‘Volwassen jurering kontra kinderjurering’ Marleen Wijma-van der Laan
bron Marleen Wijma-van der Laan, ‘Volwassen jurering kontra kinderjurering.’ In: Levende talen nr. 326 (1977), p. 392-397
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/wijm001volw01_01/colofon.htm
© 2004 dbnl / Marleen Wijma-van der Laan
392
Van de vaste medewerkers Nederlands: Jeugdboeken
Kinderboekenweek 1977 Volwassen jurering kontra kinderjurering Van 19 tot en met 29 oktober is het weer kinderboekenweek. De eerste drie dagen vallen in de herfstvakantie, de rest is een gewone schoolweek. U heeft dus ruim de mogelijkheid in te haken op de aktualiteit van de kinderboekbeoordelingen. Ik kan u aanraden een of meerdere klassegesprekken te wijden aan de boeken die in deze bespreking aan de orde komen (Barnard, Beckman, Dubbelboer en Nowee zijn geschikt voor de brugklas; Procházka en Wernström voor klas 2 en 3). De kriteria aan de hand waarvan men een bepaald boek goed of slecht vindt, lopen deze keer zo uiteen dat een eigen positiebepaling een levendige en zinvolle diskussie kan opleveren. Dit jaar zijn door de volwassen jury bekroond: Gouden Griffel: H. Barnard Kon Hesi Baka, Kom gauw terug, Unieboek, Bussum Zilveren Griffels: 1 J. Cressey De rattenvanger, Lemniscaat, Rotterdam 2 R. Dahl Daantje, de wereldkampioen, De Fontein, De Bilt 3 R. Gernhardt Wie dit leest, is het vierde beest, Bruna, Utrecht 4 W. Hofman Wim, Unieboek, Bussum 5 G. Kuijer Grote mensen daar kun je beter soep van koken, Querido, A'dam 6 J. Prochàzka Milena, Leopold, Den Haag 7 M. Sachs Het boek van Dorrie, Querido, A'dam 8 D.B. Smith We gingen bramen plukken, Querido, A'dam 9 S. Wernström De vergeten hacienda, Holland, Haarlem Gouden penseel: Max Velthuys voor illustraties bij Het goede monster en de rovers van W. Junk. In het lijstje zitten opvallend veel boeken met een moderne thematiek: de aanpassingsmoeilijkheden van Surinamers in Nederland (Barnard), de liefdeloosheid van de volwassen wereld (Hofman), het onbegrip van de volwassen wereld (Kuijer), de emancipatie van een meisje (Prochàzka), jaloezie van een enig kind bij gezinsuitbreiding (Sachs) en ten slotte een stukje bescha-
Marleen Wijma-van der Laan, ‘Volwassen jurering kontra kinderjurering’
393 mend blank kolonialisme (Wernström). De prentenboeken heb ik buiten beschouwing gelaten. Het enige boek dat duidelijk niet in dit rijtje past, is het nonsensverhaal van R. Dahl. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat er grote nadruk is gelegd op de progressiviteit van het onderwerp. Twee van deze boeken staan dit jaar ook op het lijstje van de kinderjury van Schagen. Kon hesi baka, kom gauw terug vinden ze ‘wel aardig’, maar Wim wordt door hen radikaal afgewezen! Voor kinderen gelden kennelijk andere kriteria dan het al of niet aanwezig zijn van een progressieve maatschappijvisie. In het onderstaande verslag van het werken met de kinderjury van dit jaar, ga ik nader in op de deels onbewuste kriteria die zij bij hun boekbeoordeling hebben gehanteerd. Voor de kinderjury hebben zich ruim twintig kinderen (vijftien meisjes en zes jongens) in de bibliotheek ter plaatse gemeld. Ze komen van verschillende typen lager onderwijs (bijzonder, openbaar en jenaplan). Vijftien van hen zitten nu in de brugklas. Bij de start is hun leesfrekwentie en hun leesvoorkeur gepeild. Het aantal boeken dat zij gemiddeld per maand lezen varieert per kind van drie tot en met zestien (!) met een gemiddelde van zes à zeven. Het merendeel is verzot op serieboeken: meisjespockets, Arendsoog, Kameleon e.d. Verder werden genoemd: strips, geschiedenisboeken, sprookjes. We hebben de volgende boeken besproken: 1 H. Barnard Kon hesi baka, kom gauw terug 2 T. Beckman Geef me de ruimte 3 B. Dubbelboer Joël en de veenheks 4 W. Hofman Wim 5 P. Nowee Arendsoog in duplo 6 S. Schell Mijn Timmetje 7 R. Törnqvist Ze snappen er niets van 8 J. Vriens Die rotschool met die fijne klas De bespreking geschiedde aan de hand van dezelfde vragenlijst als vorig jaar (uiterlijk, inhoud, personen, schrijver, taal en eigen mening: zie Levende Talen 320, oktober 1976). Het Arendsoogboek en het boek van Thea Beckman staan niet op de kinderjurylijstjes van de grote steden, omdat men daar geen serieboeken accepteert (Geef me de ruimte is deel 1 van een trilogie). Het feit dat een boek al of niet een serieboek is, vinden wij op zich geen argument het boek uit te sluiten. Daar het hier juist gaat om véél gelezen boeken, vinden wij het zinvol om ze op dezelfde wijze als de andere boeken in de groep te bespreken. Al gauw bleek dat ook de juryleden op dit punt geen onderscheid maakten en deze boeken even kritisch bekeken. Mijn eigen indrukken naar aanleiding van het werken met een kinderjury zijn de volgende. 1 Kinderen zijn erg kritische lezers. De kleinste foutjes in bijv. de illustraties of in het verhaal zelf vallen hen op. 2 Kinderen zijn behoorlijk eerlijk en spontaan in hun mening. Wel is hun mening vrij radikaal. Als ze een boek niet mooi vinden, deugt er ook al gauw niets meer van. Andersom idem.
Marleen Wijma-van der Laan, ‘Volwassen jurering kontra kinderjurering’
3 De wereld in het verhaal heeft voor veel kinderen een andere waarde dan de werkelijkheid om hen heen. Vooral dit jaar zijn ze vaak gestruikeld over de onkonventionele daden en over het in hun ogen groffe taalgebruik in de boeken. Iets wat gedrukt staat heeft voor hen de status van: dat is geoorloofd, dat mag. ‘Je kunt zomaar niet alles in een boek schrijven! Het moet een beetje netjes blijven.’ 4 Kinderen zijn konservatieve lezers. Ze grijpen vaak naar het bekende. Vandaar ook de populariteit van serieboeken. Meerdere keren heb ik de opmerking gehoord: ‘Ik zou het zelf niet uit de kast pakken, maar het is toch hartstikke mooi. Misschien dat ik nu de volgende keer wel iets dergelijks zal nemen.’ 5 Boekbespreking in een groep is bijzonder geschikt om de kinderen eens met iets nieuws te konfronteren en om hen leeskritisch te maken. Ze vinden het zelf erg leuk, dus het leesplezier is gewaarborgd. 6 Op geen van de scholen die de kinderen bezoeken, wordt gerichte aandacht besteed aan jeugdboeken. Een treurige zaak juist met het oog op punt 4 en 5. N.B. Deze indrukken dienen natuurlijk niet absoluut te worden gesteld. Er zijn beperkingen van tijd en ruimte en de nuance per kind is groot. Hier volgen hun juryrapportjes. Bij de samenstelling daarvan heb ik zoveel mogelijk gebruik gemaakt van hun eigen woorden.
Rapportjes kinderjury Schagen 1977 1. Kon hesi baka, kom gauw terug Schrijver: Henk Barnard Tekenaar: Reintje Venema Uitgever: Van Holkema & Warendorf, Bussum 1976.
Marleen Wijma-van der Laan, ‘Volwassen jurering kontra kinderjurering’
394 Georgien en haar broertje Herwin wonen in Suriname. Jaren geleden is hun vader naar Holland vertrokken. Omdat ze niets meer van hem horen en omdat moeder geen werk kan vinden, vertrekt ze naar Holland. Georgien woont zolang bij haar oom op het platteland van Suriname. Als hun moeder voldoende geld heeft voor hun overtocht, komen ook Georgien en Henwin naar Nederland. In het begin vindt Georgien het daar leuk. Maar al gauw besluit ze naar Suriname terug te keren zodra ze verpleegster zal zijn geworden. We zouden het boek zelf niet uit de kast pakken: de titel spreekt niet aan. Boeken over Suriname spelen zo veraf en zijn vaak saai. De vlekkerige illustraties zijn niet zo mooi, sommigen vinden ze kinderachtig. Het verhaal kan echt gebeurd zijn, omdat er de laatste jaren veel Surinamers naar Nederland zijn gekomen. Het verhaal over die ‘wisi’ vinden we wel heel toevallig als het echt gebeurd zou zijn. De schrijver is erg tegen rassendiskriminatie en wil de Surinamers ook eens naar voren halen. Onze mening over de Surinaamse kinderen is door het lezen van het boek niet veranderd: we vonden ze al heel gewoon. Die stukjes over de geschiedenis van Suriname kunnen beter in één verhaal in het begin staan. Nu sloegen we ze steeds over, anders raakten we de draad kwijt. Dat Georgien toch terug wil gaan naar Suriname vinden we een goed slot. Velen missen spanning in het boek. Anderen vinden het wel een aardig boek. Het krijgt een 7. Voor kinderen van 9-12 jaar.
2 Geef me de ruimte Schrijfster: Thea Beckman Omslag: G.G.F. van Vliet Uitgever: Lemniscaat, Rotterdam 1976. De vijftienjarige Marije vlucht uit Brugge, omdat ze moet trouwen met een geniepige jongen. (Het verhaal speelt in de veertiende eeuw.) Ze vlucht naar Frankrijk dat oorlog voert met Engeland. Door een toeval ontmoet ze Berton, een rondtrekkende troubadour, die gewond van een slagveld komt. Samen ontmoeten ze Jean D'Ailly. Met z'n drieën trekken ze al zingend en spelend rond. Later nemen ze de achtjarige weesjongen Matthis als pleegzoon op. Ze maken de verschrikkingen van de honderdjarige oorlog mee en moeten vechten voor hun bestaan. De meesten van ons zouden het boek zelf uit de kast pakken, omdat het er spannend uitziet en velen de schrijfster al kennen. Sommigen vinden het boek te dik. Anderen missen de illustraties binnenin. De nieuwe voorplaat bij de derde druk is wel mooier, maar we zouden het iets minder snel pakken. Het verhaal is mooi, spannend, leerzaam, droevig en ontroerend. De honderdjarige oorlog tussen Engeland en Frankrijk is waar gebeurd. De schrijfster heeft alle enge en vreselijke dingen gelukkig ‘netjes’ verteld. Die Franse woorden zijn soms wel moeilijk. Sommigen van ons vinden de beschrijvingen af en toe te lang, anderen vinden die stukken juist fijn om te lezen. Het hoofdstuk over Matthis komt wel erg onverwachts, vinden we. Maar verder vinden we het een geweldig goed boek. De schrijfster weet erg veel van de geschiedenis en van Frankrijk af. (Bijna niemand van ons heeft trouwens de verklaringen achterin gelezen!) Ze kan kostelijk vertellen en heeft er enorm plezier
Marleen Wijma-van der Laan, ‘Volwassen jurering kontra kinderjurering’
in. We zullen haar erg graag eens willen ontmoeten. Het boek is voor kinderen vanaf 11 jaar en het krijgt van ons een 9 1/2!!!
3 Joël en de veenheks Schrijver: B. Dubbelboer Omslag: Reint de Jonge Uitgever: Westfriesland, Hoorn 1976. In de tweede wereldoorlog moeten Joël en zijn ouders onderduiken omdat ze joods zijn. Net voordat ze vertrekken worden ze opgepakt door de Duitsers, maar Joël weet tijdig te ontsnappen. Hij vlucht, maar zijn vriend Henk weet hem terug te vinden. Met behulp van de vader van Henk duikt hij onder. Hij wordt verraden door een klasgenoot en moet ergens anders heen. Na nog een keer vluchten komt hij bij de ‘veenheks’. Ze wordt zo genoemd omdat ze zo lelijk is en zo eenzaam in het veen woont. Haar man is Duitser, maar die verraadt Joël niet. Als de man sterft, wordt de veenheks ziek van ellende. Joël besluit zijn leven te wagen en gaat naar het dorp om een dokter te halen. Als hij in het dorp komt, blijkt dat er al een week geleden bevrijding was! Zijn ouders leven gelukkig nog. De veenheks mag bij Joël en zijn ouders komen wonen. Boeken over de tweede wereldoorlog vinden wij altijd erg mooi en spannend, omdat het echt gebeurd is. De schrijver heeft vast zelf de oorlog meegemaakt en geholpen met onderduiken. Hij laat zien dat er ook goede Duitsers waren en dat vinden wij erg goed. De titel lijkt in het begin niet goed omdat de veenheks pas op het laatst verschijnt.
Marleen Wijma-van der Laan, ‘Volwassen jurering kontra kinderjurering’
395 Maar omdat ze zo'n belangrijke rol speelt, mag ze toch wel genoemd worden. Dat die Duitse zinnen niet steeds vertaald worden, vinden sommigen van ons jammer. Het boek is erg spannend en vooral het slot is ontroerend. Het is ook wel een beetje een belangrijk boek. Geschikt voor 10-14 jaar en goed voor het cijfer 9.
4 Wim Schrijver: Wim Hofman Tekeningen: Wim Hofman Uitgever: Van Holkema & Warendorf, Bussum 1976. Wims ouders zijn zo'n beetje half gescheiden. Ze hebben vaak ruzie. Vader heeft een nieuwe vriendin en moeder een nieuwe vriend. Wim heeft een vervelende broer Hein die hem altijd pest. Later merkt Wim, dat Hein deel uitmaakt van een zogenaamde ‘kwartiergroep’, een soortement boevenclub. Wim wordt vreselijk door hen dwarsgezeten. Als niemand meer aardig tegen hem doet, loopt Wim weg. Hij rijdt met een vrachtwagen mee. Hij komt bij een bos en verschuilt zich. Een meisje van een boerderij uit de omgeving laat hem in de schuur slapen. Later komt de vriendin van zijn vader hem halen en zij belooft hem, dat Wim met hen op vakantie mag. Wij vinden het geen van allen een mooi verhaal. De titel zegt weinig en de omslag spreekt niet aan. Ook op de plaatjes binnenin zijn alleen maar op een kinderachtige manier wat voorwerpen getekend door de schrijver zelf. De hoofdstukken volgen soms helemaal niet op elkaar en ze hebben gekke titels. In het verhaal is veel te veel beschrijving, dat maakt het zo sloom. Het kan wel echt gebeurd zijn. Maar dan eerder in een achterbuurt van een grote stad dan in onze eigen omgeving. Alhoewel ruziënde vaders en moeders ook bij ons voorkomen. Maar wij vinden het taalgebruik te grof en een blikje wormen koken en vliegen vleugeltjes uittrekken vinden we sadistisch en gemeen. De schrijver (Wim) had misschien zelf een nare jeugd en hij houdt vast niet van grote mensen. Het is geschikt voor kinderen van 9-11 jaar. Maar wij zouden het niet aanraden, omdat er te weinig spanning in zit en wij het gewoon een stom boek vinden. Een 5.
5 Arendsoog in duplo Schrijver: P. Nowee Tekeningen: Hans G. Kresse Uitgeverij: Malmberg, 's-Hertogenbosch 1976 a Het raadsel van de Rode Rivier Arendsoog en Witte Veder vinden in de struiken bij de Rode Rivier spullen van Jef Hunting, een beruchte bandiet. Iedereen is opgelucht, want men denkt dat hij is verdronken. Arendsoog ontdekt dat hij niet is verdronken maar vermoord. Er is namelijk een bende die een ranch wil hebben, omdat daar goud in de grond zit. Arendsoog en Witte Veder rollen de bende op.
Marleen Wijma-van der Laan, ‘Volwassen jurering kontra kinderjurering’
b De strijd om de Woodson-Ranch Dit tweede verhaal gaat ook over een bende die een ranch wil hebben omdat er goud in de grond zit. Na de dood van de eigenaar komt de ranch aan zijn eerstgeboren zoon. De jongen die zich daarvoor uitgeeft, blijkt een bandiet te zijn. Na (alweer) een lawinetje van gebeurtenissen komen Arendsoog en Witte Veder achter de waarheid. Arendsoogboeken zijn altijd erg spannend en avontuurlijk. De meesten van ons houden daarvan. De tekeningen passen goed bij het verhaal, al zijn ze soms wat ruw. Ze staan af en toe jammer genoeg een bladzijde te vroeg. Dan verraden ze wat komen gaat. De schrijver moet wel avontuurlijk zijn en veel fantasie bezitten. De verhalen zitten soms erg ingewikkeld (veel namen), maar wel goed in elkaar (op een paar foutjes na). Ook al weet je dat het goed afloopt, het is toch altijd weer mooi. Er zijn wel veel dingen altijd hetzelfde: domme lelijke schurken en sportieve slimme helden. Ze hebben altijd een schoon overhemd en hoeven nooit naar de w.c. Er spelen bijna nooit vrouwen mee. En de sheriff die toch slim moet zijn, is bijna altijd dom. Deze dingen nemen voor de meesten van ons de pret niet weg. Die genieten van de sfeer en de spanning van deze wild-west verhalen. Voor 9-14 jaar. Cijfer: 7 1/2.
6 Mijn Timmetje Schrijfster: Simone Schell Tekeningen: Annelies Schoth Uitgever: Deltos Elsevier, Amsterdam 1976. Het gaat over Lidia, een meisje dat nogal bazig is, en over haar debiele buurjongetje Timmetje die haar vriendje is. Lidia heeft een schuur gevonden waarin ze vaak speelt met Timmetje. Met de andere buurkinderen heeft ze bijna altijd ruzie. Een stel jongens pakken de schuur van haar af. Lidia gaat naar de baas van de schuur en die zegt dat zij erop mag passen. Dan hoort ze dat Timmetje naar een gesticht moet. Ze denkt,
Marleen Wijma-van der Laan, ‘Volwassen jurering kontra kinderjurering’
396 dan ben ik erg allen en ze vindt het zielig voor Timmetje. De pastoor vertelt haar, dat het best leuk is in zo'n gesticht. Opeens komen alle buurjongens en meisjes weer met haar spelen en ze geven samen een voorstelling als afscheid van Tim. We vinden het boek geschikt voor kinderen van 8-11 jaar. De meesten van ons vinden het dan ook kinderachtig. Vooral door de voorplaat en de titel. En ook doordat het boek zo dun is en de letters zo groot zijn en er zoveel wit is in het boek. De illustraties zijn wat krasserig en vaag en komen niet overeen met wat we ons erbij voorstellen. De schrijfster is waarschijnlijk een vrije, moderne, jonge vrouw, die goed op de hoogte is met wat bazige kinderen en debiele jongetjes denken en doen. We vinden het wel toevallig dat alle grote mensen Lidia aardig vinden, terwijl alle kinderen een hekel aan haar hebben (en wij ook). Het verhaal is goed te begrijpen, maar de meesten van ons vinden het een beetje te sloom en te kinderachtig. Cijfer: 7.
7 Ze snappen er niets van Schrijfster: Rita Törnqvist Tekeningen: Mance Post Uitgeverij: Ploegsma, Amsterdam 1976. Het gaat over twee fantasierijke kinderen Heleen en Bram, die elkaar koningin Pluria en koning Waldemar noemen en samen in een soort sprookjeswereld leven waar de grote mensen niets van snappen. Eerst hebben ze een hut op zolder. Maar als moeder dat ontdekt, moeten ze daar weg. Ze gaan naar een stukje verboden land waar een hut is en ze noemen dat ‘Libelia’. Cornelius, een wat aparte man die viool speelt, komt op een dag bij hen en wordt hun vriend. Maar daarvoor wordt hij in de gevangenis gezet, want men denkt dat hij een kinderlokker is. De grote mensen doen veel moeite om de kinderen en Cornelius elkaar te doen vergeten, maar vergeefs. Aan het eind van het boek zijn ze weer bij elkaar. Over dit boek zijn de meningen in de jury nogal verdeeld: een meerderheid keurt het boek af als kinderachtig, stom en saai, geschreven voor kinderen van 8-10 jaar. Een minderheid vindt het juist wel mooi en herkent voor een deel zichzelf erin. Zij vindt het goed geschikt voor eigen leeftijdsgroep: 9-12 jaar. De letters zijn iets te groot en er is te veel wit. De illustraties zijn sfeervol en passend bij de tekst, maar ze kloppen niet altijd. Sommigen vinden de kleuren van de voorkaft te flets. Blote kinderen tekenen vinden een paar juryleden niet nodig. De meesten veronderstellen dat de schrijfster zelf geen kinderen heeft, anders zou ze de bezorgdheid van die moeder beter begrijpen en dan zou ze ook die vieze woorden schrappen, want als een moeder zoiets schrijft, heeft ze geen vat meer op haar kinderen. Ze moet wel veel fantasie hebben, van muziek houden en vinden dat grote mensen vaak moeilijk doen. De beoordeling loopt in de jury uiteen van een 4 tot een 8 met een gemiddelde van 6 1/2.
8 Die rotschool met die fijne klas
Marleen Wijma-van der Laan, ‘Volwassen jurering kontra kinderjurering’
Schrijver: Jacques Vriens Tekeningen: Mance Post Uitgeverij: Van Holkema & Warendorf, Bussum 1976. Meester Brinkman van de vijfde klas heeft vaak ruzie met de hoofdmeester. Brinkman gaat namelijk erg vrij om met de kinderen en het hoofd is veel strenger. Jan Brinkman heeft een ouwe eend en gaat daarmee meedoen met een ouwe autorace. Hij gaat eerst oefenen en twee kinderen uit de klas mogen mee. Onderweg gebeurt er een ongeluk en een jongen uit de klas belandt met een zware hersenschudding in het ziekenhuis. Brinkman besluit niet mee te doen met de race. Hij moet van het hoofd van school af. Maar de kinderen van zijn klas zorgen ervoor dat zijn eend een prijs krijgt voor de mooist versierde auto. Als het hoofd ziet hoe de kinderen zich voor hun meester inzetten, mag Brinkman toch op school blijven. We vinden het een leuk boek dat plezierig leest. De titel spreekt ons aan en de plaatjes zijn leuk. Alleen tekent Mance Post ook knàppe kinderen met knobbelneuzen en is het lengteverschil tussen kind en volwassene te groot. Wij willen zelf wel zo'n meester als Jan Brinkman. De schrijver zal zelf wel zo'n soort onderwijzer zijn, een echte kindervriend die tegen streng onderwijs is. De hoofdonderwijzer uit het verhaal is trouwens ook wel aardig. Hij is streng maar wel eerlijk. Het boek is geschikt voor 10-12 jaar. Het geeft herkenning of laat je zien hoe het kan. Van ons krijgt het een 8. De eerste drie plaatsen worden dus bezet door: 1 Thea Beckman Geef me de ruimte 2 B. Dubbelboer Joël en de veenheks 3 J. Vriens Die rotschool met die fijne klas
Marleen Wijma-van der Laan, ‘Volwassen jurering kontra kinderjurering’
397 Deze drie boeken hebben verschillende elementen gemeen: 1 Een zekere zwart-wit tekening. De zwartwit tekening loopt in deze boeken niet meer parallel met de scheiding ‘eigen kamp’ - ‘vijand’. Het goed en kwaad loopt dwars door de verschillende groepen heen. Deze nuancering is al een groot pluspunt ten opzichte van bijv. Arendsoog. Ook wordt hier en daar het ‘onsympatieke’ enigszins begrijpelijk gemaakt, bijv. de hoofdonderwijzer in 3. Maar toch kun je blijven spreken van een zwart-wit tekening, omdat er duidelijk helden - verpersoonlijking van het goed - en antihelden - verpersoonlijking van het kwaad - zijn. Dit maakt het wereldbeeld in de boeken duidelijk. 2 In de boeken is grote aktiviteit op het nivo van de konkrete verhaalmotieven. Er gebeurt veel waar de hoofdpersoon bij betrokken wordt. Zijn innerlijke leven staat op het tweede plan. De aktie van zijn omgeving sleept hem mee en zet hem aan tot daden. Door de konkrete motieven heen lopen duidelijke spanningslijnen. Meerdere keren wordt vooruit verwezen en daarmee verwachting en spanning opgeroepen. 3 De gedachten en gevoelens van de hoofdpersoon zijn voornamelijk gericht op de handeling. Eigen innerlijke problemen zijn secundair. Door hun weinig gekompliceerde karakterstruktuur bieden de hoofdpersonen een ruime identifikatiemogelijkheid voor een grote groep kinderen. 4 Alle drie boeken dragen het predikaat ‘echt gebeurd’. Thea Beckmans verhaal speelt in de middeleeuwen, Dubbelboer vertelt over de tweede wereldoorlog en Jaques Vriens over onze eigen tijd. 5 Het taalgebruik is traditioneel, zo niet clichématig of triviaal te noemen: veel gebruik van adjektieven om de tekst kracht bij te zetten, veel afgesleten beeldspraak en veel gebruik van nevenschikkende voegwoorden. Dit maakt het lezen weinig vermoeiend. De lezers kunnen zich koncentreren op de handeling. Ze ervaren een dergelijke verteltrant als meeslepend en plezierig. Een zekere zwart-wit tekening, veel aktie en spanning, ruime identifikatiemogelijkheid, het predikaat ‘echt gebeurd’, en een meeslepende verteltrant zijn dus elementen die door veel kinderen positief gewaardeerd worden. De onderliggende maatschappijvisie kan hen gestolen worden. Als deze tenminste maar niet te ver van hun bed ligt. Marleen Wijma-van der Laan
Marleen Wijma-van der Laan, ‘Volwassen jurering kontra kinderjurering’