VOORWOORD BIJ DE UITGAVE 2012 Het belang van de btw voor de ondernemingswereld wordt nu overal en door iedereen erkend. Op het vlak van de verplichtingen dwingt zich een doeltreffend beleid op. Lexfin Btw 2012 gidst u op een gestructureerde wijze door de btw-materie. Dit werk is het resultaat van een langdurige inspanning om een praktische en toegankelijke synthese te bekomen inzake de Belgische en Europese wetgeving. De doelstelling is tweeledig: een commentaar verschaffen met betrekking tot de nationale problemen, terwijl ook de grensoverschrijdende problematiek niet onbesproken blijft. Een gedetailleerde, geactualiseerde en methodische analyse inzake de alledaagse moeilijkheden, waarmee ondernemingen en hun raadgevers worden geconfronteerd, wordt voorgelegd. De thematische ordening van dit werk is gebaseerd op de Btw-richtlijn 2006/112/EG en het Wetboek Btw. De toelichting wordt niet alleen geïllustreerd met voorbeelden uit de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie en van rechtbanken en gerechtshoven in België, maar ook met voorbeelden van gerechtelijke uitspraken in onze buurlanden (hoofdzakelijk Frankrijk en Nederland). Het standpunt van de Fiscale Administratie wordt eveneens uit de doeken gedaan aan de hand van verschillende circulaires en administratieve beslissingen. Indien nodig worden hier de incoherenties of de verschillen met de rechtspraak in de kijker gesteld. Tevens worden een aantal thema’s, zoals bijvoorbeeld de plaatsbepalingen van de dienstverrichtingen, het begrip ‘btw-schuldenaar’, de intracommunautaire handelingen, de problematiek inzake de aftrek van btw evenals de btw-eenheid, op een vernieuwende manier besproken en uitgelegd aan de hand van didactische schema’s. In de loop van het voorbije jaar 2011 en in het prille begin van het huidige jaar 2012 werden onder meer navolgende heikele punten aangeraakt, gewijzigd en van de nodige commentaar voorzien: – – – –
de problematiek inzake de verjaringstermijnen; de plaatsbepaling van de diensten; de jurisprudentie inzake de bewijsmiddelen voor intracommunautaire handelingen; de juridische onzekerheid inzake de belasting op het privaat gebruik van de vervoermiddelen met de Beslissing nr. E.T. 119.650 van 20 oktober 2011 en de opschorting ervan; – het aan btw onderwerpen van de handelingen van de notarissen en de gerechtsdeurwaarders; – de behandeling door de rechtbank van door de Administratie opgelegde boeten; – de diverse wijzigingen als gevolg van de VAT-Package met de wijziging inzake de organisatie van de evenementen. Lexfin Btw 2012 is een echt naslagwerk. Een dagelijks hulpmiddel voor accountants, fiscale raadgevers, boekhouders, fiscalisten, fiscale advocaten en, meer in het algemeen, voor elke onderneming en voor iedereen die zich het domein van de btw op een praktische manier wenst eigen te maken. En er is meer. Dit boek is een samenvatting van de volledige en permanent up-to-date commentaar op de btw die u vindt op www.lexfin.be.
Surf naar www.lexfin.be voor meer informatie
Suggesties of opmerkingen zijn steeds welkom via e-mail op
[email protected]. Veel leesplezier. De auteurs, Yves Bernaerts, vennoot Ernst & Young Tax Consultants. Julien Brouckaert, zaakvoerder Vat-Experience Comm.V. Roland Werniers, zaakvoerder Vat-Solutions Comm.V.
4
Btw Overzicht Delen
Overzicht Delen DEEL 1 Inleiding
51
DEEL 2 Belastingplicht
65
DEEL 3 Belastbare handelingen
207
DEEL 4 Invoer
419
DEEL 5 Maatstaf van heffing
461
DEEL 6 Tarieven
511
DEEL 7 Vrijstellingen met betrekking tot uitvoer
619
DEEL 8 Aftrekregeling
669
DEEL 9 Teruggaaf van belasting
809
DEEL 10 Verplichtingen van de btw-belastingplichtige
861
DEEL 11 De aangifte
957
DEEL 12 De bijzondere regelingen
985
DEEL 13 De bewijsmiddelen
1025
DEEL 14 Sancties
1093
DEEL 15 Vervolgingen – Gedingen
1133
DEEL 16 Verjaringen
1155
Trefwoordenregister
1171
Btw
5
Inhoud
Inhoud DEEL 1 Inleiding
51
HOOFDSTUK 1 De omzetbelasting 1 De Europese Richtlijnen
53 53
HOOFDSTUK 2 De grote lijnen van de btw 1 Algemene werking van de btw
54 54
HOOFDSTUK 3 De btw en de invoering van de euro op 1 januari 1999
54
HOOFDSTUK 4 Enkele opmerkingen inzake btw-fraude
54
HOOFDSTUK 5 Uitbreiding van de Europese Unie
54
HOOFDSTUK 6 Misbruiken 1 Voorafgaand 2 Economische context 3 Toepassingsvoorwaarden 4 Omzetting in de Btw-wetgeving 5 Een maximalistische administratieve circulaire? 6 Omstandigheden om misbruik te voorkomen 7 Behoud van de keuze voor de minst belaste weg 8 Inwerkingtreding van de antimisbruikbepalingen in België 9 Evolutie in de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie 9.1 Het arrest Weald Leasing 9.1.1 De feiten 9.1.2 Schema van de gebruikte structuur – De erbij betrokken vennootschappen en de overeenkomsten 9.1.3 De verwachte winsten dankzij de opgezette structuur 9.1.4 De door het Hof ontwikkelde redenering 9.1.5 Indien het misbruik wordt bevestigd door de nationale wetgever 10 Knipperlichten 11 Rechterlijke beslissing verleent gezag van gewijsde (res iudicata) en misbruiken
55 55 55 55 56 57 60 60 61 62 62 62 62 62 63 63 63 64
HOOFDSTUK 7 Cases
64
DEEL 2 Belastingplicht
65
HOOFDSTUK 1 De belastingplichtige 1 Definitie van de belastingplichtige 1.1 Inleiding 1.2 Essentiële kenmerken 1.2.1 Hoedanigheid van de persoon 1.2.2 Aard van de werkzaamheid 1.2.3 Geregelde werkzaamheid 1.2.4 Zelfstandige uitoefening 1.3 Niet-essentiële kenmerken 1.3.1 Met of zonder winstoogmerk 1.3.2 Hoofdzakelijk of aanvullend 2 Soorten belastingplichtigen 2.1 De gewone belastingplichtige 2.1.1 De landbouwondernemer 2.1.2 De vrijgestelde kleine onderneming – Vrijstellingsregime 2.2 De vrijgestelde belastingplichtige
67 67 67 67 67 67 68 69 70 70 70 70 70 70 71 71
www.lexfin.be
6
Btw Inhoud
2.3
3
4
5
6
7
De occasionele belastingplichtige 2.3.1 De vrijwillige occasionele belastingplichtige 2.3.2 De van ambtswege toevallige belastingplichtige 2.4 Juridische entiteiten – Btw-eenheid 2.4.1 Inleiding 2.4.2 Werking 2.4.3 Territoriale beperking, begeleidende maatregelen 2.4.4 Regeling hoofdelijke aansprakelijkheid 2.4.5 Ten onrechte toepassing van de regeling btw-eenheid 2.4.6 Wie kan deel uitmaken van een btw-eenheid? 2.4.7 Optioneel karakter 2.4.8 Verplichting om deel uit te maken van een btw-eenheid 2.4.9 Aftrek – Eindbestemming 2.4.10 Aanvang en einde van de activiteiten van de btw-eenheid 2.4.11 Insolventie van een lid of van het lid dat als vertegenwoordiger optreedt 2.4.12 Subrogatie van rechten en verplichtingen Begin en einde van de belastingplicht 3.1 Begin van de belastingplicht 3.2 Einde van de belastingplicht 3.2.1 Concrete toepassing 3.2.2 Faillissement 3.2.3 Verkoop bij uitvoerend beslag 3.2.4 Vereffening van een onderneming (eenmanszaak, vennootschap) Openbare instellingen en instellingen van openbaar nut 4.1 Toestand vanaf 1 juli 2007 4.1.1 Inleiding 4.1.2 De btw-belastingplicht van de publiekrechtelijke lichamen vanaf 1 juli 2007 4.1.3 Lijst van de handelingen 4.1.4 Vrijgestelde belastingplichtige 4.2 Retributie en belasting 4.3 Gemengde belastingplicht 4.3.1 Aftrekregeling 4.3.2 Concrete toepassingen 4.4 Drankgelegenheden 4.5 Inzamelen van afvalwater – Beheer van rioleringen 4.6 Autonome gemeenteregieën 4.7 Particulariteiten inzake belastingplicht intergemeentelijke samenwerkingsverbanden 4.7.1 Vooraf 4.7.2 Intercommunales 4.7.3 Intergemeentelijke samenwerkingsverbanden Intercommunale verenigingen 5.1 Definitie 5.2 Belastingplicht Buitenlandse belastingplichtigen 6.1 Buitenlandse belastingplichtigen die in België een vaste inrichting hebben 6.2 De in het buitenland gevestigde belastingplichtigen 6.3 Het begrip ‘zetel van bedrijfsuitoefening’ 6.4 Niet in België gevestigde organisatoren van manifestaties en beurzen in België – Merchandising Particulariteiten inzake belastingplicht 7.1 Wisselagenten en wisselagentcorrespondenten 7.1.1 Algemeen 7.1.2 Belastingplicht van wisselagenten en wisselagentcorrespondenten 7.1.3 Gemengde belastingplicht 7.1.4 Bijzondere regeling 7.2 Kunstschilders, beeldhouwers, graveerders en keramiekbewerkers 7.3 Kostendelende verenigingen 7.3.1 Algemeen 7.3.2 Definitie 7.3.3 Door de deelnemers verrichte handelingen 7.3.4 Draagwijdte van artikel 44, § 2, 1bis van het W. Btw 7.4 Handelsvereniging bij wijze van deelneming en de tijdelijke handelsvereniging 7.4.1 Algemeen 7.4.2 Handelsvereniging bij wijze van deelneming
71 72 72 72 72 73 75 76 76 76 79 79 80 80 82 82 82 82 83 83 83 83 84 84 84 84 88 90 92 93 93 93 93 95 95 95 96 96 96 97 97 97 97 98 98 99 99 99 100 100 100 100 100 100 101 101 101 101 101 101 102 102 102
Btw
7
Inhoud
7.4.3 Tijdelijke vereniging Handelsbeurzen 7.5.1 Algemeen 7.5.2 Terbeschikkingstelling, ten behoeve van de inzenders, van een standplaats samen met bijkomende leveringen en diensten 7.5.3 Terbeschikkingstelling, ten behoeve van de inzenders, van een standplaats zonder bijkomende leveringen en diensten 7.5.4 Inkomgeld betaald door de bezoeker 7.5.5 Vereenvoudigde regeling op het stuk van aangiften en betaling 7.5.6 Terbeschikkingstelling van stalling voor rijtuigen 7.6 Kunstgalerijen 7.6.1 De exploitant van de zaal komt tussenbeide in de verkoop van de tentoongestelde voorwerpen 7.6.2 De exploitant van de zaal komt niet tussenbeide in de verkoop van de tentoongestelde voorwerpen 7.7 Beheer van flatgebouwen – Syndicus 7.7.1 Algemeen 7.7.2 Toestand na 1 augustus 1995 7.7.3 Rechtspersoon als syndicus – Bijkomende financiële verrichtingen 7.8 Prestaties van bedrijfsrevisoren, al dan niet verenigd in een burgerlijke vennootschap – Stagiairs en medewerkers 7.8.1 Algemeen 7.8.2 Bedrijfsrevisoren verenigd in een burgerlijke vennootschap 7.8.3 Stagiairs en medewerkers 7.9 Arbitrage – Scheidslieden 7.10 Filatelistische verenigingen en clubs 7.11 Zelfstandige journalisten en dagbladcorrespondenten 7.12 De belastingplicht van zaakvoerders en bestuurders 7.12.1 Fysieke personen als zaakvoerder/bestuurder 7.12.2 Rechtspersonen als zaakvoerder/bestuurder 7.12.3 Vereffenaars, commissarissen, bedrijfsrevisoren 7.13 Sporttrainer 7.14 Prostituees 7.15 Nationale Loterij – Verdelers en onderverdelers 7.16 Het reisbureau als belastingplichtige 7.17 De belastingplicht van holdingmaatschappijen 7.18 Homepartyverkopen 7.19 Notarissen en gerechtsdeurwaarders Administratieve toleranties 8.1 Vrijstellingsregeling 8.2 Verzekeraars 8.3 Stagedoende architecten 8.4 Schippers 8.5 Makelaars en lasthebbers 8.6 Depots van wasserijen, ververijen, stomerijen en stoppage-inrichtingen 8.6.1 Verplichtingen van de depothouder 8.6.2 Verplichtingen van de onderneming 8.7 Bezorgers van kranten, reclamedrukwerk en handelsmonsters 8.8 Personen die tussenkomst verlenen bij de inlassing van aankondigingen 8.9 Handelaars in recuperatiestoffen en –producten 8.10 Ophaaldienst van afval 8.11 Inkopen van huiden 8.12 Plaatsvervangende apothekers en apothekersprovisors 8.12.1 Provisors 8.12.2 Plaatsvervangende apothekers 8.13 Dagbladen en weekbladen 8.14 Groeperingen van melkproducenten 8.15 Terbeschikkingstelling van ruimte voor het aanbrengen van reclame of reclameborden door particulieren – Stickers of andere reclamemedia op een wagen 8.16 Zelfstandige verkopers bij de werving van abonnees in de gas- en electriciteitssector alsmede bij de operatoren inzake telecommunicatie 8.16.1 Toepassingsgebied 8.16.2 Na te leven formaliteiten om de onderhavige beslissing te kunnen toepassen Regeling van de belastingplichtige betreffende nieuwe gebouwen (en ermee samenhangende terreinen) 9.1 Inleiding 9.1.1 Lichamelijke goederen 7.5
8
9
www.lexfin.be
103 103 103 103 104 104 104 104 105 105 105 105 105 105 108 108 108 109 109 109 110 110 111 111 111 111 112 112 112 112 113 114 115 115 115 116 116 117 118 119 119 119 120 120 120 120 121 121 121 121 121 122 122 122 122 123 123 123 123
8
Btw Inhoud
10
9.1.2 Belastbare handelingen 9.1.3 Btw-termijn 9.2 Belastingplicht 9.2.1 Belastingplichtigen van rechtswege 9.2.2 Vrijwillige belastingplichtige 9.2.3 Bijgebouw: al dan niet te beschouwen als een nieuw gebouw 9.2.4 Prefabgebouwen 9.3 Nieuwe regelgeving van toepassing vanaf 1 januari 2011 9.3.1 Algemeen 9.3.2 Niet-vrijgestelde levering van een gebouw en het bijhorend terrein in de zin van artikel 1, § 9, 2° van het Btw-wetboek 9.3.3 Misbruik 9.3.4 Nieuw gebouw 9.3.5 Nieuw gebouw: begrip ‘gebouw in aanbouw’ 9.3.6 De tijdelijke handelsvennootschap 9.3.7 Btw-eenheid 9.3.8 Btw-herzieningstermijn 9.3.9 Onroerende leasing Regeling van de belastingplicht m.b.t. nieuwe vervoermiddelen 10.1 Inleiding 10.2 Begrip nieuwe vervoermiddelen 10.3 Ambtshalve toevallige belastingplichtige 10.4 Bedoelde personen met betrekking tot het recht op aftrek voorzien in artikel 45, § 1bis, van het Wetboek Btw 10.5 Bedrag van de aftrekbare btw 10.5.1 Absolute beperking 10.5.2 Werkelijke aftreklimiet 10.5.3 Doel van het recht op aftrek 10.5.4 Ontstaan van het recht op aftrek 10.6 Verplichtingen
HOOFDSTUK 2 Vrijstellingen op de belastingplicht 1 Inleiding 1.1 Algemeen 1.2 Hiërarchie 2 Eigenlijke vrijstellingen en de gemengde belastingplicht 3 Vrijstelling om reden van de hoedanigheid van de dienstverrichter 3.1 Notarissen 3.1.1 Periode tot 31 december 2011: de notaris als vrijgestelde belastingplichtige 3.1.2 Periode vanaf 1 januari 2012: de notaris als gewone belastingplichtige 3.2 Advocaten 3.2.1 Algemeen 3.2.2 Btw-statuut in België van de buitenlandse advocaten 3.2.3 Advocatenvennootschappen 3.2.4 Ere-advocaten 3.3 Gerechtsdeurwaarders 3.3.1 Periode tot 31 december 2011: de gerechtsdeurwaarder als vrijgestelde belastingplichtige 3.3.2 Periode vanaf 1 januari 2012: de gerechtsdeurwaarder als gewone belastingplichtige 3.4 Medische en paramedische beroepen 3.4.1 Artsen 3.4.2 Tandartsen 3.4.3 Beoefenaars van paramedische en aanverwante beroepen 3.4.4 Veeartsen 3.4.5 De externe diensten voor preventie en bescherming op het werk 3.4.6 Verhuur van medische of paramedische apparatuur 3.4.7 Alternatieve geneeskunde 3.4.8 Diëtisten en podologen 3.4.9 Vrijstelling van de belasting voor het vervoer van menselijke organen, bloed en melk 4 Vrijstellingen wegens sociale of culturele redenen 4.1 Algemeen – Afwezigheid van winstoogmerk bij vzw – Behoud btw-vrijstelling bij ‘overschotten’ – AGB – Subsidies 4.1.1 Algemeen – Afwezigheid van winstoogmerk bij vzw – Behoud btw-vrijstelling bij ‘overschotten’ 4.1.2 Algemeen – Cafetaria’s en kantines die uitgebaat worden door vrijgestelde belastingplichtigen 4.1.3 Autonome gemeentebedrijven (AGB’s)
124 125 126 126 127 128 128 128 128 129 130 130 131 131 131 131 132 132 132 132 133 133 133 133 133 133 133 133 134 134 134 135 135 135 135 135 135 136 136 137 138 139 139 139 139 139 140 143 143 145 145 146 147 147 147 148 148 148 149 150
Btw
9
Inhoud
4.1.4 Wat met subsidies? Inrichtingen voor gezondheidszorg en diensten van sociale aard 4.2.1 Ziekenhuizen en andere verplegingsinstellingen 4.2.2 Diensten voor gezinshulp 4.2.3 Vervoer van zieken of gewonden met speciaal daartoe uitgeruste vervoermiddelen 4.2.4 Sommige zelfstandige groeperingen van personen 4.2.5 Levering van moedermelk, menselijke organen en menselijk bloed 4.2.6 Vrijstellingen inzake maatschappelijk werk en sociale zekerheid 4.2.7 Diensten verricht door zelfstandige afgevaardigden ten voordele van ziekenfondsen 4.2.8 Gemeenschappelijke bepaling – Het verschaffen van spijzen en dranken 4.3 Sportinrichtingen en inrichtingen voor lichamelijke opvoeding 4.3.1 Algemeenheden 4.3.2 Begrip exploitanten 4.3.3 Bijkomende diensten 4.3.4 Organisatoren van sportevenementen 4.4 Onderwijs 4.4.1 Aard van het onderwijs 4.4.2 Draagwijdte van de vrijstelling 4.4.3 Instellingen voor sportonderricht 4.4.4 Diensten betreffende onderwijskeuze en gezinsvoorlichting 4.5 Cultuur 4.5.1 Verhuur van voorwerpen van culturele aard 4.5.2 Bibliotheken en leeszalen 4.5.3 Musea, monumenten, natuurmonumenten, plantentuinen en dierentuinen 4.5.4 Voordrachtgevers, artiesten, theaterbureaus en beroepssportbeoefenaars 4.5.5 Organisatoren van diverse voorstellingen 4.6 Bepaalde terbeschikkingstellingen van personeel 4.7 Instellingen die geen winstoogmerk hebben 4.7.1 Bijdrage 4.7.2 Toepassingen 4.7.3 Koerswijziging? 4.7.4 Representatieve organisaties – Nieuwe regelgeving vanaf 1 januari 2012 4.8 Handelingen ten eigen bate verricht ter verkrijging van financiële steun 4.8.1 Algemeen 4.8.2 Probleemstelling en analyse 4.9 Leveringen en intracommunautaire verwervingen bestemd voor een overeenkomstig artikel 44 vrijgestelde werkzaamheid Diverse vrijgestelde handelingen 5.1 Door de auteur of toondichter gesloten contracten voor uitgave van letterkundige werken of van kunstwerken 5.1.1 Contract voor uitgave 5.1.2 Auteur of toondichter 5.1.3 Letterkundig werk of kunstwerk 5.1.4 Nieuwe regeling van het kunstenaarsstatuut vanaf 1 juli 2003 5.2 Handelingen inzake verzekeringen en herverzekeringen 5.2.1 Algemeen 5.2.2 Makelaars en lasthebbers bij verzekeringen – Subagenten 5.2.3 Schade-expert 5.2.4 Backoffice-activiteiten – Averijcommissarissen – Tussenpersonen inzake verzekeringen 5.2.5 Verlenen van bijstand bij autopech 5.2.6 Aanbrengvergoeding voor boekhouders, accountants e.d. 5.3 Handelingen inzake kredietverrichtingen 5.4 Handelingen inzake gelddeposito’s, rekening-courantverkeer, schuldvorderingen, cheques en andere handelspapieren 5.5 Handelingen inzake betalings- en ontvangstverrichtingen, inzake deviezen, bankbiljetten en munten 5.6 Financiële verrichtingen alsmede handelingen vanwege makelaars inzake financiële verrichtingen 5.6.1 Algemeenheden 5.6.2 Het arrest Ludwig van het Europese Hof van Justitie – Bemiddeling inzake kredieten 5.6.3 Het arrest Skandinaviska Enskilda Bankenzaak van het Europese Hof – Verstrekking van een emissiegarantie 5.6.4 Verhandeling van groenestroomcertificaten 5.6.5 Verhandeling van warmtekrachtcertificaten 5.6.6 Diensten m.b.t. verkoop en aankoop van aandelen, vermogensbeheer 5.7 Leveringen van postzegels, fiscale zegels en soortgelijke waarden 4.2
5
www.lexfin.be
150 151 151 153 153 153 154 154 158 158 159 159 160 160 160 162 163 166 168 169 170 170 170 170 172 178 180 180 180 181 181 181 182 182 182 184 185 185 185 185 185 186 186 186 186 187 187 187 188 188 188 190 190 190 190 190 190 191 191 192
10
Btw Inhoud
5.8
6
7
Handelingen inzake weddenschappen, loterijen, kansspelen en geldspelen 5.8.1 Inleiding 5.8.2 Wettelijke beschikkingen 5.8.3 Omschrijving, definiëring van de begrippen weddenschappen, loterijen... 5.8.4 Automaten 5.8.5 De exploitatie van een automaat 5.8.6 De andere handelingen 5.8.7 Prijskampen 5.8.8 Bijzondere gevallen 5.8.9 Andere spelen 5.8.10 Uitzonderingsbepaling 5.8.11 Tussenpersonen bij weddenschappen – Europese rechtspraak: het arrest Henfling 5.8.12 Callcenteractiviteiten ten behoeve van een organisator van telefonische weddenschappen 5.9 Belastingplicht van ‘De Post’ nv van publiek recht 5.9.1 Algemeen 5.9.2 Vrijstelling postdiensten: toepassingsgebied ingeperkt vanaf 1 januari 2012 Leveringen en diensten met betrekking tot uit hun aard onroerende goederen 6.1 Leveringen van uit hun aard onroerende goederen 6.2 Vestigingen, overdrachten en wederoverdrachten van zakelijke rechten op uit hun aard onroerende goederen 6.3 De verpachting, de verhuur en de overdracht van huur van uit hun aard onroerende goederen 6.3.1 Inleiding 6.3.2 De wetgeving 6.3.3 Domaniale concessies: nieuwe uitzondering vanaf 16 augustus 2009 6.3.4 Onroerende financieringshuur 6.3.5 De verhuur van safeloketten 6.4 Actieve en passieve terbeschikkingstelling van een onroerend goed – Onroerende verhuur en concessies 6.5 Verhuur van onroerende goederen en bijkomende prestaties 6.5.1 Het arrest Tellmer van het Europese Hof 6.5.2 Het Hof 6.5.3 Quid België? 6.5.4 Besluit 6.6 Diversen 6.6.1 Overdracht van een overeenkomst voor de huur van een opslagplaats 6.6.2 Toekenning gebruiksrecht kantoren 6.6.3 Overname huurovereenkomst Beleggingsgoud – Optionele belastingplicht 7.1 Historische achtergrond 7.2 Aanpassing wetgeving vanaf 01.01.2000 7.3 De vrijstelling van artikel 44bis van het Wetboek 7.4 Optionele belastingplicht 7.5 Specifiek recht op aftrek 7.6 Administratieve formaliteiten 7.6.1 Facturatieverplichting 7.6.2 Het stelsel van de verlegging van de heffing naar de medecontractant 7.7 Bijzonder geval – Belastingplichtige niet in België gevestigd
192 192 192 192 193 193 195 195 195 196 196 196 197 197 197 198 198 198 199 199 199 199 200 200 200 200 201 201 201 202 202 202 202 202 203 204 204 204 204 204 205 205 205 205 205
HOOFDSTUK 3 Cases
206
DEEL 3 Belastbare handelingen
207
HOOFDSTUK 1 Algemene benadering
209
HOOFDSTUK 2 Levering van goederen 1 Definitie 1.1 Volgens de Btw-richtlijn 2006/112/EG 1.2 Volgens de Btw-wetgeving 2 Toepassingsveld van het begrip levering 2.1 Het belang van het arrest S.A.F.E. 2.2 Vastlegging van de grenzen van het begrip door het Hof van Cassatie – Rechtzetting door het Europese Hof van Justitie
211 211 211 211 212 212 212
Btw
11
Inhoud
3
4
5
6
7
8
2.2.1 Openbare orde – Preciseringen van het Europese Hof van Justitie 2.2.2 Het rechtstreekse verband met een schadeloosstelling 2.2.3 Schadevergoeding 2.2.4 Forfaitaire vergoeding 2.3 Reprografie – Dienstprestatie of levering van een goed? 2.4 Levering van organen en moedermelk Bedoelde goederen 3.1 Voorstelling 3.1.1 Lichamelijke goederen 3.1.2 Zakelijke rechten 3.2 Samenvattende tabel 3.3 De Belgische kroniek van de bebouwde terreinen 3.3.1 De gevolgen van het arrest Breitsohl 3.3.2 De onvermijdelijke vertragingsmanoeuvers 3.3.3 Regelgeving vanaf 1 januari 2011 m.b.t. nieuwe gebouwen en ermee samenhangende terreinen 3.4 Goederen waarvan de overdracht kan onderworpen worden aan de btw 3.4.1 Lichamelijke goederen 3.4.2 Nieuwe gebouwen 3.4.3 Goederen die als lichamelijke goederen beschouwd worden 3.4.4 Uitgesloten goederen Grondvoorwaarden voor het bestaan van een levering 4.1 Het bestaan van een overeenkomst 4.2 Contract onder bezwarende titel 4.3 Contract tot overdracht van de macht om te beschikken 4.3.1 Enkele gebruikelijke overeenkomsten die binnen het toepassingsgebied vallen van de artikelen 2 en 10 van het W. Btw 4.3.2 Particulariteiten Plaats van levering 5.1 Vooraf 5.2 Regelgeving in de Belgische Wetgeving 5.3 Structuur van de wettelijke ficties – Afwijkingen 5.3.1 Plaats van vertrek van het vervoer binnen de Gemeenschap 5.3.2 Plaats van vertrek van het vervoer buiten de Gemeenschap 5.3.3 Werkelijke vertrekplaats van het vervoer bevindt zich buiten de Gemeenschap maar wordt bij fictie verplaatst binnen de Gemeenschap 5.3.4 Administratieve beslissing – 10 mei 1999, nr. ET 95.100 ‘ERGA OMNES’ 5.4 Levering afkomstig uit derde landen 5.5 Plaats van levering bij verkopen op afstand (overgangsstelsel) 5.5.1 Voorafgaand – De context 5.5.2 Begrippen 5.5.3 Toepassingsvoorwaarden van het speciale regime van de verkopen op afstand 5.5.4 Berekening van de drempel voor de verkopen op afstand 5.5.5 Optie 5.5.6 Particulariteiten 5.5.7 Accijnsproducten 5.5.8 Roosters van de periodieke btw-aangifte 5.5.9 Verplichte facturatie 5.5.10 De btw-eenheid en de verkopen op afstand 5.6 Vermoeden juris tantum m.b.t. de plaats van de levering van een goed in België 5.7 Plaats van levering van gas en elektriciteit, van warmte en van koude Tijdstip van de levering 6.1 Hoofdcriterium 6.2 Tweede criterium 6.3 De verpachting, de verhuur en de overdracht van huur van uit hun aard onroerende goederen, alsook het gebruik van dergelijke goederen onder de voorwaarden van artikel 19, § 1, van het Wetboek Btw 6.4 Vermoeden juris tantum m.b.t. het tijdstip van de levering van een goed in België Gelijkstelling met een binnenlandse levering – Binnenlands regime 7.1 Verbruiklening 7.2 Overdracht van een goed ingevolge een vordering door of namens de overheid, de wet of een administratief reglement Met belastbare leveringen gelijkgestelde handelingen 8.1 Onttrekkingen voor privédoeleinden, voor andere doeleinden dan die van een economische activiteit of voor overdrachten om niet 8.1.1 Vier hypothesen inzake de bestemming van de onttrokken goederen www.lexfin.be
212 215 216 216 218 218 218 218 218 219 219 220 220 221 221 225 225 225 231 232 232 232 232 233 233 235 236 236 237 237 237 237 237 238 238 238 238 239 240 242 242 244 245 246 246 246 247 247 248 248 249 249 250 250 251 251 251 251 251
12
Btw Inhoud
9
10
11
8.1.2 Uitzondering – Geen onttrekking niettegenstaande de verstrekking om niet 8.1.3 Verrechtvaardiging van het mechanisme 8.1.4 Overdracht om niet van goederen die België verlaten – Vrijgestelde onttrekking 8.1.5 Onttrekking van een onroerend goed door een bouwpromotor om het niet over te dragen 8.2 Ingebruikneming als bedrijfsmiddel 8.2.1 Begrip 8.2.2 Voorbeeld 8.2.3 Berekening van de kostprijs 8.2.4 Verhuur door bouwpromotoren gedurende de btw-termijn 8.2.5 Toepassing van artikel 12, § 1, 3°, van het W. Btw – Btw-eenheid 8.3 Onttrekking van een goed in de zin van artikel 12, § 1, 4°, van het W. Btw 8.4 Het onder zich houden van een goed na beëindiging van de activiteit 8.5 Ultieme oorzaak van onttrekkingen voor een beroepsoprichter 8.6 Particulariteiten 8.6.1 Onttrekking van goederen gebruikt bij een werk in onroerende staat 8.6.2 Onttrekking en ingebruikneming van personenauto’s en auto’s voor dubbel gebruik door constructeurs en handelaars 8.6.3 Omvormings- en verbeteringswerken aan een roerend investeringsgoed 8.6.4 Toepasselijke tabel – Combinatie onttrekkingen/oorzaken van de vijfjaarlijkse of de vijftienjaarlijkse herziening Overbrengingen en niet-overbrengingen 9.1 Overbrengingen gelijkgesteld met leveringen ten bezwarende titel of kortweg overbrengingen genoemd 9.1.1 Definitie 9.1.2 Doel 9.1.3 Toepassingsvoorwaarden voor de gelijkstelling van de overbrenging met een levering onder bezwarende titel 9.1.4 Verzending van goederen buiten de gemeenschap via een andere lidstaat – Uitsluiting van het begrip overbrengingen 9.1.5 Problematiek van de consignatiezendingen en de afroepingen uit voorraad (call-off stock) 9.1.6 Tussen leden onderling in België verrichte intracommunautaire leveringen 9.2 Overbrengingen niet gelijkgesteld met leveringen ten bezwarende titel (niet-overbrengingen) 9.2.1 Geval nr. 1 – Uitsluiting van artikel 12bis, 2de alinea, 4°, van het W. Btw 9.2.2 Geval nr. 2 – Uitsluiting van artikel 12bis, 2de alinea, 5°, van het W. Btw 9.2.3 Geval nr. 3 – Uitsluiting van artikel 12bis, 2de alinea, 6°, van het W. Btw 9.2.4 Geval nr. 4 – Uitsluiting van artikel 12bis, 2de alinea, 7°, van het W. Btw 9.2.5 Geval nr. 5 – uitsluiting van artikel 12bis, 2de alinea, 8° van het W. Btw 9.2.6 Wijziging van bestemming – Verplichte omvorming van een niet-overbrenging naar een overbrenging 9.2.7 Niet-overbrenging in de zin van artikel 12bis, 2de alinea, 8°, van het Wetboek Btw 9.3 Contractuele leveringen 9.4 Particulariteiten 9.5 Samenvattende tabellen Niet-belastbare overdrachten – Niet-leveringsbeginsel 10.1 Inleiding – Niet door artikel 2 van de Btw-richtlijn beoogde handeling 10.2 Mogelijkheid benut door België - Omzetting 10.3 De begrippen algemeenheid van goederen en bedrijfsafdeling 10.3.1 Het traditionele administratieve standpunt 10.3.2 Wijziging van het administratieve standpunt 10.3.3 Standpunt van het Hof van Cassatie 10.3.4 Partiële splitsing van een vennootschap 10.4 Overdracht van een portefeuille verzekerings- of levensherverzekeringscontracten – Handeling onderworpen aan de btw – Toestand vóór het arrest Swiss RE – Niet-leveringsbeginsel 10.5 Mogelijke gelijkstelling van de overdracht van aandelen met een gehele of een gedeeltelijke overdracht van een algemeenheid van een onderneming 10.6 De onroerende goederen moeten niet noodzakelijk mee overgedragen worden 10.6.1 Het standpunt van het Europese Hof van Justitie 10.6.2 Nationale rechtspraak 10.7 Het belang van artikel 29 van de Btw-richtlijn Levering van goederen met een gemengd karakter 11.1 Voorafgaandelijk – Methode van het gemengd gebruik van goederen 11.1.1 Methode van de gedeeltelijke integratie 11.1.2 Methode ‘Lennartz’ – Methode van de volledige integratie 11.2 Verkoop van gemengd gebruikte goederen
252 254 254 255 255 255 256 257 257 258 259 260 261 262 262 262 263 263 264 264 264 264 265 265 266 266 267 268 268 269 269 270 270 270 270 271 271 272 272 272 273 273 273 275 275 275 275 276 276 276 277 278 278 278 278 278
Btw
13
Inhoud
HOOFDSTUK 3 Diensten 1 Definitie 2 Voorwaarden tot belastbaarheid 3 Niet-limitatieve lijst van diensten 3.1 Verhuur van onroerende goederen 3.1.1 Strikte interpretatie van het begrip vrijstelling 3.1.2 Het begrip onroerende verhuur 3.1.3 Jurisprudentie van het Europese Hof – Eerste evolutie 3.1.4 Latere evolutie van de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie 3.1.5 Belgische rechtspraak 3.1.6 Bijzondere gevallen in verband met de verhuur van onroerende goederen 3.2 Het begrip ‘enige prestatie’ 3.2.1 Principe 3.2.2 Verplichting tot groepering 3.2.3 Onderling van elkaar onderscheiden elementen – Verplichte maar verschillende fiscale behandeling 3.2.4 Eén enkele prestatie en de Btw-eenheid 4 Financieringshuur van onroerende goederen voor nijverheids- of handelsdoeleinden – Onroerende leasing 4.1 Gespecialiseerde onderneming 4.2 Voorwaarden met betrekking tot de goederen 4.2.1 De overeenkomst moet betrekking hebben op gebouwde onroerende goederen 4.2.2 De goederen moeten opgericht of verkregen zijn met toepassing van de btw 4.2.3 Verkrijging of oprichting overeenkomstig de gespecificeerde aanwijzingen van de huurder (ook leasingnemer of lesse genoemd) 4.2.4 De goederen moeten door de leasingnemer worden gebruikt voor zijn activiteit als belastingplichtige 4.3 Voorwaarden met betrekking tot het contract 4.3.1 Het contract moet een niet-eigendomsoverdragend huur- of erfpachtcontract zijn 4.3.2 Het mag niet opzegbaar zijn 4.3.3 Het moet een koopoptie bevatten 4.3.4 Het moet het geïnvesteerd kapitaal weder samenstellen 4.3.5 Types leasingverrichtingen 4.3.6 Voorwaarde met betrekking tot de leasingnemer 4.3.7 Berekening van de huurprijs 5 Handelingen gelijkgesteld met belastbare diensten 5.1 Niet-contractuele diensten 5.2 Met diensten gelijkgestelde prestaties 5.2.1 Belastingheffing op het gebruik van tot het bedrijf behorende goederen voor andere doeleinden dan deze van de economische activiteit –Toestand tot 31 december 2010 5.2.2 Belastingheffing op het gebruik van tot het bedrijf behorende voertuigen voor andere doeleinden dan deze van de economische activiteit –Toestand tot 31 december 2010 – Verlenging voor het jaar 2011 5.2.3 Administratieve tolerantie 5.2.4 Tabel met betrekking tot de werking van artikel 19, § 1, van het W. Btw – Toestand tot 31 december 2010 5.2.5 Gemengde handelingen – Toestand tot 31 december 2010 5.2.6 Gratis gebruik van een onroerend goed – Toestand tot 31december 2010 5.2.7 Toestand vanaf 1 januari 2011 – Mist 5.2.8 De saga van de beslissing E.T.119.650 van 20 oktober 2011 5.2.9 Terbeschikkingstelling van een PC 5.3 Uitvoering van een werk in onroerende staat voor doeleinden van zijn economische activiteit, voor privédoeleinden van zijn personeel, en meer algemeen, om niet of voor andere doeleinden dan deze van zijn economische activiteit 5.3.1 Het begrip werk in onroerende staat als bedoeld in artikel 19, § 2, van het W. Btw 5.3.2 Werkingssfeer van artikel 19, § 2, van het W. Btw 5.3.3 Werk in onroerende staat verricht door een belastingplichtige natuurlijke persoon 5.3.4 Werk in onroerende staat uitgevoerd door een rechtspersoon 5.3.5 Werk verricht door een belastingplichtige, natuurlijke persoon, zonder tegenprestatie, voor privédoeleinden van zijn personeel en, meer algemeen, om niet of voor andere doeleinden dan deze van zijn economische activiteit 5.3.6 Werk verricht door een rechtspersoon, zonder tegenprestatie, voor privédoeleinden van zijn personeel en, meer algemeen, om niet of voor andere doeleinden dan deze van haar economische activiteit 5.3.7 Onttrekking van roerende goederen voor de uitvoering van een werk in onroerende staat 5.3.8 Opmerkingen 5.3.9 Oprichting of verwerving van een gebouw als bedrijfsmiddel 5.3.10 Toepassing van artikel 19, § 2, 1°, van het Btw-wetboek 5.4 Gelijkstelling in het kader van de btw-eenheid www.lexfin.be
280 280 280 280 280 282 282 283 283 285 288 292 292 292 297 297 298 299 299 299 299 300 300 301 301 301 301 302 303 304 304 304 304 305 305 305 308 308 310 311 316 317 318 318 319 319 319 320
320 320 320 320 321 321 321
14
Btw Inhoud
6
7
Commissionairs inzake diensten 6.1 Principes van de wettelijke factie 6.2 Tussenpersonen bij vrijgestelde handelingen ingevolge artikel 44 van het W. Btw 6.3 Arrest van het Hof van Cassatie van 12 november 2010 6.4 Het arrest Henfling van het Europese Hof van Justitie 6.5 Reisbureaus Plaats van de diensten – Stelsel 2010 – Commentaar 7.1 Het nieuwe begrip belastingplichtige – Uitbreiding 7.1.1 Weerlegbaar vermoeden van de hoedanigheid van belastingplichtige 7.1.2 Weerlegbaar vermoeden van het statuut van niet-belastingplichtige van de in EU gevestigde afnemer 7.1.3 Weerlegbaar vermoeden van het statuut van belastingplichtige van de in EU gevestigde afnemer 7.1.4 Weerlegbaar vermoeden ingeval van de mededeling van een individueel btw-identificatienummer 7.1.5 Onweerlegbaar vermoeden ingeval van uitsluitend privégebruik 7.1.6 Onweerlegbaar vermoeden ingeval van gemengd gebruik, behoudens rechtsmisbruik 7.2 Algemene regelgeving 7.2.1 Inleidende tabel 7.2.2 B2B-regel 7.2.3 Algemene B2C-regel 7.3 Bijzondere bepalingen 7.3.1 Inleiding 7.3.2 Werkelijk gebruik en werkelijke exploitatie 7.4 Bijzondere bepalingen plaatsbepalingsregels – Diensten van een reisbureau
HOOFDSTUK 4 Intracommunautaire verwervingen 1 Definitie 2 De levering in de lidstaat van vertrek 2.1 Door art. 39bis, 1°, van het W. Btw geviseerde gevallen 2.2 Door art. 39bis, 2°, van het W. Btw geviseerde gevallen 2.3 Door art. 39bis, 3°, van het W. Btw geviseerde gevallen 2.4 Opmerking 3 Vrijstellingsvoorwaarden voor levering van goederen bestemd voor een andere lidstaat – Principes 3.1 Mededeling van het btw-identificatienummer aan de leverancier 3.1.1 Nazicht van de geldigheid van het btw-identificatienummer 3.1.2 Waarde van de bevestiging 3.2 Intracommunautair vervoer 4 Vrijstellingsvoorwaarden bij intracommunautaire levering – Toepassingen en rechtspraak 4.1 Vrijstellingsvoorwaarden bij intracommunautaire leveringen volgens het Europese Hof van Justitie 4.2 Vrijstellingsvoorwaarden bij intracommunautaire leveringen volgens artikel 39bis van het Btw-wetboek en het Koninklijk Besluit nr. 52 4.3 Overtuigende documenten – De vorm 4.4 Voortaan ‘certificaat’ van geldigheid btw-identificatienummer 4.5 Geen opgelegde termijn waarbinnen het intracommunautaire vervoer moet plaatsvinden 4.6 Rechtspraak 4.6.1 Arrest van de Hoge Raad der Nederlanden van 09.07.1999 4.6.2 Arrest van 13 december 1999 van het hof van beroep te Antwerpen 4.6.3 Arrest van het hof van beroep te Antwerpen van 24 december 2002 4.6.4 Arrest van het hof van beroep te Gent van 1 april 2003 4.6.5 Arrest van het hof van beroep te Brussel van 4 april 2003 4.6.6 Arrest van het hof van beroep te Brussel van 16 oktober 2003 4.6.7 Beschikking van 3 maart 2004 van het Europese Hof van Justitie 4.6.8 Raad van State in Frankrijk – 27 juli 2005 4.6.9 Hof van Cassatie – 4 november 2005 4.6.10 Hof van beroep te Gent – 22 november 2005 4.6.11 Hof van beroep te Brussel – 1 juni 2006 4.6.12 Hof van beroep te Antwerpen – 27 juni 2006 4.6.13 Europese Hof van Justitie – Het arrest Teleos – 27 september 2007 4.6.14 Europese Hof van Justitie – Het arrest Collée – 27 september 2007 4.6.15 Europese Hof van Justitie – Het arrest Twoh – 27 september 2007 4.6.16 Arrest van het hof van beroep te Luik – 20 februari 2008 4.6.17 Hof van Cassatie – Arrest van 29 september 2009 4.6.18 Arrest van het hof van beroep te Antwerpen – 12 januari 2010 4.6.19 Arrest van het hof van beroep te Brussel van 31 maart 2010
322 322 322 323 323 323 325 326 327 327 328 328 328 329 329 329 329 337 339 339 352 353 354 354 354 355 356 356 356 356 356 356 357 358 358 358 358 359 360 361 361 361 362 362 362 362 362 364 364 365 365 366 366 366 368 369 370 370 371 371
Btw
15
Inhoud
5
6 7
8
9 10 11 12 13
14
15
4.6.20 Arrest van het hof van beroep te Brussel van 10 juni 2010 4.6.21 Arrest van het Hof van Cassatie van 2 december 2010 4.6.22 Europese Hof van Justitie - Het arrest R. van 7 december 2010 4.6.23 Arrest van de Raad van State (Frankrijk) van 25 februari 2011 4.7 Belang van de intracommunautaire listing 4.8 Intracommunautaire levering van vervoermiddelen 4.9 Vrijgestelde intracommunautaire levering – Eerste levering binnen een ABC-driehoeksverkeer Toepassingsvoorwaarden van de intracommunautaire verwervingen 5.1 Welk contract? 5.2 Welke zijn de gevolgen van het contract? 5.3 Bij het contract betrokken partijen? 5.3.1 De leverancier 5.3.2 De verwerver Schema inzake de intracommunautaire verwerving Berekening van de drempel van 11.200 EUR 7.1 Principe 7.2 Niet-belastingplichtige rechtspersonen – Bijzondere gevallen 7.3 Drempel en vrijgestelde belastingplichtigen, leden van een btw-eenheid Plaats van de intracommunautaire verwerving 8.1 Basisprincipe 8.2 Ondergeschikte bepaling – Veiligheidsbepaling 8.2.1 Europese rechtspraak 8.2.2 Belgische rechtspraak 8.2.3 Praktisch 8.3 Vergelijkende tabel Chronologische volgorde van een intracommunautaire verwerving Geen opgelegde termijn waarbinnen een intracommunautaire verwerving van goederen moet plaatsvinden Tabel volgens de hoedanigheid van de belastingplichtige Het stelsel van de intracommunautaire verwerving – Drempels Driehoeksverrichtingen 13.1 Principe 13.1.1 Levering af fabriek 13.1.2 Levering met vervoer door of voor rekening van belastingplichtige A, gevestigd in lidstaat 1 – Franco bestemming 13.1.3 Schema’s en tabellen 13.1.4 De inbreng van het Europese Hof van Justitie – ABC-leveringen 13.2 Vereenvoudigde regeling – Systematische aanduiding van de bestemmeling als schuldenaar 13.2.1 Voorwaarde voor toepassing van de vereenvoudigingsmaatregel 13.2.2 Toepasselijke tabel 13.2.3 Verband tussen de periodieke aangifte en de intracommunautaire kwartaalopgave 13.2.4 Kettingverkopen 13.2.5 Vereenvoudigingstelsel – Koper-verkoper gevestigd buiten de gemeenschap 13.3 Driehoeksverkeer – Vereenvoudigd stelsel – Gebrek aan overeenstemming 13.3.1 Het statuut inzake btw van de optredende operatoren bij het driehoeksverkeer 13.3.2 B is voor de btw geïdentificeerd in lidstaat 1 13.3.3 B is voor de btw geïdentificeerd in lidstaat 3 13.4 Het ‘onecht’ intracommunautair driehoeksverkeer – Driehoeksverkeer tussen twee lidstaten 13.4.1 De goederen worden van België verzonden naar een andere lidstaat 13.4.2 De goederen worden verzonden vanuit een andere lidstaat naar België Bijzondere gevallen – Intracommunautaire verwervingen 14.1 Door de wet vastgelegde intracommunautaire verwervingen 14.2 Intracommunautaire levering en verwerving van software 14.3 Intracommunautaire verwervingen vrijgesteld van btw 14.3.1 Intracommunautaire verwervingen van goederen waarvan de invoer of de levering in het binnenland is vrijgesteld 14.3.2 Intracommunautaire verwervingen van goederen die recht geven op volledige teruggaaf van de verschuldigde btw 14.3.3 Vrijstelling intracommunautaire verwerving van goederen, bij terugkeer van de overgebrachte goederen 14.3.4 Intracommunautaire verwerving in België in het kader van een tussen leden van een btw-eenheid in een andere lidstaat verrichte levering 14.4 Handelingen uitgesloten van het begrip intracommunautaire verwerving Ingebruikneming gelijkgesteld met een intracommunautaire verwerving 15.1 Principe www.lexfin.be
372 372 372 372 373 373 373 374 374 374 374 374 374 378 379 379 381 382 382 382 382 383 383 384 384 384 385 386 386 387 387 387 388 389 390 391 392 392 393 394 394 394 394 394 395 395 395 397 397 397 397 398 398 398 399 399 399 400 400
16
Btw Inhoud
15.2 15.3
16
Vrijgestelde ingebruikneming Geen gelijkstelling met een intracommunautaire verwerving – Gebruik door Belgische ingezetenen van voertuigen die hen ter beschikking worden gesteld door hun werkgever in een andere lidstaat 15.4 Tolerantie inzake het testen en het analyseren van goederen 15.5 Administratieve tolerantie – Overbrenging van materialen door een in een andere lidstaat dan België gevestigde aannemer, in het kader van een werk in onroerende staat in België waarbij de materialen worden ingelijfd in het bouwwerk 15.5.1 Principe 15.5.2 Administratieve tolerantie 15.6 Inschrijving van een voertuig in België zonder betaling van de btw – Rechtspraak 15.6.1 De feiten 15.6.2 De zetel van de economische activiteit 15.6.3 Het vonnis van de rechtbank van eerste aanleg 15.6.4 Bijkomende argumentatie – Inverkeerstelling van voertuigen 15.6.5 Vrijheid van vestiging 15.6.6 Besluit 15.7 Hof van Cassatie – Arrest van 25 september 15.8 Affectatie gelijkgesteld met een intracommunautaire verwerving in het kader van een door een lid van de btw-eenheid verrichte overbrenging van een andere lidstaat naar België Verleggingsregeling in geval van een intracommunautaire verwerving
400 400 401
401 401 401 402 402 403 403 403 403 403 404 404 404
HOOFDSTUK 5 Het belastbaar feit – Opeisbaarheid van de belasting 1 Definities 2 Binnenlandse handelingen 2.1 Belastbaar feit 2.2 Opeisbaarheid 2.2.1 Voornaamste oorzaak van opeisbaarheid 2.2.2 Subsidiaire oorzaken van opeisbaarheid 2.3 Naarmate van de incassering van de prijs 2.3.1 Prestaties van architecten, landmeters en ingenieurs 2.3.2 Incassering van de prijs – Cheque, giro, wissel en kredietkaarten 2.4 Particulariteiten 2.4.1 Werk in onroerende staat 2.4.2 Werk in onroerende staat – Diensten verricht voor rekening van overheidslichamen 2.4.3 Doorlopende diensten 2.4.4 Tijdelijke maatregel – Telecommunicatiediensten 2.4.5 Tijdstip van opeisbaarheid van de btw en de overdracht van een vruchtgebruik op een gebouw 3 Doorlopende diensten 4 Grensoverschrijdende diensten – B2B-situaties – Stelsel vanaf 2010 4.1 Wettekst 4.2 Commentaar 4.3 Voorbeelden 4.3.1 Voorbeeld 1 4.3.2 Voorbeeld 2 4.3.3 Voorbeeld 3 4.4 Opeisbaarheid – Intracommunautaire listing 4.4.1 Inputverrichtingen – Vier hypothesen 4.4.2 Outputverrichtingen – Twee hypothesen – Opname in de IC-listing - Principes 5 Intracommunautaire leveringen 5.1 Decalageprincipe – Opschuiven van opeisbaarheid 5.2 Afwijking – Enige bijkomende oorzaak van opeisbaarheid 6 Intracommunautaire verwervingen van goederen 6.1 Principe 6.2 Afwijking – Enige bijkomende oorzaak van opeisbaarheid 6.3 Recapitulatieve tabellen 6.3.1 Chronologische onderstellingen 6.3.2 Contracten zonder betaling van voorschotten 6.3.3 Contracten met betaling van voorschotten 6.4 Toepasselijke tabel 7 Overbrengingen en bestemmingen
406 406 407 407 407 407 407 409 409 409 410 410 410 411 411 411 412 412 412 412 413 413 413 413 413 414 414 414 414 415 415 416 416 416 416 416 417 417 417
HOOFDSTUK 6 Belangrijke algemene tabellen
418
Btw
17
Inhoud
HOOFDSTUK 7 Cases
418
DEEL 4 Invoer
419
HOOFDSTUK 1 Basisbegrippen 1 Definitie 1.1 Invoer 1.2 Douanestatus van de goederen 1.3 Btw-gebied 2 Plaats van de douanering – Begrip van vrije en dubbele keuzemogelijkheid 3 Vrijgestelde invoer in het kader van het overgangsstelsel – Vrijstelling ingesteld bij artikel 40, § 1, 1°, d), van het Wetboek Btw 3.1 Eerste onderstelling 3.2 Tweede onderstelling 3.3 Basisvoorwaarden voor de vrijstelling 3.4 Vormvoorwaarden 4 Invoer van goederen met illegale aard 4.1 Principe 4.2 Uitzonderingen 5 Bij de douane in te dienen documenten 5.1 Douanedocument 5.2 Bijlagen 5.3 Goederenvervoer dat verband houdt met de invoer van goederen HOOFDSTUK 2 De bestemming 1 Wie kan de hoedanigheid van geadresseerde aannemen? 1.1 Invoer van goederen ingevolge een contract bevattende overdracht van de macht om als een eigenaar over de goederen te kunnen beschikken 1.1.1 De goederen worden niet gemonteerd of geïnstalleerd in België door de leverancier of voor zijn rekening 1.1.2 De goederen worden gemonteerd of geïnstalleerd in België door de leverancier of voor zijn rekening 1.1.3 Invoer zonder contract waarbij er overdracht is van de macht om als eigenaar over de goederen te kunnen beschikken 1.2 Invoer met vrijstelling van btw (artikel 40, § 1, 1°, d), van het Wetboek Btw) 2 Toepassingsvoorwaarden van artikel 15, § 3, van het Wetboek Btw – Leveringen uit derde landen – Plaats van levering in de lidstaat van invoer
421 421 421 421 423 424 425 425 426 426 426 427 427 427 427 427 427 428 429 429 430 430 431 431 431 432
HOOFDSTUK 3 Belastbaar feit – Gelijktijdigheidsprincipe 1 Inleidend schema 2 Tijdstip van voldoening van de btw – Het stelsel van de verlegging van de heffing bij invoer 2.1 Principe 2.2 Toepassingsvoorwaarden 2.3 Personen die de bijzondere wijze van betalen bij invoer kunnen aanvragen 2.4 Invoeren waarop deze wijze van betalen betrekking heeft 2.5 Vergunning 2.6 Bedrag van de vooruit te betalen btw 2.7 Bij de invoer te vervullen formaliteiten 2.8 Boekhoudkundige verplichtingen 2.9 Bijzonderheden m.b.t. de btw-eenheid
433 433 433 433 434 434 434 435 438 440 440 440
HOOFDSTUK 4 Maatstaf van heffing 1 De douanewaarde 2 Doel van artikel 34 van het Wetboek Btw 2.1 Toe te passen wisselkoers 2.2 Heffingen, rechten en belastingen 3 Plaats van bestemming 4 Kosten die moeten worden begrepen in de maatstaf van heffing bij invoer 5 Toepassing – Tussenkomst van een commissionair 6 Samenvattende tabel
444 444 444 444 444 445 445 446 446
www.lexfin.be
18
Btw Inhoud
HOOFDSTUK 5 Schorsingsregelingen en economische douaneregelingen 1 Begrip en indelingen 1.1 Structuur van de economische douaneregelingen 1.1.1 Goederenstromen bij invoer 1.1.2 Goederenstromen bij uitvoer 1.2 Opsomming van de schorsingsregelingen 2 Doorvoer 2.1 TIR 2.1.1 Algemeen 2.1.2 Gevallen waarin dit stelsel van toepassing is 2.1.3 Goedkeuring van voertuigen en van containers – Waarborgen 2.2 Communautair en gemeenschappelijk douanevervoer 2.2.1 Algemeen 2.2.2 Vereenvoudigde stelsels 2.2.3 Borgtocht 3 Douane-entrepots 3.1 Algemeen 3.2 Soorten douane-entrepots 3.2.1 Publieke entrepots 3.2.2 Particuliere entrepots 3.3 Beperking 3.4 Vergunning om een douane-entrepot te beheren 3.4.1 Publieke entrepots 3.4.2 Particuliere entrepots C, D en E 3.5 Goederen die onder de regeling douane-entrepot kunnen geplaatst worden 3.6 Zekerheid 3.7 Bijzondere modaliteiten 4 Andere dan douane-entrepots (btw-entrepots) 5 Actieve veredeling 5.1 Definitie 5.1.1 Schorsingssysteem 5.1.2 Terugbetalingssysteem 5.2 Verlenen van de regeling 5.3 Plaatsing onder de regeling 5.4 Maatstaf van heffing 5.5 Beëindiging van de regeling 5.6 Actieve veredeling enkel met het oog op de vrijstelling van btw 6 Behandeling onder douanetoezicht (B.O.D.) 6.1 Definitie 6.2 Verlenen van de regeling 7 Tijdelijke invoer van goederen met vrijstelling 7.1 Begrip 7.2 Vergunning 7.3 Tijdelijk gebruik 7.4 Gebruik door Belgische ingezetenen van vervoermiddelen door de werkgever van een derde land ter beschikking gesteld 8 Passieve veredeling
448 448 448 448 448 448 449 449 449 449 449 449 449 450 451 451 451 451 451 452 452 452 452 452 452 452 452 453 453 453 453 453 453 454 454 454 454 455 455 455 455 455 455 455 456 456
HOOFDSTUK 6 Persoonlijke bagage van reizigers – Definitieve invoer met gehele vrijstelling 1 Begrip persoonlijke bagage 2 Algemene voorwaarden voor de definitieve vrijstelling 3 Hoeveelheidsbeperking 4 Uitsluitingen van de vrijstelling 5 Wat te doen bij invoer van goederen in grotere hoeveelheden dan deze toegestaan in de vrijstelling? 6 Reizigers vanuit een lidstaat van de gemeenschap 7 Reizigers afkomstig van derdelandsgebieden
457 457 457 458 458 458 458 459
HOOFDSTUK 7 Fraudebestrijding douane
459
HOOFDSTUK 8 Cases
459
Btw
19
Inhoud
DEEL 5 Maatstaf van heffing
461
HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen 1 Definitie: de maatstaf van heffing 2 Afronding van de btw 3 Ten onrechte gefactureerde btw
463 463 463 463
HOOFDSTUK 2 Maatstaf van heffing bij leveringen van goederen en dienstverrichtingen in België 1 De tegenprestatie bestaat uitsluitend uit een geldsom 1.1 Principe – Samenvattende tabel 1.2 De prijs 1.2.1 Begrip ‘prijs’ 1.2.2 Prijs inclusief btw 1.2.3 Omrekening van vreemde munt naar euro 1.2.4 Contante prijs 1.2.5 Koop met gratis krediet 1.2.6 Onderscheid tussen roerende leasing, verkoop op afbetaling, huurkoop 1.2.7 Maatstaf van heffing bij levering van een ‘bijhorend terrein’ 1.2.8 Complexe handelingen 1.3 Lasten van de prijs, subsidies, belastingen, rechten en heffingen 1.3.1 Lasten van de prijs 1.3.2 Subsidies 1.3.3 Belastingen, rechten en heffingen 1.4 Transportkosten en verzekeringskosten 1.5 Verpakkingen 1.6 Voorschotten 1.7 Sommen die niet tot de maatstaf van heffing behoren 1.7.1 De intresten 1.7.2 De kosten voor gewone en gebruikelijke verpakkingsmiddelen als de leverancier instemt met de terugbetaling ervan in geval van terugzending 1.7.3 De voorschotten 1.7.4 Disconto 1.7.5 De prijsverminderingen 1.7.6 De btw zelf 1.7.7 Schadevergoedingen 1.7.8 Waarborgen en bijkomende waarborgen 1.8 Doorrekening van bepaalde kosten en prestaties 1.9 Doorfacturatie tussen hoofdzetel en bijhuis 1.10 Maatstaf van heffing bij huurkoop 1.11 Vervreemding voor een niet-gesplitste prijs van een onroerend goed, bestaande uit grond en gebouwen die met toepassing van de btw worden overgedragen 1.12 Openbare verkoop van roerende en/of onroerende goederen 1.13 Toevallige wederverkoop door een belastingplichtige van een tweedehandsvoertuig 1.14 Annulatievergoedingen in de hotelsector 2 De tegenprestatie bestaat niet of niet uitsluitend uit een geldsom 2.1 Principe 2.2 Wederzijdse leveringen van goederen of diensten 2.2.1 Brouwerijcontracten 2.2.2 Wederzijdse prestaties tussen koffiehandelaars of -producenten en hun klanten-dienstverrichters 2.3 De tegenprestatie bestaat uit de afstand van aandelen, obligaties of andere onlichamelijke roerende waarden 2.4 Dienstencheques 2.5 Handelingen inzake groenestroomcertificaten en warmtekrachtcertificaten 2.6 Overdracht van de naakte eigendom 2.7 Maatstaf van heffing bij vestiging van een vruchtgebruik 2.8 Begrip ‘geïnvesteerd kapitaal’ bij onroerende leasing 3 Handelingen zonder tegenprestatie 3.1 Voordelen 3.1.1 Algemeen – Voordelen op personenwagens 3.1.2 Voordelen op maaltijden 3.1.3 Voordelen inzake outplacement 3.1.4 Voordelen inzake personal computers www.lexfin.be
464 464 464 464 464 465 465 465 465 465 466 466 466 466 467 469 470 471 472 474 474 475 475 475 475 476 476 477 478 479 479 479 480 481 481 481 481 483 484 484 484 484 485 486 486 486 486 486 487 487 487 488
20
Btw Inhoud
4
5
6
7 8 9
10 11 12 13 14
3.1.5 Voordelen inzake privégebruik woning door personeelslid of bestuurder 3.1.6 Gratis drank gegeven door sportclubs aan jeugdspelers 3.1.7 Waardering van het voordeel op een zeilschip 3.1.8 Waardering van het persoonlijk gebruik van een bedrijfs-gsm 3.2 Onttrekkingen en ingebruiknemingen van goederen 3.2.1 Principe 3.2.2 Onttrekking en ingebruikneming van personenwagens 3.2.3 Onttrekking en ingebruikneming van gebouwen 3.2.4 Schenking van een bedrijfsmiddel 3.2.5 Schenkingen aan erkende instellingen 3.2.6 Overlijden van een kunstenaar 3.2.7 Onttrekkingen in de btw-eenheid 3.3 Maatstaf van heffing bij handelingen die met diensten gelijkgesteld worden 3.4 Het schenken van gratis artikelen in ruil voor aanbreng nieuwe klanten 3.5 Deviezentransacties Minimummaatstaf van heffing 4.1 Bedoelde goederen 4.2 Nieuwe gebouwen 4.3 Werk in onroerende staat 4.4 Vestiging van een recht van opstal Reisbureaus 5.1 Begrip 5.2 Maatstaf van heffing in een reisbureau 5.3 Btw-eenheid en het reisbureau De lastgever en de commissionair 6.1 Principe 6.2 Werking van het art. 29, § 1, van het Wetboek Btw in combinatie met de dubbele fictie vervat in het art. 13, § 1, van het Wetboek Btw Tweedehandse goederen Onteigening Stelsel van het gezamenlijk aanbod 9.1 Aanbod van een goed of van een dienst met een ander goed of dienst 9.2 Aanbod van een goed of van een dienst met een titel waarmee een ander voordeel kan worden verkregen 9.2.1 Gratis aanbod van titels, die recht geven op een ander voordeel dan een ristorno in geld, samen met een hoofdproduct of een hoofddienst 9.2.2 Gratis aanbod, gezamenlijk met een hoofdproduct of een hoofddienst, van titels die recht geven op een ristorno in geld 9.3 Toepassing 9.3.1 Toepassing 1 9.3.2 Toepassing 2 9.4 Kortingsbonnen 9.5 Aankoopbonnen aan werknemers gegeven in ruil voor loon Enige prijs voor goederen onderworpen aan een verschillend tarief Gietvormen, modellen en ander reproductiematerieel Verhuur en financieringshuur van automobielen Regeling inzake de verkoop van prepaid telefoonkaarten vanaf 1 januari 2005 Bijzondere beslissingen 14.1 Bedragen die tot de maatstaf van heffing behoren 14.2 Bedragen die niet tot de maatstaf van heffing behoren
488 488 488 488 489 489 489 490 491 492 492 493 493 494 494 494 494 495 495 496 496 496 496 498 498 498 498 499 499 499 500 500 501 501 501 501 502 502 503 503 503 504 505 506 506 507
HOOFDSTUK 3 Maatstaf van heffing bij een intracommunautaire verwerving
509
HOOFDSTUK 4 Maatstaf van heffing bij invoer in België
509
HOOFDSTUK 5 Cases
509
DEEL 6 Tarieven
511
HOOFDSTUK 1 Inleiding – Historiek 1 Algemeenheden – Hiërarchische volgorde – Tabel
513 513
Btw
21
Inhoud
2
1.1 Algemeenheden 1.2 Hiërarchische volgorde Tarieven van toepassing 2.1 Het nultarief 2.2 Het 6 %-tarief 2.3 Het 12 %-tarief 2.4 Het 21 %-tarief
513 513 514 514 514 514 514
HOOFDSTUK 2 Lijst van de goederen en diensten per tarief 1 Goederen en diensten onderworpen aan 6 % 1.1 Goederen 1.1.1 Automobielen voor personenvervoer voor invaliden – Onderdelen, uitrustingsstukken en toebehoren voor deze voertuigen (rubriek XXII, tabel A, KB nr. 20) 1.1.2 Couranten, tijdschriften en boeken (rubriek XIX, tabel A, KB nr. 20) 1.1.3 Doodkisten, begrafenisurnen, orthopedische toestellen, breukspalken, kunstgebitten, hoorapparaten, materiaal voor stomapatiënten en personen die lijden aan incontinentie, looprekken, invalidenwagens, ziekenwagens, hulpmiddelen voor blinden en slechtzienden (rubriek XXIII, tabel A, KB nr. 20) 1.1.4 Geneesmiddelen en medische hulpmiddelen (rubriek XVII, tabel A, KB nr. 20) 1.1.5 Fruit, schillen van citrusvruchten en van meloenen (rubriek VI, tabel A, KB nr. 20) 1.1.6 Groenten, planten, wortels en knollen, voor voedingsdoeleinden (rubriek V, tabel A, KB nr. 20) 1.1.7 Levende dieren (rubriek I, tabel A, KB nr. 20) 1.1.8 Levering van gebouwen (rubriek XXXII, XXXIII en XXXVI, tabel A, KB nr. 20) 1.1.9 Melk en zuivelproducten, eieren, honing (rubriek IV, tabel A, KB nr. 20) 1.1.10 Kunstwerken, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten (rubriek XXI, tabel A, KB nr. 20) 1.1.11 Plantaardige producten (rubriek VII, tabel A, KB nr. 20) 1.1.12 Producten van de meelindustrie, mout, zetmeel (rubriek VIII, tabel A, KB nr. 20) 1.1.13 Vetten en oliën (rubriek IX, tabel A, KB nr. 20) 1.1.14 Vis, schaal-, schelp- en weekdieren (rubriek III, tabel A, KB nr. 20) 1.1.15 Vlees en slachtafval (rubriek II, tabel A, KB nr. 20) 1.1.16 Voedingsmiddelen (rubriek X, tabel A, KB nr. 20) 1.1.17 Voedsel voor dieren, meststoffen, dierlijke producten (rubriek XII, tabel A, KB nr. 20) 1.1.18 Waterdistributie (rubriek XIII, tabel A, KB nr. 20) 1.1.19 Leveringen van goederen door instellingen met sociaal oogmerk (rubriek XXIIIbis, tabel A, KB nr. 20) 1.1.20 Zakelijke rechten (rubriek XXXII, rubriek XXXIII en XXXVI, tabel A, KB nr. 20) 1.2 Diensten 1.2.1 Auteursrechten – Uitvoeren van concerten en voorstellingen (rubriek XXIX, rubriek A, KB nr. 20) 1.2.2 Begrafenisondernemers (rubriek XXIV, tabel A, KB nr. 20) 1.2.3 Hotels, camping (rubriek XXX, tabel A, KB nr. 20) 1.2.4 Landbouwdiensten (rubriek XXIV, tabel A, KB nr. 20) 1.2.5 Onderhouds- en herstellingswerken (rubriek XXVI, tabel A, KB nr. 20) 1.2.6 De verhuur van de navolgende goederen (rubriek XXXIV, tabel A, KB nr. 20) 1.2.7 Vervoer (rubriek XXV, tabel A, KB nr. 20) 1.2.8 Recht op toegang tot inrichtingen voor cultuur, sport en vermaak (rubriek XXVIII, tabel A, KB nr. 20) 1.2.9 Werk in onroerende staat met betrekking tot privéwoningen (rubriek XXXI, tabel A, KB nr. 20 – rubriek XXXVIII, tabel A, KB nr. 20) 1.2.10 Werk in onroerende staat met betrekking tot de afbraak en heropbouw van gebouwen in stadsgebieden (rubriek XXXVII, tabel A, KB nr. 20) 1.2.11 Werk in onroerende staat met betrekking tot privéwoningen voor gehandicapten (rubriek XXXII, tabel A, KB nr. 20) 1.2.12 Werk in onroerende staat met betrekking tot instellingen voor gehandicapten (rubriek XXXIII, tabel A, KB nr. 20) 1.2.13 Werk in onroerende staat inzake huisvesting in het kader van het sociaal beleid (rubriek XXXVI, tabel A, KB nr. 20) 1.2.14 Onroerende financieringshuur of onroerende leasing (rubriek XXXII, rubriek XXXIII en rubriek XXXVI, tabel A, KB nr. 20) 1.2.15 Diensten verricht door instellingen met sociaal oogmerk (rubriek XXXV, bijlage A, KB nr. 20) 1.2.16 Kleine herstellingen (rubriek XXXIX, tabel A, KB nr. 20) 1.2.17 Het verlaagde tarief bij renovatie- en herstellingswerken aan privéwoningen die ten minste vijf jaar geleden in gebruik werden genomen 2 Goederen en diensten onderworpen aan 12 % 2.1 Goederen 2.1.1 Banden en binnenbanden (rubriek VII, tabel B, KB nr. 20) www.lexfin.be
515 515 515 515 515
515 516 517 517 517 517 518 518 519 520 520 520 520 520 521 521 522 522 523 523 523 523 523 523 524 524 524 525 526 526 526 526 527 528 528 529 529 529 529
22
Btw Inhoud
2.1.2 2.1.3 2.1.4 2.1.5 2.1.6
Brandstoffen (rubriek VIII, tabel B, KB nr. 20) Fytofarmaceutische producten (rubriek III, tabel B, KB nr. 20) Margarine (rubriek VI, tabel B, KB nr. 20) Huisvesting in het kader van het sociaal beleid: levering van gebouwen – Publiekrechtelijke rechtspersonen (rubriek X, tabel B, KB nr. 20) Huisvesting in het kader van het sociaal beleid – Zakelijke rechten op gebouwen – Publiekrechtelijke rechtspersonen (rubriek X, tabel B, KB nr. 20)
2.2
3
4
Diensten 2.2.1 Huisvesting in het kader van het sociaal beleid: werken in onroerende staat (rubriek X, tabel B, KB nr. 20) 2.2.2 Huisvesting in het kader van het sociaal beleid: onroerende financieringshuur (rubriek X, tabel B, KB nr. 20) 2.2.3 Horeca – Restaurantdiensten, restauratie en cateringdiensten (rubriek I, tabel B, KB nr. 20) Goederen en diensten onderworpen aan 21 % 3.1 Goederen (artikel 1, 3°, KB nr. 20) 3.2 Diensten (artikel 1, 3°, KB nr. 20) Goederen en diensten onderworpen aan 1 % 4.1 Goederen (artikel 1bis, KB nr. 20) 4.2 Diensten
HOOFDSTUK 3 De btw-tarieven in de onroerende sector 1 Korte historiek 2 Begrip onroerende handelingen 2.1 Werk in onroerende staat in de zin van artikel 19, § 2, 2°, van het W. Btw – Eigenlijke werk in onroerende staat 2.1.1 Definitie 2.1.2 Verband met het begrip onroerend goed uit zijn aard 2.2 Handelingen gelijkgesteld met een werk in onroerende staat – Oneigenlijk werk in onroerende staat 2.2.1 Aard van de gelijkgestelde handelingen 2.2.2 Centrale verwarming en airconditioning 2.2.3 Sanitaire installaties 2.2.4 Elektrische installaties 2.2.5 Elektrische belinstallatie, brand- en alarmtoestellen, telefooninstallatie 2.2.6 Opbergkasten, kasten, gootstenen enz. 2.2.7 Luiken, rolluiken en rolgordijnen 2.2.8 Wand- en vloerbekleding 2.2.9 Het aanhechten, het plaatsen, het herstellen, het onderhouden en het reinigen 2.2.10 Terbeschikkingstelling van personeel 2.3 Leveringen van nieuwe gebouwen 2.4 Studiewerk en toezicht 2.5 Vestigingen, overdrachten en de wederoverdrachten van zakelijke rechten op nieuwe gebouwen 2.6 Diensten van tussenpersonen 2.7 De onroerende financieringshuur 3 Andere begrippen en specificaties in de onroerende sector 3.1 Bouwen, verbouwen en/of omvormen, herbouwen 3.1.1 Omvorming en/of verbouwing 3.1.2 Herbouwen 3.2 Afbraakwerken 3.3 Reinigingswerken 4 Toepasselijke tarieven in de onroerende sector 4.1 Registratienummer aannemer – Samenvattende tabellen 4.1.1 Registratienummer aannemer 4.1.2 Toepasselijke tarieven in de onroerende sector – Samenvattende tabellen 4.2 Verlaagd 6 %-tarief 4.2.1 Werken in onroerende staat met betrekking tot privéwoningen – Renovatiewerken 4.2.2 Werken in onroerende staat m.b.t. gebouwen bestemd voor afbraak en heropbouw van gebouwen in erkende stadsgebieden – Tijdelijke maatregel voor het gehele land 4.2.3 Werken in onroerende staat met betrekking tot privéwoning voor gehandicapten 4.2.4 Vestigingen, overdrachten en wederoverdrachten van zakelijke rechten op nieuwe gebouwen bestemd voor gehandicapten 4.2.5 Onroerende financieringshuur of onroerende leasing bestemd voor gehandicapten 4.2.6 Werken in onroerende staat met betrekking tot instellingen voor gehandicapten 4.2.7 Leveringen van nieuwe gebouwen bestemd voor instellingen voor gehandicapten 4.2.8 Vestigingen, overdrachten en wederoverdrachten van zakelijke rechten op nieuwe gebouwen bestemd voor instellingen voor gehandicapten
529 529 529 530 533 534 534 537 540 541 541 542 543 543 543 544 544 544 544 544 544 545 545 545 545 545 546 546 546 546 546 546 546 547 547 547 547 547 547 547 547 548 548 548 548 548 549 553 553 556 561 562 562 563 563 563
Btw
23
Inhoud
5
4.2.9 Onroerende financieringshuur of onroerende leasing bestemd voor instellingen voor gehandicapten 4.2.10 Huisvesting in het kader van het sociaal beleid 4.2.11 Toepassingen van het verlaagd 6 %-tarief – Uitgesloten handelingen 4.2.12 Omvorming van een gebouw – Toepassing van het verlaagd 6 %-tarief 4.3 Arbeidsintensieve diensten – Het verlaagde tarief bij renovatie- en herstellingswerken aan privéwoningen die ten minste vijf jaar geleden in gebruik werden genomen – Periode tot 30 juni 2011 4.3.1 Vooraf 4.3.2 Historiek 4.3.3 Aard van de voornoemde renovatie- en herstellingswerken aan gebouwen 4.3.4 Uitzonderingen 4.3.5 Andere te vervullen voorwaarden inzake renovatiewerken 4.3.6 Het begrip eindverbruiker 4.4 Gebouwen bestemd voor huisvesting in het kader van het sociaal beleid – Periode vanaf 01.01.2007 – Verlaagd 6 % en 12 %-tarief 4.4.1 Nieuwe rubriek XXXVI in tabel A van de bijlage bij het Koninklijk Besluit nr. 20 4.4.2 Het begrip ‘huisvesting in het kader van het sociale beleid’ 4.4.3 Periode van 1 januari 2009 tot 31 december 2010 4.5 Tijdelijke maatregel (01.01.2009 – 31.12. 2010) – De 50.000 euro-schijf 4.5.1 Oprichting van een nieuwe privéwoning 4.5.2 De levering van een nieuwe privéwoning 4.5.3 Bijzonder geval – Ingrijpende verbouwing van een gebouw 4.5.4 Andere begrippen en voorwaarden 4.5.5 Samenwonenden? 4.6 Residuair 21 %-tarief Particulariteiten en administratieve beslissingen in de onroerende sector 5.1 Inleiding 5.2 Verlaagd tarief voor gebouwen van abdijen, priorijen en kloosters 5.3 Beroepsverhuurders 5.4 Keukenafvalvergruizer voor gootstenen 5.5 Machines, toestellen en apparatuur – Levering met plaatsing van industriële leidingen 5.5.1 Machines, toestellen en andere apparatuur 5.5.2 Levering met plaatsing van industriële leidingen 5.6 Openmaken van een deur 5.7 Schatting van een onroerend goed 5.8 Putboringen – Grondbemaling 5.9 Sauna’s 5.10 Serres, veranda’s, pergola’s, ... 5.11 Terbeschikkingstelling van personeel 5.12 Stortbeton, zand, grond 5.13 Zakontvangtoestellen voor personenoproepinstallatie 5.14 Aanleg of herstelling van boswegen 5.15 Leeghalen van beerputten en rioolputten 5.16 Inzetkachels en haarden, kachels, radiators, of individuele convectors op hout, kolen, olie, gas of op elektriciteit 5.16.1 Inzetkachels en haarden 5.16.2 Kachels, radiators of individuele convectors op hout, kolen, olie, gas of op elektriciteit 5.17 Omvorming van een fabrieksgebouw, loods, kazerne, schuur 5.17.1 Omvorming van een industrieel gebouw tot woonappartementen 5.17.2 Lofts 5.18 Onderscheid tussen verbouwingen en nieuwbouw 5.19 Verkoop van een oud gebouw tijdens of na restauratiewerken: nieuwbouw? 5.20 Toegangswegen – Buitenterrassen – Parkings – Afsluitingen – Muurtjes – Hekken – Poorten 5.20.1 Voorwerp 5.20.2 Houding van de Administratie t.o.v. 6 % 5.21 Beredderingswerken – Schoringswerken – Plaatsen en ledigen van containers 5.22 Stookolietanks 5.22.1 Keuring van de stookolietanks 5.22.2 Verwijderen of buiten gebruik stellen van een lekkende stookolietank 5.22.3 Opsporen van lekken van een ondergrondse stookolietank 5.22.4 Verwijdering of buiten gebruik stellen van een stookolietank voorafgaand aan de installatie van een nieuwe verwarminginstallatie 5.22.5 Saneren van de grond wegens lekken van een ondergrondse stookolietank 5.23 Stoombadkabines en andere sauna’s – Massage- of bubbelbaden – Douchecabines met stoomunit 5.23.1 Inleiding www.lexfin.be
564 564 565 566 567 567 568 568 569 570 570 571 571 571 572 574 575 575 576 576 578 578 578 578 578 579 579 579 579 579 580 580 580 580 580 580 580 580 581 581 581 581 581 581 582 582 582 583 585 585 585 586 586 586 586 587 587 587 588 588
24
Btw Inhoud
6
7 8
5.23.2 Stoombadkabines en andere sauna 5.23.3 Massage- of bubbelbaden 5.23.4 Douchecabines met stoomunit 5.24 Handelingen verricht in het kader van het vellen en kweken van bomen – Boomschors en gehakt snoeisel 5.25 Masten, pylonen, antennes op een pijler of pyloon 5.26 Verlaagd tarief inzake de levering en plaatsing van kasten, scheidingswanden, keukens en huishoudtoestellen en ander meubilair 5.26.1 Algemeen – Wetgeving 5.26.2 Standpunt van de Administratie 5.27 Aansluitingskosten in de vrijgemaakte energiemarkt 5.27.1 Algemeen 5.27.2 Gemeentelijke bijdrage in de saneringsverplichting 5.27.3 Aansluitingskosten op het gemeentelijk rioolnet 5.28 Gevangenisinstellingen 5.29 Airconditioning of klimaatverbetering 5.30 Serviceflats – Oprichtingswerken – Uitbreidingswerken 5.31 Levering en plaatsing van zonnepanelen 5.32 De installatie van camera’s en bijhorende randapparatuur in gebouwen 5.33 Oprichting woningcomplex bestemd om te worden verhuurd – Rusthuis 5.34 Afbraak en heropbouw van gebouwen in stadsgebieden in combinatie met de renovatie van een gebouwen 5.35 Verlaagd tarief – Bejaarden – Omvormings-, renovatie- of herstellingswerken De medecontractant en het stelsel van de verlegging van de heffing – Toepassing artikel 20 van het KB nr. 1 6.1 Draagwijdte van het stelsel 6.1.1 Verwijzingen naar de wettelijke beschikkingen 6.1.2 Inhoud van het stelsel 6.1.3 Hoe moet de medecontractant de belasting voldoen? 6.1.4 Gevolgen voor de medecontractant 6.2 Beoogde belastingplichtigen 6.2.1 Hoofdvoorwaarde 6.2.2 Bijkomende voorwaarden 6.2.3 Gemengde belastingplichtige 6.2.4 Werk in onroerende staat voor eigen behoeften 6.2.5 Uitreiking van een kredietnota aan een medecontractant 6.3 Beoogde handelingen 6.3.1 Opsomming 6.3.2 Voorbeelden van beoogde handelingen 6.3.3 Voorbeelden van niet-beoogde handelingen 6.4 Registratie als aannemer 6.5 Verplichtingen van dienstverrichter en medecontractant 6.6 Contract dat een geheel van handelingen tot voorwerp heeft waarvan sommige vallen onder de toepassing van de regeling en andere niet 6.7 Particulariteiten inzake het stelsel van de verlegging van de heffing naar de medecontractant – Artikel 20 van het KB nr. 1 6.7.1 Levering met plaatsing van koelvitrines, koelkamers, koeltoonbanken 6.7.2 Levering met plaatsing van klimaatregelaars voor serres, bestuurd door computers – Substraatinstallatie 6.7.3 Bakkersoven 6.7.4 Tijdelijke verenigingen en de toepassing van de regeling van verlegging van de heffing van de belasting 6.7.5 Levering met aansluiting van lichtreclame 6.7.6 Carwashinstallaties Hoofdelijke aansprakelijkheid bij toepassing verkeerd btw-tarief? Voorfacturatie bij wijziging btw-tarief: misbruik 8.1 Situering 8.2 Subsidiaire oorzaken van opeisbaarheid 8.3 Antimisbruikbepaling 8.4 Conclusie 8.5 Het administratieve standpunt
588 588 588 588 589 590 590 590 592 592 593 593 593 594 594 595 595 596 596 596 597 597 597 597 597 597 598 598 598 598 598 598 599 599 599 599 599 599 601 602 602 602 603 603 603 603 604 604 604 604 604 605 605
HOOFDSTUK 4 Bijzondere gevallen – Samenvattende tabel
606
HOOFDSTUK 5 Maakloonwerk 1 Verwijzing naar het wetsartikel 2 Tarief volgens de staat van de goederen
607 607 607
Btw
25
Inhoud
3 4 5
Reinigings-, onderhouds- en herstellingswerken Toepassingen Intracommunautair maakloonwerk
607 607 608
HOOFDSTUK 6 Administratieve beslissingen, rechtspraak, parlementaire vragen 1 Administratieve beslissingen 1.1 Ontsmetten van een stal 1.2 Uitbenen en versnijden van slachtvee 1.3 Het dekken van dieren 1.4 Exploitatie van een dansschool 1.5 Muntstukken en herdenkingsmedailles 1.6 Kerstbomen 1.7 Autoradio’s, luidsprekers, antennes voor deze radio’s, mobilofoons voor invaliden en gehandicapten 1.8 Verschaffen van informatie – Gegevensbank – Periodieken 1.9 Landbouwdiensten 1.9.1 Controle van vleeswaren en slachthuizen 1.9.2 Klassering van geslachte dieren 1.9.3 Dienstprestaties van dierenartsen 1.9.4 Uitstrooien van fytofarmaceutische producten 1.9.5 Mestverwerking 1.9.6 Het laden van suikerbieten 1.9.7 Handelingen in het kader van het snoeien, vellen en kweken van bomen 1.9.8 Onderhoud van onbevaarbare waterlopen (1ste, 2de of 3de categorie) 1.9.9 Onbevaarbare waterlopen (van 4de categorie) 1.9.10 Het graven of reinigen van een gracht 1.10 Verschaffen van spijzen en dranken door automaten 1.11 Verhandeling van groenestroomcertificaten – Warmtekrachtcertificaten 1.12 Recht op toegang tot kartingpiste 1.13 Bowling – Paintball 1.13.1 Bowlingspel 1.13.2 Paintball 2 Rechtspraak – Parlementaire vragen 2.1 Verschaffen van informatie – Adressenbestand 2.2 Verkiezingspropaganda en -drukwerk 2.3 Toepasselijk tarief bij wijziging van het omzetcijfer 2.3.1 Tarief toepasselijk op handelingen verricht met betrekking goederen en diensten onderworpen aan een verschillend tarief 2.3.2 Toepasselijk tarief bij wijziging van het omzetcijfer bij een aannemer 2.4 Artiesten die optreden als fysieke persoon voor een organisator van schouwspelen
609 609 609 609 609 609 609 609 610 610 610 610 610 610 611 611 612 612 613 613 613 613 614 614 615 615 615 615 615 615 616 616 616 616
HOOFDSTUK 7 Cases
617
DEEL 7 Vrijstellingen met betrekking tot uitvoer
619
HOOFDSTUK 1 De eigenlijke uitvoer van goederen 1 Algemeenheden inzake de uitvoer van goederen 1.1 Definitie van uitvoer 1.2 Verschillende gebieden van de Gemeenschap 1.2.1 Het douanegebied 1.2.2 Het gebied bepaald door artikel 227 van het EG-Verdrag 1.2.3 Het accijnsgebied 1.2.4 Het btw-gebied 1.2.5 Een vergelijkend overzicht van de uitgestrektheden van de douane, accijns- en btw-gebieden van de Gemeenschap 1.3 Gevallen waarin er om reden van uitvoer vrijstelling is 1.4 Bedoelde goederen 1.5 Verplichtingen bij verkopen van landvoertuigen uitgerust met een motor wanneer de voertuigen geleverd worden met vrijstelling van btw wegens uitvoer, wegens een intracommunautaire levering of wegens een levering aan internationale instellingen en aan diplomatieke zendingen 1.6 Uitvoer en de btw-eenheid www.lexfin.be
621 621 621 621 621 622 622 622 623 624 625
626 626
26
Btw Inhoud
2
3
4
5
6
7
8
Het internationaal handelsverkeer van goederen – Draagwijdte van de regeling 2.1 De rechtstreekse uitvoer 2.2 Wettelijke bepalingen 2.3 Voorwaarden voor de vrijstelling 2.3.1 Voorwaarde nr. 1 – De handeling moet betrekking hebben op goederen die in de Gemeenschap in het vrije verkeer zijn 2.3.2 Voorwaarde nr. 2 – Het moet om een levering met verzending of vervoer van de goederen gaan, of om een dienstverrichting bestaande in een werk aan roerende goederen, die in België belast zouden zijn, mochten de goederen niet worden uitgevoerd 2.3.3 Voorwaarde nr. 3 – De goederen moeten binnen de daartoe voorziene termijn naar een plaats buiten de Gemeenschap worden verzonden of vervoerd door de verkoper, of de dienstverrichter, door de niet in België gevestigde koper of afnemer van de dienst, of voor rekening van één van deze personen 2.3.4 Voorwaarde nr. 4 – De handeling mag niet uitdrukkelijk van de vrijstelling uitgesloten zijn door artikel 39, § 1, 2° en 3° van het Wetboek Btw 2.3.5 Voorwaarde nr. 5 – De persoon die de vrijstelling toepast, moet zijn recht daarop kunnen verantwoorden 2.4 Douaneformaliteiten bij uitvoer – Aangifte ten invoer Uitvoer door reizigers 3.1 Het internationaal reizigersverkeer – Draagwijdte van de regeling 3.2 Voorwaarden voor de vrijstelling 3.3 Leveringen van goederen door taksvrije verkooppunten gelegen in een Belgische internationale luchthaven De onrechtstreekse uitvoer 4.1 Bijzondere vrijstellingen verbonden aan het internationaal handelsverkeer van goederen die onder douanetoezicht werden geplaatst – Draagwijdte van de regeling 4.2 Voorwaarden voor de vrijstelling 4.2.1 Levering of intracommunautaire verwerving van goederen die bestemd zijn om te worden geplaatst daar waar één van de door artikel 23, § 4, 1°, 4°, 5°, 6° of 7°, van het Wetboek Btw beoogde regelingen van toepassing is 4.2.2 Opeenvolgende leveringen van goederen die zich op een plaats bevinden waar één van de regelingen bedoeld in artikel 23, § 4, 1°, 4°, 5°, 6° of 7°, van het Wetboek Btw wordt toegepast met handhaving van één van die regelingen 4.2.3 Diensten bestaande uit werkzaamheden met betrekking tot goederen die het voorwerp uitmaken van een levering met plaatsing onder een regeling als bedoeld in artikel 23, § 4, 1°, 4°, 5°, 6° of 7°, van het Wetboek Btw of die zich onder een van deze regelingen bevinden 4.3 Formaliteiten 4.3.1 Douaneformaliteiten 4.3.2 Btw-formaliteiten 4.4 Werking van de regeling 4.5 Bewijs van het recht op vrijstelling 4.5.1 Algemeen principe 4.5.2 Bijzonder geval – Gezamenlijke onrechtstreekse uitvoer 4.6 Regularisatie bij ontstentenis van uitvoer 4.7 Handelingen verricht door buitenlandse belastingplichtigen – Fiscale vertegenwoordiging Opschorting van de betaling van de btw 5.1 Doel en draagwijdte van de regeling 5.2 Gevallen en toepassingsvoorwaarden 5.2.1 Toepassingsgevallen 5.2.2 Algemene vergunning 5.2.3 Regularisatie bij gebrek aan uitvoer Uitvoer door erkende organisaties 6.1 Doel en draagwijdte van de regeling 6.2 Voorwaarden voor de vrijstelling 6.3 Bijzonder geval – Het schenken van goederen aan een erkende organisatie Bijzondere situaties 7.1 De uitvoer van onttrokken goederen 7.2 Overbrenging en uitvoer 7.3 De intracommunautaire verwerving van goederen gevolgd door de uitvoer ervan Btw-entrepot
HOOFDSTUK 2 Vrijstelling inzake de passieve veredeling of bij wederinvoer van goederen die tijdelijk uit België werden uitgevoerd voor herstelling, bewerking, aanpassing of verwerking buiten de gemeenschap
626 626 627 627 627
628
628 628 628 631 633 633 633 633 634 634 634
634
635
635 635 635 635 635 636 636 636 636 637 637 637 637 637 638 638 639 639 639 639 640 640 640 641 642
642
Btw
27
Inhoud
HOOFDSTUK 3 Vrijstellingen inzake internationaal vervoer en ermee samenhangende handelingen 1 Vrijgesteld personenvervoer 2 Vrijgesteld goederenvervoer 2.1 Vervoer van door reizigers begeleide bagage en auto’s 2.2 Andere vrijstellingen inzake het goederenvervoer ingevolge artikel 41 van het Btw-wetboek vanaf 1 januari 2010 indien de afnemer van de dienst een belastingplichtige is 2.2.1 Vrijgestelde handelingen door artikel 41 van het Btw-wetboek 2.2.2 Bewijs van de vrijstelling 2.2.3 Praktische toepassingen 2.3 Vrijstellingen inzake het goederenvervoer indien de afnemer van de dienst geen belastingplichtige is 2.3.1 Voorbeeld nr. 1 2.3.2 Voorbeeld nr. 2 2.4 Samenvatting inzake de plaats van de dienst bij het goederenvervoer vanaf 1 januari 2010 3 Vrijgestelde diensten die met goederenvervoer samenhangen 3.1 Met het vervoer samenhangende diensten – Wettelijke bepalingen 3.2 Bespreking van de vrijstellingen indien de afnemer van de dienst een belastingplichtige is 3.3 Vrijstellingen indien de afnemer van de dienst geen belastingplichtige is 3.4 Diensten inzake containers 3.5 Het verrichten van douaneformaliteiten 3.6 Intracommunautair douanevervoer met de Azoren en Madeira 4 Prestaties van tussenpersonen 4.1 Toepasselijke regeling als de klant een belastingplichtige is in de zin van artikel 21, § 1, van het Btw-wetboek 4.1.1 Artikel 41, § 2, a, van het Btw-wetboek 4.1.2 Artikel 41, § 2, b, van het Btw-wetboek 4.1.3 Artikel 41, § 2, c, van het Btw-wetboek 4.1.4 Bewijs van de vrijstelling 4.2 Toepasselijke regeling als de klant geen belastingplichtige is in de zin van artikel 21, § 1, van het Btw-wetboek
643 643 643 643 643 644 646 646 647 648 648 648 649 649 649 649 649 650 650 650 650 651 651 651 652 652
HOOFDSTUK 4 Vrijstellingen inzake zee- en binnenschepen 1 Overzicht 2 Verbintenis van de verkrijger 3 Schematisch overzicht
653 653 654 654
HOOFDSTUK 5 Vrijstellingen inzake vliegtuigen 1 Overzicht 2 Verbintenis van de verkrijger 3 Schematisch overzicht
655 655 655 655
HOOFDSTUK 6 Vrijstellingen inzake diplomatieke vertegenwoordigingen en consulaire posten
657
HOOFDSTUK 7 Vrijstellingen bij internationale organisaties en krijgsmachten 1 Begrip ‘internationale organisaties’ 2 Bedoelde internationale organisaties 2.1 Vrijstelling inzake vastgoedlasten 2.2 Vrijstelling voor ambtenaren van bepaalde internationale organisaties 3 Vrijstellingen inzake NAVO, krijgsmachten en militaire begraafplaatsen 3.1 Begrip 3.2 Vrijstelling voor de krijgsmachten van de lidstaten bij de NAVO 3.3 Vrijstellingen inzake begraafplaatsen en gedenktekens 3.3.1 Begrip 3.3.2 Vrijgestelde handelingen 3.4 Vrijstellingen inzake de Noord-Atlantische Vergadering 3.4.1 Begrip 3.4.2 Vrijgestelde handelingen 4 De voorrechten met betrekking tot voertuigen voor leden van SHAPE en NAVO-strijdkrachten alsook voor de leden van de organisaties die ondergeschikt of geassimileerd zijn met SHAPE 5 Vrijstellingen inzake internationale organisaties en ambassades gevestigd in een andere EEG-lidstaat dan België
662 662
HOOFDSTUK 8 Vrijstelling bij levering van goud aan de centrale banken
663 www.lexfin.be
659 659 659 660 660 660 660 661 661 661 661 661 661 662
28
Btw Inhoud
HOOFDSTUK 9 Vrijstellingen inzake parels en edelstenen 1 Begrip 2 Vrijgestelde goederen 3 Niet-vrijgestelde goederen 4 Vrijgestelde dienstverrichtingen 5 Rechthebbenden op de vrijstelling 6 Erkenning als diamanthandelaar 6.1 Principe 6.2 Indiening van de aanvraag om erkenning 6.3 Voorwaarden voor erkenning 6.4 Toekenning van de erkenning 6.5 Modaliteiten voor de toepassing van de vrijstelling 6.6 Aanvang van werkzaamheid 6.7 Intrekking van de erkenning 6.8 Lijst van de erkende diamanthandelaars
664 664 664 664 665 665 665 665 665 666 666 666 667 667 667
HOOFDSTUK 10 Makelaars en lasthebbers bij vrijgestelde handelingen 1 Begrip 2 Onderscheid makelaar – Lasthebber – Commissionair 3 Voorbeelden
668 668 668 668
DEEL 8 Aftrekregeling
669
HOOFDSTUK 1 Draagwijdte van het recht op aftrek 1 Algemeen principe 1.1 Verwijzing naar het wetsartikel 1.2 Voorwaarden 1.3 Begrippen 1.3.1 Onmiddellijke aftrek 1.3.2 De belastingplichtige en het recht op aftrek 1.3.3 Het recht op aftrek en de verkrijging van de hoedanigheid van belastingplichtige 1.4 Bijzonder geval met betrekking tot nieuwe vervoermiddelen die intracommunautair geleverd worden 1.5 Toepassing van het artikel 45, § 1quinquies van het Btw-wetboek 1.5.1 Algemeen 1.5.2 Gewijzigde wetgeving vanaf 1 januari 2011 1.5.3 Keuzemogelijkheid in 2011: de beslissing nr. ET 119.650/2 2 Ontstaan en de uitoefening van het recht op aftrek 2.1 Ontstaan van het recht op aftrek 2.2 Voorwaarden om het recht op aftrek te mogen uitoefenen 2.2.1 Leveringen en diensten 2.2.2 Invoer 2.2.3 Intracommunautaire verwerving 2.2.4 Een van buiten België verstrekte dienstverrichting 2.3 Eigenlijke uitoefening van het recht op aftrek 2.3.1 Globale en onmiddellijke aftrek 2.3.2 Toepassingsgeval 2.4 Termijn waarbinnen het recht op aftrek kan uitgeoefend worden 2.4.1 Principe 2.4.2 Vertraging bij het vervullen van de voorwaarden voor de uitoefening van het recht op aftrek 2.4.3 Niet onmiddellijke uitoefening van het recht op aftrek 2.4.4 Btw op kosten in het kader van einde activiteit aftrekbaar 2.5 Het belang van de btw-identificatie van de leverancier van de goederen en/of de diensten 2.5.1 De btw-identificatie van de leverancier bij een intracommunautaire levering 2.5.2 De btw-identificatie van de dienstverrichter 2.6 Verval van het recht op aftrek 3 De btw-eenheid 3.1 Algemeen 3.2 Het belang van het begrip ‘eindbestemming’ t.o.v. het recht op aftrek binnen de btw-eenheid
671 671 671 671 671 671 671 672 674 674 674 675 676 678 678 678 678 681 681 682 684 684 684 684 684 684 684 684 685 685 685 686 686 686 686
Btw
29
Inhoud
HOOFDSTUK 2 De gemengde en de gedeeltelijke belastingplichtige 1 Algemeenheden 1.1 Definitie 1.2 Gedeeltelijke aftrek 1.3 Het bestemmingsprincipe 2 Aftrek volgens het algemeen verhoudingsgetal 2.1 Werking 2.2 Berekeningswijze 2.3 Toepassing 2.4 Bestanddelen die niet in aanmerking komen voor de berekening van het algemeen verhoudingsgetal 2.5 Belasting waarop het algemeen verhoudingsgetal wordt toegepast 2.6 Voorlopig verhoudingsgetal en definitief verhoudingsgetal 2.6.1 Voorlopig verhoudingsgetal 2.6.2 Definitief verhoudingsgetal 2.7 Aftrek van de btw op kosten bij uitgifte, verwerving en/of verkoop van aandelen 2.7.1 Inleiding 2.7.2 De zaak Cibo – Verwerving van aandelen 2.7.3 De zaak EDM – Verkoop van aandelen 2.7.4 De zaak Kretztechnik – Uitgifte van aandelen 2.7.5 De zaak Investrand – Verkoop van aandelen 2.7.6 De zaak Securenta – Uitgifte van aandelen 2.7.7 De zaak AB SKF – Verkoop van aandelen 2.8 De gedeeltelijke belastingplichtige en het recht op aftrek 2.8.1 Standpunt van de Belgische Administratie 2.8.2 Subsidies – Gemengde en gedeeltelijke belastingplichtige 2.8.3 Jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie 2.8.4 Samenvatting – Huidig standpunt 3 Aftrek volgens het werkelijk gebruik 3.1 Beginsel 3.2 Werkingssfeer 3.3 Optie van de gemengde belastingplichtige 3.4 Verplichte toepassing 3.5 Rechtspraak: algemeen verhoudingsgetal – Werkelijk gebruik – Verplichting 4 Herzieningen van de aftrek 4.1 Verwijzing 4.2 Goederen en diensten gebruikt in de niet belastbare sector 5 De btw-eenheid als gemengde belastingplichtige 5.1 Voorafgaand onderzoek naar de hoedanigheid van belastingplichtige 5.2 Aftrek volgens het algemeen verhoudingsgetal 5.3 Het stelsel van het werkelijk gebruik 5.3.1 Principe 5.3.2 Principevoorwaarden voor de toepassing van het werkelijk gebruik
687 687 687 687 687 688 688 688 688 688 689 690 690 690 690 690 691 691 693 693 693 693 693 693 693 694 694 695 695 696 696 697 697 698 698 698 698 699 699 700 700 701
HOOFDSTUK 3 Herziening van de aftrek 1 Inleiding – Onderscheid tussen herziening en verwerping van de aftrek 2 Herziening van de aftrek van andere btw dan die geheven van bedrijfsmiddelen 2.1 Schematische voorstelling 2.2 Tijdstip waarop de herziening moet gebeuren 2.3 Modaliteiten van de herziening 3 Herziening van de aftrek van btw geheven van bedrijfsmiddelen 3.1 Begrip bedrijfsmiddel 3.1.1 Vooraf 3.1.2 Definitie 3.2 Begrip btw geheven van bedrijfsmiddel 3.2.1 Definitie 3.2.2 Geen belasting geheven van bedrijfsmiddelen 3.3 Gewone herziening van de aftrek van de btw geheven van bedrijfsmiddelen 3.4 De vijfjarige of vijftienjarige herziening eigen aan bedrijfsmiddelen 3.4.1 Algemeenheden 3.4.2 Aanvang herzieningstijdvak 3.4.3 Gevallen van herziening
702 702 702 702 703 703 704 704 704 704 704 704 705 705 705 705 705 707
www.lexfin.be
30
Btw Inhoud
4
5
6
3.4.4 Berekening en tijdstip van de herziening 3.4.5 Modaliteiten van de herziening 3.4.6 Tabel van de bedrijfsmiddelen 3.4.7 Vervreemding blote eigendom veroorzaakt geen herziening van de btw Herziening en de gemengde belastingplichtige 4.1 Inleiding 4.2 De gemengde belastingplichtige die de regel van het algemeen verhoudingsgetal hanteert 4.2.1 Herziening van de aftrek van andere belasting dan die geheven van bedrijfsmiddelen 4.2.2 Herziening van de aftrek van de belasting geheven van bedrijfsmiddelen 4.2.3 Tijdstip van de herzieningen 4.2.4 Toepassingen 4.3 De gemengde belastingplichtige die de regel van het werkelijk gebruik hanteert Herziening en de btw-eenheid 5.1 Inleiding 5.1.1 Herziening in hoofde van de belastingplichtige die toetreedt tot de btw-eenheid 5.1.2 Herziening in hoofde van de btw-eenheid 5.2 Ontbinding van een btw-eenheid – Uittreding van een lid 5.2.1 Herziening in hoofde van de btw-eenheid 5.2.2 Herziening in hoofde van het uittredend lid 5.3 Tijdstip waarop de herzieningen moeten worden verricht – Compensatiemaatregel 5.3.1 Tijdstip waarop de herzieningen dienen te worden verricht 5.3.2 Compensatiemaatregel tussen de te verrichten herzieningen Herziening bij overgang hoedanigheid vrijgestelde belastingplichtige naar gewone belastingplichtige 6.1 Inleiding 6.2 Vigerende wetgeving vanaf 1 januari 2012 6.2.1 Aanpassing van artikel 49, 3° van het Btw-wetboek 6.2.2 Aanpassing van het Koninklijk Besluit nr. 3 inzake de aftrekregeling 6.3 Datum van inwerkingtreding 6.4 Formaliteiten – Wijze van uitvoering van de herziening 6.4.1 Principe 6.4.2 Inventaris en staat van bedrijfsmiddelen 6.4.3 Verwerking in de btw-aangifte
HOOFDSTUK 4 Particulariteiten 1 Inleiding 2 Beperking van het recht op aftrek voor vervoermiddelen in hoofde van de personen bedoeld in artikel 45, § 1bis van het W. Btw 2.1 Ambtshalve toevallige belastingplichtige 2.2 Bedoelde vervoermiddelen 2.3 Bedoelde personen m.b.t. het recht op aftrek voorzien in artikel 45, § 1bis, van het W. Btw 2.4 Bedrag van de aftrekbare btw 2.4.1 Absolute beperking 2.4.2 Werkelijke aftreklimiet 2.4.3 Doel van het recht op aftrek 2.4.4 Ontstaan van het recht op aftrek 3 Beperking van het recht op aftrek voor automobielen voor personenvervoer overeenkomstig artikel 45, § 2, van het W. Btw 3.1 Periode vanaf 1 januari 2006 3.1.1 Verwijzing en doel van het aangepaste wetsartikel 45, § 2, van het W. Btw 3.1.2 Algemeen 3.1.3 Verkoop en verhuur 3.2 Periode vóór 1 januari 2006 3.2.1 Verwijzing naar artikel 45, § 2 van het W. Btw 3.2.2 Voertuigen waarvoor het recht op aftrek niet beperkt wordt 3.3 Draagwijdte van de beperking 3.3.1 Principe van de wettelijk opgelegde beperking 3.3.2 Gemengd privé- en beroepsgebruik 3.3.3 Handelingen waarvoor de aftrekbeperking van toepassing is 3.3.4 Bijzondere gevallen 3.4 Niet-bedoelde belastingplichtigen 3.4.1 Opsomming 3.4.2 Zij die een specifieke economische activiteit uitoefenen die bestaat in de verkoop van automobielen – Verkoopondernemingen
708 709 709 709 709 709 710 710 710 710 710 711 711 711 711 712 712 712 712 713 713 713 714 714 714 714 714 715 715 715 715 716 717 717 717 717 717 718 718 718 718 718 718 718 719 719 720 721 723 723 723 723 723 724 724 725 726 726 726
Btw
31
Inhoud
3.4.3 3.4.4
4
5
6
Zij die een specifieke economische activiteit uitoefenen die bestaat in de verhuur van automobielen Zij die als economische activiteit een taxibedrijf runnen met voertuigen bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor bezoldigd personenvervoer 3.5 Combinatie artikel 4, § 1quinquies en artikel 45, § 2 van het Btw-wetboek 3.5.1 De invoering van het artikel 45, § 1quinquies van het Btw-wetboek op 1 januari 2011 3.5.2 Het standpunt van de Administratie: beslissing nr. E.T.119.650 van 20 oktober 2011 Uitsluitingen van het recht op aftrek 4.1 Opsomming 4.2 Tabaksfabrikaten 4.3 Geestrijke dranken 4.3.1 Principe 4.3.2 Bedoelde geestrijke dranken 4.3.3 Afwijkingen 4.3.4 Voorbeelden 4.4 Kosten van logies, spijzen en dranken om ter plaatse te worden verbruikt 4.4.1 Principe 4.4.2 Afwijkingen 4.4.3 Wat met de huisvesting van seizoenarbeiders en eventuele aftrek inzake huisvesting? 4.5 Kosten van onthaal 4.5.1 Principe 4.5.2 Aan het bedrijf vreemde bezoekers 4.5.3 Begrip kosten van onthaal 4.5.4 Toepassingen 4.5.5 Gratis verstrekken van diverse dranken en toebehoren aan personeel, bedrijfsleiders, klanten, leveranciers… 4.5.6 Kosten van onthaal of promotionele kosten 4.6 Kosten gedaan door reisbureaus 4.6.1 Bedoelde reisbureaus 4.6.2 Principe Sociale voordelen 5.1 Begrip sociale voordelen inzake de Btw-wetgeving 5.1.1 Inleiding 5.1.2 Onderscheid collectieve en privatieve sociale voordelen 5.2 Collectieve sociale voordelen 5.2.1 Definitie 5.2.2 Principe 5.2.3 Toepassingen 5.3 Privatieve sociale voordelen 5.3.1 Definitie 5.3.2 Principe 5.3.3 Voorbeelden 5.4 Verstrekken van maaltijden 5.4.1 Inleiding 5.4.2 Restaurant buiten de onderneming 5.4.3 Bedrijfsrestaurants 5.5 Terbeschikkingstelling van woongelegenheid aan een gerant, een personeelslid, een bestuurder of zaakvoerder 5.5.1 Huisbewaring en woongelegenheid 5.5.2 Woongelegenheid voor vennoten, zaakvoerders of kaderpersoneel 5.5.3 Het arrest Wolfgang Seeling – Periode tot 7 januari 2007 5.5.4 Het arrest Wolfgang Seeling – Periode vanaf 7 januari 2007 5.5.5 Nieuwe Europese en Belgische regelgeving vanaf 1 januari 2011 Uitsluiting van het recht op aftrek voor kosteloze handelingen 6.1 Inleiding 6.2 Demonstratiekosten en handelsmonsters 6.2.1 Definitie 6.2.2 Wijze 6.2.3 Aftrek 6.3 Reclamevoorwerpen of premievoorwerpen 6.3.1 Principe 6.3.2 Premie in natura – Ander voorwerp 6.3.3 Premie in de vorm van een titel 6.4 Geschenken 6.4.1 Handelsgeschenken www.lexfin.be
727 727 727 727 728 731 731 731 732 732 732 732 732 732 732 732 733 734 734 734 734 735 736 736 741 741 741 741 741 741 741 741 741 741 741 742 742 742 742 742 742 743 743 744 744 744 744 746 747 750 750 750 750 750 750 750 750 750 750 750 750
32
Btw Inhoud
7
8
9 10
11
12
13
14
6.4.2 Handelsgeschenken van geringe waarde 6.4.3 Privégeschenken 6.4.4 Geschenken aan het personeel 6.5 Reclame op sportkledij, sportartikelen of ander materiaal 6.5.1 Probleemstelling 6.5.2 Aftrek 6.5.3 Bruiklening 6.6 Gratis uitvoeren van waarborgverplichtingen 6.6.1 Ingevolge een slechte uitvoering 6.6.2 Ingevolge veroorzaakte schade 6.7 Giften en subsidies – Vzw’s 6.8 Gratis vervoer van en naar de luchthaven 6.9 Sportclubs – Jeugdspelers – Gratis drankjes 6.10 Organisatie van gratis conferenties Geregelde verkopen van gebouwen en gronden 7.1 Probleemstelling gemengde belastingplicht 7.2 Bedoelde personen 7.3 Aftrek van de btw geheven van de goederen en diensten gebruikt voor de dubbele werkzaamheid 7.3.1 Principe 7.3.2 Aftrek volgens de regel van het werkelijk gebruik 7.3.3 Verhuur van gebouwen vooraleer ze worden verkocht 7.4 Publiekrechtelijke beroepsoprichters 7.5 Bijzondere gevallen: overdracht om niet van gebouwen aan een gemeente De aftrekregeling en infrastructuurwerken 8.1 Probleemstelling 8.2 Definitie van kosten voor infrastructuur 8.3 Aftrekregeling met betrekking tot de btw geheven van infrastructuurwerken 8.3.1 Principe 8.3.2 Voorwaarden voor de uitoefening van het recht op aftrek 8.3.3 Voorwaarden voor de uitoefening van het recht op aftrek Gebruik van een Bancontact- of Mister Cashkaart voor de aankoop van brandstoffen bij een pompstation Banken en financiële instellingen 10.1 Korte historiek 10.2 Handelingen verricht door banken en financiële instellingen 10.3 Uitoefening van het recht op aftrek 10.4 Aftrek volgens de regel van het werkelijk gebruik 10.5 Aftrek volgens de regel van het algemeen verhoudingsgetal 10.6 Inwerkingtreding en overgangsbepalingen De aftrekregeling en de bijzondere regeling voor beleggingsgoud 11.1 Algemeen 11.2 Bijzonder en beperkt recht op aftrek 11.2.1 Bijzonder en beperkt recht op aftrek overeenkomstig artikel 45, § 1ter van het W. Btw 11.2.2 Artikel 45, § 1quater van het W. Btw 11.3 Makelaars en lasthebbers 11.4 Administratieve Commentaar Invloed van subsidies op de aftrekregeling 12.1 Voorwerp 12.2 Soorten subsidies vanuit het btw-oogpunt 12.3 Mogelijke gevolgen van subsidies op de aftrekregeling 12.4 Belgische praktijk Fraude, carrouselfraude en de mogelijkheid tot recuperatie van de btw door de medecontractant – Europese rechtspraak – Misbruiken 13.1 Voorwerp 13.2 De samengevoegde zaak ‘Optigen’ 13.3 De zaak Axel Kittel en Recolta Recycling bvba 13.4 De zaak Tanoarch 13.5 Besluit 13.6 Standpunt van het Hof van Cassatie 13.6.1 Huidig standpunt van het Hof van Cassatie 13.6.2 Arrest van het Hof van Cassatie van 18 juni 2009 De vestiging van zakelijke rechten en het recht op aftrek – Overdrachten en wederoverdrachten 14.1 Algemeen 14.1.1 Het vruchtgebruik
751 751 751 753 753 753 753 753 753 753 754 754 754 754 755 755 755 755 755 755 757 758 758 758 758 758 758 758 761 761 762 762 762 763 763 763 763 764 764 764 764 764 764 765 765 765 765 765 766 766 767 767 767 768 768 769 769 769 770 771 771 771
Btw
33
Inhoud
15 16
14.1.2 Het recht van opstal 14.1.3 Het recht van erfpacht 14.1.4 Het recht van gebruik 14.1.5 Het recht van bewoning 14.2 Het recht op aftrek – Standpunt van de Administratie 14.2.1 In hoofde van degene die het zakelijk recht vestigt 14.2.2 Door degene in wiens hoofde het zakelijk recht gevestigd wordt Diensten ruimer dan telefonie – Beperking van recht op aftrek? Toepassing veiligheidsbepaling van artikel 25quinquies, § 5 van het Btw-wetboek: btw is niet aftrekbaar
HOOFDSTUK 5 Administratieve beslissingen, rechtspraak en parlementaire vragen 1 Administratieve beslissingen 1.1 Facturen niet op naam – Telefoonkosten 1.2 Handelsmonsters – Geschenken 1.2.1 Handelsmonsters 1.2.2 Geschenken van geringe waarde 1.3 Bedrijfsmiddel 1.3.1 Herstellings-, onderhouds-, omvormings- of verbeteringswerk aan een gehuurd gebouw 1.3.2 Aanschaffing van een wapen 1.3.3 Aankoop terrein – Commissieloon 1.3.4 Verhuur van een gebouw – Bijkomende diensten 1.3.5 Bedrijfsmiddel verkregen en gefactureerd op één van de echtgenoten (voertuig) 1.3.6 Bedrijfsmiddel verkregen vóór aanvang van de verkrijging van de hoedanigheid van belastingplichtige 1.4 Beleggingsgoederen 1.4.1 Kunstwerken 1.4.2 Antieke kantoormeubelen 1.5 Ontspanningstoestellen 1.6 Kosten van vervoer per trein, tram, bus of metro 1.6.1 Goederenvervoer 1.6.2 Reizigersvervoer 1.7 Tijdstip van het uitoefenen van het recht op aftrek 1.7.1 Stopzetting ereloon boekhouder 1.7.2 Stopzetting algemeen 1.8 Aftrek van niet-verschuldigde btw 1.8.1 Niet-verschuldigde btw 1.8.2 Niet-verschuldigde btw bij overdracht van een algemeenheid van goederen 1.8.3 Niet-verschuldigde btw bij de aanrekening van schadevergoeding 1.9 Voetbalclubs 1.9.1 Kosten van logies, spijzen en dranken – Spelers 1.9.2 Loges en business-seats 1.10 Faillissement 1.11 Recht op aftrek – Overdracht van een algemeenheid van goederen of van een bedrijfsafdeling 1.12 Expertisekosten 1.13 Bedrijven- of dienstencentra 1.13.1 Problematiek 1.13.2 Regelgeving van toepassing vanaf 1 januari 2006 1.14 Belasting die gefactureerd wordt in strijd met de verlegging van de heffing naar de medecontractant 1.15 Roerend goed verkregen ter gelegenheid van de openbare verkoop van de goederen van de gefailleerde 1.16 Uitoefening van de aftrek aan de hand van ereloonnota’s van architecten, landmeters en ingenieurs 1.17 Publicaties in het Belgisch Staatsblad 1.18 Voertuig gewonnen in een loterij of wedstrijd 1.19 Herziening van de aftrek ter zake van oprichtings- en/of verbouwingswerken aan een bedrijfsgebouw – Overdracht van een algemeenheid van goederen of van een bedrijfsafdeling – Toestand vanaf 01.01.2010 1.19.1 Herziening – Recht op het gebouw, waarover de overdrager beschikt vóór de overdracht 1.19.2 Datum van inwerkingtreding 1.19.3 Toestand bij de overnemer 1.19.4 Toepassingen 1.20 Herziening van de aftrek ter zake van oprichtings- en/of verbouwingswerken aan een bedrijfsgebouw – Overdracht van een algemeenheid van goederen of van een bedrijfsafdeling – Toestand vóór 01.01.2010 1.20.1 Overdracht van een huurovereenkomst – Herziening van aftrek bij verbouwings-, verbeteringsen/of omvormingswerken aan het gehuurd onroerend goed
www.lexfin.be
771 771 771 772 772 772 773 775 775 777 777 777 777 777 778 778 778 778 778 778 779 780 780 780 780 781 781 781 781 782 782 782 782 782 782 782 783 783 783 784 785 785 785 785 786 787 788 788 788 789 789 789 790 790 791 791 791
34
Btw Inhoud
1.20.2
2
3
Herziening van de aftrek ter zake van oprichtings- en/of verbouwingswerken aan een bedrijfsgebouw – Overdracht van een algemeenheid van goederen of van een bedrijfsafdeling 1.21 De aftrekregeling en de syndicus – Beheer van flatgebouwen 1.21.1 Inleiding 1.21.2 Aftrekbaarheid van de btw ter zake van de leveringen en dienstverrichtingen aan de vereniging van mede-eigenaars 1.21.3 Aftrekbaarheid van de btw ter zake van de leveringen en diensten verricht in het kader van de conventionele opdracht van de syndicus 1.21.4 Verhuur van flats 1.21.5 lnwerkingtreding van de aanschrijving nr. 13/1995 1.21.6 Bijkomende financiële verrichtingen gesteld in het kader van het beheer van het vermogen 1.22 Maaltijdcheques uitgereikt door gespecialiseerde vennootschappen 1.23 Bodemonderzoek – Bodemattest – Bodemsanering – Sanerings- en reinigingswerken 1.24 Onroerende verhuur met zogenoemde bijkomende diensten 1.24.1 Bijkomende kosten zoals verwarming, airconditioning, verlichting, watervoorziening, bewaking, schoonmaakkosten ... 1.24.2 Bijkomende kosten van installatie van verwarming en airconditioning 1.25 Vervreemding blote eigendom veroorzaakt geen herziening van de btw Rechtspraak 2.1 Facturen 2.1.1 Niet-voorlegging van facturen 2.1.2 Verplichte vermeldingen – Volgnummer van het uitgaand facturenboek – Leveringsdatum – Libellering 2.1.3 Rechtszekerheidsbeginsel – Onregelmatige facturen – Herziening administratief standpunt 2.2 Feitelijke vennootschap, vereniging – Facturatie op naam van de vennoten, deelgenoten 2.3 Recht op aftrek enkel voor de belastingplichtige die effectief belastbare handelingen stelt 2.4 Verhuring van cafés – Brouwerijcontract 2.5 Recht van opstal – Uitdrukkelijk of stilzwijgend – Verzuim van verzaking aan het recht van natrekking 2.6 Herziening van de aftrek ingeval van faillissement – Gebouwen – Leasing 2.7 Aftrekbaarheid bij niet-opstarten van de economische activiteit – Het arrest Inzo 2.7.1 Inleiding 2.7.2 Het arrest Inzo 2.7.3 Besluit 2.8 Verhuur na ontbinding van de overeenkomst van erfpacht: herziening uit te voeren door wie? 2.9 Enkele voorbeelden van opportuniteitsrechtspraak 2.9.1 Een kunstenaar en zijn te dure muziekinstallatie 2.9.2 Overdreven publiciteitskosten Parlementaire vragen 3.1 Feitelijke vereniging 3.1.1 Autovoertuigen van een feitelijke vereniging 3.1.2 Facturen niet op naam van de feitelijke vereniging 3.2 Gemengde belastingplicht 3.3 Aftrekbaarheid van btw bij doorgefactureerde restaurant- en autokosten 3.3.1 Restaurantkosten 3.3.2 Autokosten 3.4 Opleidingsseminaries – Bestuursorganen hotel- en restaurantkosten 3.4.1 Gevallen waarin de btw aftrekbaar is 3.4.2 Het begrip bestuursorgaan 3.5 Kosten van outplacement 3.6 Uitgaven voor kleding
792 793 793 793 794 794 794 794 794 795 797 797 797 798 799 799 799 799 801 801 801 802 802 803 803 803 804 804 804 804 804 805 805 805 805 806 806 806 806 807 807 807 807 807 807
HOOFDSTUK 6 Cases
808
DEEL 9 Teruggaaf van belasting
809
HOOFDSTUK 1 Algemene benadering en indeling der teruggaven 1 Eerste Criterium – Hoedanigheid van de rechthebbende op teruggaaf 1.1 Teruggaaf van het belastingkrediet 1.1.1 Gevallen van teruggaaf uitsluitend voor belastingplichtigen 1.1.2 Teruggaaf voor bepaalde specifieke categorieën van belastingplichtigen 1.2 Gevallen van teruggaaf van btw die zowel betrekking hebben op belastingplichtigen als op niet-belastingplichtigen 1.2.1 Teruggaaf van btw voor contractuele belastbare handelingen, verricht op het nationaal grondgebied
811 811 811 811 811 812 812
Btw
35
Inhoud
1.2.2 Teruggaaf van btw bij invoer Gevallen van teruggaaf die uitsluitend betrekking hebben op niet-belastingplichtigen 1.3.1 Btw-teruggaven voor bepaalde categorieën van invaliden en gehandicapten 1.3.2 Btw-teruggaven voor niet-belastingplichtige rechtspersonen Antifraudemaatregel
1.3
2
HOOFDSTUK 2 Teruggaaf van het belastingoverschot 1 Begrippen 1.1 Algemeen beginsel 1.1.1 Gewone terugbetalingstermijn 1.1.2 Trimestriële terugbetalingstermijn 1.1.3 Maandelijkse terugbetalingstermijn 1.2 Andere oorzaken van het belastingkrediet 1.3 Gemeenschappelijke procedure van terugbetaling 2 Procedure van terugbetaling van het belastingkrediet – Principe – Overdracht van het belastingkrediet 2.1 Werkelijke teruggaaf op uitdrukkelijk verzoek van de belastingplichtige 2.1.1 Voorwaarden voor de teruggaaf 2.1.2 Schematische tabellen 2.1.3 Wijze van terugbetaling van het belastingkrediet 2.1.4 Teruggaaf bij stopzetting activiteit 3 Het wettelijk vermoeden van aanvraag tot teruggaaf bij nog aan te zuiveren belastingschuld 4 Inhouding geldend als bewarend beslag 4.1 Inleiding 4.2 Bestaansreden van de inhoudingsprocedure 4.3 Opschorting van de verjaringstermijn bij inhouding 4.4 Bijdrage van het Grondwettelijk Hof (voorheen Arbitragehof) 4.5 Bijdrage van het Hof van Cassatie 4.6 Voorbeelden in zake ‘roekeloze’ en ‘hinderlijke’ inhoudingen 5 Werking van de inhouding 5.1 Er bestaat een vaststaande schuld 5.1.1 Vaste, voorafgaande schuld 5.1.2 Betekening van de inhouding aan de belastingplichtige 5.1.3 Bericht van beslag 5.1.4 Verzet tegen de inhouding 5.2 Er bestaat geen vaststaande schuld 5.2.1 Virtuele schuld 5.2.2 Schema van de inhoudingsprocedure ingevolge het Koninklijk Besluit nr. 4 5.2.3 Betekening van de inhouding aan de belastingplichtige 5.2.4 Bericht van beslag 5.2.5 Verzet tegen de inhouding 5.3 Beperkte wettelijkheid van het tiende lid van artikel 8-1, § 3, van het KB nr. 4 6 Terugbetalingstermijnen 6.1 Normale terugbetalingstermijn 6.2 Verlengde terugbetalingstermijn 6.3 Terugbetaling binnen een redelijke termijn – Verbod om een financieel risico aan de ondernemingen op te leggen 7 Intresten verschuldigd door de staat 8 Rechthebbende op teruggaaf 9 Ontstaan van de vordering tot teruggaaf 10 Maandelijkse teruggaaf ingevolge indiening van de periodieke maandaangifte 10.1 Algemeen 10.2 Rechthebbende en basisvoorwaarden 10.3 De btw-eenheid als rechthebbende 10.4 Referentieperiode 10.5 Bepaling van de omzet 10.5.1 Bepaling van de totale omzet 10.5.2 Bepaling van de vrijgestelde omzet 10.5.3 Handelingen waarmee eveneens rekening mag worden gehouden 10.5.4 Handelingen waarmee nooit rekening mag worden gehouden voor de berekening van de vrijgestelde omzet 10.5.5 Handelingen die geen deel uitmaken van de totale omzet noch van de vrijgestelde omzet 10.6 Bepaling van het belastingoverschot 10.7 Toepassingsmodaliteiten 10.7.1 Vergunning www.lexfin.be
812 812 812 812 812 813 813 813 813 814 814 814 814 814 815 815 815 816 816 817 817 817 818 818 819 819 820 821 821 821 821 821 822 822 822 822 822 822 822 822 823 823 823 823 824 824 824 824 824 825 825 825 826 826 826 827 827 827 828 828 828
36
Btw Inhoud
10.7.2 10.7.3
Minimumbelastingoverschot Andere modaliteiten
HOOFDSTUK 3 Aftrek van btw in de vorm van teruggaaf 1 Rechthebbenden op teruggaaf 1.1 Toevallige (vrijwillige) belastingplichtigen 1.2 (Gedwongen) Toevallige belastingplichtigen en ermee gelijkgestelden voor toepassing van artikel 45, § 1bis Wetboek Btw 1.2.1 Het bestaan van een recht op aftrek 1.2.2 Personen, bedoeld in artikel 45, § 1bis, van het Wetboek Btw met beperkt recht op aftrek van btw 1.3 Buiten België gevestigde belastingplichtigen 1.3.1 Onderscheid tussen niet-binnenlandse belastingplichtigen 1.3.2 Bijzondere regels voor de buitenlandse gemengde belastingplichtigen 1.3.3 Ongelijkheid tussen de lidstaten inzake belastingplichtigen met recht op aftrek 2 Ontstaan van de vordering tot teruggaaf 2.1 Vrijwillig toevallige belastingplichtigen 2.2 Gedwongen toevallige belastingplichtigen en ermee gelijkgestelden 2.3 In het buitenland gevestigde belastingplichtigen zonder aansprakelijk vertegenwoordiger in België 2.3.1 Termijn van zes maanden, zoals bedoeld in artikel 7, § 1, van de Achtste Richtlijn 2.3.2 Termijn van zes maanden bedoeld in artikel 7, § 4, van de Achtste Richtlijn 2.4 Overeenkomst met de Wet van 15 maart 1999 3 Te vervullen formaliteiten om de aftrek van btw in de vorm van teruggaaf te verkrijgen 3.1 Toevallige (vrijwillige) belastingplichtigen 3.2 Gedwongen toevallige belastingplichtigen en ermee gelijkgestelden 3.3 In het buitenland gevestigde belastingplichtigen die geen aansprakelijk vertegenwoordiger in België hebben 3.4 Regeling vanaf 1 januari 2010 inzake de teruggaaf voor niet in het land van de teruggaaf gevestigde belastingplichtige 3.5 Contactkantoren in het buitenland 4 Wijzen van terugbetaling en minimumbedrag van de teruggaaf 4.1 Toevallige vrijwillige belastingplichtigen 4.2 Gedwongen toevallige belastingplichtigen en ermee gelijkgestelden 4.3 Niet in België gevestigde belastingplichtigen die geen aansprakelijk vertegenwoordiger in België hebben 5 Recht op aftrek voorzien in artikel 45, § 1, 4° en 5°, van het Wetboek Btw 5.1 Rechthebbende op de aftrek 5.2 Te vervullen formaliteiten HOOFDSTUK 4 Binnenlandse verrichtingen – Eigenlijke teruggaven 1 Gevallen van teruggaaf 1.1 Onverschuldigde betaling 1.2 Prijsvermindering 1.3 Terugzending van verpakkingen 1.4 Verbreking van de overeenkomst voor de levering of de uitvoering van de dienst 1.5 Minnelijke of gerechtelijke vernietiging of ontbinding van de overeenkomst 1.6 Terugname van het goed binnen de zes maanden 1.7 Geheel of gedeeltelijk verlies van de schuldvordering van de prijs 1.7.1 Faillissement 1.7.2 Gerechtelijk akkoord 1.7.3 Wat met de btw-recuperatie voor ‘oude’ faillissementen? 1.8 Teruggaaf op basis van de neutraliteit van de btw 2 Ontstaan van de vordering tot teruggaaf 2.1 Principe 2.2 Uitzondering – De rechthebbende is gehouden tot het indienen van ofwel periodieke aangiften ofwel bijzondere aangiften 3 Rechthebbende op de teruggaaf 3.1 Regel 3.2 Afwijkingen 4 Modaliteiten van de teruggaaf 4.1 De rechthebbende op de teruggaaf is een persoon die, naargelang het geval, gehouden is tot het indienen van periodieke aangiften (gewone belastingplichtige indiener) of van bijzondere aangiften (andere belastingplichtigen en niet-belastingplichtige rechtspersonen) 4.1.1 Verbeterend stuk 4.1.2 Teruggaafregister
830 830 831 831 831 832 832 832 832 833 833 833 834 834 834 834 834 834 835 835 835 835 836 837 837 839 839 839 839 839 840 840 841 841 841 842 843 843 843 844 844 844 845 846 846 846 846 847 847 847 848 848
848 849 850
Btw
37
Inhoud
4.2
De rechthebbende op de teruggaaf is iedere andere persoon dan diegene die, naargelang het geval, gehouden is tot het indienen van periodieke of bijzondere aangiften
HOOFDSTUK 5 Invoerverrichtingen – Eigenlijke teruggaven 1 Gevallen van teruggaaf 1.1 Identieke gevallen van teruggaaf 1.2 Specifieke gevallen van teruggaaf bij invoer 2 Ontstaan van de vordering tot teruggaaf 2.1 Principe 2.2 Uitzondering – De rechthebbende op teruggaaf is een belastingplichtige gehouden tot indiening van periodieke of bijzondere aangiften 3 Rechthebbende op de teruggaaf 3.1 Regel 3.2 Afwijkingen 4 Uitsluiting van het recht op teruggaaf 5 Modaliteiten van de teruggaaf
851 852 852 852 853 853 853 854 854 854 854 854 855
HOOFDSTUK 6 Teruggaaf voor bepaalde invaliden
856
HOOFDSTUK 7 Teruggaaf voor niet-belastingplichtige rechtspersonen
858
HOOFDSTUK 8 Teruggaaf van btw, intresten en administratieve boeten voldaan op verzoek van de Administratie
859
HOOFDSTUK 9 Verwerping van de aanvraag om teruggaaf
859
HOOFDSTUK 10 Cases
859
DEEL 10 Verplichtingen van de btw-belastingplichtige
861
HOOFDSTUK 1 Identificatie van de belastingplichtigen 1 Toekenning van een btw-identificatienummer ‘BE’ 2 Mogelijke toekenning 2.1 Wanneer bekomt men een btw-identificatienummer (BE-voorvoegsel)? 2.2 Gebruikstermijn van het btw-nummer toegekend bij overschrijding van de drempel van 11.200 EUR 2.2.1 Vertrekpunt 2.2.2 Het verstrijken van de termijn 2.3 Toekenning van een btw-identificatienummer vanaf 1 januari 2010 (wijzigingen in het kader van het VAT-package) 2.3.1 Toekenning van het btw-identificatienummer 2.3.2 Indiening van de aanvraag tot het bekomen van een btw-identificatienummer 2.3.3 Meedelen van het btw-identificatienummer 2.3.4 Vermelding van het btw-identificatienummer 2.3.5 Geldigheidsduur van het btw-identificatienummer 2.3.6 Nazicht van het btw-identificatienummer 3 Het individuele nummer in de andere lidstaten 4 Toekenning van een btw-nummer in de zin van artikel 50, § 2 van het Wetboek Btw 5 Identificatie van buitenlandse belastingplichtigen 6 Algemene beslissing inzake de directe verkopen 7 Algemene beslissing inzake directe verkopen in de sector van de energie en de telecommunicatie 8 Verband met het ondernemingsnummer 8.1 Hoe wordt het ondernemingsnummer voorgesteld? 8.2 Welke nummers werden vervangen door het ondernemingsnummer? 8.3 Verplichtingen 8.4 Hoe moet het ondernemingsnummer vermeld worden? 8.5 Waar het ondernemingsnummer vermelden? 9 Toepasselijke drempelwaarden in de lidstaten van de Europese Unie
863 863 864 864 864 865 865 865 865 866 866 866 866 867 868 870 870 870 870 871 871 871 871 871 871 872
HOOFDSTUK 2 De btw-schuldenaar 1 Algemene voorstelling
874 874 www.lexfin.be
38
Btw Inhoud
1.1 1.2
2
3
Principe Vermelding van de btw op een factuur of op een als zodanig geldend document 1.2.1 Maatregel tegen de fiscale fraude 1.2.2 Bijkomend verband met het recht op aftrek Omkering van de hoedanigheid van btw-schuldenaar 2.1 De btw-schuldenaar is de ontvanger van de dienst – Stelsel van toepassing tot 31 december 2009 2.2 De schuldenaar is de belastingplichtige afnemer van de dienst – B2B-diensten – Stelsel van toepassing vanaf 1 januari 2010 2.3 De btw-schuldenaar is de medecontractant (de koper) van de levering die volgt op de vrijgestelde intracommunautaire verwerving, bij toepassing van de vereenvoudigingsregel (driehoeksoperaties) 2.4 De btw-schuldenaar is de medecontractant die in België gevestigd is en volgens artikel 5, § 1 van Koninklijk Besluit nr. 31 aangewezen werd door een niet in België gevestigde belastingplichtige, die geen aansprakelijke vertegenwoordiger heeft aangesteld (Artikel 51, § 4 – artikel 5 van het Koninklijk Besluit nr. 31) 2.5 Stelsel van de verlegging van de heffing voor werken in onroerende staat in België 2.5.1 Doorfacturatie 2.5.2 Gedeeltelijke facturatie van onroerende werken 2.6 Verlegging van de heffing in de zin van artikel 51,§ 2, 5° van het Wetboek Btw 2.6.1 Toepassingsvoorwaarden 2.6.2 Verplichtingen van de leverancier of de dienstverrichter 2.6.3 Verplichtingen van de medecontractant schuldenaar van de belasting 2.7 Verlegging van heffing – Levering van gas en elektriciteit 2.8 Speciale verlegging inzake broeikasgasemissierechten Aansprakelijkheid van de medecontractant van de btw-schuldenaar 3.1 Hoofdelijke aansprakelijkheid 3.2 Weigering van het recht op aftrek 3.2.1 Onregelmatige factuur 3.2.2 Fictieve factuur
HOOFDSTUK 3 Elementaire en andere verplichtingen 1 Elementaire verplichtingen van de belastingplichtigen 1.1 Overzicht 1.2 Aangifte van de aanvang van de economische activiteit 1.2.1 Belastingplichtigen gehouden tot het indienen van een formulier 604A 1.2.2 Hoe en waar moet de aangifte 604A worden neergelegd? 1.2.3 De volmacht in fiscale zaken 1.2.4 Inhoud van de aangifte van aanvang van werkzaamheid 1.2.5 Ontheffing om de aangifte van aanvang van de werkzaamheid in te dienen 1.2.6 Begin van de belastingplicht 1.3 Aangifte van wijziging van economische activiteit 1.3.1 Oorzaken die aanleiding geven tot het indienen van de aangifte van wijziging 1.3.2 Termijn van indiening van de aangifte van wijziging 1.4 Aangifte van stopzetting van economische activiteit 1.5 Uitreiken van facturen 1.5.1 Algemeen 1.5.2 Verplichting en uitreiking 1.5.3 Elektronische facturatie 1.5.4 Handelingen met particulieren 1.5.5 Gevallen van verplichte facturatie 1.5.6 Verplichte vermeldingen op de factuur 1.5.7 Verlies of vernietiging van facturen 1.5.8 Factuurmodel 1.5.9 Opstelling van dubbels 1.5.10 Facturering van complexe diensten 1.5.11 Vervanging factuur bij openbare verkoop van roerende goederen 1.5.12 Sancties bij het niet opstellen van een voorschotfactuur 1.5.13 ‘Verkeerde’ of ‘ten onrechte’ facturatie 1.5.14 Facturen via fax 1.6 Handelingen gelijkgesteld met belastbare verrichtingen 1.7 Facturen uitgereikt door de koper of afnemer van de dienst (Selfbilling) 1.8 Verkoop op proef – Zichtzending of zending in consignatie – Op te stellen documenten 1.8.1 Zending van goederen 1.8.2 Terugzending van goederen
874 874 874 874 875 875 876 877
877 877 878 878 878 878 879 879 880 880 880 880 881 881 881 882 882 882 882 883 883 885 885 885 885 886 886 886 886 887 887 887 891 891 892 894 901 902 902 902 902 903 903 903 904 904 904 904 904
Btw
39
Inhoud
2
3
1.8.3 Bijzondere gevallen 1.8.4 Het opstellen van interne stukken 1.8.5 Referenties op de facturen 1.9 Het overbrengingsstuk 1.10 Termijn voor het afleveren van de facturen en de overbrengingsstukken 1.11 Aankoopborderel 1.11.1 Wanneer moet het aankoopborderel opgesteld worden? 1.11.2 Vermeldingen op het aankoopborderel 1.12 Document tot vaststelling van een niet-belastbare overdracht 1.13 Het verbeterend stuk (creditnota) 1.13.1 Correctie van een factuur, van het document van overbrenging, afrekening, zichtzending, verkoop op proef of zending in consignatie en het aankoopborderel 1.13.2 Correctie van een intern stuk dat de onttrekking vaststelt, van een wachtdocument, van een aankoopborderel of van een stuk van overdracht van een handelszaak 1.13.3 Verwijzing naar het oorspronkelijke document 1.14 Boekhoudkundige verplichtingen 1.14.1 Boekhoudregisters voorzien door het Wetboek Btw – Schema 1.14.2 Het boek voor inkomende facturen 1.14.3 Het boek voor uitgaande facturen 1.14.4 Het dagboek van ontvangsten en het centralisatieboek 1.14.5 Bijzonder register van de btw-schuldenaar 1.14.6 Gemeenschappelijke bepalingen voor al de boekhoudregisters bedoeld in artikel 14 van het Koninklijk Besluit nr. 1 1.14.7 Nazicht van de drempel bij de verkopen op afstand als geen optie werd verricht 1.14.8 Nazicht van de drempel van 11.200 EUR (als de optie niet werd uitgeoefend) 1.14.9 Gelijktijdige overschrijding van de drempels voorzien door artikel 15, § 4 en artikel 25ter, § 1, 2de lid, 2°, van het Wetboek Btw (verkopen op afstand en intracommunautaire verwervingen) 1.14.10 Boekhoudkundige verwerking btw-eenheid 1.15 Verplichtingen die verband houden met het btw-identificatienummer 1.15.1 Verplichting om het btw-identificatienummer mee te delen aan de leveranciers en aan de klanten 1.15.2 Facultatieve mededeling van het btw-identificatienummer tot 31 december 2009 1.15.3 Voorwaardelijke mededeling 1.16 Jaarlijkse listing van belastingplichtige klanten – Binnenlandse verrichtingen – Regeling vanaf 1 januari 2010 1.16.1 Wijze van indiening 1.16.2 Inhoud van de jaarlijkse lijst 1.16.3 Nihil-listing 1.16.4 Personen vrijgesteld van het indienen van de listing 1.16.5 Belastingplichtigen die op de jaarlijkse listing moeten vermeld worden 1.16.6 Niet-belastingplichtige klanten – Geen inschrijving in de jaarlijkse listing 1.16.7 Bedoelde handelingen 1.16.8 Vermeldingen op de listing 1.17 Tabel van bedrijfsmiddelen Verplichtingen inherent aan het overgangsstelsel 2.1 Voorafgaandelijke aangiften 2.2 Aangifte van de in artikel 25ter, § 1, 3de lid van het Wetboek Btw bedoelde optie 2.2.1 Periode van geldigheid van de aangifte van optie 2.2.2 Voorbeeld 2.3 Register van niet-overbrengingen 2.3.1 Vorm van het register 2.3.2 Ontslag van inschrijving 2.4 Intracommunautaire listing – Samenvattende kwartaallijst 2.4.1 Wijze van indiening van de opgave 2.4.2 Datum van indiening van de opgave 2.4.3 Inhoud van de opgave 2.4.4 Periodiciteit van de opgave 2.4.5 Wie moet ze opstellen? 2.4.6 In te schrijven handelingen 2.4.7 Verbeteringen en creditering in de intracommunautaire opgave 2.5 Register voor identificatie van de goederen 2.6 Lijst der intracommunautaire levering van nieuwe vervoermiddelen Verplichtingen inherent aan de btw-controle 3.1 Verplichting tot bewaring 3.1.1 Tot bewaring gehouden personen www.lexfin.be
904 905 905 905 905 906 906 906 906 907 907 907 907 907 908 908 908 909 911 912 912 912 912 913 913 913 913 913 913 913 914 914 915 915 915 915 916 916 916 916 917 917 917 917 918 918 919 919 919 919 920 922 922 923 923 923 923 923 923
40
Btw Inhoud
4
5
3.1.2 Wat moet worden bewaard? 3.1.3 Termijn van bewaring 3.1.4 Wijze van bewaring 3.1.5 Bewaring en voorlegging van facturen in papieren vorm uitgereikt 3.1.6 Plaats van bewaring en wijze van voorlegging 3.1.7 Gevolgen van het niet-naleven van de verplichtingen inzake bewaring en voorlegging 3.1.8 Bewaring van boeken en stukken op cd’s van het type WORM 3.1.9 Uitzonderingen op de bewaartermijn 3.1.10 Bewaring van kastickets – Administratieve beslissing 3.1.11 Bewaartermijn van tachograafschijven 3.2 Verplichting tot voorlegging 3.2.1 Principe 3.2.2 Geïnformatiseerde boeken en stukken 3.3 Recht van inhouding van boeken en stukken 3.4 Verstrekken van inlichtingen 3.4.1 Algemeen principe 3.4.2 Vervreemding of hypotheekstelling 3.4.3 Bankorganismen – Fiscaal doel van de vraag naar inlichtingen 3.4.4 ‘Overdreven’ vragen om inlichtingen 3.4.5 Beroepsgeheim in de alternatieve geneeskunde 3.4.6 Onderzoeksbevoegdheden van de met de invordering van de btw belaste ambtenaren 3.5 Toegang tot de bedrijfslokalen 3.5.1 Toegang tot een bankkluis 3.5.2 Schematisch overzicht van toegang tot de bedrijfslokalen Bijzondere verplichtingen in functie van de aard van de economische activiteit 4.1 Verplichtingen in de horecasector vanaf 1 januari 2010 4.1.1 Overzicht van de nieuwe verplichtingen 4.1.2 Nieuw begrip – Geregistreerd kassasysteem 4.1.3 Na te leven verplichtingen 4.2 Rekening of ontvangstbewijs 4.2.1 Inhoud van de rekening of het ontvangstbewijs 4.2.2 Rekening of ontvangstbewijs in tweevoud 4.2.3 Tijdstip van uitreiking van de rekening of het ontvangstbewijs 4.2.4 Overeenstemming met het dagboek van ontvangsten 4.2.5 Rangschikking van de dubbels 4.2.6 Verplichting tot voorlegging 4.2.7 Eventuele vervanging door kastickets 4.2.8 Uitbating van een frituur 4.2.9 Onderscheid onroerende verhuur en hoteldiensten 4.2.10 Feestzalen die bij cafetaria’s horen 4.3 Register voor maakloonwerk 4.4 Register der garagisten Specifieke verplichtingen voor de btw-eenheid 5.1 Oprichting van de btw-eenheid 5.2 Verplichtingen eigen aan de btw-eenheid 5.3 Verplichtingen voor de btw-eenheid zoals voor andere btw-belastingplichtigen
925 927 929 929 930 931 931 931 932 933 933 933 934 935 935 935 936 936 937 937 937 938 940 941 941 941 941 942 943 948 949 949 950 950 950 950 950 950 950 951 952 952 952 952 954 955
HOOFDSTUK 4 Cases
955
DEEL 11 De aangifte
957
HOOFDSTUK 1 De periodieke aangifte 1 Algemeen 2 Verplichte elektronische indiening van de periodieke btw-aangifte 3 Soorten btw-aangiften – Maandelijkse en driemaandelijkse 3.1 Personen gehouden tot het indienen van periodieke aangiften 3.2 Verplichting tot indiening van maandelijkse of driemaandelijkse btw-aangiften 3.3 Verplichting tot het indienen van maandelijkse aangiften voor bepaalde categorieën van belastingplichtigen 3.3.1 Wegens de levering van bepaalde goederen 3.3.2 Hoe wordt het omzetcijfer van 1.000.000 EUR berekend? 3.3.3 Wegens overschrijding van de drempel van 400.000 EUR intracommunautaire leveringen
959 959 959 960 960 960 961 961 961 961
Btw
41
Inhoud
4 5
6 7 8 9
Tijdstip van indiening van de periodieke aangifte Omschrijving van de roosters 5.1 Kader I – Algemene inlichtingen 5.2 Kader II – Uitgaande handelingen (roosters 00, 01, 02, 03, 45, 46, 47, 48 en 49) 5.2.1 Samenvattend schema 5.2.2 Handelingen onderworpen aan een bijzondere regeling (rooster 00) 5.2.3 Handelingen waarvoor de btw verschuldigd is door de aangever (roosters 01, 02 en 03) 5.2.4 Handelingen waarvoor de btw verschuldigd is door de medecontractant (rooster 45) 5.2.5 Vrijgestelde handelingen of in het buitenland verrichte handelingen (roosters 46 en 47) 5.2.6 Verbeteringen (roosters 48 en 49) 5.2.7 Rooster 44 vanaf 1 januari 2010: diensten waarvoor de buitenlandse btw verschuldigd is door de medecontractant 5.2.8 Samenvattend voorbeeld voor handelingen vanaf 1 januari 2010 5.3 Kader III – Inkomende handelingen (roosters 81 tot 87) 5.3.1 Samenvattend schema 5.3.2 Rooster 81 – Bedrag van de inkomende handelsgoederen, grond- en hulpstoffen, rekening gehouden met de ontvangen creditnota’s en andere verbeteringen 5.3.3 Rooster 82 – Bedrag van de inkomende handelsgoederen, grond- en hulpstoffen, rekening gehouden met de ontvangen creditnota’s en andere verbeteringen 5.3.4 Rooster 83 – Bedrag van de verworven bedrijfsmiddelen, waarbij rekening werd gehouden met ontvangen creditnota’s en andere verbeteringen 5.3.5 Verbeteringen (roosters 84 en 85) 5.3.6 Gegevens inzake sommige handelingen (roosters 86 en 87) 5.3.7 Intracommunautaire diensten met verlegging van de heffing 5.4 Kader IV – Verschuldigde belasting (roosters 54, 55, 56, 57, 61 en 63) 5.5 Kader V – Aftrekbare belasting (roosters 59, 62 en 64) 5.6 Kader VI – Saldo (Roosters 71 en 72) 5.7 Kader VII – Voorschot (Rooster 91) 5.8 Kader VIII – Datum en handtekening(en) 5.9 Eindafrekening 5.10 Effectieve teruggaaf 5.11 Zomerfaciliteiten Bijlagen Validatieregels INTERVAT Aangifteverplichtingen voor curatoren Aangifteverplichtingen voor openbare instellingen 9.1 Diensten bedoeld in artikel 21, § 3, 7°, van het Btw-wetboek (verhuur van informatica-materiaal, diensten van studiebureaus …) 9.1.1 Probleemstelling 9.1.2 Hoe voldoet de publiekrechtelijke instelling de btw voor de diensten bedoeld in artikel 21, § 3, 7° van het Btw-wetboek? 9.2 Werk in onroerende staat dat door een publiekrechtelijke instelling met eigen personeel wordt verricht voor de doeleinden van zijn economische activiteit wordt gelijkgesteld met een belastbare handeling (artikel 19, § 2, 1°, van het Btw-wetboek) 9.2.1 Probleemstelling 9.2.2 Voldoening van de btw door de publiekrechtelijke instelling voor de diensten bedoeld in artikel 19, § 2, 1°, van het Btw-wetboek
962 963 963 964 964 964 965 965 966 966 967 967 967 967 968 969 969 970 970 971 972 972 972 973 973 973 974 974 974 975 976 977 977 977 978
979 979 980
HOOFDSTUK 2 De bijzondere aangifte
982
HOOFDSTUK 3 De bijzondere aangifte inzake nieuwe vervoermiddelen
982
HOOFDSTUK 4 Verplichtingen inzake de levering van motorvoertuigen met vrijstelling wegens uitvoer, intracommunautaire levering of levering aan internationale instellingen en diplomatieke zendingen
982
HOOFDSTUK 5 De spontane aangifte voor buitenlandse personenvervoerders
983
HOOFDSTUK 6 De bijzondere aangifte inzake manifestaties, beurzen en merchandising
983
HOOFDSTUK 7 Bijzondere aangifte voor de organisatoren van sportevenementen
984
www.lexfin.be
42
Btw Inhoud
DEEL 12 De bijzondere regelingen
985
HOOFDSTUK 1 De forfaitaire regeling 1 Begrip 2 Optie 3 Vormvoorwaarden 3.1 Algemene voorwaarden 3.2 Bedrijfssectoren met forfaitaire regeling 3.3 Verschillende activiteiten 4 De overdracht van een forfaitaire handelszaak
987 987 987 987 987 988 989 989
HOOFDSTUK 2 De vrijstellingsregeling voor de kleine ondernemingen 1 Toepassingsgebied van de vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen 1.1 Bedoelde ondernemingen 1.2 Bedoelde handelingen 1.3 Niet-bedoelde handelingen 1.4 Toegang tot de vrijstellingsregeling van belasting 1.5 Optiemogelijkheden 1.6 Verlies van de vrijstellingsregeling van belasting 1.7 Afschaffing vrijstellingsregeling kleine ondernemingen in de bouwsector vanaf 1 oktober 2007 2 Wijziging van de belastingregeling 2.1 Overgang vrijstellingsregeling naar normale of forfaitaire regeling 2.2 Overgang normale of forfaitaire regeling naar de vrijstellingsregeling
990 990 990 990 990 991 991 991 992 992 992 992
HOOFDSTUK 3 De regeling voor landbouwondernemers 1 Principe 1.1 Algemeen 1.2 Wie is ‘landbouwondernemer’? 1.3 Wie kan niet als ‘landbouwondernemer’ beschouwd worden? 1.3.1 Vennootschappen 1.3.2 Verschillende werkzaamheden 1.3.3 Voortbrengst van andere dan 6 %-goederen 1.3.4 Landbouwondernemers op wie de bijzondere landbouwregeling gedeeltelijk van toepassing is 1.3.5 Gepensioneerde landbouwondernemers die hun gronden verpachten 2 Werking van de landbouwregeling 2.1 Recuperatie van voorbelasting 2.2 Handelingen die onder de bijzondere landbouwregeling vallen 2.2.1 Leveringen van voortgebrachte producten of geteelde dieren (KB nr. 22, art. 2, § 1, 1°) 2.2.2 Diensten ter uitvoering van overeenkomsten van contractteelt of contractmesterij (KB nr. 22, art. 2, § 1, 2°) 2.2.3 Onderlinge landbouwhulp (KB nr. 22, art. 2, § 1, 3°) 2.2.4 Leveringen van gebruikte bedrijfsmiddelen en andere in het bedrijf gebruikte goederen (KB nr. 22, art. 2, § 1, 4°) 2.3 Handelingen uitgesloten uit de landbouwregeling 3 Wijziging van belastingregeling
998 998 1000
HOOFDSTUK 4 De regeling voor tabaksfabrikaten
1000
HOOFDSTUK 5 Samenvattende tabel van overdrachten van handelszaken met verschillende stelsels
1001
HOOFDSTUK 6 De regeling voor vis, schaal-, schelp- en weekdieren
1003
HOOFDSTUK 7 De margeregeling voor tweedehandse goederen 1 Definities 1.1 Gebruikte goederen 1.2 Kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten 1.3 Belastingplichtige wederverkoper
1004 1004 1004 1004 1005
993 993 993 993 994 994 994 995 995 995 996 996 997 998 998 998
Btw
43
Inhoud
2
3
4
5
6
7
Werking en principes van de bijzondere margeregeling voor tweedehandse goederen 2.1 Bedoelde aankopen 2.2 Verschuldigde btw in de margeregeling 2.3 Intracommunautaire handelingen 2.4 Goederen waarvoor de bijzondere margeregeling niet kan toegepast worden 2.5 Aftrekregeling 2.6 Uitvoer 2.7 Levering door een Duitse belastingplichtige wederverkoper van kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten Voorwaarden en boekhouding 3.1 Uitreiking van een aankoopborderel 3.2 Bewijsmiddelen 3.3 Houden van een aankoopregister 3.4 Houden van een vergelijkingsregister 3.5 Identificatie van de goederen bij aankoop 3.6 Voeren van een afzonderlijke boekhouding Bijzondere bepalingen voor kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten 4.1 Algemeen 4.2 Specifiek geval: verkoop van postzegels Bijzondere bepalingen bij openbare verkopen van gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten 5.1 In aanmerking te nemen verkoopprijs bij openbare verkopen waar de kosten ten laste van de kopers zijn 5.2 Boeken van de aankopen en de verkopen 5.3 Vaststelling van de verschuldigde btw wegens de publieke verkoop – Ontheffing om ontvangstenboek te houden 5.4 Verkoopzaal koopt zelf het geveilde goed 5.5 Verkoopzaal wijst het goed toe aan diegene die het in consignatie heeft gegeven 5.6 Verkoopzaal komt tussen als mandataris van de verzoekers van de openbare verkoop Diverse gevallen – Onttrekking – Gebruik in de onderneming – Overdracht van de handelszaak 6.1 Onttrekking voor privé van goederen bestemd voor verkoop onder de margeregeling 6.2 Ingebruikname voor economische doeleinden van een goed bestemd voor verkoop onder de margeregeling 6.3 Overdracht van een algemeenheid van goederen of een bedrijfsafdeling die goederen onderworpen aan de margeregeling omvat Overzicht van de intracommunautaire handelingen 7.1 Vrijgestelde intracommunautaire levering 7.2 Intracommunautaire verwerving 7.3 Verrichtingen gelijkgesteld met intracommunautaire leveringen en/of verwervingen 7.3.1 De overbrenging 7.3.2 De niet-overbrenging
HOOFDSTUK 8 De margeregeling voor tweedehandse vervoermiddelen 1 Definities 1.1 Tweedehandse vervoermiddelen 1.2 Belastingplichtige wederverkoper 1.3 Aankoop bij particulier of ermee gelijkgestelde 1.4 Maatstaf van heffing: de brutowinstmarge 2 Werking van de bijzondere regeling 2.1 Tweedehandse vervoermiddelen waarop de belastingplichtige wederverkoper de bijzondere regeling toepast 2.2 Tweedehandse vervoermiddelen waarop de belastingplichtige wederverkoper de bijzondere regeling niet kan toepassen 2.3 Tweedehandse vervoermiddelen beoogd door de bijzondere regeling maar welke door de belastingplichtige wederverkoper zelf uit de margeregeling werden gesloten 3 Belastingregeling inzake intracommunautaire handelingen 3.1 Regeling inzake nieuwe vervoermiddelen 3.2 Intracommunautaire verwervingen in België van niet-nieuwe vervoermiddelen onder bezwarende titel door een belastingplichtige wederverkoper 3.2.1 Als de verkoper in de lidstaat van herkomst een niet-belastingplichtige is (bv. particulier, niet-belastingplichtige rechtspersoon ...) 3.2.2 Als de verkoper in de lidstaat van herkomst een belastingplichtige is die als zodanig optreedt en onderworpen is aan een vrijstellingsregeling die vergelijkbaar is met de regeling voorzien in België door artikel 44 (bv. dokter, ziekenhuis ...) van het Wetboek Btw
www.lexfin.be
1005 1005 1006 1006 1007 1007 1007 1008 1008 1008 1008 1008 1009 1009 1009 1009 1009 1009 1010 1010 1010 1010 1010 1010 1011 1011 1011 1011 1011 1011 1011 1011 1012 1012 1012 1014 1014 1014 1014 1014 1015 1015 1015 1016 1016 1017 1017 1017 1017
1017
44
Btw Inhoud
3.2.3
4 5 6 7
Als de verkoper in de lidstaat van herkomst een belastingplichtige is op wie een vrijstellingsregeling van btw ten aanzien van door hem verrichte leveringen van goederen toepasselijk is, die vergelijkbaar is met de vrijstellingsregeling bepaald in artikel 56, § 2, van het Wetboek Btw (de kleine vrijgestelde onderneming) 3.2.4 Als de verkoper in de lidstaat van herkomst een belastingplichtige wederverkoper of een organisator van openbare veilingen is die als zodanig optreedt is en het een voertuig betreft waarvan de levering door hem werd onderworpen aan de bijzondere regeling van belastingheffing over de marge 3.2.5 Als de verkoper in de lidstaat van herkomst een belastingplichtige wederverkoper of een organisator van openbare veilingen is die als zodanig optreedt en het een voertuig betreft waarvan de levering door hem niet kan worden (of niet wordt) onderworpen aan een bijzondere regeling van belastingheffing over de marge of de bijzondere regeling voor verkoop op openbare veilingen, of een belastingplichtige is, andere dan een belastingplichtige wederverkoper, onderworpen aan de normale btw-regeling 3.3 Intracommunautaire leveringen van niet-nieuwe vervoermiddelen onder bezwarende titel door een in België gevestigde belastingplichtige wederverkoper Aftrekregeling voor de belastingplichtige wederverkopers van tweedehandse vervoermiddelen Verplichtingen inzake de bijzondere margeregeling voor tweedehandse vervoermiddelen Uitvoer en vrijgestelde leveringen Samenvattende tabel
1017
1017
1018 1018 1018 1018 1019 1019
HOOFDSTUK 9 De bijzondere regeling voor beleggingsgoud
1020
HOOFDSTUK 10 Gebruik in België van voertuigen ingeschreven in een andere lidstaat van de EU
1021
HOOFDSTUK 11 Diensten inzake de elektronische handel
1022
HOOFDSTUK 12 Btw-stelsel van toepassing op voorafbetaalde telefoonkaarten
1022
HOOFDSTUK 13 Stelsel voor handelingen verstrekt door telecommunicatiemiddelen
1023
HOOFDSTUK 14 Bijzonder stelsel voor artsen die klinische proeven verrichten voor een farmaceutisch onderzoeksbureau
1024
DEEL 13 De bewijsmiddelen
1025
HOOFDSTUK 1 Bewijsmiddelen van het gemene recht 1 Principes 2 Bewijsmiddelen van het gemene recht 2.1 Het schriftelijk bewijs 2.1.1 Bewijskracht van een onderhandse akte 2.1.2 De correctie- of regularisatieopgave 2.1.3 Gezamenlijke onderzoeken door btw en directe belastingen 2.2 Bewijs door getuigen 2.3 Bewijs door vermoedens 2.4 Bekentenis 2.5 De fiscale regularisatie 3 Procedure inzake btw 4 De antimisbruikbepalingen 4.1 Maatregelen ter bestrijding van misbruiken 4.1.1 Rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen 4.1.2 Basisbeginselen 4.1.3 Begrip ‘misbruik’ 4.1.4 Definitie van het begrip misbruik 4.1.5 Gevolgen van de vaststelling van een misbruik 4.1.6 Inwerkingtreding en toepassing 4.2 Hoofdelijke aansprakelijkheid in het geval van niet-betaling van de btw 4.3 De hoofdelijke aansprakelijkheid van bestuurders 4.4 Antimisbruikbepaling voor de btw-eenheid
1027 1027 1027 1027 1028 1028 1030 1030 1031 1031 1031 1032 1033 1033 1033 1034 1034 1035 1036 1037 1038 1039 1039
Btw
45
Inhoud
HOOFDSTUK 2 Het proces-verbaal 1 Omschrijving 2 Bewijskracht van het proces-verbaal 3 Tegenbewijs
1040 1040 1041 1043
HOOFDSTUK 3 De boekhouding 1 De boekhouding inzake btw 2 Gebrek aan ‘volledige’ boekhouding 3 Gebrek aan inventaris 4 Gebrek aan verantwoordingsstukken 5 Plaats van bewaring boekhouding 6 Aansprakelijkheid van de vereffenaars en zaakvoerders/bestuurders 6.1 Begrip 6.2 Bedoelde personen 6.3 Het begrip ‘fout’ 6.4 Omvang van de aansprakelijkheid 6.5 Voorafgaande verplichting 7 Veinzing 8 Mag de fiscale ambtenaar zelf gegevens halen uit de computer van de belastingplichtige?
1044 1044 1045 1047 1049 1050 1051 1051 1051 1051 1052 1052 1052 1053
HOOFDSTUK 4 Vermoedens 1 Wettelijke vermoedens 1.1 Wettelijke vermoedens in verband met de levering van goederen 1.1.1 Wettelijke vermoedens die geen tegenbewijs toelaten 1.1.2 Wettelijke vermoedens die gelden tot bewijs van het tegendeel 1.2 Wettelijke vermoedens in verband met diensten 1.3 Wettelijke vermoedens in verband met invoer 1.4 Wettelijk vermoeden in verband met het oprichten van een gebouw 1.5 Wettelijke vermoedens in verband met de intracommunautaire verwerving van goederen 2 Feitelijke vermoedens 2.1 Inlichtingen verstrekt door staatsdiensten 2.2 Inlichtingen bekomen bij de Administratie der Directe Belastingen 2.2.1 Algemeen 2.2.2 Aanslag tekenen en indiciën 2.2.3 Aanslag door vergelijking inzake directe belastingen 2.2.4 Akkoord ‘winst noch verlies’ inzake directe belastingen 2.2.5 Verdoken meerwinsten, onderworpen aan de bijzondere aanslag inzake directe belastingen 2.3 Inlichtingen verstrekt door derden 2.3.1 Gegevens van de listing afnemers 2.3.2 Inlichtingen uit een gerechtelijke procedure 2.3.3 Anonieme klacht – Verklikking 2.3.4 Gegevens uit de boekhouding van een derde 2.3.5 Gebruik van inlichtingen van creditcardinstellingen 2.3.6 Documenten ontdekt bij een controle door een douaneambtenaar 2.3.7 Betwistingen inzake btw tussen klanten en leveranciers 2.3.8 Beroepsgeheim advocaat – Meewerken aan een fiscaal onderzoek 2.4 Materiële vaststellingen verricht door controleambtenaren 2.5 Rechtspraak inzake feitelijke vermoedens
1054 1054 1054 1054 1054 1054 1055 1055 1055 1055 1056 1057 1057 1057 1059 1059 1059 1060 1060 1061 1062 1063 1064 1064 1065 1066 1066 1066
HOOFDSTUK 5 Ambtelijke aanslag
1071
HOOFDSTUK 6 Uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen – Overheidsaansprakelijkheid – Openbaarheid van bestuur 1 Uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen 2 Overheidsaansprakelijkheid 3 Administratieve circulaires 4 Openbaarheid van bestuur 5 Beginselen van behoorlijk bestuur 6 Rulings – Voorafgaandelijke beslissingen
1072 1072 1073 1073 1074 1077 1082
www.lexfin.be
46
Btw Inhoud
HOOFDSTUK 7 Volmacht aan een belastingconsulent
1083
HOOFDSTUK 8 Bankgeheim 1 Wijziging bankgeheim vanaf 1 juli 2011 inzake directe belastingen 2 Het ‘bankgeheim’ inzake btw 3 Behoren ‘leasingmaatschappijen’ tot bedoelde bank-, wissel-, krediet- en spaarinstellingen? 4 Bevoegdheid der invorderingsambtenaren 5 Internationale samenwerking
1086 1086 1086 1087 1088 1088
HOOFDSTUK 9 Fiscale misdrijven
1089
HOOFDSTUK 10 Optreden van ambtenaren voor de rechtbank
1089
HOOFDSTUK 11 Administratieve samenwerking tussen de lidstaten van de Europese Unie
1089
HOOFDSTUK 12 Bevoegdheid van de federale ombudsman
1090
HOOFDSTUK 13 Fiscale bemiddelingsdienst
1091
DEEL 14 Sancties
1093
HOOFDSTUK 1 Algemene benadering 1 Noodzakelijke referenties 2 Doel van de boeten 3 Bevoegdheid van de rechtbanken
1095 1095 1095 1095
HOOFDSTUK 2 Proportionele fiscale geldboeten 1 Algemeenheden 2 Vermindering van de proportionele fiscale boeten in de periode vanaf 1 november 1993, respectievelijk 1 januari 2002 2.1 Verminderde geldboeten bedoeld in artikel 70, § 1, van het W. Btw 2.1.1 Afdeling 1 – Binnenlandse en intracommunautaire verrichtingen 2.1.2 Afdeling 2 – Invoer 2.1.3 Afdeling 3 – Uitvoer 2.1.4 Afdeling 4 – Andere regeling van entrepot dan douane-entrepot: Btw-entrepot 2.2 Verminderde geldboeten bedoeld in artikel 70, § 1bis, van het W. Btw 2.3 Verminderde geldboeten bedoeld in artikel 70, § 2, van het W. Btw 2.4 Verminderde geldboeten bedoeld in artikel 70, § 3, van het W. Btw 2.5 Verminderde geldboeten bedoeld in artikel 70, § 5, van het W. Btw 2.6 Verminderde geldboeten bedoeld in artikel 71 van het W. Btw HOOFDSTUK 3 Niet-proportionele fiscale geldboeten 1 Inleiding 2 Wie stelt het bedrag van de niet-proportionele geldboeten vast? 3 Hergroepering van de niet-proportionele geldboeten 4 Samenvattende tabel 5 Vermindering van de niet-proportionele fiscale geldboeten – Koninklijk Besluit nr. 44 – Schaal voor de vermindering van de niet-proportionele fiscale geldboeten 5.1 Vooraf 5.2 Koninklijk Besluit nr. 44 – Onderverdeling 6 Verdere vermindering van de niet-proportionele boeten 6.1 Inleiding 6.2 Overtredingen in verband met het dagboek van ontvangsten 6.3 Overtredingen in verband met ‘Rekeningen’ of ‘Ontvangstbewijzen’ 6.4 Overtredingen in verband met het te houden register in de automobielsector
1096 1096 1098 1098 1098 1100 1102 1103 1103 1103 1103 1104 1104 1105 1105 1105 1105 1106 1107 1107 1107 1108 1108 1109 1109 1110
Btw
47
Inhoud
6.5 6.6 6.7 6.8 6.9 6.10 6.11 6.12 6.13 6.14
Overtredingen in verband met ‘het register der niet-overbrengingen’ en ‘het register van ontvangen materialen’ Overtredingen in verband met het boek voor inkomende facturen, boek voor uitgaande facturen, bestelbon, rechtvaardigingsstukken … Overtredingen in verband met facturen en als zodanig geldende stukken, alsmede van andere stukken die door het W. Btw worden voorgeschreven, rekeningen en ontvangstbewijzen uitgezonderd Overtredingen in verband met aangiften van aanvang, van wijziging of van stopzetting van activiteit Overtredingen in verband met de verplichting inlichtingen te verschaffen Overtredingen in verband met de niet-indiening of niet-tijdige indiening van de listing-afnemers Overtredingen in verband met begane onregelmatigheden betreffende de ingediende listing-afnemers Overtredingen in verband met de niet-indiening of laattijdige indiening van de IC-kwartaalopgave Overtredingen in verband met de niet-indiening of laattijdige indiening van de jaaropgave van de IC-handelingen Overtredingen in verband met begane onregelmatigheden betreffende de ingediende kwartaal- of jaaropgave van de IC-handelingen
1110 1111 1112 1113 1113 1113 1114 1114 1115 1115
HOOFDSTUK 4 Correctionele straffen 1 Overtreding op de bepalingen inzake btw 2 Valsheid in geschrifte 2.1 Valsheid in geschrifte en gebruik van valse stukken 2.2 Opstellen en gebruik maken van een vals getuigschrift 3 Verbod om een beroep uit te oefenen of sluiting van de inrichting 3.1 Duur van het verbod 3.2 Overtreding op artikel 73quater 4 Algemene bepalingen betreffende de strafrechtelijke boeten 4.1 Toepassing van de bepalingen van het strafwetboek 4.2 Hoofdelijkheid 4.2.1 Artikel 73sexies van het Btw-wetboek 4.2.2 Hoofdelijke gehoudenheid tot betaling van de ontdoken belasting 4.3 Aanplakking en bekendmaking van de veroordelingen 5 Uitoefening van de strafvordering inzake overtredingen inzake de btw-wetgeving 5.1 Algemeenheden 5.1.1 Advies van de gewestelijke directeur 5.1.2 Verjaring van de strafvordering – Schorsing 5.1.3 Nietigheid 5.2 Kennisgeving van de feiten aan het openbaar ministerie – Vereiste machtiging
1116 1116 1116 1116 1116 1117 1117 1117 1117 1117 1117 1117 1117 1117 1118 1118 1118 1118 1118 1118
HOOFDSTUK 5 Btw-boeten als aftrekbare beroepsuitgaven
1119
HOOFDSTUK 6 Wijziging barema’s boeten – Overgangsperiode 1 Historiek vaststelling fiscale geldboeten 2 Gevolgen van de wijzigingen ingevolge de Wet van 22 juli 1993, de publicatie van het KB nr. 44, het gewijzigde KB nr. 41 en het KB van 30 maart 1994 en de arresten van de Raad van State van 20 december 1995 2.1 Inwerkingtreding wijzigingen 2.2 Gevolgen van deze datum van inwerkingtreding op de vaststelling van de boeten
1120 1120 1120
HOOFDSTUK 7 Kwijtschelding vermindering en/of uitstel boeten 1 Wettelijke grondslag van de aangerekende boeten 2 Spontane regularisatie – Toevallige overtredingen 2.1 Spontane regularisatie 2.1.1 Arrest van het hof van beroep te Gent van 19 september 2006 2.1.2 Arrest van het hof van beroep te Antwerpen van 26 mei 2009 2.1.3 Arrest van het hof van beroep te Luik van 18 november 2009 2.1.4 Arrest van het Hof van Cassatie van 15 oktober 2010 2.2 Toevallige overtredingen 3 Verzoekschriften tot kwijtschelding of vermindering van boeten 4 Bevoegdheid van de rechterlijke macht ter zake van boeten 4.1 Inleiding 4.2 Het arrest van het Grondwettelijk Hof van 24 februari 1999: het begrip ‘volle rechtsmacht’ 4.3 Het arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens van 4 maart 2004 4.4 Het begrip ‘volle rechtsmacht’ na het arrest van het Grondwettelijk Hof van 24 februari 1999 4.4.1 Het arrest van het Hof van Cassatie van 21 januari 2005 4.4.2 Het arrest van het Hof van Cassatie van 30 november 2006
1122 1122 1122 1122 1122 1123 1123 1123 1123 1123 1124 1124 1124 1124 1125 1125 1125
www.lexfin.be
1120 1120
48
Btw Inhoud
4.4.3 Het arrest van het Hof van Cassatie van 16 februari 2007 Het arrest van het Grondwettelijk Hof van 15 mei 2008: ‘Wat de minister kan, moet ook de rechter kunnen …’ 4.5.1 Het arrest van 15 mei 2008 – Uitbreiding van het begrip ‘volle rechtsmacht 4.6 Het begrip ‘volle rechtsmacht’ na het arrest van het Grondwettelijk Hof van 15 mei 2008 4.6.1 Het Hof van Cassatie en de evenredigheidstoetsing 4.6.2 De arresten van het Hof van Cassatie van 11 maart 2010 en 15 oktober 2010 – Verdere uitbreiding van de toetsingsbevoegdheid 4.6.3 De arresten van het Hof van Cassatie van 11 maart 2011 en 8 april 2011 – Verdere uitbreiding van de toetsingsbevoegdheid 4.7 Besluit anno 2011 Rechter moet ook voor fiscale geldboeten ‘uitstel’ kunnen verlenen Automatische verhoging boete Cumul en vermindering boete Opschortend effect van een verzoekschrift tot kwijtschelding en/of vermindering van boeten 4.5
5 6 7 8
1125 1125 1125 1125 1125 1126 1126 1126 1127 1127 1127 1128
HOOFDSTUK 8 Particulariteiten – Rechtspraak 1 Inlichtingen van douane niet gebruiken voor btw-boete op vrijgestelde handeling 2 Groothandel en facturatieverplichting 2.1 Hof van beroep te Gent – Arrest van 29 januari 2008 2.2 Hof van beroep te Brussel – Arrest van 21 januari 2009 3 Intracommunautaire handelingen 3.1 Hof van beroep te Antwerpen – Arrest van 2 mei 2006 3.2 Hof van beroep van Antwerpen – Arrest van 15 januari 2008 4 Carrousselfraude 5 Vraag om inlichtingen
1129 1129 1129 1129 1129 1130 1130 1130 1130 1131
DEEL 15 Vervolgingen – Gedingen
1133
HOOFDSTUK 1 Algemeen – Geschillen 1 Procedure 1.1 Administratieve procedure 1.1.1 De regularisatie-opgave 1.1.2 Verduidelijkende tabel 1.2 De gerechtelijke procedure 1.2.1 Materiële bevoegdheid 1.2.2 Begrip ‘belastingwet’ 1.2.3 Begrip ‘geschil betreffende de toepassing van een belastingwet’ 1.2.4 Territoriale bevoegdheid, verbonden met de plaats van betaling 1.2.5 Termijnen om een juridisch geschil in te leiden 2 De nationale rechter is de eerste intracommunautaire rechter 3 Verschoonbaarheid bij faillissement – Huwelijksstelsel
1135 1135 1135 1135 1135 1135 1136 1136 1136 1136 1137 1137 1137
HOOFDSTUK 2 Dading 1 Principe 2 Betalingsfaciliteiten
1138 1138 1138
HOOFDSTUK 3 Dwangbevel 1 Wie vaardigt het dwangbevel uit? 2 Visum en uitvoerbaarverklaring 3 Kennisgeving of betekening van het dwangbevel 4 Termijn voor de uitvaardiging van een dwangbevel 5 Vorm van het dwangbevel 6 Uitvoerbare kracht van het dwangbevel
1140 1140 1141 1141 1142 1142 1143
HOOFDSTUK 4 Verzet tegen dwangbevel – Waarborg van de rechten van de verdediging 1 Hoe kan de btw-schuldenaar verzet aantekenen? 2 Gevolgen van het verzet tegen dwangbevel 2.1 Stuiting van de tenuitvoerlegging 2.2 Rechtvaardiging van de vordering van de Administratie voor de rechter
1144 1144 1144 1144 1144
Btw
49
Inhoud
HOOFDSTUK 5 Uitvoerende rechtsmiddelen
1145
HOOFDSTUK 6 De zekerheden
1145
HOOFDSTUK 7 Waarborgen voor de invordering van de btw 1 Mogelijkheid voor de btw-ontvanger voor een verzoek tot consignatie 2 Verantwoordelijkheid bij de overdracht van een geheel van goederen
1146 1146 1148
HOOFDSTUK 8 Vordering tot teruggaaf van na controle gestorte sommen 1 Vordering tot teruggaaf via administratieve weg 2 Termijn van de vordering tot teruggaaf 3 Te betekenen ambtenaar: hoofd van het btw-controlekantoor
1149 1149 1149 1149
HOOFDSTUK 9 Intresten 1 Principe 2 Niet-voldoening van de belasting binnen de termijn die ter uitvoering van artikel 53nonies is gesteld 3 Niet-voldoening van de belasting binnen de termijn die ter uitvoering van artikel 54 van het Wetboek is gesteld, voor de belastingplichtigen bedoeld in artikel 8 4 Ontoereikende maatstaf van heffing vastgesteld bij deskundige schatting (Wetboek, art. 59, § 2) 5 Samenvattende tabel 6 Kwijtschelding van intresten 6.1 Gelijkstelling met de directe belastingen 6.2 Beslissingsmacht van de gewestelijke directeur 6.3 Rechtspraak 7 Moratoire intresten 8 Kapitalisatie van intresten
1150 1150 1150 1151 1151 1151 1152 1152 1152 1153 1153 1153
HOOFDSTUK 10 Wederzijdse bijstand inzake invordering
1154
HOOFDSTUK 11 Schorsende termijnen
1154
HOOFDSTUK 12 Voorziening in cassatie
1154
DEEL 16 Verjaringen
1155
HOOFDSTUK 1 Algemene en inleidende begrippen 1 Definitie 2 De bevrijdende verjaring
1157 1157 1157
HOOFDSTUK 2 De bevrijdende verjaring bij invordering 1 Inleiding 2 Inleidend schema van de verschillende verjaringstermijnen 3 Uitgangspunt van de verjaringstermijn 3.1 De vordering tot voldoening van de btw en de administratieve geldboeten ingevolge artikel 70, § 1, van het Wetboek Btw wegens niet-betaling, laattijdige of onvoldoende betaling 3.2 De vordering tot voldoening van administratieve geldboeten, andere dan deze opeisbaar ingevolge niet-betaling 3.3 De vordering tot voldoening van de intresten 4 Bijzondere verjaringstermijn 5 Verscheidenheid van de verjaringstermijn 5.1 De normale verjaringstermijn van 3 jaar van artikel 81bis, § 1, eerste lid, van het Wetboek Btw 5.2 De voorwaardelijke verjaringstermijn van 7 jaar van artikel 81bis, § 1, tweede lid, van het Wetboek Btw 5.2.1 Principe 5.2.2 Begrip ‘voorafgaande kennisgeving’ 5.2.3 Te eerbiedigen voorwaarden bij ‘bedrieglijk opzet’ of ‘met het oogmerk te schaden’ 5.2.4 Uitleg van de noties ‘bedrieglijk opzet’ of ‘met het oogmerk te schaden’ 5.2.5 Commentaar 5.2.6 Onderzoekstermijn www.lexfin.be
1158 1158 1158 1158 1159 1159 1159 1159 1160 1160 1160 1160 1161 1162 1162 1163 1163
50
Btw Inhoud
HOOFDSTUK 3 De bevrijdende verjaring bij teruggaaf 1 Verjaringstermijn 2 Bijzonderheden 2.1 Teruggaaf door inschrijving in een periodieke aangifte – Verwerping door de Administratie 2.2 Andere gevallen 3 Teruggaaf van bedragen betaald op vraag van de Administratie
1165 1165 1165 1165 1166 1166
HOOFDSTUK 4 Stuiting van de verjaringstermijn 1 Begrip 2 Mogelijkheden van stuiting van de verjaringstermijn 2.1 Stuiting door de schuldeiser 2.2 Stuiting door de schuldenaar
1167 1167 1167 1167 1167
HOOFDSTUK 5 Schorsing van de verjaringstermijn 1 Principe 2 Schorsing van de verjaringstermijn in geval van inhouding van het belastingkrediet
1169 1169 1169
Trefwoordenregister
1171
DEEL 1 Inleiding
DEEL 1 – Inleiding
53
HOOFDSTUK 1 – De omzetbelasting
HOOFDSTUK 1 De omzetbelasting 1
De Europese Richtlijnen
Krachtens artikel 189 van het EEG-Verdrag heeft de Raad onder meer Richtlijnen opgesteld, of met andere woorden werkelijke rechtsinstrumenten.
De Btw-richtlijn 2006/112/EG van 28 november 2006 werd ondertussen al diverse keren aangepast en gewijzigd. De navolgende tabel verstrekt de historiek van deze aanpassingen.
Een Richtlijn is bindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lidstaat. Ze is bindend ten aanzien van het te bereiken resultaat voor elke Lidstaat waarvoor zij bestemd is. Aan de nationale instanties wordt echter de vrijheid gelaten de vorm en de middelen te kiezen, wat betekent dat zij de bevoegdheid bezitten zelf de juridische middelen te bepalen waarmee de Richtlijn ten uitvoer zal worden gelegd door omzetting in nationale rechtsbepalingen. Volgens een vaste rechtspraak van het Europese Hof1 kan een beschikking van een Richtlijn door iedere particulier voor een nationale rechtbank worden ingeroepen vanaf het tijdstip dat ze klaar, precies en onvoorwaardelijk is. Dit is wat men het onmiddellijke effect noemt. Daartegenover staat dat een Richtlijn geen enkele verplichting doet ontstaan in hoofde van deze particulier en bijgevolg niet tegen hem kan worden ingeroepen. De Zesde Btw-richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 19772 werd bij herhaling op een substantiële manier gewijzigd. Ingevolge nieuwe aan te brengen wijzigingen aan voornoemde richtlijn heeft de Commissie de wens uitgedrukt, met het oog op meer duidelijkheid en rationalisatie, over te gaan tot een recasting ervan. In het kader van dit herschrijven, was het noodzakelijk de nog toepasselijke beschikkingen van de Richtlijn 67/227/EEG van de Raad van 11 april 1967 te hernemen. Deze richtlijn had betrekking op de harmonisatie van de wetgevingen inzake de omzetbelasting van de verschillende lidstaten3. De Zesde Btw-richtlijn werd dus opgeheven en vervangen door de Richtlijn 2006/112/EG4.
1.
2. 3. 4.
Basisbesluit
Inwerkingtreding
Verplichte omzetting in de lidstaten
Publicatieblad
Richtlijn 2006/112/EG
01.01.2007
01.01.2008
PB L 347 van 11.12.2006
Wijziging
Inwerkingtreding vervaldatum
Verplichte omzetting in de lidstaten
Publicatieblad
Richtlijn 2006/138/EG
29.12.2006
01.01.2007
PB L 384 van 29.12.2006
Richtlijn 2007/75/EG
29.12.2007
01.01.2008
PB L 346 van 29.12.2007
Richtlijn 2008/8/EG
20.02.2008
Volgens de bepalingen tussen 01.01.2009 01.01.2015
PB L 44 van 20.02.2008
Richtlijn 2008/17/EG
21.01.2009
01.01.2010
PB L 14 van 20.01.2009
Richtlijn 2009/47/EG
01.06.2009
-
PB L 116 van 09.05.2009
Richtlijn 2009/69/EG
24.07.2009
01.01.2011
PB L 175 van 04.07.2009
Richtlijn 2009/162/EU
15.01.2010
01.01.2011
PB L 10 van 15.01.2010
Richtlijn 2010/23/EU
09.04.2010 30.06.2015
-
PB L 72 van 20.03.2010
Richtlijn 2010/45/Eu
11.08.2010
31.12.2012
PB L 189 van 22.07.2010
Richtlijn 2010/88/Eu
11.12.2010
PB L 326 van 10.12.2010
Zie ook H.v.J. 16 juni 1996, nr. 57/65, Lütticke, Rec. 1966, 28; H.v.J. 3 april 1968, nr. 28/67, Molkerei Zentrale, Rec. 1968, 211; H.v.J. 21 juni 1974, nr. 2/74, Reyners, Rec. 1974, 632; H.v.J. 4 december 1974, nr. 41/74, Van Duyn, Rec. 1974, 1337; H.v.J. 26 februari 1986, nr. 152/84, Marshall I, Rec. 1986, 723; H.v.J. 12 mei 1987, nr. 372/85, Traen, Rec. 1987, 2141. Zesde Richtl. Raad nr. 77/388/EEG, 17 mei 1977, PB. L 145, 13 juni 1977, 1, laatst gewijzigd door de Richtl. nr. 2006/69/EG, 24 juli 2006, PB. L 221, 12 juni 2006, 9-14. Richtl. nr. 67/227/EEG, PB L 71, 14 april 1967, 1301, gewijzigd door de Richtlijn nr. 69/463/EEG, PB. L 320 van 20.12.1969, 34. Richtl. Raad nr. 2006/112/EG, 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, PB EG L 347/1, 11 december 2006, gewijzigd door Richtl. nr. 2006/138/EG van 19 december 2006, PB. EG L 384/92, 29 december 2006.
www.lexfin.be
54
DEEL 1 – Inleiding HOOFDSTUK 2 – De grote lijnen van de btw
HOOFDSTUK 2 De grote lijnen van de btw 1
Algemene werking van de btw
Het stelsel van de btw is gebaseerd op drie fundamentele begrippen die onverbrekelijk met elkaar verbonden zijn: 1. de belastingplichtige; 2. de belastbare handelingen; 3. de aftrekregeling en de betaling.
HOOFDSTUK 3 De btw en de invoering van de euro op 1 januari 1999 Voor een uitgebreide bespreking van dit Hoofdstuk kunt u terecht op www.lexfin.be.
HOOFDSTUK 4 Enkele opmerkingen inzake btw-fraude Voor een uitgebreide bespreking van dit Hoofdstuk kunt u terecht op www.lexfin.be.
HOOFDSTUK 5 Uitbreiding van de Europese Unie Voor een uitgebreide bespreking van dit Hoofdstuk kunt u terecht op www.lexfin.be.
DEEL 1 – Inleiding
55
HOOFDSTUK 6 – Misbruiken
HOOFDSTUK 6 Misbruiken 1
Voorafgaand
Meer en meer worden constructies opgezet die verrichtingen bevatten waarvan de enige bedoeling bestaat in het behalen van een fiscaal voordeel. Sommigen zijn de mening toegedaan dat dergelijke handelingen die uitsluitend tot doel hebben een fiscaal voordeel te bekomen geen belastbare handelingen zijn in de zin van artikel 2, punt 1, van de Zesde Richtlijn. En volgens dezelfde personen …, indien ze het wel zijn, zou het bereikte fiscaal voordeel moeten ontnomen worden op basis van de antimisbruikbepaling zoals die ontwikkeld werd door het Europese Hof van Justitie1. Het is een gegeven dat verschillende personen reeds aan de alarmbel hebben getrokken in verband met deze problematiek. Een tweetal citaten in dit verband:
2
M.a.w., de kwestieuze transacties dienen op een individuele en objectieve wijze te worden geanalyseerd maar ook op basis van het rechtszekerheidsbeginsel.
2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Is dit een nieuw gegeven? Neen, want het Europese Hof van Justitie heeft daar reeds eerder rekening mee gehouden: – met de omstandigheden: in het arrest Faaborg-Gelting; – met de economische werkelijkheid: in het arrest DFDS; – met de uitvoering van de overeenkomst: in de arresten Blasi en Temco.
Toepassingsvoorwaarden
Opdat er sprake is van misbruik moet door de Administratie worden aangetoond dat er: 1. enerzijds een geheel van objectieve omstandigheden bestaat waaruit blijkt dat in weerwil van de formele naleving van de door de gemeenschapsregeling opgelegde voorwaarden het door deze regeling beoogde doel niet is bereikt; 2. anderzijds een subjectief element aanwezig is, met name de bedoeling om een uit de gemeenschapsregeling voortvloeiend voordeel te verkrijgen door kunstmatig de voorwaarden te creëren waaronder het recht op dat voordeel ontstaat7.
1.
Het is bijgevolg de moeite even in te gaan op voornoemde problematiek, die meer dan ooit actueel is. Zo stelde Gutteridge in dit verband dat dit begrip bestaat uit: ‘…a drug which at first appears innocuous, but may be followed by very disagreeable after effects’4. Advocaat Generaal Poiares Maduro adviseert bijgevolg met voorzichtigheid gebruik te maken van dit begrip5.
Economische context
Teneinde te bepalen of een activiteit dient aangemerkt te worden als een economische activiteit in de zin van de Zesde Richtlijn dient de activiteit op zichzelf te worden beschouwd, onafhankelijk van het oogmerk of het resultaat van de activiteit6.
3
– ‘De nationale rechters zijn verplicht nog meer gestrengheid aan de dag te leggen wanneer zij geconfronteerd worden met ingenieuze juridische kunstgrepen, die enkel de bedoeling hebben te ontsnappen aan een wettelijke regelgeving, en zij moeten daarenboven het principe van de neutraliteit huldigen die het communautaire btw-stelsel beheerst’2. – ‘Raadgeven …, is het niet de bedoeling te wijzen op de burgerlijke plichten en de aandacht te vestigen van de klanten op de risico’s die ze lopen’3.
Op welke wijze dient derhalve de beoordeling te gebeuren of er al dan niet misbruik gepleegd wordt? 1. Het bepalen of er al niet misbruik gemaakt wordt dient gebaseerd te zijn op de aanwezigheid van objectieve bewijselementen. 2. Bij de beoordeling van het misbruik dient ook het doel van de betrokken bepalingen van gemeenschapsrecht in aanmerking genomen te worden8. Indien het recht uitgeoefend wordt binnen de door de communautaire wetgeving gestelde limieten met als oogmerk de beoogde doelstellingen en resultaten te behalen, dan is er geen
H.v.J. 14 december 2000, nr. C-110/99, Emsland-Stärke Gmbh, Jur. 2000, I, 11569; H.v.J. 29 april 2004, nrs. C-487/01 en C-7/02, Leusden en Hollin Group BV, Halifax, Bupa en Huddersfield; H.v.J. 7 april 2005, nrs. C-225/02, C-419/02 en C-223/03, conclusies P. Maduro. H.v.J. 24 mei 2004, nr. C-284/03, Temco Europe SA, punt 36, conclusies R.J. Colomer. Maurize Cozian, Uittreksel uit een studie inzake het misbruik van recht, Revue de Droit Fiscal, nr. 44-45, blz. 1594. Gutteridge, H.C., ‘Abuse of Rights’, Cambridge Law Journal, deel 5, 1933-1935, blz. 22, 44, geciteerd door advocaat-generaal Poires Maduro in de zaak C-210/06 inzake Cartesio in zijn conclusies van 22.05.2008. Conclusies van 22.05.2008 in de zaak C-210/06 inzake Cartesio, randnr. 29. H.v.J. 26 maart 1987, nr. C-235/05, Commissie vs. Koninkrijk der Nederlanden. H.v.J. 29 april 2004, nr. C-487/01, Leusden; H.v.J. 14 december 2000, nr. C-110/99, Emsland-Stärke, Jur., blz. I11569, punten 52 en 53. H.v.J. 9 maart 1999, nr. C-212/97, Centros, punt nr. 25.
www.lexfin.be
56
DEEL 1 – Inleiding HOOFDSTUK 6 – Misbruiken
sprake van enig misbruik maar enkel de wettelijke uitoefening van het recht.
De in dit verband geldende cumulatieve voorwaarden opgesomd in de punten 74 en 75 van het arrest Halifax2:
Meer dan ooit dringt voorzichtigheid zich op: de strijd tegen de fraude, de fiscale ontsnapping en eventuele misbruiken is een blijkens de Zesde Richtlijn erkende doelstelling.
Op btw-gebied is er sprake van misbruik, wanneer de betrokken transacties, in weerwil van de formele toepassing van de voorwaarden die worden opgelegd door de desbetreffende bepalingen van de Zesde Richtlijn en de nationale wettelijke regeling tot omzetting van deze Richtlijn, ertoe leiden dat in strijd met het door deze bepalingen beoogde doel een belastingvoordeel wordt toegekend.
De tabel hierna illustreert deze problematiek:
Anderzijds moet uit een geheel van objectieve factoren blijken dat het wezenlijke doel van de betrokken transacties erin bestaat een belastingvoordeel te verkrijgen. Zoals de advocaat-generaal in punt 89 van zijn conclusie heeft gepreciseerd, geldt het verbod van onrechtmatige praktijken immers niet wanneer er voor de betrokken economische activiteit een andere verklaring bestaat dan de loutere verkrijging van belastingvoordelen. Vervolgens heeft het Europees Hof van Justitie Hof in punt 81 van het arrest Halifax, aan de verwijzende rechter als leidraad bij zijn uitlegging in het hoofdgeding verstrekte nadere verduidelijkingen, opnieuw erop gewezen dat de handelingen in wezen het verkrijgen van belastingvoordeel tot doel moet hebben. Derhalve heeft het Hof met zijn vaststelling in punt 82 van hetzelfde arrest Halifax, dat met de in het hoofdgeding aan de orde zijnde handelingen hoe dan ook uitsluitend het verkrijgen van belastingvoordeel werd beoogd, deze omstandigheid niet als voorwaarde voor het bestaan van misbruik gesteld, maar alleen beklemtoond dat in het bij de verwijzende rechter aanhangige geding de ondergrens voor kwalificatie van een handelwijze als misbruik zelfs was overschreden.
Het Europese Hof van Justitie heeft inzake de btw-wetgeving eveneens het algemene communautaire principe – definitief deze keer? – vastgelegd dat misbruiken verbiedt zoals die meer bepaald blijken uit het arrest Emsland-Stärke van 14 december 20001.
4
Met andere woorden, de Administratie moet enkel aantonen dat de het enige doel van de handeling erin bestaat een fiscaal voordeel te verwezenlijken waardoor een misbruik kan worden vastgesteld.
Omzetting in de Btw-wetgeving
Het nieuwe artikel 1, § 10 van het Btw-wetboek is de omzetting van dit communautaire principe in nationaal recht: ‘Voor de toepassing van dit Wetboek is er sprake van misbruik wanneer de verrichte handelingen resulteren in het verkrijgen van een fiscaal voordeel waarvan de toekenning in strijd is met de doelstelling beoogd in dit Wetboek en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en die handelingen in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel hebben’. Dit nieuwe artikel betekent eveneens de schrapping van het artikel 59, § 3 van het Btw-wetboek – heeft dit artikel ten andere ooit bestaan? – waarvan in onderhavig boek reeds werd vermeld dat het eens te meer – duivelse volharding – een eenvoudige kopie betrof van een bestaande maatregel inzake inkomstenbelastingen (artikel 344 van het WIB ’92) terwijl het Europese Hof van Justitie reeds een
1. 2. 3. 4.
Daaruit resulteert dan ook dat er pas sprake is van misbruik wanneer verkrijging van belastingvoordeel het wezenlijke doel van de betrokken handeling of handelingen is
H.v.J. 14 december 2000, nr. C-110/99, Emsland-Stärke. H.v.J. 21 februari 2006, nr. C-255/22, Halifax. H.v.J. 14 december 2000, nr. C-110/99, Emsland-Stärke. H.v.J. 21 februari 2006, nr. C-255/22, Halifax.
principe van gemeen recht, dat zich inzake btw opdrong, had geïntroduceerd. In vergelijking met het arrest Emsland-Stärke (zie rubrieken 52 en 53 van dit arrest)3 zijn er toch significante verschillen, met name de verdwijning van het bijvoeglijk naamwoord ‘subjectief’ en van het werkwoord ‘kunstmatig’ in de punten 74 en 75 van het arrest Halifax4. Dit waarschijnlijk uit bezorgdheid vanwege het Europese Hof van Justitie om de begrippen ‘misbruiken’ en ‘fraude’ duidelijk van elkaar te onderscheiden. Het is een feit dat een dergelijk onderscheid vastleggen niet zo evident is, zoals we verder zullen zien. Er is derhalve duidelijk sprake van een herschrijving van de voorwaarden.
DEEL 1 – Inleiding
57
HOOFDSTUK 6 – Misbruiken
Op de verplichting een onderscheid vast te leggen tussen de twee hiervoor geciteerde begrippen, lijkt een consensus in de maak. Inderdaad, de Memorie van Toelichting in verband met de Programmawet van 20 juli 2006 tot invoering van het artikel 1, § 10 van het Btw-wetboek bevestigt dat misbruik dat de formele toepassing van de wettelijke voorwaarden onderstelt, geenszins een frauduleus gedrag impliceert dat een inbreuk veronderstelt met de intentie om de belasting te ontduiken of om toe te laten de belasting te ontduiken1. Het Europese Hof van Justitie maakt eveneens een onderscheid in die zin dat objectieve criteria moeten verenigd zijn opdat een handeling zou kunnen aangemerkt worden als een levering van goederen of als een dienstverrichting. Deze objectieve criteria zijn deze uitgedrukt in de artikelen 2, punt 1 (werkingssfeer), 4, leden 1 en 2 (economische activiteit), 5, lid 1 (begrip levering van goederen) en 6, lid 1 (begrip dienstverrichting) van de Zesde Richtlijn2. Volgens het Hof, is het toegelaten in functie van deze criteria, de opeenvolgende handelingen van een misbruik te rangschikken onder de categorie belastbare handelingen, hetgeen niet het geval is bij opeenvolgende handelingen ingeval van fiscale fraude3. Daarenboven herinnert het Europese Hof van Justitie er aan dat de vaststelling van een misbruik niet moet leiden tot een sanctie, waarvoor een duidelijke en ondubbelzinnige rechtsgrondslag vereist is, maar tot een verplichting tot terugbetaling wanneer komt vast te staan dat als louter gevolg van deze vaststelling van een misbruik, de voorbelasting ten onrechte geheel of ten dele in aftrek is gebracht4. De reden hiervoor is dat de opeenvolgende handelingen waarbij het rechtsmisbruik werd vastgesteld reële handelingen zijn, waarbij de belastingplichtige alle gevolgen aanvaardt te dragen, en niet enkel de gesimuleerde handelingen die zouden kunnen gekwalificeerd worden onder de noemer ‘schijn’ of ‘fictief’. In dit verband kan men zich de vraag stellen: impliceert het verbod op een sanctie, ingeval van misbruik, waarover het Hof van Justitie het heeft in punt 93 van het arrest Halifax dat de Administratie moet afzien van het opleggen van enige sanctie in dergelijke gevallen?
5
De Administratie is overtuigd van het tegendeel. Fraude en misbruiken worden op dezelfde voet geplaatst, zoals dit resulteert uit artikel 70, § 1bis van het Btw-wetboek. Hetgeen, op zijn zachtst uitgedrukt, neigt naar een interpretatie en in contradictie lijkt met punt 93 van het hiervoor geciteerde arrest Halifax. In elk geval, om het onderscheid te maken tussen de begrippen ‘misbruik’ en ‘fiscale fraude’ kan verwezen worden naar de Memorie van Toelichting met betrekking tot de Programmawet van 20 juli 2006, die leidde tot de invoering in het Belgische recht van het artikel 1, § 10 in het Btw-wetboek. Aldus zullen bijvoorbeeld de volgende gevallen als misbruik worden beschouwd: – wanneer een ondernemer diensten (studies, analyses, adviezen …) bestemd voor zijn in België gevestigde inrichting, laat bestellen en betalen vanuit één van zijn buiten België gelegen inrichtingen en de dienstverrichter verzoekt om de facturen te richten aan een vaste inrichting in het buitenland, dit om te vermijden dat een bedrag aan belasting moet worden betaald dat niet of slechts gedeeltelijk in aftrek kan worden gebracht (misbruik van de regels inzake de plaatsbepaling van de handelingen); – wanneer een ondernemer, die handelingen verricht bedoeld in artikel 44, § 3, 4° tot 10°, van het Btw-wetboek (vrijgestelde handelingen met een negatieve weerslag op het bedrag van voorbelasting dat in aftrek kan worden gebracht), zijn facturen uitreikt aan een gedienstige tussenpersoon gevestigd buiten de Gemeenschap ten einde een hoger recht op aftrek te kunnen genieten, terwijl tussen de eigenlijke afnemer van de handelingen, gevestigd in de Gemeenschap en de tussenpersoon die handelt onder de voorwaarden van artikel 13 en 20 van het Btw-wetboek de vrijstelling van artikel 44 van toepassing zou zijn (misbruik van artikel 45, § 1, 4°, van het Btw-wetboek). Betreft het hier dan ook, zoals de Raad van State opmerkt, niet eerder ‘simulatie’5?
Een maximalistische administratieve circulaire?
Laat ons hier aan toevoegen dat de Belgische Administratie prompt heeft gereageerd middels de publicatie van een eerste commentaar omtrent het begrip rechtsmisbruik6. Volgens de Administratie schuilt de moeilijkheid niet zozeer in het inroepen van het bestaan van een misbruik dan wel in de vastlegging van de criteria waarop het moet gebaseerd zijn waarbij moet rekening worden gehouden met het legaliteitsbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel. Het Hof heeft de twee fundamentele criteria vastgelegd waarop het begrip rechtsmisbruik inzake btw is gesteund. Het gaat er immers om het doel en de strekking van de rechtsnorm te vergelijken met de resultaten die door de onderneming worden 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Het debat is gelanceerd …
behaald zodanig dat er geen sprake is van misbruik als die resultaten voortvloeien uit een keuze tussen twee legitieme mogelijkheden. Immers, misbruik dat de formele toepassing van de wettelijke voorwaarden veronderstelt, houdt op zichzelf trouwens geen frauduleus gedrag in. Fraude veronderstelt een inbreuk op de belastingwetgeving met de intentie om de belasting te ontduiken of om belastingontduiking mogelijk te maken. Gelet op de voorafgaande overwegingen is het, om te kunnen vaststellen of er op vlak van de btw sprake is van misbruik, vereist: – in de eerste plaats dat de betrokken handelingen, in weerwil van de formele toepassing van de voorwaarden die worden opgelegd door de desbetreffende bepalingen van de Zesde Richtlijn en de nationale wettelijke regeling tot omzetting van deze richtlijn,
Kamer, 4de Zitting van de 5de legislatuur, 2005-2006, Memorie van Toelichting, Programmawet van 20.07.2006, DOC 51, 2517/001, blz. 15. Zie in dit verband eveneens: H.v.J., arrest van 21.02.2006, zaak C-255/02 inzake Halifax, punt 58. Zie in dit verband eveneens: H.v.J., arrest van 21.02.2006, zaak C-255/02 inzake Halifax, punt 59. Zie in die zin arrest Emsland Stärke, reeds aangehaald, punt 56 en het arrest Halifax, reeds aangehaald, punt 93. Memorie van Toelichting Programmawet van 20 juli 2006, Parl.St. Kamer 4de Zitting van de 5de legislatuur 2005-2006, nr. 51K2517/001, p. 15. Circulaire 24 augustus 2006 nr. AFZ/2006-0604 (AFZ 14/2006).
www.lexfin.be
58
DEEL 1 – Inleiding HOOFDSTUK 6 – Misbruiken
ertoe leiden dat in strijd met het door deze bepalingen beoogde doel een belastingvoordeel wordt toegekend. Met andere woorden, de ondernemer moet de wil van de wetgever respecteren, wat niet het geval is als hij schijnbaar de voorwaarden van de rechtsnorm naleeft doch een resultaat nastreeft en behaalt dat indruist tegen de strekking van die norm; – in de tweede plaats dat de vaststelling van het misbruik is gebaseerd op een geheel van objectieve factoren waaruit blijkt dat het wezenlijke doel van de betrokken verrichtingen erin bestaat een belastingvoordeel te verkrijgen, of, anders gezegd, dat het doel van de handeling in werkelijkheid niet anders kan worden verklaard dan dat gaat om het creëren van een recht om op onrechtmatige wijze een voordeel te bekomen. Om te kunnen oordelen of de betrokken transacties tot wezenlijk doel hebben een belastingvoordeel te verkrijgen, kan het aldus nuttig zijn het louter artificiële karakter van deze handelingen in aanmerking te nemen (bv. een overeenkomst zonder enige eigen economische inhoud, enkel bedoeld als dekmantel voor behaalde winsten) of nog de banden van juridische, economische en/of persoonlijke aard tussen de ondernemers die betrokken zijn bij de constructie ter verlaging van de belastingdruk. Door de toepassingsvoorwaarden te definiëren van de maatregel die tot doel heeft de zogenaamde mechanismen van belastingontwijking te bestrijden, zoals bepaald in artikel 1, § 10, nieuw, van het Btwwetboek, wordt er op zich geen afbreuk gedaan aan het beginsel van de keuze van de minst belaste weg, maar worden er wel grenzen aan gesteld. Het principe van deze mogelijkheid vertrekt van de veronderstelling dat een economische doelstelling op diverse wijzen kan worden bereikt, terwijl misbruik in wezen tot doel heeft om een fiscaal voordeel te behalen door de formele toepassing van rechtsregels, zonder enige echte objectieve economische overweging.
De objectieve criteria waarop de begrippen ‘levering van goederen door een als zodanig handelende belastingplichtige’ en ‘economische activiteit’ zijn gesteund, zijn niet vervuld in het geval van fiscale fraude, begaan door de belastingplichtige zelf, bijvoorbeeld als de ondernemer valse aangiften heeft ingediend of onregelmatige facturen heeft uitgereikt. Zo staat het louter laten circuleren van facturen, zonder daadwerkelijke overdracht van goederen, vanuit juridisch oogpunt los van elke realiteit. Buiten de specifieke gevallen die hierboven werden vermeld (misbruik en persoon die de fraude heeft gepleegd), moet de vraag worden gesteld of artikel 79, § 2, nieuw, van het Btw-wetboek, kan worden toegepast in het specifieke geval van de carrouselfraude ten aanzien van de verschillende personen die optreden in de ketting van de handelingen die deel uitmaken van de btw-carrousel. Het ligt in het kader van een carrouselfraude voor de hand dat de netwerken waarin één van de deelnemers het btw-bedrag dat hij doorrekent niet aan de schatkist doorstort en een andere deelnemer dat bedrag in aftrek brengt, een vorm van fraude inhoudt, maar tot op zekere hoogte ook een misbruik, aangezien een juridische bepaling wordt gebruikt om een voordeel te bekomen dat strijdig is met de finaliteit van die bepaling en er een handeling wordt gesteld die buiten het normale commerciële kader valt met het doel zich onrechtmatig te verrijken. Het recht op aftrek mag zeker niet worden geweigerd aan de belastingplichtige die betrokken is in een ketting waarin een derde partij, zonder zijn medewerking of medeweten, het btw-bedrag dat laatstgenoemde in rekening heeft gebracht, niet doorstort. Daardoor zou het btw-stelsel haar objectief karakter verliezen1.
Als een misbruik wordt vastgesteld waardoor de btw in aftrek kon worden gebracht, dan moet die btw worden teruggestort, louter als gevolg van deze vaststelling. De aldus verrichte aftrek van de voorbelasting is geheel of gedeeltelijk ten onrechte. Dit is het voorwerp van artikel 79, § 2, nieuw, van het Btw-wetboek.
Daaruit volgt dat het recht van een belastingplichtige die handelingen verricht die zelf niet frauduleus zijn, om de betaalde voorbelasting in aftrek te brengen, derhalve niet in het gedrang komt door het feit dat een andere handeling in de ketting, voorafgaand aan of volgend op de handeling van die belastingplichtige frauduleus is zonder dat hij hiervan op de hoogte was of kon zijn. Anders gezegd, als de belastingplichtige niet weet dat hij zich bevindt in een ruimer geheel, opgezet om te ontsnappen aan de betaling van de belasting, dan wordt zijn recht op aftrek hierdoor niet beïnvloed.
Volgens de Administratie zou het in strijd zijn met het beginsel van de fiscale neutraliteit en bijgevolg in strijd met het doel van deze regeling als het belastingplichtigen zou zijn toegestaan om de voorbelasting volledig in aftrek te brengen hoewel zij in het kader van hun normale handelstransacties deze btw niet of niet gedeeltelijk zouden hebben kunnen aftrekken op grond van enige conforme handeling.
Daarentegen, zoals het Hof van Justitie in zijn arrest van 6 juli 2006, Kittel en Recolta Recycling, gevoegde zaken C-439/04 en C-440/04, voor recht heeft verklaard staat het aan de nationale rechter vrij om het recht op aftrek te weigeren indien aan de hand van objectieve elementen wordt vastgesteld dat de belastingplichtige wist of had moeten weten dat hij door zijn aankoop deelnam aan een transactie die onderdeel is van btw-fraude.
Dit beginsel blijft weliswaar vreemd aan de regel dat de uitoefening van het recht op aftrek zich niet uitstrekt tot de belasting die verschuldigd is alleen omdat ze vermeld wordt op de factuur. De uitoefening van het recht op aftrek is immers beperkt tot die belasting die daadwerkelijk verschuldigd is, dit wil zeggen tot de belasting die beantwoordt aan een handeling die aan de belasting onderworpen is of die afgedragen is in de mate dat ze verschuldigd was. Het spreekt aldus vanzelf dat in dergelijk geval de aftrek van het oorspronkelijke bedrag moet worden geregulariseerd.
Volgens de overwegingen van het Hof moet een belastingplichtige die wist of had moeten weten dat hij door zijn aankoop deelnam aan een transactie die onderdeel is van btw-fraude, voor de toepassing van de Zesde Richtlijn worden aangemerkt als een deelnemer aan deze fraude, en dit ongeacht de vraag of hij al dan niet winst haalt uit de doorverkoop van de goederen. In een dergelijke situatie, voegt het Hof van Justitie er aan toe, is de belastingplichtige de fraudeurs immers behulpzaam en wordt hij hun medeplichtige2.
1. 2.
H.v.J. 12 juni 2006, nrs. C-354/03, C-355/03 en C-484/03, Optigen. H.v.J. 6 juli 2006, nrs. C-439/04 en C-440/04, Kittel en Recolta Recycling, punten 56 en 57.
DEEL 1 – Inleiding
59
HOOFDSTUK 6 – Misbruiken
Kortom, het Hof voegt aldus nog een derde categorie van personen toe, die zich situeert tussen de eigenlijke fraudeurs of hun medeplichtigen en de deelnemers aan een misbruik, wiens recht op aftrek reeds volledig moet worden geweigerd om reden dat ze behoren tot de eerste dan wel de tweede categorie. Het betreft hier personen die, omdat ze wisten dat er fraude werd gepleegd (zelfs als ze er zelf geen enkel voordeel uitgehaald hebben), moeten worden geacht deel te nemen aan de fraude en derhalve als medeplichtige moeten worden behandeld (in zijn fiscale betekenis, niet in strafrechtelijke zin). Het Hof besluit dat het gemeenschappelijk stelsel van de btw vereist dat deze belastingplichtigen eveneens hun recht op aftrek wordt geweigerd, zelfs als de betrokken handeling voldoet aan de objectieve criteria waarop het begrip ‘levering van goederen’ is gesteund. De verplichting tot terugstorting van de afgetrokken btw ingeval van misbruik op grond van artikel 79, § 2, nieuw, van het Btw-wetboek, geldt naar analogie ook voor laatstgenoemde categorie, onder controle weliswaar van de nationale rechtbanken, en dit onverminderd de toepassing van de hoofdelijke aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 51bis, § 4,van het Btw-wetboek. De persoon die de belasting in aftrek heeft gebracht geheven van de goederen en de diensten die hem werden geleverd, van de goederen die hij heeft ingevoerd en van de intracommunautaire verwervingen die hij heeft verricht, is er toe gehouden de aldus afgetrokken bedragen aan de Staat terug te storten als hij, op het tijdstip waarop hij deze handeling heeft verricht, wist of moest weten dat de verschuldigde belasting, in de ketting van de handelingen, niet werd of zal worden gestort aan de Staat met de bedoeling de belasting te ontduiken. Punt 3) van het beschikkend gedeelte van het voornoemde arrest Halifax zaak nr. C-255/02 (nl. wanneer een misbruik is vastgesteld, moeten de in het kader daarvan verrichte transacties zo worden geherdefinieerd dat de situatie wordt hersteld zoals zij zou zijn geweest zonder de transacties die dit misbruik vormen)1 stemt in de geest overeen met het algemeen beginsel dat de belastingen geen rekening houden met de schijn noch de fictie, maar uitgaan van de werkelijkheid, zodanig dat de Administratie poogt om de fiscale situatie van de betrokken belastingplichtige recht te zetten door middel van het verwerpen van de fiscale voordelen die betrokkene heeft bekomen door het stellen van bedoelde handelingen en/of door hem de fiscale gevolgen op te leggen van de werkelijke handelingen. Dit beginsel wordt in onderhavig geval ook toegepast op het artificiële karakter van de constructie door de transacties die dit misbruik vormen in de plaats te stellen. Als de Administratie derhalve met terugwerkende kracht de terugbetaling van de afgetrokken bedragen mag vorderen voor elke transactie waarvan zij vaststelt dat misbruik is gemaakt van het recht op aftrek, moet zij evenwel ook daarvan elke belasting aftrekken die op een in een later stadium verrichte handeling heeft gedrukt, namelijk
1. 2. 3. 4. 5.
6.
die belasting die de belastingplichtige artificieel was verschuldigd in het kader van de constructie om de belastingdruk te verlagen, en in voorkomend geval dient zij het teveel betaalde terug te geven; het herstel van de situatie kan dus leiden tot een teruggaaf van de belasting tot beloop van een hoger bedrag dan het bedrag van de belasting dat wettelijk verschuldigd is op grond van artikel 77, § 1, 1°, van het Btw-wetboek2. Zo ook moet de Administratie de belastingplichtige die, indien er geen transacties waren geweest die een misbruik opleveren, degene was geweest ten behoeve van wie de eerste transactie die geen misbruik oplevert zou zijn verricht, in staat stellen de btw die op deze in een vorig stadium verrichte transactie drukt overeenkomstig de bepalingen van de aftrekregeling af te trekken3. Het herstel van de situatie kan eveneens leiden tot het navorderen van de btw verschuldigd op de reële transacties die zouden hebben plaatsgevonden als er geen misbruik was geweest. Finaal is het belangrijk in te gaan tegen de handelingen gekenmerkt door het opzetten van kunstmatige constructies met het enige doel een belastingvoordeel te verkrijgen4. Het behoort in fine aan de rechter na te gaan of de omstandigheden, zoals door de Administratie omschreven met als enige doel een belastingvoordeel te verkrijgen, objectieve elementen verbergen die resulteren in een dergelijk misbruik. Men zou met name kunnen twijfelen of dit het geval is wanneer een gemeente, in samenwerking met een intercommunale een techniek hanteert van ‘lease and lease back’ zoals expliciet wordt aangegeven in de circulaire 14/2006 als zijnde een karakteristiek voorbeeld van een misbruik5. In dit verband werd een zaak bij het Europese Hof ingeleid waarvoor advocaat-generaal J. Mazak genuanceerde conclusies heeft neergelegd. Hij heeft met name gesteld dat het opzetten van een constructie voor de leasing van bedrijfsmiddelen door een grotendeels vrijgestelde marktdeelnemer via een onafhankelijke derde partij of een volledige dochteronderneming die afzonderlijk als btw-plichtige is geregistreerd, in plaats van de rechtstreekse aankoop van die bedrijfsmiddelen, met het doel de betaling van de niet-terugvorderbare btw uit te stellen, op zich niet leidt tot een belastingvoordeel dat in strijd is met het doel van de Zesde Richtlijn6. De advocaat-generaal gaat vervolgens in zijn besluitvorming verder en merkt op: – Het gebruik van een volstrekt kunstmatige constructie, die wezenlijk tot doel heeft een belastingvoordeel te behalen door het de belastingautoriteiten onmogelijk te maken krachtens de volledig in overeenstemming met de Zesde Richtlijn vastgestelde bepalingen van nationaal recht, te beslissen dat voor de waarde van leaseovereenkomsten tussen verbonden personen moet worden uitgegaan van de normale waarde ervan, levert misbruik op.
Circulaire 24 augustus 2006, nr. AFZ/2006-0604 (AFZ 14/2006), punt 4. H.v.J. 21 februari 2006, nr. C-255/02, Halifax, punten 95 en 96. H.v.J. 21 februari 2006, nr. C-255/02, Halifax, punt 97. H.v.J. 8 november 2007, nr. C-251/06, Firma ING. AUER/Die Bausoftware Gmbh, p. 47. Voor een meer gedetailleerde commentaar omtrent het begrip ‘misbruik’ zie T. Afschrift, ‘Les dispositions fiscales des lois du 20 juillet 2006 (2è partie) Les mesures destinées à combattre les pratiques abusives en matière de TVA’, J.T. 2006, p. 756 en F. Baltus, ‘Les pratiques abusives en matière de TVA’, J.D.F. 2006, p. 337 e.v.; zie ook F. Lagondet, ‘L’abus de doit dans la jurisprudence communautaire’, J.T. 2003, p. 8 e.v. H.v.J., conclusies van 26.10.2010 inzake Weald Leasing Ltd, zaak C-103/09.
www.lexfin.be
60
DEEL 1 – Inleiding HOOFDSTUK 6 – Misbruiken
– Wanneer een misbruik is vastgesteld, moeten de in het kader daarvan verrichte transacties zo worden geherdefinieerd dat de situatie wordt hersteld zoals zij zou zijn geweest zonder de transacties die dit misbruik vormen. Wanneer bij leaseovereenkomsten een volstrekt kunstmatige constructie wordt opgezet, met het wezenlijk doel te voorkomen dat de belastingautoriteiten kunnen beslissen dat voor de waarde van die overeenkomsten tussen verbonden personen moet worden uitgegaan van de normale waarde ervan, moeten die overeenkomsten worden geherdefinieerd zonder het bestaan van die constructie in aanmerking te nemen. – In het kader van misbruik van de belasting over de toegevoegde waarde is er geen verband met de transacties die een belastingplichtige gewoonlijk of gebruikelijk verricht. De beoordeling of een transactie wordt verricht in het kader van ‘normale handelstransacties’ moet plaatsvinden op grond van de aard van de betrokken transactie of constructie en de vraag of het daarbij om een louter kunstmatige constructie gaat die in wezen is opgezet met het doel een belastingvoordeel te verkrijgen, en niet om andere commerciële redenen. De banden van juridische, economische en/of persoonlijke aard tussen de bij de constructie ter verlaging van de belastingdruk betrokken ondernemers en dus de vraag of de partijen bij de transactie onder normale commerciële voorwaarden handelen, en de vraag of een transactie tot commerciële lasten en risico’s leidt die gewoonlijk aan dergelijke transacties zijn verbonden, zijn van belang voor het onderzoek of de transactie kunstmatig is1.
6
Er dient ook te worden herinnerd aan het feit dat wanneer een misbruik is vastgesteld, de in het kader daarvan verrichte transacties zo moeten worden geherdefinieerd dat de situatie wordt hersteld zoals zij zou zijn geweest zonder de transacties die dit misbruik vormen. Indien dit het geval is, dient deze rechter in de tweede plaats deze transacties zo te herdefiniëren dat de situatie wordt hersteld zoals zij zou zijn geweest zonder de elementen die dit misbruik vormen4. Dit belangrijke arrest wordt meer uitgebreid besproken in rubriek 9, infra.
– deze handelingen hebben geen kunstmatig karakter; – de prestaties worden verricht in het kader van normale handelstransacties; – de betrokken diensten worden daadwerkelijk verricht in het kader van de uitoefening van een reële economische activiteit6.
Behoud van de keuze voor de minst belaste weg
Toch mag dit ons de essentie niet doen vergeten, te weten: ‘een belastingplichtige kan niet worden verweten dat hij heeft geprofiteerd van een bepaling of een leemte in de wet waardoor hij minder belasting heeft moeten betalen zonder dat er echter sprake is van misbruik’7. In het arrest RBS herhaalt het Europese Hof van Justitie op een krachtige wijze dat een belastingplichtige in de regel vrij is om die organisatorische structuren en voorwaarden van een transactie te kiezen welke hem het meest geschikt lijken om zijn economische
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
In dit verband is het niet van belang dat deze onderneming in de context van haar normale handelstransacties geen leasingactiviteiten uitoefent3.
Omstandigheden om misbruik te voorkomen
Het Europese Hof heeft ook enige verduidelijking verstrekt omtrent het begrip misbruik in het arrest RBS5. Meer bepaald heeft het Hof expliciet de omstandigheden beschreven die moeten leiden tot het voorkomen van misbruikpraktijken: – de verschillende betrokken handelingen worden verricht tussen twee partijen die juridisch niet met elkaar verbonden zijn;
7
Het Europese Hof van Justitie heeft uiteindelijk een genuanceerd arrest uitgesproken in die zin dat wanneer een onderneming ervoor kiest bedrijfsmiddelen te leasen in plaats van deze bedrijfsmiddelen rechtstreeks te verwerven, dit niet leidt tot een belastingvoordeel dat wordt toegekend in strijd met het doel dat door de relevante bepalingen van de Btw-richtlijn wordt vooropgezet op voorwaarde dat: – de contractvoorwaarden inzake deze leasingtransacties, in het bijzonder die met betrekking tot de vaststelling van de leasevergoeding, overeenstemmen met normale marktvoorwaarden; – en de betrokkenheid van een derde intermediair bij die transacties niet ertoe leidt dat de toepassing van die bepalingen wordt verhinderd2.
activiteiten uit te oefenen en om de op hem rustende belastingdruk te verlichten8. Het Hof heeft immers geoordeeld dat een ondernemer zich bij zijn keuze tussen vrijgestelde en belaste handelingen kan laten leiden door een aantal factoren, waaronder fiscale overwegingen in verband met het objectieve btw-stelsel9. In dit verband heeft het Hof gepreciseerd dat wanneer een belastingplichtige kan kiezen tussen twee verschillende handelingen, hij het
H.v.J., conclusies van 26.10.2010 inzake Weald Leasing Ltd, zaak C-103/09. H.v.J., arrest van 22 december 2010 inzake Weald Leasing, zaak C-103/09, randnr. 45, 1ste zin. H.v.J., arrest van 22 december 2010 inzake Weald Leasing, zaak C-103/09, randnr. 45, 2de zin. H.v.J., arrest van 22 december 2010 inzake Weald Leasing, zaak C-103/09, randnr. 48. H.v.J., arrest van 22 december 2010 inzake RBS Deutschland Holding, zaak C-277/09. H.v.J., arrest van 22 december 2010 inzake RBS Deutschland Holding, zaak C-277/09, randnrs. 50 tot 52. H.v.J., 29 april 2004, nr. C-487/01, Leusden, punt 79. H.v.J., arrest van 22 decmber 2010 inzake RBS Deutschland Holding, zaak C-277/09, randnrs. 53. H.v.J., arrest van 9 oktober 2001 inzake Cantor Fitzgerald International, zaak C-108/99, Jurispr. blz. I-7257, randnr. 33.
DEEL 1 – Inleiding
61
HOOFDSTUK 6 – Misbruiken
recht heeft om zijn activiteit zodanig te structureren dat de omvang van zijn belastingschuld beperkt blijft1. De keuze voor de minst belaste weg blijft derhalve behouden maar vergeten we hoe dan ook niet hetgeen Virgile ooit schreef en dat meer dan ooit van toepassing blijft: Nimium ne crede colori. Laat ons de woorden van de minister van Financiën citeren: (…) in een aantal gevallen, de goede trouw van de dienstverrichters tot voorgenoemde arresten niet in vraag kan gesteld worden, aangezien de rechtspraak en de rechtsleer het moeilijk eens werden over de te weerhouden criteria om het subtiele onderscheid te maken tussen het zoeken van de minst belaste weg enerzijds en misbruik anderzijds’2. En of hij gelijk heeft… Zie hierna een voorbeeld van de moeilijkheidsgraad inzake dit onderscheid. Vanaf 1 januari 2011 is onder bepaalde voorwaarden de levering van een terrein uitgesloten van de vrijstelling van het artikel 44, § 3, 1° van het Btw-wetboek wanneer de volgende drie voorwaarden samen vervuld zijn: – op het terrein waarvoor de toelating werd verkregen om er op te bouwen, wordt een gebouw (waartoe het terrein dienovereenkomstig behoort) opgericht en geleverd met toepassing van btw; – het terrein en het gebouw waartoe het behoort worden door eenzelfde persoon overgedragen; – het terrein wordt overgedragen tegelijk met het gebouw waartoe het behoort. Deze voorwaarden zijn bij wet vastgelegd. Ze zijn duidelijk en moeten het eindelijk mogelijk maken, meer dan 10 jaar na het arrest Breitsohl van het Europese Hof3 een juiste toepassing te maken van de Btw-richtlijn om op die wijze aan de ondernemingen de keuze te laten hun economische activiteit op hun maat te organiseren. Helaas, niets daarvan…. Inderdaad, volgens de Administratie is de 2de voorwaarde strikt te interpreteren in die zin dat, wanneer de handeling enkel de bedoeling heeft een fiscaal voordeel te realiseren dit in strijd is met de antimisbruikwetgeving, de btw-wetgeving en de ter uitvoering ervan genomen uitvoeringsbesluiten. Indien het nagestreefde doel in wezen enkel een fiscaal voordeel beoogt kan de Administratie steeds terugvallen op het begrip rechtsmisbruik zoals opgenomen in artikel 1, § 10 van het Btw-wetboek.
8
Anderzijds kan een dergelijke opsplitsing bijvoorbeeld geacht worden niet te gebeuren om economische en/of financiële redenen, maar met het oog op het ontwijken van de btw-heffing over de grond, wanneer voor bepaalde bouwprojecten met kopers zonder recht op aftrek, de grond wordt ondergebracht in het patrimonium van een eerste vennootschap en de nieuwbouw in het patrimonium van een tweede vennootschap, terwijl voor andere projecten waarbij de kopers belastingplichtigen met recht op aftrek zijn, zowel grond als nieuwbouw worden ondergebracht in het patrimonium van één van de twee betreffende vennootschappen. De expliciete dreiging om rechtsmisbruik in te roepen, en die vervat zit in de administratieve beslissing van 28 oktober 2010, nr. E.T.119.318 is nog meer verrassend in vergelijking met de uitspraak van het Europese Hof van Justitie die ter zake het navolgende standpunt inneemt: – een belastingplichtige kan niet worden verweten dat hij heeft geprofiteerd van een bepaling of een leemte in de wet waardoor hij minder belasting heeft moeten betalen – wanneer de belastingplichtige kan kiezen tussen twee transacties, verplicht de Richtlijn hem niet de transactie te kiezen waarvoor de hoogste btw is verschuldigd – de belastingplichtige heeft het recht om zijn activiteit zodanig te structureren dat de omvang van zijn belastingschuld beperkt blijft (validering door het Hof van Justitie in randnr. 73 van het arrest Halifax van het door de advocaat-generaal ingenomen standpunt in randnr. 85 van zijn conclusies)4. Misbruik kan niet resulteren uit een formalistische interpretatie ‘naar behoeften’, zuiver formeel. Zo’n interpretatie verplicht het begrip misbruik verder te ontwikkelen als veiligheidsklep maar kan niet verward worden met een beleidsproces van de economische activiteit zelfs indien deze moet leiden tot een keuze van een economische structuur met het oog op een beperking van de fiscale. Een latente dreiging om het begrip misbruik te hanteren is een voortdurende bron van discussie en geschillen. Om te volgen…
Inwerkingtreding van de antimisbruikbepalingen in België
Artikel 1, § 10, van het Btw-wetboek is in werking getreden op 7 augustus 2006 (10 dagen na de publicatie in het Belgisch Staatsblad op 28.07.2006). Voor deze datum,bij gebrek aan een effectieve omzetting, kon er geen sprake zijn het begrip misbruiken te gebruiken om belastbare handelingen te herdefiniëren.
1. 2. 3. 4.
Enerzijds constateert de Administratie dat een commerciële praktijk waarbij om economische en/of financiële redenen gewerkt wordt met twee verschillende verkopers (d.w.z. één voor de grond en één voor de nieuwbouw) gebruikelijk is in de vastgoedsector. Die gangbare praktijk wordt in die specifieke situatie niet aangemerkt als rechtsmisbruik voor de toepassing van de btw op voorwaarde dat consequent op dezelfde manier wordt gehandeld, ongeacht de hoedanigheid van de koper.
De Administratie zelf lijkt in deze richting te willen gaan: ‘Zoals wordt opgemerkt in de punten 52 en 53 van de aanschrijving AFZ nr. 14/2006 van 24 augustus 2006, zal de invoering van voornoemde bepalingen het principe van de rechtszekerheid niet systematisch schenden, indien de handelingen te goeder trouw werden verricht
H.v.J., arrest van 22 december 2010 inzake RBS Deutschland Holding, zaak C-277/09, randnr. 54; 2de zin. Vr. nr. 3-6894 mw. Nyssens, 30 januari 2007, Vr. en Antw. Senaat 2006-2007, nr. 3-89. H.v.J., arrest van 8 juni 2000 inzake Breitsohl, zaak C-400/98. H.v.J., arrest van 6 april 1995 inzake BLP Group PLC, zaak C-4/94, randnr. 22 – arrest van 9 oktober 2001, Cantor Fitzgerald International, C-108/99, Jurispr. blz. I-7257, punt 33 – Samengevoegde arresten van 29 april 2004 inzake Gemeente Leusden, zaken C-7/02 en C-487/01, randnr. 79 - arrest van 21 februari 2006 inzake Halifax, zaak C-255/02, randnr. 73, 1ste zin.
www.lexfin.be
62
DEEL 1 – Inleiding HOOFDSTUK 6 – Misbruiken
en het belastbaar feit zich heeft voorgedaan voor de inwerkingtreding van bovengenoemde wet1’. Samengevat, de wet kan slechts toegepast worden met betrekking tot belastbare handelingen waarvan het belastbare feit zich heeft voorgedaan na 6 augustus 2006. De eventuele omzetting van het begrip misbruik in nationale wetgeving kan als volgt in het navolgende schema gevisualiseerd worden:
9
Evolutie in de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie
9.1
Het arrest Weald Leasing
9.1.1
De feiten
Het arrest Weald Leasing werd eind 2010 voor het Europese Hof gefinaliseerd2.
CML en CARC waren immers de niet-aftrekbare btw niet direct over de volledige kostprijs van de aangekochte bedrijfsmiddelen verschuldigd, maar over de leasevergoedingen voor die bedrijfsmiddelen, verspreid over de looptijd van de leaseovereenkomsten. 9.1.2
Schema van de gebruikte structuur – De erbij betrokken vennootschappen en de overeenkomsten
9.1.3
De verwachte winsten dankzij de opgezette structuur
Churchill Management Ltd (hierna ‘CML’) en haar dochtermaatschappijen Churchill Accident Repair Centre (hierna ‘CARC’) en Weald Leasing behoren tot de Churchill Group. De teruggaaf van voorbelasting waarop CML en CARC aanspraak kunnen maken, bedraagt ongeveer 1 %, zodat zij bij de aankoop van bedrijfsmiddelen slechts 1 % btw over die aankoop mogen aftrekken. De handelsactiviteit van Weald Leasing bestaat in het kopen en vervolgens leasen van de betrokken bedrijfsmiddelen. Suas Ltd (hierna ‘Suas’) is een vennootschap in handen van de btwadviseur van de Churchill Group en diens echtgenote, maar zij maakt geen deel uit van die groep. De enige handelsactiviteit van belang van Suas is de leasing van bedrijfsmiddelen van Weald Leasing en de subleasing van die bedrijfsmiddelen aan CML en CARC. Wanneer CML of CARC nieuwe bedrijfsmiddelen nodig hadden, werden deze gekocht door Weald Leasing, die ze leasede aan Suas, die ze op haar beurt subleasede aan CML of CARC. Door die reeks van transacties konden CML en CARC voorkomen dat zij de bedrijfsmiddelen die zij nodig hadden, rechtstreeks moesten kopen en in één keer het gehele bedrag van de niet-aftrekbare btw over die aankopen moesten betalen. Op deze wijze slaagde men erin het tijdstip waarop de Churchill Group belasting verschuldigd zou zijn, door de verdeling en spreiding van dat bedrag, uit te stellen in de tijd.
1. 2.
Vr. nr. 3-6894 mw. Nyssens, 30 januari 2007, Vr. en Antw. Senaat 2006-2007. H.v.J., arrest dd. 22.12.2010 inzake Weald Leasing, zaak C-103/09.
Door deze reeks van transacties konden CML en CARC voorkomen dat zij de bedrijfsmiddelen die zij nodig hadden, rechtstreeks moesten kopen en in één keer het gehele bedrag van niet-aftrekbare btw over die aankopen moesten betalen.
DEEL 1 – Inleiding
63
HOOFDSTUK 6 – Misbruiken
De huurprijzen werden herleid. Inderdaad, de niet-aftrekbare btw bedraagt minder dan in de situatie waarbij de huurprijzen op hun normale waarde zouden zijn bepaald, zoals de Britse wetgeving dit toelaat voor de handelingen tussen verbonden ondernemingen.
Inderdaad, vooraleer een dergelijke conclusie te trekken, dient het vast te staan dat dit fiscaal voordeel indruist tegen de ratio legis van de betreffende bepalingen.
Kan hieruit besloten worden dat er sprake is van een structuur, constructie met de karakteristieken van misbruik?
De keuze voor de leasingovereenkomst is wettelijk (in plaats van de onmiddellijke verwerving van het onroerend goed) in zoverre de btw met betrekking tot deze handeling behoorlijk en integraal wordt betaald. Dit is in casu het geval.
9.1.4
Bijgevolg heeft Weald Leasing in principe recht op aftrek van de btw.
De door het Hof ontwikkelde redenering
Voor het Hof staat het vast dat het einddoel erin bestaat een fiscaal voordeel te bekomen: spreiding van de betaling van het bedrag van de btw1.
Toch legt het Europese Hof in een verdere fase op over te gaan tot een aanvullend onderzoek van de overeenkomsten.
Dit is op zich onvoldoende om daaruit te besluiten dat er sprake is van misbruik.
Zijn de betaalde huurvergoedingen door CML en CARC niet abnormaal laag en zijn ze in overeenstemming met de economische realiteit?
9.1.5
Indien NIET
Geen misbruik
Recht op aftrek toe te staan
Indien WEL
Nazien of de impact van Suas Ltd, derde vennootschap (niet verbonden aan de Groupe Churchill) niet van die aard is dat het de bedoeling heeft de huurvergoedingen abnormaal laag te houden ten overstaan van de normale waarde
Indien dit het geval is, dient (na te zien middels de nationale wetgeving) het misbruik vastgelegd te worden
Indien het misbruik wordt bevestigd door de nationale wetgever
In een dergelijk geval moet de transactie waarmee een misbruik gepaard is gegaan, zo worden geherdefinieerd dat de situatie wordt hersteld zoals zij zou zijn geweest zonder de transactie die dit misbruik vormt. Indien de tussenkomst van de niet-verbonden vennootschap (Suas) tot doel heeft de verplichting te neutraliseren waarbij de belastbare
10
maatstaf van heffing van de huurvergoedingen op haar normale waarde wordt berekend, dan moet de wetgeving deze transactie zo herdefiniëren dat er geen rekening gehouden wordt met het bestaan van Suas. Dit zal resulteren in de toepassing van de onmiddellijke vastlegging van de huurvergoedingen, bepaald op hun normale waarde, van Weald Leasing versus CML en CARC.
Knipperlichten
Een uitleggingsbeginsel is een onmisbare veiligheidsklep om de doelstellingen van gemeenschapsbepalingen te beschermen tegen een formalistische, enkel op hun letterlijke betekenis gebaseerde toepassing2. Deze bepaling is onmisbaar teneinde de doelstellingen van alle wetgevende communautaire bepalingen te beschermen tegen een formalistische toepassing ervan, enkel gebaseerd op een eerste betekenis. Er wordt met name sterk aanbevolen de bestaande structuren te verifiëren. Op basis van de jurisprudentie van het Europese Hof, bestaan er drie knipperlichten waarmee rekening dient gehouden te worden wanneer een constructie in de plaats wordt gesteld.
1. 2.
H.v.J., arrest dd. 22.12.2010 inzake Weald Leasing, zaak C-103/09. H.v.J., conclusies van 07.04.2011 inzake Halifax, zaak C-255/02, randnr. 74.
www.lexfin.be
64
DEEL 1 – Inleiding HOOFDSTUK 7 – Cases
11
Rechterlijke beslissing verleent gezag van gewijsde (res iudicata) en misbruiken
In dit verband heeft het Europese Hof van Justitie zich als volgt uitgesproken: – een dergelijke uitlegging belet niet dat een rechterlijke uitspraak met gezag van gewijsde opnieuw in geding wordt gebracht, ook al bevat deze beslissing een schending van het gemeenschapsrecht; – een dergelijke belet evenmin dat naar aanleiding van de rechterlijke toetsing van een andere beslissing van de bevoegde belastingoverheid ten aanzien van dezelfde belastingplichtige, doch voor een ander belastingjaar een vaststelling betreffende een gemeen fundamenteel punt in een rechterlijke uitspraak met gezag van gewijsde opnieuw in twijfel wordt getrokken.
Volgens het Europese Hof van Justitie heeft een dergelijke toepassing van het beginsel van het gezag van gewijsde dus tot gevolg dat, gesteld dat de definitief geworden rechterlijke uitspraak steunt op een met het gemeenschapsrecht strijdige uitlegging van de gemeenschapsvoorschriften betreffende misbruik inzake btw, de onjuiste toepassing van deze regels wordt herhaald voor elk nieuw belastingjaar, zonder dat deze onjuiste uitlegging kan worden bijgestuurd. Derhalve luidt de conclusie dat beletsels van een dergelijke omvang voor de daadwerkelijke toepassing van de gemeenschapsregels inzake de btw niet redelijkerwijs kunnen worden gerechtvaardigd door het rechtszekerheidsbeginsel en dus in strijd met het doeltreffendheidsbeginsel moeten worden geacht1.
HOOFDSTUK 7 Cases Voor een uitgebreide bespreking van enkele cases kunt u terecht op www.lexfin.be.
1.
H.v.J. 3 september 2009, nr. C-2/08, Fallimento Olimpiclub, randnr. 29, 30 en 31.