boeken d e p s yc h o lo o g / s e p t e m b e r 2 0 1 4 21
‘Met vaart geschreven boek dat onder je huid gaat zitten. Applaus!’ Zin Magazine
Op een dag belt Vieze Arie aan bij Lotte. Hij komt binnen, blijft de hele dag en ook na het eten vertrekt hij niet. De dagen daarna evenmin. Lotte weet niet eens precies waar ze hem ook alweer van kent, maar Vieze Arie neemt alles wat hij krijgen kan en Lotte kan geen nee zeggen. Zo dringt
De lieve vrede
hij steeds dieper haar bestaan binnen. Lotte begint in te zien dat haar hele leven een opeenvolging is van dingen die haar overkomen zonder dat ze er iets tegen lijkt te kunnen doen.
Door: G. Kindermans (2014)
De lieve vrede is een geestige en wrange roman over de strijd om een eigen leven op te bouwen. Een leven
Amsterdam: Uitgeverij Nieuw Amsterdam, 176 p.
vrij van Arie, maar ook vrij van de besluiteloosheid waarin Lotte leeft, van haar achtergrond en van haar moeder.
Recensent: Karel Soudijn 9 789046 817209
De nieuwe assessmentgids (het psychologisch onderzoek) Door: W. Bloemers (2014) Amsterdam: Ambo, 368 p., 38e druk.
Ro ma n
Geertje Kindermans
is psycholoog, journalist en blogger. De lieve vrede is haar debuutroman.
Geertje Kindermans De lieve vrede
Voor het blok gezet
Geertje Kindermans
De lieve vrede
www.nieuwamsterdam.nl
De dichter Jacques Bloem (1887-1966) had altijd gebrek aan geld. Kennissen van hem vertelden dat je tijdens een diner nooit naast Jacques moest gaan zitten, want anders moest je reageren op zijn vraag: ‘Kun je mij een tientje lenen?’ Natuurlijk is de gedragsregel Nooit naast Jacques gaan zitten dubbelzinnig. Wie op deze manier een pijnlijke situatie vermijdt, dwingt anderen om naast de dichter plaats te nemen. Voor Bloem maakte het weinig uit – als hij maar aan iemand zijn vraag kon stellen. Kennelijk durfde niemand ‘nee’ tegen hem te zeggen. In De lieve vrede laat Geertje Kindermans een figuur optreden die een Jacques Bloem in meervoud lijkt: een uitvreter, sloddervos en luiaard die telkens de ik-figuur uit deze roman voor het blok zet. De profiteur heet Arie; de vertelster heet Lotte. Zij deed een paar jaar geleden eindexamen havo. Ze woont op kamers in een huis met twee andere vrouwen. Lotte doet iets aan vrijwilligerswerk, maar leeft van een uitkering. Arie voert helemaal niets uit; ook hij leeft van een uitkering. Ooit heeft Lotte hem aan een kamer geholpen, maar verder kennen ze elkaar nauwelijks. Lotte vindt hem lelijk en vies. Op een gegeven moment belt Arie bij haar aan. Ze weet niet anders te doen dan hem even binnen te laten. Eenmaal binnen, gaat hij niet weg. Tegen etenstijd vertelt Lotte hem dat ze nu moet gaan koken. Hij blijft zitten. Zij ziet geen mogelijkheid om hem nu weg te krijgen, dus stelt ze hem voor om te blijven eten. Na het eten ergert Lotte zich eraan dat hij nogal stinkt. Hij geeft dit meteen toe; hij heeft al enige tijd niet meer kunnen douchen. En dus vraagt Arie of hij nu even gebruik mag maken van de douche. Lotte ziet geen andere mogelijkheid dan om dit toe te staan. Als Arie klaar is met douchen, blijkt hij een kamerjas van Lotte te hebben aangetrokken. Zijn eigen kleren moeten drogen, want die heeft hij tijdens het douchen ook maar meteen gewassen. Nu weet Lotte helemaal niet meer hoe zij hem weg moet krijgen, want je kunt iemand toch niet in natte kleren, of in andermans kamerjas, de straat op sturen? De scène met de kamerjas staat op bladzij 13, maar is al direct het hilarische hoogtepunt van deze roman. Arie is echter nog lang niet klaar. Hij blijft profijt trekken van Lotte. Zij komt voor een hele reeks verdere verrassingen te staan. En steeds maar weer is het haar onduidelijk hoe zij aan de uitbuiting een eind kan maken. Wie al eerder grensoverschrijdend gedrag
Wat is een assessment? Aan welke eisen moet dit voldoen? Wat wordt er tijdens een testprocedure van iemand verwacht? Dit boek bevat ook voorbeeldopgaven om je sterke en zwakke punten te ontdekken en jezelf te ontwikkelen.
Aurora Door: C. Stijger Aramburu (2014) Maassluis: Uitgeverij De Brouwerij, 352 p.
‘Is het toeval dat het Spaanse woord esposa zowel echtgenoot als handboei betekent?’ Aurora en Victor waren geliefden. Tot het noodlot toesloeg. Vijftig jaar laten later ontmoeten ze elkaar weer.
Niets is wat het lijkt. Belevenissen van een klinisch psychologe Door: T. Byron (2014) Houten: Spectrum, 288 p.
In dit conronterernde boek doet Tanya Byron verslag van haar vierjarige opleiding tot psycholoog. De levensverhalen van haar patienten zijn schrijnend, adembenemend en zitten vol zwarte humor.
boeken 2 2 d e p s yc h o lo o g / s e p t e m b e r 2 0 1 4
De DSM-5 voorbij! Persoonlijke diagnostiek in een nieuwe ggz Door: J. van Os (2014)
heeft toegestaan, zo lijkt in deze roman de boodschap te zijn, is gedwongen om elke volgende stap ook maar te accepteren. Lotte raakt Arie pas kwijt als ze helemaal is ingestort. Dan heeft hij ook nog maar weinig aan haar.
Leusden: Diagnosis Uitgevers, 224 p.
Psychiater Jim van Os bepleit in boek een alternatief voor de dsm: persoonlijke diagnostiek. Weg met de standaardvragenlijstjes en honderd procent aandacht voor de patient!
Wegwijzers naar een hemel op aarde Door: R. Diekstra (2014) Uithoorn: Karakter Uitgevers, 544 p.
Dit boek zou een psychologische reisgids zijn voor wegen die naar de hemel kunnen leiden. Rene Diekstra stelde samen met lezers een bundel van tachtig columns samen van de ruim twaalfhonderd die hij er in de afgelopen 25 jaar schreef.
Destructieve relaties op de schop. Psychopathie herkennen en hanteren Door: J. Storms (2014) Deventer: AnkHermes, 248 p., 8e druk.
Dit boek gaat in op wat psychopathie is, hoe je psychopathisch gedrag kunt herkennen, hoe je je ertegen kunt beschermen. Bevat ook tips voor hulpverleners en aanbevelingen gericht op preventie.
kleine ontwikkelingspsychologie Kindermans is psycholoog en journalist (en schrijvend redacteur van De Psycholoog). Haar roman is te lezen als een gedachtenexperiment: hoe kan juist een opeenvolging van situaties ons kwetsbaar maken voor steeds sterkere vormen van grensoverschrijding? In de sociale psychologie zijn fraaie experimenten rond egoïsme en altruïsme te vinden, maar een roman maakt het gemakkelijker om varianten van alledaagse en minder alledaagse situaties te bedenken. Zou bijvoorbeeld de hierboven beschreven scène rond het douchen terugvertaald kunnen worden naar een goed gecontroleerd psychologisch experiment? Ook in andere opzichten is deze roman interessant voor psychologen. Het accent ligt op het misbruik van Lotte door Arie, maar zij krijgt ook met een andere man, Marcel, te maken. Met hem krijgt zij een seksuele relatie waar beide personen kennelijk heel tevreden mee zijn. Wat maakt nu eigenlijk dat de ene verhouding als misbruik wordt gezien en de andere niet? Is dat al in een vroeg stadium aan te geven, of kunnen we beter eerst maar eens een tijdje wachten voordat we daar een oordeel over geven? Kindermans heeft niet alleen psychologie gestudeerd, maar ze heeft ook de Schrijversvakschool afgerond. Dit laatste is in positieve en in negatieve zin te merken aan de opbouw van het verhaal. De roman leest heel vlot, maar op school leerde Kindermans waarschijnlijk dat het altijd goed is om een ‘tweede thema’ door een boek te weven. Het verhaal van Lotte wordt afgewisseld met brieven van haar moeder. Die brieven vond ik steeds een hinderlijke onderbreking. Pas in de epiloog van de roman krijgen ze een duidelijke functie. In de brieven zit een kleine ontwikkelingspsychologie verstopt, want de sociale onhandigheid van Lotte lijkt hier verklaard te worden uit problemen rond de hechting van de baby aan een egoïstische en asociale moeder. Hechtingsproblemen zullen vast wel in iemands leven doorwerken, maar ze verklaren onvoldoende waarom het zo moeilijk is om weerstand te bieden tegen uitvreters zoals Arie. Ook de personen die indertijd geld leenden aan de altijd weer berooide dichter Jacques Bloem, zullen lang niet allemaal asociale ouders hebben gehad. Dr. K.A. Soudijn is verbonden aan de Universiteit van Tilburg. E-mail: k.a.soudijn@ uvt.nl.
n+media d e p s yc h o lo o g / s e p t e m b e r 2 0 1 4 2 3
Diagnosticeren in de praktijk Psychodiagnostiek: het onderzoeksproces in de praktijk Door: C. Witteman, P. van der Heijden & L. Claes (2014) Utrecht: De Tijdstroom Uitgeverij, 129 p. Recensent: Paul Soons
Is er in de huidige leerboeken over psychodiagnostiek onvoldoende integratie van theorie en praktijk? Zou dit boek, waarvan de titel een pragmatische aanpak voor de alledaagse praktijk van de psychodiagnostiek suggereert, dan de missing link zijn? De auteurs pleiten er terecht voor om voldoende tijd te nemen om symptomen en klachten te beschrijven. Het louter afvinken heeft niets met diagnostiek te maken. Kom je tot een classificatie, dan dient deze gedegen onderbouwd te worden. Ondanks alle, ook terechte kritiek op de dsm, is het toch het meest gebruikte systeem voor beschrijvende diagnostiek. Voor patiënten met complexe problematiek, comorbiditeit of reeds mislukte behandelingen is descriptieve diagnostiek onvoldoende. Uitgebreide, op de individuele patiënt toegespitste diagnostiek is noodzakelijk. Er zijn helaas veel psychologen die classificatie in alle gevallen genoeg vinden, terwijl er volgens de auteurs veel meer kennis noodzakelijk is over de patiënt dan alleen maar een passende classificatie om de juiste behandeling te kiezen: ‘Ook als een behandelprotocol aangewezen lijkt, is het belangrijk om de cliënt goed te kennen, zodat het protocol aangepast kan worden op de specifieke noden van de cliënt. Verder geven uitkomsten van randomised controlled trials geen afdoende antwoord op wat de cliënt nodig heeft, immers de positieve resultaten gelden voor de statistisch gemiddelde cliënt, die natuurlijk in de praktijk niet bestaat.’ De auteurs lijken te veronderstellen dat praktiserende psychologen alleen maar in de ggz werken. Belangrijk om te weten is dat echter ongeveer de helft van de psychologen daarin werkzaam is en de andere helft bezig is met diagnostiek in sectoren zoals revalidatie, algemene ziekenhuizen en jeugdzorg. Dit kritiekpunt neemt niet weg dat dit boekje prettig geschreven is en bovendien zijn pretentie volledig waarmaakt; het bevat vele waardevolle tips voor de pragmatiek van de alledaagse patiëntenzorg. Tegelijk is deze aanpak geworteld in de empirische psychologie. Het boek is inderdaad de missing link waaraan praktijk en onderwijs grote behoefte hebben. Van harte aanbevolen dus! Dr. Paul Soons is klinisch psycholoog en docent psychodiagnostiek aan de TiU te Tilburg en Rinozuid te Eindhoven.
Oplossingsgerichte vragen. Handboek oplossingsgerichte gespreksvoering Door: F. Bannink (2014) Amsterdam: Pearson, 304 p.
Dit handboek heeft als doel gespreksvoering simpel en positief te maken voor professionals in de (geestelijke) gezondsheidszorg alsook in situaties van management, leidinggeven, coaching, meditation en onderwijs.
De som der delen. Ontmaskeringen voor een zedenrechercheur Door: T. Evers (2014) Leeuwarden: Elikser, 444 p.
Dit semi-autobiografische verhaal beschrijft de verwikkelingen waarin zedenrechercheur Jo van Bachem terechtkomt als privé en werk elkaar steeds meer raken. De auteur heeft meer dan twintig jaar ervaring bij de politie, waarvan ruim tien jaar bij de zedenpolitie en als kinderverhoorder.
Handboek verstandelijke beperking Door: B. Twint en J. de Bruijn (Red.; 2014) Amsterdam: Boom, 424 p.
In dit handboek vindt de hulpverlener een breed overzicht van gangbare, recente en vooral uit de gedragskundige context ontwikkelde ondersteunings- en behandelingsmogelijkheden voor mensen met een verstandelijke beperking.
boeken 24 d e p s yc h o lo o g / s e p t e m b e r 2 0 1 4
Van fenomenologie naar empirischanalytische psychologie Door: V. Busato, W. Koops en M. van Essen (Red.: 2014) Amsterdam: Prometheus, 280 p.
In dit tweede deel van de reeks ‘Grondleggers van de psychologie’, een initiatief van het Archief en Documentatiecentrum van de Nederlandse Gedragswetenschappen (adng), staan biografische schetsen van de pioniers: Frederik Buytendijk, Johannes Linschoten, Benjamin Kouwer en Adriaan de Groot.
Peuters en kleuters onder druk Door: S. Goorhuis-Brouwer Amsterdam: SWP, 141 p.
Jonge kinderen leren anders dan volwassenen, betoogt de auteur. De focus moet volgens haar liggen op leren met hart, hoofd en handen, en dat botst met de huidige toetscultuur.
Psychologie in hoofdlijnen Door: J. Soonius Amsterdam: Boom, 421 p.
Dit boek geeft een overzicht van de psychologie en is geschikt voor opleidingen waarbij psychologie een ondersteunend vak is. Basisbegrippen uit de psychologie en klassieke onderzoeken worden beschreven en toegelicht.
Zoeken naar de heilige graal van psychopathie Psychopathy: an introduction to biological findings and their implications Door: A.L. Glenn en A. Raine (2014) New York: NYU Press, 254 p. Recensent: Kasia Uzieblo
Door de recente toename aan boeken over psychopathie wordt het voor de leek stilaan moeilijk om het kaf van het koren te scheiden. De populaire en wetenschappelijke literatuur lijken soms op een dunne lijn te balanceren. Denk aan de vrij recent verschenen The Good Psychopath’s Guide to Success van Andy McNab en Kevin Dutton, alsook The Psychopath Test van Jon Ronson – boeken met een Hollywoodiaanse en dus weinig wetenschappelijke visie op psychopathie. Het nieuwe boek over de biologie van psychopathie van Adrian Raine en zijn pupil Andrea Glenn zorgt gelukkig voor de nodige wetenschappelijke verademing. Psychopathie beschrijven zij als een constellatie van deviante affectieve (bijv. een beperkte angstervaring en een gebrekkig empathisch vermogen), interpersoonlijke (bijv. manipulatief en leugenachtig gedrag) en gedragsmatige trekken (bijv. impulsiviteit en antisociaal gedrag). Psychopathie is de enige psychische stoornis die een duidelijke relatie vertoont met criminaliteit, geweld en recidivisme. Of het een persoonlijkheids- of ontwikkelingsstoornis is, laat ik even terzijde. In het boek staat immers met name de cruciale vraag naar de biologische oorzaken van psychopathie voorop. Glenn en Raine pellen in hoofdzaak de biologische lagen van psychopathie af om tot de bouwstenen van de stoornis te komen. Het staat buiten kijf dat psychopathie een biologische basis kent, zo blijkt uit hun overzicht van het genetisch, neurochemisch, psychofysiologisch en beeldvormend hersenonderzoek bij psychopathie. Ondanks de wildgroei aan biologische studies, tonen de auteurs aan dat voornamelijk het onderzoek naar het belang van twee hersengebieden, zijnde de amygdala en de ventromediale prefrontale cortex (vmpfc), het meest overeind blijft. De amygdala, een kleine, amandelvormige regio binnen het limbisch systeem, speelt een fundamentele rol in de ervaring, verwerking en aansturing van onze emoties waaronder angst. De vmpfc speelt een cruciale rol bij emotieregulatie en onze mentalisatieprocessen. Zowel functionele als structurele problemen in beide hersengebieden lijken kenmerkend te zijn voor psychopathie. Op hormonaal vlak vertonen psychopathische personen dan weer een verlaagde concentratie van het stresshormoon cortisol
n+media d e p s yc h o lo o g / s e p t e m b e r 2 0 1 4 2 5
en een verhoogde concentratie van het geslachtshormoon testosteron. En minder goed nieuws voor de ouders onder ons, psychopathie is wel degelijk deels genetisch bepaald. Kortom, de neurobiologische bevindingen bevestigen grotendeels wat we op indirecte wijze, via eerder experimenteel-psychologisch onderzoek, al enigszins wisten: het psychopathische individu vertoont een deviante verwerking van emotie en voornamelijk van angstsignalen, is moeilijk te conditioneren (lees: te socialiseren), en is sterk geneigd om impulsief, onverantwoordelijk en agressief gedrag te tonen. Met dit werk beogen Glenn en Raine de wetenschap toegankelijk te maken voor de professionals voor wie de neuropsychologie geen alledaagse gesprekstof is. Dat leidt gelukkig niet tot een droge opsomming van studies en pocherig gegoochel met technische termen. Integendeel, ze besteden voldoende aandacht aan het toelichten van specifieke terminologie en de toch wel bij wijlen ingewikkelde onderzoeksmethodologie. De auteurs benadrukken bovendien de relativiteit van de biologische bevindingen. Ze trachten misinterpretaties te vermijden door duidelijkheid te scheppen over de betekenis van de onderzoeksresultaten. In tijden waarin haast iedere afwijking gevonden met een hersenscan bejubeld wordt, vormt een dergelijke kritische instelling ten aanzien van biologisch onderzoek een noodzaak. Hopelijk stel ik de lezer dan ook niet teleur door te benadrukken dat hét psychopathie-gen dus echt niet bestaat en dat problemen in het neurobiologisch functioneren niet noodzakelijk een deterministische visie op psychopathie behoeft. Een dergelijke pessimistische houding ten overstaan van psychopathie en de risicofactoren ervan blijft immers toch bevreemden, onderstrepen de auteurs. Terwijl men in de neurowetenschappen de menselijke (neuro)plasticiteit lauwert, veronderstelt men bij psychopathie juist een volkomen onvermogen tot verandering. Deze visie heeft onder meer ervoor gezorgd dat onderzoek naar de behandelbaarheid van psychopathie tot voor kort haast een taboeonderwerp was. De auteurs trachten dit halsstarrig vooroordeel tegen te gaan door onder meer op tijd en stond het nurture-gedeelte weer in het debat te brengen en dus te tonen dat de biologie steeds in interactie treedt met omgevingsfactoren in negatieve (bijvoorbeeld de impact van middelenmisbruik bij de ouder), maar ook in positieve zin (bijvoorbeeld de impact van gezonde voedingspatronen). De auteurs brengen door hun verhaal heen de nodige nuances aan. Desalniettemin mist het verhaal enkele kritische addenda. Tegenstrijdige bevindingen in het biologisch onderzoek worden nog al te vaak onder de mat geveegd. Ook kan het differentiërend vermogen van de gevonden deficits in vraag gesteld worden. Wanneer men de bredere wetenschappelijke literatuur erop naslaat, dienen we immers vast te stellen dat verschillende, eerder aangehaalde biologische gebreken niet uitsluitend bij psychopathie voorkomen, maar ook bij andere persoonlijkheidsconstellaties als de antisociale persoonlijkheidsstoornis. Verder wordt biologisch onderzoek doorgaans gekenmerkt door methodologische problemen zoals een gebrek aan replicaties en te kleine
Gehersenspoeld Door: S. Satel en S. O. Lilienfeld (2014) Schiedam: Scriptum, 262 p.
Menselijk gedrag wordt steeds meer verklaard vanuit de biologie van het brein. Volgens de auteurs leidt dat tot verkeerde keuzes in de rechtbank, tijdens een politieverhoor of in een verslavingskliniek.
De schaduw van de verlichting Door: E. Van Tilt (2014) Kalmthout: Pelckmans 404 p.
Volgens de auteur raakt de westerse mens vervreemd en verzuurd door een obsessie met ‘controlisme’ en rationaliteit. Hij pleit voor een zoektocht naar nieuwe evenwichten tussen rationaliteit en wat hij noemt ‘relationaliteit’.
Kind, gezin en identiteit Door: J. Dirkx en N. Nicolai (2014) Amsterdam: Sjibbolet, 144 p.
In dit boek staan het gezin en de invloed daarvan op de individuele ontwikkeling en identiteit van het kind centraal, bekeken vanuit psychodynamisch perspectief.
boeken 2 6 d e p s yc h o lo o g / s e p t e m b e r 2 0 1 4
Kwetsbaarheid, weerbaarheid en beschaving Door: F. Hermans (2014) Delft: Eburon
Dit boek gaat erover hoe mensen zich steeds meer beschermen tegen schokkende gebeurtenissen en steeds gevoeliger worden voor de pijn van anderen. Wat betekent dat voor de wereld van nu?
De psychopaat in mij Door: J. Fallon (2014) Amsterdam: Nieuwezijds, 224 p.
Neurowetenschapper Fallon ontdekte bij toeval dat een scan van zijn brein overeenkwam met die van een seriemoordenaar. Dit boek is een verslag van de zoektocht naar de donkere kant van het brein.
Expositie ‘verborgen schatten’ uit Japan In: Villa Kanjel, Maastricht Van 1 augustus t/m 28 september 2014
Deze expositie omvat werk van Japanse kunstenaars met een psychiatrische aandoening of verstandelijke handicap. Tot voor kort bleef deze kunst volledig verborgen voor de buitenwereld: in de Japanse cultuur wordt psychiatrische problematiek nog steeds als eng beschouwd.
steekproeven, wat de generaliseerbaarheid van bepaalde bevindingen sterk vermindert. Tenslotte komt het hoofdstuk over de biologie van de zogenaamde succesvolle psychopaat nog te vroeg. Het biologisch onderzoek naar deze subgroep is niet alleen beperkt te noemen, maar kampt bovendien met identiteitsproblemen: een plethora aan definities voor succesvolle psychopathie maakt dat we nog steeds niet weten wie exact tot deze groep behoort en of het wel om een afzonderlijke groep gaat. We weten dus niet wie de appel of de peer is, laat staan hoe de appel en de peer er concreet uitzien. Om een ‘ver-van-mijn-bed’-reflex bij de lezer te vermijden trachten de auteurs in de laatste twee hoofdstukken een vertaalslag van het biologisch onderzoek naar de alledaagse praktijk te maken. Hier slagen ze niet volledig in hun opzet en neigen ze zich zelfs in hun gedachtegangen enigszins te verliezen. Hoewel ik de relevantie van biologische factoren bij identificatie, preventie en behandeling van psychopathie en bijhorende problemen niet zozeer in twijfel trek, blijf ik voornamelijk nieuwsgierig naar de haalbaarheid hiervan. In tijden van economische crisissen, waar gerechtsdeskundigen soms maanden, zo niet jaren op hun vergoeding dienen te wachten, zie ik bijvoorbeeld niet onmiddellijk de financiële mogelijkheid om dure hersenscans bij verdachten te maken ter bepaling van hun toerekeningsvatbaarheid. Het toevoegen van emotie als bijkomend criterium voor de bepaling van toerekeningsvatbaarheid kan inderdaad tot een interessante, ethische discussie leiden. Maar ook hier kan een ondoordachte implementatie de werkelijkheid nog meer compliceren. Daarnaast kunnen er theoretische alsook ethische vragen gesteld worden bij allerhande behandelingsprogramma’s die gericht zijn op wijzigingen in bepaalde hersengebieden. Quasi al het besproken onderzoek in het boek betreft correlationeel onderzoek; uitspraken over oorzaak en gevolg zijn dan ook uit den boze. Hierdoor vrees ik dat behandelprogramma’s gericht op de wijziging van biologische mechanismen in psychopathische personen momenteel nog een te hoog trial-and-error-gehalte vertonen. Laten we dus nog maar wachten met het en masse toedienen van omega3-capsules om het aantal moorden in onze streken in te perken. Het boek surft mee op de recente tendens van de biologisering van psychische stoornissen, wat niet verwonderlijk is aangezien Raine een van de trendsetters binnen deze stroming is. Het boek vormt een belangrijke bijdrage in de zoektocht naar de bouwstenen van psychopathie door een duidelijk en voornamelijk begrijpelijk overzicht te brengen van de biologische bevindingen. Zoals we van Raine gewoon zijn, worden hierbij verschillende interessante ethische en praktijkgerichte onderwerpen aangekaart, die zowel de theoretici als de professionals stof tot nadenken geven. Maar laat duidelijk zijn: de heilige graal van psychopathie is zeker nog niet gevonden.
Dr. Kasia Uzieblo is hoofdlector aan de Hogeschool Thomas More in België en geaffilieerd onderzoeker aan de KU Leuven. E-mail: Kasia.Uzieblo@thomasmore. be.