Ricardo Ploemen
eEN muur
volgens Aristoteles’ vier oorzaken
De mens wordt gedurende zijn hele aanwezigheid op aarde in fysieke zin omgeven, beschermd, belemmerd, gescheiden, tegengehouden, geleid. Vanaf het prille begin
dat het embryo door de baarmoeder omsloten wordt, tot het einde wanneer het lichaam in een kist gedragen wordt. Op bouwkundig vlak zijn muren kleinschalig of grootschalig, welwillend of boosaardig, defensief of agressief, sluiten in of
sluiten uit, scheppen vrede of nemen vrijheid. Tijdens het menselijke leven worden
deze fysieke muren vooral gezien als elementen die er zijn en waar verder geen vraagstelling voor nodig is. Pas als een muur de mens in zijn ‘zijn’ nadrukkelijk
beïnvloedt, zullen mensen zich af gaan vragen hoe deze muur zich tot hen verhoudt. Een duidelijk voorbeeld hiervan zijn de muren in het verloederde, industriële stadje
Seraing die de grotendeels verlaten fabrieksenclaves afschermen van de bewoonde
omgeving. In hun permanente en nadrukkelijke aanwezigheid beïnvloeden ze de inwoners in hun dagelijkse leven en versterken ze hun besef dat de eens zo
welvarende samenleving werkelijk verleden tijd is. Een hele verantwoordelijkheid.
1.1
01
02
De vraag ‘Wat is een muur?’ is niet louter een vraag naar de exacte betekenis van het woord ‘muur’, het vermoeden heerst namelijk dat er geen eenduidig antwoord op deze vraag gegeven kan worden, maar meer een vraag naar het denken over muren. In deze tekst zal eerst bekeken worden hoe de huidige bouwkundige muur afgeleid kan worden van ruimtelijke omsluitingen die hun oorsprong vinden in de oudheid. Duits architect en kunstcriticus Semper levert een belangrijke bijdrage op dit thema die als achtergrond in deze tekst zal dienen. Vervolgens wordt een denkwijze van de Griekse filosoof Aristoteles uiteengezet en op de afgebeelde bakstenen fabrieksmuur toegepast, om verandering – het worden – te analyseren en beschrijven. Aan de hand van zijn theorie zal meer duidelijkheid verschaft worden over de betekenis van de muur in het algemeen en de gekozen fabrieksmuur in het bijzonder, van materie tot functie, om het object dat wij muur noemen met een minder klaarblijkelijke blik te kunnen bekijken en diens ware aard pogen te achterhalen. De oorsprong van ‘de muur’ Wanneer terug gegaan wordt naar de oorsprong van de muur, haar ontstaan en ontwikkeling, speelt de theorie die Semper omtrent dit thema ontwikkelde een belangrijke rol. In zijn werk ‘Die
vier Elemente der Baukunst’ deelt hij de architectuur op in vier elementen - haard, dak, omsluiting, terras1.1 - die herleid kunnen worden naar de oudheid. In de context van deze tekst is uiteraard de omsluiting het voor ons relevante element. Desalniettemin is de gewaarwording noodzakelijk dat de overige drie elementen in nauwe relatie staan met deze omsluiting – de muur.
1.1 Semper (1851) p. 56
1.3 Semper (1851) p. 59
1.2 Semper (1851) p. 56
1.4 Semper (1851) p. 248 1.5 Aristoteles, Physics, II.2
De noodzaak van muren blijkt uit de protectie van het eerste element - de haard - tegen zowel weersinvloeden als vijandige aanvallen. De meest oorspronkelijke afscherming van een ruimte die de mens voor eigen doeleinden ging gebruiken, is die in de vorm van dierenhuiden of in elkaar gevlochten takken en ging in veel gevallen aan de gemetselde muur vooraf. Volgens Semper heeft het tapijt in de Oudheid, in zijn eigenschap als verticaal beschermingsmiddel, invloed uitgeoefend op de ontplooiing van bouwvormen.1.2 Hierdoor kan gezegd worden dat het een belangrijke betekenis heeft gehad binnen het ontstaan van de muur en de algemene bouwgeschiedenis. Muren van steen en baksteen, de meest gebruikte materialen voor deze toepassing, hebben in Semper’s theorie in hun natuur en gebruik geen directe relatie tot het
03
Fig. 1.1 Fabrieksmuur te Seraing
oorspronkelijke architectonische idee van ruimte en de verdeling van ruimte. Stenen muren werden met name gebruikt voor fortificatie en verdediging, als dragend element en vanwege een langere levensduur. Wanneer deze nevendoelen niet nodig waren, toonde Semper dat tapijten de enige oorspronkelijke scheidingen bleven. En wanneer de toepassing van vaste muren nodig was, vormden deze veelal het niet zichtbare geraamte van de muur, verstopt achter de ware representatie van het ruimtelijk idee, het tapijt. Het karakter van dergelijke nieuwe toepassingen volgde dus dat van het archetype.1.3 In alle Germaanse talen doelt het woord Wand direct op dit archetype, de oorsprong. Het is een voorbeeld van een technische uitdrukking die niet als taalkundig symbool later toegevoegd is aan het object maar een duidelijke indicatie van de geweven herkomst van deze elementen biedt.1.4 Ook in het hedendaagse gebruik van de woorden ‘wand’ en ‘muur’ is deze oorsprong aanwezig in de zin dat een niet-dragende muur uit lichte materialen een ‘wand’ genoemd wordt, terwijl een dragende muur van zwaar steenachtig materiaal in de regel een ‘muur’ genoemd wordt. Al met al een interessant onderscheid dat ook meer helderheid biedt binnen de relatie van de muur met haar oorsprong.
04
De vier oorzaken van ‘een muur’ Als tweede stap binnen deze zoektocht naar de aard van de muur zal het denken van Aristoteles ingezet worden dat gebaseerd is op de dagelijkse waarneming van de wereld en optredende veranderingen. Om te tonen
dat er een exacte theorie van de fysische werkelijkheid kon worden geformuleerd ontwikkelde Aristoteles de oorzakenleer. Deze leer zegt dat ieder artefact een samenstel is van materie – ‘hylè’ – en vorm – ‘morphè’, welke niet zonder elkaar kunnen bestaan. In deze context dient de term ‘hylemorfisme’ genoemd te worden die staat voor de ervaarbaarheid van zulke individuele dingen. Hierover zegt Aristoteles dat verandering en beweging – het worden – door een inwendige of uitwendige oorzaak, een overgang van potentie naar act is.1.5 Deze overgang lijkt een onmisbaar aspect voor het bereiken van een doel in de vorm van een object. Bij elke verandering of beweging kan men zich vervolgens vier vragen stellen: ‘Wat is er veranderd?’; ‘Hoe is de vorm tot stand gekomen?’; ‘Wie of wat heeft de verandering teweeggebracht?’; ‘Met welk doel is de verandering of beweging uitgevoerd?’. Om deze vragen te kunnen beantwoorden ontwikkelde Aristoteles de theorie dat elke object vier oorzaken behelst: een materiële oorzaak, een formele oorzaak, een bewegende oorzaak en een
finale oorzaak.1.6 Om tot een sluitende analyse te kunnen komen, zijn alle vier de oorzaken nodig. Echter, de finale oorzaak wordt door de mens over het algemeen als belangrijkste opgevat. 1e Oorzaak: materie De materiële oorzaak heeft betrekking op het karakter van het onbewerkte materiaal en de eventuele vorm die uit dit materiaal ontsloten kan worden. Zoals reeds besproken werden oorspronkelijk dierenhuiden of weefsels van takken als ruimtelijke omsluiting gebruikt. Tegenwoordig bestaan muren uit de meest diverse materialen die samen met andere aspecten het voorkomen van een muur en de mate van interactie tussen twee ruimten bepalen. Anders dan het huidige gebruik van het woord materie als fysieke substantie doelde Aristoteles op de relatieve betekenis van het woord die hetgeen beschrijft waaruit iets gemaakt is. Wanneer we de vrijstaande fabrieksmuur in afbeelding 1.1 bekijken, zien we dat deze uit verschillende typen steen opgebouwd is. Het voetstuk van de muur bestaat uit natuursteen en biedt bescherming tegen optrekkend vocht. In dit geval is gekozen voor een type steen dat minder gevoelig is voor vocht - en de gevolgen van bevriezing - dan baksteen. Het middenstuk en de
kroonlijst bestaan daarentegen wel uit baksteen. Wanneer we naar de oorsprong van deze twee typen steen kijken dan zien we dat baksteen, in tegenstelling tot natuursteen, door de mens gevormd wordt. Uiteraard dient ook de natuursteen
bewerkt te worden tot elementen van de juiste afmeting voor deze toepassing. De materiële oorzaak van het middenstuk en de kroonlijst wordt bepaald door de wijze waarop baksteen zich als materiaal gedraagt. Dit gedrag is bepalend voor de mogelijke toepassing en vormgeving. Voor baksteen zijn deze mogelijkheden beperkter vergeleken met bijvoorbeeld beton doordat de bakstenen uitsluitend tot een groter geheel gestapeld kunnen worden. De muur is dus volkomen afhankelijk van de vorm, afmetingen en wijze van stapelen van de losse elementen. Meer over deze vormgevende factor zal in de tweede oorzaak aan bod komen. Aristoteles deelde in zijn theorie de materiële oorzaak op in ‘nabij zijnde’ materie en ‘niet-nabij zijnde’ materie.1.7 In het geval van de bakstenen muur is klei de materie van bakstenen, maar zijn bakstenen op hun beurt de materie van de muur; in deze zin bestaan de bakstenen uit materie en zijn ze gelijktijdig materie. De nabij zijnde materie van de muur is dus de bakstenen - en de specie of lijm - en de
05
1.6 Aristoteles, Physics, II.3
1.8 Semper (1863) p. 735
1.7 Shields (2009) p. 116
1.9 Verkerk (2007) p. 38
niet-nabij zijnde materie is de klei waar de bakstenen uit gemaakt zijn. Aan de hand van de overige drie oorzaken zal meer duidelijkheid geschept worden over deze overgang van potentie naar act.
dan kan men de bakstenen niet meer als losse elementen onderscheiden. Binnen dit vormgeven van muren heeft de toepassing van nieuwe materialen en technieken voor meer vrijheid weten te zorgen.
2e Oorzaak: vorm De formele oorzaak die Aristoteles noemde heeft betrekking op de vorm die ontstaat door de gekozen materie, de eerste oorzaak, te bewerken. Vanwege de specifieke eigenschappen van een materiaal kan het op een bepaalde manier gevormd worden en vervolgens op haar beurt vorm geven aan een groter geheel. Muren worden in hun oorsprong als schijven vormgegeven. Zoals eerder beschreven wordt dit met name veroorzaakt door de materie waaruit de muur opgebouwd is; de bakstenen met vastgelegde vorm en afmetingen. Semper noemt in zijn boek ‘Der Stil in den technischen und tektonischen Künsten oder Praktische Ästhetik’ het belang van de afmetingen van de bakstenen in de toepassing van de muur. De grootte is volgens hem niet alleen bepalend voor de architectonische stijl maar ook voor het karakter en de expressie van de muur.1.8
Eerder zagen we dat de fabrieksmuur in afbeelding 1.1 bestaat uit verschillende typen steen die de vormgeving bepalen. Van belang is de manier waarop het materiaal, de bakstenen en natuurstenen elementen, door de mens gevormd en bewerkt is. Het besef dat natuurlijke substanties niet over de potentie beschikken om zich in alle andere substanties te veranderen is in deze context belangrijk. De vorm is als het ware reeds aanwezig in het materiaal – klei en vervolgens baksteen – maar dient door de mens ontsloten te worden om tot een ultieme vorm te kunnen komen. De mens speelt dus een onmisbare rol in dit proces; zij dient betekenis aan het materiaal te geven door de in het materiaal aanwezige potenties te ontsluiten. Het geschikt-zijn van bijvoorbeeld klei voor het vormen van bakstenen en vervolgens van bakstenen voor het vormen van een muur kunnen de zinpotenties van de klei en baksteen genoemd worden.1.9 In het geval van een baksteen kan de zinpotentie geactualiseerd worden doordat een metselaar de steen toepast in het metselwerk; de baksteen komt tot zijn bestemming in het geheel
Over het algemeen kan dus gezegd worden dat kleine elementen een muur groter doen lijken en zo mede de schaal van deze muur bepalen. Echter er bestaat een grens, wordt deze grens overschreden
06
van de muur en is vanaf dat moment vervlochten geraakt met de geconstrueerde wereld. Bij iedere verandering geldt dat materie als mogelijkheid aanwezig is en vorm als werkelijkheid.1.10 Bij de fabrieksmuur zijn de bakstenen de materie en is de vorm vlak en rechthoekig. Bakstenen zijn dus mogelijk een muur; ze worden werkelijk een muur wanneer ze in verband geassembleerd worden. In deze zin is de muur in zijn voltooiing het geactualiseerde zijnde. Bij de assemblage kan metselwerk als afgeleide van de weeftechnieken uit de oudheid opgevat worden. Het assembleren in een vooraf bepaald verband is een van de sterkste en standvastige methoden bij het gebruik van rechthoekige elementen. De assemblage van de verschillende elementen tot een muur krijgt in de afgebeelde fabrieksmuur vorm in de eerder genoemde driedeling die al sinds de oudheid doel en betekenis heeft. Deze zijn het voetstuk dat zich onmiddellijk boven de fundering bevindt, het middenstuk en het bovenstuk dat de kraag – kroonlijst – van de muur vormt. Het voetstuk krijgt door haar grotere diepte en grotere afmetingen van de afzonderlijke stenen meer massa, een belangrijkere lading. Het oogt als de basis waarop het middenstuk met de kroonlijst rusten.
Misschien wel belangrijkere delen van deze muur zijn de inherente of aanvullende elementen zoals de kolommen. Volgens Aristoteles’ theorie over perceptie nemen de zintuigen een object waar door het ‘ontvangen’ van diens gestalte. Hierbij gaat
het niet alleen om de vorm maar ook om bijvoorbeeld textuur en kleuren.1.11 Door de toepassing van kolommen en ornamentiek wordt veel reliëf op de muur gecreëerd, waarvan de vormgeving verwijst naar de beperkingen die de gekozen materialen met zich mee brengen. Opvallend is verder de geslotenheid van de ‘blinde’ muur ten opzichte van haar omgeving. Deze geslotenheid is mede bepalend voor de verhouding tussen de maatschappij aan de ene zijde en de industrie aan de andere zijde. Deze relatie die de mens met muren aangaat zal later aan bod komen. 3e Oorzaak: totstandkoming Naast de vorm en materie is de bewegende oorzaak van belang als bewerkende kracht voor verandering. Deze verandering wordt door iemand met een bepaalde uitkomst voor ogen teweeggebracht. In het geval van de bakstenen fabrieksmuur in afbeelding 1.1 heeft de metselaar zijn kennis van de eigenschappen van het materiaal en de daaruit volgende vorm toegepast. De metselaar heeft dus de zinpotentie van de baksteen geactualiseerd door de
07
1.10 Aristoteles, On the soul, p. 412 1.11 Aristoteles, On the soul, p. 424
1.12 Semper (1851) p. 54
steen te gebruiken in het metselwerk van de fabrieksmuur; deze komt tot zijn bestemming in het geheel van de muur. De vormgeving en materialisatie staan in direct verband met de gewenste relatie tussen de twee ruimten of werelden die de muur scheidt, zoals de architect dit in zijn ontwerp naar voren laat komen. Van een bewegende oorzaak van een object kan dus ook sprake zijn wanneer dit object nooit werkelijk gemaakt is. Het idee dat al dan niet in een fysiek object tot uitdrukking gebracht wordt, staat hier centraal. In het geval van de fabrieksmuur heeft de architect de macht van de industrie in de vormgeving van de muur terug laten komen. Dit heeft hij bereikt door het toepassen van het voetstuk uit natuursteen, waardoor de muur als het ware verhoogd tentoongesteld wordt, samen met de de rijke ornamentiek die door verspringingen in het metselwerk en verschillende kleuren is verwezenlijkt. Deze specifieke uitstraling van de muur diende als boodschap dat de achterliggende industrie belangrijk binnen deze maatschappij was. De derde oorzaak kan dus als directe schakel gezien worden tussen de materie en diens vormgeving en het beoogde doel van het object. De materie wordt naar gestelde voorwaarden gekozen en toegepast. Echter volgens Semper is het
08
belangrijk dat de vorm en expressie van een bouwsel niet van deze voorwaarden afhankelijk zijn maar van de ideeën die in het bouwwerk tot uitdrukking dienen te komen.1.12 Wanneer voor haar vormgeving de best passende materie gekozen wordt, is het dus belangrijk dat deze uitdrukking van de ideeën van het bouwwerk aan schoonheid en betekenis wint. In de huidige bouwwereld is door nieuwe materialen en technieken de gedachtegang met betrekking tot de muur veranderd; ze heeft haar massa als het ware verloren. Vanaf het moment dat de muur niet meer als primair element gezien werd de opkomst van het modernisme - maar transformeerde tot wand, heeft ze zich ontwikkeld tot een dun vel zonder als dragend element belangrijker te zijn dan het raam. Hiermee is de muur tot een fysische en esthetische schil geworden. Het karakter van dergelijke nieuwe toepassingen grijpt dus terug op het archetype, de oeroude tapijtwand, dat in het eerste hoofdstuk reeds besproken is. Deze ontwikkeling is ook binnen de architectuur van industriële bouwwerken tot stand gekomen. Tegenwoordig wordt in plaats van bakstenen constructies overwegend metalen gevelbekleding gebruikt die als schil op een onderconstructie bevestigd wordt. In deze toepassing lijkt het idee
van het bouwwerk in veel gevallen plaats te moeten maken voor bijvoorbeeld het economische aspect van het gebouw. De ideeën van het bouwwerk winnen in dat geval dus helaas niet aan schoonheid en betekenis. 4e Oorzaak: doel De finale oorzaak, ook wel het doel, wordt door de mens over het algemeen als belangrijkste opgevat. Alleen door het bestaan van deze finaliteit kan de regelmaat zoals wij die waarnemen, geordend en verklaard worden. Hierover zegt de Nederlandse filosoof Spinoza in zijn bekendste werk ‘Ethica’ dat de mens een obsessie ontwikkeld heeft voor het doel van dingen. Wanneer we het object dat wij ‘muur’ noemen als voorbeeld nemen, wordt duidelijk dat de manier waarop deze muur de mens dient een centrale rol speelt. Binnen deze relatie neemt de mens een antropocentrische houding aan door zich als middelpunt van het bestaan te stellen.1.13
Aristoteles toont nadrukkelijk aan dat deze finale oorzaak echter niet onafhankelijk van de andere drie oorzaken benaderd kan worden; wanneer een doel voor ogen is, volgen deze eerdere oorzaken namelijk uit noodzaak.1.14 Semper stemt hiermee in door te zeggen dat het scheppen door de mensheid altijd het gevolg van
een noodzaak is.1.15 Deze noodzaak ligt daarbij in de wetten van de natuur. Zo is architectuur in haar basis een bescherming tegen weers- en andere natuurinvloeden. Dit leidt ertoe dat bijvoorbeeld de schoonheid van een bouwwerk nooit een doel op zich kan zijn. Het ontstaan van een muur leidt direct tot een indringing binnen de bestaande wereld; het is een architectonisch element dat omsloten ruimte formeel representeert en zichtbaar maakt. De oorspronkelijke functie van een muur is het scheiden van twee ruimten of gebieden en daarmee het definiëren van een binnen en buiten. De muur stelt en versterkt daarbij niet alleen een grens als visueel, niet-fysiek gebaar maar bewerkstelligt des te meer het minder of onmogelijk maken van een fysieke doorgang. De muur creëert middels haar scheidende werking dus een spanningsveld tussen twee ruimten. Men zou kunnen zeggen dat de muur de kracht heeft verschillende werelden tot stand te laten komen of te handhaven. De grootste oorzaak hiervoor volgt uit de mogelijkheid tot totale of gedeeltelijke opheffing van de interactie tussen beide ruimten. Bij deze scheidende functie van de muur kan men zich afvragen wat een muur in algemene zin precies scheidt. Scheidt ze altijd iets? Of scheidt ze alles?
09
1.13 Spinoza, Etica, V 1.14 Aristoteles, Physics, II.9 1.15 Semper (1863) p. 120
1.16 Sloterdijk (2003) p. 529
Uiteraard hangen voorgaande vragen samen met de beoogde functie van een specifieke muur. Terwijl een dam bijvoorbeeld als doel heeft de ‘droge’ landzijde te beschermen tegen de buitenwaarts gerichte beweging van het zeewater, maar toch in beide richtingen natuurlijke stromingen blokkeert, zo houdt een raam als transparant vlak weliswaar ook neerslag volledig tegen, maar laat licht (gedeeltelijk) door. Ook een afsluitbare deur kan gelijktijdig doorlaten en tegenhouden. In dit geval gaat het om een fysieke doorlating in die zin dat de muur een obstakel is voor diegenen die geen sleutel hebben, maar niet voor diegenen die dit wel hebben. Tegen wie of wat de muur zich afkeert komt mede tot uiting in de keuze voor het materiaal en de vormgeving van dit element. Muren kunnen dus gekenmerkt worden door gaten in de vorm van deuren als doorgang voor personen, of in de vorm van ramen als doorgang van licht en warmte. Het creëren van een opening, het accenturen van een doorgang en het verbinden, kunnen dus ook als doel van de muur opgevat worden. Bij deze benadering wordt de effectiviteit gevonden in de leegte van de doorbreking. Vervolgens zullen we bekijken hoe in afbeelding 1 dit functionele aspect terug komt. De muur diende oorspronkelijk
10
als taal naar de stad. De macht die de industrie in haar hoogtijdagen had diende naar haar omgeving toe kenbaar gemaakt te worden. Muren als gevels zijn meteen ook nagenoeg de enige zichtbare connectie van deze industrie met de stad. Ze kunnen vergeleken worden met de stadsmuren uit de oudheid. Doordat er geen mogelijkheid is tot doorgang of doorkijk distantieert de industrie zich van alles dat uitgesloten wordt door de omringende muur. Duits cultuurfilosoof Sloterdijk zegt in zijn boek ‘Sferen’ het volgende over stadsmuren: In het optreden van de muur scheppende geest vindt de idee van de transparantie haar oorsprong. Wie vanaf een muur de gebouwde wereld rondom zich overziet, geniet niet alleen van zijn eigen uitzicht, maar toont de wereld en de omstandigheden dat ze grondig doorzien worden.1.16 In deze uitspraak zit de macht die een dergelijke muur uitstraalt als het ware verscholen. In het geval van de fabrieksmuren in Seraing gaat het niet zo zeer om ‘het grondig doorzien worden’ maar om de nadrukkelijke status die de fabrieken met hun muren weten te verwerven en het besef bij de mens door hun permanente aanwezigheid. Het niet-weten van wat er zich binnen de fabrieksmuren afspeelde, heeft de macht van de industrie nog verder doen versterken. Dit kan als onderdeel van de eerder besproken noodzaak voor de bouw van de muur opgevat worden,
versterkt met de noodzaak om het fysieke en intellectuele eigendom te beschermen tegen buitenstaanders. Zoals eerder al genoemd werd, blijkt de mens volgens Spinoza een obsessie te hebben voor het doel van dingen. Om de traditie van deze antropocentrische houding voort te zetten, zal ten slotte de relatie besproken worden die de mens met de muren om haar heen aangaat. De muur wordt bedacht vanuit de interne ruimte, vanuit het bekende. Ze ordent de wereld in haar aanwezigheid en geeft daarbij de omsloten ruimte haar vorm en maakt deze zichtbaar voor het oog; herkenbaarheid speelt hierbij een belangrijke rol. In haar materialisatie en vormgeving toont een muur de beoogde relatie tussen twee ruimten en tussen muur en mens. Het beschermende en bekende van het binnen komt daarbij tegenover het nietbeschermende en onbekende van het buiten te staan. Sloterdijk zegt dat wij mensen ons steeds in een sfeer bevinden die ons een gevoel van geborgenheid biedt. Wanneer een sfeer verlaten wordt, proberen mensen zich zo snel mogelijk weer met een nieuwe sfeer te omhullen. De sfeer kan dus gezien worden als een ‘binnen’ voor diegene die zich in deze sfeer bevindt. In Sloterdijks begrippen
is de muur als opgetrokken element tussen binnen en buiten de bepaler van deze ‘sferische bel’.1.17 Om deze sferische bel tot stand te laten komen moet er een relatie tussen muur en mens aanwezig zijn. Deze noodzaak uit zich in een voorbeeld dat Sloterdijk geeft van de onvoltooide stad Linhao in China.1.18 Van deze geplande stad zou alleen de omringende muur gebouwd zijn. Door het ontbreken van de mens en diens relatie tot de muur kan niet over een binnen gesproken worden. Om deze ruimte als binnen te laten functioneren dient de mens een beschermende waarde eraan toe te kennen. In het geval van de fabrieksmuren in Seraing lijkt deze waarde duidelijk aanwezig te zijn geweest; de fabrieken zorgden voor werk en welvaart. De muren zullen dus als omsluiting van deze ‘voedende wereld’ ervaren zijn. Besluit Door het uiteenzetten van de verschillende oorzaken is ons meer duidelijkheid verschaft over de onlosmakelijke factoren ‘materie’ en ‘vorm’ die de dingen om ons heen ervaarbaar maken en zin geven. Het specifieke voorbeeld van de afgebeelde fabrieksmuur heeft het vermoeden doen bevestigen dat er geen eenduidig antwoord gegeven kan worden op de vraag wat een muur nou eigenlijk is. Wat wel duidelijk geworden is, is de manier waarop elk van
11
1.17 Sloterdijk (2003) p. 72 1.18 Sloterdijk (2003) p. 76
de genoemde oorzaken van cruciaal belang is voor het ‘worden’ van de muur. Het voorbeeld heeft verder getoond dat het oorspronkelijke doel van een artefact door omstandigheden sterk kan veranderen. In het geval van deze fabrieksmuren in Seraing is door het wegtrekken van de meeste productie uit de stad en het daarop volgende sluiten van het grootste aantal van de fabrieken de vraag ontstaan wat nu nog de waarde van deze achtergebleven muren is. Enkel nog de scheidende functie in de stad lijkt te resten; ze hebben hun functie als creator van samenhang verloren en zijn als het ware machteloos geworden ten opzichte van hun functioneren binnen de stad. Interessant is het gegeven dat de afgebeelde muur in fysieke zin geen verandering ondergaan is sinds haar ontstaan. De enige verandering is de nietfysieke relatie die de mens met de muur aangaat. Door het toekennen van waarden aan de muur krijgt deze dus haar werkelijke gestalte die gedurende haar aanwezigheid blijft veranderen. Zoals de mens normaliter alles vanuit zijn ‘ik’ benadert, geldt dit ook voor de industrie in haar oorsprong. Deze houding van de industrie, ofwel van de mensen achter deze industrie, heeft geleid tot introverte enclaves die zich over de stad
12
hebben verspreid. Tegenwoordig lijkt de sporadische uitstoot van de hoogovens het enige teken dat er nog iets van activiteit plaatsvindt achter de muren, maar de inwoners van Seraing zullen hier verder niets van af weten. Doordat ze zich vandaag de dag alleen nog in de door de fabrieksmuren uitgesloten wereld bevinden, ontbreekt de relatie van de mens tot de muur binnen de enclaves. Volgens de eerder besproken theorie van de ‘sferische bel’ kan door het ontbreken van deze relatie dus niet meer van een binnen gesproken worden. Alleen herinneringen van dit ‘binnen’, dat symbool staat voor de eens zo welvarende industrie, lijken te resten. Een herinnering die bij het eventueel slopen van de muur zal vervagen of zelfs verdwijnen. Wellicht zal de tijd het leren.
Literatuur
Afbeeldingen
Aristoteles. The Complete Works of Aristotle:
Fig. 1.1 Collage van eigen afbeeldingen
On the soul. Vertaald door Barnes, J. (1954). Princeton: Princeton University Press. Aristoteles. The Complete Works of Aristotle: Physics. Vertaald door Charlton, W. (1984). Oxford: Oxford University Press. Semper, G. (1851). Die vier Elemente der Baukunst. Braunschweig: Vieweg Verlag. Semper, G. (1863). Style in the technical and tectonic arts, or, Practical aesthetics. Vertaald door Mallgrave, H.F. (2004). Los Angeles: Getty Research Institute. Shields, C. (2009). Stanford Encyclopedia of Philosophy: A Fundamental Problem about Hylomorphism. Stanford: Stanford University. Spinoza, B. Spinoza Ethica: Etica, V. Vertaald door Krop, H. (2004). Amsterdam: Bert Bakker. Verkerk, M.J.; Hoogland, J.; Stoep, van der J. & Vries, de M.J. (2007). Denken, ontwerpen, maken: Basisboek techniekfilosofie: Tweezijdig spreken: De zin van het ontsluiten & het ontsluiten van zin. Amsterdam: Uitgeverij Boom.
13
14