© CE/Guy Stubbs
Voedsel voor iedereen: landbouw
Voedselcrisis en voedselzekerheid: landbouw en veeteelt worden in ere hersteld
Dit dossier "voedselzekerheid" komt op een moment dat de wereld geconfronteerd wordt met rellen die het gevolg zijn van de voedselcrisis wereldwijd. Dit is een actueel onderwerp van fundamenteel belang waar iedereen mee heeft af te rekenen: de westerlingen voelen het in hun beurs en de landen uit het Zuiden zien hun al schaarse voedselrantsoen nog afnemen. Volgens ramingen zal deze crisis tot gevolg hebben dat, naast de 860 miljoen mensen die reeds te lijden hebben onder voedselonzekerheid, nog eens 100 miljoen personen hierdoor zullen worden getroffen. Na lange tijd door de internationale beleidsvoerders te zijn verwaarloosd, krijgen de landbouw en de lokale veeteelt opnieuw alle aandacht.
Millenniumdoelstelling nr. °1 : Armoede en honger verminderen De MDG stellen dat het aantal personen dat honger lijdt tegen 2015 met de helft moet worden verminderd. In 1990 leden 824 miljoen mensen honger, dit is 20% van de wereldbevolking. In 2002 was honger lijden voor 814 miljoen mensen nog steeds een dagelijkse werkelijkheid. In 2006 kwam de FAO tot de bevinding dat “de werkelijkheid er tien jaar later nog steeds somber uitziet: sinds de periode 1990-1992 werd geen reële vooruitgang meer geboekt” (verslag 2006). Met andere woorden: "Om de vijf minuten sterft een kind van honger". Je zou nochtans denken dat het recht op fatsoenlijk eten een elementair en eenvoudig recht is. Jean Ziegler, voormalig VN-Rapporteur voor het recht op voedsel, zei: “Het is algemeen bekend dat, zoals de landbouw er nu wereldwijd voor staat, gemakkelijk 12 miljard mensen kunnen worden gevoed. Anders gezegd: elk kind dat vandaag de dag van honger sterft, wordt in werkelijkheid vermoord.” Hoe is zoiets mogelijk? Een wereldwijd probleem De crisis werd in de hand gewerkt door een aantal factoren: de explosie van de olieprijzen en de daaruit voortvloeiende stijging van de transportkosten, biobrandstoffen die landbouwgrond innemen, de toenemende consumptie in China en India, de speculatie op de grondstoffenmarkt en, ten slotte, de klimaatverandering. Deze factoren werden voorafgegaan door: de ongebreidelde energieconsumptie, het promoten van de export ten nadele van de
voedselsoevereiniteit, de consumptie, het niet-meewegen van de impact van de industrialisering op het milieu. Sommigen zijn van mening dat dit probleem op lange termijn alleen kan worden opgelost door het huidige economisch stelsel opnieuw in vraag te stellen. Inmiddels moet meer aandacht worden besteed aan de landbouwproductie en aan de landbouwers. Want het zijn net de plattelandsgebieden die het hardst getroffen worden door hongersnood. Voedselzekerheid: landbouw en veeteelt opnieuw in de kijker Volgens de definitie van de FAO is "voedselzekerheid" een situatie waarin “iedereen in alle omstandigheden toegang heeft tot veilig en voedzaam voedsel, waardoor hij een gezond en actief leven kan leiden”. Sommigen zijn van mening dat het beginsel van voedselzekerheid onlosmakelijk is verbonden met het beginsel van “voedselsoevereiniteit”, zijnde “het recht van de bevolkingen, en van de landen, om hun eigen beleidsmaatregelen op voedsel- en landbouwgebied te definiëren. Deze beleidsmaatregelen moeten uit sociaal, economisch, cultureel en milieu-oogpunt toegesneden zijn op elke specifieke context en ze mogen geen bedreiging vormen voor de voedselsoevereinitiet van andere landen.” (Oxfam). Omdat de landen uit het Zuiden werden aangemoedigd om hun nationale teelten te verwaarlozen ten voordele van exportproducten die onderworpen zijn aan de grillen van de markt, raakten ze afhankelijk van de import en waren ze niet meer in staat om hun eigen burgers te voeden. Door zich niet toe te spitsen op “voedselsoevereiniteit” bevinden deze landen zich nu in een situatie van “voedselonzekerheid”. Dit is uiteraard een zeer beknopte redenering want er zijn nog andere factoren die meespelen, zoals de niet te voorspellen weersomstandigheden.
DIMENSIE 3 • HET BLAD VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING • 3/2008
3
De wereldvoedselcrisis
Voedsel voor iedereen: landbouw
Landen waar rellen plaatsvonden in verband met voeding of met periodes van slecht weer waardoor het voedselaanbod bepe rkt was MOLDAVIË BULGARIJE
Maar dit is niet alles. Landbouw werd lange tijd over het hoofd gezien in het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid. Geraamd wordt dat slechts 4% van de officiële ontwikkelingshulp aan landbouw werd besteed, terwijl in sommige ontwikkelingslanden tot 80% van de bevolking van de landbouwproductie leeft. In zijn Rapport 2008 (zie Dimensie 3 nr. 2/2008) erkent de Wereldbank de landbouwsector te hebben verwaarloosd. In twintig jaar tijd daalde het aandeel van haar leningen aan de landbouwsector van 30% tot 12%. Deze bewustwording werd gevolgd door een aanzienlijke kredietverhoging voor de landbouwproductie in Afrika (van 288 naar 512 miljoen EUR).
AFGHANISTAN
HAITI DOMINICAANSE REP. MAURETANIË VENEZUELA
NEPAL
ALGERIJE TJAAD
SENEGAL
SUDAN
GUINEA SIERRA LEONE
NICARAGUA
ERITREA PAKISTAN
LIBERIA BURKINA FASO
PERU
CENTRAAL-AFR. REP.
BOLIVIA
ETHIOPIË
Voedselnoodhulp Noodhulp verschilt helemaal van de structurele samenwerking die op lange termijn actief is. Noodhulp voorziet immers in dringende behoeften die het gevolg zijn van humanitaire crisissituaties, zoals hongersnood of een natuurramp, door middel van rechtstreekse en concrete schenkingen: basisvoedsel om in de dringende behoeften te voorzien of, in voorkomend geval, zaaigoed en werktuigen om de getroffenen in staat te stellen hun landbouwwerkzaamheden te hervatten. In 2008 zal België via het WFP, de FAO en de UNRWA (United Nation Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East) ongeveer 18 miljoen EUR besteden aan humanitaire voedselhulp (tegen 17 miljoen in 2007). Het Wereldvoedselprogramma (WFP) voorziet in de voedselbehoeften van 73 miljoen mensen in ongeveer 80 landen. Het agentschap zal een bedrag van ten minste 11,5 miljoen EUR krijgen en zijn budget wordt mogelijkerwijze opgetrokken tot nagenoeg 13 miljoen EUR. Algemeen gesteld is het zo dat de agentschappen voor voedselnoodhulp die geconfronteerd worden met de wereldwijde voedselcrisis en de prijsstijging van basislevensmiddelen, aan de alarmbel trekken: hun koopkracht is met de helft gedaald terwijl alsmaar meer mensen honger lijden. België bekijkt dan ook of het zijn bijdrage voor 2009 kan verhogen. n Elise Pirsoul
CONGO LESOTHO
Wereldprijzen voor graan in USD Soja
OOST-TIMOR
per ton
AUSTRALIË
SWAZILAND
Gemiddelde evolutie van de prijsstijgingen van landbouwproduc ten Januari tot juli 2007 in % Tarwe
Maïs
Stad Platteland
Zuivelproducten
Logo van de wereldvoedseldag
La Libre Belgique
Lokale aankopen van maïs in de Democratische Republiek Congo (WFP)
Op internationaal niveau dringt België er reeds verschillende jaren bij het Wereldvoedselprogramma (WFP) op aan de hongersnood te verlichten door voedsel aan te kopen op de lokale markten. Dit initiatief heeft ook ten doel de uitbouw van de lokale landbouwmarkt aan te moedigen en te versterken omdat het dumpen van voedseloverschotten uit het Westen de lokale markten nog al te vaak verstoort. Een eerste lokaal marktonderzoek in de DR Congo was gewijd aan de aankoopprocedures. Dank zij de inspanningen van België kon het WFP nieuwe richtlijnen uitwerken voor de aankoop van lokale levensmiddelen. Vredeseilanden verstrekte een opleiding aan Congolese landbouworganisaties om hen vertrouwd te maken met de toepassing van de aankoopprocedures van het WFP. In 2007 deed het WFP in Noord-Kivu en Ituri met succes de eerste aankopen van maïs en bonen. De aankopen voor dit jaar bedragen al 800 ton voedsel dat ter plaatse werd geproduceerd. Een uitzonderlijke prestatie, rekening houdend met het gewelddadig conflict in de regio en de slechte wegen. De directeur van de Congolese landbouworganisatie Coocenki, is alvast zeer enthousiast : “Nu het Wereldvoedselprogramma ook lokaal voedsel aankoopt, blijven we hier als boeren sociaal en economisch meetellen. Een levering van 150 ton maïsmeel betekende een grote uitdaging op organisatorisch vlak .” DGOS financierde via Vredeseilanden de aankoop van twee nieuwe molens in Noord-Kivu. Hierdoor kon de kostprijs voor de verwerking van maïs in de provincie worden gedrukt en kon maïsmeel voor een lagere prijs op de lokale markten worden aangeboden. Dit is een zeer belangrijk punt omdat meel het basisingrediënt is bij de bereiding van foufou door de Congolese bevolking. n
*G ebonden hulp: hulp die afhankelijk wordt gesteld van de aankoop van producten in het donorland
4
INDONESIË
MOZAMBIQUE
Landbouw en voedselzekerheid zijn van oudsher een van de vijf Rijst sectoren van prioritaire acties van de Belgische ontwikkelingssamenwerking. Toch erkent ook België dat het deze sector die voor de landen uit het Zuiden van vitaal belang is, onvoldoende heeft Zonnebloemolie gesteund. Enkele maanden geleden besliste de Belgische minister Tarwe Maïs van Ontwikkelingssamenwerking meer aandacht te besteden en meer bijdragen te verstrekken aan de productiesector (zie p.17). Een belangrijke actor is het Belgisch Overlevingsfonds dat ten Voedsel- en Landbouworganis atie van de Verenigde Naties/FAO, Nationa l Agriculture Marketing Council (NAMC ) doel heeft de overlevingskansen veilig te stellen van mensen die worden bedreigd door honger, armoede en uitsluiting in Afrikaanse landen met een chronisch voedseltekort. Het budget van het Fonds zal in 2008 32,5 miljoen EUR bedragen. Ook de steun aan het landbouw- en veterinair onderzoek via de CGIAR wordt in 2008 opgetrokken tot 6,4 miljoen EUR. België is ook op internationaal niveau een drijvende kracht omdat het pleit voor niet-gebonden voedselhulp* die cash wordt betaald en voor de aankoop van het voedsel op de lokale markten (zie tekstkader). De minister van ontwikkelingssamenwerking spoort het Sloveense voorzitterschap van de Europese Unie er eveneens toe aan het punt van de voedselprijzen op de agenda te zetten. De minister is van plan actief deel te nemen aan de top van de FAO over de uitdaging van de bio-energie en de klimaatveranderingen met betrekking tot de wereldwijde voedselzekerheid, die in juni in Rome plaatsheeft.
FILIPIJNEN SRI LANKA
SOMALIË
ZIMBABWE
ARGENTINIË
Het Belgische antwoord
DR CONGO
BANGLADESJ
INDÏA
DIMENSIE 3 • HET BLAD VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING • 3/2008
R. Van Vaerenbergh
Voedsel voor iedereen: interview
Elke dag te eten hebben is een recht Interview met Olivier De Schutter
"Een ieder heeft recht op een levensstandaard, die hoog genoeg is voor de gezondheid en het welzijn van zichzelf en zijn gezin, waaronder inbegrepen voeding." Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, artikel 25 (10 december 1948).
Van de voedselrellen zien we nog maar het begin. Moeten we daaruit besluiten dat er een plafond is aan de wereldvoedselproductie? De voorbije weken zijn in een veertigtal landen rellen uitgebroken die te maken hadden met de stijging van de voedselprijzen. In Pakistan en Thailand werd het leger ingezet om de plundering van voedselopslagplaatsen en velden te voorkomen. Door de forse stijging van de voedselprijzen hebben de internationale hulpinstanties ook minder middelen om te voldoen aan de vraag. Dit is echter meer dan een conjuncturele crisis. In 2006 en 2007 vielen met name de graanoogst in Australië en Europa en de rijstoogst in Vietnam erg tegen, maar dit verklaart niet alles. Er is wel degelijk een structurele oorzaak in die zin dat de verdubbeling van de prijzen voor basisvoedsel die zich tussen 2000 en nu heeft voorgedaan, van blijvende aard is. Aldus bekeken, heeft de wereldvoedselproductie wel degelijk een plafond bereikt. Het aanbod kan de vraag niet meer volgen. De vraag wordt immers op haar beurt bepaald door de eetgewoonten die veranderen door de toenemende verstedelijking en door de opkomst van een middenklasse in overgangseconomieën zoals China en India. Daarnaast wordt het gebruik van biobrandstoffen meer en meer aangemoedigd
© xxx
De Belg Olivier De Schutter is sinds 1 mei 2008 Speciaal VN-Rapporteur voor het Recht op voedsel. Hij is gespecialiseerd in mensenrechten en doceert aan de UCL en het Europacollege. Hij was ook secretaris-generaal van de FIDH (Internationale Federatie voor de rechten van de mens) waar hij zich bezighield met vraagstukken aangaande de economische mondialisering. De wereldwijde context waarin zijn mandaat begint, is niet bepaald rustig. We hadden een interview met hem…
waardoor speculatie ontstaat. Als gevolg van de tegenvallende beursresultaten wijken investeerders sinds 2002 uit naar de grondstoffenmarkt. Eerst werd gespeculeerd met olie en metalen maar nu ook met graangewassen, resulterend in hogere noteringen voor voedselprijzen tot gevolg op gespecialiseerde beurzen zoals de Chicago Board of Trade. Onnodig te zeggen dat wie met speculatieve investeringen bezig is, niet geeft om de sociale gevolgen. Hebben de internationale gemeenschap en met name de financiële instellingen dan gefaald? Inderdaad en dit is onvergeeflijk. Jaren geleden gingen al stemmen op om de landbouw in de ontwikkelingslanden te ondersteunen, maar toen werd niet geluisterd. Twintig jaar lang hebben de financiële instellingen de noodzaak om in landbouw te investeren zwaar onderschat. Eind 2007 onderkende de Wereldbank eindelijk deze noodzaak. Verder waren er de structurele aanpassingsplannen van het IMF waardoor de landen met de grootste schuldenlast, vooral in sub-Sahara Afrika, exportgewassen gingen kweken en voedsel voor eigen consumptie invoerden. Als gevolg van deze liberalisering zijn deze landen nu zeer gevoelig voor prijsschommelingen. Er werd
DIMENSIE 3 • HET BLAD VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING • 3/2008
5
Voedsel voor iedereen: interview
niets ondernomen tegen de grondstoffenspeculatie en sinds de beurs het minder goed doet, hebben de investeerders zich op de grondstoffenmarkt gericht. Het voedselaanbod volgt niet langer de vraag. Het is nu bewezen dat er grenzen zijn aan de agro-industrie die het moet hebben van dure input. U hebt al aangehaald dat een van de oorzaken van de voedselcrisis het gebruik is van brandstoffen gemaakt van gewassen zoals biodiesel. Jean Ziegler, uw voorganger, nam zelfs de woorden “misdaad tegen de mensheid” in de mond. Welke dringende beslissing is in dit verband vereist? Er groeit stilaan een consensus over twee punten. De stijging van de voedselprijzen is in niet geringe mate toe te schrijven aan de toenemende vraag naar biobrandstof. De milieuwinst van biobrandstof is trouwens schromelijk overschat. Sinds 2004 wordt in de Verenigde Staten de meerproductie van maïs verwerkt tot bio-ethanol. In 2008 wordt bijna 25% van de 13,1 miljard bushel maïs die in de VS worden geteeld, verwerkt tot bio-ethanol, wat neerkomt op 9 miljard gallon (34,02 miljard liter). Het streefcijfer voor 2009 is 10 miljard gallon (37,8 miljard liter). Dit leidt zonder twijfel tot concurrentie tussen de teelt van voedselmaïs en de teelt van maïs voor biobrandstof. De Amerikaanse minister van Energie, Samuel Bodman, heeft echter al geopperd dat er niets anders zal opzitten dan de teelt van maïs voor brandstofdoeleinden geleidelijk weer af te bouwen. Ook de Europese Commissie en een aantal Europese regeringsleiders hebben bedenkingen bij de vooropgestelde percentages van 5,75% en 10% biobrandstoffen die tegen respectievelijk 2010 en 2020 in de vervoersector zouden worden gebruikt. Er is het groeiend besef dat dit niet kan en het door Jean Ziegler voorgestelde moratorium is niet meer zo onwaarschijnlijk. Er blijkt een rechtstreeks verband te bestaan tussen de energiecrisis – de uitputting van de fossiele brandstoffen, de klimaatverandering – en de voedselcrisis. Hoe kunnen we de huidige wereldcrisis op deze twee fronten tegelijk aanpakken? De klimaatverandering trekt inderdaad een zware wissel op de voedselveiligheid. De ontwikkelingslanden die nu al een voedseltekort hebben en die zich in een zeer zwakke positie bevinden door de schommelingen van de voedselprijzen, zullen de gevolgen van de klimaatverandering het sterkst voelen. Deze beïnvloedt immers de regenval, de temperatuur en de zoetwatervoorraden die bepalend zijn voor de landbouwproductie. In zijn Jaarrapport 2007-2008 over de menselijke ontwikkeling becijfert het UNDP dat de droogte in sub-Sahara Afrika die het gevolg is van de klimaatverandering 60 à 90 miljoen hectare landbouwgrond zal doen verloren gaan. Het intergouvernementeel Panel over klimaatverandering (IPCC) acht het niet ondenkbaar dat tussen 2000 en 2020 de landbouwproductie in sub-Sahara Afrika met 50% daalt omdat er te weinig wordt geïnvesteerd in irrigatie-infrastructuur. De enige manier om deze uitdaging aan te pakken zijn investeringen in irrigatie om de boeren te beschermen tegen de gevolgen van de droogte, de overdracht van schone
6
technologie en in de industrielanden een ommekeer in de levensstijl. Biobrandstoffen van de eerste generatie zijn geen afdoend antwoord op de klimaatverandering. Biobrandstoffen van de tweede generatie die uit plantaardig afval worden gewonnen en dus niet concurreren met voedsel, zouden wel een aanzet tot een oplossing kunnen bieden. Er is dan ook verder onderzoek op dit gebied nodig. Landbouw en veeteelt hebben als enorme uitdaging 9 miljard mensen te voeden in 2050. Toch dragen beide, landbouw en veeteelt, zelf bij aan de klimaatverandering. Hoe kunnen we de uitstoot van broeikasgassen beperken en toch meer voedsel produceren? Het is tijd om stil te staan bij onze landbouwmethodes. De “groene revolutie” die min of meer aan Afrika is voorbijgegaan maar wel een succesverhaal is gebleken in India en China, moest er komen. Nu is er echter behoefte aan een andere landbouw die minder onderhevig is aan de energieprijzen en die ook met minder dure pesticiden en kunstmest toekomt, kortom een landbouw die de grond spaart. Het is dan ook zaak middelen uit te trekken voor onderzoek in die richting. Er gaan steeds meer stemmen op om een grotere rol toe te kennen aan de kleinschalige duurzame, zelfs biologische, landbouw, en dit in het kader van de voedselsoevereiniteit van de volkeren. Hoe kan men een duurzame landbouw ontwikkelen en verbeteren? Het evaluatieverslag van het International Assessment of Agricultural Science and Technology for Development (IAASTD) (zie pag. 13) schuift tal van interessante mogelijkheden naar voren. Wat bevelen de deskundigen echter aan? Ze pleiten voor een koerswijziging van de landbouwwetenschap en -technologie die moeten worden afgestemd op de behoeften van de kleine producenten om bijvoorbeeld verliezen na de oogst te beperken of de uitputting van de grond tegen te gaan; ze zijn voorstander van milieuvriendelijker landbouwtechnologieën die aangepast zijn aan de nieuwe omstandigheden ten gevolge van de klimaatverandering en ze bepleiten investeringen in de materiële infrastructuur op het platteland en in de gezinslandbouw. U hebt het over het belang van irrigatie. Maar de landbouw verbruikt al enorme hoeveelheden water – in bepaalde landen gaat het om 85% van het beschikbare water. Hoe kan dit probleem worden opgelost? Dit is een correcte analyse. In vele landen geraken de grondwaterlagen uitgeput. De huidige landbouwtechnieken verbruiken heel veel water en zijn zelfs op relatief korte termijn onhoudbaar. Er moeten dringend waterbesparende irrigatietechnieken worden ontwikkeld en toegepast. Hoe verklaart u dat de boeren die toch zelf het voedsel in de ontwikkelingslanden produceren, het meest te kampen hebben met honger en de gevolgen ervan? Wat is in dit verband de weerslag van de Europese en Amerikaanse landbouwsubsidies?
DIMENSIE 3 • HET BLAD VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING • 3/2008
Voedsel voor iedereen: interview
Doorgaans slaan de boeren een deel van de oogst op voor persoonlijk gebruik. De rest verkopen ze om hun voeding te variëren en voor andere levensbehoeften. De prijs die ze krijgen, is al te vaak te laag. Hier spelen de landbouwsubsidies in de geïndustrialiseerde landen – die om en bij 350 miljard USD per jaar bedragen – een grote rol: ze zijn de oorzaak van oneerlijke concurrentie met de boeren in de ontwikkelingslanden. De subsidies zomaar afschaffen zou echter negatieve gevolgen hebben voor de koopkracht van de gezinnen in de ontwikkelingslanden die nettokopers van voedsel zijn. De subsidies afschaffen heeft namelijk een prijsstijging tot gevolg. Dit moet dus gepaard gaan met twee maatregelen: enerzijds sociale programma’s ter ondersteuning van de bevolking in de ontwikkelingslanden; anderzijds massale herinvesteringen in de landbouw, met name in een betere wegeninfrastructuur en een betere toegang tot technologieën, meststoffen en kredieten. Zoals ik al zei, betalen we vandaag de prijs voor twintig jaar stiefmoederlijke behandeling van de landbouw: de Wereldbank geeft dit toe. De OESO geeft elk jaar 370 miljard USD steun aan de eigen landbouw tegenover 1 miljard hulp voor de landbouw in de ontwikkelingslanden. Dit is een schande. Indien we de subsidies echter onmiddellijk schrappen, betalen de ontwikkelingslanden, die voedsel invoeren, er nog meer voor. Vroeger dumpten de Verenigde Staten en de EU overschotten als voedselhulp. Daardoor daalden de prijzen en kwamen de lokale boeren in moeilijkheden. De lokale boeren moeten worden aangezet tot eigen voedselproductie. Hun producten moeten op de lokale markten worden aangekocht en aan de armsten worden uitgedeeld. Vervang de vrachtschepen die vol graan de Atlantische Zee oversteken door financiële hulp. Wat moet er dringend veranderen om de voedselcrisis op te lossen? Wat zijn de prioriteiten? Op korte termijn moeten de internationale agentschappen in hun taak worden ondersteund. Door de prijsstijgingen zijn 755 miljoen USD extra nodig. Landen gaan tot actie over en betalen een aanvullende hulp aan het Wereldvoedselprogramma (WFP) of bieden directe hulp. Deze hulpmaatregelen zijn dringend. Geschat wordt dat in de huidige situatie 100 miljoen mensen meer met voedselonzekerheid te kampen hebben. Terzelfder tijd mag men twee dingen niet uit het oog verliezen. Indien de internationale hulp lang duurt, ontstaat er afhankelijkheid, en dit is niet wenselijk. Indien de hulp ‘in natura’ wordt gegeven, in de vorm van voedselpakketten, kan ze schadelijk zijn voor de lokale boeren die hun producten door deze concurrentie niet meer verkocht krijgen op de lokale markten. Ideaal zou zijn dat de hulp wordt geboden via lokale aankopen die aan de meest behoeftigen worden uitgedeeld, of in de vorm van toelagen aan de armsten die hiermee producten op de lokale markten kunnen kopen.
jaar beter beramen waardoor de kredieten goedkoper zullen worden; de verbruikers zijn beter beschermd tegen negatieve spiraaleffecten zoals nu het geval is en de staten kunnen voedselstrategieën makkelijker uitvoeren. Er worden verschillende mogelijkheden onderzocht: de terugkeer naar stabilisatieovereenkomsten zoals in de jaren 1970; een belasting op speculatie op landbouwproducten, naar het voorbeeld van India; of het aanleggen van voedselvoorraden waarmee de internationale koersen kunnen worden getemperd wanneer ‘agflatie’* dreigt. Als speciaal rapporteur heb ik me dan ook tot doel gesteld deze mogelijkheden met deskundigen te analyseren en aanbevelingen ter zake te formuleren. Is de voedselmarkt in de huidige economische context volgens u niet meer in staat zichzelf te reguleren? De “onzichtbare hand” is niet de oplossing, maar het probleem. Ik bestudeer de belastingsmechanismen voor speculatieve bewegingen die India wil invoeren. In de landbouw is het aanbod relatief onelastisch en bouwland kan niet tot in het oneindige worden uitgebreid. Bovendien heeft een klein aantal bedrijven – Monsanto, Dow Chemicals, Mosaic – octrooien op zaden, bestrijdingsmiddelen, meststoffen die ze tegen hoge prijzen aan kleine boeren kunnen verkopen. Er moet ook worden nagedacht over een wijziging van de regels inzake het intellectuele eigendom van deze ondernemingen die woekerwinsten maken. Oorzaak van de crisis zou ook de stijgende vleesconsumptie in het Zuiden zijn. Hoe beoordeelt u deze tendens? Je hebt 4,5 calorieën graangewas nodig voor één calorie melkproduct; en 9 calorieën graangewas voor één calorie vlees. Dus het antwoord is ja, de gewijzigde eetgewoonten in de opkomende economieën, het grotere verbruik van dierlijke proteïnen hebben de vraag naar voedselproducten structureel gewijzigd. Maar het zijn vooral onze eetgewoonten die moeten veranderen, wil men het vleesverbruik beperken. In de Verenigde Staten ligt het vleesverbruik per hoofd dubbel zo hoog als in China … Wat moet volgens u de rol zijn van de biotechnologie (in ruime zin) in de zoektocht naar oplossingen voor de huidige voedselcrisis? Dit is een vraag die ik nog bestudeer. Ik stel vast dat met name de transgene planten soms spectaculaire resultaten hebben laten zien, en in andere gevallen hebben teleurgesteld. Dit is een centrale vraag bij de keuze van het soort landbouw dat we willen. n Redactie Jean-Michel Corhay & Chris Simoens
Op middellange termijn moet er massaal in de landbouw worden geïnvesteerd. Op lange termijn moet een systeem worden bedacht dat stabiele landbouwprijzen waarborgt. Dit is in het belang van iedereen: de producenten kunnen hun ontvangsten over het * agflatie: inflatie gestuurd door stijgende prijzen voor landbouwproducten.
DIMENSIE 3 • HET BLAD VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING • 3/2008
7
© R. Somers en D. Tiberghien
Voedsel voor iedereen: een zuivelproject
Kwaliteit verzekert de toekomst van kleine melkboeren in Vietnam Er is meer nodig dan het opdrijven van de melkproductie om het inkomen van melkboeren duurzaam te verhogen. Een project in Noord-Vietnam installeerde een gloednieuw melkcontrole- en betalingssysteem met als resultaat: een win-winsituatie voor melkboeren, melkcollectoren, verwerkende industrie én consumenten.
V
ier jaar geleden zag de situatie van de zuivelsector in 5 provincies in Noord-Vietnam (Bac Ninh, Hanoi, Vinh Phuc, Hatay, Hanam, alle gelegen rondom Hanoi) er allerminst rooskleurig uit: de productie viel tegen, de melkkwaliteit was ontgoochelend en de melkprijs was ondermaats. Het inkomen van de melkboeren was dan ook bedroevend laag. Het project, “Ontwikkeling en uitbreiding van de zuivelsector in de streek van Hanoi”, uitgevoerd door de BTC (Belgische Technische Coöperatie), koos voor een innovatieve aanpak: de uitbouw van een gloednieuw melkcontrole- en betalingssysteem. Hiervoor wordt er samengewerkt met de melkverwerkende industrie en werd er meetapparatuur geïnstalleerd in de melkcollectiepunten. Daarnaast krijgen boeren en technici professioneel advies hoe ze de kwaliteit van de melk kunnen verbeteren. De transparante melk analyse verzekert dat die kwaliteit ook financieel beloond wordt. Het is vanzelfsprekend dat de verbeteringen op bedrijfsniveau ook een positieve invloed hebben op de productiviteit. Het oude systeem In Vietnam wordt melk opgehaald via melkcollectiepunten. De melk van de boeren wordt verzameld in een koelingstank in het
8
melkcollectiepunt, vooraleer het naar de verwerkende industrie wordt getransporteerd. Vervolgens wordt de kwaliteit van de melk op onregelmatige tijdstippen getest in de melkfabrieken. Als de melk niet voldoet aan de door de fabriek voorgeschreven kwaliteitsnormen, wordt de totaliteit van de melk beboet. Dit impliceert dat alle boeren worden afgestraft, ook al heeft het merendeel van die boeren een product van goede kwaliteit afgeleverd. De verantwoordelijkheid voor de melkkwaliteit lag met andere woorden altijd bij de groep van boeren, en de betrokkenheid van de melkcollectoren werd nooit in vraag gesteld. Ze spelen nochtans een belangrijke rol in het bewaringsproces van de melk. Daarenboven kregen de melkcollectoren in het oude systeem te veel macht. De geldstroom verliep steeds van de melkfabrieken via de melkcollectoren naar de boeren. Bijgevolg konden de melkcollectoren naar eigen goeddunken beslissen welke boeren werden bestraft en welke niet, zonder zich daarbij te baseren op de kwaliteit van de melk op boerderijniveau, maar eerder op basis van vermoedens en persoonlijke vetes. “Meten is weten”: het vernieuwde collectiesysteem Om het tekort aan gegevens op te vangen op het niveau van de boerderij heeft het project in 10 melkcollectiepunten elektronische apparatuur geïnstalleerd om de melk te testen.
DIMENSIE 3 • HET BLAD VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING • 3/2008
Voedsel voor iedereen: een zuivelproject
Impact en duurzaamheid Het nieuwe melkbetalingssysteem wordt uitermate geapprecieerd en gesteund door alle betrokken partijen. Het succes van het nieuwe systeem is gebaseerd op de win-winsituatie voor alle partijen. Zowel de boeren, de melkcollectoren, de verwerkende industrie als de consument varen er wel bij. De kwaliteitscontrole startte in augustus 2007. Sindsdien is de kwaliteit drastisch verbeterd, en is het effect op de productie duidelijk voelbaar.
Deze machines zijn gebruiksvriendelijk, accuraat, snel, betrouwbaar en ze zijn ontworpen om te voldoen aan de noden van het terrein. Het vet- en drogestofgehalte, alsook de eventuele aanwezigheid van toegevoegd water in de melk, wordt voor iedere boer geanalyseerd. Door de apparatuur in de melkcollectiepunten te plaatsen wordt het controlesysteem tastbaar. Daarenboven zijn de resultaten van de analyses direct zichtbaar voor de boeren. Dit alles verhoogt de transparantie, de geloofwaardigheid en de eerlijkheid van het systeem. Naast deze basisanalyses worden er om de twee weken extra melkstalen genomen voor verdere analyses in een onafhankelijk labo.
Van alle projectactiviteiten zullen vooral de kwaliteitscontrole en de melkbetaling de duurzaamheid van het project bepalen. Verbetering van de productiviteit op zich geeft immers geen garanties op kwaliteit noch op een goed inkomen. Maar een gewaarborgde transparante controle en betaling zorgen voor zekerheid.
Kwaliteit wordt beloond!
Individueel advies voor elke boer Een belangrijk luik van het betalingssysteem omvat een bonus voor boeren die bereid zijn om de richtlijnen rond “Good Dairy Farming Practices” (Goede Melkveehouderij Praktijk) op te volgen. Boeren worden elke twee maanden geëvalueerd door een team van deskundigen, die naast de evaluatie ook advies geven over hoe men de situatie op de boerderij kan verbeteren. Deze evaluatie wordt eigenlijk aanzien als een training op zich, en omvat de verschillende facetten van “Good Dairy Farming Practices” die in de loop van het project belicht werden. Deze evaluatie verbindt de verschillende projectactiviteiten, zoals de training van boeren, de optimalisatie van de grasproductie en de verbetering van de diergeneeskundige dienstverlening, met de betaling van de melk.
Het nieuwe systeem als instrument De hele opzet van het melkbetalingssysteem moet worden beschouwd als een instrument. Ten eerste om de onderhandelingspositie van de boeren te versterken binnen de Vietnamese markt en een betere prijs te krijgen voor hun kwaliteitsproduct. Maar ook om de Vietnamese overheid en de melkverwerkende industrie te sensibiliseren over de nood aan kwaliteitsnormen, en de opzet van een transparant kwaliteitscontrolesysteem. Tenslotte onderzoekt het project de economische haalbaarheid van het systeem om op een zo efficiënt mogelijke manier te adviseren omtrent de eventuele toepassing in heel Vietnam. Want voor melk van goede kwaliteit is er altijd wel een markt!n © R. Somers en D. Tiberghien
Tevens werd het betalingssysteem geoptimaliseerd en in een nieuw kleedje gestoken. Het project werkt samen met de melkverwerkende industrie om de boeren te vergoeden op basis van de melkkwaliteit van elke individuele boer. Hierdoor krijgt elke boer de melkprijs waar hij recht op heeft. Het was een bewuste keuze van het project om de melkcollectoren binnen het systeem te houden, en ze een andere rol toe te vertrouwen. Ze worden nu niet meer betrokken bij de uitbetaling van de boeren en krijgen enkel een commissie. Hoewel dit hun machtspositie vermindert, zijn de melkcollectoren toch heel tevreden. Het nieuwe systeem vermijdt immers spanningen met de boeren. De betaling van de boeren gebeurt nu op individuele bankrekeningen. Dit heeft als bijkomend voordeel dat de drempel tot de bank wordt verlaagd en dat de bank inzicht krijgt in de kredietwaardigheid van de boer.
Raf Somers et Didier Tiberghien
De tweede fase van het project “Ontwikkeling en uitbreiding van de zuivelsector in de streek van Hanoi” wordt gefinancierd door de Belgische en Vietnamese overheid. Het project wordt geïmplementeerd door het ministerie van landbouw en rurale ontwikkeling van Vietnam, met technische advies van de Belgische Technische Coöperatie. Voor meer informatie:
[email protected]
DIMENSIE 3 • HET BLAD VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING • 3/2008
9
Voedsel voor iedereen: veeteelt
© DZG-België
Een veterinaire buurtdienst in Niger
Niger, een uitgestrekt ingesloten land in West-Afrika, heeft regelmatig af te rekenen met periodes van droogte en voedselcrisissen. Achtentachtig procent van de bevolking leeft van de veeteelt, een sector die het moeilijk heeft door de zwakke gezondheid van de dieren, de schaarse investeringen van overheidswege en de overheersing van informele circuits : de voedselgezondheid en de gezondheid van de economie zijn onverbrekelijk verbonden met de gezondheid van de dieren. Om de inkomsten en de voedselzekerheid van veehoeders en landbouwers-veetelers te verbeteren, bundelden de Belgische ngo Dierenartsen Zonder Grenzen en de Nigeriaanse ngo Karkara hun vakkennis. Samen gaven ze gestalte aan PROXEL, een buurtnetwerk voor dierengezondheid en adviesverlening op het gebied van veeteelt. Het project PROXEL DZG-België verleende bijstand aan het project "Ondersteuning van de teelt van het Azawak-runderras", een bilateraal project van het Ministère des Ressources animales (Ministerie van Dierlijke Rijkdommen) van Niger en de Belgische Technische Coöperatie. PROXEL heeft meer bepaald ten doel de productie van het veebestand te verbeteren door nieuwe teelttechnieken te verspreiden die zijn afgestemd op de lokale context. In de praktijk leidde dit initiatief met name tot de oprichting van een Service Vétérinaire Privé de Proximité (SVPP - een veterinaire privé-buurtdienst). PROXEL – de samentrekking van Proximité en Elevage -, is ontstaan uit een evenwichtig partnerschap tussen DZG-België en Karkara : alle activiteiten van het project zijn het gevolg van brede samenwerkingsverbanden en synergieën met de ontwikkelingspartners, de basisorganisaties en de andere bestaande structuren die de
10
vaardigheden en de ervaring van eenieder benutten en bijdragen tot meer efficiëntie op het terrein. Het werkgebied van het project is groter dan België, en telt een bevolking van 550.000 personen van Haoussa, Toeareg, Peul en Arabische origine. Het project was eerst toegespitst op de achtergestelde gebieden die de humanitaire hulp vaak links laat liggen. Voor een groot aantal begunstigden is veeteelt de enige bron om in hun levensonderhoud te voorzien. Voor de anderen is veeteelt een manier om te sparen en het gezin te voeden, als aanvulling op het inkomen uit de landbouwproductie, dat vaak niet veel voorstelt. In het project wordt vooral veel aandacht besteed aan de zwakste laag van de plattelandsbevolking. Een kliniek aan het hoofd van het netwerk De SVPP is het best uitgebouwd in het departement Dakoro. De privé-kliniek PROXIVET, die geleid wordt door dierenarts Dr Hamidou Issoufou, zorgt voor de omkadering van een netwerk van
DIMENSIE 3 • HET BLAD VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING • 3/2008
Voedsel voor iedereen: veeteelt
veeartsassistenten die over het hele departement zijn verspreid. De kliniek zet grote vaccinatiecampagnes voor vee op touw en staat in voor het in de handel brengen van veterinaire producten in het gebied. Daarnaast beantwoordt ze noodoproepen om de uitbreiding van dierziektes te voorkomen. De kliniek wordt niet alleen bezocht door veeboeren maar ook door de assistenten van Dr. Hamidou : ze komen om hun voorraad veterinaire producten aan te vullen of om ondersteuning van de dierenarts of diens helper te vragen. Via het netwerk dat in Dakoro een zestigtal veeartsassistenten telt, kan de actie van de kliniek worden uitgebreid en kan de kwaliteitszorg dichter bij de veeboeren worden gebracht. De assistenten komen uit de gemeenschappen, wat hen de verankering en sociale erkenning verleent die noodzakelijk zijn voor de duurzaamheid van de activiteiten. Ondersteuning van de SVPP door PROXEL
© DZG-België
De SVPP doet niet alleen aan zorgverstrekking maar staat ook in voor de opleiding en de sensibilisering van veeboeren. In samenwerking met de veetelersverenigingen, de gedecentraliseerde technische diensten, de verkozenen van de gemeenschap en de traditionele hoofden, worden alle middelen ingezet om zoveel mogelijk mannen en vrouwen te bereiken. Op die manier wordt het belang van de dierengezondheid onder ieders aandacht gebracht en laten alsmaar meer veeboeren hun vee inenten. Daarnaast worden (gedeeltelijk of geheel terugbetaalbare) steunbedragen toegekend voor veterinair materiaal om het netwerk op te zetten en de uitbreiding ervan mogelijk te maken. Al deze vormen van steunverlening hielpen de SVPP goed op dreef te komen en autonoom te functioneren. PROXEL probeert nu de gemeenten, die pas zijn opgericht en in theorie reeds verantwoordelijk zijn, alsmede de gedecentraliseerde technische diensten die vaak over het hoofd worden gezien, bij de onderneming te betrekken. Zo deze fase met succes wordt afgerond is de ondersteuning geslaagd en wordt het pad geëffend voor een betere coherentie en functionaliteit op alle niveaus.
Tienmaal zoveel inentingen In Dakoro is er een "voor" en een "na" PROXEL. In 2003 waren er 25.000 inentingen, een cijfer dat vier jaar later tienmaal hoger ligt : in 2007 werden 250.000 inentingen geregistreerd! Een andere indicator voor het welslagen van het project is het aantal veeboeren die vandaag deel uitmaken van het netwerk: ze zijn vandaag met duizenden. Wat is hun mening ? "– Dankzij de inentingen worden mijn dieren minder getroffen door ziekte en geven ze meer melk. – We zijn het zeboeproject zeer dankbaar: sinds zijn komst zijn er veel minder dierziektes en hebben we het minder moeilijk. – Ik kon de opbrengst van mijn vee verhogen. Ik liet het inenten en er bleef nog geld over om een paard en een kar te kopen". n Dierenartsen zonder grenzen - België www.vsf-belgium.org
In 2007 ontving DZG-België de alfabetiseringsprijs van het 8 septemberfonds dat wordt beheerd door de Koning Boudewijnstichting. Deze prijs ter waarde van 25.000 EUR beloont innoverende initiatieven inzake de strijd tegen analfabetisme in ontwikkelingslanden. Analfabetisme vormt immers een ernstige hinderpaal voor veeboeren: het alfabetiseringsprogramma van DZG-België richt zich dan ook op personen die beslissingen nemen in het productieproces – vaak zijn dat assistenten of vrouwen die deel uitmaken van een groepering of een bestuurscomité. De lessen worden in de lokale taal verstrekt, wat nieuw is aangezien de meeste alfabetiseringslessen in het Frans worden gegeven en vaak geen rekening houden met de beroepsgerichte woordenschat. DZG-België hoopt met de prijs van het 8 septemberfonds 13.000 gezinnen van veeboeren te kunnen bereiken.
© DZG-België
Alfabetiseringsprijs
DIMENSIE 3 • HET BLAD VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING • 3/2008
11
Voedsel voor iedereen: veeteelt
Trypanotolerante rassen bieden oplossing voor slaapziekte bij vee in Afrika runderen, en de Djallonke schapen en dwerggeiten. Deze hebben door natuurlijke selectie over duizenden jaren een niveau van resistentie tegen trypanosomen ontwikkeld waardoor ze zonder behandeling kunnen overleven en zich voortplanten, daar waar andere rassen zoals de zebu’s dit niet kunnen. Hoewel de trypanotolerante veerassen meestal kleiner van formaat zijn dan de andere rassen betekent dit niet noodzakelijk dat hun productiviteit lager ligt. Trypanotolerante runderen maken zowat 6% uit van de totale rundveepopulatie in Afrika. Bij schapen en geiten ligt het aandeel van de trypanotolerante rassen op resp. 41% en 43%. Op het Internationaal Trypanotolerantiecentrum (ITC) in Banjul (Gambia) wordt trypanotolerantie in al zijn facetten onderzocht. Het ITC krijgt al sinds zijn oprichting in 1984 steun van DGOS en werkt nauw samen met het Instituut voor Tropische Geneeskunde (ITG) van Antwerpen. Volgende interessante resultaten werden al bekomen:
© IMT
• N’Dama runderen zijn niet alleen resistent tegen slaapziekte, maar bieden ook een zekere graad van weerstand tegen sommige teken en door teken overgedragen ziekten.
Slaapziekte of trypanosomiase bij het vee blijft een groot probleem voor de veeteelt in SubSahara Afrika. De directe en indirecte verliezen worden geschat op 5 miljard USD per jaar. Maar de natuur zelf heeft voor een oplossing gezorgd: trypanotolerante veerassen.
I
n veel Afrikaanse landen kunnen runderen en kleine herkauwers slechts overleven mits regelmatige behandelingen tegen slaapziekte met trypanocide producten en/of insecticidebehandelingen tegen de tseetseevlieg die trypanosomiase overbrengt naar dier en mens. De meeste producten om slaapziekte bij het vee te behandelen zijn al 40 à 50 jaar op de markt en de resistentie van de trypanosomen tegen deze producten neemt dan ook op onrustbarende wijze toe. Bovendien is duurzame bestrijding van tseetseevliegen niet eenvoudig. Het vraagt een degelijke organisatie en ruime financiële middelen, en deze zijn niet altijd beschikbaar in de landen waar dierlijke trypanosomiase een probleem is.
• Djallonke schapen zijn minder resistent tegen slaapziekte dan N’Dama runderen; de graad van trypanotolerantie bij Djallonke dwerggeiten is nog lager dan bij de schapen. De Djallonke dwerggeiten hebben namelijk hun trypanotolerantie al gedeeltelijk verloren door ongecontroleerde kruising met andere geitenrassen (o.a. Sahel geiten). • Moleculaire technieken laten een betere diagnose toe van slaapziekte en een andere belangrijke ziekte bij kleine herkauwers (cowdriose of heartwater). • Eenvoudige management-pakketten werden ontwikkeld voor de veeboeren, met richtlijnen voor een betere ziektebestrijding bij schapen en geiten. Stress en infecties kunnen immers de trypanotolerante dieren zodanig verzwakken dat ze toch bezwijken aan de slaapziekte. De impact van de activiteiten van het ITC op de levensstandaard van de lokale veehouders is aanzienlijk! Families waar interventies van het ITC gebeurden blijken ongeveer driemaal meer inkomen te hebben uit elk stuk vee (= TLU of ‘Tropical Livestock Unit’) dan families waar geen interventies gebeurden. n S. Geerts et P. Van den Bossche ITG, Antwerpen Meer info over het ITC: www.itc.gm
De natuur heeft echter voor een eenvoudige oplossing gezorgd onder de vorm van trypanotolerante veerassen zoals de N’Dama
12
DIMENSIE 3 • HET BLAD VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING • 3/2008
Voedsel voor iedereen: duurzame landbauw
© CE/R. Canessa
Voor een duurzame wereldlandbouw
Na het klimaat vormt nu ook de landbouw het voorwerp van een globale wetenschappelijke balans. De huidige productiemethodes zijn een bedreiging voor het milieu en kunnen, volgens een verslag dat op 15 april werd voorgesteld, het probleem van de hongersnood verergeren.
I
n een periode waarin door de prijzenexplosie tientallen arme landen met hongersnood bedreigd worden, komt het verslag van de 400 wetenschappers van het IAASTD* - vergelijkbaar met de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering – na vier jaar werkzaamheden tot een onherroepelijk besluit: de huidige voedselproductie is niet duurzaam. Onder covoorzitterschap van de Zwitserse agronoom Hans Rudolf Herren werd dit verslag in Johannesburg goedgekeurd door 60 landen, die samen alle regio’s vertegenwoordigden, en door de Wereldbank. De multinationals uit de agrochemie, waaronder Monsanto en Syngenta, waren de enigen die het verslag niet onderschreven. “Wij souperen ons landkapitaal op” En het slechte nieuws? “Zolang we op deze manier doorgaan, zullen de voedselcrisissen blijven toenemen, voorspelt de agronoom. Onze methodes putten de bodem uit en verbruiken te veel aardolie. Door de klimaatverandering zijn er meer droogteperiodes en overstromingen. Het landbouwbeleid, de vrijgemaakte wereldhandel en het gebruik van agrobrandstoffen gaan ten koste van het voedsel voor de armsten. Vandaag soupeert de mensheid haar landkapitaal op.” Een treffende paradox. Sinds dertig jaar spoort de Wereldbank de arme landen te zeer aan om – ter aflossing van hun schulden – meer exportgewassen te telen, ten koste van de teelt van voedingsgewassen. Vandaag stelt men vast dat deze intensieve teelten (katoen, koffie, soja, palm, …) schade hebben toegebracht aan het milieu en de kleine landbouwers hebben geruïneerd. En diezelfde Wereldbank prijst nu herinvesteringen in de zelfvoorzieningslandbouw aan. Een andere co-auteur van het verslag, Achim Steiner, directeur van het Milieuprogramma van de Verenigde Naties, voorspelt dat het over 30 jaar geheid misloopt indien de agro-industrie “de maximalisering van de productie tegen de laagste kostprijs blijft nastreven. (…) Er heerst een collectieve onwetendheid over de wisselwerking tussen landbouw en natuurlijke systemen, en dat moet veranderen.”
“De opbrengst massaal verhogen is geen oplossing, vervolgt Herren. In de eerste plaats is daar te veel fossiele energie en te veel geld voor nodig. Wereldwijd ligt het belangrijkste probleem niet bij de productiviteit, maar bij de distributie. Tot nu toe kon de gene engineering nog niet voor mirakels zorgen. Evenmin als de chemie kunnen deze technieken de oorzaken van het voedselprobleem aanpakken. Zij kunnen enkel zorgen voor een tijdelijke symptoombestrijding. In het verslag komen deze technieken aan bod, maar zij hebben slechts een klein aandeel in de oplossingen. Het gebruik van zaden met een hoog rendement dient tot niets zonder een verbetering van bodem, markten, gezondheid, kennis en sociale structuren!” Het enige minpunt: de agrochemie was niet echt enthousiast. Het verslag stelt de besluitvormers 21 essentiële bevindingen voor met het oog op een meer humane landbouw in harmonie met de natuur, herstel van de bodem, steun aan de landbouwers, verspreiding van methodes die productief en ecologisch zijn, samenbrengen en verdelen van voorraden bij hongersnood, bestrijden van graanspeculatie, een productie die minder energie verbruikt, enz. n Daniel Wermus InfoSud
Een werkelijk globale visie Vier jaar werk, 2000 pagina’s, 400 wetenschappers die de landbouw in al haar aspecten hebben uitgediept – agronomisch, sociaal, ecologisch, economisch, commercieel, politiek, wetgevend, cultureel. In het verslag van het IAASTD werden in alle stadia het landbouwmilieu, het consumentenmilieu, het maatschappelijk middenveld, de openbare sector en de privésector opgenomen. Deze vernieuwende procedure om de gevaren en de oplossingen voor de mensheid tot 2050 te bepalen, blijft niet-bindend.
* International Assessment of Agricultural Knowledge, Science and Technology for Development - www.agassessment.org DIMENSIE 3 • HET BLAD VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING • 3/2008
13