Voor- en achterwandplastiek met of zonder portioamputatie en kolpocleisis
U heeft van uw gynaecoloog te horen gekregen dat u geopereerd gaat worden in verband met een verzakking van de schede en/of baarmoeder. Deze folder gaat over de operatie die uitgevoerd wordt als de baarmoeder, voorwand en/of de achterwand van de schede verzakt is. U wordt in de regel opgenomen op de gynaecologische verpleegafdelingafdeling. Voor meer informatie over deze afdeling verwijzen wij u naar de speciale folder. Klachten bij een verzakking Uw klachten kunnen variëren van een zwaar gevoel in de onderbuik (en soms rug) tot urineverlies of moeite met uitplassen en soms moeilijke stoelgang. Ook bemerkt u vaak zelf een zwelling die uit de schede komt. Het besluit tot een operatie Of u besluit tot een operatie zal afhankelijk zijn van de ernst van uw klachten, uw algehele conditie, de onderzoeksbevindingen en het advies van uw arts. Bij verzakkingen en ook bij inspanningsincontinentie is het soms zinvol eerst een ring te proberen. Een ring (ook wel pessarium genoemd) is meestal gemaakt van flexibel kunststof en de vorm ervan hangt af van de mate en soort verzakking. De ring wordt door uw arts tijdens het spreekuur door middel van een normaal vaginaal onderzoek ingebracht en moet om de drie à vier maanden gecontroleerd worden. Hierbij wordt de ring verwijderd, gereinigd en bij het vaginaal onderzoek wordt gekeken naar eventuele vaginale irritatie. Het in- en uitnemen van de ring kan kortdurend iets gevoelig zijn. Tijdens het dragen van een ring kunt meer vaginale afscheiding hebben dan u gewend bent en soms een wat onfrisse geur. Een ring is niet altijd succesvol. In de folder ‘Het inbrengen van een verzakkingsring’ vindt u meer informatie. Omdat bekkenbodemproblemen zelden ernstig zijn kunt u gerust de tijd nemen om voor- en nadelen van een operatie tegen elkaar af te wegen. Operaties voor verzakkingen Bij een verzakking kunnen er verschillende situaties bestaan. De blaas, de baarmoeder of het laatste deel van de dikke darm (het rectum=endeldarm) kan verzakt zijn. Na een baarmoederverwijdering kan de top van de schede verzakt zijn. Een enkele keer is er sprake van een verzakking van de dunne darm in de wand tussen de schede en de endeldarm. Ook kunnen verschillende organen tegelijkertijd verzakt zijn. De soort verzakking en de ervaring van de gynaecoloog met bepaalde soorten operaties bepalen de keuze van de operatietechniek. Ook kan uw algehele gezondheid de keuze van een operatie beïnvloeden. In principe kunnen alle operaties die in deze folder vermeld worden met een ruggenprik of algehele narcose verricht worden. Dit kunt u met uw narcosearts bespreken bij de pre-operatieve screening (zie verder in deze folder).
| patiënteninformatie
2
Voorwand- of blaasverzakkingsplastiek Voorwand- of blaasverzakkingsplastiek wordt uitgevoerd als de voorwand van de schede verzakt is. Ook inspanningsincontinentie, die daarbij kan optreden, is een reden voor zo’n operatie. De gynaecoloog doet deze operatie via de schede. De uitgezakte voorwand van de schede met daarachter de blaas, die u soms als een bol in de opening van de schede ziet uitpuilen, wordt op zijn plaats teruggebracht. De gynaecoloog maakt in het midden van de voorwand van de schede de schedewand los van de uitbollende blaas en urinebuis die daaronder liggen. Hij of zij verkort het ruime bindweefsel rond de blaas en zet dit in het midden weer aan elkaar. De blaas kan hier nu op rusten en de verzakking verdwijnt. Daarna wordt de bekleding van de schedewand, die ook te wijd is geworden, gedeeltelijk weggenomen. De wand van de schede wordt daarna over het bindweefsel en de blaas heen gehecht. Zo komt de voorwand van de schede weer op de plaats waar hij hoort te zitten en is de uitstulping verdwenen. Ook de overgang tussen blaas en urineleider is zo verstevigd, zodat u minder gemakkelijk urine verliest. Indien er sprake is van zeer slap weefsel of indien u al eerder wegens een verzakking geopereerd bent, zal uw gynaecoloog u eventueel voorstellen om een kunststofmatje ter versteviging aan te brengen. Hier zijn wij echter zeer terughoudend in omdat er soms vervelende bijwerkingen kunnen optreden zoals chronische pijn en vaginale wondjes. Achterwand- en bekkenbodemplastiek Deze operatie bestaat uit twee delen. Bij de achterwandplastiek wordt eerst de uitgerekte achterwand van de schede, die u als een bol in de schede ziet uitpuilen, weer op zijn plaats gebracht. In het midden van de achterwand van de schede maakt de gynaecoloog de schedewand los van de uitbollende darm die daaronder aanwezig is. Vervolgens wordt het ruime bindweefsel rond de darm ingekort en in het midden aan elkaar gezet. De darm kan hier nu op rusten en de darmverzakking verdwijnt. Daarna neemt de gynaecoloog vaak de bekleding van de schedewand, die ook te wijd geworden is, gedeeltelijk weg. De wand wordt daarna over het bindweefsel en de darm heen gehecht. Zo komt de achterwand van de schede weer op de plaats waar hij hoort te zitten en is de uitstulping verdwenen. Dit wordt een achterwandplastiek genoemd. Ook hier wordt soms voor extra versteviging een kunststofmatje geplaatst. Ook hier zijn wij zeer terughoudend in omdat er soms vervelende bijwerkingen kunnen optreden zoals chronische pijn en vaginale wondjes. Daarna volgt vaak een bekkenbodemplastiek. De bekkenbodemspieren, die zich rondom de schede bevinden, worden aan de achterkant van de schede naar elkaar toegetrokken. Hierdoor wordt de bekkenbodem verstevigd en wordt de ingang van de schede meestal iets nauwer.
| patiënteninformatie
3
Een veel uitgevoerde operatie is bijvoorbeeld een voor- en achterwandplastiek in combinatie met een vaginale baarmoederverwijdering (baarmoederverwijdering via de schede). Soms wordt de voor- en achterwandplastiek gecombineerd met het verwijderen van de baarmoedermond, waarbij het baarmoederlichaam behouden blijft. Uw gynaecoloog zal u hierover specifieke informatie geven (zie hieronder). Verwijdering baarmoedermond (portioamputatie) met voor- en/of achterwandplastiek Als er ook sprake is van een verzakking van de baarmoeder, stelt uw gynaecoloog u voor om de hele baarmoeder te verwijderen of alleen het diepste deel van de baarmoeder, de baarmoedermond. Een baarmoeder bestaat uit een baarmoederlichaam (waarin zich een zwangerschap nestelt) en een baarmoederhals. Het diepste deel van de baarmoederhals is de baarmoedermond. Bij het bevolkingsonderzoek wordt van de baarmoedermond een uitstrijkje gemaakt. Het verwijderen van de baarmoedermond (meestal 2-3 cm) is minder belastend voor u dan een volledige verwijdering van de baarmoeder en heeft ook minder risico’s zoals nabloedingen, beschadiging van blaas, urineleiders en/of darm. Ook het herstel gaat meestal iets gemakkelijker. Als de baarmoeder sterk verzakt is, bespreekt uw arts ook met u om de ophangbanden van de baarmoeder naar elkaar te hechten, zodat die korter worden en de baarmoeder daardoor weer naar bovengetrokken wordt. Deze operatie wordt een Manchester-Fothergill genoemd. Na het verwijderen van de baarmoedermond wordt het resterende deel van de baarmoederhals weer bedekt met vaginaweefsel, zodat er als het ware weer een soort baarmoedermond ontstaat. Zeker als u nog een kinderwens heeft maar een forse verzakking heeft waarbij behandeling met een ring niet afdoende is, is deze ingreep een goed alternatief. Dit omdat uw baarmoederlichaam behouden blijft. Uw gynaecoloog zal de voor- en nadelen van deze operatie uitgebreid met u bespreken. Er zijn aanwijzingen dat er na deze operatie minder risico’s zijn om opnieuw een verzakking te krijgen vergeleken met het volledig verwijderen van de baarmoeder. Na het verwijderen van de baarmoedermond blijft het wel raadzaam om nog tot 60 jaar een uitstrijkje te laten maken. Kolpocleisis Soms stelt uw gynaecoloog u voor om de verzakking te verhelpen door vaginaal de schede bijna dicht te hechten (kolpocleisis). De schede blijft uiteraard wel zover open dat u kunt plassen. Gemeenschap is daarna echter niet meer mogelijk. In ons ziekenhuis worden twee van dergelijke operaties uitgevoerd, afhankelijk van de voorkeur van uw behandelend gynaecoloog. Dit zijn de operaties volgens Lefort en
| patiënteninformatie
4
de operatie volgens Labhardt. Deze operatie belast uw lichamelijke conditie slechts gering, heeft weinig risico’s en wordt meestal gekozen als uw gezondheid te wensen over laat. Ook is de kans dat een verzakking later nog eens terugkomt erg klein. Daarom wordt soms ook voor deze methode gekozen als andere operaties niet succesvol waren. Als u besloten heeft tot een operatie Heeft u in overleg met uw gynaecoloog besloten tot een operatie, dan bespreekt de gynaecoloog met u de procedure van de operatie en de manier waarop die wordt uitgevoerd. Ook bespreekt de gynaecoloog met u welke complicaties kunnen optreden bij een operatie. Nadat de gynaecoloog voor u de operatiepapieren heeft ingevuld zal er eerst nog aanvullend pre-operatief onderzoek plaatsvinden. Daarbij hoort meestal een bloedonderzoek en een enkele keer een longfoto of hartfilmpje (ECG). Het algemeen lichamelijk onderzoek wordt verricht door een van de artsen of co-assistenten, meestal direct nadat uw gynaecoloog de operatie heeft afgesproken. Bij de zorgplanner kunt u aangeven wanneer de operatie u het beste uitkomt. Ook kunt u aangeven of uw operatie moet worden uitgevoerd door uw eigen gynaecoloog of een van zijn of haar collegae. De periode voor de operatie Ongeveer twee weken vóór de geplande operatie heeft u een afspraak met een medewerker van de afdeling Anesthesie (op de POS = PreOperatieve Screening). U kunt dan de procedure van uw opname en de operatie nogmaals bespreken en er zal ingegaan worden op al uw vragen. Op de dag van de operatie wordt u opgenomen. Ook ontvangt u informatie van de verpleging over de gebruikelijke gang van zaken op de afdeling. De periode na de operatie U ziet dagelijks een gynaecoloog of zaalarts. De gynaecoloog, die u opereert, ziet u vlak voor de ingreep en indien mogelijk enkele keren erna. Heeft u nog vragen, aarzel dan om niet deze te stellen. Na een operatie voor een verzakking krijgt u een blaaskatheter die via de urinebuis wordt ingebracht. De verpleegkundige verwijdert de katheter meestal twee dagen na de operatie. Er wordt dan ook gecontroleerd of u de blaas bij het plassen voldoende leeg kunt maken. Dit gebeurt met een bladderscan, dit is soort echo-apparaat. Als dat niet lukt, krijgt u soms voor enkele dagen opnieuw een katheter. Bij verzakkingsoperaties via de schede brengt de gynaecoloog meestal aan het einde van de operatie een tampon in de schede. Dit is een lang gaas dat in de schede wordt
| patiënteninformatie
5
ingebracht. Het stelpt kleine bloedinkjes. De verpleegkundige verwijdert het gaas meestal de dag na de operatie. Schrikt u daarbij niet van de lengte! De eerste dagen na de operatie zijn vaak pijnlijk, voornamelijk de onderkant van de schede. U krijgt daarom de eerste dagen na de operatie pijnstillers. Na een narcose kunt umisselijk zijn. U begint dan in kleine stapjes voorzichtig met drinken en eten. Na enkele dagen kunt u weer normaal eten. Hoe lang u in het ziekenhuis blijft hangt af van de operatie en het tempo van uw herstel. Doorgaans gaat u na drie dagen weer naar huis. Vlak voor uw ontslag krijgt u een ontslaggesprek door de zaalarts, gynaecoloog of verpleegkundige. Behalve het verloop van de operatie en uw herstel tijdens de opname zullen met u de adviezen besproken worden voor de eerste weken na uw ontslag. Weer thuis • De eerste tijd thuis, vlak na het ontslag, wordt door veel vrouwen vaak als zwaar
ervaren. Eenmaal thuis blijkt u erg weinig te kunnen en snel moe te zijn. Bedenk dat een operatie altijd een aanslag is op uw lichaam en op uw reserves. • Na een operatie voor bekkenbodemproblemen is het beter om de eerste maanden niet zwaar te tillen. Het optillen van een emmer water of een zware boodschappentas is onverstandig: het weefsel dat net op een nieuwe plaats is vastgemaakt, kan dan weer los raken. Het is dan ook belangrijk om de eerste zes weken na de operatie hulp bij zwaardere huishoudelijke bezigheden te regelen. Wel kunt u licht huishoudelijk werk doen. • Bloedverlies kan tot ongeveer zes weken na de operatie optreden. Het wordt langzaam minder en gaat vaak over in bruinige of gelige afscheiding. Hechtingen in de schede lossen uit zichzelf op en kunnen tot ruim zes weken na de operatie uit zichzelf naar buiten komen. • Als regel krijgt u zes weken na de operatie of na ontslag een afspraak voor nacontrole bij de gynaecoloog. Bij operaties via de schede kijkt de gynaecoloog of de schedewanden goed genezen zijn. Als dit het geval is, kunt u daarna weer gemeenschap hebben. Eerder is meestal niet verstandig, omdat beschadiging kan optreden. Risico’s en complicaties Bij elke operatie kunnen complicaties optreden, dus ook bij bekkenbodemoperaties. Wij beschrijven de meest voorkomende complicaties hieronder. Blaasontsteking Een blaasontsteking is een veel voorkomend probleem na een bekkenbodemoperatie. Daarom wordt de urine vaak in het ziekenhuis gecontroleerd. Zo nodig krijgt u een antibioticum. Een blaasontsteking is daarmee goed te behandelen.
| patiënteninformatie
6
Indien u thuis plasklachten krijgt kunt u met ons contact opnemen of de huisarts. Problemen met het op gang komen van zelf plassen Door verandering van de plaats van de urinebuis of door vernauwing is het soms moeilijk na de operatie de blaas te legen. In dat geval krijgt u voor een wat langere tijd opnieuw een katheter. In een enkel geval gaat u met een katheter naar huis. Vrijwel altijd is dit een tijdelijk probleem. In uitzonderingssituaties is het nodig dat u leert zichzelf tijdelijk te katheteriseren. Urine-incontinentie Alhoewel bekkenbodemoperaties soms als doel hebben ongewild urineverlies te verminderen, treedt soms ongewild urineverlies op als complicatie van een verzakkingsoperatie. Het is niet duidelijk waardoor deze complicatie ontstaat en het is dus ook niet altijd te voorkomen. Het urineverlies is meestal niet ernstig. In uitzonderingsgevallen ontstaat ernstig urineverlies na een verzakkingsoperatie. Zeer vaak kan dit door een relatief kleine operatie weer grotendeels verholpen worden. Moeite met de ontlasting Na een achterwandplastiek kunnen klachten ontstaan over moeilijk kwijtraken van ontlasting. Deze klachten verdwijnen meestal spontaan na drie tot zes maanden. Nabloeding Een nabloeding is een vrij zeldzame complicatie bij bekkenbodemoperaties. Bij operaties via de schede is het vaak voldoende (opnieuw) een tampon in te brengen. Soms is een tweede operatie noodzakelijk. Beschadiging Beschadiging van blaas, urineleider of darm zijn zeer zeldzame complicaties die, mits direct herkend, meestal ook meteen weer hersteld kunnen worden. Soms is ook hiervoor een tweede operatie nodig. Vernauwing baarmoederhals Heel soms ontstaat er na het verwijderen van de baarmoedermond zoveel littekenweefsel dat hierdoor de baarmoederhals nauwer wordt. Dit kan soms een negatieve invloed hebben bij kinderwens. Als u al in de overgang zit en niet meer menstrueert, is dit geen probleem. Als u nog wel menstruatie hebt, kan dit tot gevolg hebben dat de baarmoederhals weer opgerekt moet worden, zodat het menstruatiebloed kan aflopen. Dit is meestal een kleine ingreep die via Dagverpleging verricht wordt.
| patiënteninformatie
7
Infectie of trombose Bij iedere operatie is er een klein risico op het ontstaan van een infectie of trombose. Om dit te voorkomen krijgt u vaak een antibioticum bij de operatie en bloedverdunners zolang u in het ziekenhuis bent. Seksuele problemen Bij een bekkenbodemplastiek wordt de ingang van de schede vernauwd om de bekkenbodem meer stevigheid te geven. De ingang van de schede wordt hierdoor kleiner. De gynaecoloog probeert de ingang van de schede ruim genoeg te houden zodat u normaal gemeenschap kunt hebben, als u dit wenst. Soms is het resultaat toch anders dan verwacht. Ook kan in een enkel geval de schede korter zijn geworden. Aarzel niet om bij seksuele problemen een nieuwe afspraak met de gynaecoloog te maken om hierover te praten. Vaak kan er wel wat aan gedaan worden. Risico op een nieuwe verzakking Ook na een geslaagde operatie kunnen jaren later opnieuw klachten ontstaan. Een blaasverzakking komt bij ongeveer 30% van de patiënten weer terug, een achterwandverzakking bij ongeveer 15% vande patiënten. Dit komt omdat bij een operatie de oorzaak van de verzakking of van het urineverlies (Bij chronisch zwaar tillen, chronisch hoesten, slap weefsel, chronische verstopping) niet wordt weggenomen. De gynaecoloog herstelt alleen de bekkenbodem. De gynaecoloog kan u wel adviezen geven waardoor het risico op een nieuwe verzakking mogelijk minder wordt. Jammer genoeg bestaan er geen behandelingen waardoor de problemen definitief niet meer terugkomen. Ook na verwijdering van de baarmoeder kan nog (10-20%) een verzakking van de top van de schede optreden. Als u denkt dat er sprake is van een nieuwe verzakking, aarzel dan niet om dit met de huisarts te bespreken. Als de verzakking al snel (1-3 jaar na de operatie) terugkomt kan vaak een andere operatie dan toch weer een duidelijke verbetering geven. Indien het langer duurt voordat de verzakking terugkomt kan vaak dezelfde operatie weer voldoende zijn. Tot slot Mocht u na het lezen van deze folder nog vragen hebben of mochten er nog onduidelijkheden bestaan, aarzel dan niet en neem contact op met Gynaecologie. Het telefoonnummer vindt u op de achterzijde van deze folder.
| patiënteninformatie
8
Deze folder is een voor Zuyderland Medisch Centrum aangepaste versie van een folder van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG). De originele folder kunt u terugvinden op: www.nvog.
Gynaecologie Meldpunt Oost 11 Afsprakennummer: 088 - 459 7785 Werkdagen: 9.00 - 12.00 en 14.00 - 16.00 uur Informatienummer: 088 - 459 5580 Werkdagen: 8.30 - 12.00 en 13.30 - 16.30 uur Verpleegafdeling Meldpunt Oost 43 Telefoon 088 – 459 4500
© 03-2016
Internet www.zuyderland.nl www.nvog.nl
597
Pre-operatief onderzoek Meldpunt Oost 03 Telefoon 088-4591953