Voortgangsrapportage Monitoring De Zilk Meetnet provincie Zuid-Holland; meetperiode november 2006 - september 2007 (ronde 1)
Definitief
Opdrachtgever: Provincie Zuid-Holland
Grontmij Nederland bv Alkmaar, 28 november 2007
, revisie c2
Verantwoording
Titel
:
Voortgangsrapportage Monitoring De Zilk
Subtitel
:
Meetnet provincie Zuid-Holland; meetperiode november 2006 september 2007
Projectnummer
:
237534
Referentienummer
:
Revisie
:
c2
Datum
:
28 november 2007
Auteur(s)
:
Jolanda Custers
E-mail adres
:
[email protected]
Gecontroleerd door
:
Steven Westerman
Paraaf gecontroleerd
:
Goedgekeurd door
:
Paraaf goedgekeurd
:
Contact
:
André de Wit
Robijnstraat 11 1812 RB Alkmaar Postbus 214 1800 AE Alkmaar T +31 72 547 57 57 F +31 72 547 57 50
[email protected] www.grontmij.nl
, revisie c2 Pagina 2 van 9
Inhoudsopgave
1 1.1 1.2 1.3
Inleiding........................................................................................................................ 4 Algemeen...................................................................................................................... 4 Doel............................................................................................................................... 4 Gebiedsbeschrijving ..................................................................................................... 6
2 2.1 2.2 2.3 2.3.1 2.3.2
Metingen en interpretatie .............................................................................................. 7 Meetinstrumenten (divers)............................................................................................ 7 Resultaten meetronde kleine meetnet ........................................................................... 8 Globale interpretatie van geohydrologische systeem op basis van meetreeksen.......... 9 Werking van het systeem.............................................................................................. 9 Interpretatie van eerste metingen.................................................................................. 9
Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3:
Overzichtskaart van meetpunten Overzichtstabel van meetpunten Grafieken van tijdreeksen
, revisie c2 Pagina 3 van 9
1
Inleiding
1.1
Algemeen
In het gebied rondom De Zilk worden diverse maatregelen uitgevoerd die invloed hebben op het watersysteem (herinrichting duinen, inrichting peilvakken). Door de afgepaste drooglegging en ontwateringsdiepte op de percelen is de bollenteelt in dit gebied gevoelig voor veranderingen in grond- en oppervlaktewaterstanden. Mede daarom is door de betrokken partijen, Provincie Zuid- en Noord-Holland, Waternet en het Hoogheemraadschap van Rijnland, een monitoringsprogramma opgesteld voor het vaststellen van eventuele effecten en evaluatie van de diverse maatregelen. Deze voortgangsrapportage geeft invulling aan de gemaakte afspraken aangaande de Monitoring De Zilk. In het Meetplan De Zilk wordt concreet aangegeven op welke wijze de monitoring plaats vindt en de voortgangsrapportages worden opgesteld (lit.1). 1.2
Doel
Deze voortgangsrapportage (1e meetronde) is het vervolg op de voortgangsrapportage van de meetperiode oktober 2006 tot en met november 2006 (de zogenaamde “testuitlezing”) van het ‘kleine meetnet’ van de Provincie Zuid-Holland. Het kleine meetnet bestaat uit circa 15 meetlocaties verspreid in de Bollenstreek (zie figuur 1.1). In deze voortgangsrapportage worden de tussentijdse resultaten weergegeven van de periode november 2006 tot en met augustus 2007. Tevens is een globale interpretatie opgenomen van het grondwater op basis van de meetreeksen. In figuur 1.1 zijn alle meetlocaties in en naast het duin weergegeven van Waternet, Hoogheemraadschap van Rijnland, Provincie Zuid Holland en de Provincie Noord Holland.
Figuur 1.1:
overzichtskaart van Bollenstreek De Zilk
, revisie c2 Pagina 4 van 9
Inleiding
, revisie c2 Pagina 5 van 9
Inleiding
1.3
Gebiedsbeschrijving
Het projectgebied Duin- en Bollenstreek De Zilk ligt ruwweg tussen Leiden en Haarlem. Het wordt aan de westkant begrensd door de Noordzee en aan de oostkant door de Haarlemmermeer. De gemeentes Noordwijkerhout en Bennebroek vormen respectievelijk de zuid- en noordgrens van het gebied (zie figuur 1.1). Er wordt onderscheid gemaakt tussen 2 zones: 1 duingebied: de duinen van Gemeentewaterleidingen Amsterdam (thans Waternet); 2 boezemland: de zone tussen de duinen en de Haarlemmermeer. In deze zone liggen de bollenpercelen met peilvakken die periodiek een lager waterpeil hebben dan de Boezem. In deze voortgangsrapportage is de monitoring van het ‘kleine meetnet’ van de Provincie Zuid Holland opgenomen. Deze bestaat uit 16 meetlocaties in de Bollenstreek.
, revisie c2 Pagina 6 van 9
Metingen en interpretatie
2
Metingen en interpretatie
Hieronder volgt de beschrijving van de wijze waarop de grondwaterstanden en stijghoogtes worden gemeten en geregistreerd. Ook wordt een globale interpretatie gegeven van de geconstateerde fluctuaties in de grondwaterstanden en stijghoogtes na de tweede uitleesronde van het ‘kleine meetnet’. Tenslotte worden onregelmatigheden, bijzonderheden genoemd met betrekking tot het in stand houden van het kleine meetnet. De locatie van de meetpunten en de meetpuntspecificaties zijn opgenomen in bijlage 1 en 2. 2.1
Meetinstrumenten (divers)
In de ondiepe peilbuizen, aangegeven met alleen een nummer (filter tot circa 5 m-mv) en de middeldiepe peilbuis, aangegeven met “nummer-A1” (filter tot circa 15 m-mv, onder de eerste slechtdoorlatende laag) zijn automatische drukopnemers geplaatst (divers), die elk uur een meting verrichten. In de diepe peilbuizen, aangegeven met “nummer-A2” (filters tot circa 25 m-mv) zijn geen divers geplaatst. Peilbuis 24H076.6 (zie bijlage 1) is uitgerust met een barometer. Deze hangt boven de grondwaterstand en meet de atmosferische druk. Een diver meet feitelijk alleen de totale of absolute druk. Wanneer de diver in een peilbuis onder de grondwaterstand wordt gehangen, meet deze de som van de waterdruk en de heersende atmosferische druk (= absolute druk). De atmosferische druk wordt boven de grondwaterstand gemeten met een aparte barometer. De gemeten druk in de diver wordt vervolgens gereduceerd met de atmosferische druk. Dit resulteert in de gemeten waterdruk (= relatieve druk ten opzichte van de atmosferische druk ter hoogte van de druksensor in de diver). Wanneer de diepte van de diver ten opzichte van NAP bekend is, dan kan de waterdruk worden omgezet naar de grondwaterstijghoogte (figuur 2.1). Deze diepte kan worden bepaald uit de NAP-hoogte van de bovenkant van de peilbuis en de koordlengte van de diver. Ook kan de handmatige inpeiling van de grondwaterstand in de peilbuis worden gerelateerd aan de meting van de diver op het moment van de handmatige inpeiling. Het is in ieder geval altijd van belang dat de hoogte van de bovenkant van de peilbuis bekend is en niet kan wijzigen.
bovenk ant peilbuis
maaiveldhoogte
grondwaterstand
diepte van de diver in de peilbuis
Figuur 2.1: schematisatie inrichting grondwatermeetpunt met automatische drukopnemers (diver)
, revisie c2 Pagina 7 van 9
Metingen en interpretatie
2.2
Resultaten meetronde kleine meetnet
In september 2007 zijn de divers uitgelezen. Tijdens deze 2e uitleesronde zijn de divers ook handmatig gepeild. Deze peiling is gebruikt om de tijdreeksen te bewerken tot grondwaterstanden en stijghoogtes in meters ten opzichte van NAP. De handpeilingen zijn ook een controle op het functioneren van de divers. In de tabel in bijlage 2 is aangegeven met welke handmeting de tijdreeksen zijn gecorrigeerd tot grondwaterstanden en wat de vastgestelde diverdiepte is. In bijlage 3 zijn de tijdreeksen van de freatische grondwaterstanden en stijghoogtes opgenomen als grafieken. Daarin is tevens de hoogte van het maaiveld opgenomen (groene lijn) en de neerslaggegevens in mm op dagbasis van de regenmeter Leiduin van Waternet (blauwe lijn). Bij de resultaten van de eerste uitleesronde worden de volgende aandachtspunten genoteerd: • Voor peilbuis 4 zijn de RTC gegevens vanaf half maart gebruikt voor de grafieken. In deze reeks zitten veel leemtes in de metingen, omdat de RTC unit niet altijd goed heeft gewerkt. • Bij peilbuis 2A in het 1e watervoerende pakket heeft de diver in het diepe filter A-2 (ca 25 m-mv) gezeten in plaats van in het middeldiepe filter A-1 (circa 15m-mv). Waarschijnlijk heeft deze al vanaf de installatie ook in het diepe filter A-2 gehangen. Bij de meetronde is de diver in het middeldiepe filter A-1 gehangen; • Alle drie de filters op locatie 6 zijn later aangepast op verzoek van de perceeleigenaar. Peilbuis 6A-1 in het eerste watervoerende pakket is half maart 2007 voorzien van een diver. Peilbuis 6-1 (freatische peilbuis met knikconstructie) zat tijdens de eerste proefuitlezing vol met zand en is daarna schoongemaakt. Bij de 1e meetronde bleek het filter opnieuw te zijn verzand. Het meetpunt is deels uitgegraven en is het opzetstuk vervangen. Er is geen meetreeks beschikbaar tot september 2007; • De diver in peilbuis 7-1 (freatische peilbuis met knikconstructie) staat vaak droog. De weergegeven grondwaterstand heeft daarom een onderwaarde van NAP -0,7 meter. In werkelijkheid zakt de grondwaterstand verder uit. Bij het uitlezen stond de peilbuis van de knikconstructie ook droog. • Voor peilbuis 9-1 (freatisch pakket) is bij het corrigeren van de grondwaterstand met behulp van de handmeting tijdens de 1e meetronde en het corrigeren van de grondwaterstand met behulp van de handmeting tijdens de testuitlezing een verschil van 8 cm geconstateerd. Tijdens het begin en eind van de eerste meetronde is ook een verschil van 5 cm geconstateerd. Op 4 april stijgt de grondwaterstand in een halve dag 8 cm. Misschien is er op dat moment iets gebeurd waardoor de diver is gezakt en verklaart dit het verschil van 8 cm. Wanneer een langere meetreeks met meerdere handmetingen beschikbaar is, kan geconcludeerd worden of een correctie van de grondwaterstand nodig is; • Peilbuis 11-1 (freatisch pakket) was tijdens de testuitlezing verstopt met zand. Dit is aan het begin van de 1e meetronde verholpen. De peilbuis geeft een zeer vlakke reeks en zit waarschijnlijk opnieuw verstopt met zand. Deze peilbuis staat niet op een bollenperceel maar tussen de paarden en is wellicht erg gevoelig voor verstopping; • In peilbuis P6D met het filter in het 1e watervoerende pakket is ook een diver aanwezig. Tijdens de uitleesronde is deze peilbuis niet meer gevonden.
, revisie c2 Pagina 8 van 9
Metingen en interpretatie
In tabel 2.1 volgt een samenvatting van de peilbuizen waar eventueel iets mee gedaan moet worden om weer een goede meetreeks te krijgen. Tabel 2.2: Peilbuizen met een probleem en de te nemen acties Peilbuis
Probleem
Actie
4-1 en 4-2
RTC unit geeft geen metingen meer
Controle van de RTC units en eventueel contact
door
opnemen met Eijkelkamp
7-1
Diver staat vaak droog
Bij volgende meetronde bekijken of de peilbuis ver-
9-1
Verschil in correctie grondwaterstanden
Bij beschikbaarheid van een langere meetreeks en
met begin en eind handmeting van 8 cm
meer handmetingen, concluderen of correctie nodig
en sprong in meetreeks
is
Geen goede meetreeks, waarschijnlijk
Bij volgende meetreeks beschouwen wat er precies
verstopt
aan de hand is en beslissen of de buis hersteld
diept kan worden
11-1
wordt of vervalt P6D
2.3 2.3.1
Tijdens meetronde niet gevonden,
Deze peilbuis was een extra aanvulling op het oor-
Peilbuis is verloren gegaan
spronkelijke meetnet, is nu vervallen
Globale interpretatie van geohydrologische systeem op basis van meetreeksen Werking van het systeem
Grondwaterstromingen in en onder de duinen worden in stand gehouden door voeding uit zee, uit neerslag, door kunstmatige infiltratie, door waterwinning en door de bemaling van de diepe polders zoals de Haarlemmermeer. De freatische grondwaterstand onder de duinen bolt op tussen de Noordzee en de polders in het achterland. De vorm van de opbolling wordt enerzijds bepaald door de winkanalen in het duin en anderzijds door de weerstand tussen het freatische grondwater en het diepe grondwater (lit.2). 2.3.2
Interpretatie van eerste metingen
In tabel 2.2 zijn per peilbuis de statistieken van de metingen uit de eerste uitleesronde weergegeven. Omdat de diver-registraties soms uitschieters heeft die niet kunnen kloppen, geven de minimum en maximum waarden soms een vertekend beeld. Daarom is ook het 0.05 en 0.95 percentiel gegeven. Per geohydrologische zone kan een relatie gelegd worden tussen de resultaten van de metingen en het heersende geohydrologische systeem: • Voor de oostkant van het Boezemland valt op dat de stijghoogtes in het eerste watervoerende pakket (zie filter A-1 van elk meetpunt) structureel lager liggen dan de freatische grondwaterstand (peilbuizen 9 tot en met 13). De metingen duiden in de 2e meetperiode net als in de 1e meetperiode op een wegzijgingssituatie (zie figuur 2.2). neerslag
Afstroming ondiep grondwater naar watergangen
freatisch pakket
Afstroming ondiep grondwater naar de diepte
eerste slechtdoorlatende laag eerste watervoerende pakket
Figuur 2.2: stromingssituatie in wegzijgingsgebied
, revisie c2 Pagina 9 van 9
Metingen en interpretatie
•
•
De locaties 1, 2, 3, 7 en 8 bevinden zich op bollenpercelen langs de binnenduinrand (westzijde Boezemland). Opvallend is dat de stijghoogte in het eerste watervoerende pakket van de locaties 2, 3 en 7 structureel hoger is dan de freatische grondwaterstand in de meetperiode tot september 2007. Bij peilbuis 2 komt de stijghoogte tot eind maart zelfs regelmatig boven maaiveld uit. Er is sprake van een (potentiële) opwaartse stroming in het diepe grondwater (diepe kwel). Het freatische grondwater kan niet afstromen naar de diepte en zal geheel naar de watergangen afstromen (zie figuur 2.3). Op de locaties 1 en 8 is de stijghoogte soms hoger dan de freatische grondwaterstand en vindt afwisselend lichte kwel of infiltratie plaats. In de vorige meetperiode was dit ook het geval. In de woonkern de Zilk, gelegen langs de binnenduinrand, vindt infiltratie plaats (Peilbuis 4 en 5). Het stedelijk gebied ligt hoger (circa 0,70 m) dan de omliggende polder. Er vinden geen ontwateringsmiddelen plaats waardoor de grondwaterstand hoger is dan de stijghoogte en daardoor uitsluitend infiltratie plaats vindt. neerslag
Afstroming ondiep grondwater naar watergangen
freatisch pakket eerste slechtdoorlatende laag eerste watervoerende pakket
Figuur 2.3: stromingssituatie in kwelgebied •
•
•
•
•
•
In de tijdreeksen van de freatische peilbuizen is duidelijk te zien dat de freatische grondwaterstand op de bollenpercelen sterk reageert op de neerslag. Er treden fluctuaties op tot 40 cm. Dit is met name in de tijdreeksen van de peilbuizen 1-1, 2-1, 7-1 en 8-1 te zien. Over het algemeen fluctueert de freatische grondwaterstand tussen de 40 en 80 cm beneden het maaiveld. Uit eerdere onderzoeken is gebleken dat de freatische grondwaterstand sterk fluctueert als gevolg van de geringe bergingscapaciteit in de onverzadigde zone (minder dan 10%). In bebouwd gebied is de reactie op de neerslag minder sterk als in de bollenpercelen. Er vindt in bebouwd gebied minder infiltratie van neerslag plaats doordat een groot deel via verhard oppervlak afstroomt naar de riolering en naar oppervlaktewater. In het bebouwd gebied is de ontwatering groter. De stijghoogtes in het eerste watervoerende pakket op de verschillende locaties fluctueren betrekkelijk weinig. Het verschil in stijghoogte tussen het 0,05 percentiel en 0,95 percentiel is overal minder dan 25 cm. In de droge periode van 23 maart 2007 tot 5 mei 2007 is de grondwaterstand overal verder uitgezakt. Het verschil tussen de minimale en maximale grondwaterstand is daardoor groter. Van juni tot half juli (de rooiperiode van de bollen) vindt in het 1e watervoerend pakket bij locatie 1 (zuidkant binnenduinrand) vermoedelijk een bronbemaling plaats. De freatische grondwaterstand wordt hier waarschijnlijk niet door beïnvloed, omdat de grondwaterstand in deze periode ondanks de bemaling nog behoorlijk hoog is. Op 3 september is Waternet met een pomp/stopproef begonnen van 2 weken in het 1e watervoerende pakket. Dit is 100 meter ten zuidwesten van locatie 10 (ten noordwesten van Hillegom) gedaan. Halverwege de pompproef stoppen de metingen in verband met de uitlezing, maar de verlaging is in peilbuis 10A_2 goed terug te zien. Ook de verlaging in peilbuis 9A-2 zou door de pompproef kunnen komen. Peilbuis P3M en P3D (ten noorden van Hillegom) zijn half februari van een diver voorzien. De filters zitten allebei in het eerste watervoerende pakket. Het filter P3M zit in de
, revisie c2 Pagina 10 van 9
Metingen en interpretatie
top van het 1e watervoerende pakket van NAP -7,5 tot NAP -9,5 m en het filter van P3D zit midden in het 1e watervoerend pakket van 23 tot 25 m-mv. De fluctuatie van beide peilbuizen is ongeveer het zelfde, maar de stijghoogte van de diepe peilbuis is circa 10 cm hoger. Waarschijnlijk zit de middeldiepe peilbuis op de grens van de deklaag en het 1e watervoerende pakket en zijn er nog scheidende laagjes aanwezig onder de peilbuis, waardoor er een verschil in stijghoogte is tussen de middeldiepe en diepe peilbuis. Op deze locatie is ook een ondiepe peilbuis aanwezig met het filter van 2 tot 3 m-mv. Hier zit geen diver in, maar de freatische grondwaterstand is tijdens de uitleesronde handmatig uitgelezen. De grondwaterstand was ca 0.9 m lager dan de stijghoogte in de middeldiepe peilbuis. Tabel 2.1: statistieken van de resultaten uit de uitleesronde Peilbuis
Pakket
max
0.95 percentiel
gem
0.05 percentiel
min
freatisch pakket
-0.28
-0.43
-0.61
-0.73
-0.84
-0.92
-0.19
-0.63
-0.69
-0.77
-0.89
-1.21
freatisch pakket
-0.16
-0.29
-0.50
-0.65
-0.72
-0.75
1e watervoerend pakket
-0.15
-0.06
-0.13
-0.22
-0.31
-0.37
2-1 2A-1
Gemeten grondwaterstand of stijghoogte
1e watervoerend pakket
1-1 1A-1
Maaiveldhoogte [m tov NAP]
freatisch pakket
-0.10
-0.32
-0.49
-0.66
-0.78
-0.82
1e watervoerend pakket
-0.19
-0.37
-0.43
-0.52
-0.63
-0.71
4-1
freatisch pakket
0.70
0.14
-0.01
-0.14
-0.27
-0.31
4-2
1e watervoerend pakket
0.70
-0.28
-0.32
-0.38
-0.47
-0.54
5-1
freatisch pakket
0.68
-0.18
-0.26
-0.43
-0.55
-0.59
5-2
1e watervoerend pakket
0.68
-0.34
-0.40
-0.49
-0.60
-0.69
3-1 3A-1
freatisch pakket
0.02
-0.41
-0.54
-0.66
-0.71
-0.71
1e watervoerend pakket
-0.10
-0.36
-0.42
-0.51
-0.62
-0.72
freatisch pakket
-0.25
-0.49
-0.65
-0.73
-0.81
-0.94
1e watervoerend pakket
-0.24
-0.66
-0.71
-0.79
-0.90
-1.00
freatisch pakket
-0.18
-0.38
-0.54
-0.60
-0.70
-0.84
1e watervoerend pakket
0.88
-0.69
-0.74
-0.83
-0.95
-1.00
7-1 7A-1 8-1 8A-1 9-1 9A-1
freatisch pakket
-0.15
-0.58
-0.67
-0.71
-0.75
-0.80
1e watervoerend pakket
-0.17
-0.97
-1.03
-1.11
-1.22
-1.28
freatisch pakket
-2.96
-2.93
-3.00
-3.04
-3.06
-3.71
1e watervoerend pakket
-2.29
-1.94
-1.99
-2.05
-2.15
-2.20
10-1 10A-1 11-1 11A-1 12-1
freatisch pakket
-0.66
-1.25
-1.37
-1.67
-1.89
-1.98
12-2
1e watervoerend pakket
-0.66
-2.10
-2.15
-2.21
-2.31
-2.37
13-1
freatisch pakket
-0.49
-0.76
-1.03
-1.56
-1.93
-2.07
13-2
1e watervoerend pakket
-0.49
-2.31
-2.36
-2.43
-2.53
-2.58
P3-M
1e watervoerend pakket
-1.49
-1.54
-1.64
-1.72
-1.78
P3-D
1e watervoerend pakket
-1.36
-1.41
-1.50
-1.59
-1.64
Literatuur Lit.1.: Grontmij, 2007, Meetplan de Zilk, pn. 213129 Lit.2:
KIWA, Oranjewoud en Artesia, 20 juni 2006, Monitoring vernatting in de Amsterdamse Waterleidingduinen;
, revisie c2 Pagina 11 van 9
Bijlage 1
Overzichtskaart van meetpunten
, revisie c2
Bijlage 2
Overzichtstabel van meetpunten
, revisie c2
Bijlage 3
Grafieken van tijdreeksen
, revisie c2