ONDERWIJSRAAD KRAKENSTRAAT 3 BUS 5200 3000 LEUVEN, BELGIË
Voorstel KU Leuven “Honoursprogramma’s”
Situering In het nieuwe Onderwijsbeleidsplan (2014) wil de KU Leuven nog meer vertrekken vanuit de motivatie van studenten door hen aan te spreken op hun toekomstbeeld, hun ‘disciplinaire future self’. Het inrichten van honoursprogramma’s wil voor studenten extra kansen creëren om werk te maken van hun toekomst door aan ’Bildung’ te doen door waarden, cultuur en burgerschap te ontwikkelen en/of professionele capaciteiten, leiderschapskwaliteiten en ondernemerszin aan te scherpen (‘Beruf’). Het beleidsplan (p. 32-33) bevat volgende operationele doelstelling die dit verder concretiseert: “Voorzien in honours-programmes die studenten toelaten om bepaalde onderwerpen disciplinair en/of interdisciplinair uit te diepen. - Proefprojecten met honours-programmes opzetten waarin studenten die aan het voorop gestelde profiel beantwoorden, participeren aan specifiek disciplinair en interdisciplinair onderzoek. - Nagaan op welke wijze een internationale component en/of oriëntatie in dergelijke honoursprogrammes kan worden ingebouwd.” Deze nota biedt een kader voor de initiatiefnemers die een honoursprogramma willen opzetten. De nota bevat het positieve advies van de Onderwijsraad (vergadering van 1 juni 2015). Tot stand koming van deze nota Vice-rector Didier Pollefeyt heeft gevraagd aan de Dienst Onderwijsprofessionalisering en – ondersteuning om een nota voor te bereiden in het kader van de uitwerking van operationele doelstelling 13 uit het beleidsplan. Samen met de Diensten Onderwijsbeleid en –kwaliteit en Onderwijsorganisatie en –processen werd op basis van wetenschappelijke literatuur, internationale voorbeelden en de KU Leuven context een voorstel voor mogelijke beleidskeuzes rond het inrichten van honoursprogramma’s opgesteld. In overleg met de Vice-rector werd onderstaande tekst uitgewerkt ter voorbereiding van de bespreking op de Onderwijsraad. Daarna werd het advies van de Onderwijsraad in deze nota verwerkt. Samenvatting De tekst bestaat uit vijf grote delen. Centraal staat de visie op honoursprogramma’s. Daarvan vertrekkend wordt de inhoud, vorm, rol van studenten, rol van docenten besproken. Elk luik bestaat uit een korte kadering, een of enkele sprekende internationale voorbeelden, een inhoudelijke bespreking en tot slot een beschrijving van de beleidskeuze. De nota bevat voor elk van deze thema’s volgende beleidskeuzes, die in deze volgorde ook in de nota behandeld worden: 1 De visie van de KU Leuven op honoursprogramma’s is dat ze bedoeld zijn als een extra kans voor studenten om werk te maken van hun toekomst, hun future self. Honoursprogramma’s doen meer bepaald aan ‘Bildung’ door waarden, cultuur en burgerschap te ontwikkelen en of scherpen professionele capaciteiten, leiderschapskwaliteiten en ondernemerszin aan (‘Beruf’). 2 Inhoudelijk focussen de programma’s op onderzoeksintensieve verdieping en of interdisciplinaire samenwerking. Daarnaast kunnen ook volgende aspecten aan bod komen:
Pagina 1 van 20
3
4
5
6
creëren en innoveren in een werkveldcontext, ontwikkelen van en reflectie op leiderschapsvaardigheden, maatschappelijke engagementen in de samenleving, interculturele dialoog, verkennen van artistieke kwaliteiten en ontwikkeling van de student als gehele persoon. Qua vorm worden deze programma’s extracurriculair georganiseerd, bovenop de reguliere (bachelor- of master)opleiding. KU Leuven kiest verder voor een open benadering van KU Leuven honoursprogramma’s waar de studenten binnen het aangeboden traject zelf keuzemogelijkheden krijgen qua inhoud en vorm. KU Leuven opteert voor een zekere vorm van selectie waarbij alle studenten zich kandidaat kunnen stellen voor een honoursprogramma. Bij de selectie zijn vooral de studievoortgang, inzet, motivatie, openheid voor uitdaging en de metacognitieve vaardigheden van de student doorslaggevend. In honoursprogramma’s vertrekken docenten veel meer van de vraag, de keuze of het initiatief van de studenten zelf. De docenten volgen de activiteiten van de studenten van heel nabij, door hen te bevragen, met hen te discussiëren, door hen te motiveren en uit te dagen. Qua aanpak zal in het kader van deze nota een oproep worden gelanceerd om voorstellen voor proefprojecten in te dienen. “KU Leuven honoursprogramma” wordt een label dat wordt toegekend door de Academische Raad aan dit soort programma’s.
Deze uitgebreide nota kan gelezen worden door enkel de “Beleidskeuzes” door te nemen, op het einde van elk punt (1-6). De voorafgaande stukken tekst geven telkens de nodige achtergrondinformatie hierbij.
Pagina 2 van 20
1
VISIE
1.1 Honours als deel van ‘KU Leuven Visie en beleidsplan onderwijs en studenten 2014-2017’ Sinds 2014 wil de KU Leuven nog meer vertrekken vanuit de motivatie van studenten door hen aan te spreken op hun toekomstbeeld. Dit zogenaamde disciplinaire future self krijgt vorm door de wisselwerking tussen het individu en zijn of haar relevante sociale omgeving. De KU Leuven als sociale omgeving reikt studenten strategieën aan zodat ze hun ‘eigen toekomst’ kunnen realiseren (Visie en beleidsplan onderwijs en studenten 2014-2017, Diensten Onderwijsbeleid - Diensten Studentenbeleid, 2014). In het beleidsplan (p. 27) wordt dit als volgt verwoord: “De vraag waarvoor opleidingen staan, is hoe zij vanaf dag één studenten voluit kunnen aanspreken op het disciplinaire future self van studenten. Dit vraagt van opleidingen dat ze nagaan hoe ze hun interactie met studenten (nog sterker dan reeds het geval is) zo kunnen vormgeven dat deze het disciplinaire future self van de student voortdurend versterkt, verdiept, (her-)oriënteert en maximaal uitdaagt. … Ook kunnen opleidingen zich buigen over vragen als de verbinding van de lerarenopleiding met de basisopleiding, de invulling van honoursprogramma’s, ...” In honoursprogramma’s krijgen zowel studenten als docenten extra kansen om onderzoek en onderwijs te laten interageren, om in te zetten op het werken aan ‘Bildung’ en ‘Beruf’ bij studenten (cfr. beleidsplan p. 7): “Het onderzoek van de onderzoeksgroepen en de wijze waarop zij zich in maatschappelijk debat engageren, resoneren in het onderwijs. Opleidingen bouwen onderzoeksgedreven kennis, vaardigheden en attituden op bij studenten en doen aan ‘Bildung’ door waarden, cultuur en burgerschap te ontwikkelen. In meer of mindere mate scherpen opleidingen ook professionele capaciteiten, leiderschapskwaliteiten en/of ondernemerszin (‘Beruf’) aan.” Het inrichten van honoursprogramma’s is één van de mogelijkheden om het future self te realiseren. In het beleidsplan (p. 32-33) is er ook een operationele doelstelling opgenomen die dit verder concretiseert: “13. Voorzien in honours-programmes die studenten toelaten om bepaalde onderwerpen disciplinair en/of interdisciplinair uit te diepen. - Proefprojecten met honours-programmes opzetten waarin studenten die aan het voorop gestelde profiel beantwoorden, participeren aan specifiek disciplinair en interdisciplinair onderzoek. - Nagaan op welke wijze een internationale component en/of oriëntatie in dergelijke honoursprogrammes kan worden ingebouwd.” Honoursprogramma’s: hoe is het ooit begonnen? “De stille onderwijsrevolutie Bijna honderd jaar geleden trok Frank Aydelotte, een jonge Amerikaanse leraar Engels, met een prestigieuze beurs van de Rhodes Trust naar Oxford om er aan Brasenose College te gaan studeren. De ervaringen die hij in Engeland opdeed, zouden zijn ideeën over het hoger onderwijs ingrijpend veranderen. Hij raakte ervan overtuigd dat hoger onderwijs zich niet louter moest richten op die gemiddelde student, maar dat betere studenten ander onderwijs moesten krijgen. Hoger onderwijs moest ook kleinschalig zijn en een vorm krijgen waarin studenten en docenten op gelijke voet met elkaar konden omgaan. Docenten konden immers even goed van hun studenten leren als andersom. Aydelotte was ervan overtuigd dat het Amerikaanse hoger onderwijs revolutionair moest veranderen om in de moderne wereld een plaats te kunnen hebben. ‘America is educating more students to a fair average than any country in the world, but we are wastefully allowing the capacity of the average to prevent us from bringing the best up to the standards they could reach’, zo schreef hij. ‘Our most important task at the present is to check the waste. The method of doing it seems clear: to give to those students who are really interested in the intellectual life harder and more independent work than could profitably be given to those whose devotion to matters of the intellect is less keen.’
Pagina 3 van 20
In 1921 werd Aydelotte president van Swarthmore College in Pennsylvania, een kleine instelling voor hoger onderwijs. Hier kon hij zijn ideeën in de praktijk brengen. In 1922 lanceerde hij er het ‘honors program’, waarbinnen een selecte groep van studenten in seminars extra werden uitgedaagd, meer moesten doen en zich verder konden ontwikkelen. Mede dankzij het honors program werd Swarthmore wereldwijd een van de beste instellingen van hoger onderwijs. Dit voorbeeld heeft veel navolging gekregen. Thans heeft meer dan 60% van de Amerikaanse universiteiten en colleges een honors program.” (Van den Doel 2007 in Van Eijl et al. 2007, p. 5) Een duidelijke visie op Honours is de kern voor het uitwerken van een honoursprogramma en cruciaal voor het slagen ervan. Over instellingen en landen heen, zijn honoursprogramma’s erop gericht het beste te halen uit studenten. Veelal houdt dit in dat er aandacht is voor de studenten die heel goed meekunnen in de les of wellicht wel meer kunnen dan ze nu laten zien (Anonymous, 2013). Maar instellingen verschillen ook van elkaar in de visie die ze uitwerken op honoursprogramma’s, omdat die is afgestemd op de eigenheid en de onderwijsvisie van de instelling. In onderstaande kader beschrijven we de keuzes die twee instellingen in Nederland en Amerika hebben gemaakt rond Honours. Vervolgens gaan we in op de KU Leuven visie op Honours. Voorbeeld (Nederland) “Ontwikkeling van programma’s gericht op talentontwikkeling en excellentie: Met honoursprogramma’s wordt een nieuwe benadering van onderwijs ontwikkeld, gericht op talentontwikkeling en excellentie. De motieven daarvoor zijn enerzijds de aandacht voor de ontwikkeling van de individuele student, anderzijds een antwoord op vragen uit de samenleving. De kennismaatschappij en de kenniseconomie hebben geleid tot een concentratie op het gebruik van cognitief talent, vooral in de sectoren natuurwetenschap en technologie. Sinds 1990 is er een sterk groeiende aandacht voor ‘de bovenkant’ van de studentenpopulatie en het technologiebeleid. Innovatie in de kennissamenleving vraagt echter om een breder perspectief met inbegrip van alfa- en gammacompetenties, en meta(cognitieve) aspecten. Hoe effectief iemand later in werksituaties problemen kan aanpakken, wordt niet alleen bepaald door intelligentie en vakspecifieke kennis en vaardigheden maar ook door empathie, interdisciplinariteit, vermogen tot reflectie, volharding, respect, creativiteit en wijsheid.” (Van Eijl et al. in Van Eijl et al. 2010, p. 14) “De missie van het Liberal Arts and Sciences University College Utrecht (UCU) … Kenmerkend voor deze opleidingen is de interdisciplinariteit en de combinatie van breedte en diepgang in het programma. Het UCU startte als eerste, in 1998. Het richt zich in haar missie expliciet op het aantrekken van talentvolle en ambitieuze studenten en op talentontwikkeling in de volle breedte: op academisch, sociaal, creatief en cultureel gebied. Het onderwijsaanbod is divers en de studenten hebben een grote keuzevrijheid. “ (Scager in Van Eijl et al. 2010, p. 96) Voorbeeld Swarthmore College (USA) For nearly 100 years, the Honors Program has embodied Swarthmore's commitment to dedicated learning and the life of the mind. It features small groups of accomplished students working closely with engaged faculty, an emphasis on independent learning, a demanding program of study in major and minor fields, and an examination by outside scholars at the end of two years' study. The heart of the program is the sharing and testing of ideas - students entering into a dialogue with peers, professors, and examiners. This is the most challenging and rewarding program Swarthmore has to offer. In the words of a recent graduate, "it's one of the most enlivening and powerful intellectual experiences of my life."
Pagina 4 van 20
What makes the Honors Program special? What defines it? The answers to these questions will depend upon the individual, the discipline, the idea of learning, but the answer we hear most often is that the Honors Program is built on the idea of dialogue: small classes or seminars where everyone has a chance to speak, a student's responsibility for beginning a discussion with a paper or presentation, the exercise of speaking and writing within and across disciplines, students sharing research results, an exchange between students and examiners who come not only to assess the work but to enter into a dialogue about it. “… The new definition of Honors represents the faculty's belief that the ultimate test of excellence in education is the ability to move beyond relationships with familiar faculty mentors to use the knowledge and the modes of inquiry acquired at Swarthmore in the wider world. External evaluation incorporates that testing into the Swarthmore education of students who become candidates for Honors, and Honors on the diploma will represent achievement of that excellence. The Honors Program demands the best of our students and offers the richest and most rewarding modes of learning available at the college.” (http://www.swarthmore.edu/honors-program ) 1.2 Kort overzicht “Honours” wereldwijd In Angelsaskische landen hebben Honours reeds een langere traditie, in de meeste van die landen worden honoursprogramma’s op bachelorniveau ingericht onder één van de volgende vormen: ‐ Een graad van verdienste voor een student die zeer goede scores heeft behaald in een bachelor (undergraduate): “Degrees with Honours”. Dit komt vooral voor in Engeland, Wales, Ierland, Aziatische landen, soms ook in Nieuw-Zeeland (Kiley et al. 2011, Manathunga et al. 2012). ‐ Een bijkomend vierde jaar (undergraduate), “Honours Degree”, dat vooral focust op voorbereiden op onderzoek of een meer professionele focus (met soms een erkenning door een beroepsorganisatie), bv. in Australië, Schotland, Zuid-Afrika, soms ook in Nieuw-Zeeland (Kiley et al. 2011, Manathunga et al. 2012). ‐ Het “honours-gedeelte”, intracurriculair, vervangt reguliere opo’s uit de bacheloropleiding en is typisch 20-25% (minstens 15%) van de “undergraduate”. Het bestaat meestal uit een “general honours” en een “departmental honours” gedeelte, het eerste is niet altijd verplicht om het tweede te mogen volgen. Dit model komt vooral voor in de USA, ook in Canada maar daar is het dan beperkt tot het “departmental honours” gedeelte (Wolfensberger, 2012, p. 13-14). In Noordwest-Europa verschenen de eerste honoursprogramma’s in de vroege jaren 1990, eerst in Nederland later ook in Denemarken en Duitsland. Die eerste programma’s waren vooral voor studenten uit de licentie-opleidingen, sinds de Bologna hervorming is er een duidelijke shift naar de Bachelor en hebben zowat alle hoger onderwijsinstellingen in Nederland een honours aanbod, mede dankzij programma’s vanuit de Nederlandse regering om dit onderwijs te initiëren (Commissie Ruim Baan voor Talent 2007, Sirius Programma 2012). Vele van de eerste honoursprogramma’s komen bovenop de reguliere opleiding en focussen op één discipline, ze bieden onderzoeksoppportuniteiten en focussen op reflectie en academische diepgang (Wolfensberger, 2012, p. 15). Ook Vlaamse universiteiten hebben al honoursprogramma’s. Aan de UGent zijn er de “Quetelet colleges”: een extracurriculair universiteitsbreed programma in de bachelor (4 modules gespreid over 4 semesters in 2° en 3° fase, 10 colleges van 2 uur door (inter)nationale experts). Daarnaast is er ook een meer disciplinespecifiek aanbod, nl. (1) “Honours programme in Life Sciences (BMW) ‘Breaking frontiers’”, een extracurriculair programma in de bachelor (algemeen gedeelte (4 ECTS: lessen, lezingen en zelfstudie), projectgerelateerd labowerk (8 ECTS), wetenschappelijke paper (3 ECTS)) en (2) “Honours award in Sciences”, extracurriculair verbredende opo’s (niet behorend tot het eigen opleidingsprogramma) zelf te kiezen (15-20 ECTS) en een zelfstandig project naar eigen voorstel uit te voeren op academisch niveau. Aan de UA is er iets gelijkaardigs: “Honours College”, een extracurriculair programma in 2° en 3° fase van de bachelor van opleidingen uit BMW (18 ECTS): 2 laboratoria
Pagina 5 van 20
verkennen (6 ECTS), onderzoeksproject (6 ECTS), lezingencyclus Wetenschap en Samenleving (3 ECTS) en wetenschappelijke rapportering (3 ECTS). Aan de KU Leuven zijn er drie programma’s met een verwijzing naar Honours: ‐ “Honours College Metropole University” een samenwerking tussen Université Lille Nord de France, les Facultés Universitaires Catholiques de Mons en KU Leuven Campus Kulak. Dit is een extra-curriculair en interuniversitair programma in 2° en 3° fase van de bachelor dat het ontwikkelen van academische en wetenschappelijke vaardigheden combineert met het ontdekken van de grensregio via het uitwerken van een interdisciplinaire onderzoeksvraag. ‐ Aan de Faculteit Rechtsgeleerdheid is er het “Honoursprogramma” voor studenten uit 3° bachelor en 1° master, een extracurriculair programma, bestaande uit interactieve en praktijkgerichte honourscolleges verzorgd door vooraanstaande juristen, alsook excursies naar binnen- of buitenlandse instellingen. ‐ Samen met de Stellenbosch University heeft de KU Leuven sinds 2015 een “honour students programme” opgezet, als extracurriculair en intedisciplinair onderzoeksprogramma, de ‘think thank’. Studenten uit verschillende faculteiten werken onder begeleiding van experten rond een centraal thema (met subthema’s) gedurende 10 maanden (feb – nov). De resultaten van hun werk worden op het einde voorgesteld in een publiek symposium. Enkel de top 10% van de masterstudenten van Stellenbosch en KU Leuven kunnen toegang krijgen tot dit programma. Maximum 15 studenten per jaar per universiteit kunnen deelnemen. Elk jaar ontmoeten beide groepen studenten elkaar gedurende 10 dagen, afwisselend in Stellenbosch en in Leuven. 1.3 KU Leuven visie op “Honours” De visie op onderwijs en leren van de KU Leuven (p. 8-9, p.14 en p. 17) is richtinggevend voor de visie op “Honours”: “Wezenlijk voor de ontwikkeling van de persoon is dat hij/zij zich laat uitdagen door inzichten en ervaringen van anderen. Daarnaast kunnen mensen, vanuit de particulariteit van de eigen inzichten en ervaringen, zelf ook nieuwe perspectieven aanreiken aan anderen. Ze kunnen inzichten en ervaringen in vraag stellen of laten stellen – zonder dat daarbij iemand een absolute waarheidsaanspraak kan claimen.“ … “Verdieping toont en ontlokt inspiratie en engagement, zet maximaal in op het zichtbaar maken van (de resultaten van) de onderzoeksgroepen die bijdragen aan de opleiding. … De studierichting nodigt studenten uit om deel te nemen aan deze discussies en er een kritisch standpunt over te ontwikkelen. Verbreding positioneert de eigen discipline in de relatie met andere (belendende) disciplines (interdisciplinariteit). Op die manier wordt de eigen positie en identiteit verder versterkt en verduidelijkt én wordt toegewerkt naar interdisciplinaire samenwerking. Ook hier zijn discussies over de grenzen van de discipline aan de orde en worden studenten uitgedaagd om kritisch te denken.” … “Het verstrekken van onderwijs dat het disciplinaire future self van de student voortdurend aanspreekt, respecteert, begeestert, engageert, verdiept en verbreedt, doet een sterk appel op onderzoeksgroepen om te excelleren in datgene waarin ze sterk zijn. De visie … stelt eveneens dat toponderzoek en excellent onderwijs hand in hand gaan, en dat universitair onderwijs een dwingende uitnodiging inhoudt naar onderzoek.” 1.4 Beleidskeuze De KU Leuven ziet honoursprogramma’s als een extra kans tot persoonsvorming, tot het werken aan ‘Bildung’ en/of ‘Beruf’, studenten worden uitgedaagd om hier nog een stap verder in te gaan. Honoursprogramma’s richten zich op sterke studenten. KU Leuven verstaat onder ‘sterke studenten’ niet enkel die studenten met de hoogste scores, maar wel die studenten die net iets meer willen dan wat het reguliere programma aanbiedt om hun nieuwsgierigheid te beantwoorden en hun creativiteit kansen
Pagina 6 van 20
te geven. Deze studenten zijn sterk op vlak van motivatie, inzet, openheid voor uitdaging en specifieke metacognitieve vaardigheden. Studenten krijgen via deze programma’s extra kansen om werk te maken van hun toekomst. De KU Leuven honoursprogramma’s onderscheiden zich van de reguliere programma’s doordat ze inhoudelijk verder uitdagend zijn en doordat het expliciet de bedoeling is dat studenten zelf voor een groot stuk mee bepalen hoe de trajecten of opleidingsonderdelen worden ingevuld, zowel inhoudelijk als vormelijk1. Op die manier moedigen we studenten aan om verder richting te geven aan hun future self. In deze programma’s creëren docenten ruimte en vrijheid bij de studenten voor de ontwikkeling van hun eigen nieuwsgierigheid, ambitie, verantwoordelijkheid, maatschappelijke betrokkenheid en creativiteit. KU Leuven honoursprogramma’s creëren dus verregaande opportuniteiten voor ambitieuze studenten tot een meer doorgedreven persoonlijke ontwikkeling.
2
INHOUD
2.1 Buitenlandse voorbeelden De inhoudelijke keuzes die gemaakt worden, verschillen tussen landen en instellingen. In een onderzoek in Australië worden drie essentiële curriculum componenten van honoursprogramma’s geïdentificeerd (Manathunga et al. 2012): (1) Advanced disciplinary knowledge, (2) Research training, (3) Independent research project. In Nederland zijn verschillende soorten excellentieprogramma’s ontstaan: verbredende, verdiepende of interdisciplinaire programma’s, programma’s gericht op het doen van onderzoek of programma’s waarin de ontwikkeling van leiderschapsvaardigheden of ondernemerschap centraal staat. De reden van dit uitgebreide aanbod, is de behoefte om diverse categorieën excellente studenten aan te spreken (Anonymous 2013). Interdisciplinaire verbreding wordt in veel programma’s nagestreefd, maar blijkt niet altijd even succesvol door het ontbreken van eigenaarschap en de organisatorische ingewikkeldheid als struikelblok. Het kan helpen als docenten samen een module ontwikkelen en als er gewerkt wordt met eenzelfde inrichting van de programma’s bv. via een minor-richting in dezelfde periode. In de USA is een belangrijk aspect van alle honoursprogramma’s het ‘give back’ principe aan de gemeenschap. Dit kan uitmonden in projecten gericht op de lokale gemeenschap, maar ook op nationaal en internationaal niveau (Anonymous 2013). Hieronder geven we enkele sprekende voorbeelden mee van honoursprogramma’s die focussen op (1) maatschappelijk engagement, (2) de werkveldcontext en (3) onderzoek. Enkele voorbeelden 1. Outreaching honors programma, Tilburg University. (Janssen & Gramberg, 2014, p. 19) In dit honoursprogramma werken studenten rond maatschappelijke uitdagingen, ze leren de maatschappij vanuit verschillende perspectieven bekijken, breder dan de eigen studie. Het programma bestaat uit verschillende onderdelen. Studenten werken in team met studenten uit andere richtingen, onder begeleiding van docenten en organisaties aan een case die gepresenteerd werd door die organisatie. Er worden ook vakken rond ondernemerschap en leiderschap aangeboden en studenten volgen gastlezingen door experten uit het domein. Ze lopen ook 1 maand stage bij een internationale organisatie. Heel interessant zijn de ‘community projects’. Elke student organiseert een groepsproject dat de samenleving op een bepaalde manier helpt en gaan hieraan gelinkt op
1 In de reguliere programma’s is er ook keuze maar die beperkt zich vooral tot het kiezen van een afstudeerrichting, optie, major, minor of keuzevakken. Studenten krijgen in reguliere t.o.v. honoursprogramma’s veel minder de kans om zelf mee de inhoud te bepalen, de manier waarop ze aan de slag gaan met de inhoud, naar welk soort van evaluatie ze toewerken, hoe ze geëvalueerd worden.
Pagina 7 van 20
internationale studiereis. Een groep studenten richtte bv. een stichting op waarmee geld ingezameld werd om Indiase weeskinderen van onderwijs te voorzien. Ze zorgden voor studiebeurzen, maar bouwden ook een compleet nieuwe school. De studenten gingen ook op studiereis naar India.
2. Case competition - Copenhagen Business School Studenten werken rond ‘business cases’ onder begeleiding van een coachend bedrijf. Dit houdt in dat ze verschillende bijeenkomsten hebben met een professional. Ze gaan hierrond in competitie met andere instellingen. Vanuit de opleiding wordt een ondersteunend programma aangeboden, bestaande uit ‘cultural behaviour, presentation, corporate rules, problem analysis and solving, case training. (Anonymous, 2012, p. 9 en http://www.cbs.dk/en/international-opportunities/internationalopportunities-while-cbs/cbs-and-case-competitions)
3. Honors Research Program, Carnegie Mellon University, College of Engineering (https://engineering.cmu.edu/current_students/undergraduates/research/honors_research/index.htm l) In dit programma krijgen bachelorstudenten de kans om nauw samen te werken met docenten aan onderzoeksprojecten. Docenten identificeren vijf onderzoekstopics voor honoursstudenten. Studenten die bepaalde studieresultaten behaald hebben, worden uitgenodigd om deel te nemen aan het programma. Zij kunnen een van de topics kiezen en werken hier tijdens hun laatste bachelorjaar rond. Op het einde van het programma wordt een universiteitsbrede postercompetitie georganiseerd. Het doel van het programma is om onderzoeksinitiatieven van honoursstudenten te herkennen en om een forum te creëren om hun onderzoek en bevindingen aan peers en docenten te presenteren. 2.2 Beleidskeuze KU Leuven kiest ervoor een aantal mogelijke insteken voor een honoursprogramma op te lijsten. Faculteiten of opleidingen kunnen kiezen welke insteek het meeste aansluit bij de aangeboden programma’s. KU Leuven honoursprogramma’s kunnen focussen op één van de volgende of op beide aspecten, die ook aangegeven worden in Operationele Doelstelling 13 van het beleidsplan: ‐ Onderzoeksintensieve (disciplinaire) verdieping De hoofdfocus ligt op betrokkenheid in onderzoek, studenten worden beschouwd als collegaonderzoeker (nog voor de masterproef). Dit kan op verschillende manieren vorm krijgen, maar gebeurt steeds onder intense begeleiding van een ervaren onderzoeker (vanaf postdoc). Studenten volgen een traject waarbij ze op een intensieve manier betrokken worden bij onderzoek in een specifieke discipline. Dit mondt uit in een product dat typerend is voor het onderzoek: bv. een onderzoeksvoorstel, een poster, een onderzoekspaper,... Dit soort programma’s zou kunnen aansluiten bij de reeds bestaande initiatieven voor student-onderzoekers op Bachelorniveau. ‐ Interdisciplinaire samenwerking De nadruk ligt op intensieve samenwerking tussen studenten uit diverse opleidingen, begeleid door een interdisciplinaire groep van docenten. Een bepaalde problematiek wordt vanuit verschillende perspectieven bestudeerd en er wordt werk gemaakt van een interdisciplinair antwoord. Deze insteek is bedoeld voor studenten die over de grenzen van het eigen vakgebied willen kijken en via onderlinge samenwerking tot een gezamenlijk standpunt komen. Naast een van deze hoofdinsteken, kan aan het programma ook een van de volgende focussen toegevoegd worden met waar mogelijk ook aandacht voor ontwikkeling van de student als “toekomstig
Pagina 8 van 20
leider in de samenleving” en als gehele persoon (op cognitief vlak, maar ook op fysiek, psychologisch, sociaal, en spiritueel vlak): ‐ Creëren en innoveren in een werkveldcontext Studenten worden gestimuleerd om hun academische ontwikkeling te confronteren met real life bedrijfsomgevingen. Dat kan door een bepaalde problematiek uit een bedrijfscontext verder te onderzoeken en hierop een antwoord te formuleren of door zelf als ondernemers aan de slag te gaan en alle typische processen te doorlopen: creativiteit, productontwikkeling, implementatie, financieel-juridische aspecten,… ‐ Ontwikkelen van en reflectie op leiderschapsvaardigheden Studenten die een leidende rol opnemen (bv. aan de faculteit of universiteit of in een andere organisatie,,…) stappen in, in een traject met een meer academische insteek op leiderschap. Er worden opleidingsonderdelen voorzien waarin leiderschap vanuit theoretische kaders wordt benaderd. Daarnaast gaan studenten in discussie rond concrete uitdagingen met academici en met professionals (met een toonaangevend leiderschapsprofiel). Inzichten hieruit worden meegenomen in sessies waar deelnemers hun concrete ervaringen kunnen uitwisselen. Een zelfkritische analyse van het eigen functioneren en de eigen realisaties wordt gebruikt als toetssteen. ‐ Maatschappelijke engagementen in de samenleving Studenten gaan actief op zoek naar praktijk relevante oplossingen voor actuele maatschappelijke uitdagingen, daarbij vertrekkend van de theoretische kennis uit de opleiding. Het is even belangrijk dat ze theorie vertalen naar bruikbare antwoorden als dat ze vragen ontwikkelen voor verder onderzoek. Studenten werken hiervoor intensief samen met lokale organisaties (nationaal en internationaal) en met academici. ‐ Interculturele dialoog Studenten maken gebruik van de interculturele context aan de KU Leuven. Welke opportuniteiten, uitdagingen en vragen ontstaan er wanneer verschillende culturen samen komen? Vanuit verschillende academische inzichten worden culturen en de onderlinge dialoog ertussen onder de loep genomen. Studenten formuleren een actuele vraagstelling waarrond ze verder aan de slag gaan. Zo kunnen ze bv. werken rond de integratie van minderheden in onze samenleving. Reflecties, verschillende perspectieven en inzichten worden samengebracht. De uitwerking kan ook interdisciplinair aangepakt worden. ‐ Verkennen van artistieke kwaliteiten De focus ligt op artistieke ontwikkeling. Studenten werken rond projecten waarin de artistieke component een belangrijke rol speelt. Het kan bijvoorbeeld gaan om een project gericht op communicatie of het gebruik van (sociale) media, de focus kan liggen op architectuur of het project kan een kunstwetenschappelijke of musicologische insteek hebben. Kenmerkend is dat studenten het project zelf definiëren, een voorstel formuleren voor uitwerking en voor succesfactoren. Onder begeleiding van de faculteit en een relevante organisatie gaat de student alleen of in (inter)disciplinaire groep aan de slag. ‐ Ontwikkeling van de student als gehele persoon Studenten worden gestimuleerd om na te denken over hoe je als mens lichamelijk, emotioneel, sociaal en spiritueel kan reageren in diverse uitdagende omstandigheden. Studenten verkennen in deze programma’s deze situaties en bereiden zich hierop voor om zo een beter beeld te krijgen van hun disciplinary future self. In deze programma’s kunnen antwoorden gezocht worden op vragen als: Hoe kan je een burnout vermijden vertrekkend vanuit je disciplinary future self? Hoe omgaan met sterke emoties eens je in de praktijk staat? Op welke manier kan sport en ontspanning versterkend werken voor je disciplinaire ontwikkeling? Op welke manier is spiritualiteit een meerwaarde of conflicterend bij het werken aan ‘Bildung’ en of ‘Beruf’? De verschillende insteken die hierboven beschreven worden, kunnen via een internationale ervaring gerealiseerd worden (zie ook Operationele Doelstelling 13).
Pagina 9 van 20
3
VORM
Qua uitwerking zijn er een aantal keuzes die overwogen moeten worden: Wordt het programma intraof extracurriculair aangeboden? Welke werkvormen worden gehanteerd? Hoe wordt de band tussen studenten en docenten versterkt? In welke mate worden studenten academisch uitgedaagd? Hoe wordt de vrijheid ingebouwd die zowel student als docent krijgen om vormelijk invulling te geven aan het programma? 3.1 Curriculair Wereldwijd zijn er een aantal modellen die als Honours benoemd worden. In de meeste landen worden honoursprogramma’s op bachelorniveau ingericht, in Europa vind je ze ook op masterniveau. Uit een internationale vergelijking (Van Ginkel & Van Eijl, 2009 in Van Eijl et al. 2010) tussen bachelor en master honours, blijkt dat de laatste veel meer een carrièreperspectief voor ogen hebben ofwel meer gericht zijn op onderzoek of een maatschappelijke functie. Honours masters zijn vaak sterk internationaal gericht. Zeer bepalend is ook de organisatie van het programma als een combinatie van opleidingsonderdelen en dat kan zowel intracurriculair als bovenop de reguliere opleidingen (extracurriculair). ‐ Het “Honours-gedeelte”, intracurriculair, vervangt reguliere opo’s uit de bachelor- (of master-) opleiding en is, internationaal gezien, typisch 20-25% (minstens 15%) van de “undergraduate” (Wolfensberger, 2012, p. 13-14). Het aantal studiepunten in (bv.) de Bachelor Honours kan dan variëren van 27 tot 45 en in de master van 9 tot 30. In dit geval zullen de opleidingsonderdelen ook moeten bijdragen aan de leerresultaten van de opleiding2. De studeerbaarheid is daardoor ook meer gegarandeerd. ‐ Het “Honours-gedeelte”, extracurriculair, komt bovenop de reguliere bachelor (of master-) opleiding. In Nederland werd vastgesteld dat veel excellentietrajecten bij de start bijna volledig extracurriculair waren. Nu is er een beweging te zien naar meer intracurriculaire programma’s, waarbij de minorruimte bijvoorbeeld vaker wordt benut. Die keuze wordt gemaakt om het programma studeerbaar te maken, bijkomend is de financiering van deze vorm van onderwijs gewaarborgd en daardoor hebben de genomen initiatieven ook een meer duurzaam karakter (Anonymous, 2013). 3.2 Werkvormen Honours onderwijs kan verschillende vormen aannemen: speciale opleidingsonderdelen, seminaries, colloquia, ervaringsgerichte opportuniteiten, bachelor onderzoek, integratie opo’s (Capstone courses), gastlezingen, excursies, studiereizen, bedrijfsprojecten (Wolfensberger, 2012, p. 13-14). Vaak wordt ook tutoring ingebouwd waarbij ouderejaarsstudenten de jongerejaars wegwijs maken binnen de instellingen en hen helpen met de inhoud van de vakken die gevolgd worden. Dit zijn allemaal werkvormen die ook in het reguliere curriculum worden ingebouwd. Het gaat dus niet om de werkvorm op zich, maar hoe deze vormen ingebed zijn in een andere aanpak met studenten waarbij community building, het stimuleren van academische competenties en keuzevrijheid belangrijke aspecten zijn (Wolfensberger 2014 in Wolfensberger et al. 2014 zie p. 89-92). Community building: andere interactie met docenten en tussen studenten
2
In de context van een reguliere bachelor- of masteropleiding mag er in principe niet geselecteerd worden. Studenten kan enkel gevraagd worden om een bepaald bachelordiploma te hebben. Een opleiding kan de facto toch eventueel een bepaalde piste afhankelijk maken van bepaalde criteria voorzover de leerdoelstellingen voor de opleiding als geheel identiek blijven. De opleiding moet dan ook kunnen bevestigen dat de studenten die niet kunnen/mogen inschrijven voor een bepaalde piste op een andere wijze binnen de opleiding de leerdoelstellingen van de opleiding kunnen behalen.
Pagina 10 van 20
Een belangrijk element in het honoursonderwijs, is de community-building. Studenten en docenten vormen een “honours community”, een vrijplaats voor docenten en studenten die elkaar inspireren, motiveren en weten te boeien. Er is ruimte voor initiatief van de studenten, bv. gastlezingen van topwetenschappers, discussies en debatten, excursies, studiereizen naar buitenland. In sommige landen wonen studenten ook samen op de campus. Het creëren van een community kan worden bevorderd door in de werkvormen vooral te kiezen voor actief leren, interactie met studenten en door regelmatig (peer) feedback in te bouwen. Als docent zal het belangrijk zijn dat je studenten inspireert en tracht een positief en stimulerend klimaat te creëren, naast het tonen van persoonlijke interesse en beschikbaar te zijn (Wolfensberger 2014 in Wolfensberger et al. 2014 zie p. 89-92). Honours studenten krijgen meestal ook bijkomende mogelijkheden en opportuniteiten zoals speciale onderzoekskansen, aparte seminaries, sessies in kleinere groepen, meer persoonlijke interactie met academische staf en academische vrijheid. Vaak zijn er ook bijkomende voordelen zoals persoonlijk advies of een mentor, hulp bij fondsen en stages, netwerkmogelijkheden,… (Wolfensberger, 2012, p. 13-14). Stimuleren van academische competenties In de gekozen werkvormen is er voldoende ruimte voor de ontwikkeling als onderzoeker (gecombineerd in kennis, vaardigheden en attitudes). Dat kan ook door studenten uit te dagen om meerdere perspectieven (multi- en interdisciplinair, academische en maatschappelijke context) in acht te nemen, door hen analytisch en “verbindend” te laten denken. Daarom moeten de leertaken voldoende uitdaging creëren: zowel kwalitatief (moeilijkheidsgraad en complexiteit) als kwantitatief (in aantal stappen en grootte van de taken). 3.4 Keuzevrijheid als student: eigen ambities Heel wat excellentieprogramma’s bieden heel veel vrijheid aan studenten om zelf te kiezen hoe ze hun traject invullen. Door veel keuzemogelijkheid te laten, leren studenten hun eigen ambities en verwachtingen formuleren en nastreven, studenten krijgen kansen om ondernemend, creatief, vernieuwend, zoekend te zijn en zo hun eigen ideeën uit te werken en (deels) te realiseren. Dat maakt de honours-ervaring net anders dan het reguliere curriculum waar meer uitgestippelde trajecten worden aangeboden. Het bieden van (gecontroleerde) ‘vrijheid’ kan door in toenemende mate ruimte te creëren voor vragen van, keuze door en initiatieven van studenten, door te streven naar openheid en zelfregulatie. Daarom is het ook belangrijk om honours studenten te beschouwen als “junior-collega’s” in onderzoek- en onderwijsactiviteiten. “Moedig studenten aan hun persoonlijke drive te vinden en help hen om hun passie te ontdekken en er richting aan te geven.” (Janssen & Gramberg, 2014, p. 12) “Bij een creatief en innovatief proces moet je uitgaan van de autonome kracht van de deelnemers; je moet dan ook de durf hebben de rollen om te draaien; de student kan in het leerproces meester zijn en de docent gezel.” (Janssen & Gramberg, 2014, p. 25) Onderstaand voorbeeld schetst een honoursprogramma waarin duidelijk gekozen is voor een aanpak waarin veel keuzevrijheid gelaten is aan studenten: Voorbeeld Rijksuniversiteit Groningen (Janssen & Gramberg, 2014, p. 15) Het University of Groningen Honours College biedt universiteitsbreed een master honoursprogramma aan met het thema ‘Leadership; making the difference’. Dit honoursprogramma moedigt masterstudenten aan een persoonlijke leerreis te ondernemen. De student formuleert SMARTI (de i is van inspiring!) welke leerdoelen hij wil bereiken in dit programma, en hoe hij die doelen wil bereiken. Zo kiest de ene student voor leiderschap in de academische wereld, start een tweede een eigen
Pagina 11 van 20
onderneming, concentreert een derde zich op cultureel leiderschap en heeft als doel de finale van een nationale popprijs te halen, en wil een vierde een maatschappelijk evenement organiseren waar een goed doel centraal staat. Op basis van de leerdoelen bepaalt de student vervolgens welke kennistheoretische masterclasses over leadership hij gaat volgen; op welke vaardigheden hij zich focust in het Leadership Lab; aan welk aspect van persoonlijke ontwikkeling hij aandacht wil besteden in de workshop, en hoe hij het geleerde demonstreert in zijn afsluitende masterwork. De student legt de leerdoelen vast in zijn startdocument, een verplicht onderdeel van het elektronisch portfolio. Dit startdocument wordt besproken met medestudenten. Hierdoor ontstaan ‘reisgezelschappen’ van studenten die betrokken zijn bij elkaars leerproces. Gedurende het programma komen die studenten verschillende malen bijeen om ervaringen uit te wisselen en elkaar te bevragen over de ontwikkelingen in het bereiken van de persoonlijke leerdoelen. Aan het einde van de leerreis reflecteert de student op zijn persoonlijke leerdoelen en de reis die hij in het honoursprogramma heeft gemaakt. Deze reflectie is ook een onderdeel van het portfolio van de student. 3.4 Keuzevrijheid als docent: proeftuin voor innovatie Instellingen in Nederland leerden op basis van hun eerste ervaringen met excellentieonderwijs dat het aan te raden is excellentieprogramma’s te behouden als proeftuinen voor innovatie. In deze programma’s kan worden geëxperimenteerd met nieuwe vormen van onderwijs, die hun vertaalslag en implementatie kunnen krijgen in het reguliere onderwijs. Deze insteek impliceert uiteraard dat de aanpak van honoursprogramma’s vrij wordt gelaten, zodat nieuwe ideeën uitgewerkt kunnen worden. “Docenten en studenten moeten de vrijheid krijgen af te wijken van de standaard. Het gaat om ideeën die anders niet waren ontstaan. De wisselwerking tussen docent en student moet gebaseerd zijn op vertrouwen en op het feit dat je fouten mag maken zonder dat je daarop afgerekend wordt.” (Janssen & Gramberg, 2014, p. 26) 3.5 Beleidskeuze KU Leuven wenst honoursprogramma’s extracurriculair te organiseren, bovenop de reguliere (bachelorof master)opleiding en bij voorkeur onder de vorm van in de programmagids zichtbare aparte programma’s die bestaan uit één of meer opleidingsonderdelen. De selectie van studenten voor een honoursprogramma gebeurt buiten het systeem volgens een door de inrichters zelf te bepalen procedure. Praktisch-technisch betekent de keuze om te werken met opleidingsonderdelen in honoursprogramma’s het volgende: ‐ In het onderwijsaanbod van de KU Leuven zullen nieuwe programma’s worden voorzien (in de online programmagids weergegeven onder de categorie ‘honoursprogramma’). Een honoursprogramma omvat uitsluitend speciaal voor de honoursprogramma’s aangemaakte opleidingsonderdelen, deze honoursopleidingsonderdelen maken dus geen deel uit van een reguliere opleiding. Maximaal één opleidingsonderdeel (van 3 - 6 studiepunten) uit een reguliere opleiding kan eventueel toegevoegd worden aan een honoursprogramma (naast het eigen en unieke aanbod van honoursopleidingsonderdelen). Een honoursprogramma omvat als geheel minimaal 3 en maximaal 30 studiepunten of een equivalent qua tijdsinvestering voor de student die kan variëren van 90 tot 900 uur. Om een zekere vergelijkbaarheid te hebben qua studielast tussen de verschillende programma’s kan gestreefd worden naar een omvang die varieert tussen 9 en 18 studiepunten of een equivalent van 270 tot 540 uur qua tijdsinvestering voor de student.
Pagina 12 van 20
‐ ‐
‐
‐ ‐
Deze programma’s – en de onderliggende opleidingsonderdelen – dienen administratief te worden toegewezen aan een verantwoordelijke POC, dit sluit niet uit dat het honoursprogramma in realiteit POC-overschrijdend wordt georganiseerd. Nadat studenten de betreffende selectieprocedure hebben doorlopen (zie infra onder ‘Studenten’) kunnen zij door de facultaire studentenadministratie worden ingeschreven voor het programma in kwestie. Indien nodig worden hiervoor afspraken gemaakt met de centrale studenten-administratie. De concrete inhoud van het honoursprogramma krijgt verder vorm doordat de student een ISP invult, dat vervolgens dient te worden goedgekeurd door een ISP-verantwoordelijke van de POC in kwestie. Bij een late selectie (na sluiting van het ISP voor studenten) wordt het invullen van het ISP een verantwoordelijkheid van de ISP-verantwoordelijke. De examenverwerking in SAP en de uitreiking van het certificaat worden afgehandeld door de facultaire studentenadministratie. Het afdrukken van het certificaat is momenteel nog niet mogelijk rechtstreeks vanuit SAP, maar om dit mogelijk te maken, werd een projectaanvraag ingediend bij ICTS (ook voor andere certificaten op basis van opleidingsonderdelen).
Deze werkwijze impliceert dat honoursprogramma’s ofwel de normale loop van het academiejaar volgen, ofwel afspraken maken over wanneer bepaalde elementen in de systemen worden ingevoerd. De inschrijving voor een honoursprogramma heeft financieel dezelfde implicaties voor een student als een inschrijving via een creditcontract. Aangezien elke student reeds het vaste bedrag heeft betaald – de studenten in kwestie zijn immers steeds ook voor een reguliere opleiding ingeschreven – wordt voor de opleidingsonderdelen opgenomen in het kader van een honoursprogramma uitsluitend het bijkomende studiegeld per studiepunt aangerekend. In het onderwijs- en examenreglement (OER) van academiejaar 2015-2016 wordt het aantal studiepunten dat een student kan opnemen begrensd tot 72 studiepunten over alle inschrijvingen heen voor studenten die nog geen bachelordiploma of schakelgetuigschrift behaalden. Aangezien honoursprogramma’s zich bij uitstek richten op studenten die zich willen engageren om nog bijkomende studieverantwoordelijkheden op te nemen bovenop hun reguliere programma, is de toepassing van deze regel niet wenselijk voor studenten die een reguliere opleiding combineren met een honoursprogramma. Faculteiten kunnen nu reeds studenten toch toestaan om gemotiveerd van deze regel af te wijken. Er wordt echter voorgesteld om in het OER op te nemen (vanaf 2016-2017) dat honoursprogramma’s buiten beschouwing worden gelaten bij de begrenzing van het aantal studiepunten dat een student kan opnemen. De inrichters kunnen er voor opteren om het honoursprogramma niet als opleidingsonderdelen te organiseren. De inschrijving, registratie, administratieve opvolging en eventuele certificering gebeuren in dit geval buiten het ISP- en SAP-systeem. Opleidingen kunnen zelf bepalen of ze een programma op bachelor of op master niveau uitwerken. KU Leuven kiest verder voor een open benadering van KU Leuven honoursprogramma’s waar de studenten binnen het aangeboden traject van een honoursprogramma zelf keuzemogelijkheden krijgen qua inhoud en vorm. Zo bepalen studenten bij een interdisciplinair project bijvoorbeeld zelf de specifieke uitwerking en aanpak binnen een voorgeschreven bredere thematiek: ‘Rond welke (onderzoeks)vraag willen ze werken? Welke vragen willen ze voorleggen aan de groep van experten? Welke achtergrond willen studenten nog verwerven om dit project te kunnen realiseren? Op welke manier willen ze hun antwoord formuleren? Met welke professionele of maatschappelijke organisatie gaan ze samenwerken, …’. Deze aanpak sluit sterk aan bij de KU Leuven onderwijsvisie om studenten te stimuleren zelf richting te geven aan hun future self en de weg er naartoe. In de uitwerking neemt community vorming tussen
Pagina 13 van 20
studenten en docenten, en studenten onderling een belangrijke plaats in. Docenten kunnen zelf beslissen welke werkvormen ze hiervoor willen inzetten tot en met de vrijheid om meer experimentele of innovatieve onderwijsvormen te verkennen.
Pagina 14 van 20
4
STUDENTEN
Het gaat er niet enkel over voor welke studenten een honoursprogramma aangeboden wordt, maar ook over hoe studenten kijken naar honoursprogramma’s en hoe je alle studenten kan stimuleren om een honoursprogramma te overwegen, om de potentiële meerwaarde te zien van eigen keuzes in de ontwikkeling.
4.1 Verwachte kwaliteiten bij potentiële kandidaten Onderzoek geeft aan dat voor honoursprogramma’s gezocht moet worden naar studenten met het nodige doorzettingsvermogen en creativiteit (Renzulli, 2005 in van Eijl et al., 2010). Renzulli (2005) voegt hier nog eigenschappen aan toe, die volgens hem belangrijk zijn als we willen dat studenten zich later inzetten voor de gemeenschap: studenten die optimistisch, energiek en gepassioneerd zijn en doelgericht te werk kunnen gaan. Onderzoek van Dweck (2007, in van Eijl, 2010) vult daarbij aan dat ook gekeken kan worden naar studenten die uitdagingen willen aangaan en ontwikkelingskansen willen benutten. 4.2 Alle studenten aanspreken Sommige studenten lopen over van zelfvertrouwen en willen vanaf het eerste jaar in een honoursprogramma instappen. Andere studenten bekijken liever hoe de nieuwe opleiding hen ligt voor ze zich voor een extra aanbod engageren. Er zijn ook studenten die pas echt gemotiveerd geraken door een specifiek onderwerp dat hen aanspreekt of die nog overtuigd moeten worden van hun eigen sterktes. Er zijn verschillende manieren om jongeren over deze drempels heen te helpen. Eerst en vooral is communicatie naar jongeren over honoursprogramma’s essentieel. Toon hen wat een honoursprogramma omvat, waarom het aangeboden wordt en op welke manier het relevant voor hen kan zijn. Als studenten de meerwaarde zien van honoursprogramma’s, zullen ze meer gemotiveerd zijn waardoor ze zich ook sneller zullen engageren (Het excellentiemodel). Daarnaast wordt de uitwerking van honoursprogramma’s best ook afgestemd op de verschillen tussen jongeren. De resultaten van een Nederlands onderzoek tonen aan dat jongeren in vier grote groepen verdeeld kunnen worden m.b.t. hun standpunt t.o.v. ‘excelleren’. Elk type jongere kan op een andere manier gestimuleerd worden tot uitblinken (Janssen & Gramberg, 2014, Het excellentiemodel, zie Bijlage 1). 4.3 Studenten selecteren De keuze die rond selectie gemaakt wordt, is heel verschillend. Sommige honoursprogramma’s kiezen ervoor om studenten niet te selecteren. Ze laten de keuze aan de studenten om al dan niet deel te nemen. Andere programma’s selecteren wel. Deze selectie kan dan gebeuren op basis van studievoortgang, resultaten (in het secundair onderwijs of de bacheloropleiding), aanbevelingen, op basis van een motivatiebrief of in sommige gevallen ook op basis van een interview of een opdracht. Er blijkt niet één juiste aanpak te zijn. Onderzoek in Nederland maakt duidelijk dat opleidingen die werken met selectie aan de poort meer gemotiveerde studenten hebben en daardoor minder uitval. De selectie maakt jongeren duidelijk dat ze, als ze toegelaten worden, er echt voor moeten gaan (Het excellentiemodel). 4.4 Beleidskeuze In de uitwerking van en de werving voor een honoursprogramma wil de KU Leuven alle studenten op verschillende momenten stimuleren om een honoursprogramma te overwegen. KU Leuven wil niet
Pagina 15 van 20
alleen de goed presterende studenten met veel zelfvertrouwen bereiken, maar bijvoorbeeld ook die studenten die nog meer overtuigd moeten geraken van hun eigen sterktes of die studenten die pas gemotiveerd geraken als ze de meerwaarde van een honoursprogramma inzien. Verder bouwend op het onderzoek in Nederland, kan dit door diverse strategieën te gebruiken: ‐ Een duidelijke communicatie voeren naar alle studenten over het waarom, de meerwaarde en het opzet van een honoursprogramma. ‐ Een honoursgroep vormen voor studenten die graag excelleren en deze ook zichtbaar maken. ‐ Honourstrajecten uitwerken waarbij aangegeven wordt hoe deze trajecten bijdragen tot een concreet doel op langere termijn. ‐ Via studiebegeleiders of docenten studenten aanzetten om een stap verder te zetten in hun persoonlijke ontwikkeling en de meerwaarde van een honoursprogramma in de kijker zetten. ‐ Competitieve uitdagende programma’s opzetten die ook heel zichtbaar zijn. Daarnaast kiest KU Leuven ervoor om een aantal mogelijke trajecten voor een honoursprogramma uit te werken (Cfr. supra ‘Inhoud’), om zo verschillende categorieën van studenten te bereiken. KU Leuven opteert voor een zekere vorm van selectie en wil studenten hier in ook begeleiden. De selectie kan verschillende “drempels” omvatten en gebeurt niet uitsluitend op basis van (vroegere) resultaten: ‐ Zelfselectie: Doordat studenten zich kandidaat stellen voor een honoursprogramma met extra studiepunten bovenop de reguliere opleiding. ‐ Motivatie: Studenten kunnen verschillende gegevens combineren om zich kandidaat te stellen via een motivatiebrief. Belangrijk hierbij is het aantonen van inzet, motivatie, openheid voor uitdaging en de metacognitieve vaardigheden van studenten om deel te nemen aan een honoursprogramma. Studenten kunnen verder in de motivatiebrief aangeven, hoe ze dit honoursprogramma zien bijdragen tot het scherper krijgen van hun disciplinaire future self. ‐ Pro-activiteit: Studenten schrijven een voorstel uit van hoe ze invulling willen geven aan het honoursprogramma: Hoe willen ze een antwoord vinden op een bepaalde problematiek?; Wat willen ze voorleggen aan experten?; Welk soort product willen ze realiseren?; Hoe willen ze samenwerken met andere studenten/experten/professionele en maatschappelijke organisaties? ‐ Advies: Studenten kunnen ook het advies van een studiebegeleider of aanbevelingen door docenten meenemen in hun aanvraag. ‐ Studievoortgang: De cumulatieve studievoortgang kan als criterium gebruikt worden (waarbij een CSE van 90%-100% de studenten zonder studievertraging omvat, maar ook andere grenzen kunnen gesteld worden in functie van het programma). In samenhang met de voorgaande criteria kunnen eventueel ook andere studieresultaten van kandidaat-studenten in de selectie meegenomen worden. ‐ Limiet op het aantal deelnemers: In deze beslissing speelt ook het maximum aantal studenten mee dat toegelaten wordt tot het honoursprogramma. KU Leuven legt geen bepaald aantal op, maar laat deze beslissing over aan de inrichters. Dit aantal varieert mogelijk ook tussen verschillende programma’s, afhankelijk van de specifieke focus of afhankelijk van het aantal betrokken docenten of begeleiders. Op basis van bovenstaande informatie kan een kandidaat worden uitgenodigd voor een gesprek zodat kan nagegaan worden of de student past bij het programma en omgekeerd. Op basis van dit alles wordt er een beslissing over de toelating genomen. Uit bovenstaande kan ook afgeleid worden dat een honoursprogramma idealiter pas start vanaf de 2de fase in de bacheloropleiding, op die manier krijgt de student de kans om te ontdekken of de gekozen opleiding de juiste is (het beste past bij zijn of haar future self). In die fase is de student ook al vertrouwd met het onderwijs aan de universiteit. Zo krijgen zowel de student als de universiteit ook beter zicht op (potentiële) sterktes.
Pagina 16 van 20
5
DOCENTEN
Een honoursprogramma verwacht een andere onderwijsaanpak (cfr. supra), een andere interactie tussen studenten en docenten. ‘Honours docenten’ zijn rolmodellen in reflectie, ‘out of the box’ denken, creativiteit, samenwerking met andere disciplines. Succesverhalen in Nederland toonden aan dat de student-docent interactie een kritieke succesfactor is. De nodige aandacht voor de veranderende rol van docenten is dus belangrijk (Janssen & Gramberg, 2014). Vanuit de ervaring in Nederland wordt aanbevolen om: docenten te betrekken bij het vormgeven van dit soort programma’s en hen hierin ook te faciliteren. Faciliteren betekent (1) dat professionalisering van docenten belangrijk is (In Nederland hebben ze specifieke vormingen/”leergangen” hierrond opgezet.3) en (2) dat docenten ruimte krijgen om nieuwe onderwijsvormen op te zetten. Omdat dit meestal een tijdrovend engagement is, wordt dit best expliciet besproken met potentiële kandidaat-docenten en in overleg met het faculteitsbestuur. Participatie aan dit soort initiatieven zou herkend, erkend en beloond moeten worden en er zou dus ook bekeken kunnen worden op welk moment in de loopbaanevolutie van een docent dit past. Het meer onderzoeksmatig onderbouwen van dit soort onderwijs kan de uitwerking nog verder faciliteren en kan nuttige informatie opleveren voor het meer reguliere onderwijs. Bij de startfase kan vertrokken worden met enkele pioniers, die zich zelf zullen aanmelden, ze zijn graag creatief in hun onderwijs en willen het beste uit studenten halen. Bij groter opgezette initiatieven zal het ook nodig zijn te zoeken naar een ruimere groep docenten. Beleidskeuze KU Leuven beschouwt de rol van docenten in KU Leuven honoursprogramma als verschillend van deze in meer reguliere programma’s. In honoursprogramma’s vertrekken docenten veel meer van de vraag, de keuze of het initiatief van de studenten zelf. De docenten volgen de activiteiten van de studenten van heel nabij, door hen te bevragen, met hen te discussiëren, door hen te motiveren en uit te dagen. Dit soort interactie neemt een veel centralere rol op dan in de reguliere programma’s. Docenten die zich kandidaat stellen om mee te werken aan een honoursprogramma, zullen een aantal van onderstaande kenmerken bezitten: ‐ Reeds meerdere jaren ervaring als verantwoordelijke docent voor meerdere opleidingsonderdelen: een “charismatisch inhoudelijk expert” die de topic kan situeren in het bredere domein/discipline, soms zelfs verder dan de eigen discipline. ‐ Excellent in het onderzoek. ‐ Creatief en vernieuwend in het onderwijs (interesse of al ervaring) en zich hier verder in willen professionaliseren. ‐ Voldoende tijd vrijgesteld krijgen/kunnen maken voor tijdsintensievere onderwijsvormen. ‐ Interesse om zich te laten uitdagen door gemotiveerde studenten (bv. intellectuele discussies met studenten) en hen ook creatief uit te dagen (door studenten zelf mee de uitwerking te laten bepalen). ‐ Een sterke band willen opbouwen met de studenten via een intensieve begeleiding zonder zelf sterk te sturen. ‐ Bereid om ervaringen te delen met collega-docenten.
3
Voorbeeld Leergang Honours Teaching aan de Universiteit Utrecht en ervaringen van deelnemers. Wat heb je als Honoursdocent nodig om het beste uit de studenten en uit jezelf te halen? Interview met 2 docenten.
Pagina 17 van 20
6
AANPAK
Er wordt een oproep voor proefprojecten gelanceerd. Via proefprojecten worden de door de Onderwijsraad gemaakte keuzes uitgetest. Op basis van de hierbij opgedane ervaringen kunnen gemaakte keuzes worden herbekeken. Faculteiten, opleidingen en docenten die een proefproject willen uitwerken, kunnen in de fase van voorbereiding en uitwerking terecht bij de Diensten Onderwijsbeleid voor advies omtrent onderwijskundige en onderwijstechnologische aspecten, organisatorische randvoorwaarden en beleidsmatige implicaties. De contactgegevens zijn terug te vinden als voetnoot4. Verdere samenwerking wordt opgezet in overleg met de betrokkenen. Via een gemeenschappelijk label (“Honoursprogramma KU Leuven”) zal met dit aanbod naar buiten gekomen worden. Dit heeft volgende voordelen: ‐ Interne communicatie over de invulling en plaats van dit soort programma’s mogelijk maken. ‐ Interne zichtbaarheid verhogen via een label in het programmaboek. ‐ Externe (en interne) zichtbaarheid van dit soort programma’s verhogen via een specifieke website. ‐ De erkenning en waardering door externen van honoursprogramma’s versnellen. ‐ Een minimale uniformiteit tussen deze programma’s garanderen. ‐ KU Leuven uniforme diplomering ervan mogelijk maken. ‐ Samenwerking en overleg tussen deze gelijkaardige programma’s vergemakkelijken. Beleidskeuze De KU Leuven kiest er voor om honoursprogramma’s via een gemeenschappelijk label (“Honoursprogramma KU Leuven”) te erkennen en ze op die manier ook kenbaar te maken. De Academische Raad (op advies van het Gebu en de vicerector Onderwijsbeleid) kan het label toekennen aan programma’s die voldoen aan de beleidskeuzes gemaakt in deze nota. Uitgewerkte voorstellen voor dit soort programma’s worden daartoe voorgelegd aan de Dienst Onderwijsbeleid en Kwaliteit. Deze dienst stelt vervolgens een advies op dat refereert naar de beleidskeuzes in deze nota. Deze procedure kan ook verder uitgetest en geëvalueerd worden in het kader van de proefprojecten die worden opgezet.
4
Dienst Onderwijsprofessionalisering en –ondersteuning (
[email protected],
[email protected]), Dienst Onderwijsprocessen en –organisatie (
[email protected],
[email protected]), Dienst Onderwijsbeleid en –kwaliteit (
[email protected])
Pagina 18 van 20
Referenties
Anonymous (2012). Are You M.A.D.?, Sirius studiereis: Aarhus en Kopenhagen. (http://www.siriusprogramma.nl/publicaties/denemarken-are-you-making-a-difference, laatst bezocht op 18/03/2015) Anonymous (2013). Sirius Programma overall auditrapport 2013. Excellentie in het hoger onderwijs: de fase van verankering en verduurzaming. Sirius Programma, Den Haag. (http://www.siriusprogramma.nl/media/files/publicaties/overall-audit-rapport-v42013.pdf, laatst bezocht op 12/03/2015) Janssen M., Gramberg E. (2014). Manifest voor het excellentieonderwijs van de toekomst. Sirius Programma, Den Haag. (http://www.siriusprogramma.nl/media/files/publicaties/Manifest%202014WEB%5Bv2%5D.pdf, laatst bezocht op 12/03/2015) Kiley, M., Boud, D., Manathunga, C., & Cantwell, R. (2011). Honouring the incomparable: honours in Australian universities. Higher Education, 62, 619-633. Manathunga C., Kiley M., Boud D. & Cantwell R. (2012). From knowledge acquisition to knowledge production: issues with Australian honours curricula. Teaching in Higher Education 17:2, 139-151. Scager K. (2010). Honoursprogramma University College Utrecht. in Van Eijl P., Pilot A. Wolfensberger M. (Red.) Talent voor morgen. Ontwikkeling van talent in het Hoger Onderwijs. (2010) Noordhoff Uitgevers Groningen. Van den Doel W. (2007). De stille onderwijsrevolutie in Van Eijl P., Wolfensberger M., SchreveBrinkman L., Pilot A. (2007). Honours, tool for promoting excellence. Eindrapport van het project ‘Talentontwikkeling in Honoursprogramma’s en de meerwaarde die dat oplevert’ IVLOS Universiteit Utrecht, Utrecht. Van Eijl P., Pilot A., Wolfensberger M. & Schreve-Brinkman L. (2010). Waarom aandacht voor talentontwikkeling? in Van Eijl P., Pilot A. Wolfensberger M. (Red.) Talent voor morgen. Ontwikkeling van talent in het Hoger Onderwijs. (2010). Noordhoff Uitgevers Groningen. Wolfensberger M.V.C. (2012). Teaching for Excellence. Honors Pedagogies revealed. Waxmann, Münster. Wolfensberger M.V.C. (2014). Key Components when Teaching for Excellence. in Wolfensberger M.V.C., Drayer L., volker J.M. (Eds.) (2014). Pursuit of Excellence in a Networked Society. Waxmann, Münster. https://engineering.cmu.edu/current_students/undergraduates/research/honors_research/inde x.html (laatst bezocht op 12 maart 2015) http://www.cbs.dk/en/international-opportunities/international-opportunities-while-cbs/cbs-andcase-competitions (laatst bezocht op 18 maart 2015) http://www.swarthmore.edu/honors-program (laatst bezocht op 20 maart 2015)
Pagina 19 van 20
Bijlage 1: Standpunt van jongeren t.o.v. ‘excelleren’. Elk type jongere kan op een andere manier gestimuleerd worden tot uitblinken (Janssen & Gramberg, 2014, Het excellentiemodel).
Typering jongeren
Stimuleren door
Een groot deel van de jongeren (39%) is breed geïnteresseerd en intrinsiek gemotiveerd om het beste in zichzelf naar boven te halen. Ze hebben een duidelijk beeld van wat ze kunnen en later willen bereiken. Uitblinken heeft in hun ogen vooral positieve kanten.
Een omgeving van mensen die graag willen presteren stimuleert deze groep om zelf hard te werken. Maak excellentie in het onderwijs zichtbaar voor hen.
34% van de jongeren zijn tevreden met hun leven en maken zich weinig zorgen om de toekomst. Ze zien het belang van excelleren niet echt in.
Verduidelijking van de toekomst en het aanreiken van een concreet doel met duidelijke stappen op korte termijn, kan deze jongeren de relevantie van hun opleiding en de voordelen van een excellentiefocus laten ontdekken.
16% treedt liever niet uit de comfortzone. Deze jongeren houden van de vertrouwde omgeving, en zijn niet op zoek naar uitdagingen of excelleren. Ze associëren dit ook met kritiek en jaloezie.
Het is belangrijk om deze jongeren hun talenten te laten benoemen en te laten ontwikkelen. Ze kunnen hierbij ondersteund worden door een omgeving te creëren waarin ze de positieve kanten zien van presteren en uitblinken en gemotiveerd worden om zelf aan de slag te gaan.
11% heeft een relatief duidelijk toekomstbeeld en ze willen goed presteren om later verzekerd te zijn van succes. Ze zijn competitief ingesteld, status en geld is voor hen een stimulans om hard te werken.
Deze jongeren zijn gevoelig voor uitdagingen en beloning. Ze hebben een uitdagende omgeving nodig om te excelleren en competitie werkt stimulerend.
Deze tabel kan een handvat bieden om verschillende groepen studenten in beeld te krijgen. Het is dan aan een instelling of aan de faculteiten of opleidingen om uit te werken welke keuzes ze hierin maakt.
Pagina 20 van 20