Voorlopige rapportage WSW enquete onder de 23 Groninger Gemeenten 1. Inleiding In de laatste twee weken zijn de 23 Groninger gemeenten bevraagd op allerlei kenmerken van de WSW-populatie binnen de Groninger Gemeenten. In deze rapportage leest u de voorlopige bevindingen. Doel van de enquete is: - Het inschatten van het regionale verschillen ten opzichte van het landelijk beeld, door o.a.: o te staven of uitspraken over het verhoogd aantal WSW-ers in de provincie Groningen kloppen o te staven of de teruglopende financiering de gemeenten daadwerkelijk in problemen brengt. o uit te vragen, of er nog mogelijkheden zijn voor WSW bedrijven om te bezuinigen, en welke mogelijkheden dat zijn. Verder is het de bedoeling om een doorkijk te maken en te informeren naar mogelijkheden voor de inzet van het herstructureringsfonds; en het ophalen van „tips‟ voor de verdeling daarvan.
Status van de rapportage
Dit betreft een voorlopige rapportage: de gegevens zijn binnen twee weken aangeleverd, geïnventariseerd en van voorlopige conclusies voorzien. - De meeste gemeenten konden tijd vrijmaken te reageren, sommige niet. Deze gegevens worden nog aangevuld. - Gezien de tijd die beschikbaar is, is het nog niet goed mogelijk goed leesbare bijlagen met onderliggende gegevens in de rapportage te verwerken. Gezien het feit, dat vanaf de laatste week van mei 2011 een hoorzitting, een kamerdebat en gesprekken tussen VNG en het kabinet volgen, is er echter gekozen, om iets later nog een verdiepende slag te maken.
Verantwoording
De antwoordende gemeenten hebben alle verantwoord waar cijfers vandaan komen. Deze komen uit rapportages die al eerder zijn gemaakt, of vanuit professionele inschattingen. Over de laatste is te constateren, dat deze professionele inschattingen bij de meeste gemeenten „op een lijn zitten‟: de gemeenten verschillen dus in verhouding niet van de methode van die inschatting. Daarmee is de waarschijnlijkheid van juistheid van de geleverde cijfers vrij hoog.
Opbouw van de rapportage
Na een algemeen gedeelte over het aantal respondenten en de representativiteit van de resultaten, volgt een overzicht van de gegevens over financiën. Per deel is er een deelconclusie; deze leidt tot een eindconclusie. 2. Beantwoording van de enquête 17 van de 23 gemeenten hebben de enquête tot nu toe (18 mei 2011) beantwoord. Deze gemeenten representeren 82% van de inwoners van de provincie Groningen. De vragen waarover wordt gerapporteerd zijn door de gemeenten homogeen beantwoord. Niet homogeen beantwoorde vragen zijn buiten de analyse gehouden. Dit betrof overigens slechts een enkele deelvraag. Een deel van de gegevens is uit externe bronnen verkregen: - aantal inwoners 2010 en 2011: provincie Groningen - hoogte WSW-budget per gemeente in 2010 en 2011: Opgaven door rijk en VNG Dit laatste houdt in dat sommige conclusies voor alle gemeenten in Groningen gelden. De vragen zijn beantwoord door de gemeenten voor 2010 en 2011. De verschillen in algemene aantallen bleken marginaal te zijn. Mede doordat het rijk rekent vanaf 2011, zijn voor de meeste vragen de gegevens vanaf 2011 betrokken.
3. Algemene gegevens gebaseerd op alle 23 Groninger gemeenten De 23 gemeenten in de provincie Groningen hebben gezamenlijk 579.034 inwoners in 2011. Dit is 3,48% van de totale bevolking van Nederland. (Opgaaf provincie Groningen) In 2011 gaat er 6.55% van het landelijk WSW-budget naar de gemeenten in de provincie Groningen. (€32.414.167 van €2.339 miljoen) In 2010 was dit 6,35% (€162.531.841 van €2.559 miljoen) (Berekend vanuit opgaaf Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid). In 2011 is het gemiddelde bedrag WSW-subsidie per inwoner is €255,- Het landelijk gemiddelde is €140,- per inwoner. 4. Specifieke gegevens en financiële gegevens Onderstaande is gebaseerd op gegevens voor alle gemeenten in Groningen.
WSW subsidie per inwoner (alle gemeenten van Groningen)
Door het totale subsidiebedrag door het totaal aantal inwoners te delen, kunnen regionale verschillen ingeschat worden ten opzichte van het landelijk beeld. Voor het gehele land is de gemiddelde WSWsubsidie per inwoner €140,Voor alle Groninger gemeenten geldt: De gemiddelde subsidie per inwoner van de provincie Groningen bedraagt €255,- Het gemiddelde niveau scheelt dus: €115,18 gemeenten zitten boven het landelijk gemiddelde; 4 gemeenten zitten eronder. 1 gemeente precies gelijk. Deze 18 gemeenten representeren 87% van het totaal aantal inwoners van Groningen. Uitschieters (>400,- per inwoner) zijn de gemeenten: Oldambt, Bellingwedde, Pekela, Veendam, Stadskanaal, Vlagtwedde en Appingedam. Globaal de Noordoostelijke gemeenten. De 2 hoogsten: €572 per inwoner in gemeente Pekela; €542,- per inwoner in Gemeente Stadskanaal. Naar beneden zijn de uitschieters (<€200,-) de gemeenten: Bedum, De Marne, Groningen, Haren, Loppersum, Marum, Slochteren, Ten Boer, Winsum, Zuidhorn. Dit betreft de gemeenten in Centraal/Noord Groningen. De 2 laagsten: €53,- per inwoner in gemeente Haren; €92 per inwoner in gemeente Ten Boer. Gesteld mag worden, dat de hoogste uitkeringsdichtheid op basis van bedrag per inwoner zich bevindt in de gemeenten in Noordoost Groningen. 18 gemeenten bevinden zich ver boven het landelijk gemiddelde van €140,- per inwoner. Daarvan hebben 7 gemeenten een zeer hoge uitkeringsdichtheid. Dit betreft 87% van het aantal inwoners. Slechts 5 gemeenten bevinden zich op of onder het landelijk gemiddelde.
Indicaties per inwoner De onderstaande gegevens zijn gebaseerd op de daadwerkelijk ingeleverde gegevens van de inzenders. De representativiteit daarvan betreft – zoals eerder gemeld – 82% van de inwoners van de gemeenten in Groningen. Door het aantal indicaties per inwoner te onderling te vergelijken binnen de provincie, ontstaat er op een tweede manier een beeld van de regionale spreiding. Landelijke cijfers geven aan, dat er in 2011 ong. 102.000 WSW-werknemers zijn. Dit betreft 0,62% van de bevolking.
In 82% van de gemeenten in Groningen zijn er in 2011 totaal 4.975 mensen in de SW aan het werk. Dit betreft 1,05% van de in die gemeenten wonende bevolking. Het verschil tussen de landelijke dichtheid van werkdende SW-ers en die in Groningen is daarmee 0,43% Binnen de provincie Groningen zijn er grote verschillen. Zo is de dichtheid in de gemeenten Bellingwedde/Oldambt/Pekela gezamenlijk 2,06%. In Vlagtwedde is de dichtheid 2,03% Veendam is derde op rij met 1,66% dichtheid. In de Stad Groningen is de dichtheid 0,8% De gemeente met de kleinste dichtheid is Haren met 0,21% SW-werknemers van het totaal aantal inwoners van die gemeente. In de gemeenten Hoogezand-Sappemeer, Delfzijl, Appingedam, Loppersum en Bellingwedde is 0,97% van de inwoners een SW-werknemer. Conclusie In enkele gemeenten in Oost-Groningen is het percentage SW-werknemers rond 1% hoger dan het landelijk gemiddelde. Voor 82% van de Groninger gemeenten geldt, dat de dichtheid gemiddeld 0,43% hoger ligt dan landelijk. Dit gemiddelde wordt bepaald door 7 gemeenten, die minder SW-ers per inwoner aan het werk hebben, dan landelijk gezien.
Inschatting van het natuurlijk verloop
De gemeenten is gevraagd een inschatting te geven van het natuurlijk verloop in de SW-bedrijven. Dit vanuit het oogpunt, dat de zittende werknemers tegen bestaande lasten garantie hebben op werk. De bekostiging daarvan loopt dus door. Deze vraag is vrij wisselend beantwoord door de antwoordende gemeenten. Het totale verloop wordt op basis van personeelsbestanden en verwachte plaatsingen in regulier werk uiteenlopend ingeschat op 2% tot en met 44%. Op basis van een gewogen analyse van de ingediende gegevens, mag gesteld worden, dat er over bij de gemeenten die hebben gereageerd een verloop van ongeveer 11% tussen nu en 2015 te verwachten is. Dit cijfer is belangrijk: het biedt verderop in dit rapport de basis voor een globale berekening van de overblijvende bekostiging per plaats.
Het bedrag per geplaatste SW-er
Hoewel de WSW-budgetten verdeeld worden op basis van de taakstelling per gemeente, zijn er verschillen te vinden per gemeente in het bedrag per geplaatste. Oorzaak kan zijn, dat de financiering niet gelijk loopt met het aantal daadwerkelijk geplaatste en op de wachtlijst staande SW-ers. De precieze oorzaak is echter niet te achterhalen met de beschikbare gegevens. Het rijk gaat in 2011 uit van het bedrag van €25.759 per plek. Gemeente Groningen is €22.472,- per plek kwijt; de gemeenten Bellingwedde, de Marne, Winsum en Eemsmond betalen €27.162,- per plaats. Het gemiddelde dat nu per plaats door de gemeenten in Groningen wordt betaald is €24.283,- Dit ligt dus €1.476,- lager dan het landelijk gemiddelde. Een oorzaak hiervan kan zijn, dat de SW-bedrijven in de provincie Groningen al heel veel hebben gedaan aan het verlagen van kosten. Bij alle gemeente blijkt –desgevraagd- de bodem al bereikt te zijn: er zit geen vet en geen vlees meer op de botten. Hierover later meer. Het gemiddelde bedrag per SW-er in Groningen van €24.283,- wordt straks gebruikt voor de berekening van toekomstige kosten.
Berekeningen voor de toekomst
Op basis van het gemiddelde verloop tot aan 2015 en het huidige gemiddelde reële bedrag van €24.283,- per inwoner is globaal een prognose te maken van de financiële toestand in 2015.
Het totaal aantal WSW-ers, zal met 664 verminderen tussen 2011 en 2015. Dit gebeurt op een totaal van 6170 indicaties in 2011. Dat betekent dat er tussen 2011 en 2015 een totale uitstroom van 10,7% is te verwachten. 89,3% (5506 plaatsen) zal dus nog steeds werkzaam zijn binnen een SW-bedrijf. Het rijksbudget loopt met €469 miljoen jaarlijks terug in 2015. Dat betekent een teruggang in budget van 20% (van €2.339 miljoen in 2011 naar €1.870 miljoen in 2015). Het WSW-budget voor de Groninger gemeenten die de enquete hebben ingevuld is in 2011 €120.810.704. In 2015 zal dit budget met 20% verminderd zijn naar €96.144.563,Dit houdt in: met 80% van het budget uit 2011 moet 90% van het bestand uit 2011 bekostigd worden. Vanuit 96.144.563,- moeten dus 5506 plaatsen bekostigd worden: dit betekent dat er €17.461, per plek beschikbaar is. De huidige gemiddelde kosten zijn €24.283,- in de gemeenten van Groningen. Het rijk maakt de prognose, dat op basis van het budget 2015 er €22.050,- beschikbaar zou zijn per plaats. Hier is duidelijk zichtbaar, dat de prognose van het rijk niet strookt met de prognose op basis van de werkelijke cijfers, gebaseerd op het verloop in het personeelsbestand van SW en ingeschatte plaatsingen. Per SW-plek komt een gemeente straks €4.589,- tekort. Hoe gaat dit in zijn werk? Het rijk bepaalt straks de taakstelling op basis van het aanwezige budget. Het aanwezige budget slinkt tot 2015 met 20% Het zittende bestand slinkt slechts met 10% Er zijn dus meer mensen over wie het budget verdeeld moet worden: de mensen vertrekken immers mondjesmaat op basis van natuurlijk verloop en plaatsingen. Bovenstaande berekening is gemaakt op basis van „harde gegevens‟ (natuurlijk verloop op basis van personeelsgegevens) en „zachtere gegevens‟ (inschatting over plaatsingen in regulier werk). Daarmee ontstaat zuiver gezien een zekere marge in de juistheid van gegevens. Het tekort van €4.589,- per SW-plek is echter dusdanig groot, dat wanneer dit bedrag iets lager zou uitvallen er met de hoge SW-dichtheid in Groningen een flink probleem ontstaat.
Door gemeenten ingeschatte tekorten
De gemeenten is gevraagd welke tekorten er ontstaan tussen nu en 2015. In sommige gemeenten zijn deze aanzienlijk. Bij gemeenten waar SW-bedrijven nog eigen vermogen hebben, start de opbouw van tekorten vanaf 2014. Het beeld van de hoogte van tekorten is zeer divers. Zeker is dit. Gezien in het tekort t.o.v. het budget van 2011 geldt dat de gemeente die het grootste tekort verwacht ong. 33% tekort komt. Overige gemeenten zien een tekort van 10-23% tegemoet. Deze tekorten lopen in enkele gemeenten in de vele miljoenen.
Kunnen de gemeenten tekorten opvangen?
In de eerste jaren (2011-2013) dekt een deel van de SW-bedrijven vanuit eigen vermogen de tekorten. Er is al gewerkt aan het ophogen van de opbrengst van exploitatie. Daarin is geen winst te behalen. Vanaf 2013 (sommigen vanaf 2012) draaien de gemeenten op voor de tekorten. Dit moet binnen een begroting, waarin al bezuinigd is. Dat houdt in: tekorten komen ten laste van eigen vermogen van gemeenten. Tenzij ook drastisch op overige beleidsvelden bezuinigd gaat worden.
Welke mogelijkheden zijn er om te herstructureren? (terugdringen van beïnvloedbare kosten)
Geen van de gemeenten/SW-bedrijven ziet nog mogelijkheden om kosten te verlagen. Soms slechts marginaal. Dit geldt zeker ook voor objectief goed presterende SW-bedrijven, omdat daar al een maximale herstructurering heeft plaatsgevonden. Enige mogelijkheden worden gezien in het vergroten van opbrengst per WSW-er en ingrepen in de reiskosten. Deze zullen slechts marginaal zijn.
Breekpunt is dus: de vastgestelde loonkosten per SW-er t.o.v. het beperkte natuurlijke verloop. Genoemde oplossingen: totale herstructurering van de Sociale Werkvoorziening, dan wel de oprichting van een Shared Service Center (centralisering)
Opbrengsten verhogen en kosten verlagen.
Aan gemeenten is de keuze gegeven uit een aantal mogelijkheden om de kosten te verlagen of inkomsten te verhogen. De globale conclusie van de mogelijkheden leest u hieronder. Tweederde van de ondervraagde gemeenten ziet mogelijkheden in: a. de verbreding van dienstverlening naar Werken naar Vermogen en AWBZ Daarbij wordt als kanttekening gemaakt: - het SW-bedrijf kan een rol spelen bij plaatsing op basis van de bepaling van de loonwaarde. - Gemeenten geven ook aan, dat hier al beleid op is/wordt ontwikkeld, en daardoor (nieuwe) mogelijkheden snel zijn uitgeput.
-
b. het vergroten van inkomsten uit de markt Met als kanttekeningen: Dit kan als minimaal een uurtarief van €8,- wordt behaald. Dan moet je afscheid nemen van opdrachtgevers die minder geven, maar wel vaak in volume veel werk aanbieden. De meest kwetsbaren zullen altijd voor een lager tarief „in de markt gezet‟ blijven worden. Waar dit al is gebeurd (meerdere gemeenten), is hier weinig meer te behalen. c. Stimuleren van detachering SW-medewerkers om inkomsten te vergroten. Daarbij wordt onderkend, dat dit het uurtarief goed zal „optrekken‟ naar €10,- of meer, maar dat de bereidheid bij werkgevers naar alle waarschijnlijkheid niet duidelijk aanwezig zal zijn.
Twee groepen van gemeenten (7 stuks) zien heil in het afbouwen van het machinepark. Dat vereist wel meer jobcoaching en begeleiding. Er is nog iets aan eer te behalen met besparingsmogelijkheden op gebouwen en ongesubsidieerde professionals. Dit zal niet veel zijn. Twee gemeenten opperen als extra mogelijkheid om te centraliseren/c.q. gemeenten breed intensief te laten samenwerken. De mogelijkheid tot het vormen van een Shared Service Center wordt daarbij ook genoemd door één gemeente.
Welke mogelijkheden tot omvorming van de sociale werkvoorzieningen zien gemeenten?
Er zijn nog andere mogelijkheden: het aanbieden van leerwerkplekken voor WWNV-ers die nog niet aan werken toe zijn. Werving, voorlichting en acquisitie op werkgeversmarkt kan worden aangescherpt. Samenwerking/verbinding met het werkplein kan mogelijk zijn. Ook het vergroten van onderlinge samenwerking van gemeenten ligt voor de hand. De tijd doet ook z‟n werk: drie gemeenten voorzien op de lange termijn een balans in 70% van het huidige bestand ontstaan. (n.b. het rijk verwacht in 2030 30% van het bestand te moeten financieren, inclusief nieuwe instroom). Voor één gemeente zijn er totaal geen mogelijkheden meer. Een andere gemeente ziet vooral heil in het openbreken van de huidige CAO, het invoeren van een sollicitatieverplichting voor SW-ers, daarbij een verplichting tot het accepteren van regulier werk en ruimere ontslagmogelijkheden, wanneer dat laatste niet gebeurt.
Aanwendingen voor het herstructureringsfonds
Mogelijkheden van aanwending van baten uit het stimuleringsfonds zijn: -
Steun bij vervroegde afschrijvingen van machinepark en gebouwen, dan wel afkoop van langdurige lease-/huurcontracten. Dit antwoordden meerdere gemeenten.
-
Vervroegde aflossing van leningen.
-
Omscholing van personeel naar jobcoaches;
-
Ontwikkelen van werkgeversbenadering, investeringen in accountmanagers voor plaatsing WSW-ers in bedrijfsleven; Stimulering van samenwerking met uitzendbureaus
-
Het dekken van de kosten van planvorming en realisatie van deze herstructureringen.
Eén gemeente ziet totaal geen mogelijkheden voor herstructurering.
Mogelijke criteria voor de verdeling van het herstructureringsfonds Er is veel draagvlak voor twee criteria: -
het verdelen op basis van aantal geïndiceerde WSW-ers (geplaatst+wachtlijst) [danwel sociale eenheden]
-
de taakstelling van SW-bedrijven.
-
Eén gemeente ziet heil in een vast bedrag per SW-er.
Een ander criterium dat meegenomen moet worden is het regionale werkloosheidscijfer. Gezien de sociaal-economische structuur van de Provincie Groningen, is duidelijk dat de structuur van het bedrijfsleven het nu niet toelaat om te koersen op veel nieuwe plaatsingen: het werk is er gewoonweg niet. Het feit dat het werk in sommige regio‟s minder aanwezig is, dient dus ook één van de criteria te zijn. Gemeenten pleiten voor objectieve criteria. Dit om te voorkomen dat in het verleden goed presterende bedrijven bij de verdeling vanuit het herstructureringsfonds naast het net vissen. De meeste gemeenten delen de zorg, maar zien als oplossing de verdeling op basis van objectieve criteria. Hetzij op basis van aantal SW-ers (evt. in de vorm van een bedrag per SW-er), hetzij op basis van de taakstelling per SW-bedrijf. Voorkomen moet in ieder geval worden, dat er subjectieve verdeelcriteria ontstaan. Eén gemeente stelt, dat bedrijven die hervormd moeten worden, zonder naar het verleden te kijken, hiervoor financieel ondersteund moeten worden.
Regiospecifieke factoren
Gemeenten zijn gevraagd om regiospecifieke factoren te benoemen die van belang zijn bij het beoordelen van de SW-vraagstukken en de verdeling van het herstructureringsfonds. -
er is weinig werk: dat maakt integreren in reguliere arbeidsmarkt van SW-ers moeilijker dan elders de ontwikkeling van de arbeidsmarkt gaat langzamer: dat is een factor van belang om mensen geplaatst te krijgen op het platteland is krimp in deelgebieden is sowieso weinig werkgelegenheid. In minstens twee deelgebieden (Oost-Groningen en BMWE-gemeenten) is het SW-bedrijf de grootste werkgever in het betreffende gebied.
Eindconclusies Regiospecifiek voor Groningen is de hoge “SW-dichtheid”. Dit is gemeten op meerdere punten: a) 6,55% van het landelijk SW-budget gaat naar de gemeenten in Groningen, terwijl daar 3,48% van de Nederlandse bevolking woont. b) 18 van de 24 gemeenten, representatief voor 87% van het aantal inwoners in de provincie Groningen, krijgen gemiddeld een hoger WSW-subsidiebedrag per inwoner. Gemiddeld scheelt het niveau met €115,- per inwoner van Groningen. (Landelijk: €140,- / Groningen: €255,-) c) Met name de gemeenten in Noordoost Groningen hebben het hoogste subsidiebedrag per inwoner. De top is €572,- per inwoner.
d) 0,62 van de Nederlandse bevolking heeft een WSW-indicatie. In Groningen heeft gemiddeld 1,05% een WSW-indicatie. In vier gemeenten is deze dichtheid groter dan 2% e) Op basis van de reële inschatting door gemeenten mag gesteld worden, dat het natuurlijk verloop tussen 2011 en 2015 ongeveer 11% is. Hier lopen inschattingen wel sterk uiteen van 2% tot 44% f) Per SW-er is een Groninger gemeente €24.283 gemiddeld kwijt. Hoogste bedrag per SW-er is €27.162, laagste €22.472,g) Op basis van het gemiddelde bedrag per SW-er en het te verwachten verloop, zal er 90% van het zittende SW-bestand nog aanwezig zijn in 2015 in de Groninger gemeenten. Het rijksbudget loopt terug naar 80% van het totaal. Gevolg is, dat te verwachten is, dat tussen €3.000,- en 5.000,- tekort per SW-arbeidsplaats ontstaat. h) Er is dus globaal €19.500-€17.500 beschikbaar per SW-plaats beschikbaar, terwijl het rijk uitgaat van een beschikbaarheid van €22.050 per plaats. i) Gemeenten maakten zelf de prognose dat zij 10-33% tekort zullen komen bij de bekostiging. j) Er zit geen vet meer op de botten: SW-bedrijven hebben de meeste beïnvloedbare kosten al gedrukt. Nog bestaande vermogens aldaar zijn eind 2013 uitgeput. Daarna vangen gemeenten dit tekort op. k) Dit kan echter niet: dit moet uit eigen vermogen van gemeenten, dan wel door drastisch ook in ander beleid te snijden: dit omwille van het bekostigen van een zittend bestand SW-ers waar kostentechnisch nauwelijks iets aan te beïnvloeden valt. l) De enige oplossing is dan nog: een totale herstructurering, over de volle breedte, van de SWfaciliteiten. Dan nog dient het zittend bestand, met een beperkt verloop, bekostigd te worden. m) Er zijn mogelijkheden voor extra werving, voorlichting en acquisitie op de werkgeversmarkt. Er kan nog iets met het aanbieden van meer diensten. Ook de verbreding naar werken naar vermogen en AWBZ kan mogelijkheden bieden. n) Afbouwen van het machinepark kan bij sommige gemeenten ook –zij het beperkt- oplossingen bieden. o) Probleem is echter: wanneer men wil sturen op het aanbieden van regulier werk, dan blijkt in de provincie Groningen het werk mondjesmaat aanwezig te zijn. Ten aanzien van de aanwending van het herstructureringsfonds wordt geconcludeerd: het fonds kan aangewend worden voor: o vervroegde afschrijvingen machines en gebouwen o vervroegde aflossing van leningen o omscholing personeel naar jobcoaches o ontwikkeling werkgeversbenadering o kostendekking van planvorming en realisatie van deze herstructureringen Verdeelcriteria zijn bij voorkeur: o Objectief, bijvoorbeeld: Op basis van aantal WSW-geïndiceerden Taakstelling van SW-bedrijven o Het regionale werkloosheidscijfer moet worden meegenomen D.w.z.: rekening houden met de sociaal-economische structuur van een regio Regiospecifieke factoren zijn: o Weinig werk o Langzamere ontwikkeling arbeidsmarkt o Krimp op het platteland o SW-bedrijf is in twee deelgebieden de grootste werkgever