Kinderen uit de familie Fehr in de mennonietenkolonie Sabinal, 2009 (foto Arlette Kouwenhoven)
Vier eeuwen migratie van de mennonietenfamilie Fehr
Voor God, maar niet voor het v In het noorden van Mexico leeft een orthodoxe gemeenschap die haar wortels heeft in het zestiende-eeuwse Nederland. Afgezonderd van de buitenwereld leiden tweeduizend mennonieten een godvrezend bestaan op de uitgestrekte droge akkers, zonder elektriciteit en andere moderniteiten. Antropologe Arlette Kouwenhoven schreef een familiegeschiedenis die begint in Amsterdam ten tijde van de Reformatie en vervolgens verhaalt over pionieren in Polen, Oekraïne, Canada en uiteindelijk Mexico. Aan Genealogie vertelt ze over haar onderzoek voor het boek De Fehrs. Kroniek van een Nederlandse mennonietenfamilie.
Ceciel Huitema
Genealogie 18 - 2012
O
p haar keukentafel, waaraan ons gesprek plaatsvindt, ligt een zelfgemaakt fotoboek met onder meer oude foto’s van zeventiende- en achttiende-eeuwse Poolse huizen en boerderijen, van kinderrijke gezinnen in het negentiende-eeuwse Zuid-Rusland, volgeladen paardenkarren met verhuiskisten in Canada uit de periode van begin twintigste eeuw en zwartgeklede mannen en vrouwen in Mexico anno 2010. ‘Dit zijn foto’s die ik tijdens mijn onderzoek tegenkwam of heb gemaakt. Omdat mijn gastheer in Mexico, David Fehr, en zijn familieleden 8
mijn Nederlandstalige boek niet kunnen lezen heb ik mijn verhaal over hun voorouders voor hen samengevat in een fotoalbum.’ Kouwenhoven begint met te vertellen hoe zij per toeval hoorde van het bestaan van een ultraorthodoxe kolonie in Sabinal, Mexico, net over de grens met Texas. Het was haar man die op reis was in dit deel van Mexico en hoorde over een kolonie wier bewoners Nederlandse namen hadden en ‘plaut-dietsch’ spraken (een variant van het Nederduits). ‘“Echt iets voor jou” mailde hij mij. Het duurde even voordat
ik doorzag wat voor verhaal er achter zat. Met een beetje googelen kwam er in eerste instantie niet zoveel informatie naar boven. Toen ik ontdekte dat hun voorvaderen vier eeuwen geleden uit Nederland en Vlaanderen waren weggetrokken, besloot ik te onderzoeken waarom zij ooit weggingen en waarom zij uiteindelijk in Mexico verzeild raakten’. Het gaat om een groep mennonieten (of doopsgezinden) die zichzelf oplegt om, net zoals Christus, een leven te leiden in dienst van God. Het zijn nazaten van volgelingen van de Friese kerkhervormer Menno Simons, wier voorouders in de zestiende eeuw als ketters werden vervolgd en waarvan velen Nederland zijn ontvlucht. Wat zij toen niet wisten, was dat hun vertrek het begin zou zijn van een reeks van internationale verhuizingen. Kouwenhoven wilde aan de hand van een familieverhaal laten zien waarom deze mennonieten naar nieuwe landen verhuisden en hoe hun levenswijze door de eeuwen heen veranderde. ‘Mijn belangrijkste drijfveer was toch wel het vinden van een antwoord op de vraag waarom mensen (steeds weer) hun vaderland verlaten. Zelf zou ik nooit weggaan uit Nederland, al houd ik van reizen. Zeker vroeger was emigratie een risicovolle onderneming. Je had kans dat je ziek werd, dat je het economisch niet zou redden of dat je kinderen omkwamen van de honger, wat ook allemaal gebeurde, maar zonder dat je terug kon vallen op de steun van naasten. De keuze was ook definitief. Als je vertrok betekende dat een voorgoed afscheid van ouders en familie. Het religieuze aspect in hun migratieoverweging blijkt belangrijk, anders nam je niet zulke risico’s . Mijn nieuwsgierigheid komt dus niet
aderland
voort uit mijn eigen familieverhaal, al duikt de naam Kouwenhoven wel eens op in doopsgezinde kringen.’
Op zoek naar Nederlandse wortels Kouwenhovens zoektocht begon met het opsporen van een doopsgezinde familie die in de zestiende eeuw Nederland verliet en waarvan nazaten tegenwoordig op de droge steppen van Mexico leven. ‘Toen ik hiervoor belde naar het Mennonite Heritage Centre (http://www.mennonitechurch.ca/programs/ archives) in Winnipeg, Manitoba, Canada, kreeg ik een van oorsprong Nederlandse aan de lijn. Zij was erg geïnteresseerd en nodigde mij uit om af te reizen naar Winnipeg omdat dat het centrum voor wereldwijde mennonietenstudies is. Toen dacht ik: “Ja, waarom ook niet?’’.’ Manitoba is de staat waar een grote groep mennonieten in 1874 vanuit Zuid-Rusland aankwam en zich als pioniers vestigde. Hierbij zaten ook vele van oorsprong Nederlanders, die via Polen in Rusland waren terechtgekomen. De door het Heritage Centre aangelegde database GRANDMA (Genealogical Registry and Database of Mennonite Ancestry), met meer dan driehonderdduizend familienamen van Mennonieten en Hutterieten en hun nageslacht, bracht uitkomst. ‘Uit ervaring wisten de archivarissen in Winnipeg dat er maar weinig familienamen uit de database waren terug te voeren tot het zestiende-eeuwse Nederland. Dat komt omdat veel archiefmateriaal uit ZuidRusland (de huidige Oekraïne) en Polen in de loop der tijd verloren is gegaan. Er is een kleine hoeveelheid Russische archiefstukken bewaard gebleven, maar dit is vanwege de taalbarrière nog grotendeels onontgonnen. In het Heritage Center wisten de archivarissen eigenlijk maar van een naam zeker dat die terug te voeren was tot die tijd. Dat was de naam Fehr.’ Een Amerikaan met de naam Fehr had namelijk zijn stamboom weten terug te voeren op ene Gijsbert Janszoon de Veer (1556-1615) uit Amsterdam.
De laatste mennoniet in Polen, mevrouw Christine Weilandt-Wiehler (zittend). Links Arlette Kouwenhoven, auteur van De Fehrs (foto Arlette Kouwenhoven)
Genealogie 18 - 2012
9
Grafstenen op een verlaten mennonietenbegraafplaats in Polen. De Stichting Nederland-Polen spant zich in om doopsgezind erfgoed in Polen te behouden
‘Nu was vervolgens de vraag of een familielid van die uitgedijde familie De Veer/Fehr uiteindelijk vanuit Canada in Mexico was terechtgekomen. Bij een verhuizing waren er ook altijd achterblijvers. Die waren zelfs veelal in de meerderheid. Het vinden van een Fehr in het Mexicaanse Sabinal leek mij niet eenvoudig; zij maken geen gebruik van telefoon en televisie, laat staan van computers met email. Het Mennonite Heritage Centre hielp mij aan een contact bij de Mennonite Church Canada (MCC), een vanuit de kerk geleide organisatie van vrijwilligers die zich inzet voor geloofsbroeders wereldwijd. Het MCC had een vrijwilligerspost in Noord-Mexico, waarvandaan men de diverse mennonietenkolonies bediende. Iemand van MCC is toen naar Sabinal toe gereden en heeft voor mij contact gezocht met de leiders van de kolonie. Heel toevallig bleek de religieus leider (de ‘oudste’) van Sabinal zelf een Fehr. Ik had hierbij ontzettend veel geluk, want het is nog maar de vraag of ik entree in deze afgesloten kolonie had gehad als iemand anders dan de oudste met een buitenlandse, vrouwelijke onderzoeker was aangekomen.’ Omdat Kouwenhoven het verhaal van de kolonisten in Mexico wilde vertellen werkte ze genealogisch terug in de tijd. Hiermee koos zij voor een bepaalde lijn in het familieverhaal. ‘Als ik vanuit Gijsbert Jansz de Veer onderzoek had gedaan – zonder per se uit te hoeven komen in Mexico – had mijn verhaal er heel anders uit kunnen zien. Bij elke verhuizing waren er achterblijvers die moderniseerden. Nazaten van achterblijvers in Canada zijn bijvoorbeeld rijke industriëlen geworden.’
Stamvader Gijsbert Jansz de Veer
‘Mijn verhaal had er ook heel anders uit kunnen zien. Bij elke verhuizing waren er achterblijvers, die moderniseerden.’ Genealogie 18 - 2012
De familie die Kouwenhoven zou beschrijven was gevonden. Er was een Gijsbert Janz de Veer uit Amsterdam. Een van zijn nakomelingen was Jacob Fehr II. Hij emigreerde in 1874 van Zuid-Rusland naar Canada. Zijn verre achterkleinkinderen wonen nu deels in Sabinal. Maar hoe zit nu die migratiegeschiedenis in elkaar? ‘Aanvullende informatie over stamvader Gijsbert de Veer vond ik in Nederlands Patriciaat en enkele andere bronnen bij het Centraal Bureau voor Genealogie. Gijsbert was koopman in granen in het zestiendeeeuwse Amsterdam en Danzig. Het Oostzeegebied diende in die tijd als graanschuur voor Europa en Nederlanders speelden een grote rol in het handelsverkeer tussen Danzig en stapelmarkt Amsterdam. Gijsberts zoon Nicolaas was een rijke koopman, Oostzeevaarder en bovendien leraar (dominee) in de doopsgezinde gemeente van Amsterdam. Ook andere zonen van Gijsbert verdienden goed aan de graanhandel en hadden zich inmiddels in Danzig gevestigd. In 1612 besloot Gijsbert Amsterdam te verlaten en zich definitief bij zijn zoons in Danzig te voegen. Uit het oudste kerkboek van de zogenoemde gemeente der Oude Vlamingen bleek dat hij zich had aangesloten bij een substantiële groep van van oorsprong Nederlandse en Vlaamse geloofsgenoten in de Poolse Wisla-delta. ‘Voor mijn onderzoek naar Nederlandse doopsgezinden in de Wisla-delta was de correspondentie tussen hen en hun geloofs10
broeders die waren achtergebleven in Amsterdam en Haarlem van belang. Deze raadpleegde ik in het Stadsarchief Amsterdam. Ook de bijzondere collectie Doopsgezinden van de Amsterdamse universiteitsbibliotheek aan de Oude Turfmarkt was een interessante bron voor onderzoek naar doopsgezinde emigranten.’ De gemeente waar Gijsbert zich bij aansloot, was een conservatieve groepering binnen de Menno nietenkolonie in Polen. De conservatieve houding sprak onder andere uit de sobere kledingvoorschriften. Zo mochten broeken geen knopen en knoopsgaten hebben – een wereldse vinding – en dienden kragen en hemden niet gestreken te worden. Ondanks – of misschien wel dankzij – zijn sobere levensstijl was Gijsbert, evenals zijn zonen en kleinzonen en andere leden van de Vlaamse gemeente, uitermate welvarend. Toen de graanhandel echter door verschillende oorlogen tussen landen rond de Oostzee inzakte, liet Gijsberts kleinzoon Gijsbert III (16401693) de graanhandel voor wat die was en koos voor een bestaan in de textielnijverheid. Hij produceerde en verhandelde passementen, goudborduursels voor de kleding van de rijke Poolse adel.
Begin van isolatie Mennonieten als Gijsbert III leefden in eigen ‘kolonies’ – gekenmerkt door Nederlands uitziende boerderijen en molens – buiten de stadsmuren. Omdat zij autonomie verkozen boven geregeerd te worden door het stadsbestuur (om zodoende bijvoorbeeld onder de dienstplicht uit te komen die zij als pacifisten verafschuwden) bezaten zij geen burgerrechten en mochten zij niet in de stad wonen. ‘Je kunt stellen dat door de gedwongen huisvesting van bevolkingsgroepen in aparte wijken en de bejegening van de Poolse bestuurders, de al bestaande sterke samenwerking van mennonieten onderling alleen maar werd gestimuleerd,’ stelt Kouwenhoven. ‘In feite zie je hier in Danzig al de eerste stap in de richting van afzondering van de omliggende maatschappij – zoals overduidelijk nu het geval is met de mennonieten in Mexico – zij het niet uit eigen vrije wil, niet om religieuze redenen, maar gedwongen door de Poolse overheid.’ De opgebouwde rijkdom van de mennonieten was rond 1800 veranderd in bittere armoede. De vele oorlogen in de regio en een uitbraak van een pestepidemie eisten hun tol. Naar verwachting werd ongeveer veertig procent van de Vlaamse gemeente slachtoffer van de besmettelijke ziekte. Daaronder waren waarschijnlijk ook diverse leden van de familie De Veer, aangezien de stamboom hier hiaten vertoont. In literatuur over de migratie van Nederlandse mennonieten kwam Kouwenhoven echter een achterkleinzoon van stamvader Gijsbert tegen. Deze Benjamin I zou de familiegeschiedenis verder naar het Poolse platteland en later naar Oekraïne voeren. Benjamin emigreerde in 1789 met zijn gezin van het Poolse Mariënburger Werder naar Zuid-Rusland
om op zijn gratis verkregen land een bestaan op te bouwen. Een bestaan dat overeenkwam met de grondbeginselen van het meniste (mennonitische) geloof. Tsarina Catharina de Grote wilde net veroverd land op de Turken in cultuur brengen en gaf het daarom weg aan boeren. Benjamin stichtte met een aantal andere mennonietenfamilies het boerendorp Neuendorf in de Chortitza-kolonie. ‘In Zuid-Rusland begint zo’n beetje die levenshouding van “weg van de wereld”. Dat kwam deels ook door de omstandigheden. Op een volkomen kale steppe moesten ze dorpen ontwikkelen. Deze isolatie op het Russische
Aankomst van de eerste meniste migranten in Mexico, 1922 (Mennonite Heritage Centre, Winnipeg)
In de loop der jaren zouden er nog duizenden mennonieten volgen. Hier kon men de hardwerkende kolonisten goed gebruiken om de nog onbewoonde grensstreek met de Verenigde Staten te bevolken en daarmee veilig te stellen. In ruil daarvoor kregen de mennonieten de vrijheid hun eigen kerken en scholen te bouwen, zelfbestuur toe te passen en waren zij gevrijwaard van dienstplicht. Jacobs zoon Jacob II (1837-1916) bouwde als eerste een huis in het nieuwe dorp dat Reinland zou gaan heten. Hij werd als burgemeester aangesteld en zette een houtzagerij op die de planken zaagde voor alle
Het schip International aan de kade van Winnipeg, op 1 augustus 1874. Jacob Fehr I was vijfenzestig, toen hij met zijn gezin in Canada aankwam. In totaal zouden hier vijftienduizend mennonieten uit Zuid-Rusland arriveren (Mennonite Heritage Center, Winnipeg)
platteland had niets te maken met religie, maar met het feit dat daar helemaal niets was. Je moest jezelf beschermen tegenover anderen, Kozakkenbendes bijvoorbeeld.’ Daarbovenop kwam de industrialisatie, en de Russische overheid verlangde goede scholing van alle onderdanen. ‘Hoe groter de druk wordt op een groepering om mee te doen met de grote groep, hoe groter de neiging om je daar tegen te verzetten. Vaak moet je je dan zo sterk afzetten dat je nog conservatiever wordt dan je al was. De Chortitza-mennonieten kozen ervoor nog sterker volgens hun traditie te leven en hun eigen taal, scholen en identiteit te versterken. Terug naar het simpele boerenbestaan als ware weg naar verlossing, de weg die Menno Simons ook zou hebben gezocht, zo meenden zij.’ Kouwenhoven gelooft dat in deze tegenreactie de kiem lag tot verheerlijking van het boerenbestaan. Het zal niemand verbazen dat juist deze traditioneel ingestelde kolonisten opnieuw vertrokken toen de kans zich voordeed. Dit keer ging de reis naar Canada.
Op de vlucht voor moderniteit Jacob Fehr I (1809-1877), de kleinzoon van Benjamin Defehr II die als een van de eersten naar Zuid-Rusland vertrok, was vervolgens weer een van de eersten die het land van zijn grootvader verliet. Deze Jacob kwam in 1874 als vijfenzestigjarige in Winnipeg aan. Genealogie 18 - 2012
11
Jacob Fehr III en zijn gezin in Saskatchewan, Canada, omstreeks 1938 (part. coll.)
andere woningen en de kerk die in het dorp werden gebouwd. Het nieuwe dorp werd een veilige plek voor iedere mennoniet die verlangde naar de tradities van vroeger en de saamhorigheid van het boerenbestaan. Door de overvloed aan grond was het boerenbestaan voor iedere zoon weggelegd. Door de hiermee gepaard gaande schaalvergroting dreigde echter de intrede van moderniteiten. Er waren inmiddels landbouwmachines op de markt die grootschalige productie mogelijk maakte. De keuze voor het gebruik van deze machines zorgde weer voor tweespalt in de mennonietengemeenschap. Wederom vertrok een aantal kolonisten naar het meer westwaarts gelegen Saskatchewan. Onder hen was de opnieuw getrouwde weduwe van
Johann Fehr (1862-1904) (zoon van Jacob II) en hun kinderen. Tweestrijd over nieuwigheden was niet het enige dat de gemeenschap parten speelde. Werden deze mennonieten aan het einde van de negentiende eeuw nog met privileges Canada binnengehaald, na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werden de Duits sprekende kolonisten met andere ogen bekeken. Steeds minder Canadezen accepteerden dat deze immigranten onder de dienstplicht uitkwamen terwijl Canadese jongens op het slagveld in Europa het leven lieten. De druk op de mennonieten om zich aan te passen werd steeds groter. In de jaren na het einde van de Eerste Wereldoorlog werden met grote voortvarendheid in alle kolonies openbare scholen neergezet, lokaal aangestelde leraren ontslagen en ouders die weigerden hun kinderen naar Canadese scholen te sturen beboet. Het privilege van vrijheid van godsdienst werd zo met voeten getreden.
Mexico
De Fehrs Arlette Kouwenhovens veelgeprezen boek De Fehrs. Kroniek van een Nederlandse mennonietenfamilie, werd uitgegeven door Uitgeverij Atlas. Het boek telt 248 pagina’s, de verkoopprijs bedraagt € 24,95.
Genealogie 18 - 2012
Voor duizenden mennonieten was dit reden om in het begin van de jaren 1920 weer van land te verhuizen. Nu vertrokken ze naar de noordelijke provincies Chihuahua en Durango in Mexico. Hier begon het verhaal opnieuw: droge grond werd in cultuur gebracht en omdat het hier ging om de meest conservatieve mensen werd hier de levensstijl weer net iets orthodoxer. Ook de zesenvijftigjarige Helena Fehr – geboren en getogen in Zuid-Rusland – moest voor de derde keer verkassen. Enkele van haar volwassen kinderen bleven in Canada. Dit leverde ruzie op binnen de familie, want blijven stond gelijk aan moderniseren. De kerkleider die de emigratie naar Mexico leidde verplichtte zijn medeverhuizers het contact met de achterblijvers te verbreken – tot verdriet van Helena. In Mexico kwam er ongeveer elke generatie een nieuwe mennonietenkolonie bij. Zo stichtten leden van de familie Fehr in 1964 de kolonie La Honda in de staat Zacatecas en vervolgens in 1991 Sabinal, in de noordelijke grensstaat Chihuaha. Net als bij alle vorige verhuisacties was het niet alleen een kwestie van een steeds groter wordende gemeenschap, maar waren het de onvermijdelijke invloeden van de moderne wereld die bij iedere nieuwe generatie tot tweespalt leidden. In La Honda was de pick-up truck, een efficiënt voertuig voor het halen en brengen van landbouwproducten, de aanleiding voor vertrek van onder andere een kleinzoon van Helena Fehr, David Fehr II (geb. 1940). Het was via deze David II dat Kouwenhoven een logeerplek kreeg aangeboden in het huis van zijn zoon David III (geb. 1961). Maar ook nu is het weer onrustig in de kolonie. David II heeft nieuw land aangekocht op het Yucatan schiereiland, helemaal in het zuidoosten van Mexico. Daar valt voldoende regen en dus zou het droogteprobleem zijn opgelost. De kerkoudste moet wel eerst een vergunning krijgen voor de kap van het oerwoud. Zijn zonen David III en Anton willen echter niet meer mee. De laatste overweegt zelfs naar het Amerikaanse Michigan te vertrekken en zich aan te sluiten bij de (iets moder12
Traktor zonder banden in Sabinal anno 2010. De rubberen banden worden in Mexico verwijderd omdat zij als modern wordt ervaren. Bovendien is men bang dat de jeugd een traktor met rubberen banden zou gebruiken om mee naar de ‘grote stad’ te gaan
nere) Amish. Hij vindt dat ze daar het geloof nog van binnen uit belijden en dat daar beter onderwijs voor zijn kinderen voorhanden is. ‘In Sabinal is het geloof verworden tot een set van regels, uiterlijke aanpassingen, onbuigzame en beperkende principes (…)’, concludeert Kouwenhoven. ‘Vier eeuwen migratie hebben de basis van hun meniste geloof aangetast.’
Uitstervende levenswijze
Met de migratie naar Zuid-Rusland in afgescheiden kolonies werd het proces ingezet dat leidde tot een groeiende isolatie van de rest van de maatschappij, die op haar beurt weer leidde tot een versterkte hang naar traditie. Een traditie die steeds meer werd afgedwongen door de leiders van de gemeente, terwijl de mennonieten zich vier eeuwen geleden juist wilden onttrekken aan het juk van de paus en de kerk.’ Kouwenhoven denkt dat deze levenswijze niet vol te houden is. ‘Naarmate de rest van de wereld zich steeds verder ontwikkelt – als je het zo kan zeggen – moet je er ook meer voor doen om dat voor je eigen gemeente tegen te houden. Het zal uiteindelijk een uitstervende levenswijze zijn, maar hier gaat nog wel enige tijd overheen omdat in Zuid-Amerika nog afgelegen gebieden liggen. In Paraguay, Colombia en Bolivia kun je nog heel goed op die manier leven.’ Kouwenhoven kijkt met veel enthousiasme terug op het onderzoek. ‘Het heeft me verbaasd dat er nog zoveel informatie naar boven is te halen over mensen die ooit twee of drie eeuwen geleden hebben geleefd. En het veldwerk bij de Mexicanen vond ik heel bijzonder. Dat ik gewoon mocht mee-eten en blijven slapen, dat gaf me echt een kick. Ze dankten God dat ik een behouden reis had gehad!’ Hoewel Kouwenhoven zo dicht bij mocht komen, heeft ze toch geen echte antwoorden uit het hart gekregen. ‘In mijn gesprekken in Sabinal ben ik niet verder gekomen dan antwoorden op vooral praktische zaken als hoe je als boer omgaat met extreme droogte zonder gebruik te maken van irrigatie, omdat het gebruik van elektriciteit waarmee je irrigatie regelt verboden is. Ik kreeg helaas niet goed helder waarom men koos voor dit geïsoleerde bestaan, die zelfopgelegde beperkingen, de voorkeur voor lijden. Maar het belangrijkste is dat ik mijn centrale vraag, naar de oorzaken van die vier eeuwen migratie, heb kunnen beantwoorden.’ Momenteel wordt gewerkt aan een Engelse vertaling van het boek en ligt er voor de Fehrs in Mexico een fotoboek klaar. Ceciel Huitema is medewerker van de afdeling Onderzoek en Inlichtingen van het Centraal Bureau voor Genealogie.