OVERDENKING Wat vroeger de stad Ninevé was is nu de stad Mosul, al te bekend uit het nieuws van de laatste tijd. Tijdens een bedevaart van medewerkers van Kerk in Nood naar Rome ongeveer een jaar geleden heeft de aartsbisschop van Mosul, mgr. Amel Shamon Nona, de bedevaartgangers toegesproken. Een paar fragmenten uit deze bijzondere toespraak wil ik u voorlezen. Toen ik in 2010 tot bisschop van Mosul werd benoemd, wist ik dat ik een stad zou aantreffen waar de veiligheidssituatie uitermate slecht was: veel gelovigen waren gedood en nog veel meer hadden het bisdom moeten verlaten. Onder de slachtoffers waren ook een priester en de bisschop van de stad, mijn voorganger. Beiden waren op barbaarse wijze vermoord. Ik ben op 16 januari 2010 in mijn bisdom aangekomen. Als represaille is de dag daarna een reeks moorden op christenen begonnen. Het eerste slachtoffer was de vader van een jonge man die met mij in de kerk aan het bidden was. Het moorden heeft meer dan tien dagen geduurd. Elke dag werden een of twee mensen gedood. De gelovigen vluchtten de stad uit naar een veilige plek in de steden en dorpen in de omgeving of in kloosters. Ik ben naar ze toegegaan, zonder hen te kennen. Het was mijn eerste pastorale bezoek. Wat kun je doen voor deze mensen? Wat kun je doen voor hen die het moeilijke leven van vervolging ondergaan? Die vragen achtervolgden me. Ik heb me gerealiseerd dat, vooral in lijden en vervolging, kennis van ons eigen geloof van fundamenteel belang is. Verdieping van de zin christen te zijn, helpt zin te geven aan dit leven onder vervolging, en biedt de nodige kracht om dit te verdragen. Weten dat het christelijk geloof geen abstracte theorie is, ver van het gewone leven van iedere dag, maar een mogelijkheid om de zin van het leven te ontdekken, door te streven naar het volmaakte beeld van dit leven zoals belichaamd door Christus. Mensen zoals u, die ongestoord en ver van iedere vervolging leven, vragen me wel eens wat zij voor ons kunnen doen, hoe zij kunnen helpen en ons in onze nood bijstaan. Wie iets voor ons wil doen, moet zich allereerst inzetten zijn geloof meer diepgang te geven. Weten dat er in de wereld mensen zijn die om hun geloof worden vervolgd, zou voor u
die in de 'vrije' wereld leeft een aansporing moeten zijn sterkere christenen te zijn, en voor uw geloof uit te komen tegenover de uitwassen van uw maatschappij. Het beste antwoord van u op de situatie waarin wij verkeren, is uw herontdekking van de eenheid, individueel en gezamenlijk en tegelijkertijd te beseffen dat u verbonden bent met uw samenleving. Wij zijn slachtoffers en wij lijden onder fundamentalisten die in grote getale uit verre landen de ongelovigen (ons, christenen) komen bestrijden, onder het voorwendsel dat hun broeders in veel landen worden vervolgd. Hun antwoord is de Ander (hier staat een hoofdletter) te doden. Ons antwoord op vervolging moet zijn te groeien in liefde, eenheid en kracht om aan de wereld het ware beeld te laten zien van het leven dat Christus ons voorhoudt. Er is echter een grote verleiding waar vervolgde Christenen voor kunnen bezwijken: onder invloed van de vervolging kunnen wij geleidelijk aan zelf vervolgers worden, door gewelddadig te worden in onze denkwereld, tegenover onze naaste, in onze levenswijze... Die verleiding is heel groot: de gevoelens die wij ontwikkelen in een klimaat van vervolging kunnen een voedingsbodem worden voor verandering van onze levenswijze: los van de christelijke inspiratie gebaseerd op liefde, naar de instelling van degenen die alleen maar roepen en spreken over recht, maar nooit over liefde. Tot zover de bisschop van Mosul, die in zijn indrukwekkende toespraak nog veel meer zegt dan wat ik er even uit heb gelicht. De situatie is er ondertussen bepaald niet beter op geworden, in Irak, in Syrië, voor christenen en moslims. Ik las deze week in de krant dat er in Libanon tenten van Syrische vluchtelingen in brand worden gestoken door de plaatselijke bevolking, omdat men daar al die vluchtelingen niet wil en bang is misschien ISIS-strijders te herbergen, terwijl deze mensen zelf gevlucht zijn voor het geweld in hun land. Zelfs in het vluchtelingenkamp zijn ze niet veilig. Onvoorstelbaar de chaos, de onveiligheid en de angst waarin mensen daar iedere dag moeten leven. Wat kunnen wij hier doen? Niets toch? Goed, onze regering steunt de strijd tegen ISIS nu met het leveren van wapens, en of dat wel de goede manier is, daar zijn de meningen over verdeeld. Maar wat kunnen u en ik doen, staan we niet volledig machteloos tegenover al dat geweld? Volgens deze bisschop is er wel iets wat we kunnen doen, naast het bieden van praktische steun aan de slachtoffers van geweld, waar straks
voor zal worden gecollecteerd. Wat we kunnen doen is, zegt hij, meer diepgang geven aan ons eigen geloof. Wat geloven wij nu echt, waarin komt het er voor ons werkelijk op aan, waaruit proberen wij te leven, waar staan we voor? Waar het volgens hem in het geloof om gaat is groeien in liefde en weerstand bieden tegen de haat. Daarbij benoemt hij een verleiding waaraan zijn geloofsgenoten daar voortdurend bloot staan en die ook ons niet vreemd is: om door de machteloze verontwaardiging die wordt opgeroepen door al de verschrikkelijke dingen die we zien gebeuren in de wereld zélf gewelddadig te worden -in onze denkwereld, tegenover onze naaste, in onze levenswijze en zo los te raken van de liefde. De liefde noemt hij de ware christelijke inspiratie en hij plaatst die tegenover het alleen maar roepen en spreken over recht. In beide verhalen van vanmorgen gaat het over recht. Er is sprake van boosheid, zowel bij Jona als bij de arbeiders van het eerste uur, omdat dat wat in hun ogen rechtvaardig zou zijn niet gebeurt. Ninevé wordt gespaard in plaats van gestraft en de arbeiders krijgen aan het eind van de dag geen loon naar werken, maar worden op een andere manier behandeld. Dat wekt ergernis en verontwaardiging, emoties die we denk ik wel na kunnen voelen. Bij hun boosheid worden echter vraagtekens gezet. Is het terecht dat je zo kwaad bent? is de vraag die God aan Jona stelt, tot twee keer toe. En ook aan de werkers van het eerste uur wordt door de landheer gevraagd waarom ze nu eigenlijk zo kwaad zijn. Jona moppert tegen God: ik wist het wel, en dat was nou precies waarom ik er geen zin in had naar Ninevé te gaan: u bent een God die genadig is en liefdevol, geduldig en trouw en tot vergeving bereid. Snerend klinken al deze mooie woorden die met de naam van God verbonden worden uit Jona’s mond. Een halfzachte God die niet optreedt. Woedend maakt het hem. Een duidelijke en consequente God, die had hij veel liever gehad. Die de vijanden mores leert, korte metten maakt met het kwaad, en niet met zich laat spotten. Dus ook geen God die het laat gebeuren dat zijn eigen profeet hem voor paal zet door ongehoorzaam te zijn en precies de andere kant op te gaan, een God die zo gek is om er achteraan te gaan en die profeet weer op te vissen uit de diepste zee. Een God die gericht is op redding, van zijn eigen profeet, én van dat goddeloze Ninevé.
De dingen die in de wereld gebeuren kunnen ons kwaad maken. Al die chaos, al dat geweld. Dat God er niets tegen doet. Dat de wereld niet beter en ordelijker en rechtvaardiger in elkaar zit. Kent God dan niet de verontwaardiging en wanhoop die wij kunnen voelen? Als ik in de toespraak van de bisschop van Mosul hoor over het vermoorden van al die mensen enkel en alleen vanwege hun geloof en hoe hij dan schrijft over zin geven aan het leven in vervolging en groeien in liefde, dan voel is naast bewondering ook iets van verzet. Hoe zou er in vredesnaam zin gegeven kunnen worden aan zoiets afschuwelijks; die daders moeten gewoon worden gestopt! Het boek Jona begint met de opdracht van God aan Jona om de stad Ninevé aan te klagen, omdat het kwaad dat ze doen ten hemel schreiend is. Dat kwaad wekt dus wel degelijk Gods verontwaardiging en ook God vindt dat het moet stoppen. Maar hoe moet dat gebeuren? Dat is de grote vraag.De Bijbel vertelt ons het verhaal van de worsteling met de vraag hoe om te gaan met het kwaad, door God en door mensen. Een verhaal van woede en verontwaardiging, van: zo kan het niet langer, maar ook van mededogen, hoop en geduld, en een verhaal waaruit gaandeweg Gods bijzondere gerichtheid op redding steeds sterker spreekt. Redding niet alleen van de goeden, de onschuldigen, de slachtoffers, het eigen volk, maar ook van die anderen, de verstokte boosdoeners, de schuldigen, de verblinden. Ninevé en Isräel. De verongelijkte werkers van het eerste uur én de dankbare van het laatste uur. Omdat ze bij elkaar horen, omdat ze elkaar nodig hebben. De Bijbel vertelt ons het verhaal van groeien in dat inzicht, een groeien in liefde. Liefde die niet halfzacht is en alles behalve vanzelfsprekend. Die geen mens zomaar van nature bezit, zelfs niet als hij als profeet is, maar die moet worden geleerd, stap voor stap, door onvoorstelbaar diepe diepten heen. Bijvoorbeeld die van mijn snel oplaaiende verontwaardiging en zucht tot oordelen en mijn onmiddellijke neiging om op boosheid en onbegrip te antwoorden met boosheid en onbegrip, in een poging mijzelf te redden. Die van mijn verlangen naar een duidelijke en overzichtelijke indeling tussen goeden en kwaden om zelf aan de goede kant te staan. De Bijbel vertelt het verhaal van een God die mensen altijd weer die andere kant laat zien. Onvermoeibaar is hij daarin, in Zijn gerichtheid op onze redding, in Zijn pogingen ons te overtuigen, in Zijn hoop dat wij het
gaan zien zoals Hij het ziet. Genadig en liefdevol, geduldig en trouw en tot vergeving bereid. Beide verhalen eindigen met een open vraag. Als jij al verdriet hebt om die boom waar je niets voor hebt gedaan, zegt God tegen Jona, hoe zou ik dan geen verdriet hebben om Ninevé, die grote stad, en al die mensen en ook dieren daar? Hoe zou Ik niet inzetten op hun redding? En de landheer vraagt aan die teleurgestelde werkers van het eerste uur luidt: Zijn jullie soms boos omdat Ik goed ben? Vragen om mee te nemen, om ons de weg te wijzen als het gaat om wat volgens de bisschop van Mosul onze opdracht is: het verdiepen van ons geloof om te groeien in liefde.