre met het in deze zittingsperiode gevoerde beleid. Wellicht dat deze tweede instantie - met deze kritische entree - nu wat cynisch klinkt. Voorzitter! Kritiek is in dit geval echter ook de hoogste vorm van genegenheid. Wij willen slechts wat puntjes op de i zetten, zonder aan de door ons verwoorde liberale opvattingen dan wel geestdrift iets te kort te doen. Voorzitter! Als weinig progressief ervaren wij de reactie op de door ons verwoorde zorg over het kleine-kernenbeleid. Ook het CDA heeft daar uitdrukkelijk aandacht voor gevraagd. Het college constateert slechts een fundamenteel verschil in opvatting tussen hetgeen wij naar voren brachten en het huidige beleid. Het college zegt dat aanpassing van dat beleid aan onder meer onze opvatting een breuk betekent met het reeds decennia gevoerde beleid ten aanzien van de kleine kernen. Bestaan beleidsvelden waarvoor heroverweging achterwege wordt gelaten omdat het beleid al vele decennia
vastligt? Voorzitter! Dat dit beleid al decennia vastligt, is nu juist de reden waarom wij op heroverweging aandringen. Voorzitter! Bij meer gelegenheden hebt u gemeend, ons als statenleden - als volksvertegenwoordigers - te moeten attenderen op onze antennefunctie. Wij vingen en vangen geluiden op dat het tot dusverre voor de kleine kernen gevoerde beleid tot - neutraal gezegd - stilstand leidt. Dat is in onze ogen achteruitgang. Het antwoord van het college dat het bereid is, de discussie over het kleine-kernenbeleid met ons te voeren, is voor ons dan ook te mager. Wij vragen het college, concreet aan te geven wanneer deze zaak in de commissie ROV aan de orde wordt gesteld en wanneer daarover aan de hand van een startnotitie een statendebat kan worden gevoerd. Een geheel ander onderwerp is de personele omvang. Wil het college onze tekst terzake nog eens nalezen en dan zijn antwoord - weergegeven in nog geen tien regeltjes onder het kopje "ontwikkeling formatie" - op pagina 6 checken aan onze concrete vragen die in die regeltjes geen beantwoording hebben gekregen? Voorzitter! Ten slotte wat dit algemene deel betreft, veel en naar onze mening te veel zaken worden - al is het maar voor een politieke inkleuring in eerste instantie - onbesproken gelaten en naar een desbetreffende statencommissie verwezen. Over veel van de op pagina 2, onder de eerste noot, opgesomde zaken zou vandaag van het college enig politiek licht mogen schijnen. Trek er vanmiddag maar een uurtje voor uit! Voorzitter! De voortzetting van onze financiële beschouwingen in eerste termijn neemt mijn collega Zoon voor zijn rekening. Met betrekking tot hetgeen wij in eerste instantie onder "sectoraal" hebben verwoord en het schriftelijk antwoord daarop, nog het volgende. Wat de sector openbaar bestuur betreft, concluderen wij uit het antwoord dat de randstadsamenwerking op dit moment niet goed loopt, terwijl deze samenwerking in het verleden naar het oordeel van het college wel goed verliep. De staten wordt een voorstel toegezegd om deze samenwerking te verbeteren, met tegelijkertijd aandacht voor de verhouding tot vele andere samenwerkingsverbanden. Kan daarbij de vraag betrokken worden of er ook overlappingen zijn met de activiteiten van het IPO? Kan worden aangegeven op welke termijn wij het collegevoorstel tegemoet kunnen zien? Wij hebben geen antwoord gekregen op onze vraag over ondersteuning van de bestuurlijke organisatie. Daarom herhalen wij hier onze vraag. Welke ondersteuning aan thans achterhaalde bestuurlijke ontwikkelingen kan als compensatie dienen voor nieuwe ontwikkelingen in dit beleidsveld? Mijn fractie gaat er vooralsnog van uit dat deze activiteit kan worden voortgezet met de bestaande capaciteit. Voorzitter! Waar in de beantwoording van het 55
11 november 1996
college wordt gesproken over "effectmetingen" plaatst mijn fractie de kanttekening dat het college zich niet te vlot in sturende richting zou moeten uitspreken over de toekomstige werkwijze van de Rekeningencommissie. Deze commissie, die op basis van de wet onafhankelijk functioneert van het college, heeft al het plan opgevat om, gezien de gewijzigde organisatie van het provinciale apparaat, haar werkwijze te be- en herzien. Het lijkt mijn fractie meer voor de hand liggend dat wij een verzoek richten aan de Rekeningencommissie om te bezien of zij de door het college beoogde werkzaamheden op zich wil en kan nemen. Ik ga kort in op het onderwerp ruimtelijke ordening. Over de toekomstige ontwikkeling van Schiphol nog het volgende. Onze fractie heeft er met instemming kennis van genomen dat het college voornemens is, een actieve rol te spelen in de discussie over aanvullende luchthavencapaciteit voor Schiphol. Tijdige besluitvorming, gericht op een houdbare ontwikkeling in de volgende eeuw, is van eminent belang voor onze economie en die van de Randstad en Noord-Holland in het bijzonder. Ook de homecarrier KLM heeft behoefte aan een helder toekomstperspectief. Wij vragen het college, de discussie hierover tijdig en zorgvuldig te plannen, opdat het standpunt van de provincie bij de belanghebbende partijen, de luchthaven en Den Haag, een zinvolle rol bij de besluitvorming kan spelen. Men weet dat het kabinet- minister-president Kok voorop - een agenda 2000+ voorbereidt. Daarop moet Noord-Holland duidelijk zichtbaar zijn. Ik kom bij een zorgelijk punt inzake het vliegverkeer op en rond Schiphol. Zoals algemeen bekend, heeft onze fractie - breed gesteund in deze staten - aangedrongen op maatregelen die de belasting op het leefmilieu zo veel mogelijk moet beperken. Wij pleitten in dat verband onder meer voor het instellen van een onafhankelijk toezicht op de luchthaven teneinde toe te zien op naleving en handhaving. Voorzitter! Wij lazen met verbazing en ergernis in Het Parool van 4 november dat er weer van de oude landingsbaan op Schiphol-oost gebruikgemaakt moest worden, vanwege te harde wind en luchtwervelingen tengevolge van de geluidsmuur rondom een proefdraaiplaats. Voorzitter! Hierdoor kan de Buitenveldertbaan regelmatig niet gebruikt worden. Grote jumbo's vliegen dan noodgedwongen op ongeveer 300 m hoogte aan over de Amsterdamse binnenstad. Wij vinden dit niet langer aanvaardbaar en vragen nu snel om maatregelen. Ik zal een motie indienen op dat punt. Het zal de aanwezigen overigens niet vreemd in de oren klinken dat mijn fractie zich van harte schaart achter de gezamenlijke advertentie met als kop: kabinet, houd vast aan het beste HSL-traject. Ook wij zijn van oordeel dat met de keuze voor het bundelingstracé de ruimtelijke ontwikkeling, de economie en het milieu in de Randstad een slechte dienst wordt bewezen. Ten aanzien van de sector wegen, verkeer en
vervoer slechts een korte vraag, die nog onbeantwoord bleef. Komt de toegezegde tijdsplanning van het plan van aanpak Noordzeekanaalgebied op korte termijn en waaraan moeten wij dan denken? Voorzitter! Nog een enkele opmerking over de sector land- en tuinbouw. Het streven van het college - zie het onderdeel agrarisch natuurbeheer - naar een model waarin geen autonome provinciale subsidie meer nodig is, spreekt ons wel aan. Terecht wordt opgemerkt dat het stoppen van succesvolle projecten om puur budgettaire redenen tot onbegrip en kapitaalvernietiging leidt. Voorzitter! Als die situatie zich dreigt voor te doen, is toegezegd dat dit met ons besproken zal worden. Dit antwoord schrijft het college overigens vanuit de achtergrond dat de lopende projecten succesvol zijn. Een tekort aan begrotingsruimte kan er ook toe leiden dat projecten helemaal niet van de grond komen en dus nooit de status van succesvol project kunnen bereiken. Ons voorstel was erop gericht om begrotingstechnische beletsels voor de totstandkoming van nieuwe projecten weg te nemen. Het handhaven van de huidige incidentele subsidies is voor ons alleen aanvaardbaar als het college de bereidheid heeft om, zodra blijkt dat er een veelheid van initiatieven aan de orde is, die om meer geld vragen dan de in de begroting aangegeven 5 ton respectievelijk 1 mln. incidenteel, daarvoor alsnog de aanvullende financiële ruimte te bieden. Ik dien op dit punt een motie in. Voorzitter! Men hoopt begin volgend jaar bekend te maken of het project "Hollands Bloementuin" in Anna Paulowna uitgevoerd kan worden. Voor de uitvoering willen wij 5,5 mln. bijdragen en tegelijk daarmee de wensen zoals wij die hebben voor de binnenduinrand in de "Bloementuin" verwezenlijkt zien. Denkt het college dat de bollentelers uit bovengenoemd gebied naar Anna Paulowna willen verhuizen met hun bedrijf? Is de vraag al eens aan de plaatselijke agrariërs gesteld, of ze plaats willen maken voor dit project, misschien voor hoge ha-prijzen? Graag een visie van het college op dit punt. Wij hebben als onze mening uitgesproken dat een pilotproject, waarin op systematische wijze de inrichting van de gronden wordt aangepakt, ons een goede mogelijkheid lijkt. Wij hebben naar de stand van zaken gevraagd. Is het college slechts vergeten, deze vraag te beantwoorden? In agrarische kringen ziet men het zogenaamde "compensatiebeginsel" als het "zwaard van Damocles" dat boven hun hoofd hangt. Laten wij op dit moment volstaan met de stelling dat het compensatiebeginsel in onze ogen geen goede zaak is, tenzij de landbouwsector ook gecompenseerd wordt. Wij vragen dan ook indringend aan het college om dit onderwerp zo spoedig mogelijk op de politieke agenda te plaatsen en om aan de hand van een zeer goed onderbouwde startnotitie een statenuitspraak uit te lokken. Voorzitter! Onze fractie constateert - waarmee ik toekom aan de sector cultuur, maatschappelijk 56
11 november 1996
welzijn en zorg - dat ons voorstel om de subsidie voor de drie historische verenigingen te handhaven, door het college niet gehonoreerd wordt. De motivering is dat het subsidiëren van historische verenigingen geen provinciale taak is en dat die verenigingen uitsluitend kunnen putten uit de bronnen van de Stichting regionale geschiedbeoefening, een bron overigens die alle lokale historische verenigingen ten dienste staat als extra financieringsbron, naast gemeentelijke subsidies. Mijn fractie blijft het oneens met het standpunt van het college omdat genoemde drie verenigingen als enige geen lokaal doch een regionaal karakter hebben. Daarom zullen zij ook nooit op een bijdrage van de gemeenten kunnen rekenen, zoals lokale verenigingen dat wel kunnen. Wij beschouwen het dan ook wel als een provinciale taak en blijven van mening dat een relatief klein bedrag van ¦ 25.000,-voor de drie verenigingen gehandhaafd moet worden. Ik dien daartoe een amendement is. Wat de Stelling van Amsterdam betreft, hebben wij voorgesteld om extra geld toe te voegen aan het Kranenburgfonds. Dit voorstel wordt zonder motivering niet door het college gehonoreerd. Mijn fractie is van mening dat juist in het jaar dat de Stelling van Amsterdam op de werelderfgoedlijst geplaatst wordt, het van goed monumentenbeleid getuigt als de provincie extra geld beschikbaar zou stellen voor de restauratie van de forten die van de stelling deel uitmaken. Ons voorstel was 5 mln. Zonder iets af te doen aan onze visie ter zake laten wij genoemd bedrag nu even los. In plaats daarvan dien ik twee moties in die hetzelfde oogmerk hebben. Voorzitter! Ten slotte het beleidsveld zorg. Uit onze inbreng in eerste instantie zal gebleken zijn dat de ontwikkelingen in deze sector ons zorgen baren. Zorgen die daaruit bestaan dat er bij de plannen in het kader van de WBO tot nu toe niet gebleken dat er voldoende rekening wordt gehouden met het aanbod aan thuiszorg om de discrepantie tussen vraag en aanbod naar ouderenzorg, die zal ontstaan bij de doorvoering van deze plannen, tegen te gaan. Voorzitter! Het lijkt zeer aannemelijk dat dit tot problemen in de thuiszorg zal leiden. Wij weten het niet zeker, omdat het ons ontbreekt aan duidelijk inzicht in de uiteindelijke thuiszorgbehoefte; wellicht moeten wij noodverbanden aanleggen tussen de uitkomsten van het budgettaire rijksbeleid ter zake en hetgeen wij zelf als noodzakelijke bijdrage zien. Om nogmaals te benadrukken dat ouderenzorg voor onze fractie een kernzaak is, bied ik ter zake een motie aan. Wij wachten in spanning het antwoord van het college in tweede termijn af. Motie 55-24 Door de leden Bongers, Sanders-ten Holte, Broeren en Pluckel wordt de volgende motie ingediend: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 11 november 1996, gehoord de discussie
inzake de algemene beschouwingen en begroting 1997; overwegende, dat - de groei van het luchtverkeer van grote economische betekenis is; - deze staten eerder akkoord gingen met deze groei in de PKB Schiphol e.o. onder een aantal stringente randvoorwaarden betreffende veiligheid en milieu; - de handhaving van deze randvoorwaarden het beste gewaarborgd kan worden door de instelling van een onafhankelijk toezicht; - recent wederom sprake is van een ernstig probleem met een geluidsmuur rond een proefdraaiplaats, waardoor van het preferente baangebruik regelmatig moet worden afgeweken en over de dichtbevolkte binnenstad van Amsterdam moet worden aangevlogen; - dit probleem weliswaar door de luchthaven wordt erkend, maar niet tot een structurele oplossing is besloten; er gehandeld wordt op basis van een "herenakkoord" tussen de gemeente Amsterdam, Schiphol en de luchtverkeersleiding, en dat ten slotte burgemeester Patijn in zijn rol van commissaris van Schiphol voortdurend aandacht besteedt aan de geluidshinder; vragen gedeputeerde staten, - op korte termijn in contact te treden met Schiphol teneinde een structurele oplossing voor dit probleem af te spreken; - voorts opnieuw bij regering en Kamers aan te dringen op het nu snel instellen van een daadwerkelijk onafhankelijk toezicht op het vliegverkeer op en rond Schiphol,
van goed monumentenbeleid zou getuigen zoals dat ook in het collegeprogramma bedoeld wordt; - de toeristische industrie en de Veenweideneconomie/concept in het bijzonder door de restauratie een extra impuls gegeven wordt; - landschappelijke en cultuurhistorische aspecten hun waardevolle betekenis kunnen krijgen indien ze ook optimaal beleefd kunnen worden; verzoeken het college te bewerkstelligen dat concrete restauratieprojecten van forten en omgeving worden uitgewerkt zodat deze met gelden uit het FINH, jaarschijf 1997, gestart kunnen worden, en gaan over tot de orde van de dag. Motie 55-26 Door de leden Meijdam, Sanders-ten Holte, Heemskerk-Nusselder en Bongers wordt de volgende motie ingediend: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 11 november 1996, gehoord de discussie inzake de Algemene Beschouwingen en Begroting 1997; overwegende, dat - de komende tijd er een aantal grote projecten op het gebied van de monumentenzorg aankomen die ten laste komen van het Kranenburgfonds; - de kans niet denkbeeldig is dat het fonds in 1997 door zijn bodem zou kunnen zakken; verzoeken het college toe te zeggen om op het moment dat het Kranenburgfonds uitgeput dreigt te geraken, een extra storting in het fonds te doen,
en gaan over tot de orde van de dag. en gaan over tot de orde van de dag. Motie 55-25 Motie 55-27 Door de leden Meijdam, Sanders-ten Holte, Heemskerk-Nusselder en Bongers wordt de volgende motie ingediend: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 11 november 1996, gehoord hebbende de discussie inzake de Algemene Beschouwingen en Begroting 1997; overwegende, dat - de Stelling van Amsterdam van grote cultuurhistorische waarde is voor de provincie NoordHolland; - het belang van de cultuur-historische waarde zowel nationaal als internationaal erkend wordt; - dit geleid heeft tot plaatsing op de werelderfgoedlijst; - een extra inspanning dienaangaande van de provincie verwacht mag worden en dat zulks 57
11 november 1996
Door de leden Commandeur, De Groot, Nolthenius en Sanders-ten Holte wordt de volgende motie ingediend: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 11 november 1996; met waardering kennis genomen hebbende van de in het Beleidsplan 1997 en in de Memorie van Antwoord behorende bij Begroting en Beleidsplan 1997 verwoorde beleidsvoornemens van gedeputeerde staten met betrekking tot de ontwikkeling van duurzaam agrarisch natuurbeheer; overwegende, dat - het voor de verwezenlijking van nieuwe particuliere initiatieven op dit gebied van belang is dat uitzicht bestaat op continuïteit van beleid en op
de beschikbaarheid van voldoende financiële middelen; - er een discrepantie bestaat tussen de omvang van de in de beleidsnota en begroting genoemde incidentele middelen en de uit ambtelijke adviezen blijkende behoefte aan middelen; dragen het college van gedeputeerde staten op, het beleid met betrekking tot de ontwikkeling van agrarisch natuurbeheer met kracht voort te zetten en indien dit leidt tot concrete en in dit beleid passende initiatieven, waarvoor onvoldoende geld beschikbaar is, aan provinciale staten tijdig voorstellen te doen tot beschikbaarstelling van aanvullende financiële middelen, en gaan over tot de orde van de dag. Motie 55-28 Door de leden Smit, Meijdam, Pluckel en Bongers wordt de volgende motie ingediend: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 11 november 1996; overwegende, dat - krachtens de gewijzigde indicering voor verzorgingshuizen en het teruglopend aantal verzorgingsplaatsen een toenemend beroep op thuiszorgvoorzieningen zal worden gedaan; -het aannemelijk is dat dat leidt tot problemen in de thuiszorg; - thuiszorg in principe een rijksverantwoordelijkheid is; - op dit moment geen inzicht bestaat in de gevolgen van het plan Verpleging en verzorging voor de te verlenen thuiszorg in relatie tot een wachtlijstproblematiek; - dit inzicht vereist is teneinde een oordeel te geven over de uiteindelijke thuiszorgbehoefte en eventueel aan te leggen noodverbanden, in afwachting van de benodigde rijksgelden, verzoeken het college om voorafgaande aan besluitvorming over het plan na te gaan of de thuiszorg financieel en functioneel in staat is, de benodigde zorg te verlenen en om, indien dit niet het geval is, een tijdelijk noodverband te leggen in overleg met de staten en gelijktijdig actie te nemen richting het Rijk, teneinde de thuiszorgbudgetten structureel aan te passen aan in de staten te constateren behoefte, en gaan over tot de orde van de dag. Amendement 55-17 Door de leden Meijdam, Sanders-ten Holte, A.J. Smit en Heemskerk-Nusselder wordt het volgende amendement ingediend: 58
11 november 1996
Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 11 november 1996, gehoord de discussie inzake de Algemene Beschouwingen en Begroting 1997; overwegende, dat - de cultuurhistorie zich mag verheugen op een groeiende belangstelling in Noord-Holland; - vele historische verenigingen op lokaal niveau werken en lokaal gesteund worden; - drie historische verenigingen in Noord-Holland provinciale subsidie ontvangen omdat ze regionaal werkzaam zijn, te weten: *Historische vereniging Holland; * Historische vereniging Westfrisia; * Historische vereniging Tussen Vecht en Eem; -deze provinciale subsidie een substantiële, onmisbare bijdrage bevat aan het goed functioneren van deze verenigingen; besluiten om deze subsidie niet als posterioriteit 1997 te bestemmen, maar de subsidie ten bedrage van ¦ 25.000,-- te continueren en te dekken uit de post onvoorzien. Deze moties en dit amendement, die door een genoegzaam aantal leden zijn ondertekend, maken mitsdien onderwerp van beraadslaging uit. De voorzitter: Er is door twee sprekers het woord gevraagd voor een financiële beschouwing. De heer Bozelie (GroenLinks): Voorzitter! Ik vind het van belang om enigszins in te gaan op de betogen van de andere partijen. Wellicht verlevendigt dit de discussie. De voorzitter: Het ingaan op de betogen van andere fracties is onderdeel van de beschouwingen. Dat kan ook bij de bespreking van de moties en amendementen. Het gaat nu om specifiek financiële opmerkingen. De heer Bozelie (GroenLinks): De belangrijkste kwestie betreft de opcenten. Wij kunnen niet akkoord gaan met het voorstel van het college. Wij vinden dat dit geld niet naar de autobezitters terug moet vloeien, maar besteed moet worden aan investeringen in het openbaar vervoer. Wij vinden de CO2-uitstoot als gevolg van het autogebruik van een zodanig hoog gehalte .... De voorzitter: Dit heeft uw fractievoorzitter al naar voren gebracht. Dit is geen financiële beschouwing. De heer Bozelie (GroenLinks): Ik vind van wel. Wij willen een andere besteding van het bedrag van 7 tot 12 mln. Ik wil aangeven op welke wijze en waarom. De voorzitter: Ik verzoek u, zich zo veel mogelijk tot
de financiële beschouwingen te beperken en om niet te herhalen wat uw fractievoorzitter al naar voren heeft gebracht. De indruk zou kunnen ontstaan dat er binnen uw fractie verschillend over gedacht wordt! De heer Bozelie (GroenLinks): Ik ben het niet eens met de gang van zaken. Ik vind dat ik de financiële beschouwingen mag aanpakken zoals ik dat wil. De financiële invulling zal toch door mij moeten worden aangegeven. Wij zijn het dus niet eens met het voorstel inzake de teruggave van de opcenten. Wat de verdeling van de FINH-gelden betreft, zijn wij het eens met de opstelling van het college om de daarvoor gekozen uitgangspunten te steunen. De energiesector komt er naar onze mening wat karig af. Wij hopen dat de FINH-gelden in de toekomst meer gebruikt zullen worden voor investeringen in de energiesector. Iedereen is het er wel over eens dat het teruggeven van geld aan de automobilist een summiere bijdrage is aan het tevreden stellen daarvan. Wellicht kan in overweging worden genomen om die gelden in de vorm van een strippenkaart terug te geven. Dat zet de automobilist misschien aan tot een beter gebruik van het openbaar vervoer. Of het nu ¦ 5,-- of ¦ 12,-- is, een strippenkaart is een prima vorm daarvoor. De heer Zoon (VVD): Voorzitter! Mijn bijdrage is gericht op de middelen, dus breder dan alleen het financiële aspect. De allereerste vraag die je in het kader van een begrotingsbehandeling dient te stellen is of je over voldoende informatie beschikt om het financiële beleid en de financiële huishouding van de provincie Noord-Holland te toetsen; of een goede beoordeling mogelijk is. Andere beleidsterreinen ten spijt kan en mag op het gebied van de provinciale financiën die vraag voluit bevestigend worden beantwoord. Beleidsplan en begroting voor 1997 worden omgebogen naar een productenbegroting van te realiseren beleidsdoelen en prestaties. De in de afzonderlijke bijlagen opgesomde productgegevens en de daarbij vermelde doelstellingen, de beoogde effecten en de geleverde prestaties beschouwen wij als een goede aanvulling om vooraf te kunnen beoordelen welke doelen de provincie stelt en om achteraf te kunnen beoordelen of de beoogde effecten ook daadwerkelijk worden bereikt. Ik wijs op de drie bijlagen waarin kerngegevens, productgegevens, overzichten en meerjarenramingen zijn opgenomen. Veel informatie en de beantwoording van vele vragen uit eerste termijn zijn in die stukken terug te vinden. Ik verwijs dus expliciet naar het overzicht meerjarenramingen, productgegevens en kerngegevens. In de Memorie van Antwoord wordt het voornemen geuit om het fenomeen effectmeting te bespreken in een gezamenlijke vergadering van de Middelen- en de Rekeningencommissie. De heer Bongers is al op de Rekeningencommissie ingegaan. De suggestie van het college in dezen kan, samen met 59
11 november 1996
de Middelencommissie, worden opgepakt. Mijn eerste vraag was of wij over voldoende informatie beschikken om de financiële positie van de provincie Noord-Holland te beoordelen. Ik denk dat er eerst naar het meerjarenbeeld gekeken moet worden. Op een kleine dip in 1998 na van ¦ 802.000,-- structureel zien wij dat er tot en met 2001 een structureel positief effect is van 30 mln. De verklaring van de eenmalige dip staat op blz. 27 van de kerngegevens. Gezien de vrij besteedbare ruimte van 10 mln. en het vorige week vastgestelde Najaarsbericht, waarbij de saldireserve boven de 10% uitkomt, kan geconcludeerd worden dat er een financieel solide basis onder de provinciale financiën ligt. Daarbij kunnen nog de mogelijkheden van het Fonds investeringen Noord-Holland worden gevoegd en de kansen op het gebied van economie, werkgelegenheid enzovoorts. De conclusie kan alleen maar zijn dat wij beschikken over een solide basis om de investerende provincie te profileren. Uit de beschouwingen van de heer Bongers valt af te leiden dat de VVD-fractie het college in hoge mate steunt om de beleidsdoelen voor 1997 en volgende jaren te realiseren. Voorstellen en/of initiatieven met financiële consequenties van onze zijde tasten, met uitzondering van het beperkte voorstel met betrekking tot de historische vereniging, het financiële beeld niet of nauwelijks aan. Mijnheer de voorzitter! Wij hebben positieve geluiden laten horen met betrekking tot de financiële kaders van de middelenstroom van de provincie. Wij willen bij een tweetal onderdelen een kritische kanttekening plaatsen. In eerste instantie de systematiek van prioriteiten en posterioriteiten. In het beleidsplan kondigt het college aan dat deze systematiek eindig is en dat er een andere werkwijze zal worden ontwikkeld om vrije ruimte te creëren voor nieuw beleid. Dit impliceert ons inziens een zeer concreet gerichte keuze met beleidsmatig grotere consequenties dan nu toe het geval is. Die consequenties kunnen zich over meerdere jaren uitstrekken. Het lijkt evenwel dat het college in zijn beantwoording van statenvoordracht 55a, blz. 3, 3.2, op het in het beleidsplan aangekondigde voornemen wil terugkomen. De exercitie die is uitgevoerd, heeft voor 1997, aldus GS, slechts één posterioriteit opgeleverd. Wij hechten eraan, uit te spreken dat als de systematiek van posterioriteiten en prioriteiten wordt gewijzigd, dit niet de consequentie zal hebben dat een bepaalde vorm van weging ten aanzien van eventuele nieuwe beleidsvelden wordt afgeschaft. Wij willen voorkomen dat er een zogenaamde autonome groei in die financiële paragraaf van de provincie plaatsvindt. Wij verwachten op dit punt een belangrijke, aanvullende reactie van de zijde van het college. Het tweede onderdeel waarbij wij enige kanttekeningen plaatsen, is het onderwerp kwaliteitsbeleid. Zou je aan de staten van NoordHolland de vraag voorleggen van welke kwaliteit de Noord-Hollandse producten zijn, dan ontvang je
uiteenlopende reacties. Eerlijk gezegd, zou ik dat ook een moeilijk te beantwoorden vraag vinden, omdat bijvoorbeeld de klanten van de provincie NoordHolland nogal divers van aard zijn. We hebben het over waterschappen, gemeenten, burgers, maatschappelijke organisaties enzovoorts.
fractie de werkverdeling nog eens aan de orde kunnen stellen.
De heer Bozelie (GroenLinks): Is dit ook een financiële beschouwing?
De heer Zoon (VVD): Oké. Een tweede punt van "kritiek" was het onderwerp kwaliteitsbeleid. Zou je aan de staten van Noord-Holland de vraag voorleggen van welke kwaliteit de Noord-Hollandse producten diende te zijn, dan ontvang je uiteenlopende reacties, zo heb ik gezegd. Eerlijk gezegd, vind ik dat ook een moeilijk te beantwoorden vraag, omdat er diverse klanten zijn van de provincie. Toch moet er naar mijn mening een systeem te ontwikkelen zijn op basis waarvan het college, en in het verlengde daarvan de staten, een waardeoordeel over deze vraag kunnen uitspreken. Ik verzoek het college dan ook, na te gaan op welke wijze een beleid over de toetsing van de kwaliteit van onze Noord-Hollandse producten te ontwikkelen is. Dat beleid dient in mijn ogen niet gericht te zijn op de makers van het beleid - politiek en ambtenaren maar in eerste instantie op de vele klanten die de provincie Noord-Holland ongetwijfeld heeft. Voorzitter! Dit was mijn bijdrage in de sfeer van de middelen. Het ging over de financiën, maar ook over meer. Financiën zijn, evenals mensen en machines, middelen om doelen te bereiken. Vandaar dat onze bijdrage over meer dan alleen geld an sich gaat. Zeker is wel dat de door mij geschetste solide financiële basis de staten van Noord-Holland in staat stelt, de "veeldoelenhuishouding Noord-Holland" vorm te geven. Wat de VVD-fractie betreft, willen wij graag achteraf de effecten daarvan, kan het zijn in positieve zin, meten en als het even kan de kwaliteit ervan beoordelen.
De voorzitter: Ja, want het gaat over de aard van productbegrotingen en dat is een duidelijk financieeltechnische aangelegenheid. De heer Zoon (VVD): Ik heb ook gezegd dat ik onder de noemer financiële beschouwingen een betoog houd, geënt op de middelen en dat betreft mensen, geld, organisatiestructuren ten behoeve van de realisatie van een doel. De voorzitter: Het moet wel in het kader van de financiële beschouwingen staan. De heer Bozelie (GroenLinks): In de algemene beschouwingen van de partijen komt de financiële achtergrond aan de orde. Dat moet dan toch in de financiële beschouwing van de woordvoerder financiën behandeld kunnen worden? De voorzitter: Ik snap u niet. Verschillende fracties hebben in hun algemene beschouwing, schriftelijk en mondeling, zowel de algemene politieke alsook de financiële aspecten meegenomen. Twee fracties maken een specifiek onderscheid tussen algemene beschouwingen en financiële aspecten. Andere partijen hebben dat geïncorporeerd. Een fractie moet niet twee keer een algemene beschouwing houden, dat wekt verwarring. De heer Bozelie (GroenLinks): Je kunt een partij toch de gelegenheid geven om te reageren op het financiële betoog van andere partijen? Degene die een algemene beschouwing houdt, is waarschijnlijk niet de financieel specialist. De algemene beschouwingen zouden dan in tweeën gedeeld moeten worden: algemeen en financieel. De voorzitter: Dat kan. Sommige fracties kiezen daar ook voor, maar dan moet dat onderscheid wel gemaakt worden. Ik had er bezwaar tegen dat u weer een algemene beschouwing hield. De heer Van Ruller (CDA): De wijze waarop de heer Zoon aangaf, zijn beschouwing in te kleden, duidt erop dat de term "financiële beschouwing" verouderd is. De voorzitter: Ik luisterde scherp en het ging tot nu toe aardig. De heer Zoon (VVD): De heer Bozelie zou in zijn 60
11 november 1996
De heer Bozelie (GroenLinks): Wij hebben in de fractie duidelijk afgesproken dat ik zou ingaan op de financiële aspecten van de betogen van de fracties.
De vergadering wordt van 12.45 uur tot 14.30 uur geschorst. De voorzitter: Ik wil allereerst namens GS op een tweetal aspecten ingaan. Daarna zullen de respectievelijke gedeputeerden hun reactie geven, waarbij zij tevens het oordeel van GS geven over de ingediende amendementen en moties. Er is van verschillende zijden kritiek geuit op de procedure van de begrotingsbehandeling. In goed overleg met het Seniorenconvent hebben wij voor de zomer besloten, de procedure te veranderen vooral om te proberen, er werkelijk algemene beschouwingen van te maken, een debat op hoofdlijnen. De bedoeling was, de gedachtewisseling pregnant te maken. Mevrouw Goijert heeft hieraan herinnerd. Hierop gelet, hebben wij besloten, een schriftelijke ronde in te lassen en de begrotingsbehandeling op één dag te concentreren. De ervaringen hiermee moeten uiteraard geëvalueerd worden. Daarover zal in het Seniorenconvent nader gesproken worden. Dit neemt niet weg dat er nu al bezwaren zijn
geuit en kritische kanttekeningen zijn geplaatst. Er was vooral kritiek op dat de fracties niet onmiddellijk beschikten over de inbreng van andere fracties, zoals was afgesproken. Ook het feit dat veel antwoorden op concrete vragen in de reactie van GS ontbraken of dat daartoe naar de commissie werd doorverwezen, is aan de orde gesteld. Daarbij komt dat naar het oordeel van velen het antwoord van GS een sterk politiek neutraal karakter had, waarvan niet direct een impuls tot politieke discussie uitging. Het is goed dat deze bezwaren zijn geuit. Wij kunnen deze bij de evaluatie betrekken. Bovendien worden veel bezwaren door GS onderschreven, zonder overigens afbreuk te willen doen aan het vele goede werk van de medewerkers - er is heel hard aan gewerkt - en zonder afbreuk te willen doen aan de kwaliteit van de stukken. Dit geldt voor de inbreng van de fracties en voor een deel ook voor het antwoord van GS. Sommige bezwaren zijn technischadministratief gemakkelijk te ondervangen. Het tijdig verzenden van de inbreng van de fracties had moeten gebeuren en dit zal de volgende keer ook geschieden. Echter, om aan andere bezwaren tegemoet te komen, is wijziging van de politiek-bestuurlijke aanpak nodig. Wij komen nog te spreken over de evaluatie. Zonder hierop vooruit te lopen, wil ik nu al de gedachte opperen om volgend jaar het schriftelijk antwoord van GS in twee delen te splitsen. In het tweede deel kan dan bij wijze van spreken artikelsgewijs ingegaan worden op de concrete vragen. In het eerste deel kan dan politiek-bestuurlijk worden ingegaan op de hoofdlijnen van de inbreng van de onderscheiden fracties. Beide delen moeten uiteraard beknopt worden gehouden, maar op deze wijze kan aan een deel van de bezwaren tegemoet gekomen worden. Uitgaande van de motto's dat Keulen en Aken niet op één dag gebouwd zijn en dat wij nooit te oud zijn om te leren, lijkt het mij verstandig om dit volgend jaar zo te doen. Wij denken op deze wijze de bezwaren voor een groot deel te kunnen ondervangen terwijl de voordelen van de procedure behouden worden. Ik verwijs nogmaals naar hetgeen mevrouw Goijert hierover heeft gezegd. Ik wil namens GS een aantal opmerkingen in de schriftelijke inbreng van de CD-fractie niet onweersproken laten. Er is aangegeven dat deze niet in overeenstemming zijn met de feiten. De heer Elsthout heeft hierop gezegd dat de feiten niet genoemd worden. De Centrumdemocraten stellen dat ook dit jaar weer 125.000 buitenlanders in ons land gekomen zijn. Dat is niet waar. De heer Elsthout (CD): Niet gekomen zijn, maar zich dit jaar hier zullen vestigen. Dit zijn cijfers van het CBS.
De voorzitter: Het CBS en het Sociaal en cultureel planbureau geven in de publicaties aan dat er een vestigingsoverschot van in totaal 50.000 buitenlandse immigranten is. Dit is een zeer heterogene groep. Hierin zijn begrepen 25.000 asielzoekers waarvan het definitieve verblijf nog niet geregeld is. De heer Elsthout (CD): U heeft het over een vestigingsoverschot. Dat klopt. Er gaan ook mensen weg, maar er komen er dit jaar 125.000 ons land binnen. De voorzitter: Ook dat is niet juist. De heer Elsthout (CD): Dan doet het CBS zijn werk niet goed. De voorzitter: Of u leest de stukken niet goed. Ik wijs er vervolgens op dat het vestigingsoverschot in de loop der jaren afneemt, zelfs in de hoge variant en de middenvariant van het NIDI en van het CBS. Dit neemt in de loop der jaren af van 50.000 tot 30.000 à 25.000. Er staat dat in de afgelopen acht jaar meer dan een miljoen buitenlanders Nederland binnen zijn gekomen. Daar is geen sprake van. Op dit moment zijn er volgens de ruime definitie 1,2 miljoen buitenlanders in dit land - mensen van buitenlandse afkomst volgens de ruime definitie - en dat is 8% van de Nederlandse bevolking. Een zeer groot deel daarvan heeft de Nederlandse nationaliteit, namelijk meer dan de helft. Deze 1,2 miljoen mensen zijn in de afgelopen vijfentwintig jaar naar Nederland gekomen. Er wordt gesteld dat uit de IRT-enquête zou blijken dat grote groepen nieuwkomers zich bezighouden met georganiseerde en zware criminaliteit. Daar is geen sprake van! Zeker, ook onder buitenlanders komt criminaliteit voor, maar dat grote groepen zich daarmee zouden bezighouden, is een volstrekte vertekening van de werkelijkheid. Het leeuwendeel van de mensen van buitenlandse afkomst - nogmaals: vaak met de Nederlandse nationaliteit zijn keurige oppassende burgers die belasting en premies betalen en die op normale wijze sociale controle ondervinden. Zij hebben normen en waarden die wij met hen delen. Het is goed dit eens naar voren te brengen. Dit wil overigens niet zeggen dat er geen problemen zijn. Die zijn er zeker in de binnensteden van de grote steden, maar die problemen zijn van geheel andere aard en orde. Een en ander heeft te maken met werkloosheid, met onderwijs en met achterstanden. Deze problemen zijn niet in die mate het overwegende gevolg van overigens verkeerd gegeven cijfers.
De voorzitter: Ook dat is niet waar! De heer Elsthout (CD): Het CBS publiceert die cijfers.
61
11 november 1996
De heer Bongers (VVD): Voorzitter! Het is volstrekt juist dat u de cijfers nog eens duidelijk noemt. Ik meen dat u noch wij ons hoeven te rechtvaardigen voor het toelatingsbeleid in reactie op hetgeen de CD
daarover steeds naar voren brengt. De voorzitter: U heeft gelijk, maar ik wilde duidelijkheid geven over de cijfers om te voorkomen dat er een onjuist beeld wordt opgeroepen dat geen recht doet aan de aard van de problematiek waar wij in dit land voor staan. Mevrouw Declercq (GroenLinks): Voorzitter! Het is heel goed dat u deze cijfers genoemd heeft. Echter, ook al waren die anders geweest, dan nog zijn de opvattingen van de CD zeer verderfelijk omdat zij aanzetten tot vreemdelingenhaat. Hoe de cijfers ook zijn, de uitgangspunten van de CD zijn verderfelijk. De voorzitter: Ik geef het woord aan gedeputeerde Tielrooij voor het eerste deel van de beantwoording van GS. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter! Ik zal ingaan op de opmerkingen van de financiële woordvoerders. Vervolgens pik ik enkele krenten uit hetgeen schriftelijk en mondeling door de fracties bij de algemene beschouwingen naar voren is gebracht. Door de fracties van CDA en VVD is aandacht gevraagd voor een heroverweging of nadere bestudering van het beleid inzake de kleine kernen. Het college heeft erop gewezen dat dit beleid al decennia lang gevoerd wordt. Op zichzelf kan dit tot de conclusie leiden dat het dan wel eens tijd wordt een en ander tegen het licht te houden. Echter, zeer kort geleden is uitvoerig gediscussieerd over de kleine kernen en de daarmee samenhangende problemen in het kader van het streekplan NoordHolland-Noord. Op dat moment is het beleid van de voorgaande jaren herbevestigd. Het nationale beleid inzake ruimtelijke ordening is ook gebaseerd op de hoofdlijnen zoals die in deze staten worden gehanteerd. Het gaat om een zodanige bundeling van de huisvesting dat een versterking van het stedelijk gebied wordt bereikt. De open ruimte wordt op die wijze gespaard. Op bladzijde 9 van het collegeprogramma worden de cruciale uitgangspunten voor de ruimtelijke ordening en de volkshuisvesting genoemd: zuinig gebruik van de ruimte, uitvoering van de Vinex-taakstelling op de overeengekomen locaties, aandacht voor de leefbaarheid van het platteland in sociaal en economisch opzicht, stedelijk ruimtegebruik waarbij milieuregels worden gesteld en het met kracht voortzetten van het actieprogramma actualisering van de bestemmingsplannen buitengebied. De uitvoering van het beleid op het terrein van de ruimtelijke ordening is uitgangspunt geweest bij het vaststellen van de streekplannen, in het bijzonder bij het streekplan Noord-Holland-Noord. Voorzitter! Ik constateer desalniettemin dat een meerderheid van de staten een en ander tegen het licht wil houden. Ik ben daar uiteraard toe bereid, maar ik wil de zaak dan wel omkeren. Er is terecht gewezen 62
11 november 1996
op de antennefunctie van de provincie. Ik wil dan ook voorstellen om eerst gebruik te maken van de antennes, waarna een eerste discussie kan plaatsvinden in de commissie Ruimtelijke Ordening, waarbij het college "gevoed" kan worden met de opgevangen signalen. Op dat moment kan beoordeeld worden of de antennes goed gewerkt hebben en of het noodzakelijk is, een notitie uit te brengen waarin het beleid eventueel bijgesteld kan worden. De heer Bongers (VVD): Voorzitter! De gedeputeerde zegt in feite dat bouw in de kleine kernen per definitie aantasting van de open ruimte betekent. Dat is niet de bedoeling. Het gaat erom dat de kleine kernen een voldoende verzorgingsniveau krijgen. Wij willen vasthouden aan de collegeafspraken om de open ruimte te handhaven. Ik dring erop aan dat het college op korte termijn een notitie ter zake uitbrengt, zonder dat eerst de signalen in de commissie RO ter sprake komen. De gedeputeerde weet nu hoe VVD en CDA daarover denken. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Ik heb niet gezegd dat hetgeen naar voren is gebracht, in strijd is met het collegeprogramma. Ik heb alleen duidelijk gemaakt dat er expliciet aandacht is gegeven aan het ruimtelijk beleid bij de woningbouw. Als er een meerderheid van de staten over dit onderwerp wil discussiëren, dan kan dat. Ik ben daar vrij laconiek in. Ik ben echter niet in staat om de staten voor de eerstvolgende of daaropvolgende commissievergadering een notitie voor te leggen, want het is een complexe materie. Met behoud van de door mij gedane toezegging, wil ik graag van de gelegenheid gebruikmaken om in commissieverband hieraan een eerste ronde te wijden. Dat kan ook, omdat eerder bij de discussie over de dichtheden al een relatie is gelegd met het ruimtelijk beleid. Ik stel voor, de door mij geschetste procedure te volgen. De heer Bongers (VVD): Met dat antwoord kan ik leven, want uiteindelijk is niemand tot het onmogelijke gehouden. Mevrouw Karssen (CDA): Ik herinner eraan dat de gedeputeerde in de eerste commissievergadering waar hij als portefeuillehouder aanwezig was, heeft toegezegd dat deze problematiek aan de hand van een notitie in de commissie aan de orde gesteld zou worden. Wij zijn inmiddels al weer een tijdje onderweg. Ik wil niet zeggen dat wij die notitie morgen in de commissie moeten behandelen, maar er was al een toezegging, deze notitie in de commissie te behandelen. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Ik heb niet gezegd dat er geen notitie zal worden uitgebracht. Ik heb er alleen op gewezen dat dit op een manier dient te gebeuren, waarbij wij elkaar met argumenten kunnen bestrijden. Dat wil ik graag. Eerste aanknopingspunt is de discussie over de
dichtheden, die een relatie heeft met het ruimtelijk beleid. Voorzitter! De heer Poelmann heeft over de ruimtelijke ordeningsaspecten van Schiphol gesproken. Dat hebben overigens vrijwel alle woordvoerders gedaan. Het college heeft aangegeven, een duidelijke rol te willen spelen in de discussies over de uitbreiding van Schiphol of over de tweede luchthaven. Dit zijn overigens geheel verschillende discussies. Het college heeft met nadruk aandacht voor de kustlocaties gevraagd. Het moge duidelijk zijn dat de ontwikkelingen van Schiphol niet alleen zeer snel verlopen, maar er ook toe leiden dat de investeringen per dag toenemen. In deze regio zijn al miljoenen zo niet miljarden geïnvesteerd. De steun van de provincie aan het kabinetsvoorstel voor het tracé van de HSL hangt nauw samen met de toekomst van Schiphol. Wij zien graag dat passagiers per trein worden vervoerd op de trajecten binnen Europa. Naar het oordeel van GS moet Schiphol ten minste als investeringsplaats in stand blijven. Dit betekent dat eventuele nieuwe locaties op redelijke afstand van Schiphol gerealiseerd moeten worden. Wij zullen op korte termijn moeten praten over de vraag op welke wijze een en ander gestalte kan worden gegeven. Ik wil nu al kwijt dat het college niet ongevoelig is voor suggesties om dergelijke overlast gevende bedrijvigheid op plaatsen te vestigen waar men er de minste hinder van ondervindt. Een locatie in zee - ik heb het dan niet over de locatie waarover op dit moment gesproken wordt - is dan niet direct af te wijzen, om het voorzichtig te formuleren. De heer Poelmann (D66): Ziet het college een locatie in de Markerwaard als minder haalbaar, mede gelet op de afstand? Ik begrijp dat GS, als uitbreiding al noodzakelijk is, voorkeur hebben voor een locatie in zee. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Op de eerste vraag kan ik bevestigend antwoorden. Ik wijs ook op de notitie over de kustlijn, die in de staten is behandeld. De kwetsbaarheid van het open water behoeft om een aantal redenen de grootst mogelijke aandacht. Ik noem milieu, natuur, waterbeheer en wat dies meer zij. Een en ander is overigens in lijn met hetgeen de staten in het verleden hebben vastgesteld. Vervolgens moet inderdaad een discussie over de ontwikkeling van Schiphol gevoerd worden, waarbij buitengaatse opties in beeld komen. De heer Poelmann (D66): In het onderzoek naar een niet al te veel hinder gevende locatie in de Noordzee moet ook de vraag betrokken worden of het mogelijk is om het aantal vliegbewegingen terug te dringen. Speelt deze gedachte ook in het achterhoofd van het college? De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Wij moeten op dit punt uitermate voorzichtig zijn om te 63
11 november 1996
voorkomen dat suggesties een eigen leven gaan leiden. De hoofdoorzaak van de overlast van Schiphol wordt niet gevormd door de infrastructuur maar door het aantal vliegbewegingen. Als aan dat laatste iets gedaan kan worden, is het politiek gezien zeer onverstandig om dit na te laten. Ik kan daar op dit moment uiteraard geen oordeel over geven, gezien de summiere plannen. De heer Smits beweert dat een dergelijke locatie tot de mogelijkheden behoort. Ik wil hem graag steunen, maar ik kan een en ander op dit moment nog niet goed beoordelen. Op dit punt wordt met veel nadruk en zeer regelmatig contact onderhouden met de NV Luchthaven Schiphol en met de KLM. De heer Koetsier (GroenLinks): Wordt bij de beoordeling van een eventuele locatie in zee nog rekening gehouden met het maximum van 44 miljoen passagiers of wordt ook die grens verlegd? De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Die grens zal veel eerder bereikt worden dan wij tot voor kort voor mogelijk hielden. Wij willen uiteraard dat de politiek zich op dit punt laat gelden en dit betekent dat wij moeten nadenken over een beslissing die in een zeer nabij gelegen toekomst moet worden genomen. Ik houd onverkort vast aan hetgeen de staten voor Schiphol in deze configuratie hebben gesteld. Ik noem het maximumaantal passagiers van 44 miljoen, het vastgestelde maximum aan tonnages vracht en een bepaald aantal passagiers dat via de HSL bestemmingen binnen Europa kan bereiken. Ik wijs erop dat wij aanvankelijk nog uitgingen van een maximum van 40 miljoen passagiers. Het kabinet heeft dat verhoogd tot 44 miljoen, maar goed, dat zij zo. Die grens is voor ons nog steeds uitgangspunt. Als goede politici moeten wij spreken over de periode waarin dat aantal wordt bereikt en over de vraag wat er dan dient te gebeuren. Voorzitter! Ik heb mij een beetje gestoord aan de stellingname van de woordvoerder van de fractie AOV/OU55+. Hij sprak over de arrogantie van de getalsmatige macht. Wij hebben telkenmale getracht, in redelijkheid in te gaan op hetgeen door de fracties naar voren is gebracht. Dat geldt ook voor de fractie AOV/OU55+. Als dat in onvoldoende mate is gebeurd, betreuren wij dat. De voorzitter heeft daar in het algemeen al over gesproken. Het gebruik van dergelijke woorden gaat mij echter te ver. De verruwing van het taalgebruik in de politiek vind ik bepaald niet plezierig. De heer Lauxtermann heeft gezegd dat er een zeer rooskleurig financieel beeld wordt geschetst, maar dat de tegenvallers en de missers niet worden aangegeven. Ik zat op het puntje van mijn stoel om te horen welke tegenvallers en welke missers dat dan wel zouden zijn. Ik kreeg echter het tegendeel te horen. De heer Lauxtermann begon met het inboeken van de meevallers die het college tot stand heeft gebracht. Hij is in het vervolg van zijn betoog totaal niet ingegaan op zijn suggestie dat achter het positieve plaatje een andere
werkelijkheid schuilgaat. Ik neem daar afstand van. De heer Lauxtermann (AOV/OU55+): Voorzitter! Ik heb gezegd dat het college slecht leest, maar ik begrijp nu ook dat het slecht hoort. Ik heb niet gezegd dat er zaken zijn verdoezeld. Ik heb erop gewezen dat de gunstige ontwikkelingen bij het college en de VVD-fractie tot euforie leiden - men sprak van een buidel met geld - maar dat gezwegen wordt over de tegenvallers die er wel degelijk ook zijn. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Dan heb ik u toch goed begrepen. U zegt dat het college eenzijdige informatie geeft en dat het de tegenvallers niet laat zien. De heer Lauxtermann (AOV/OU55+): Ik denk dat u de Nederlandse taal niet goed begrijpt. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Dan moet u haar anders gebruiken, opdat ik het wel kan begrijpen. Ik haal uit uw woorden dat u uit de stukken onvoldoende informatie heeft gekregen en dat de tegenvallers helderder hadden moeten worden gemeld. De heer Lauxtermann (AOV/OU55+): Ik zeg alleen dat u voortdurend "hoera" roept en niet zegt dat er natuurlijk ook veel tegenvallers zijn. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter! Duidelijk is dat wij zo veel mogelijk trachten aan te geven wat de uiteindelijke uitkomsten op financieel gebied zijn. De heer Zoon heeft terecht zijn zorgen erover uitgesproken dat er, wanneer de weg van het stellen van posterioriteiten wordt verlaten, geen weging meer zal plaatsvinden. Ik zeg hem toe dat bij de gerichte keuzes die dan moeten worden gemaakt, de politieke weging met nadruk een rol zal spelen. De heer Poelmann voelde zich enigszins in zijn kuif gepikt omdat bij de bekendmaking van de meevaller op het terrein van de opcenten geen woord aan de rol van de oppositie is gewijd. Ik kan hem geruststellen. Naar aanleiding van de commissievergadering waarin ik mededeling deed van de meevaller van 14 mln. werd ik door de radio geïnterviewd. Bij die gelegenheid heb ik gezegd dat als enige van de aanwezige partijen D66 verlaging van de opcenten bepleitte. Dit kwam mij weer op verwijten van andere partijen te staan die vroegen waarom ik alleen D66 had genoemd. De heer Poelmann is in het allereerste vuur van de vreugde over de meevaller zeker niet vergeten. Ik zeg tegen mevrouw Smit dat het hier geen sinterklaas is en dat ook de kerstman en de paashaas niet aanwezig zijn. Mevrouw Smit-Boerma (De Groenen): Jammer!
64
11 november 1996
De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Dat begrijp ik. Jarenlange discipline van de staten, van de ambtelijke organisatie als budgetbeheerder en van de gedeputeerde voor de financiën heeft ervoor gezorgd dat onze provincie met een op de toekomst gerichte visie een zodanig financiële positie heeft verworven dat die als een van de gezondste in Noord-Holland kan worden gezien. Dat hebben de staten in acht à negen jaar bewerkstelligd. Er is geen sprake van een onverwachte sint noch van een verlate paashaas, maar wel van bewust politiek beleid. De heer Poelmann (D66): Voorzitter! Gaat de gedeputeerde nog in op de opmerkingen over de ontwikkelingsvisie 2030 of 2000+? De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Het is goed dat u daaraan herinnert, want dat punt dreigde ik te vergeten. De ontwikkelingsvisie is aan het eind van het derde of in het vierde kwartaal van het volgend jaar klaar. Ik wil graag dat elke stap daarin besproken wordt, zodat er sprake is van een wisselwerking tussen college en staten. De procedures inzake de streekplannen Zuid-Kennemerland en Gooi en Vechtstreek komen tot een eind in 1998. De procedure van het ROA-structuurplan is april 1997 klaar. Wij hebben de streekplannen Haarlemmermeer en Amsterdam-Zaanstad vastgesteld en Purmerend zal spoedig volgen. Een groot aantal plannen inzake de ruimtelijke ordening is in de staten aan de orde geweest. Ik heb al eerder uitgelegd dat het niet verstandig is om te streven naar een allesomvattend streekplan. Ik wijs op de ervaringen met NoordHolland-Noord. Toen is geprobeerd, enige zojuist vastgestelde streekplannen daarbij te betrekken. Dat is toen niet gelukt, zoals men weet. Het is wenselijk voor het streekplan Zuid-Holland-Zuid niet alles overhoop te halen. Via de streekplannen moeten acute problemen worden opgelost. Ik heb de staten toegezegd dat de gehele situatie eind 1997 begin 1998 zal worden beoordeeld. Daarnaast is op dit moment het waterhuishoudingsplan in procedure. Ook dat wordt kortgesloten met de in behandeling zijnde streekplannen. Ik hoop dat de staten nog in deze collegeperiode een totaalbeeld van de ruimtelijke ordening in Noord-Holland-Zuid kunnen krijgen. Dat is nog geen garantie dat in deze collegeperiode dit streekplan vastgesteld kan worden. Gelet op de termijnen die daarvoor gelden, zal dit niet gehaald worden. De in behandeling zijnde streekplannen worden gecombineerd met de ontwikkelingsvisie. Voorzitter! De ontwikkelingsvisie is erop gericht, te bepalen op welke wijze nu gehandeld moet worden om in de verdere toekomst problemen te voorkomen. Beslissingen die wij nu nemen, hebben later consequenties. Het is daarom noodzakelijk, enigszins een beeld te hebben van de situatie in 2000+. Ik neem deze term maar over van de minister-president. Ik hoop dat wij in het eerste halfjaar van 1998 de
totale situatie kunnen overzien. Dan kan eventueel besloten worden tot één streekplan. De heer Poelmann (D66): Wij zijn net begonnen met de behandeling van het streekplan Gooi en Vechtstreek. Dit zal ook een rol moeten spelen in de ontwikkelingsvisie voor de gehele provincie. Ik denk overigens dat het wel uitmaakt of het de ontwikkelingsvisie 2000+ of de ontwikkelingsvisie 2030 genoemd wordt. Het gaat om het denkkader. Ik weet ook wel dat de Vinex-contracten tot 2005 en 2010 doorlopen.
Mevrouw Goijert (CDA): Ik heb nog gevraagd om een planning van de FINH-projecten voor het einde van dit jaar. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Bedoelt u de jaarschijf 1997? Mevrouw Goijert (CDA): Ja. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Die krijgt u. Dat heeft u overigens zelf al beslist.
De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Ik heb al eerder gezegd en ik herhaal graag dat de mensen die werken aan het streekplan Gooi en Vechtstreek, het streekplan Zuid-Kennemerland en de ontwikkelingsvisie zeer frequent contact hebben om een zo integraal mogelijk geheel tot stand te brengen.
Mevrouw Goijert (CDA): Wij willen graag een goed overzicht, zodat wij kunnen zien dat het tempo erin blijft. Verder heb ik nog geen reactie gekregen op mijn vraag naar de ondersteuning van de gemeenten. Ik krijg graag bevestigd dat dit punt de benodigde aandacht krijgt.
De heer Poelmann (D66): Bent u bereid in het vervolg te spreken over de ontwikkelingsvisie 2000+?
De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): U doelt op het toezicht op de gemeentefinanciën, maar ik ga alleen over de provinciale financiën.
De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Als u daar meer vrede mee heeft.
Mevrouw Goijert (CDA): Bij de aanvraag van de projecten is er een zekere samenhang.
De heer Poelmann (D66): Dat vind ik duidelijker.
De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Ik wil mijn collega van het CDA niet het gras voor de voeten wegmaaien.
De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Dan doen wij dat. Mevrouw Karssen (CDA): De heer Tielrooij gaat in zijn beantwoording een beetje langs de vragen heen. Zijn stellingname ten aanzien van de streekplannen is ons wel duidelijk, hoewel wij het er niet mee eens zijn. In de Memorie van Antwoord staat echter dat in de ontwikkelingsvisie 2030 of 2000+, zoals zij nu heet, vooral de aandacht gericht wordt op NoordHolland-Zuid. Daar verzet mijn fractie zich met kracht tegen. Wij vinden dat alle delen van de provincie onze volle aandacht nodig hebben. De nadruk komt te sterk op het zuiden van de provincie te liggen. Die passage zou eigenlijk uit de Memorie van Antwoord geschrapt moeten worden. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Als u uit de Memorie van Antwoord opmaakt dat het noordelijk deel van de provincie geen aandacht krijgt in de ontwikkelingsvisie dan is dat volstrekt onjuist. Ik heb alleen aangegeven dat er zich veel ontwikkelingen voordoen in Noord-Holland-Zuid. De streekplannen in het zuiden worden herzien en daar is ook een bundeling van problemen inzake ruimte en mobiliteit. Het is dan vanzelfsprekend dat het college de nadruk legt op de noodzaak om die problemen op te lossen. Dat mag echter absoluut niet omgedraaid worden. Dat staat er ook niet. De ontwikkelingsvisie zal zich ook uitstrekken tot Noord-Holland-Noord. Voorzitter! Ik zal nu een oordeel geven over enkele moties en amendementen. 65
11 november 1996
De heer Poelmann (D66): Behoort een eventuele provinciale rekenkamer wel tot uw portefeuille? De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Ik heb geprobeerd, te reageren op een aantal hoofdlijnen van de politieke discussie. Ik wil echter best op deze vraag antwoord geven. De heer Poelmann weet net zo goed als ik dat het onmogelijk is om nog dit jaar een notitie over de provinciale rekenkamer op te stellen. De staten krijgen een notitie ter zake maar niet meer dit jaar. De heer Poelmann (D66): Het gaat mij er niet om of die notitie in december of januari verschijnt. Belangrijk is dat er snelheid betracht wordt. Dit is echter wel degelijk een politiek belangrijk thema. Daarmee komen essentiële vragen zoals die naar de doelmatigheid aan de orde. Dat is toch geen zijlijn? De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Overigens vind ik nog steeds dat wij beschikken over een uitermate kundig apparaat dat de provincie op financieel terrein zeer nauwgezet volgt, namelijk de Rekeningencommissie. De heer Poelmann (D66): Nu grijpt u vooruit op de discussie. De Rekeningencommissie kan de rapporten van de rekenkamer bespreken. Zo gaat dat in Den Haag ook. De rekenkamer is een geheel ander orgaan dan de Rekeningencommissie. Deze discussie wordt
nog vervolgd. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Goed. Voorzitter! Dan nu de moties en amendementen. Het college is tegen amendement 556. Mevrouw Abbas (D66): Voorzitter! Wij willen graag een wijziging in dat amendement aanbrengen. In het tweede besluit moeten de woorden "hetzelfde bedrag als in 1996" weggestreept worden. De voorzitter: Amendement 55-6 (zie blz. 28) is aldus gewijzigd. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Dat bedrag klopte inderdaad niet. Afgezien daarvan moet naar de mening van het college dit amendement niet worden aangenomen. Wij volgen de discussie over de toekomst van dit fonds en de eventuele relatie met andere beleidsterreinen nauwgezet. Een verschuiving van de doelstelling van het vooroorlogse naar het naoorlogse woningbestand is dermate veelomvattend dat GS daar nu geen voorkeur kunnen uitspreken. Wij vragen ons ook af of dit in de toekomst moet gebeuren. Een en ander hangt af van de resultaten van de discussie hierover van de gezamenlijke provincies met staatssecretaris Tommel. Amendement 55-11 strekt ertoe, extra middelen voor de ouderenzorg ter beschikking te stellen uit de meeropbrengst van de opcenten. Voorzitter! Nog los van de inhoudelijke argumentatie merk ik op dat dit geld in het voorstel van het college reeds vergeven is. Daarmee komt de dekking te vervallen. De vraag is overigens ook of een dergelijk voorstel op zichzelf gesteund moet worden. Mevrouw Declercq (GroenLinks): Hoe staat het college ertegenover als wij een andere dekking hiervoor aangeven? De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): De stelling dat het begrote bedrag van ¦ 137.000,-- te laag is, is voor het college geen uitgangspunt. Wij hebben bezwaren tegen de dekking maar ook tegen de inhoud. Het college is dus tegen aanvaarding van dit amendement. Het college is ook tegen aanneming van amendement 55-12. De Stimuleringsregeling ouderenhuisvesting zal aan een evaluatie worden onderworpen. Medio 1997 hebben wij inzicht in de vraag of de gevoteerde gelden tot het door ons gewenste doel hebben geleid. Op dat moment zullen wij, zo nodig, hernieuwde voorstellen op dit terrein aan de staten voorleggen. Dit geldt ook voor amendement 55-13. De dekking klopt niet omdat dit bedrag al is vergeven bij de vaststelling van het Najaarsbericht. Het college heeft hiertegen dezelfde bezwaren als tegen amendement 55-12.
66
11 november 1996
De heer Poelmann (D66): Het is gebruikelijk om rentebaten toe te voegen aan de algemene middelen. Geldt dit ook voor rentebaten van doeluitkeringen? Ik herinner mij dat een aantal gemeenten het er niet mee eens was dat rentebaten van stads- en dorpsvernieuwingsgelden door ons niet in dat fonds werden teruggestort. Zij hebben dit later alsnog afgedwongen. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Dat was een andere kwestie. Toen is een bedrag beschikbaar gesteld voor de gemeenten zonder de regeling op zichzelf aan te tasten. Sinds jaar en dag kennen wij de regel dat de wettelijke rente aan de desbetreffende fondsen wordt toebedeeld. De meeropbrengst die onder andere door creatief cashmanagement tot stand gebracht wordt, vloeit naar de algemene middelen. Dat gedeelte is bij de vaststelling van het Najaarsbericht toegevoegd aan de algemene reserve. De heer Lagas (AOV/OU55+): Ik vind het onzuiver dat 2% van de desbetreffende voorziening zo maar in de algemene middelen wordt gestopt. Waar is dat beleid op gebaseerd? Ik heb dat nooit ergens terug kunnen vinden. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): De staten hebben uitvoerig gesproken over het fondsenen reservesbeleid. Bovendien heb ik iets anders gezegd. Een gedeelte, namelijk de wettelijke rente, wordt toebedeeld aan de doeluitkering of het fonds en het meerdere aan de algemene middelen. Dat besluit hebben wij de vorige vergadering bij de vaststelling van het Najaarsbericht genomen. Voor 1996 heeft dat reeds plaatsgevonden. Motie 55-2 handelt over IJburg. Het college is hierover verdeeld. De ene gedeputeerde vindt dat wij hierover niet moeilijk moeten doen, terwijl de andere meent dat het gevraagde al wordt gedaan. De ontwikkelingen rondom IJburg gaan zeer snel. Mij is als voorzitter van de ROM-IJmeergroep gevraagd of ik gezamenlijk met de gemeente Amsterdam en de Vereniging natuurmonumenten wil bezien of wij tot oplossingen kunnen komen. Dat kon de fractie van D66 overigens niet weten, want dat is mij zeer onlangs gevraagd. Het gevraagde wordt dus gedaan en de staten zullen van de resultaten van een en ander op de hoogte worden gesteld. De heer Poelmann (D66): In een belangrijk deel van de provincie wordt een referendum over dit onderwerp gehouden. In dat kader zal men alles uit de kast halen om ervoor te zorgen dat er een geloofwaardig beeld ontstaat. Ik weet dat dit vooral de verantwoordelijkheid van de gemeente Amsterdam betreft. Echter, ook een stevig provinciaal beleid kan ertoe leiden dat er een geloofwaardige voorstelling van zaken wordt gegeven. Men hoeft dan niet tegen een voorstel te stemmen omdat men bang is voor bepaalde ontwikkelingen.
De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Ik zal tijdig, in overleg met het gemeentebestuur van Amsterdam, de staten hierover informeren. Het standpunt van GS is dus dat wij hetgeen in de motie wordt gevraagd al doen. Wij zijn er niet tegen, hooguit kan zij als overbodig beschouwd worden. In motie 55-8 wordt gevraagd om een onderzoek ten aanzien van de huisvesting van jongeren. Voorzitter! Dit is een gemeentelijke taak. De provincie heeft een taak op het gebied van jeugdhulpverlening. Gelet op de heldere afbakening van taken tussen provincie en gemeenten, zijn GS tegen aanvaarding van deze motie. De heer Broeren (VVD): Een onderzoek naar het huisvesten van zwerfjongeren kan ook voor de provincie nuttig zijn. Gemeenten kunnen er veel baat hebben. Ik heb de indruk dat zij nu vaak de ogen sluiten voor het bestaan van zwerfjongeren en alle daarmee verband houdende problemen. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Ik weet niet of gemeenten de ogen hiervoor sluiten. Dit onderzoek ligt echter niet op ons terrein. Wij hebben wel degelijk een taak ten aanzien van jeugdhulpverlening en die wordt door de staten met zeer veel hartstocht uitgeoefend. Als de gemeenten hier onvoldoende aandacht aan besteden, wil ik ze bij dezen oproepen, deze problematiek ter hand te nemen. Over motie 55-16 merk ik op dat ik zeer sterk gehouden ben aan een van de uitgangspunten van de commissie Middelen, namelijk geen nieuwe fondsen in het leven roepen. Degenen die zich bezighouden met promotie en acquisitie van de afdelingen economische zaken en land- en tuinbouw zijn zeer actief op het punt van de Floriade. GS zien geen reden tot steun aan deze motie. Er wordt hard aan gewerkt. Voorzitter! GS zijn verdeeld over motie 55-22. Ik heb al gezegd dat er eerst geëvalueerd moet worden. Vervolgens zullen eventueel voorstellen aan de staten voorgelegd worden voor het toevoegen van geld aan het Stimuleringsfonds ouderenhuisvesting. Mevrouw Declercq (GroenLinks): Er zijn nog twee moties op dit punt ingediend. Waarom is het college daar niet verdeeld over? De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Een deel van het college wil best de evaluatie afwachten maar acht tevens de begrotingsbehandeling een goed moment om de intentie uit te spreken dat dit geld hieraan besteed kan worden. Een ander deel van GS is daar niet voor. Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter! D66 heeft de Boswet ter sprake gebracht. In de commissiebehandeling ter zake heb ik erop gewezen dat er in het kader van de decentralisatie veel taken op de provincie zijn afgekomen. De meeste 67
11 november 1996
bossen zijn in de goede handen van natuurbeschermingsorganisaties en daardoor is het niet nodig, daaraan de hoogste prioriteit te geven. De meerderheid van de commissie heeft hiermee ingestemd. Het plan van aanpak zal conform de afspraak in het voorjaar van 1997 aan de statencommissie worden voorgelegd. De heer Le Belle (D66): In die commissievergadering is ook duidelijk gemaakt dat de voorganger van de gedeputeerde tot tweemaal toe degene die met voorstellen kwam voor een masterplan bosbeleid bijna omver heeft geknuffeld. Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): Ik begrijp wel dat de heer Tielrooij dat heeft gedaan, maar wij zijn tot de conclusie gekomen dat er na de decentralisatie een andere situatie is ontstaan. In de statencommissie zijn de prioriteiten vervolgens helder omschreven. De meerderheid heeft daarmee ingestemd. De heer Le Belle had daar een andere mening over. Dat mag, maar ik houd mij aan het meerderheidsoordeel van de commissie. In het voorjaar zal een uitgangspuntennotitie worden uitgebracht. De heer Le Belle (D66): U heeft in de commissie meegedeeld dat u geen prioriteit wilde geven aan de bossen, en dat was alles. Er is geen sprake geweest van advies of van stemmingen. U concludeert nu dat de meerderheid het met u eens was en ik betwijfel dat. Om die reden hebben wij een motie op dit punt ingediend. De heer Poelmann (D66): Maar wat gaat u nu doen? Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): Ik heb toegezegd dat ik in het voorjaar van 1997 naar aanleiding van de decentralisatie van de Boswet de statencommissie een plan van aanpak zal voorleggen. De heer Poelmann (D66): U bent het dus eens met de strekking van de motie. Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): Als u mijn woorden op u laat inwerken, zult u begrijpen hoe het gegaan is. Er is sprake van interferentie van de behandeling van de Cultuurnota en de welzijnsnota en behandeling van de begroting. Op zichzelf is dat een wat ongemakkelijke procedure. Er is echter met nadruk afgesproken dat wij bij de begrotingsbehandeling alleen op de begrotingtechnische aspecten zullen ingaan. Andere nota's volgen op een later moment. Het hoeft overigens geen problemen op te leveren om de financiële kant van de zaak nu te regelen en de inhoudelijke kant van de Cultuurnota in december te behandelen. Het aardige is dat er ook raakpunten zijn met discussies die op dit moment in de Tweede
Kamer gevoerd worden. Mijn zegsman meldt mij dat in de Kamer een aantal Noord-Hollandse zaken aan de orde is geweest. De staatssecretaris heeft nog niet geantwoord, maar duidelijk is al wel dat er door de Kamer wordt aangedrongen op een volumeuitbreiding van 16 mln. voor het cultuurbeleid. De heer Van Ruller (CDA): Is dat uw zegsman of uw spion? Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): Degene die als waarnemer in de Tweede Kamer aanwezig is en ons rapporteert via een directe lijn; dus een zegsman. De heer Van Ruller (CDA): Akkoord. Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter! Over het algemeen is de fractie van D66 zeer helder over het cultuurbeleid. Het is jammer dat ik nu moet constateren dat er sprake is van een aantal onzorgvuldigheden in de inbreng van deze fractie. Ik kan die niet onweersproken laten, want dat zou een verkeerd beeld geven. De heer Poelmann heeft gezegd dat wij een aantal subsidies hebben ingetrokken. Dat is niet waar. Wij hebben tot nu toe geen subsidies gegeven dus die kunnen ook niet worden ingetrokken. GS hebben in enkele gevallen besloten, geen voorstellen te doen tot meerjarige budgetfanciering. De heer Poelmann (D66): Het is een gevecht op de vierkante centimeter, maar taalkundig gezien, geef ik u gelijk. Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): Dan zijn wij het daarover eens. Ook is onjuist dat door toedoen van de provincie een al geregelde rijksbijdrage voor het kindertheater is ingetrokken. Er was nog geen rijksbijdrageregeling. Dat kan ook niet, want de Kamer spreekt er op dit moment pas over. Ik matig mij echt niet aan dat de staatssecretaris mijn woorden zo zwaarwegend vindt dat hij zijn beleid zal veranderen. Hij voert zijn eigen beleid. Die macht heb ik helaas niet.
gesprekspartner van de staatssecretaris. De gedeputeerde moet zich niet kleiner voordoen dan zij zich over het algemeen presenteert. Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): Ik heb geprobeerd, de waarheid te verwoorden inzake het overleg dat ik met de heer Nuis heb gevoerd. Ik heb gemeld op welke wijze dat verlopen is. Dat is de waarheid en niets dan de waarheid. Het spijt mij dat de heer Poelmann andere conclusies trekt op grond van krantenberichten. De heer Poelmann (D66): U heeft tegen mij gezegd dat ik een feitelijke onjuistheid naar voren heb gebracht. Dat weerspreek ik. Ik heb een redenering gevolgd waarover verschil van mening mogelijk is. Dat wil nog niet zeggen dat er sprake is van een onjuistheid. Uw invloed op dit soort onderwerpen is behoorlijk groot. Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): Ik ben zeer gevleid. Voorzitter! Het CDA heeft over de welzijnsnota gesproken. De discussie hierover zal uitgebreid in februari 1997 in de staten gevoerd worden. Er is een pleidooi gehouden voor de identiteitgebonden instellingen. Ik heb daar alle begrip voor. Schaalvergroting is echter niet hetzelfde als kleurloosheid. In het amendement inzake de volumeuitbreiding voor de Cultuurnota wordt een aantal suggesties voor de besteding daarvan genoemd. Ik kan mij voorstellen dat, als de staten al daartoe besluiten, de nadere invulling in een later stadium bepaald zal worden. Dan zijn ook de resultaten van het Kamerdebat hierover bekend, zodat afstemming daarop kan plaatsvinden. Dit maakt het mogelijk dat er 2 december aanstaande een volwaardige discussie gevoerd wordt. De fracties van AOV/OU55+ en D66 hebben over de regionale televisie gesproken. GS blijven van mening dat het een goed medium is. Daarover bestaat absoluut geen verschil van mening. Er wordt nu echter voorgesteld provinciale middelen daarvoor beschikbaar te stellen en tot nu toe heeft een dergelijk voorstel geen meerderheid in de staten gehaald. GS hebben dan ook geen voorstel ter zake gedaan.
De heer Poelmann (D66): Ik ben er niet bij geweest. Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): Ik wel. De heer Poelmann (D66): Dat begrijp ik, maar ik lees de krant. De Kunstraad heeft positief geadviseerd ten aanzien van financiering door twee overheidslagen. Het optreden van de gedeputeerde heeft ertoe geleid dat het gevoel is ontstaan dat er in Noord-Holland kennelijk geen draagvlak voor ondersteuning van het Nederlands kindertheater is. In die zin dicht ik de gedeputeerde wel degelijk invloed toe. Zij is verantwoordelijk voor het beleidsterrein cultuur in de tweede provincie van Nederland. Zij is 68
11 november 1996
De heer Lauxtermann (AOV/OU55+): Is dit een reactie op onze motie? Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): Op de moties en amendementen kom ik straks terug. De heer Poelmann (D66): Ik heb uit de Memorie van Antwoord begrepen dat wij een nadere analyse mogen verwachten van hetgeen de provincie te doen staat nu de voorstellen veranderd zijn. Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): Radio Noord-Holland heeft een nieuw
voorstel in de maak. Na bestudering daarvan zullen wij de staten nadere voorstellen voorleggen. De heer Bongers heeft het compensatiebeginsel opgevoerd. Over dat begrip bestaan veel misverstanden en zorgen. De vraag is wie, wanneer, waarvoor moet worden gecompenseerd. Met andere woorden: welk verlies aan natuurwaarden, agrarische waarden, milieuwaarden of cultuurwaarden moet worden gecompenseerd, hoe wordt de compensatie vastgesteld en wie zal dat betalen? Al die vragen moeten beantwoord worden. Nu er nog geen algemeen geldende wettelijke regeling is - alleen in het Structuurschema groene ruimte is er sprake van compensatie - moet hierover in de provincie verder worden nagedacht. GS studeren op dit moment op dit zeer ingewikkelde probleem. Zodra er enig licht is, zullen wij de staten een discussienota voorleggen.
nog andere locaties wilde bespelen. Dat heeft tot een negatief oordeel geleid en niet de producties van dat gezelschap.
De heer Bongers (VVD): U houdt er ongetwijfeld rekening mee dat dit zwaard nog steeds aan een zijden draadje hangt. Dit kan niet te lang duren. U zult spoed moeten betrachten met deze zaak.
De heer Gök (GroenLinks): Dit onderwerp moet in december behandeld worden. Het is onjuist, er nu al inhoudelijk op in te gaan. Om die reden zullen wij dit amendement niet steunen. Wij moeten voorkomen dat wij in december een déjà vu-gevoel krijgen.
Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): Ik heb uitgelegd waar wij mee bezig zijn. Het is een weerbarstige materie. De staten hebben er geen belang bij wanneer er half uitgewerkte voorstellen worden gedaan, want daarmee maken wij het alleen maar ingewikkelder. De heer Poulie (GroenLinks): Is u bekend dat ook de milieufederatie met een nota over het compensatiebeginsel bezig is? Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): Wij zullen proberen, alle kennis die er in de provincie en in den lande is, te verzamelen en bij de discussie te betrekken. Voorzitter! Vervolgens ga ik in op de amendementen en moties die ten aanzien van mijn beleidsterrein zijn ingediend. In amendement 55-1 wordt voorgesteld, ¦ 100.000,-- beschikbaar te stellen voor een pilotproject analoog aan het Amstelveense project "Ouderen aan de knoppen". GS menen niet dat dit een taak van de provincie is. Overigens is een pilotproject niet nodig, want dat is er al in Amstelveen. Veel gemeenten kunnen daarvan lering trekken. GS zijn niet voor dit amendement. Amendement 55-3 strekt ertoe, een meerjarige budgetfinanciering van ¦ 50.000,-- beschikbaar te stellen voor toneelgezelschap "Het Amsterdamse Bos". GS zijn daartegen omdat dit in de rangorde van de kwaliteitsadvisering niet hoog heeft gescoord. De staten en GS hechten zeer aan een onafhankelijk kwaliteitsadvies. Als wij daarvan afwijken, moet dat buitengewoon gemotiveerd gebeuren. Mevrouw Van den Berg-Voets (D66): Het advies van de Stichting kunst en cultuur was vooral gebaseerd op het feit dat het Amsterdamse bos ook 69
11 november 1996
Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): In de meerjarige budgetfinanciering hebben wij de prioriteiten 1 t/m 4 gehonoreerd. Het Amsterdamse Bos was nummer 13 van een lijst van in totaal 15 prioriteiten. U kunt natuurlijk voorstellen, het gezelschap een dergelijk grote sprong in de rangorde te laten maken, maar GS zijn daar niet voor. Mevrouw Van den Berg-Voets (D66): Ik zeg met nadruk dat het advies betrekking had op de andere locaties en niet op hetgeen het gezelschap op dit moment doet. Wij willen dat juist honoreren.
De heer Poelmann (D66): Dat is een buitengewoon constructieve suggestie. Wij willen dit amendement aanhouden. De voorzitter: Een amendement op de begroting kan niet aangehouden worden tot de behandeling van de Cultuurnota. Vandaag wordt de begroting vastgesteld. U kunt wel later inhoudelijk hierop terugkomen en dan voorstellen, de financiering in het kader van het Voorjaarsbericht te regelen. In dat geval moet u het amendement nu intrekken. De heer Poelmann (D66): Dat doen wij dan. De voorzitter: Aangezien amendement 55-3 (zie blz. 27) is ingetrokken, maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer uit. De heer Poelmann (D66): Bij de behandeling van de Cultuurnota zullen wij dit amendement in de vorm van een motie weer indienen. Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter! In amendement 55-5 wordt voorgesteld, ¦ 250.000,-- uit te trekken voor een project inzake het inrichten van een keten van historische gebouwen. GS zijn tegen aanvaarding van dit amendement. Er is al een onderzoek gaande op dit terrein. Eerst moet het resultaat daarvan afgewacht worden. De heer Poelmann (D66): Voorzitter! Dit amendement trekken wij in. Ik verneem van de heer Neef dat dit ook geldt voor amendement 55-14. Ik kondig nu alvast aan dat dit straks vervangen zal worden.
De voorzitter: Aangezien de amendementen 55-5 (zie blz. 27) en 5-14 (zie blz. 55) zijn ingetrokken, maken zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit. Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): In amendement 55-7 wordt gevraagd, extra geld beschikbaar te stellen voor agrarisch natuurbeheer. Daar zijn GS niet voor. Het college is van mening dat eerst bezien moet worden hoe een en ander zich ontwikkelt. Voorzitter! Amendement 55-16 heeft betrekking op de volume-uitbreiding voor het cultuurbeleid. In het kader van de Cultuurnota heeft het college voor een budgettair-neutrale benadering gekozen. Er is wel uitbreiding op een aantal onderdelen voorzien. Het is nu aan de staten om daar invulling aan te geven. Bij de stemming zal wellicht blijken dat GS hierover verdeeld zijn. De heer Zoon (VVD): Er wordt voorgesteld om ¦ 300.000,-- toe te voegen aan de financiële ruimte. Ik meen echter dat de aangegeven dekking een incidenteel karakter heeft, terwijl er wel om een structurele bijdrage wordt gevraagd. Wat is daar de mening van het college over? Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): De dekking is inderdaad niet helemaal helder. Ik kan mij voorstellen dat de indieners daar straks op terugkomen. Er is in feite een soort keuze ingebouwd. De heer Poelmann (D66): Is het college nu in meerderheid voor of tegen? Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): Het college is verdeeld. Amendement 55-17 betreft een posterioriteit. Ook hierover is het college verdeeld. Ik ben al kort ingegaan op de inhoud van motie 55-3 in een interruptiedebatje met de heer Le Belle. In het voorjaar zal een uitgangspuntennotitie behandeld worden. De motie is dus grotendeels overbodig. Mevrouw Abbas (D66): Kan de gedeputeerde toezeggen dat de aandachtspunten zoals geformuleerd in de motie in die notitie betrokken zullen worden? Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): In grote lijnen wel. Mevrouw Abbas (D66): Die toezegging geeft ons aanleiding, de motie in te trekken. De voorzitter: Aangezien motie 55-3 (zie blz. 25) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit. Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde 70
11 november 1996
staten): In motie 55-12 wordt gevraagd, het samenwerkingsverband van de ouderenbonden als adviseur tot de statencommissie Maatschappelijk Welzijn, Cultuur en Zorg te laten toetreden. GS zijn daar geen voorstander van. Wij kennen het nogal stringente beleid dat er geen adviseurs van buiten deelnemen aan vergaderingen van statencommissies. Daar zijn andere platforms voor. De ouderenbonden zijn met nadruk betrokken bij de ontwikkeling van regiovisies. De heer Lauxtermann (AOV/OU55+): De commissies Land- en Tuinbouw en Economische Zaken zijn kennelijk uitzonderingen op deze regel. Dit principe zou toch voor alle commissies moeten gelden? Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): Het is een algemeen uitgangspunt, maar in sommige gevallen zijn er uitzonderingen gemaakt. Dat is historisch zo gegroeid. De heer Lauxtermann (AOV/OU55+): Wij handhaven onze motie, want wij willen graag zien wie er nu echt achter de ouderenbonden staan. De heer Meijdam (VVD): Ik hoop niet dat de conclusie getrokken wordt dat men per definitie tegen de ouderenbonden is als men tegen deze motie stemt. Dat gaat mij te ver. Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): GS zijn het ook niet met die conclusie eens. Mevrouw Declercq (GroenLinks): Betekent dit dat alleen historisch gegroeide adviesfuncties mogelijk zijn? Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): Dat heb ik niet gezegd. Er is in het verleden uitgebreid in de desbetreffende statencommissies hierover gesproken. GS willen die discussie niet opnieuw starten. Motie 55-13 handelt over provinciale televisie. Na hetgeen ik hierover al gezegd heb, zal het duidelijk zijn dat het college tegen aanneming van deze motie is. De heer Lauxtermann (AOV/OU55+): Na fractieberaad en ook na overleg met D66 kan ik aankondigen dat de motie op het punt van de financiering aangepast zal worden. Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter! Hetgeen in motie 55-19 wordt gevraagd, is in feite al beleid. Wij beschouwen haar dan ook als een ondersteuning. Wij willen overigens niet dat er vertraging ontstaat in de aanleg van de N22. De staten hebben eerder uitgesproken dat deze weg met de grootste voortvarendheid moet worden aangelegd. Wij proberen, beide beleidspunten te
realiseren: een snelle aanleg van het groen en een snelle aanleg van de N22. Eigenlijk is de motie overbodig. In motie 55-20 wordt gevraagd, binnen het provinciaal apparaat te kunnen beschikken over de know how voor het ontwikkelen van goede groenontwikkelingsplannen. Op dit moment beschikken wij over die kennis. Deze motie zou eigenlijk betrokken moeten worden bij de discussie over de reorganisatie. Wellicht zijn de indieners dat met mij eens. Motie 55-25 over de Stelling van Amsterdam is in feite een onderstreping van het GS-beleid. In de eerstejaarsschijf van het FINH zijn voorstellen ter zake gedaan. Wij proberen, daar met de grootst mogelijke voortvarendheid uitvoering aan te geven. De motie is in feite overbodig, maar wij kunnen er ook niet tegen zijn. De heer Zoon (VVD): Voorzitter! Er bestaat misschien wat onduidelijkheid over dat deze motie expliciet slaat op het project M3.3 en betrekking heeft op Fort Spijkerboor. Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): Daarmee overvalt u mij een beetje. Ik doelde in mijn beantwoording op het Fort Vijfhuizen. In motie 55-26 wordt gevraagd om een extra storting in het Kranenburgfonds, als dit uitgeput mocht raken. GS zijn verdeeld over deze motie. Mevrouw Van den Berg-Voets (D66): Dit verbaast mij. Bij de behandeling van het voorstel inzake het Olympisch Stadion heeft de gedeputeerde toegezegd dat zij, zodra het fonds uitgeput dreigde te raken, voorstellen zou doen om een en ander via het FINH op te lossen. De heer Gök (GroenLinks): Ik moet in herhaling vervallen. Ook deze motie moet in december behandeld worden. Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): Dat ben ik niet met u eens. Deze motie heeft betrekking op de begroting. Zoals ik al zei, is het college hierover verdeeld. Als er een moment komt waarop een aanvulling op het Kranenburgfonds nodig is, zal de discussie met de staten worden vervolgd. De heer Schipper (CDA): Mevrouw Van den Berg heeft gelijk. De gedeputeerde heeft dit toegezegd. Ik begrijp niet waarom er nog over deze motie gesproken moet worden. De heer Bongers (VVD): Wij hoeven er ook niet over te praten. U kunt volstaan met uw steun straks. Voorzitter! Wij zullen in de schorsing nagaan wat een en ander voor consequenties heeft. Het lijkt mij nu het beste, verder te gaan met de beantwoording. De heer Schipper (CDA): De VVD is toch de partij 71
11 november 1996
van de slagvaardigheid en de snelheid? De heer Bongers (VVD): Daar heeft u zojuist weer een voorbeeld van gekregen. De heer Schipper (CDA): Ik wilde u alleen maar even helpen. Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter! Motie 55-27 heeft betrekking op het agrarisch natuurbeheer. De meerderheid van GS is voor deze motie. De heer Neef (PvdA): Wat is de mening van GS over de open-eindfinanciering die in deze motie wordt voorgesteld? Elke limitering ontbreekt. Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): In het voorstel zal een limiet worden aangegeven. De heer Le Belle (D66): Voorzitter! Ook dit punt is eerder in de commissie aan de orde geweest. Toen is duidelijk gezegd dat wij begin volgend jaar een evaluatie- dan wel studiedag zouden hebben inzake agrarisch natuurbeheer. GS moeten wel consequent zijn en zeggen dat deze motie "geparkeerd" moet worden totdat deze bijeenkomst is gehouden. De voorzitter: Dat kunt u straks in uw stemgedrag tot uitdrukking brengen. De heer Van der Paard (PvdA): Is het gehele college voor deze motie? Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): Ik heb gezegd dat het college verdeeld is. De heer Van der Paard (PvdA): Ik ben met name benieuwd naar de opstelling van de gedeputeerde voor de financiën. Ik kan mij niet voorstellen dat hij hiermee kan leven. De heer Bongers (VVD): Waarom zou die gedeputeerde niet kunnen leven met het verzoek om te zijner tijd in bepaalde situaties een voorstel aan de staten voor te leggen? Daar begrijp ik niets van. De heer Van der Paard (PvdA): De gedeputeerde heeft die mogelijkheid altijd. Daar is geen motie voor nodig. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): De gedeputeerde kan zich goed vinden in het agrarisch natuurbeheer. Als er initiatieven komen die in het beleid passen, is hij altijd bereid met de staten te spreken over de vraag of daarvoor geld beschikbaar moet worden gesteld. Dat geldt niet alleen voor het agrarisch natuurbeheer, maar ook voor andere terreinen.
De heer Bozelie (GroenLinks): Het valt mij op dat de dekking van sommige moties en amendementen op een andere wijze wordt uitgelegd of helemaal niet wordt ingevuld. Dekking uit de meeropbrengst van de opcenten wordt zonder meer afgewezen omdat dat geld al verdeeld is. Soms wordt er in een motie helemaal niets over de dekking opgenomen en dan wordt daar geen aandacht aan besteed. In andere gevallen wordt weer gevraagd om dekking uit de post Onvoorziene uitgaven. Dat wekt verwarring. Het moet duidelijk zijn of een motie wordt afgewezen op beleidsmatige gronden of op financiële gronden. De voorzitter: Bij amendementen wordt om dekking gevraagd, want dat zijn concrete wijzigingen van de begroting. Tegenover de uitgavenpost moet een dekkingspost worden aangegeven. Met moties zijn vaak geen concrete bedragen gemoeid. Vaak wordt ergens aandacht voor gevraagd of wordt aangedrongen op een onderzoek. Dat leidt eventueel later tot extra uitgaven, maar die hoeven niet in het kader van deze begroting gedekt te worden. De heer Bozelie (GroenLinks): Er is een motie afgewezen met het argument dat financiering uit de opcenten niet mogelijk was. In een van de moties van D66 werd helemaal geen invulling aan de dekking gegeven en daar is niet op gereageerd. Dan weten wij het niet meer. De voorzitter: Dat komt ook omdat sommige moties worden geformuleerd als amendementen. Als er wijzigingen op de begroting worden voorgesteld en er wordt daarbij een dekking aangegeven, zijn het amendementen.
tegen de heer Bozelie dat als dat wat wordt, dat tot een pittige financiële deelname van de provincie leidt. In de voorstellen van D66 wordt de suggestie gedaan, de provincie zogenaamde ecostroom te laten afnemen. Er is alle aanleiding, gezien hetgeen er vanmorgen gepasseerd is, om daarop negatief te reageren. Er wordt een zonnepaneel aangeboden en achteraf blijkt dat slechts een symbolische gift te zijn, want het is al weer weg. Ik had het net doorverkocht aan collega Verburg! De heer Le Belle (D66): Anders had ik een elektriciteitsprobleem gehad! De heer De Zeeuw (lid van gedeputeerde staten): Dat heeft ook zo zijn voordelen! Er wordt vervolgens een tegoedbon uitgedeeld, die bij nader onderzoek de waarde van ¦ 4,62 blijkt te hebben. In het kader van Sint Maarten past het dan, te zeggen: daar woont een kikkerbil die bijna niks geven wil! Er is echter nog hoop. Elders in het land blijkt dat de invoering van ecostroom redelijk succesvol is. Wij willen dan ook een voorstel doen waarbij de suggestie van D66 wordt betrokken. Eerst moeten echter de financiële consequenties helder zijn. De heer Poelmann (D66): Het cadeau "staat", daar hoeft u zich geen zorgen over te maken. U gaat dus het elektriciteitsverbruik in de provinciale gebouwen berekenen en op basis daarvan past u de 10%-norm toe? De heer De Zeeuw (lid van gedeputeerde staten): Inderdaad. Vervolgens berekenen wij de kosten. Dan zullen wij een voorstel indienen.
De heer Bozelie (GroenLinks): Als er geen dekking is, moet een motie zonder meer worden afgewezen.
De heer Le Belle (D66): Daar zijn wij blij mee, want het getuigt van voortschrijdend inzicht.
De voorzitter: Wij doen ons best.
De heer De Zeeuw (lid van gedeputeerde staten): Collega Tielrooij is al ingegaan op de luchthavenproblematiek. Ik benadruk nog dat de verdere ontwikkeling van de waterkwaliteit van het IJssel- en Markermeer bezien moet worden, uit het oogpunt van natuur, maar ook veiligheid. De liefhebbers kunnen zich aangorden voor een nieuwe strijd rond het IJssel- en Markermeer. Ik doe ook een oproep aan de heer Achterstraat: Jan, daar gaan wij weer! Ook andere instanties in onze provincie zijn actief op het energieterrein. Het provinciale distributiebedrijf, ENW, ontwikkelt, met ECN, Stork-Ketelbouw en Hollandia een plan om zich te profileren als technologisch topinstituut op het terrein van duurzame energie, met steun van EZ. De situering van zo'n instituut kan natuurlijk alleen in Noord-Holland plaatsvinden. Voorzitter! Ik ga kort in op de ingediende moties. Motie 55-10 van GroenLinks beoogt vooral iets inzichtelijk te maken. Dat is dan bij het college niet gelukt. Wij hebben het idee dat wij met het
De heer De Zeeuw (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter! Wat het energiebeleid betreft, kiest het college voor het ter hand nemen van enkele gerichte projecten. Als naar onze mening een bepaalde taak valt onder de verantwoordelijkheid van Rijk, gemeenten of energiebedrijven, laten wij dat ook aan die partijen over. Voor sommige zaken hebben wij samenwerkingsprojecten opgezet. Wij handhaven dit standpunt, ook in het kader van de nieuwe rijksdoelstellingen. In de eerste plaats gaan wij, in afwijking van eerdere plannen, toch - "gesponsord" door de portefeuille van de heer Tielrooij - door met het adviesbureau voor duurzaam bouwen, zij het enigszins gelimiteerd. In de tweede plaats noem ik het windmolenbeleid. Het college houdt ten aanzien hiervan vast aan een goede ruimtelijke ordening en inpassing. Ik zeg tegen de heer Kruijmer dat het mij goed lijkt om op het project bij de Afsluitdijk terug te komen als de plannen wat vastomlijnder zijn. In de derde plaats noem ik de biomassavergassing. Ik zeg 72
11 november 1996
programma Milieu en Economie juist datgene beogen wat al in de motie wordt aangegeven. Misschien is het verschil van mening dat wij niet willen dat het project alleen gaat over verbeteringen in de toekomst. In onze visie horen de bedrijfsterreinen er ook bij. Wij willen concrete programma's ontwikkelen voor bijvoorbeeld de bodemsanering van bedrijfsterreinen. Het gaat om het gezamenlijk bezien van concrete acties en het nadenken over en plannen maken voor duurzame bedrijfsterreinen in de wat verder liggende toekomst. GS staan dus negatief tegenover deze motie. Mevrouw Declercq (GroenLinks): U zegt dat de motie niet zo duidelijk is, maar u bent wel stellig in uw afwijzing. Het enige wat wij willen bereiken is dat er een brede discussie wordt gevoerd, waarbij de provincie het voortouw neemt voor de organisatie in de vorm van een conferentie of een studiedag. De motie is dus bedoeld ter ondersteuning van het provinciale beleid. De heer De Zeeuw (lid van gedeputeerde staten): Wij geven dan toch de voorkeur aan voortzetting van het beleid. Wij krijgen de indruk dat GroenLinks dit te veel wil verbreden. Het college is meer voor de lijn: actie nu. Ik hoop dat wij dichter bij elkaar komen bij de uitwerking van het programma Milieu en Economie. Het verschil is niet groot. Ik kom nu op motie 55-15. Mevrouw Smit-Boerma (De Groenen): Motie 55-15 trek ik in. In tweede termijn zal ik een verbeterde versie indienen. De voorzitter: Aangezien motie 55-15 (zie blz. 44) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit. De heer De Zeeuw (lid van gedeputeerde staten): Wij hebben begrepen dat de merknamen uit de motie zullen verdwijnen. Mevrouw Smit-Boerma (De Groenen): En de reis, want ik heb gemerkt dat dit gevoelig ligt. De heer De Zeeuw (lid van gedeputeerde staten): Dan kan ik nog met meer verve het standpunt van GS meedelen. Ook de herziene motie zal niet thuishoren bij het provinciaal bestuur. Wij wijzen haar dan ook in de huidige, maar ook in gewijzigde vorm af. ENW en ook energieafnemers volgen de technologische ontwikkelingen op dit terrein. Het lijkt mij sterk dat zij van deze ontwikkeling niet op de hoogte zijn. Mevrouw Smit-Boerma (De Groenen): Is dit een toezegging dat dit onderzocht zal worden? De heer De Zeeuw (lid van gedeputeerde staten): De provincie gaat het niet zelf onderzoeken, want dat vinden wij onze taak niet. In het kader van een goede 73
11 november 1996
samenwerking met ENW willen wij dit doorgeven aan het energiedistributiebedrijf. Mevrouw Smit-Boerma (De Groenen): U houdt dat dan in de gaten? De heer De Zeeuw (lid van gedeputeerde staten): Uiteraard. Motie 55-24, ingediend door de VVD-fractie .... De heer Achterstraat (CDA): In overleg met de heer Pluckel wijzig ik deze motie. Er wordt na "op korte termijn in contact te treden met Schiphol teneinde een structurele oplossing voor dit probleem af te spreken" toegevoegd: "en ook voor de problematiek van het onderhavig proefdraailawaai". Zoals bekend, is die proefdraaiplaats niet alleen een probleem vanwege de wervelwinden, maar ook vanwege het lawaai voor de omgeving. De voorzitter: Motie 55-24 (zie blz. 59) is aldus gewijzigd. De heer De Zeeuw (lid van gedeputeerde staten): Het laatste is een discussiepunt dat door de feiten achterhaald zal worden. Ik maak onderscheid tussen de problematiek rond de proefdraaiplaats en het onafhankelijk toezicht. Deze zaken zijn in de motie naar mijn mening onterecht door elkaar gehusseld. Wij hebben geconstateerd dat er door de wervelwinden in verband met de proefdraaiplaats op de Buitenveldertbaan een onveilige situatie ontstaat. Ook bij onafhankelijk toezicht had men die conclusie getrokken. Er is in de keuze tussen veiligheid en extra geluidhinder naar mijn mening terecht voor veiligheid gekozen. Er is geprobeerd om de proefdraaiplaats te verbeteren, maar dat is niet gelukt. De enige conclusie is dat deze moet verdwijnen. Het probleem is dan echter om een andere plek daarvoor te vinden. Het belangrijkste is dat de Buitenveldertbaan weer gebruikt kan worden. In maart wordt de Kaagbaan in verband met verlenging tijdelijk gesloten. Er zal waarschijnlijk eerst voor een tussenoplossing worden gekozen. Vervolgens dient een definitieve oplossing gevonden te worden. Dat zal pittige discussies, ook met de omgeving, opleveren. Een en ander spoort dus met het verzoek dat in de motie is neergelegd. De heer Pluckel (VVD): Begrijp ik het goed dat het besluit is genomen dat de bestaande proefdraaiplaats vervalt en dat de geluidsmuur gesloopt wordt? Ik heb informatie dat men daarover denkt, maar niet dat dit besluit al genomen is. De heer De Zeeuw (lid van gedeputeerde staten): Als het besluit nu nog niet is genomen, gebeurt dat overmorgen. De heer Pluckel (VVD): Dan handhaven wij de
motie, want zij is een ondersteuning van het beleid. De heer De Zeeuw (lid van gedeputeerde staten): Het onafhankelijk toezicht is een oude hit in provinciale staten! Ik heb dat al enigszins ontkoppeld van de discussie over de proefdraaiplaats. Ik acht de kans niet groot dat dit op korte termijn gerealiseerd wordt. Ik vind dat de handhavings- en toezichtregels goed worden toegepast. Het handhavingssysteem wordt vereenvoudigd en sancties worden verbeterd. Ik noem de Boeing die Amsterdam laatst geteisterd heeft. Het gaat er primair om dat zo'n gezagvoerder een douw krijgt. Als men het voorstel inzake het opnieuw bezien van het onafhankelijk toezicht handhaaft, heb ik daar geen probleem mee, maar gezien de stand van de discussie geef ik dat weinig kans. Dat item moet op een ander moment worden aangekaart. De heer Pluckel (VVD): In de motie is niets door elkaar gehusseld. Het voorbeeld van de problemen rond de proefdraaiplaats is aanleiding om te constateren dat dit probleem al zo'n drie jaar speelt. Er zijn veiligheidsrisico's. Die zijn voor ons mede aanleiding om opnieuw om een onafhankelijk toezicht te vragen. Deze zomer heeft het Rijk een soort handhavingsbeleid geformuleerd, dat men voor drie jaar wil toepassen. Er is echter regelmatig sprake van verhoogde risico's, waarvan de proefdraaiplaats maar een voorbeeld is. In de pers zijn andere voorbeelden naar voren gekomen. Dat is voor ons aanleiding om, naast verscherping van het handhavingsbeleid, tegelijkertijd bij het Rijk aan te dringen op het realiseren van onafhankelijk toezicht op korte termijn. De heer De Zeeuw (lid van gedeputeerde staten): Ik heb daar geen moeite mee. Mevrouw Wildekamp (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter! De VVD-fractie is ingegaan op de ontwikkeling van PRINS. In de beknopte beantwoording van GS leek het er inderdaad enigszins op dat wij via de elektronische snelweg een uitvlucht zoeken voor een concreet antwoord op haar vragen. Dat was echter niet de bedoeling. GS en de commissie Middelen hebben ingestemd met het aanbieden van PRINS via onze Internetserver aan de statenleden. De technische voorbereidingen worden getroffen. De gereserveerde middelen worden daarvoor ingezet. Amendement 55-4 van D66 heeft betrekking op de maatschappelijke participatie van lichamelijk en geestelijk gehandicapten. De heer Poelmann heeft uit het antwoord van GS goed begrepen dat wij dit een relevant onderwerp vinden. Het is van groot belang dat die groepen toegang hebben tot de arbeidsmarkt. Daarop lijkt het voorstel zich toe te spitsen. De provincie getroost zich grote moeite om, bijna tegen de klippen op, daarvan iets te maken. Echter, niet alleen gemeenten zijn daarbij betrokken, want voor bemiddeling gericht op arbeid heb je ook de scholen, het speciaal onderwijs, de sociale werkvoorziening en 74
11 november 1996
het RBA nodig. Er is al jaren een Platform arbeidsintegratie verstandelijk gehandicapten, waarin gezamenlijke projecten worden ontwikkeld. Over het doel zijn wij het dus volstrekt eens. GS zijn niet voor de motie omdat de daarin aangegeven werkwijze iets te beperkt is. Provincie en gemeenten kunnen dat onvoldoende, want daarvoor is de problematiek te ingewikkeld. Wij doen voor lichamelijk gehandicapten op dit moment niets. Ik stel voor om over een halfjaar de projecten voor verstandelijk gehandicapten te evalueren. Wij kunnen dan bezien of wij die werkwijze kunnen overnemen ten behoeve van lichamelijk gehandicapten. De heer Berkhout (D66): Dit lijkt mij een welzijnsaangelegenheid, dus het is de vraag of dit in de commissie Zorg behandeld moet worden. Mevrouw Wildekamp (lid van gedeputeerde staten): Ik heb het opgepakt als een onderwerp voor de commissie Zorg, omdat de integratie verstandelijk gehandicapten in mijn portefeuille zit. De heer Berkhout (D66): Hoe integraler, hoe beter. Kunnen wij in ieder geval binnen een halfjaar een evaluatie tegemoetzien van de projecten voor geestelijk gehandicapten om te beoordelen of activiteiten ten behoeve van lichamelijk gehandicapten daaraan gekoppeld kunnen worden? Ik begrijp dat dit niet beperkt opgevat dient te worden in die zin dat alleen provincie en gemeenten hieraan werken, maar het zijn wel de twee instanties die wettelijke instrumenten kunnen hanteren. Een bredere opzet is prima. Het lijkt mij dan goed om dit amendement om te vormen tot een motie, die wij boven de markt moeten laten zweven. Mevrouw Wildekamp (lid van gedeputeerde staten): Ik heb de opvatting van GS weergegeven. Het is een buitengewoon weerbarstige materie. Wij moeten niet suggereren dat het gemakkelijk is om dit voor elkaar te krijgen. Er moet geduwd en getrokken worden om iets tot stand te brengen. Die rol vervullen wij nu ten aanzien van de verstandelijk gehandicapten, soms met meer en soms met minder succes. Ik stel voor om eerst het eigen beleid te evalueren voordat er nieuwe verwachtingen gewekt worden. Nogmaals, ik blijf het een bijzonder relevant onderwerp vinden. De voorzitter: Aangezien amendement 55-4 (zie blz. 27) is ingetrokken, maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer uit. Mevrouw Wildekamp (lid van gedeputeerde staten): Er zijn drie moties over de thuiszorg ingediend. Er is daarvoor terecht veel aandacht. Ook in ons plan Verpleging en verzorging hebben wij gepoogd om de veranderingen in de ouderenzorg zo integraal mogelijk te benaderen. Onze wettelijke taak is weliswaar beperkt tot de verzorgingshuizen, maar wij
zijn ons ervan bewust dat maatregelen in die sector repercussies kunnen hebben voor andere sectoren van de zorg. Wij hebben bijvoorbeeld geconstateerd - dat is van belang voor de discussie over de thuiszorg dat het niet verantwoord is om plaatsen in verzorgingshuizen tot het landelijk capaciteitsgemiddelde af te bouwen zo lang de capaciteit voor verpleeghuizen - dat zijn communicerende vaten - niet op het landelijk gemiddelde worden gebracht. Dit uitgangspunt heeft inmiddels succes gehad. Wij hebben de toezegging van de staatssecretaris om ook de komende jaren afhankelijk van het aantal af te bouwen plaatsen in verzorgingshuizen, het aantal verpleeghuisplaatsen te mogen opbouwen. Dat is mooi, maar dat betreft een specifiek Noord-Hollands probleem. Wat de thuiszorg betreft, zijn er op dit moment geen aanwijzingen dat er sprake is van een bijzonder Noord-Hollands probleem. Er zijn echter wel problemen in de thuiszorg, maar dat zijn knelpunten die zich in het hele land voordoen. Daarvoor moet landelijk een oplossing worden gezocht, want adequate financiering van de thuiszorg is immers een landelijke verantwoordelijkheid. Inmiddels heeft het kabinet, ook onder druk van de Tweede Kamer en van maatschappelijke acties, toegezegd dat er in 1997 75 mln. extra besteed wordt aan de thuiszorg. De Tweede Kamer heeft inmiddels haar waardering daarvoor uitgesproken, maar zij vindt wel dat moet worden aangetoond dat 75 mln. voldoende is in relatie tot de toekomstige vergrijzing. Mocht dat bedrag niet voldoende zijn, dan wil de Tweede Kamer discussiëren over verdere uitbreiding. In die zin begrijp ik de zorg van de staten heel goed. GS vinden motie 55-18 dan ook een ruggensteun voor acties in de richting van het kabinet. Ook in motie 55-9 wordt in feite de ingeslagen weg van GS onderstreept. Wij hebben met de gezamenlijke thuiszorginstellingen in Noord-Holland een werkgroep ingesteld om na te gaan hoe het precies zit met de wachtlijstproblematiek. Op basis van die door ons onderbouwde gegevens kan bij het kabinet eventueel een claim worden neergelegd. Ik vraag GroenLinks om de motie iets aan te passen, want dan kan zij de steun van GS krijgen. Ik vraag om het laatste gedachtestreepje van het verzoek aan GS enigszins om te vormen in de zin dat de onderzoeksresultaten betrokken zullen worden bij het plan Verpleging en verzorging, zodat een integraal beeld ontstaat van de feitelijke problematiek. Mevrouw Declercq (GroenLinks): Dat is precies de wijziging die met een aantal fracties is besproken. Mevrouw Wildekamp (lid van gedeputeerde staten): Dat wachten wij dan af. Ik kom ten slotte op de motie van de VVD over de thuiszorg. GS raden aanneming om een aantal redenen af. Uit mijn betoog bleek al dat er op dit moment absoluut geen aanwijzingen zijn dat er specifiek Noord-Hollandse problemen zijn. Als wij al onze plannen uitvoeren 75
11 november 1996
zoals zij op papier staan, zal het intramurale voorzieningenniveau boven het landelijk gemiddelde uitkomen. Je zou op basis daarvan kunnen constateren dat de thuiszorgdruk minder is, maar dat maakt zo weinig uit dat ik dit niet als argument wil gebruiken. Er is hoe dan ook geen sprake van een specifiek Noord-Hollands probleem. Er is overigens nog een blokkade. Al eerder hebben provincies en steden in tijden dat de thuiszorg er nog veel slechter voorstond, het voornemen gehad, daar extra geld aan te besteden. Zij zijn telkens van een koude kermis thuisgekomen, omdat het op grond van de Wet tarieven gezondheidszorg niet mogelijk is om de structurele budgetten voor de thuiszorg met andere subsidiemiddelen te vergroten. Dat leidt direct tot korting op het budget. In feite schiet niemand er iets mee op. Om die reden ontraden wij de motie. De heer Van Wijk (VVD): Voorzitter! De gedeputeerde is uitermate consequent in haar beantwoording. Zij stelt dat er geen aanwijzingen zijn dat er knelpunten zijn. In het vandaag uitgereikte ontwerpplan Verpleging en verzorging staat: wij kunnen op dit moment niet overzien of genoemde verhoging van het budget voor de gezinszorg de thuiszorg voldoende ruimte geeft om ouderen zorg aan te bieden. Er wordt nu bij motie gevraagd om een verhoging van het landelijk budget thuiszorg bij het kabinet te bepleiten. De gedeputeerde vindt dat een ruggensteun. Maar voor wat? De gedeputeerde geeft aan dat er geen inzicht is en dat er eerst onderzoek verricht moet worden om te weten of er knelpunten in Noord-Holland zullen ontstaan. De ene motie over de thuiszorg raadt zij af en de andere is in haar ogen een ruggensteun. Ik begrijp dat niet. Mevrouw Wildekamp (lid van gedeputeerde staten): Ik ben blij dat u mij van consistent gedrag beticht, want je kunt van slechter gedrag beticht worden. Het is waar dat de algemene wachtgeldproblematiek in Noord-Holland duidelijk maakt dat er steen en been wordt geklaagd over de thuiszorg. De statenfracties hebben dan ook hun bezorgdheid daarover uitgesproken in de commissie. Zij hebben mij al veel eerder gevraagd om dat nader te onderzoeken. Ik heb dat toegezegd. In het plan Verpleging en verzorging is dat onderzoek ook opgenomen. Op basis daarvan kunnen beter beargumenteerd, claims bij het Rijk worden neergelegd. Wij moeten dat niet zo maar doen. De heer Van Wijk (VVD): U houdt de uitvoering van de moties dus aan tot u het resultaat van het onderzoek weet, zodat u beargumenteerd claims bij het kabinet kunt leggen? Mevrouw Wildekamp (lid van gedeputeerde staten): Het resultaat van het onderzoek kan in december gepresenteerd worden. Wij weten dan waar wij over praten.
De heer Meijdam (VVD): Heb ik het goed begrepen dat elke bijdrage door het Rijk in mindering wordt gebracht op de rijkssubsidie? Mevrouw Wildekamp (lid van gedeputeerde staten): Bij de reguliere zorg is dat zo. De heer Meijdam (VVD): Wat verstaat u onder de niet-reguliere zorg? Mevrouw Wildekamp (lid van gedeputeerde staten): De reguliere productieafspraken die met kruiswerk en thuiszorginstellingen gemaakt worden. De heer Meijdam (VVD): Wij willen niet dat de ouderen als gevolg van een zwarte-pietenspel over de vraag wie de verantwoordelijkheid draagt voor de thuiszorg, de dupe worden van dat beleid. Als u mij zegt dat iedere extra bijdrage van elders het gevolg heeft dat het Rijk dat bedrag vervolgens kort, is het een sigaar uit eigen doos. Ik wil dat wel zeker weten. Mevrouw Wildekamp (lid van gedeputeerde staten): Ik wil ten aanzien van zo'n zwakke groep niet in een zwarte-pietenspel vervallen. Wat mij betreft, geldt altijd dat de zorg die nodig is, ook geleverd moet worden. De instantie die verantwoordelijkheid draagt voor een taak, dient die ook op zich te nemen. Aan die verantwoordelijkheid kan men ook gehouden worden. De heer Meijdam (VVD): Dat is geen strikt antwoord op de vraag. Kunt u voor mijn geruststelling nog eens duidelijk zeggen dat hetgeen wij extra doen, gekort wordt door het Rijk? Mevrouw Wildekamp (lid van gedeputeerde staten): Dat klopt. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter! De heer Kruijmer heeft gezegd dat er in de randstadbrochure Verkeer en Vervoer plannen zijn opgenomen voor een bedrag van 56 mld. waarvan provinciale staten niets afweten. Dat is niet zo, want in het randstadoverleg Verkeer en Vervoer is afgesproken, de bestaande plannen van de vier randstadprovincies op een rij te zetten. Dat betreft alle mogelijke vormen van vervoer, dus ook trein, tram en vervoer over water. De daarbij behorende bedragen zijn opgeteld. Het gaat dus om bestaand beleid. Er is niets door het randstadoverleg zelf bedacht. De heer Kruijmer heeft over het FINH gesproken in verband met de N9, de Westfrisiaweg. In principe zijn wij niet bereid, een bijdrage te leveren aan rijkswegen. Bij de N9 hebben wij een helpende hand uitgestoken, omdat de bijdrage van 6 mln. niet door de regio was op te brengen. Dat was wel een uitzondering, want wij bemoeien ons normaal gesproken niet met de financiering van rijkswegen. 76
11 november 1996
De heer Van Wijk wil de overblijvende opcenten gebruiken voor het openbaar vervoer op het platteland. Ik wijs hem erop dat de exploitatie van het openbaar vervoer een rijkstaak is. Als wij verantwoordelijk worden voor het streekvervoer - het ziet ernaar uit dat dit volgend jaar aan de orde is, maar dat kan ook een jaar opgeschoven worden zullen wij van het Rijk geld voor de exploitatie krijgen. Het is absoluut niet de bedoeling dat er provinciaal geld in de exploitatie van openbaar vervoer wordt gestopt. Ook in de toekomst zal dat niet gebeuren. Mevrouw Smit is ingegaan op het Floriadefonds. Zij hield een gloedvol betoog, waarin zij ook het effect op de werkgelegenheid wees. Zal men er niet van schrikken als De Groenen zo'n pleidooi voor werkgelegenheid houden, zo vroeg zij zich af. Het leek inderdaad wat op een VVD-betoog, maar die verhalen hoor ik graag. Het valt mij wel op dat zij een volstrekt ander betoog hield bij de bespreking van het masterplan. Uiteindelijk was zij de enige die daartegen heeft gestemd. Mevrouw Smit-Boerma (De Groenen): Dat is ook niet milieuvriendelijk. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Ik heb uitgelegd dat er buitengewoon milieuvriendelijke bedrijventerreinen - en ook de herstructurering van bedrijventerreinen - in dat plan zijn opgenomen. Ik miste dan ook het verband tussen beide betogen van mevrouw Smit. Mevrouw Smit-Boerma (De Groenen): Wij geven een andere definitie aan het begrip "milieuvriendelijk". De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): De heer Bongers heeft gevraagd naar de tijdsplanning van het uitvoeringsprogramma van het masterplan. Daar wordt heel hard aan gewerkt, want 29 november overhandig ik het desbetreffende rapport aan minister Jorritsma. De heer Bongers (VVD): Dat is een bijzonder belangrijke minister, maar misschien kan het een dag later aan mij worden overhandigd. Dat hoeft dan niet in de krant! De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Dat is goed. De Groenen hebben een brief uitgedeeld over de advertentie waarboven stond: kabinet, houd vast aan het beste HSL-tracé. De ondertekening "provincie Noord-Holland" is, als de standpuntbepaling ter zake in de staten heeft plaatsgevonden, gebruikelijk. Er wordt terecht nooit vermeld wie er in de staten tegen waren. Mevrouw Smit-Boerma (De Groenen): Het huidige door het kabinet voorgestelde tracé is niet in de staten
behandeld. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Het eerste besluit is al heel lang geleden in de staten genomen. Dat besluit is een aantal keren in de staten bevestigd. Het is er door de ondertunneling alleen maar beter op geworden. Mevrouw Smit-Boerma (De Groenen): U geeft dus toe dat het niet hetzelfde plan is. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Het standpunt inzake het tracé is duidelijk. De staten hebben zich nooit zo nadrukkelijk bemoeid met de problemen van individuele gemeenten in andere provincies of van een provincie. In Noord-Holland is het tracé geen enkel probleem. Wij hebben dat keer op keer bevestigd. Het lijkt overigens dat wij via de advertentie voor de eerste keer naar buiten zijn getreden, maar dat is niet zo. Ik heb een aantal keren overlegd met beide ministers en daarin is dit standpunt naar voren gebracht. Wij hebben al een keer eerder met dezelfde ondertekenaars een brief verzonden. Wij hebben zelfs een manifest overhandigd aan vertegenwoordigers van PvdA, D66 en de VVD in de Tweede Kamer. Het is steeds hetzelfde verhaal. Wij hebben dat nu ook via de advertentie kenbaar gemaakt. Mevrouw Smit eist nu dat wij een rectificatie plaatsen. Mevrouw Smit-Boerma (De Groenen): Bij mijn achterban is de indruk ontstaan dat ik hier achter sta. Ik ben regelmatig door boze mensen gebeld. Ik wist niets van die advertentie en dat vond ik naar. De voorzitter: U kunt toch uitleggen dat het een meerderheidsstandpunt van de staten is? Mevrouw Smit-Boerma (De Groenen): Ik denk dat het huidige tracé niet in de staten is goedgekeurd. Het zijn nieuwe, recente plannen. De heer Meijdam (VVD): Het is wel handig om wat literatuuronderzoek te doen voordat de begrotingsbehandeling wordt ingegaan.
Voorzitter! In feite was de situatie ernstiger geweest als de provincie Noord-Holland er niet onder had gestaan, want dan had men daar vandaag naar moeten vragen. De heer Bongers (VVD): Dan hadden wij inderdaad een ander geluid laten horen, mijnheer De Boer! De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Ik heb persoonlijk overleg gehad over de advertentie, omdat de HSL-Zuid in mijn portefeuille zit. Ik heb dat niet overlegd met het college of met welke partij dan ook. Ik heb dat gedaan omdat ik nog steeds van mening ben dat het staand beleid is en ik draag de mening van de staten uit. Mevrouw Smit-Boerma (De Groenen): Mijn achterban en ik hebben er bijzonder veel moeite mee. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Amendement 55-2 betreft het railvervoer naar IJmuiden. Wij hebben in de Memorie van Antwoord aangegeven dat dit bij de streekplanherziening aan de orde komt. Naar aanleiding van dit amendement zeg ik toe dat ik, samen met de gemeente Velzen, de mogelijkheden van een onderzoek zal bezien. Als versnelling mogelijk is, zal ik de staten daarvan op de hoogte stellen. In het andere geval vindt ook onderzoek in het kader van het streekplan plaats. Wij hoeven voorlopig geen ¦ 100.000,-- daarvoor uit te trekken. Eerst zal een en ander uitgezocht moeten worden. Ik zal daarover rapporteren. Het amendement kan worden ingetrokken, omdat ik al doe wat erin wordt verzocht. De heer Poelmann (D66): Als wij het amendement omzetten in een motie wordt zij dus gezien als een ondersteuning van uw beleid? De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Dat hoeft niet, want ik ga het doen. De heer Poelmann (D66): Wij rekenen op u, dus wij trekken het amendement in.
De voorzitter: Op een gegeven moment nemen de staten een standpunt in, als zijnde het standpunt van Noord-Holland. Niet iedere keer dat zo'n standpunt wordt uitgedragen, wordt daarvan melding gemaakt aan de staten. Sterker nog, als wij het niet uitdragen, moeten de staten GS erop aanspreken dat dit wordt gedaan. Dat doen wij dus.
De voorzitter: Aangezien amendement 55-2 (zie blz. 26) is ingetrokken, maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer uit. Amendement 55-10 van GroenLinks betreft een veelzijdig personeelsbeleid. In de commissie Economische Zaken is dit onderwerp herhaalde malen aan de orde geweest. Het standpunt van de gedeputeerde Lagrand en van de ambtenaren van EZ is dat het verantwoord is om ¦ 300.000,-- van de begroting af te halen, omdat ieder keer weer blijkt dat het moeilijk, zo niet onmogelijk, is om dat geld aan deze onderwerpen te besteden. Wij blijven bij dit standpunt. Wij ontraden aanneming van amendement 55-10.
De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten):
De heer Koetsier (GroenLinks): Uit het aantal
Mevrouw Smit-Boerma (De Groenen): Was het niet netter geweest om tevoren aan de fracties kenbaar te maken dat die advertentie geplaatst zou worden? Ik vind het niet leuk om dat uit de krant te vernemen.
77
11 november 1996
ingediende projecten is toch gebleken dat er voldoende vraag is om het bedrag volledig aan te wenden? In feite is er dus geen sprake van het gevaar van onderuitputting. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Dat is er wel. Uit het staatje kan alleen worden opgemaakt dat projecten worden aangevraagd, maar uiteindelijk gaat een aantal daarvan niet door. Amendement 55-15 betreft ook een veelzijdig personeelsbeleid. Daarvoor geldt hetzelfde antwoord als op amendement 55-10. In dit geval is een meerderheid van GS tegen het amendement. Overigens zal dat ook wel voor amendement 55-10 gelden, want dat lijkt er veel op. Wat motie 55-1 inzake road-pricing betreft, stel ik vast dat er heel gemakkelijk wordt gesteld dat genoemd streven de instemming van provinciale staten heeft. Wij hebben in de staten niet fundamenteel over het verschijnsel "rekeningrijden" gediscussieerd. De heer Poelmann (D66): Ik denk dat deze staten behoorlijk voor mobiliteitsbeperking en -beheersing zijn. Dit is een voor de hand liggende vorm daarvan. De staten moeten zich dan ook maar uitspreken. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Er wordt ook melding gemaakt van road-pricing op rijkswegen onder gelijktijdige verlaging van de motorrijtuigenbelasting. Wij gaan daar niet over. De rijksoverheid zal daarover een besluit moeten nemen. Ook wordt gesteld dat road-pricing op provinciewegen moet worden gecompenseerd door verlaging van de opcenten op de motorrijtuigenbelasting. Zo ver is het ook nog niet. Rekeningrijden staat nadrukkelijk op de agenda van de stuurgroep inzake de Noordvleugel, die is voorgekomen uit de bereikbaarheidsmanifestatie van 4 juni. Er zal een taakgroep worden opgericht met als een van de belangrijkste taken het bezien van de effecten van rekeningrijden. Er is een stappenplan ontwikkeld. Binnen de stuurgroep wordt het rekeningrijden uitgewerkt. Zodra de tijd rijp is, zal daarover in de staten worden gediscussieerd. Wij hebben dan concreter voor ogen wat het inhoudt en betekent. Op dat moment komen dit soort discussies wel los. Waar in de motie om wordt gevraagd, gebeurt dus al. De heer Poelmann (D66): Wij stellen niet voor om autonoom over rekeningrijden te spreken, maar de provincie dient wel te anticiperen op eventuele maatregelen van het Rijk. Minister Jorritsma is daarmee goed bezig en de discussie speelt ook al op Kamerniveau. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): In de stuurgroep zijn de gemeente Amsterdam, rijkswaterstaat, het ROA en de provincie vertegenwoordigd. Zij is dus vrij breed samengesteld. 78
11 november 1996
Wat wordt gevraagd, doen wij. Er wordt overigens ook naar provinciale wegen gekeken, want het is glashelder dat dit een probleem oplevert. De heer Poelmann (D66): Uw toelichting is helder. Wij trekken de motie dan ook in. De voorzitter: Aangezien motie 55-1 (zie blz. 24) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit. De heer Broeren (VVD): Kan de heer Poelmann beloven om voortaan over "rekeningrijden" te praten en niet over "road pricing"? De heer Poelmann (D66): Dat zeg ik toe. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Motie 55-7 betreft de brochure "Werken aan het terrein van de toekomst". Er wordt verzocht om integrale terreinplannen te maken. Dit gebeurt al in het kader van MET. Ik wijs ook op de herstructurering van bedrijventerreinen in het kader van het masterplan. Er wordt gekeken naar de uitwisseling van energie, grond en afvalstoffen. Ik noem een voorbeeld. Een van de eerste projecten van het projectbureau is om in samenwerking met ENW te bezien of er afspraken over bedrijventerreinen gemaakt kunnen worden. Als om integrale terreinplannen wordt gevraagd, wordt het ingewikkelder dan noodzakelijk is. Bij iedere herstructurering gebeurt een en ander al. Wat ons betreft, hoefde deze motie niet te worden ingediend. De heer Koetsier (GroenLinks): Neemt u de motie over? De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Wij zijn daar al mee bezig. De motie voegt niets toe aan het beleid. Ik adviseer dan ook om de motie in te trekken. De heer Koetsier (GroenLinks): Ik trek de motie in. De voorzitter: Aangezien motie 55-7 (zie blz. 31) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Motie 55-11 betreft de verkeerstoren. Er wordt geconstateerd dat de burgers veelvuldig contact daarmee zullen hebben. Dat is ook de bedoeling, want dat lost veel verkeersproblemen op. Het nummer moet algemeen bekend zijn. Er wordt gewezen op de grote behoefte aan informatie en aan een klachtenlijn voor het openbaar vervoer binnen de provincie. Ik ben het daar geheel mee eens. Als wij verantwoordelijk worden voor het streekvervoer, is een van onze eerste voornemens het instellen van een informatienummer/klachtenlijn. De burger moet zo'n nummer leren kennen. Wij willen dat niet koppelen aan de verkeerstoren. Dat kan ook nooit hetzelfde
nummer zijn. Een klachtennummer moet ook geschikt zijn om klachten over de verkeerstoren in te dienen. Ik zeg dus toe dat een van de eerste activiteiten die ondernomen zal worden, het instellen van een klachten- en informatienummer is, maar dat mag niet aan de verkeerstoren worden gekoppeld. De heer Poelmann (D66): Wordt het een gratis nummer of moet er 75 cent per minuut worden betaald? De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Dat weet ik niet. Het lijkt mij niet dat het 75 cent per minuut moet zijn, maar wij hebben nog niet over de kosten gesproken. Ik zal dat in de gaten houden. Ik raad de motie af, omdat de koppeling niet gelegd dient te worden. De heer Lauxtermann (AOV/OU55+): Wij hebben het volste vertrouwen in uw toezegging en wij trekken de motie dan ook in. De voorzitter: Aangezien motie 55-11 (zie blz. 37) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
Mevrouw Smit-Boerma (De Groenen): Mijn fractie zou heel blij zijn als de Zuid-Tangent vertramd werd, maar daaraan zitten haken en ogen en daarom vroegen wij ons af of trolleybussen een alternatief kunnen zijn. Ik vraag mij slechts af of er wel eens naar gekeken is. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Nee, er is niet naar gekeken, omdat vertrammen een betere oplossing zou zijn. Dat blijft gelden. Wij kunnen overigens best eens naar de situatie in Haarlem kijken. Misschien heeft men daar iets aan trolleybussen. Het grote probleem is ook dat wij allerlei modaliteiten op elkaar willen laten aansluiten. Wij willen de passagier niet iedere keer verplichten om van het ene in het andere systeem te stappen. Mevrouw Smit-Boerma (De Groenen): Onze voorkeur gaat ook uit naar een tram. Mevrouw Karssen (CDA): Voorzitter! In het gebruik van een trolleybus zit een groot gevaar. Kent u de overeenstemming tussen een politicus en een trolleybus? De voorzitter: Nee.
De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Ik kom op de motie van De Groenen over de ZuidTangent. Het openbaar vervoer op de Zuid-Tangent moet zo milieuvriendelijk mogelijk gerealiseerd worden. Gevraagd wordt om na te gaan of trolleybussen tot de mogelijkheid behoren. Ons antwoord is: nee. Wij zijn dat niet van plan. De staten hebben het standpunt ingenomen dat de ZuidTangent eigenlijk "vertramd" had moeten worden. Dat was niet haalbaar. Ik hoop dat de staten extra geld beschikbaar zullen stellen om in de toekomst sneller vertramming mogelijk te maken. Op het moment dat je trolleybussen wilt laten rijden, moeten er lijnen komen waaraan die bussen hangen. Je kunt dan beter een tram laten rijden, want dat is milieuvriendelijker dan een trolleybus. Het argument dat trolleybussen flexibel zijn, gaat in dit geval niet op, want het gaat om een vrijliggende busbaan. Er is dus geen hinder van ander verkeer. Wij raden het ten sterkste af om het zo te doen. De heer Koetsier (GroenLinks): Gaat het college bij de Zuid-Tangent bij voorkeur uit van een trambaan? De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Ja, in navolging van de wens van de staten. Hier zal genuanceerd naar moeten worden gekeken, want dat hoeft niet te betekenen dat de gehele Zuid-Tangent vertramd wordt. Het is niet uitgesloten dat straks blijkt dat een vertramming, in combinatie met de noord-zuidlijn, tot Hoofddorp al goed is. Vanuit Hoofddorp kan hoogwaardig busvervoer, modern aangepakt, naar Haarlem, Nieuw Vennep, Uithoorn, worden ingezet. Vertramming hoeft dus niet voor het gehele tracé te gelden. 79
11 november 1996
Mevrouw Karssen (CDA): Als ze de draad kwijt zijn, kunnen ze geen van tweeën verder. De voorzitter: Wat is het verschil tussen een tram en een politicus? Mevrouw Karssen (CDA): Een tram kan ontsporen, maar een politicus praat het recht. De voorzitter: Een tram wijkt nooit van z'n spoor af. De heer Koetsier (GroenLinks): Behalve als deze ontspoort. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter! De motie wordt niet gesteund door het college. Mevrouw Smit-Boerma (De Groenen): Uw woorden geven mij toch nog hoop. Ik trek de motie in. De voorzitter: Aangezien motie 55-17 (zie blz. 45) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Wij steunen motie 55-21 over extra middelen voor de Zuid-Tangent van harte. In de motie staat nog eens wat er eventueel allemaal gedaan kan worden met de beschikbare bijdrage. Het geeft de mogelijkheid om flexibel in te spelen op allerlei mogelijkheden. Dat is perfect. De heer Neef (PvdA): Er is een aanvulling van de
ondertekening van motie 55-21. Ook de VVD ondertekent haar. De voorzitter: Motie 55-21 (zie blz. 54) is aldus gewijzigd. De heer Verburg (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter! Er zijn opmerkingen gemaakt over de onderhandelingen inzake de invoering van een 36urige werkweek. De inzet van het college is om bij die onderhandelingen terughoudend te zijn met de herbezetting van arbeidsplaatsen. Je kunt niet enerzijds een akkoord sluiten met de sociale partners over reductie van het aantal arbeidsplaatsen en anderzijds volledige herbezetting nastreven in het kader van een 36-urige werkweek. Voor bepaalde cruciale posten is herbezetting echter noodzakelijk. Ik heb in de commissie Middelen al aangegeven dat met name de onevenwichtigheden in de personeelssamenstelling bekeken moeten worden. Wellicht moet dat de inzet van de onderhandelingen met de vakorganisaties zijn. In december vindt een eerste overleg plaats met de vakorganisaties. Dat is een opiniërende zitting om de posities nader te bezien. Vervolgens zal het traject zodanig worden ingericht dat besluitvorming in de loop van 1997 kan plaatsvinden. De heer Koetsier (GroenLinks): Legt het college de doelstelling terugdringing van werkloosheid door over te gaan op een 36-urige werkweek naast zich neer? Wordt geen bijdrage geleverd aan het creëren van arbeidsplaatsen? Dat is toch de inzet van de vakbonden in het CAO-overleg? De heer Verburg (lid van gedeputeerde staten): De inzet van de vakbonden om zo veel mogelijk arbeidsplaatsen te doen herbezetten, wordt op zichzelf door GS onderschreven. Wij hebben echter rekening te houden met speciale omstandigheden, namelijk met een verandering van de organisatie. GS zijn van mening dat die betrokken moet worden in het overleg met de vakorganisaties. Met name de VVD heeft gevraagd waarom wij in de Memorie van Antwoord niet hebben gereageerd op vragen over het landbouwbeleid. Die vragen hebben met name betrekking op de voorbereiding van een tweetal investeringsprojecten die in de eerstejaarsschijf zijn opgenomen. Het is de bedoeling dat deze projecten binnen twee à drie maanden aan de staten worden gepresenteerd. Er is ingegaan op de relatie tussen het duinzoomproject en de ontwikkeling van het bloembollenareaal rondom Anna Paulowna. Gevraagd is of de bollentelers daarheen zullen gaan. Dat gebeurt op basis van vrijwilligheid. Dat ontslaat ons echter niet van de verantwoordelijkheid om randvoorwaarden te creëren. Er moet een zodanige invulling worden gegeven aan het project, dat het aantrekkelijk is voor de ondernemers in het duinzoomgebied om het bedrijf te verplaatsen. 80
11 november 1996
De heer Bongers (VVD): U hebt de bereidheid in dat gebied dus niet getoetst? De heer Verburg (lid van gedeputeerde staten): Dat is correct. Een en ander zal verwerkt worden in de aanvraag aan het investeringsfonds. De heer Bongers (VVD): Hebt u contact gehad met de gebruikers van die grond? Is het u bekend of zij vrijwillig naar Anna Paulowna willen vertrekken? De heer Verburg (lid van gedeputeerde staten): Het investeringsfonds heeft daar alles mee te maken, omdat een deel van de vragen pas beantwoord kan worden als de bijdrage van het investeringsfonds duidelijk is. Op dit moment is natuurlijk geen enkele bollenteler bereid om van de zandgronden naar de kleigronden te gaan. De heer Bongers (VVD): Dat hebt u dus wel gecheckt. De heer Verburg (lid van gedeputeerde staten): Wij willen het bollenproject op een zodanige manier inrichten, dus een zodanige structurering van de grond bewerkstelligen, dat het aantrekkelijk wordt om zich aldaar te vestigen. Uit de gevoerde gesprekken kan worden gedestilleerd wanneer men daartoe bereid is. Dat is afhankelijk van het economisch rendement en potentieel in het nieuwe gebied. Het is aan ons om uit te maken of die kansen er liggen. De heer Bongers (VVD): Voorlopig kan ik met dit antwoord leven. De heer Le Belle (D66): Als de bollentelers ¦ 250.000,-- voor één ha grond krijgen en zich voor ¦ 160.000,-- per ha in de Anna Paulowna-polder kunnen vestigen, verhuizen ze wel. De heer Bongers (VVD): We zijn gekke henkie niet! De heer Verburg (lid van gedeputeerde staten): Wij moeten zodanig gunstige randvoorwaarden creëren dat het aantrekkelijk wordt om zelfstandig te beslissen om daarheen te gaan. Onze randvoorwaarden zullen er met name op zijn gericht om extra investeringen in de infrastructuur te voorkomen. Wij moeten er een aantrekkelijk gebied van maken, ook gericht op de grondstructuur. De heer Bongers heeft de suggestie van pilotachtige projecten gedaan. Wij hebben dat opgenomen in de plannen. Het is belangrijk om daaraan aandacht te besteden. Amendement 55-8 van GroenLinks is heel sympathiek, want er wordt terechte zorg uitgesproken over de "vermarketing" van biologische land- en tuinbouwproducten. GroenLinks vraagt zich af of er niet te weinig gelden zijn gereserveerd. Wij zijn van
mening dat eerst bewezen moet worden dat de te realiseren plannen ook daadwerkelijk uitgevoerd kunnen worden. Er is niemand die kan zeggen welk extra bedrag daarvoor uitgetrokken moet worden. Op het moment dat er een eerste start is gemaakt met de planvorming rondom de verbeterde afzet van de biologische land- en tuinbouwproducten en uit het resultaat blijkt dat er meer middelen voor nodig zijn, zullen wij een voorstel aan de staten doen. GS wijzen het amendement nu af. Wij zullen de resultaten van de evaluatie aan de staten voorleggen. De heer Koetsier (GroenLinks): Kunt u in het Voorjaarsbericht nadere gegevens verschaffen? De heer Verburg (lid van gedeputeerde staten): Dat hangt ervan af of het evaluatieresultaat beschikbaar is. Is dat het geval, dan komen wij erop terug.
hebben daar nog geen reactie op gekregen. Een aantal andere aandachtspunten uit de motie zijn reeds onderdeel van de landbouwagenda 2000. De motie is dan ook overbodig. De onderwerpen kunnen worden ingebracht in het kader van het plan van aanpak van de investeringsprojecten. De heer Le Belle (D66): Er wordt steeds gezegd dat het al beleid is en dat dit wordt uitgevoerd. De ene gedeputeerde kiest ervoor, de motie over te nemen en de andere vraagt, de motie in te trekken. Ik vind dat geen eenstemmig beleid. Ik meen dat de motie gehandhaafd moet worden. Als alles wordt overgenomen, wat doen wij dan nog? U voert alles al uit. De voorzitter: Het beleid steunen! De heer Bongers (VVD): Applaudisseren.
De heer Poulie (GroenLinks): Ik wil het amendement 55-8 omzetten in een motie. Het bedrag van ¦ 400.000,-- wijzig ik weer in ¦ 140.000,--, met de aanvulling dat als blijkt dat er onvoldoende geld beschikbaar is, ik GS zal verzoeken om tijdig voorstellen te doen voor aanvullende middelen. De voorzitter: Aangezien amendement 55-8 (zie blz. 32) is ingetrokken, maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer uit. De heer Verburg (lid van gedeputeerde staten): Ik kom op amendement 55-9. In de commissievergadering is dit onderwerp, als posterioriteit in het GS-beleid, uitvoerig besproken. Ik heb bij die gelegenheid in commissieverband al aangegeven dat een emancipatiebeleid gericht op agrarische vrouwen mijn sympathie heeft, maar dat het in de reguliere projecten van de landbouwbegroting moet worden betrokken. Emancipatie van agrarische vrouwen voor bestuursfuncties behoort naar de mening van GS tot de verantwoordelijkheid van de eigen brancheorganisaties. Zij moeten middelen beschikbaar stellen voor verdere uitwerking. Zij doen dat ook. GS zijn dan ook van mening dat dit amendement niet aangenomen moet worden. Motie 55-4 van D66 heeft het karakter van een soort landbouwagenda 2000. Er is veel in opgenomen. De verschillende onderdelen van de motie betreffen investeringsprojecten die binnen twee à drie maanden in de commissie aan de orde gesteld zullen worden naar aanleiding van een plan van aanpak in het kader van het FINH. Dat zijn met name de investeringsprojecten N3.3 inzake de biologische landbouw, N3.1 inzake de bloembollenontwikkeling rondom Anna Paulowna en N2.2 Hollands Bloementuin. Er wordt ook gepleit voor opwekking van duurzame energie als vierde gewas. GS hebben in een eerder stadium een verzoek ingediend bij staatssecretaris Vermeend om een gunstig fiscaal regime in te stellen voor ons biodieselproject. Wij 81
11 november 1996
De heer Verburg (lid van gedeputeerde staten): De onderwerpen in de motie van D66 zijn soms meerdere malen uitvoerig aan de orde geweest in de commissie Land- en Tuinbouw. In de commissievergadering heb ik bijvoorbeeld op de vermarketing van biologische producten en op de mogelijkheden voor het kweken van biobollen in het kader van de ontwikkeling van een nieuw bollengebied, zeer positief gereageerd. Die zaken worden betrokken bij de planvorming van de programma's in het kader van het investeringsproject. De heer Le Belle (D66): Wij zijn blij met deze schets van een integrale visie op landbouw en trekken de motie in. De voorzitter: Aangezien motie 55-4 (zie blz. 25) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit. Dan zal ik vervolgens ingaan op de vragen die mijn beleidsterrein betreffen. Mevrouw Goijert heeft gevraagd naar de voortgang van het overleg in de IJmondregio. Er is onder mijn voorzitterschap een stuurgroep gevormd waarin zitting hebben twee leden van GS en twee leden van het college van B&W van de drie respectievelijke gemeenten. In de stuurgroep is gesproken over de tijdsplanning en het begin van een onderzoeksopdracht. Vervolgens is een inventarisatie gemaakt van bureaus die daarvoor in aanmerking komen. Er worden offertes gevraagd die in de stuurgroep bekeken worden. De onderzoeksopdracht zal in GS en in de verschillende colleges van B&W aan de orde komen. Er zal een klankbordgroep worden gevormd waarin verschillende maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven vertegenwoordigd zullen zijn. Er wordt een communicatieplan gemaakt. Er zal in de loop van 1996/1997 contact met de bevolking plaatsvinden. Informatie zal zo spoedig mogelijk naar de commissie OB gestuurd worden. Mevrouw Goijert heeft gezegd dat de "bewegingen" van Alkmaar minder vrolijk ogen dan
aanvankelijk het geval leek. Dat is niet juist. In het overleg van twee à drie weken geleden met de verschillende partijen - de gemeenten Alkmaar, Heiloo, Egmond, Akersloot, Bergen en Schoorl - is gebleken dat er buitengewoon open overleg mogelijk is. Er is ook zeer goed overleg mogelijk tussen Alkmaar en de andere gemeenten. Bovendien is gebleken dat Alkmaar tijdens het overleg, gehoord de argumenten, een aantal gedachten heeft teruggenomen. Het overleg is zeer open en constructief. Diverse werkgroepen zullen werken aan een eensluidend raadsbesluit. Dit betreft Alkmaar, Heiloo en Akersloot, Bergen/Schoorl en Egmond/Heiloo. Bovendien komt er een werkgroep Alkmaar, Heiloo en Egmond om de verschillende prognoses van de woningbouw onder de loep te nemen. Het gaat om buitengewoon open en constructief overleg. De heer Poelmann (D66): Dat is prettig. Ik kan mij echter uit het debat in de staten op 17 juni herinneren dat er wat Alkmaar betreft, gesproken werd over het mogelijk uitvoeren van een aantal grenscorrecties dus geen grote herindelingen - die te maken hebben met het tot uitvoering brengen van in het streekplan opgenomen beleid ten aanzien van woningbouw, bedrijventerreinen enzovoorts; zaken waarover gemeenten het eens zijn. In de publiciteit is het mij opgevallen dat in het plan van Alkmaar nadrukkelijk terreinen zijn opgenomen waarvoor forse bestemmingsveranderingen nodig zijn om bepaalde doeleinden te realiseren. Als nu wordt ingestemd met een bepaald herindelingsvoorstel waaraan een bestemmingswijziging vastzit, ben je in feite de bestemming aan het wijzigen hoewel die strikt genomen in het streekplan aan de orde is. Dat is niet in overeenstemming met de sfeer die werd uitgedragen door Alkmaar in de besprekingen over de toekomst van de bestuurlijke organisatie. Mevrouw Goijert (CDA): In de pers is geen standpunt en reactie van het college naar voren gekomen. Ik heb kennisgenomen van de toelichting van het college en ik ga ervan uit dat deze juist is. De voorzitter: Het gaat om grenscorrecties, hetgeen iets anders is dan herindeling. Bij grenscorrecties is het criterium "minder dan 10% van de bevolking betreffende". Het kan echter wel om aanzienlijke gebieden gaan. In de besluitvorming van provinciale staten is nadrukkelijk opgenomen dat ten aanzien van voorstellen voor grenscorrecties die eventuele wijziging van planologische bestemmingen impliceren, een afzonderlijk traject gevolgd moet worden. In het overleg heb ik voortdurend beklemtoond dat de grenscorrecties de planologische bestemming niet bepalen, noch omgekeerd, dus de planologische bestemmingen bepalen ook niet eventuele grenscorrecties. Daarover dient afzonderlijk te worden gediscussieerd. Wij zijn niet via de krant ingegaan op bepaalde voorstellen, maar hebben onze standpunten in het overleg ingebracht. De resultaten 82
11 november 1996
van het overleg worden aan de commissie OB en aan provinciale staten voorgelegd. Bij gemeenten leidt het tot enige commotie als men geluiden van provinciale staten of leden daarvan verneemt voordat het overleg is gevoerd. Mevrouw Goijert (CDA): Wij hebben ons daarvan onthouden. Het is belangrijk dat wij goed op de hoogte worden gehouden. De heer Poelmann (D66): Voorzitter! Als de gemeenten Alkmaar, Heiloo, Schoorl enzovoorts in de publiciteit treden, doen zij dat om een reactie uit te lokken. Als statenleden daarop worden aangesproken, vind ik het logisch dat je dan niet zegt: er zit een broedende kip, dus hou je mond. Men brengt zelf standpunten naar buiten waarover nog geen overeenstemming is. Wie de publiciteit zoekt, kan reacties verwachten, ook van volksvertegenwoordigers. De voorzitter: Ik ontzeg u dat recht niet, maar soms is het wijs, je af te vragen of je moet reageren. De heer Bongers is ingegaan op de capaciteit van de bestuurlijke organisatie. Die problematiek is gezien de vele projecten wel aan de orde. In het kader van de reorganisatie bezien wij of een en ander door tijdelijke aanstellingen opgevangen kan worden, alhoewel dat op zichzelf geen gelukkige keus is. Ik heb al toegezegd dat ik in de commissie Openbaar Bestuur zal discussiëren over de standpunten die ik links en rechts heb ingenomen over de provinciale politie, zo zeg ik tegen de heer Poelmann. Het is niet meer zo'n actuele kwestie, want er komt nog een evaluatie. Wij hoeven daar nu geen standpunt over in te nemen. De heer Poelmann (D66): Ik heb enige opmerkingen over de randstadsamenwerking gemaakt. De voorzitter: Wij voeren goed overleg met het DB en AB van de randstadregio, mede in het licht van de landelijke commissie die wordt ingesteld met betrekking tot de randstadproblematiek. Enerzijds verloopt het overleg binnen de wat formele WGRachtige structuur van de regio Randstad wat moeizaam. Dat moet versneld, verbeterd worden. Anderzijds moet een en ander zodanig worden opgezet dat er een bijdrage wordt geleverd aan de landelijke randstadcommissie, die door het departement wordt ingesteld. Wij zijn daarmee bezig. Wij komen, zoals bekend, waarschijnlijk uit op een enigszins projectachtige structuur. De vraag is aan de orde op welke wijze een en ander gekoppeld kan worden aan, ingesluisd in of geplaatst naast de WGRconstructie van de regio Randstad. Het DB van de regio Randstad, waarin namens de provincie mevrouw Van Diepen zitting heeft, is daar druk mee bezig. Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde
staten): Wij komen in januari met een aanbeveling. De voorzitter: Ik kom op motie 55-5 van D66. Op 16 en 17 juni komt de Raad van ministers in Amsterdam bijeen. Voor het gemak noem ik dat maar Maastricht II. Op 15 en 16 mei is er een werkbezoek van het Comité van de regio's. Daar handelt de motie over. Op 23 mei komen alle permanente vertegenwoordigers van lidstaten van de EU in Noord-Holland op bezoek. Op 25, 26 en 27 juni bezoekt de werkgroep van de Europese gemeenschap van kolen en staal Noord-Holland. Bij al die gelegenheden geven wij op een adequate wijze vorm aan de presentatie van Noord-Holland, dus ook op de Top van regio's en steden van Europa. Voor de Raad van Ministers zijn het kabinet respectievelijk Amsterdam eerste gastheer. Wij zijn druk doende om Noord-Holland een adequate plaats in het programma te geven en om Noord-Holland zichtbaar te maken. De heer Poelmann (D66): U treedt overal op, want u bent commissaris van de Koningin. Het gaat nu om een bijeenkomst van de top van de regio's. Wij zijn ook een regio. Daaraan moet op een aparte manier aandacht worden besteed. De voorzitter: Dat doen wij dus, maar wij moeten ons wel realiseren dat formeel Amsterdam gastheer is. Wij voegen ons in het program. Er is zo'n uitstekende samenwerking met Amsterdam, dat dit wel lukt. Het gebeurt dus, en wel meer dan dat. De motie is dan ook overbodig. In motie 55-6 van GroenLinks wordt gevraagd om een politiek debat. Zij vragen, een evenredig deel van de spreektijd van alle fracties in een gemeenschappelijke pot te stoppen. Dat is het paard achter de wagen spannen. Het politieke debat moet door de fracties worden gevoerd in de hun toegemeten spreektijd, verdeeld naar rato van de omvang van de fracties. Het is dwaas om spreektijd in een algemene pot te stoppen voor het voeren van een politiek debat, alsof dat niet juist door de fracties al gebeurt. Het is een a-politiek voorstel. Mevrouw Declercq (GroenLinks): Vindt u dat er flitsende debatten worden gevoerd? De voorzitter: Daar gaat het niet om. Mevrouw Declercq (GroenLinks): Daar gaat het ons wel om. De voorzitter: Denkt u dat dit beter wordt als spreektijd in een pot wordt gestopt? Er is overigens een voorziening. Het feit dat er een soort voet van 20 minuten in de spreektijd van kleine fracties is aangebracht, is een soort pot, een vloer die wordt gelegd om kleine fracties in de gelegenheid te stellen, een en ander naar voren te brengen. Dat moet niet worden uitgebreid, want daardoor vervaagt het politieke debat. Ik vind het voorstel niet goed 83
11 november 1996
doordacht. Ik stel voor, de motie in te trekken. Het college ontraadt in ieder geval de motie. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Ik ben vergeten, in te gaan op motie 55-23 over STIREA. De motie is enigszins kort door de bocht geformuleerd. Kan er een toelichting op worden gegeven? De heer Neef (PvdA): De bedoeling is om te doen wat in de commissie is besproken, namelijk om alsnog te trachten om in de vorm van voorfinanciering de trein gaande te houden en de herstructurering van de voldragen voorstellen alsnog te doen starten. Volgend jaar moeten wij proberen om op basis van welke subsidieregeling dan ook, opnieuw de voorstellen in te dienen. Zij waren voldragen, dus zij kunnen ingediend worden. De intentie is voorfinanciering, omdat het proces gaande is. Er is gevraagd of er een limiet is gesteld. De totale STIREA-aanvraag was 50 mln. Naar rato is voor de met name genoemde projecten de totaalsom van 12,7 mln. de uiterste bovengrens. De heer Springer (CDA): Voorzitter! De CDA-fractie heeft om een totaaloverzicht gevraagd van de problematiek van de herstructurering van bedrijventerreinen. Dat inzicht is noodzakelijk om tot een gestructureerde aanpak te komen, al gaat het alleen maar om de ordening van de instrumenten die daarbij een rol spelen. In deze motie speelt STIREA een rol, maar ik noem ook het masterplan Noordzeekanaalgebied, het MET en het Fonds investeringen Noord-Holland. Kan daarop worden ingegaan? De voorzitter: Bij afwezigheid van gedeputeerde Lagrand kan men niet vragen, nu op al die aspecten betreffende de bedrijventerreinen in te gaan. Er komt ongetwijfeld nog een moment daarvoor in de commissie Economische Zaken. Het gaat nu over motie 55-23. Mevrouw Wildekamp (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter! De heer Tielrooij zou motie 55-14 behandelen. Omdat hij de vergadering al heeft verlaten, zal ik voor hem antwoorden. De motie betreft de regeling inzake omvorming van verzorgingshuizen naar aangepaste ouderenhuisvesting. Wij hebben daarvoor een subsidiemogelijkheid van ¦ 20.000,-- per woning. Het AOV noemt ten onrechte de grens van ¦ 810,-per maand. Het is juist de bedoeling dat woningen beschikbaar komen die binnen de huursubsidiegrens vallen, dus de zogenaamde sociale huursector. Daarmee wordt het in sommige gevallen ook mogelijk om huren te realiseren van ¦ 600,--, ¦ 700,- of ¦ 800,--, tot een maximum van ¦ 810,-- per maand. In feite wordt het verzoek in de motie in de praktijk al gerealiseerd. Men moet het bedrag van
¦ 810,-- niet als een grens zien. Er worden ook projecten gerealiseerd waarbij het om een veel lagere huur gaat dan ¦ 810,--. De betekenis van het maximum is dat er niet wordt gesubsidieerd als het om huren van boven ¦ 810,-- gaat. De heer Lauxtermann (AOV/OU55+): Naar aanleiding van dit antwoord, trekken wij onze motie in. De voorzitter: Aangezien motie 55-14 (zie blz. 38) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit. De vergadering wordt van 18.02 uur tot 18.30 uur geschorst voor fractieberaad. De voorzitter: Ik geef eerst de woordvoerders gelegenheid om moties en amendementen te wijzigen, in te dienen of in te trekken. Vervolgens is er gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen. Daarna kunnen wij overgaan tot de stemmingen. De heer Van der Paard (PvdA): Moet ik dit nu zien als een derde termijn of als een halve derde termijn? De voorzitter: Als een halve derde instantie, gezien de beperkte tijd. De heer Poelmann (D66): Voorzitter! Het is vandaag niet echt gelukt, een politiek debat op hoofdlijnen te voeren. Al heel snel ging het over kleinere voorstellen, moties en amendementen. Daar hebben wij overigens aan mee gedaan. Maar goed, daar komen wij later nog over te spreken. Voorzitter! Wij hebben de staten een nota van het ECN aangeboden. Ik verzoek het college deze nota, voorzien van een preadvies, in de staten aan de orde te stellen.
Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op maandag 11 november 1996; overwegende, dat in de nota "Noord-Holland en het toerisme" van juli 1992 is gepleit voor een onderzoek naar de haalbaarheid om woonhuismonumenten, industriële monumenten en dergelijke, om te bouwen tot verblijfsaccommodaties en dit nog herhaald wordt in voordracht 55A van oktober 1993; met het oog op, - de bevordering van de kwaliteit van het cultuurhistorisch toerisme in Noord-Holland; - het behoud van het cultuur-historisch erfgoed; - de stimulering van de werkgelegenheid in de toeristische sector; voorts overwegende, dat - een keten van historische verblijfsaccommodaties een economisch-toeristische meerwaarde verleent aan verspreid liggende culturele objecten in Noord-Holland; - daarbij gebruik gemaakt kan worden van de wervende kracht die Amsterdam nu eenmaal heeft voor cultureel toerisme, als uitgangspunt van de keten naar het noorden van de provincie; - daartoe een ondernemingsplan gemaakt moet worden waarbij gekeken moet worden naar samenwerking met marktgerichte bedrijven; - een inventarisatie gemaakt moet worden van daartoe in aanmerking komende monumentale panden en gebruik gemaakt kan worden van ervaringen in andere provincies; besluiten om hiertoe een budget van ¦ 100.000,-- ter beschikking te stellen ten laste van de post onvoorzien in 1996. Motie 55-29
De heer De Zeeuw (lid van gedeputeerde staten): Wij hebben al eerder een nota van het ECN ontvangen, op verzoek van de provincie overigens. Vluchtige beschouwing van de nota die wij van D66 hebben gekregen, leert mij dat beide nota's op elkaar lijken. Het ligt volgens mij voor de hand, ze samen te voegen. Dan kunnen beide nota's voorzien van een preadvies in de statencommissie behandeld worden. De heer Poelmann (D66): Voorzitter! De fracties van D66 en PvdA hebben gezamenlijk een nieuw amendement opgesteld inzake de verblijfsaccomodaties. Dat zal ik samen met twee nieuwe moties indienen. Deze moties vervangen eerder ingetrokken amendementen. Amendement 55-18 Door de leden Van Wagensveld-Drukker, Hofwijks, Gök en Smit-Boerma wordt het volgende amendement voorgesteld: 84
11 november 1996
Door de leden Poelmann, Berkhout, Berman en Abbas wordt de volgende motie voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 11 november 1996; overwegende, dat 1.er zich steeds duidelijker een tweedeling in onze maatschappij aan het aftekenen is, waarbij de zelfredzaamheid van een groeiend aantal mensen in het gedrag komt; 2. maatschappelijke participatie een belangrijk middel is voor de ontplooiingskansen en vrijheidsbeleving en daarmee dus het welbevinden van ieder individu op zich en voor onze maatschappij als geheel; 3. mogelijkheden tot participatie aan maatschappelijke activiteiten en/of betaald werk van lichamelijk en geestelijk gehandicapten vanwege het tekortschieten van de huidige
4.
5. 6.
7.
instrumenten als structureel onvoldoende te kwalificeren zijn; deze mensen bovendien qua inkomen veelal langdurig op of onder het bijstandsniveau verkeren, hetgeen recentelijk door het Sociaal en cultureel planbureau nog eens is bevestigd; de eigen mogelijkheden van deze mensen om hierin verandering te brengen als te beperkt moeten worden beschouwd; gelet op deze bovenlokale problematiek, de provincie een initiërende en stimulerende rol op zich moet nemen om de participatiemogelijkheden voor deze mensen duurzaam te verbeteren; hierbij samenwerking met onder meer gemeenten onontbeerlijk is, vanwege het grote belang van bundeling van aldaar aanwezige kennis, expertise, wettelijke instrumenten als WVG en AWBZ en arbeidsbemiddeling;
openluchttheater (op Amstelveens grondgebied) mee te nemen, en gaan over tot de orde van de dag. Dit amendement en deze moties, die door een genoegzaam aantal leden zijn ondertekend, maken mitsdien onderwerp van beraadslaging uit. De heer Koetsier (GroenLinks): Voorzitter! Wij willen motie 55-9 wijzigen. Wij vragen de onderzoeksresultaten nu te betrekken bij het nieuwe plan Verzorging en verpleging 1997-2000. De voorzitter: Aangezien motie 55-9 (zie blz. 31) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp meer van beraadslaging uit. Zij wordt vervangen door motie 55-9a. Motie 55-9a
besluiten, - in regionaal verband een voortrekkersrol te gaan innemen, gericht op verbreding en verdieping van de maatschappelijke participatie van lichamelijk en geestelijk gehandicapten; - de mogelijkheden hiertoe in eerste instantie door uitvoering van een pilotproject in een (proef)regio te onderzoeken, gericht op een (duurzame) projectmatige aanpak samen met in de regio liggende gemeenten, en gaan over tot de orde van de dag. Motie 55-30 Door de leden Poelmann, Van den Berg-Voets, Abbas en Van Wagensveld-Drukker wordt de volgende motie voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 11 november 1996; overwegende, dat - de Cultuurnota 1997-2000 behandeld zal worden in de vergadering van december 1996; - ter wille van de financiering van speciale wensen nu reeds besloten moet worden over wijzigingen in de begroting van 1997; - bij de behandeling van de Cultuurnota een meerjarige subsidie gevraagd zal worden voor het toneelgezelschap "Het Amsterdamse Bos", naast meerjarige subsidies voor NKT en Arena; - de voorstellingen in het Amsterdamse bos aansluiten bij Cultuur, Historie en Toerisme en de wens om de activiteiten van de Karavaan ook naar het zuiden van de provincie uit te breiden; verzoeken GS, bij de uitwerking van de Cultuurnota de mogelijkheden van het "Amsterdamse Bos", voor zover het de activiteiten betreft in het kader van het 85
11 november 1996
Door de leden Declercq, Koetsier, Poulie, Bozelie en Gök wordt de volgende motie voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, kennisnemende van de conceptbegroting 1997, de algemene beschouwingen en de Memorie van Antwoord; overwegende, dat - GS al enkele maanden geleden hebben aangekondigd dat er een onderzoek zou worden verricht naar de knelpunten in de thuiszorg in Noord-Holland; - het gezien de steeds dichterbij komende gevolgen van het substitutiebeleid het van groot belang is dat dit knelpunten in kaart worden gebracht; verzoeken GS, - nog dit jaar de resultaten van het onderzoek te presenteren en te behandelen in de commissie Zorg; - de onderzoeksresultaten te betrekken bij het nieuwe plan Verzorging en verpleging 1997-2000, en gaan over tot de orde van de dag. Deze motie, die door een genoegzaam aantal leden is ondertekend, maakt mitsdien onderwerp van beraadslaging uit. De heer Koetsier (GroenLinks): Voorzitter! Wij trekken motie 55-6 in. Wij zullen het voorstel inzake het instellen van een "pot" voor spreektijden inbrengen in de commissie die door het Seniorenconvent zal worden ingesteld. De voorzitter: Aangezien motie 55-6 (zie blz. 30) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
De heer Koetsier (GroenLinks): Voorzitter! Wij trekken motie 55-10 eveneens in. Wij nemen genoegen met de toezegging dat een en ander al in uitvoering is. De voorzitter: Aangezien motie 55-10 (zie blz. 32) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit. De heer Koetsier (GroenLinks): Voorzitter! Wij trekken amendement 55-7 in omdat wij het antwoord van de gedeputeerde voldoende vinden. Wij kunnen hierop terugkomen en er zal nieuw geld beschikbaar komen indien dat noodzakelijk is. De voorzitter: Aangezien amendement 55-7 (zie blz. 32) is ingetrokken, maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer uit. De heer Koetsier (GroenLinks): Voorzitter! Wij hadden amendement 55-8 al ingetrokken omdat wij genoegen nemen met de toezegging dat er, als hiervoor meer geld nodig is, volgend jaar op kan worden teruggekomen. Tot slot trekken wij ook amendement 55-11 in. De voorzitter: Aangezien amendement 55-11 (zie blz. 33) is ingetrokken, maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer uit. De heer Lauxtermann (AOV/OU55+): Voorzitter! In plaats van de eerder ingetrokken motie 55-13 dien ik een nieuwe motie in. Er wordt nu een andere financieringsbron aangegeven. Ik wijs erop dat de fractie van D66 deze motie medeondertekend heeft. Motie 55-13a Door de leden Lauxtermann, Bruystens, Lagas, De Lange, Berman en J.P.M. van Wijk wordt de volgende motie voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op maandag 11 november 1996, kennisnemende van de conceptbegroting en het Beleidsplan 1997, de algemene beschouwingen en de Memorie van Antwoord; overwegende, dat - reeds lang binnen de staten gesproken wordt over de dringende noodzaak, te komen tot een provinciale televisie; - tot nu toe daaraan nog niet kon worden tegemoetgekomen omdat slechts financiering vanuit het opleggen van aanslagen aan de burgers van Noord-Holland mogelijk leek; - nu een alternatief daarvoor gevonden kan worden; - daardoor bovendien een indringende bemoeienis binnen de provinciale televisie door de NOS voorkomen wordt; - verwacht mag worden dat door het genereren van 86
11 november 1996
inkomsten uit de reclame de provinciale televisie op niet al te lange termijn zichzelf kan bedruipen; besluiten, dat met spoed overgegaan moet worden tot de oprichting van provinciale televisie en dat deze voorziening zolang als zij zichzelf nog niet kan bedruipen uit reclameopbrengsten, gefinancierd zal worden door de provincie, en gaan over tot de orde van de dag. Deze motie, die door een genoegzaam aantal leden is ondertekend, maakt mitsdien onderwerp van beraadslaging uit. De heer Lauxtermann (AOV/OU55+): Voorzitter! Wij trekken amendement 55-13 in. Wij zullen het bijna gelijkluidende amendement van GroenLinks van harte steunen. De voorzitter: Aangezien amendement 55-13 (zie blz. 38) is ingetrokken, maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer uit. Mevrouw Smit-Boerma (De Groenen): Voorzitter! Ik had aangekondigd, een nieuwe motie in te dienen ter vervanging van de ingetrokken motie 55-15. De toezegging van de gedeputeerde is voor mij echter reden om dit achterwege te laten. Ik handhaaf motie 55-16. De ingetrokken motie 55-17 wordt niet vervangen omdat het antwoord van de gedeputeerde mij tot vertrouwen stemt. De heer Neef (PvdA): Voorzitter! Ik wil niet onvermeld laten dat wij er erkentelijk voor zijn dat GS zo ruiterlijk het boetekleed hebben aangetrokken. Wij hadden en hebben kritiek. De vragen moeten uiteraard beantwoord worden, maar dit neemt weg dat wij het waarderen dat GS hebben ingezien dat deze procedure verandering behoeft. Wij zijn er uiteraard zelf bij als een en ander aangepast wordt. Wij zullen daarbij trachten, het goede te behouden. Voorzitter! Ik dank u voor de terechtwijzing aan het adres van de CD vanwege het manipuleren van de cijfers, dat men in die fractie heeft gedaan. Laat de buitenlanders overeenkomstig het huidige beleid tot ons komen. Dat is cultureel en economisch gunstig voor ons land. Wij vinden de "sprong" die wordt gemaakt in de discussie over locaties voor de uitbreiding van Schiphol wat voorbarig. Wij willen eerst de resultaten van de discussie over nut en noodzaak afwachten, die ook nationaal nog gevoerd moet worden. Pas als die achter de rug is, willen wij ons verdiepen in de vraag welke locatie voor een eventuele uitbreiding of tweede luchthaven kan dienen, al dan niet met een horizon tot 2030. Wij vinden dat er te snel van wordt uitgegaan dat een en ander al nuttig en noodzakelijk is. Wij dienen eerst de nationale discussie af te wachten. Ook op dit
onderdeel lopen wij overigens het risico, niet in de pas te lopen met de fractie in Den Haag, maar dat komt meer voor. Er is gevraagd naar de dekking van amendement 55-16. Voorzitter! De dekking is voor dit jaar in de saldireserve gevonden. Dat is uiteraard incidenteel. Als de staten van mening zijn dat het volume met ¦ 300.000,-- moet worden verhoogd, zoals wordt voorgesteld, verwachten wij dat GS zelf bij machte zijn om bij volgende begrotingen een adequate dekking aan te geven. Voor het komende jaar kiezen wij voor dekking uit de saldireserve en voor de volgende jaren wachten wij de voorstellen van GS af. In motie 55-20 willen wij een kleine wijziging aanbrengen. Dit betreft het schrappen van het middelste zinnetje van het verzoek aan GS. De zin "aan te geven hoe de Groen Beheer Dienst deze initiërende rol kan gaan spelen" komt te vervallen. GS hebben gezegd dat het beleidsmatige onderdeel van de motie onderschreven kan worden maar dat de positionering beter aan de orde kan komen in het kader van de reorganisatiediscussie. De voorzitter: Motie 55-20 (zie blz. 53) is aldus gewijzigd. De heer Neef (PvdA): Voorzitter! Wij willen motie 55-23 inzake de STIREA-gelden aanhouden. Wij hebben bij verschillende fracties de bereidheid geproefd om tot voorfinanciering over te gaan. Een en ander kan aan de orde komen in de eerstvolgende vergadering van de commissie Economische Zaken. De voorzitter: Aangezien motie 55-23 (zie blz. 55) van de agenda is afgevoerd, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit. De heer Bongers (VVD): Voorzitter! Wij hebben vanmorgen kritiek op de procedure geuit. Wij hebben u zeer ruimhartig een herkansing in 1997 aangeboden. Wij wachten in spanning af. Wij hebben de motie van GroenLinks goed tot ons door laten dringen. Een en ander geeft ons aanleiding, onze motie 55-28 in te trekken. De voorzitter: Aangezien motie 55-28 (zie blz. 60) is ingetrokken, maar zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit. Wat uw eerste opmerking betreft, ga ik ervan uit dat wij elkaar een herkansing geven. De heer Bongers (VVD): Daar mag u wel op rekenen! Wij treden graag in de arena. De heer Poelmann: Voorzitter! Mevrouw Van Diepen heeft nog geen reactie kunnen geven op amendement 55-18. Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter! Ik betreur de tekst van dit 87
11 november 1996
amendement. Nu wordt iets geheel anders gevraagd. In het oorspronkelijke amendement van de PvdA werd om een onderzoek gevraagd. GS wilden wel onderzoeken wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn en daarmee was het voorstel van D66 om nu al geld beschikbaar te stellen voor de uitvoering nog niet aan de orde. In amendement 5518 wordt voorgesteld, ¦ 100.000,-- beschikbaar te stellen, maar er staat niet bij waarvoor dat bedrag moet dienen. Verder is er sprake van het maken van een ondernemingsplan en dat is heel iets anders dan een onderzoek. Ik wil graag toezeggen dat GS een onderzoek laten uitvoeren naar de mogelijkheden van verblijfsaccomodaties in monumenten. Wij zullen bezien of dit onderzoek gefinancierd kan worden uit het huidige onderzoeksbudget. Als wij geld te kort komen, zullen wij de staten een voorstel doen. Na ommekomst van de resultaten van het onderzoek kan nadere besluitvorming plaatsvinden. Mevrouw Van Wagensveld-Drukker (D66): Drie jaar geleden is een soortgelijk amendement overgenomen door het college. Ik wijs erop dat er toen een budget van ¦ 250.000,-- werd gevraagd. Nu wordt een bescheiden bedrag gevraagd dat uitstekend besteed kan worden aan onderzoek. Daartoe moet een ondernemingsplan gemaakt worden en daarmee zijn ongetwijfeld enige werkzaamheden gemoeid. Ik zie niet in wat dit amendement voor kwaad kan. De heer Meijdam (VVD): Het lijkt mij niet juist, nu nieuwe elementen in de discussie te brengen. In dit stadium van de begrotingsbehandeling kunnen naar mijn mening alleen kleine wijzigingen in moties en amendementen worden aangebracht. Ze kunnen natuurlijk ook worden ingetrokken. De heer Schipper (CDA): Wij hadden voorkeur voor het oorspronkelijke amendement van de PvdA. Daarin werd helder verwoord in welk stadium het plan van de stadslogementen op dit moment verkeert. De nu ontstane verwarring noopt ons ertoe, het gecombineerde amendement af te wijzen. De heer Hofwijks (PvdA): Ik heb de term "ondernemingsplan" geïnterpreteerd als een gedetailleerd onderzoek naar de haalbaarheid. De heer Schipper (CDA): Waarom heeft u het amendement eigenlijk gewijzigd? Als u gewoon had opgeschreven wat u van plan bent, was er geen onduidelijkheid ontstaan. Als de oorspronkelijke passage over het onderzoek weer in het amendement wordt opgenomen, weten wij precies waar wij het over hebben. De voorzitter: De gedeputeerde heeft een onderzoek toegezegd. De resultaten zullen in commissieverband worden besproken, waarna bezien wordt of er op deze weg wordt voortgegaan en of er middelen voor nodig zijn. Ik roep de staten op, deze toezegging te
aanvaarden.
In stemming komt amendement 55-12 (zie blz. 33).
Mevrouw Van Wagensveld-Drukker (D66): Ik zeg nog eens met nadruk dat drie jaar geleden al een onderzoek is toegezegd. De gedeputeerde neemt zich nu stellig voor om een en ander ter hand te nemen. Daarna wordt er, zo nodig, een budget aan toegevoegd. Ik heb daar vrede mee. Dat geldt ook voor de PvdA. Ik trek het amendement in en ga er daarbij van uit dat het niet weer drie jaar zal duren.
De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van D66, de CD, de PvdA, met uitzondering van de collegeleden, AOV/OU55+, De Groenen, GroenLinks, het CDA en de heer J.P.M. van Wijk voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen. In stemming komt amendement 55-15 (zie blz. 55).
De voorzitter: Aangezien amendement 55-18 (zie blz. 88) is ingetrokken, maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer uit. Ik constateer dat er geen behoefte is aan het afleggen van stemverklaringen vooraf, zodat wij tot de stemmingen kunnen overgaan.
De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van D66, de PvdA, AOV/OU55+, De Groenen, de heer J.P.M. van Wijk .... Het lijkt mij beter, de stemmen over dit amendement te tellen. Ik constateer, dat het amendement met 32 stemmen voor is verworpen.
Stemmingen In stemming komt amendement 55-16 (zie blz. 55). Aan de orde zijn stemmingen in verband met het Beleidsplan 1997, de Begroting 1997 en de Memorie van Antwoord. Aan de orde is de stemming over de ingediende amendementen. In stemming komt amendement 55-1 (zie blz. 26). De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van D66, GroenLinks, AOV/OU55+, De Groenen, de heer J.P.M van Wijk en van de fractie van het CDA de heer Van Ruller voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen. In stemming komt het gewijzigd amendement 55-6 (zie blz. 28 en 69). De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van D66, de CD, AOV/OU55+, de heer J.P.M. van Wijk en De Groenen voor dit gewijzigd amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.
De voorzitter: Ik constateer, dat dit amendement met algemene stemmen is aangenomen. In stemming komt amendement 55-17 (zie blz. 61). De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fractie van de PvdA tegen dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat het is aangenomen. Hoofdfunctie 1 wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het ontwerp vastgesteld. Hoofdfunctie 2 wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het ontwerp vastgesteld. Hoofdfunctie 3 wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het ontwerp vastgesteld. Hoofdfunctie 4 wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het ontwerp vastgesteld. Hoofdfunctie 5 wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het ontwerp vastgesteld.
In stemming komt amendement 55-9 (zie blz. 33). De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, AOV/OU55+, De Groenen, het CDA en de heer J.P.M van Wijk voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen. In stemming komt amendement 55-10 (zie blz. 33). De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van D66, AOV/OU55+, GroenLinks, De Groenen en de heer J.P.M. van Wijk voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.
88
11 november 1996
Hoofdfunctie 6 wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het ontwerp vastgesteld. Hoofdfunctie 7 wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het ontwerp vastgesteld. Hoofdfunctie 8 wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het ontwerp vastgesteld. Hoofdfunctie 9 wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het ontwerp vastgesteld. Hoofdfunctie 0 wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het ontwerp vastgesteld.
Aan de orde zijn stemmingen over de ingediende moties. In stemming komt motie 55-2 (zie blz. 24). De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van D66, de CD, de PvdA, GroenLinks, De Groenen en het CDA, met uitzondering van de PvdA- en CDA-collegeleden, voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen. In stemming komt motie 55-5 (zie blz. 26). De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, D66, GroenLinks, De Groenen en het CDA voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen. In stemming komt motie 55-8 (zie blz. 31). De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, het CDA, AOV/OU55+, De Groenen, de heer J.P.M. van Wijk en drie leden van de VVD voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen. In stemming komt motie 55-9a (zie blz. 90). De voorzitter: Ik constateer, dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van alle fracties, behoudens drie leden van de VVDfractie, voor deze motie hebben gestemd, zodat zij is aangenomen. In stemming komt motie 55-19 (zie blz. 53). De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, de CD, de PvdA, AOV/OU55+, GroenLinks, De Groenen en de heer J.P.M. van Wijk voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen. In stemming komt de gewijzigde motie 55-20 (zie blz. 53 en 91). De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van D66 en het CDA tegen deze gewijzigde motie hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat zij is aangenomen. In stemming komt de gewijzigde motie 55-21 (zie blz. 54 en 84). De voorzitter: Ik constateer, dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen. De heer Neef (PvdA): Aangezien amendement 55-12 is aangenomen, trek ik motie 55-22 (zie blz. 54). De voorzitter: Aangezien motie 55-22 is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
In stemming komt motie 55-12 (zie blz. 37). De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van AOV/OU55+, GroenLinks, De Groenen, de CD en de heer J.P.M. van Wijk voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de gewijzigde motie 55-24 (zie blz. 59 en 77). De voorzitter: Ik constateer, dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen. In stemming komt motie 55-25 (zie blz. 59).
In stemming komt motie 55-13a (zie blz. 90). De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van D66, AOV/OU55+, de heer J.P.M. van Wijk en van de fractie van het CDA de heer Van Ruller voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen. In stemming komt motie 55-16 (zie blz. 44). De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de AOV/OU55+, De Groenen en de heer J.P.M. van Wijk voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen. In stemming komt motie 55-18 (zie blz. 48).
89
11 november 1996
De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van het CDA, AOV/OU55+ en de heer J.P.M. van Wijk tegen deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat zij is aangenomen. In stemming komt motie 55-26 (zie blz. 60). De voorzitter: Ik constateer, dat 34 leden voor en 37 leden tegen deze motie hebben gestemd, zodat zij is verworpen. In stemming komt motie 55-27 (zie blz. 60). De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, D66, de CD, GroenLinks, AOV/OU55+, De Groenen, het CDA en de heer J.P.M. van Wijk voor de motie hebben gestemd en die van de overige fractie ertegen, zodat
zij is aangenomen. In stemming komt motie 55-29 (zie blz. 89). De heer Poelmann (D66): Gezien de toezeggingen op dit punt, houden wij deze motie aan. De voorzitter: Aangezien motie 55-29 van de agenda is afgevoerd, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit. In stemming komt motie 55-30 (zie blz. 89). De heer Poelmann (D66): Omdat de in deze motie aan de orde zijnde kwestie bij de Cultuurnota wordt betrokken, houden wij ook deze motie aan. De voorzitter: Aangezien motie 55-30 van de agenda is afgevoerd, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit. Het Beleidsplan 1997 en de Memorie van Antwoord worden vervolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De risicoparagraaf wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De Begroting voor 1997 wordt, met inachtneming van de tijdens de statenbehandeling aangebrachte wijzigingen, zonder hoofdelijke stemming vastgesteld. De fractie van de CD wordt aantekening verleend, dat zij geacht wenst te worden tegen de gehele begroting te hebben gestemd. 16Aan de orde is de voordracht van gedeputeerde staten inzake het Fonds Investeringen NoordHolland, eerste programma (zie bijlage 69). Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 17Aan de orde is de voordracht van gedeputeerde staten inzake de begroting 1997 van de Groenontwikkelings- en Beheersdienst (zie bijlage 56). Het voorstel wordt zonder hoofdelijk stemming aangenomen. 18. Sluiting. De voorzitter sluit de vergadering om 19.15 uur.
Titel:PS-notulen d.d. 11-11-1996 Datum:04-02-1997 90
11 november 1996
Nummer: Documenttype:PS-verslag
91
11 november 1996