Voortgangsrapportage duurzame bedrijfsvoering 2011-2013.
Inleiding Het Facilitair Bedrijf is verantwoordelijk voor het voeren van een duurzame bedrijfsvoering. Een van de centrale doelstellingen uit de FB meerjarenvisie “Trossen Los” is dan ook: “Het FB draagt bij aan de voorbeeldfunctie van de HG als maatschappelijke verantwoordelijke en duurzame onderneming.” Deze doelstelling is afgeleid van het HG strategisch plan “Koers Op Kwaliteit”. Uit “Koers OP Kwaliteit”, blijkt dat de hogeschool het als haar taak ziet om studenten vertrouwd te maken met de maatschappelijke en sociale verantwoordelijkheid die ze in en naast hun toekomstig beroep als lid van de samenleving hebben. Een onderdeel van het maatschappelijk verantwoord ondernemen is het onderwerp duurzaamheid. Enkele citaten uit het strategisch plan: “De hogeschool wil werken vanuit een houding van verantwoordelijkheid. Dat komt bijvoorbeeld terug in de aandacht voor duurzaamheid in bedrijfsvoering en huisvesting.” “Er wordt gestuurd op het verminderen van energieverbruik door gedragsverandering bij medewerkers en studenten (bewustwording) en door toepassing van nieuwe (bewezen) technieken voor verwarmen, koelen en ventileren. Huisvestingsvraagstukken worden opgelost met respect en verantwoordelijkheid voor de omgeving”. Over de bedrijfsvoering worden in het programmaplan Duurzaamheid en MVO, de volgende voornemens genoemd: 1. De HG blijft maatregelen treffen die er toe leiden dat de milieubelasting van de eigen bedrijfsvoering wordt beheerst en wordt verminderd. In het kader van de meerjarenafspraken (MJA3) tussen het ministerie van VROM en de HBOraad, heeft de HG een convenant ondertekend met de HBOraad om het energie gebruik jaarlijks met drie procent terug te dringen. Dit wordt jaarlijks gemonitored door AgenschapNL. Bij aanbestedingen worden de AgentschapNL-criteria voor duurzaamheid zoveel als mogelijk opgenomen naar aanleiding van het afgesloten Convenant Duurzaamheid tussen VROM en de HBOraad. 2. De hogeschool heeft een voorbeeldfunctie in de richting van medewerkers en studenten in een duurzame bedrijfsvoering. 3. De hogeschool past in de eigen bedrijfsvoering de principes toe die in het onderwijs aan studenten worden overgedragen en die het resultaat zijn van onderzoek. 4. Verhoging van efficiency en effectiviteit zijn een aanjager voor duurzaamheid en leveren daar een belangrijke bijdrage aan.
1
5. Een infrastructuurplan met betrekking tot de bedrijfsvoering. Het Facilitair Bedrijf zal in nauwe samenwerking met het kenniscentrum Energie en met gebruikmaking van de expertise bij de RUG een infrastructuurplan opstellen voor duurzame bedrijfsvoering. Hierin worden o.a. de MJA3-afspraken over energiebesparingen betrokken maar ook zal er gezocht worden naar mogelijkheden om afvalstromen te verminderen. Er zullen milieu prestatie-indicatoren worden ontwikkeld voor de gebouwen en er zullen binnen de gebouwen duurzaamheidsteams worden benoemd. Het FB streeft ernaar om HG-breed een kwaliteitskeurmerk duurzaamheid te behalen. In deze voortgangsrapportage geeft het FB aan op welke wijze invulling wordt gegeven aan duurzame bedrijfsvoering. Achtereenvolgens komen aan de orde: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Het plan van aanpak visie ontwikkeling duurzame bedrijfsvoering Huisvesting Afvalverwerking Milieu MJA 3 en Energie Efficiency Plan Duurzaam Inkoopbeleid.
2
1. Plan van aanpak visieontwikkeling duurzame bedrijfsvoering Binnen het Facilitair Bedrijf worden verschillende initiatieven ondernomen om te komen tot duurzame bedrijfsvoering. Voorbeelden hiervan zijn het MJA 3 convenant, het convenant duurzaam inkoopbeleid, Fairtrade, groene energie, de geformuleerde doelstellingen in ‘Trossen Los”, een duurzaamheid paragraaf in het Strategisch Huisvestings Plan, diverse facilitaire en ICT initiatieven om afvalstromen en energieverbruik te verminderen, sociaal beleid etc. Het Facilitair Bedrijf heeft echter nergens vastgelegd wat wordt verstaan onder duurzame bedrijfsvoering, welke doelstellingen daar aan verbonden zijn en hoe die worden gemeten. Er is geen overkoepelend beleid waaraan werkzaamheden op het gebied van duurzaamheid worden getoetst, er zijn niet of nauwelijks richtlijnen en kaders waaraan werkzaamheden op het gebied van duurzaamheid moeten voldoen en er is geen samenhang en afstemming in de uitvoering. Er wordt nog onvoldoende systematisch en eenduidig gewerkt aan duurzame bedrijfsvoering. Aangezien de Hanzehogeschool duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen erg belangrijk vindt en duurzaamheid dus in de bedrijfsvoering van het Facilitair Bedrijf zichtbaar en meetbaar moet worden gemaakt, is het wenselijk om een visie op duurzame bedrijfsvoering te ontwikkelen. Juist omdat duurzame bedrijfsvoering een veelomvattend begrip is dat voor velerlei uitleg vatbaar is en omdat het alle afdelingen van het Facilitair Bedrijf aangaat en het Facilitair Bedrijf een voorbeeld functie wil vervullen op dit gebied voor de hele Hanzehogeschool, is het van belang dat er een visie op duurzame bedrijfsvoering wordt ontwikkeld. Een visie waarin duidelijk wordt verwoord: • wat het Facilitair Bedrijf verstaat onder duurzame bedrijfsvoering, • welke doelen het Facilitair Bedrijf zich daarbij stelt, • hoe die doelen worden gerealiseerd en gemeten • welke kaders en richtlijnen er gelden voor de uitvoerende werkzaamheden van het Facilitair Bedrijf • Hoe het Facilitair Bedrijf zijn visie op duurzame bedrijfsvoering omzet in voorbeeldgedrag en uitdraagt over de hele Hanzehogeschool. Er is een plan van aanpak opgesteld door het FB om een visie op duurzame bedrijfsvoering te ontwikkelen. De stuurgroep duurzaamheid en MVO heeft hier met waardering kennis van genomen. In dit plan van aanpak wordt naast de wijze waarop de visie op duurzame bedrijfsvoering tot stand komt, ook de stand van zaken weergegeven van het milieubeleidsplan uit 2009 en worden de uitkomsten van de analyse m.b.t. een milieuzorgsysteem weergegeven. De visie zal ontwikkeld worden aan de hand van de BREEAM methodiek. BREEAM-NL is een beoordelingsmethode om de duurzaamheidprestatie van gebouwen te bepalen. De methode omvat verschillende keurmerken. Allereerst BREEAM-NL Nieuwbouw. Dit is sinds september 2009 operationeel. Het wordt gebruikt om de duurzaamheidprestatie te bepalen van nieuwe gebouwen. In april 2010 zijn de eerste gebouwontwerpen gecertificeerd. Het tweede keurmerk is BREEAM-NL In-Use. Dit beoordeelt al bestaande gebouwen op drie niveaus: Gebouw, Beheer en Gebruik. Dit is in de zomer van 2011 operationeel geworden. Het derde keurmerk heet BREEAM-NL Gebiedsontwikkeling en beoordeelt de duurzaamheidprestatie van gebiedsontwikkeling. Vanaf september 2011 is ook dit keurmerk operationeel.
3
De beoordeling vindt plaats in negen categorieën: 1. Management, 2. Gezondheid, 3. Energie, 4. Transport, 5. Water, 6. Materialen, 7. Afval, 8. Landgebruik & Ecologie, en 9. Vervuiling. In de volgende hoofdstukken komen onderdelen aan de orde die meegenomen worden in de visie ontwikkeling op duurzame bedrijfsvoering.
4
2.
Huisvesting
In het Strategisch Huisvestingsplan staat het volgende opgenomen over duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen: “De Hanzehogeschool ziet duurzaamheid voor haar vastgoed als een noodzakelijke en vanzelfsprekende component. De voorbeeldfunctie die de onderwijsgebouwen anno 2015 hebben, is groot. Een aantal gebouwdelen is zelf ‘showcase’ of onderwerp van onderzoek. Maar duurzaamheid is veel meer. Het is bijvoorbeeld ook gebouwen dankzij hun flexibiliteit en kwaliteit langer en intensiever kunnen gebruiken. De Hanzehogeschool spreekt liever over duurzame ontwikkeling. Niet alleen duurzaam bouwen, maar ook investeren in gezonde leer- en werkomgevingen. Gezondheid in de zin van ARBO en Veiligheid maar ook in voeding en bewegen. De omgeving is in allerlei opzichten beweegvriendelijk gemaakt. Natuurlijk bewegen studenten zich sowieso veel meer dan vroeger over de Campus, her en der ontstaan spontane sportactiviteiten. ‘Move the World’ krijgt hier een letterlijke invulling! Toegankelijkheid is vanzelfsprekend prima geregeld, belangrijk, nu ook life-long learning op de Hanzehogeschool aanslaat bij de 60+ generatie. Gevolgen voor de huisvesting Wat De huisvesting is een voorbeeld van duurzame ontwikkeling en maatschappelijke betrokkenheid. Waarom Huisvesting biedt veel mogelijkheden om deze HG-waarden te operationaliseren en zichtbaar te maken. De omgeving als ‘Third Teacher’ kan op dit gebied leerdoelen ondersteunen. Met als resultaat goed opgeleide professionals, die duurzaamheid in de genen hebben. Hoe Versterken toekomstbestendig vastgoed, ad hoc oplossingen voorkomen. Het duurzaamheidseffect hiervan is groot. Beleid gericht op huisvesting die voldoet aan hoge duurzaamheidstandaarden. Nastreven van een hoge benuttinggraad van gebouwen. Duurzame huisvesting als voorbeeld en proeftuin. Duurzaamheidbeleid ontwikkelen vanuit een integrale visie (inclusief gezondheid). Concreet BREEAM (duurzaamheidclassificatie) meenemen in gebouwregistratie. Nieuwbouw (Energy Academy) zien als kans voor onderzoek naar innovaties. Stimuleren van gezonde leefstijl, dit bevordert ook studie- en werkresultaten. Bijvoorbeeld door voorzieningen op de Campus die bewegen stimuleren.”
5
3
Afvalverwerking
Er is in 2012 een eerste nulmeting gehouden over de wijze waarop de HG omgaat met afvalverwerking. Op alle locaties worden de volgende afvalstromen apart ingezameld en verwerkt: • Papier en karton • KWD afval (kantoren-, winkels en dienstenafval) ook wel restafval • Tonercartridges (worden inmiddels voor het overgrote deel door Canon afgevoerd). • TL buizen • Klein chemisch kantoorafval Daarnaast is er een aantal afvalstromen afhankelijk van de aard van het gebouw en/of de aard van de opleiding: • Verfresten en aanverwant afval (Academie Minerva) • Ziekenhuisafval (Wiebengacomplex) • Laboratoriumafval (Zernikeplein 11) • Keukenafval/swill (Zernikeplein 11) • Electronica (WBC en Zernikeplein 11) • Bouw- en sloopafval (Zernikeplein 7 en 11) • Piepschuim en plastic, metaal en hout (Zernikeplein 11) De HG maakt gebruik van de diensten van meerdere afvalverwerkers. Van oudsher was de Milieudienst van de gemeente Groningen daarvan verreweg de grootste. In 2009 is afvalverwijdering- en verwerking Europees aanbesteed. De opdracht is gegund aan Sita. In het kader van deze nulmeting zijn gegevens ontvangen van de Milieudienst Groningen en van Sita. In de nulmeting staan overzichten vermeld van de hoeveelheid afval per afvalstroom per locatie. Er zijn nog geen heldere conclusies en aanbevelingen geformuleerd.
6
4.
Milieu
In het najaar van 2012 heeft het bedrijf BMD advies in opdracht van het Facilitair Bedrijf een analyse uitgevoerd in het kader van ISO 14001-2004 om na te gaan wat het FB op orde moet hebben om een milieu management systeem te implementeren dat voldoet aan de ISO 14001 normen. Om te inventariseren aan welke normonderdelen in de huidige situatie wordt voldaan en voor welke normonderdelen nog een extra inspanning wordt gevraagd van de organisatie is voor een ISO-14001-traject een kort onderzoek naar de stand van zaken uitgevoerd. De uitkomsten hiervan zijn opgenomen in het plan van aanpak visieontwikkeling duurzame bedrijfsvoering en zullen worden meegenomen in de visieontwikkeling.
7
5
MJA3 en Energie Efficiency Plan
In december 2008 is de Hanzehogeschool Groningen, samen met andere hogescholen, toegetreden tot MJA3 (Meerjarenafspraken 3). Het doel is in 2020 een energieefficiencyverbetering van dertig procent ten opzichte van 2005 te realiseren. Met de toetreding tot het MJA3-convenant heeft de Hanzehogeschool Groningen (HG) een eerste stap gezet in de richting van een gestructureerd energiebeheer. Door toetreding tot het convenant heeft de hogeschool zich verplicht tot het opstellen van een Energie Efficiencyplan, waarin is aangegeven hoe de HG in de periode 2009 – 2012 aan de hieraan verbonden verplichtingen denkt te gaan voldoen. De belangrijkste verplichtingen vanuit het convenant zijn: De introductie van energiezorgsystemen cf. ISO 14001
.
Met de invoering van energiezorg is besloten om over het energieverbruik structureel intern te rapporteren en daarnaast een beeld te geven van de maatregelen die worden getroffen om energie te besparen en duurzame energie in te voeren. In 2011 is het eerste jaarverslag over energiezorg uitgekomen. Hoewel in het Energie Efficiency Plan, dat in 2010 bij het Agentschap.nl is ingediend, is aangegeven dat per 2011 een Energiebeleidsplan zou worden opgesteld, moet worden geconstateerd dat dit als gevolg van personele wisselingen niet is gelukt. Dit wil echter niet zeggen dat de voortgang van de hierin op te nemen doelstellingen heeft stilgestaan: De doelstellingen zijn: 1. De HG zal nieuwe wet- en regelgeving rond energie steeds tijdig implementeren. Voor de komende jaren betekent dit concreet dat de HG de Meerjarenafspraak energieefficiency (MJA3) in al haar facetten uitvoert. De HG is in 2010 toegetreden tot de MJA3 op het gebied van energie, met als doelstelling om te komen tot een energieefficiencyverbetering van 20% in 2020 ten opzicht van het energieverbruik van 2009. 2. De HG volgt het overheidsbeleid om zo veel mogelijk duurzame energie te realiseren. Hierbij wordt ook gekeken naar de mogelijkheid om productie op het eigen terrein te realiseren. In 2011 zijn er twee Warmte-Kracht-koppelingen (WKK) geplaatst op de campus. 3. In 2010 zijn alle gebouwen van de HG voorzien van een energielabel (conform EPBD: Energy Performance of Buildings Directive) Een overzicht van deze energielabels is in tabel 1 opgenomen. De HG streeft ernaar om alle gebouwen die lager scoren dan een “A”, bij renovatie op te waarderen. 4. De resultaten van het energiebeleid worden gecommuniceerd met College van Bestuur, medewerkers, studenten, collega-instellingen en andere belanghebbenden. Uitgangspunten zijn: 1. In het energie-efficiencyplan van de HG voor de periode 2009-2012 wordt een terugverdientijd van de te nemen EEP maatregelen van maximaal 10 jaar aangehouden. Daarmee wordt uitvoering gegeven aan de inspanningsverplichting om 2% energie-efficiency per jaar te realiseren. 2. Naast technische maatregelen zal ook naar de mogelijkheden gekeken worden om door gedragsverandering bij medewerkers en studenten een besparing te realiseren. Hiervoor heeft de RuG onderzoek verricht dat door de Universiteit van Bochum nader is uitgewerkt tot het ‘Change programma’ voor hogescholen en universiteiten in Duitsland. 8
3. De noodzakelijke investeringen in energiebesparende maatregelen worden terugverdiend uit de werkelijke energiebesparingen. De gerealiseerde financiële besparing wordt elk jaar vanuit het energiebudget (Rijksbijdrage Onderwijs) overgeheveld naar het investeringsbudget van Vastgoed (Rijksbijdrage Huisvesting). De voorwaarden zijn: Het ontwikkelen en implementeren van een energiezorgsysteem conform de ISO 14001 binnen 2 jaar na toetreding tot MJA3. Met ondertekening van het MJA3 convenant in januari 2010 en de opstelling van het EEP 2010 in de herfst van 2010, is bij de HG een start gemaakt met energiezorg. De nadruk heeft in 2011 vooral gelegen op de opbouw en verbetering van de hiervoor benodigde infrastructuur. Gebouwbeheersystemen, personele bezetting en verdere beheersing ERBIS (monitoringsysteem). Hierna is gestart met de noodzakelijke structurele monitoring van de gebouwbeheersystemens, waarbij de afstemming tussen energievraag en aanbod geoptimaliseerd wordt. Onze verplichtingen zijn: 1. Invoering systematische energiezorg conform ISO 14001 2. Vaststelling Energiebeleid 3. Gemiddeld per jaar een energiebesparing van 2% realiseren, zodat de totale energiebesparing in 2020 ten opzichte van 2009 20% bedraagt. 4. Jaarlijks intern rapporteren middels het energiejaarverslag. Extern rapporteren aan Agentschap NL en de Gemeente Groningen, afdeling Milieubeheer door middel van het Milieujaarverslag. 5. Elke drie jaren een nieuw EEP opstellen en uitvoeren. 6. Alle gebouwen die in eigendom zijn, voorzien van een enegielabel. In het Energie Efficiency Plan 2012 -2016 staat te lezen wat de stand van zaken op dit moment is en welke maatregelen getroffen moeten worden om de MJA 3 doelstellingen te realiseren. Vanaf 2010 zijn de eerste energiebesparende maatregelen in relatie tot het MJA 3 convenant ingevoerd. Op dit moment loopt de HG achter op de doelstelling (2%besparing per jaar). Om in 2016 “bij te zijn” moet er ca. 18 Terajoule (TJ) aan energie bespaard worden t.o.v. het jaar 2009, oftewel een besparing van 14%. Tot het jaar 2011 is hiervan totaal 4,5 TJ bespaard (3,7%).
9
6
Convenant duurzaam Inkoopbeleid.
In 2008 is tussen de HBO Raad en het Ministerie van VROM een convenant gesloten met als doelstelling om in 2012 voor minimaal 50% duurzaam in te kopen. De doelstelling voor 2015 is 100%. Aan dit convenant heeft de Hanzehogeschool Groningen zich verbonden door de duurzaamheidscriteria van Agentschap NL toe te passen in aanbestedingen. Deze variëren per aanbesteding en worden zo veel als mogelijk opgenomen als gunningcriteria zodat de markt uitgedaagd wordt te innoveren. Elke 2 jaar vindt er een monitor door VROM plaats waarin wij worden getoetst op het percentage duurzaam inkopen. De monitor in 2011 is niet representatief omdat er alleen getoetst wordt op Europese aanbestedingen waarvan AgenschapNL criteria beschikbaar zijn. In dat jaar hadden we maar één aanbesteding die daar aan voldeed terwijl we veel meer aanbestedingen hebben uitgevoerd met eigen duurzaamheidscriteria. In onderstaand overzicht staan de aanbestedingen in 2012 waarbij wel/niet duurzaamheidscriteria zijn toegepast. Maand 2012 Aanbesteding AgentschapNL criteria toegepast April Boeken Niet beschikbaar Mei International Travel Agency JA Mei Kozijnrenovatie Minerva Niet beschikbaar Augustus Decentrale reprovoorzieningen JA Juni Brandcompartimentering Niet beschikbaar Juni Triple Nee Augustus Beursmakelaar verzekeringen Niet beschikbaar November Schoonmaak JA December Bedrijfskleding JA
6.1 Fair Trade. In 2011 is de HG een Fairtrade hogeschool geworden. Echter, deze titel moet elk jaar opnieuw verkregen worden. Vanuit FB Inkoop wordt hier aan bijgedragen door daar waar mogelijk Fairtrade producten en diensten in te kopen.
10